DE UNIVERSELE VERKLARING VAN DE RECHTEN VAN DE MENS Preambule Overwegende, dat erkenning van de inherente waardigheid en van de gelijke en onvervreemdbare rechten van alle leden van de mensengemeenschap grondslag is voor de vrijheid, gerechtigheid en vrede in de wereld; Overwegende, dat terzijdestelling van en minachting voor de rechten van de mens geleid hebben tot barbaarse handelingen, die het geweten van de mensheid geweld hebben aangedaan en dat de komst van een wereld, waarin de mensen vrijheid van meningsuiting en geloof zullen genieten, en vrij zullen zijn van vrees en gebrek, is verkondigd als het hoogste ideaal van iedere mens; Overwegende, dat het van het grootste belang is, dat de rechten van de mens beschermd worden door de suprematie van het recht, opdat de mens niet gedwongen worde om in laatste instantie zijn toevlucht te nemen tot opstand tegen tyrannie en onderdrukking; Overwegende, dat het van het grootste belang is om de ontwikkeling van vriendschappelijke betrekkingen tussen de naties te bevorderen; Overwegende, dat de volkeren van de Verenigde Naties in het Handvest hun vertrouwen in de fundamentele rechten van de mens, in de waardigheid en de waarde van de mens en in de gelijke rechten van mannen en vrouwen opnieuw hebben bevestigd, en besloten hebben om sociale vooruitgang en een hogere levensstandaard in groter vrijheid te bevorderen; Overwegende, dat de Staten, welke Lid zijn van de Verenigde Naties, zich plechtig verbonden hebben om, in samenwerking met de Organisatie van de Verenigde Naties, overal de eerbied voor en inachtneming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden te bevorderen; Overwegende, dat het van het grootste belang is voor de volledige nakoming van deze verbintenis, dat een ieder begrip hebbe voor deze rechten en vrijheden; Op grond daarvan proclameert de Algemene Vergadering deze Universele Verklaring van de Rechten van de Mens als het
gemeenschappelijk door alle volkeren en alle naties te bereiken ideaal, opdat ieder individu en elk orgaan van de gemeenschap, met deze verklaring voortdurend voor ogen, er naar zal streven door onderwijs en opvoeding de eerbied voor deze rechten en vrijheden te bevorderen, en door vooruitstrevende maatregelen, op nationaal en internationaal terrein, deze rechten algemeen en daadwerkelijk te doen erkennen en toepassen, zowel onder de volkeren van Staten die Lid van de Verenigde Naties zijn, zelf, als onder de volkeren van gebieden, die onder hun jurisdictie staan: Artikel 1 Alle mensen worden vrij en gelijk in waardigheid en rechten geboren. Zij zijn begiftigd met verstand en geweten, en behoren zich jegens elkander in een geest van broederschap te gedragen. Artikel 2 Een ieder heeft aanspraak op alle rechten en vrijheden, in deze Verklaring opgesomd, zonder enig onderscheid van welke aard ook, zoals ras, kleur, geslacht, taal, godsdienst, politieke of andere overtuiging, nationale of maatschappelijke afkomst, eigendom, geboorte of andere status. Verder zal geen onderscheid worden gemaakt naar de politieke, juridische of internationale status van het land of gebied, waartoe iemand behoort, onverschillig of het een onafhankelijk, trust-, of niet-zelfbesturend gebied betreft, dan wel of er een andere beperking van de soevereiniteit bestaat Artikel 3 Een ieder heeft het recht op leven, vrijheid en onschendbaarheid van zijn persoon. Artikel 4 Niemand zal in slavernij of horigheid gehouden worden. Slavernij en slavenhandel in iedere vorm zijn verboden. Artikel 5 Niemand zal onderworpen worden aan folteringen, noch aan een wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing.
