DE RECHTEN VAN DE SOEVEREINE MENS
De mens is maat van alle dingen. Van de dingen die zijn wat ze zijn en van de dingen die niet zijn wat ze niet zijn. Van de goden weet ik niets: niet dat ze bestaan en evenmin dat ze niet bestaan, of van welke aard ze zijn, vanwege de duisterheid van het onderwerp, en de kortheid van het menselijk leven. Protagoras. Deze verhandeling is een korte verantwoording van de manier waarop - en de achtergronden en ideeën waarmee - de rechten van de soevereine mens tot stand zijn gekomen. Het zijn richtlijnen die gebaseerd zijn op aard van de menselijke natuur als intelligent zoogdier met een scheppend vermogen welke in een natuurlijke habitat in groepen samenleeft. Daarom is de spreuk van Protagoras gekozen; De mens is de maat van alle dingen. We kunnen niet anders meten dan met een menselijke maat, omdat de we aard en oorzaak van het bestaan niet kennen. Ook zijn uitspraak over de goden is van belang. We weten niets met enige zekerheid over het al dan niet bestaan van god of van een onzichtbare intelligentie en daarom mogen we de natuurlijke richtlijnen van de rechten van de mens nimmer baseren op enig geloof of op niet te bewijzen veronderstellingen daarover. De aard van het menselijk bestaan. De aard van het menselijk bestaan is als volgt te omschrijven: Ieder mens bestaat als individu uit een zichtbare fysieke vorm met ook niet zichtbare kenmerken, die in een samenleving met andere mensen met een familieband, in een woonplaats en in een land met onderlinge zorg, streeft naar het verwerven van middelen van bestaan en kennis. Het doel is een zinvol bestaan te hebben met de vrijheid een eigen idee over het leven te hebben en als soort richtlijnen te hanteren die ons vrijheid bieden om ons idee over geluk na te streven. Het raamwerk van menselijk bestaan. De mens is een denkend en intelligent wezen dat door de evolutie een voorkeur heeft om bij het denken patronen te herkennen en die als sjablonen te gebruiken, zodat wij zonder veel denkwerk snel kunnen handelen. Als we eenmaal de kenmerken van een bepaalde vogel of van een bepaald roofdier kennen, kunnen we ook bij onbekende exemplaren van dergelijke soorten snel herkennen en zonder nadenken vaststellen wat de juiste reactie is. Familie, vriend en vijand, zijn andere primaire sjablonen. Vooroordelen zijn ons blijkbaar van nature gegeven. Het zal duidelijk zijn dat feiten bij het handelen volgens een sjabloon niet relevant en zelfs gevaarlijk kunnen zijn. Daarnaast zijn wij in staat ook scenario’s van handelingen aan te leren, zodat we een aantal vereiste processen snel kunnen toepassen. Vluchten, vechten, verstoppen en jagen zijn daar enkele van. En ieder kind leert deze tijdens de jeugd spelenderwijs tijdens kinderspelletjes. De algemene kenmerken van het menselijk bestaan zijn daardoor naast het denken dan ook als handelen volgens een sjabloon en volgens een scenario te beschouwen. Hoe mensen handelen. De mens kan denken maar dat vermogen is niet aangeboren en we moeten het in onze jeugd leren van volwassenen, net zoals lezen en schrijven. Wie tijdens de jeugd niet goed heeft leren denken is later voornamelijk aangewezen op het toepassen van sjablonen en scenario’s, aangeleerd of overgenomen van anderen. Men kan als volwassene niet opeens denken als je dat voor die tijd niet geleerd hebt, net zo min als je als analfabeet plotseling spontaan zou kunnen lezen en schrijven. Versie 4