Artikel 6 Een ieder heeft, waar hij zich ook bevindt, het recht als persoon erkend te worden voor de wet. Artikel 7 Allen zijn gelijk voor de wet en hebben zonder onderscheid aanspraak op gelijke bescherming door de wet. Allen hebben aanspraak op gelijke bescherming tegen iedere achterstelling in strijd met deze Verklaring en tegen iedere ophitsing tot een dergelijke achterstelling. Artikel 8 Een ieder heeft recht op daadwerkelijke rechtshulp van bevoegde nationale rechterlijke instanties tegen handelingen, welke in strijd zijn met de grondrechten hem toegekend bij Grondwet of wet. Artikel 9 Niemand zal onderworpen worden aan willekeurige arrestatie, detentie of verbanning. Artikel 10 Een ieder heeft, in volle gelijkheid, recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak door een onafhankelijke en onpartijdige rechterlijke instantie bij het vaststellen van zijn rechten en verplichtingen en bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde strafvervolging. Artikel 11 1. Een ieder, die wegens een strafbaar feit wordt vervolgd, heeft er recht op voor onschuldig gehouden te worden, totdat zijn schuld krachtens de wet bewezen wordt in een openbare rechtszitting, waarbij hem alle waarborgen, nodig voor zijn verdediging, zijn toegekend. 2. Niemand zal voor schuldig gehouden worden aan enig strafrechtelijk vergrijp op grond van enige handeling of enig verzuim, welke naar nationaal of internationaal recht geen strafrechtelijk vergrijp betekenden op het tijdstip, waarop de handeling of het verzuim begaan werd. Evenmin zal een
zwaardere straf worden opgelegd dan die, welke ten tijde van het begaan van het strafbare feit van toepassing was. Artikel 12 Niemand zal onderworpen worden aan willekeurige inmenging in zijn persoonlijke aangelegenheden, in zijn gezin, zijn tehuis of zijn briefwisseling, noch aan enige aantasting van zijn eer of goede naam. Tegen een dergelijke inmenging of aantasting heeft een ieder recht op bescherming door de wet. Artikel 13 1. Een ieder heeft het recht zich vrijelijk te verplaatsen en te vertoeven binnen de grenzen van elke Staat. 2. Een ieder heeft het recht welk land ook, met inbegrip van het zijne, te verlaten en naar zijn land terug te keren. Artikel 14 1. Een ieder heeft het recht om in andere landen asiel te zoeken en te genieten tegen vervolging. 2. Op dit recht kan geen beroep worden gedaan ingeval van strafvervolgingen wegens misdrijven van niet-politieke aard of handelingen in strijd met de doeleinden en beginselen van de Verenigde Naties. Artikel 15 1. Een ieder heeft het recht op een nationaliteit. 2. Aan niemand mag willekeurig zijn nationaliteit worden ontnomen, noch het recht worden ontzegd om van nationaliteit te veranderen. Artikel 16 1. Zonder enige beperking op grond van ras, nationaliteit of godsdienst, hebben mannen en vrouwen van huwbare leeftijd het recht om te huwen en een gezin te stichten. Zij hebben gelijke rechten wat het huwelijk betreft, tijdens het huwelijk en bij de ontbinding ervan. 2. Een huwelijk kan slechts worden gesloten met de vrije en volledige toestemming van de aanstaande echtgenoten.
3. Het gezin is de natuurlijke en fundamentele groepseenheid van de maatschappij en heeft recht op bescherming door de maatschappij en de Staat. Artikel 17 1. Een ieder heeft recht op eigendom, hetzij alleen, hetzij tezamen met anderen. 2. Niemand mag willekeurig van zijn eigendom worden beroofd. Artikel 18 Een ieder heeft recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst;dit recht omvat tevens de vrijheid om van godsdienst of overtuiging te veranderen, alsmede de vrijheid hetzij alleen, hetzij met anderen zowel in het openbaar als in zijn particuliere leven zijn godsdienst of overtuiging te belijden door het onderwijzen ervan, door de praktische toepassing, door eredienst en de inachtneming van de geboden en voorschriften. Artikel 19 Een ieder heeft recht op vrijheid van mening en meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid om zonder inmenging een mening te koesteren en om door alle middelen en ongeacht grenzen inlichtingen en denkbeelden op te sporen, te ontvangen en door te geven. Artikel 20 1. Een ieder heeft recht op vrijheid van vreedzame vereniging en vergadering. 2. Niemand mag worden gedwongen om tot een vereniging te behoren. Artikel 21 1. Een ieder heeft het recht om deel te nemen aan het bestuur van zijn land, rechtstreeks of door middel van vrij gekozen vertegenwoordigers. 2. Een ieder heeft het recht om op voet van gelijkheid te worden toegelaten tot de overheidsdiensten van zijn land. 3. De wil van het volk zal de grondslag zijn van het gezag van de Regering; deze wil zal tot uiting komen in periodieke en eerlijke verkiezingen, die gehouden zullen worden krachtens algemeen en