1
copyright © Oldmaster 2013
DE RECHTEN VAN DE SOEVEREINE MENS Denken heeft niet de eerste prioriteit in ons dagelijks leven. De volgorde in onze geest is het herkennen en toepassen van sjablonen - dantoepassen van scenario’s - en dan pas denken, als daar tijd voor is en er geen dreiging is. Menselijke capaciteit en vermogen. Mensen zijn in aanleg gelijk aan elkaar, maar verschillen door de mate waarin het denkvermogen is ontwikkeld. Intelligentie lijkt daarom niet zozeer aangeboren te zijn, maar kan ook het resultaat zijn van het leren denken tijdens opgroeien. Maar ook zonder veel ontwikkeld denkvermogen kunnen we zonder veel denkwerk succes in het leven boeken, door het herkennen en overnemen van sjablonen, we noemen dat feiten kennis en door toepassen van aangeleerde scenario’s. Het algemene raamwerk van het menselijk bestaan kan worden voorgesteld als een vierkant kader waarin de twee diagonalen de werkelijkheid verdelen - in enerzijds Abstracte \ Materiele zaken van linksonder naar rechtsboven en anderzijds in Enkelvoudige zaken / Meervoudige zaken van linksboven naar rechtsonder. Materieel
Enkelvoudig
Individu
Doelen Abstract
Materie
Anderen
Meervoudig
Anderen De elementen van het menselijk bestaan. Deze elementen over elkaar heen gelegd scheppen in het vierkant vier velden waarin (linksboven) het veld Individu genoemd kan worden, bestaande uit een abstracte Persoon en het lichaam als fysiek Bijzijn met diagonaal er tegenover de Anderen (rechtsonder) - dat is de samenleving die bestaat uit Zorg en Band - en loodrecht daarop langs de andere diagonaal (van rechtsboven) de Materie -die bestaat uit Goed en Kennis, met linksonder de Doeleinden bestaande uit Idee en Richtlijnen.
Mens, samenleving, middelen en doeleinden. De mens bezet daardoor twee posities in dit kader; namelijk als enkelvoudig individu en meervoudig als onderdeel van de samenleving met anderen. Wij zijn onszelf en tegelijk ook deel van allerlei verschillende groepen van de menselijke soort als samenleving. Onze groepsidentiteit is dan ook meervoudig. De abstracte hoek van het kader bestaat uit doeleinden die als idee / richtlijnen gelden die voor een vrij bestaan noodzakelijk zijn. De materiele hoek van het kader bestaat uit Materie die als kennis / middelen die voor een zinvol bestaan noodzakelijk zijn. Het scenario van het bestaan. Binnen het geschetste kader van de menselijke werkelijkheid kunnen we het volgende algemene scenario van het leven voorstellen: De mens leeft als individu in vrijheid samen met andere mensen en verzamelt eigendom en kennis om het doel van het leven te verwezenlijken aan de hand van zijn ideeën en we doen dat aan de hand van natuurlijke richtlijnen. Het individu beschikt over een aantal hartstochten die voor ons overleven van belang zijn, maar deze dienen te worden beheerst door richtlijnen om onrecht en onderdrukking van anderen te voorkomen. Van uit het individu naar de anderen in de samenleving, noemen we de hartstocht heerszucht die noodzakelijk is om een plaats in de rangorde van de samenleving te verkrijgen en de hartstocht lust die dient om de soort te laten Versie 4
2
copyright © Oldmaster 2013
DE RECHTEN VAN DE SOEVEREINE MENS voortbestaan. Vanuit het individu naar de materie toe is dat hebzucht om bezit en eigendom te verwerven en nieuwsgierigheid als ons streven naar het verwerven van kennis. Vanuit het individu naar de doeleinden toe is dat eerzucht om aanzien en respect te verwerven en geloof als een hang naar religie, om idee te hebben of te krijgen over een onzichtbare oorzaak en om de reden van ons bestaan te doorgronden. Vanuit de doeleinden is dat leiding omdat de samenleving van mensen als groepsdieren behoefte hebben aan een leider of leidster. Capaciteiten en vermogen. De richtlijnen komen wat betreft inhoud overeen met de ‘Capabilities Approach’, de benadering van menselijk vermogen, zoals die door Martha C. Nussbaum samen met Amartya Sen is gedefinieerd als theorie van sociale menselijke rechtvaardigheid. Nussbaum heeft in een tiental punten vastgelegd waartoe ieder persoon in staat moet zijn om te doen en te zijn wat men wil. Deze capaciteiten betreffen: Leven, lichamelijke gezondheid, lichamelijke onschendbaarheid, zintuigelijke waarneming, verbeeldingskracht en denken, gevoelens, praktische rede, sociale banden, andere biologische soorten, spel en vormgeving van de eigen omgeving. DE RECHTEN VAN DE SOEVEREINE MENS. De opzet van deze natuurlijke richtlijnen zijn de rechten van de soevereine mens genoemd omdat het hoogste gezag ervan ontleend is aan de aard van het bestaan van de mens zelf als individu en als menselijke soort en niet is ontleend aan enige religieuze overtuiging over een onzichtbare oorzaak of opperwezen, religie of ideologie. Duidelijk moet zijn dat de individuele mens het hoogste gezag heeft en houdt en niet de Staat of een andere organisaties als collectief van individuele mensen. De Staat kan haar gezag alleen maar ontlenen aan individuen die gezamenlijk als groep de regels voor vrijheid en de grenzen daarvan hebben afgesproken. Daarom zijn een aantal richtlijnen van deze rechten specifiek gericht op het beperken van de macht van de Staat om onderdrukking te voorkomen. De grenzen van de vrijheid. Deze soevereine richtlijnen omschrijven de vrijheid van mensen in termen van de beperkingen en de grenzen aan individuele en collectieve vrijheid. Positieve definities zouden onrechtvaardigheid kunnen scheppen omdat begrippen door hun omschrijving vaak open, onbegrensd en niet eenduidig van interpretatie kunnen zijn. Niet de begrippen in de definities zijn leidend maar hun grenzen. Daardoor hebben ze de minste mogelijkheid om anderen onbedoeld te schaden in hun persoonlijke vrijheid van bestaan, hoedanigheden, of eigendom. Deze manier van definiëren is ontleend aan de gedachten van Frédéric Bastiat (1801-1850) zoals beschreven in zijn essay “De wet.” Twee citaten van Frédéric Bastiat uit: De Wet. Twee citaten van deze grote Franse denker uit de negentiende eeuw in dit geschrift verklaren waarom in wetten en richtlijnen ontkennende definities dienen te worden gekozen. Citaat één Bastiat: Voorkomen van onrecht Als de wet en haar macht een mens heeft te houden binnen de grenzen van rechtvaardigheid, kan ze ze hem niets anders opleggen dan een loutere ontkenning. Ze kan hem alleen verplichten om zich te onthouden van het toebrengen van schade [aan anderen]. Ze schendt noch zijn persoonlijkheid, noch zijn vrijheid, noch zijn woning. Zij bewaakt alleen de persoonlijkheid, de vrijheid en de eigendom van anderen. Ze houdt zich bij verdediging, tot het verdedigen van het gelijke recht van allen. Zij vervult een missie waarvan de onschadelijkheid evident is, waar haar nut voelbaar is, en waarvan de legitimiteit niet kan
Versie 4