gelijkwaardig kiesrecht en bij geheime stemmingen of volgens een procedure, die evenzeer de vrijheid van de stemmen verzekert. Artikel 22 Een ieder heeft als lid van de gemeenschap recht op maatschappelijke zekerheid en heeft er aanspraak op, dat door middel van nationale inspanning en internationale samenwerking, en overeenkomstig de organisatie en de hulpbronnen van de betreffende Staat, de economische, sociale en culturele rechten, die onmisbaar zijn voor zijn waardigheid en voor de vrije ontplooiing van zijn persoonlijkheid, verwezenlijkt worden. Artikel 23 1. Een ieder heeft recht op arbeid, op vrije keuze van beroep, op rechtmatige en gunstige arbeidsvoorwaarden en op bescherming tegen werkloosheid. 2. Een ieder, zonder enige achterstelling, heeft recht op gelijk loon voor gelijke arbeid. 3. Een ieder, die arbeid verricht, heeft recht op een rechtvaardige en gunstige beloning, welke hem en zijn gezin een menswaardig bestaan verzekert, welke beloning zo nodig met andere middelen van sociale bescherming zal worden aangevuld. 4. Een ieder heeft het recht om vakverenigingen op te richten en zich daarbij aan te sluiten ter bescherming van zijn belangen. Artikel 24 Een ieder heeft recht op rust en op eigen vrije tijd, met inbegrip van een redelijke beperking van de arbeidstijd, en op periodieke vakanties met behoud van loon. Artikel 25 1. Een ieder heeft recht op een levensstandaard, die hoog genoeg is voor de gezondheid en het welzijn van zichzelf en zijn gezin, waaronder inbegrepen voeding, kleding, huisvesting en geneeskundige verzorging en de noodzakelijke sociale diensten, alsmede het recht op voorziening in geval van werkloosheid, ziekte, invaliditeit, overlijden van de echtgenoot, ouderdom of een ander gemis aan bestaansmiddelen, ontstaan ten gevolge van omstandigheden onafhankelijk van zijn wil.
2. Moeder en kind hebben recht op bijzondere zorg en bijstand. Alle kinderen, al dan niet wettig, zullen dezelfde sociale bescherming genieten. Artikel 26 1. Een ieder heeft recht op onderwijs; het onderwijs zal kosteloos zijn, althans wat het lager en basisonderwijs betreft. Het lager onderwijs zal verplicht zijn. Ambachtsonderwijs en beroepsopleiding zullen algemeen beschikbaar worden gesteld. Hoger onderwijs zal openstaan voor een ieder, die daartoe de begaafdheid bezit. 2. Het onderwijs zal gericht zijn op de volle ontwikkeling van de menselijke persoonlijkheid en op de versterking van de eerbied voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Het zal het begrip, de verdraagzaamheid en de vriendschap onder alle naties, rassen of godsdienstige groepen bevorderen en het zal de werkzaamheden van de Verenigde Naties voor de handhaving van de vrede steunen. 3. Aan de ouders komt in de eerste plaats het recht toe om de soort van opvoeding en onderwijs te kiezen, welke aan hun kinderen zal worden gegeven. Artikel 27 1. Een ieder heeft het recht om vrijelijk deel te nemen aan het culturele leven van de gemeenschap, om te genieten van kunst en om deel te hebben aan wetenschappelijke vooruitgang en de vruchten daarvan. 2. Een ieder heeft het recht op de bescherming van de geestelijke en materiële belangen, voortspruitende uit een wetenschappelijk, letterkundig of artistiek werk, dat hij heeft voortgebracht. Artikel 28 Een ieder heeft recht op het bestaan van een zodanige maatschappelijke en internationale orde, dat de rechten en vrijheden, in deze Verklaring genoemd, daarin ten volle kunnen worden verwezenlijkt. Artikel 29 1. Een ieder heeft plichten jegens de gemeenschap, zonder welke de vrije en volledige ontplooiing van zijn persoonlijkheid niet mogelijk is.
2. In de uitoefening van zijn rechten en vrijheden zal een ieder slechts onderworpen zijn aan die beperkingen, welke bij de wet zijn vastgesteld en wel uitsluitend ter verzekering van de onmisbare erkenning en eerbiediging van de rechten en vrijheden van anderen en om te voldoen aan de gerechtvaardigde eisen van de moraliteit, de openbare orde en het algemeen welzijn in een democratische gemeenschap.