3
copyright © Oldmaster 2013
DE RECHTEN VAN DE SOEVEREINE MENS worden betwist. Dit is zo waar, dat zoals een vriend mij eens vertelde; "Om te zeggen dat het doel van de wet is om recht te veroorzaken door regeren, is een uitdrukking die niet volledig juist is. Het moet gezegd worden, dat het doel van de wet is om onrecht door regeren te voorkomen.” Citaat twee Bastiat: Recht en onrecht en de eigen wil In feite is het niet rechtvaardigheid dat een eigen bestaan heeft, maar is het onrecht. Het één [onrecht] is gevolg van de afwezigheid van het andere [rechtvaardigheid]. Maar zodra de wet, door middel van haar noodzakelijke middel - macht - een vorm van arbeid oplegt, een methode of een onderwerp van onderwijs geeft, een geloofsbelijdenis of een aanbidding voorschrijft, is zij niet langer negatief, maar werkt zij positief in op de mensen. Haar wil vervangt de eigen wil van mensen voor de wil van de wetgever en vervangt het eigen initiatief voor het initiatief van de wetgever. Dan is er niet langer behoefte om te raadplegen, te vergelijken, of te voorzien, want de wet doet dat allemaal voor hen. Het intellect wordt voor hen een nutteloze ballast om zich van te ontdoen, ze zijn niet langer mensen, ze verliezen hun persoonlijkheid, hun vrijheid en hun eigendom. Probeer maar eens een vorm van arbeid voor te stellen die opgelegd wordt door macht, zonder dat het een schending van de vrijheid zou zijn; Of een overdracht van rijkdom opgelegd door geweld, die geen schending van eigendom zou zijn. Als je er niet kan slagen om deze begrippen te combineren, dan kan je niet anders dan concluderen dat de wet geen arbeid en industrie kan organiseren zonder daarbij ook onrecht te organiseren. De rechten van de mens uit 1789. Bastiat leefde in de eerste helft van de negentiende eeuw en was al overleden toen de eerste verklaring van de rechten van de mens in 1789 in Frankrijk het licht zag. Hoewel sommige artikelen volgens de grondslag van Bastiat zijn gedefinieerd is het geheel van de artikelen niet volledig als ontkenningen vormgegeven. Toch is bijvoorbeeld de definitie van artikel 5 van die verklaring in lijn met de gedachte van ontkenning als grenzen aan het recht door Bastiat: Citaat artikel 5 -1789: De wet heeft slechts het recht handelingen te verbieden, die schadelijk zijn voor de maatschappij. Alles wat niet door de wet verboden is, kan niet worden verhinderd en niemand kan gedwongen worden te doen, wat de wet niet verordent. Toepassen van de soevereine rechten van de mens zal voor rechters, advocaten en officieren van justitie een andere werkwijze en aanpak vergen. Zij zullen bij rechtszaken de richtlijnen moeten raadplegen, moeten vergelijken en moeten voorzien in een uitspraak die onrecht voorkomt. Zij kunnen niet langer begrippen subjectief interpreteren en ook rechters kunnen niet langer worden gedwongen om op basis van mogelijk subjectieve argumenten een daardoor subjectief oordeel uit te spreken. De rechtspraak zal bij toepassen van de richtlijnen de bij normering gebruikelijke maatregelen dienen te volgen. Dat betekent niet slechts het eenvoudig vaststellen van een zwart-wit benadering van schuldig of onschuldig, maar vaststellen of toepassen van het principe van verbetering en herstel noodzakelijk is. Pas als er permanente fysieke of materiele schade aan een ander mens is toegebracht of herstel onmogelijk is er sprake van een misdrijf.