VERWERKING UVRM – OVERWEGING 1 Overwegende, dat erkenning van de inherente waardigheid en van de gelijke en onvervreemdbare rechten van alle leden van de mensengemeenschap grondslag is voor de vrijheid, gerechtigheid en vrede in de wereld; Preambule UVRM alinea 1 Overwegen
De samenstellers hebben het bovenstaande overwogen. Vraagt dat niet dat ook wij deze woorden en zinnen overwegen. Overwegen, dat is wikken en wegen, dat is nadenken, dat is telkens opnieuw tot je laten doordringen, dat is tijd vrij maken voor, dat is als het ware herkauwen en als de waarde van deze zin je aanspreekt, van buiten leren of verinnerlijken. Dat
Er staat dat en niet of. De samenstellers hebben dit alles al overwogen en zijn er van overtuigd dat dit de werkelijkheid is. Wij beginnen te overwegen en kunnen na verloop van tijd ook zeggen: dat …. Erkenning
Dus niet: de ontkenning, het niet-weten, het niet kennen en niet erkennen, het nooit bedacht hebben, het niet willen weten. Dus wel: de erkenning, kennen, weten, overdenken en overdacht hebben. Dus wel: het erkennen van, instemmen met, bewust zijn van, handelen naar. Dus wel: openlijk te kennen geven van, openlijk willen kennen, als rechtmatig beschouwen en handelen. Dus wel: de juistheid, de billijkheid en de waarheid ervan beseffen.
Erkenning van de inherente waardigheid
Inherente waardigheid, dus waardigheid op basis van het bestaan, op basis van het leven, op basis van het menszijn. Geen waardigheid die ons van buiten wordt toegekend door afkomst, opleiding, religie, of wat dan ook, maar inherent, van binnen uit, onafscheidelijk verbonden met het menszijn. Geen onwaardigheid die ons wordt aangepraat, geen inherente schuldigheid, zondigheid, niet in staat tot enig goeds. Maar waardigheid, een woord dat wij telkens opnieuw in gesprek moeten invullen om te komen tot erkenning van de inherente waardigheid in denken, voelen en handelen. Erkenning van de gelijke en onvervreemdbare rechten.
Erkenning zie boven en gelijke en onvervreemdbare rechten zie overweging zes. Grondslag voor de vrijheid, gerechtigheid en vrede in de wereld
Niet de religies van het Midden Oosten, niet de bijbel, de koran of de catechismus zijn grondslag voor vrijheid gerechtigheid en vrede, maar de erkenning van …zie boven Als het dus gaat om vrijheid, gerechtigheid en vrede dan is de erkenning van de waardigheid en van de rechten van de mens voldoende als grondslag. Dit leggen wij geen God of Goden meer in de mond. Dit, wat wij mensen, zelf en samen, hebben bedacht en erkend, door schade en schande wijzer geworden. ( Zie ook de afscheidsrede van Dr. Karl Merks, Tilburg, 5 maart 2004.) Kunnen wij instemmen met de idee dat de "erkenning van de inherente waardigheid van de mens en van de gelijke en onvervreemdbare rechten" voldoende grondslag is voor de vrijheid, gerechtigheid en vrede in de wereld? Of is er veel meer nodig? Instemmen met hoofd, hart en hand, dus in ons denken, in ons voelen en in ons doen.
Erkenning
Erkenning jawel … Maar hoe krijgen wij het voor elkaar dat de grote massa van de wereldbewoners tot deze erkenning komt en het besef van deze UVRM niet beperkt blijft tot een kleine elite.
UVRM – OVERWEGING 2 Overwegende, dat terzijdestelling van en minachting voor de rechten van de mens geleid hebben tot barbaarse handelingen, die het geweten van de mensheid geweld hebben aangedaan en dat de komst van een wereld, waarin de mensen vrijheid van meningsuiting en geloof zullen genieten, en vrij zullen zijn van vrees en gebrek, is verkondigd als het hoogste ideaal van iedere mens; Preambule UVRM alinea 2 Twee aspecten
Deze overweging van de volken van de aarde haalt twee aspecten naar voren. Het eerste aspect is de negatieve contrastervaring van de barbarij die door de terzijdestelling van en de minachting voor de waardigheid en de rechten van de mens is veroorzaakt. Het geweten van de mensheid is door de oorlogen en de wreedheid, door haat en onrecht, door tirannie en onderdrukking geschokt en geweld aangedaan. Directe aanleiding en achtergrond van deze Verklaring is de Tweede Wereldoorlog. "Dit nooit meer" was de overtuiging van de toenmalige wereldleiders. Het tweede aspect is de verkondiging van het hoogste ideaal voor iedere mens. Dat ideaal is de komst van een wereld waarin de mensen vier vrijheden genieten. Deze vier vrijheden zijn: vrijheid van meningsuiting, vrijheid van geloof, vrijheid van gebrek en vrijheid van vrees. Het idee van de vier vrijheden is gelanceerd door President Franklin D. Roosevelt. Later is het recht op zelfbeschikking hier nog aan toegevoegd. Terzijdestelling en minachting
Terzijdestelling en minachting moeten plaats maken voor: in het midden stellen, in het brandpunt stellen van de aandacht, van het denken, van het voelen en van het handelen. Minachting moet plaats maken voor
achting en hoogachting van de waardigheid van de mens en van de onvervreemdbare rechten. Vrijheden geen vrijbrieven
De vrijheden in het bijzonder van meningsuiting en geloof zijn geen vrijbrieven voor de verkondiging en de beleving van haat, wraak, vernedering, verachting, uitsluiting, discriminatie, achterstelling, enz. Integendeel de toets is humaniteit en de bevordering van menswaardigheid. Het hoogste ideaal voor iedere mens
Is dat ons hoogste ideaal? Is dat het hoogste ideaal voor iedere mens: de komst van een wereld en tegelijk het werken aan een wereld waarin de vier vrijheden en waarin gerechtigheid en vrede heersen. Hebben wij ons dat al eigen gemaakt? Miljoenen mensen zetten zich momenteel reeds in voor de rechten van de mens. En wij? En wordt ons dit ideaal voorgehouden in de media, in de politieke debatten, in de kerkelijke verkondigingen, in de religies en de ideologieën in onze wereld. Zijn de gedachten van deze Verklaring een toets waaraan wij idealen en systemen kunnen toetsen. Hebben wij als hoogste ideaal de komst van een wereld waarin mensen vrijheid, gerechtigheid en vrede genieten? Zo ja/ zo nee. Waaraan is dat te zien? Wat doet nu het geweten van de mensheid geweld aan?
UVRM – OVERWEGING 3 Overwegende, dat het van het hoogste belang is, dat de rechten van de mens beschermd worden door de suprematie van het recht, opdat de mens niet gedwongen worde om in laatste instantie zijn toevlucht te nemen tot opstand tegen tirannie en onderdrukking; Overwegende, dat het van het hoogste belang is, de ontwikkeling van vriendschappelijke betrekkingen tussen de naties te bevorderen;
Preambule UVRM alinea 3 en 4 Hoogste belang
De rechten van de mens en de waardigheid van de mens beschermen is niet zo maar een belang maar van het hoogste belang. Ook de ontwikkeling van vriendschappelijke betrekkingen tussen de naties is niet zo maar een belang maar van het hoogste belang. Beschermen en bevorderen
Beschermen en bevorderen zijn sleutelwerkwoorden. De rechtsbescherming, de bescherming door het Recht geldt voor alle mensen. Het is een bescherming van mensen tegenover machthebbers, overheden en ook medeburgers vooral tegen willekeur. In de UVRM lezen wij en leren wij wat mensen toekomt maar ook waartoe wij ons verplichten om mensen te doen toekomen. Suprematie van het recht
Het recht moet de waardigheid van de mens en de rechten van de mens beschermen. Aan het recht komt het hoogste en uiteindelijke gezag toe. De rechtstaat is gebaseerd op het recht en heeft als taak de rechten van de mens en de menselijke waardigheid te beschermen. Er is niets hogers dan het recht dat wij mensen samen vaststellen zoals hier gedaan in deze Verklaring. Tirannie en onderdrukking
Tirannie en onderdrukking zijn de tegenpolen van het oppergezag van het recht en van de rechtstaat. "De tirannie verdrijven die mijn hart doorwondt"staat niet voor niets in ons volkslied. De voornaamste vraag is: Erkennen wij de suprematie van het Recht zoals neergelegd o.a. in deze Verklaring, als een gezag dat uitgaat boven bijbel en koran, boven kerk, moskee en tempel? Moeten deze instellingen hun leringen en gedragingen ook toetsen aan de deze Verklaring? Gebeurt dat?
UVRM – OVERWEGING 4 Overwegende, Dat de volkeren van de Verenigde Naties in het Handvest hun vertrouwen
in de fundamentele rechten van de mens in de waarde en de waardigheid van de mens en in de gelijke rechten van mannen en vrouwen opnieuw hebben bevestigd, en besloten hebben sociale vooruitgang en een hogere levensstandaard in groter vrijheid te bevorderen; Overwegende, dat de Staten, welke Lid zijn van de Verenigde Naties, zich plechtig verbonden hebben om, in samenwerking met de Organisatie van de Verenigde Naties, overal de eerbied voor de inachtneming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden te bevorderen; Overwegende, dat het van het grootste belang is voor de nakoming van deze verbintenis, dat een ieder begrip hebbe voor deze rechten en vrijheden; Preambule UVRM alinea 5 6 7 Volkeren en Staten
Volkeren van de Verenigde Naties en Staten die lid zijn van de Verenigde Naties, dus niet zo maar een aantal mensen maar hele volken en staten hebben hun vertrouwen in de inhoud van deze Verklaring bevestigd. Het gaat dus om meer dan een particulier initiatief en wel om een universeel gedragen initiatief. Vertrouwen
Vertrouwen in de waarde en de waardigheid van de mens, vertrouwen in de fundamentele rechten, vertrouwen in de gelijke rechten van mannen en vrouwen, vertrouwen dat de erkenning van dit alles grondslag is voor vrijheid, gerechtigheid en vrede, dat is de boodschap van volken en staten in deze verklaring. Vertrouwen en dus geen wantrouwen. Is dit een vertrouwen dat de nadere uitwerking is van het basisvertrouwen dat, als alles goed gaat, kinderen meekrijgen van hun ouders?
Overal bevorderen
Sociale vooruitgang, een hogere levensstandaard in groter vrijheid, eerbied voor de inachtneming van de rechten en de vrijheden bevorderen, dat zien de volken en de naties als plicht. Begrip hebben
Ieder, iedereen, jan en alleman, iedereen waar ook ter wereld behoort te begrijpen en begrip te hebben van deze rechten en vrijheden, van de waarde en de waardigheid van de mens. Dat is een weergaloze taak, een taak zonder weerga in de geschiedenis. Hebben wij hetzelfde en een even groot vertrouwen in de waarde en de waardigheid van de mens en in de erkenning daarvan als de vertegenwoordigers van de volken van de Verenigde naties? Hebben wij het vertrouwen dat de instemming met deze waardigheid en met deze rechten grondslag is voor vrijheid, gerechtigheid en vrede? Vinden wij dat in achtneming van deze levensovertuiging onze eerbied verdient?
UVRM – OVERWEGING 5 Op grond daarvan proclameert de ALGEMENE VERGADERING deze Universele Verklaring van de Rechten van de Mens als het gemeenschappelijk door alle volken en naties te bereiken ideaal, opdat ieder individu en elk orgaan van de gemeenschap, met deze Verklaring voortdurend voor ogen, er naar zal streven, door onderwijs en opvoeding de eerbied voor deze rechten en vrijheden te bevorderen, en door vooruitstrevende maatregelen, op nationaal en internationaal terrein, deze rechten algemeen en daadwerkelijk te doen erkennen en toepassen zowel onder de volkeren van Staten, die lid zijn van de Verenigde Naties zelf, als onder de volkeren van gebieden, die onder hun jurisdictie staan: Preambule UVRM alinea 8 Te bereiken ideaal
De erkenning - en dus niet de ontkenning - van de inherente waarde en de waardigheid van de mens, van de onvervreemdbare rechten en
vrijheden en de verwerkelijking van deze waardigheid, rechten en vrijheden is een te bereiken ideaal, een inspirerend ideaal, een ideaal dat glans geeft aan het leven, een ideaal dat ook temidden van alles dat nog mis gaat, blijft voorlichten. Gemeenschappelijk
Voor het eerst in de geschiedenis van de mensheid is er een voor- en door alle volken en naties gemeenschappelijk aanvaard ideaal, een ideaal dat tevens een taak en een opdracht is. De betekenis hiervan is voor ons nauwelijks te bevatten en overtreft alles wat beschavingen tot nu toe hebben voortgebracht. Voortdurend voor ogen
Deze verklaring, deze overwegingen, deze rechten en vrijheden, deze idealen moet ieder individu en ieder orgaan van de gemeenschap voortdurend voor ogen houden. Voortdurend, dat is zonder ophouden, dat is permanent, dat is zonder onderbreking. Dat is een taak en een opdracht. Door onderwijs en opvoeding
Onderwijs en opvoeding hebben een sleutelrol bij het leren kennen, begrijpen, eerbiedigen, bevorderen, voor ogen houden en bekend maken van deze nieuwe, universeel geaccepteerde bron van beschaving. Algemeen en daadwerkelijk, erkennen en toepassen
Ieder afzonderlijk en alle leden van de mensengemeenschap gezamenlijk hebben de opdracht om deze rechten en vrijheden daadwerkelijk en algemeen te doen erkennen en toepassen. De rechten brengen met zich mee de plicht om deze ook te realiseren. Niet alleen met de mond belijden maar ook metterdaad te realiseren. Is de erkenning en de verwerkelijking van de waardigheid en van de rechten van de mens ook mijn – ook ons – ideaal? Willen wij dit ideaal voortdurend voor ogen houden en zo ja: Hoe kunnen wij dit doen? Moeten wij onze zienswijze of onze levensbeschouwing op basis van de UVRM wijzigen?
UVRM – OVERWEGING 6
ALLE MENSEN WORDEN EN ZIJN …
IEDERE MENS HEEFT …
NIEMAND ZAL …
Artikel 1 – 30 van de UVRM Alle mensen worden en zijn:
Vrij en Gelijk in waardigheid en rechten geboren Begiftigd met verstand en geweten Verplicht tot een geest van broederschap Art. 1 Iedere mens heeft :
Aanspraak op alle rechten en vrijheden van de UVRM Art. 2 Recht op leven, vrijheid en onschendbaarheid van zijn persoon Art. 3 Het recht als persoon erkend te worden door de wet Art. 6 Aanspraak op gelijke bescherming door de wet Art. 7 Recht op daadwerkelijke rechtshulp Art. 8 Recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak Art. 10 Recht om voor onschuldig gehouden te worden totdat zijn schuld bewezen is Art.11 Recht zich vrijelijk te verplaatsen Art. 13 Recht om asiel te zoeken en te genieten Art. 14 Recht op een nationaliteit Art. 15 Recht om een huwelijk te sluiten en een gezin te stichten Art. 16 Recht op eigendom Art. 17 Recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst Art. 18 Recht op vrijheid van mening en meningsuiting Art. 19 Recht op vrijheid van vereniging Art. 20 Recht op deelname aan het bestuur van zijn land Art. 21 Recht op maatschappelijke zekerheid Art. 22 Recht op arbeid en gelijk loon voor gelijke arbeid Art. 23 Recht op rust en vrije tijd Art, 24 Recht op een eigen levensstandaard Art. 25 Recht op onderwijs dat gericht is op …. Art. 26 Recht om deel te nemen aan het culturele leven Art. 27 Recht op het bestaan van een maatschappelijke orde Art. 28 Plichten jegens de gemeenschap Art. 29
Geen recht om iets te ondernemen ter vernietiging van deze rechten Art.30 Niemand zal:
In slavernij of horigheid gehouden worden Art. 4 Onderworpen worden aan foltering Art. 5 Onderworpen worden aan willekeurige arrestatie Art. 9 Onderworpen worden aan willekeurige inmenging in zijn persoonlijke aangelegenheden Art. 12 Lijst
Doornemen van de lijst van rechten en vrijheden? Welke rechten en vrijheden staan momenteel het meest onder druk? Herkennen wij de taak van het onderwijs en van de opvoeding? Tot welke conclusies leidt het doornemen van de UVRM voor ons persoonlijke leven? Vrij
Vrij te zijn is een eigenschap van iedere mens Vrij te zijn behoort aan de mens. De vrije mens staat centraal in de mensenrechten. De vrije mens die: zijn persoonlijke, intellectuele, politieke, academische praktische, creatieve vrijheid kan ontlooien de vrijheid van geweten, van godsdienst, van meningsuiting, van levensbeschouwing kan realiseren vrij is in de keuze van geloof, van opvoeding, van werk, van partner, van studie en opleiding vrij is te handelen zoals hij wil en wiens vrijheid alleen wordt beperkt om anderen dezelfde optimale vrijheid te garanderen weet wat hij wil ook werkelijk in vrijheid en zelfstandigheid kan worden gewild
Let op
Deze vrijheidsopvatting kwam pas in 1948 op deze wijze en universeel aan de orde. Daar voor hadden indoctrinaties van allerlei makelij vrij spel en vrij toegang. Een panorama van politieke, levensbeschouwelijke, religieuze, opvoedkundige, seksuele mogelijkheden waaruit keuze gemaakt kon worden ontbrak. Wij zijn niet "in vrijheid" opgevoed, in vrije keuze uit levensbeschouwingen, politieke systemen, religieuze systemen, levensvormgevingen, seksualiteit en erotiek. Wij hebben ons vrij moeten maken en zijn nog bezig om ons vrij te maken en vrij te kunnen kiezen. De vrije mens deelt in de vier/vijf vrijheden: vrijheid van gebrek, vrijheid van angst, vrijheid van meningsuiting, vrijheid van geloofsovertuiging en zelfbeschikking. ( Zie ook encyclopedie van de menselijkheid, Daan Bronkhorst, 2007 passim) Gelijk in waardigheid en rechten
Zie elders een maand kalender: "over de waardigheid van de mens". Begiftigd met verstand en geweten
Begiftigd met het vermogen om "het goede leven" te leren kennen, de rede, en met het vermogen om moreel te oordelen d.w.z. om over "het goede leven" of het ontbreken ervan te oordelen. In een geest van broederschap gedragen
Ook dat hoort bij de Universele Verklaring en vraagt om uitwerking. Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap
De drie beginselen van de Franse Revolutie zijn overal te vinden en te herkennen in de Universele Verklaring.
UVRM OVERWEGING 7
HET KARAKTER VAN DE RECHTEN De rechten genoemd in de Universele Verklaring bestaan uit drie categorieën: 1. De rechten die betrekking hebben op de vrijheid en de lichamelijke en geestelijke integriteit van de menselijke persoon ART. 1 – ART. 18 2. De politieke rechten ART. 19 – ART. 21 3. De sociale, economische en culturele rechten ART. 22 – ART. 28 4. Het recht van de één is ook de plicht van de ander ART. 29 De drie hoofdbeginselen van de franse revolutie: vrijheid, gelijkheid en broederschap lopen als een rode draad door de Universele Verklaring. HET KARAKTER VAN DE RECHTEN ( 2) Uit de afscheidsrede van prof. Dr. Karl-Wilhelm Merks, Tilburg, 5 maart 2004
Mensenrechten • • • •
zijn het program tot het scheppen van een meer rechtvaardige orde in de wereld laten een nieuwe gevoeligheid zien voor morele eisen worden begrepen als ontplooiing van de waardigheid en van de vrijheid van de mens zijn rechten van de mens zelf en worden in de mens zelf zichtbaar.
Mensenrechten onderscheiden zich door enkele fundamentele karaktertrekken: • • •
de mensenrechten zijn democratisch en democratisch tot stand gekomen zij zijn consequent mensgericht en stellen de mens centraal zij zijn een permanent proces van zelfinterpretatie van de mens – de mens interpreteert zich zelf en erkent zijn rechten en vrijheden
•
centraal en op de eerste plaats staan waarden die op het vrijheidsideaal voor iedereen zijn gericht en niet op het autoriteitsideaal van kerkelijke en wereldlijke autoriteiten
•
het ideaal van gehoorzaamheid en dienstbaarheid wordt vervangen door kritische eigen verantwoordelijkheid oneens zijn geldt soms als deugdzamer dan zich aanpassen
• •
de patriarchale opvatting van rechten en plichten – boven heeft rechten, onder heeft plichten – wordt vervangen door wederkerigheid en partnerschap
•
de sociale orde is geen kwestie van bedeling maar van rechtsaanspraken en rechtsverplichtingen onderling. o
Het welzijn van mensen is de eigenlijke maatstaf
o
Niet de autoriteit van kerk en staat is de maatstaf maar de vrijheid van iedereen.
o
Met de mensenrechten kan niet gemarchandeerd worden