Versie 4
4
copyright © Oldmaster 2013
DE RECHTEN VAN DE SOEVEREINE MENS BEGRIPPEN Bij de definitie van de artikelen van de soevereine richtlijn zijn de volgende begrippen gebruikt, die de volgende betekenis hebben: Persoonlijke aard: Geslacht, seksuele geaardheid, leeftijd, huidskleur, afkomst of ras. Publieke domein: De openbare ruimte, openbare gebouwen, scholen en universiteiten, openbare digitale netwerken en afbeeldingen en videobeelden van personen op internet. de Staat: De door de burgers aangewezen overheid bestaande uit personen zoals bestuurders en publieke dienaren, zowel lokaal als landelijk. Publieke dienaren: Overheidsambtenaren aangesteld door de burgers of hun vertegenwoordiging. Rechtspersoon: Rechtsgeldig vertegenwoordiger van een onderneming, organisatie of vereniging. Familieleden: Ouders, broers en zusters. Naaste verwanten: Ooms en tantes, neven en nichten Organisatie: Groepering van mensen die een gezamenlijk doel nastreven of een gezamenlijke overtuiging hebben. Verantwoording. De rechten van de soevereine mens bestaan uit de vier eerder geschetste kaders van het bestaan. De individuele- en samenlevings-kaders vormen samen de mensenrechten. Het materiele kader vormt de burgerrechten en het doeleinden kader geeft de rechten over het idee van geloof weer en tenslottr zijn er de richtlijnen die vooral gelden voor de Staat als collectief lichaam namens de burgers. De morele code van deze richtlijn. De titel van ieder artikel is geformuleerd als tegendeel van de ontkenningen in de tekst zodat ze kunnen dienen als als een sjabloon voor een menselijke morele gedragscode. De mens is een sociaal zoogdier. De mens is een sociaal dier dat in groepen leeft. Dat betekent dat een mens tijdens opgroeien moet leren hoe men met soortgenoten dient om te gaan. Bernard Mandeville (1670-1733) schreef daarover al in de achttiende eeuw:
Citaat Mandeville: Alle mensen zonder onderricht zullen zolang zij alleen worden gelaten de impuls van de natuur volgen zonder met anderen rekening te houden, en daardoor zijn allen slecht die niet geleerd hebben goed te zijn. Natuurlijke rechtvaardigheid is daardoor niet een zelfstandig begrip, maar een afspraak tussen mensen die gericht is op nut die zodanig is men elkaar niet benadeelt en niet door elkaar benadeeld wordt. De uitspraak van Mandeville geeft al aan waar we de oorzaak van veel jeugdcriminaliteit en onsociaal gedrag zouden moeten zoeken: Gebrek aan - of verkeerd onderricht met - een onjuist waardestelsel tijdens het opgroeien van jonge mensen. De morele code van deze richtlijn zou dat kunnen veranderen.
Versie 4
5
copyright © Oldmaster 2013
DE RECHTEN VAN DE SOEVEREINE MENS Goed en kwaad. De richtlijnen beperken zich tot negatieve definitie van de grenzen die voor vrij handelen te stellen zijn. Goed en kwaad zijn daarbij gedacht als ‘goed’ zolang de vrijheid van handelen bijdraagt tot het scheppen en in standhouden van voortbestaan van de mensheid en de natuurlijke habitat als resultaat van dit handelen. ‘Slecht’ is daarbij het voorzienbaar resultaat van het vernietigen of opofferen of belemmeren van voortbestaan van de mensheid en de habitat volgens de de huidige wetenschappelijke inzichten. Twee zijden van een munt. De mens is een scheppend wezen en schept veroorzaakt ook het opofferen van iets, omdat scheppen materie transformeert in iets anders. Scheppen van iets nieuws is net als het maken van een munt van materie met op de voorzijde de schepping en op de achterzijde de waarde die het materie en het slaan van de munt gekost heeft. Iedere schepping moet daardoor behalve op haar toevoeging aan het welzijn van het bestaan, dan ook mede beoordeeld worden op de opofferingen aan vrijheid die daar voor nodig waren. Wij mogen er daarbij niet van uitgaan dat de Aarde speciaal voor de mens is geschapen of dat de mens andere of bijzondere rechten op de Aarde zou hebben dan andere levensvormen. Wij delen deze wereld met andere levensvormen en die hebben gelijke rechten van bestaan als wij. De veiligste manier om te zorgen dat mensen wetten respecteren, Is om ze respectabel te maken. Frédéric Bastiat. De hiernavolgende richtlijnen kunnen achtenswaardig en respectabel worden genoemd, omdat uitsluitend het begrip ‘de mens als maat van de dingen’ uitgangspunt is geweest bij het opstellen. Oldmaster 2013 Oldmaster is de bijnaam voor een oude Nederlandse denker die nu met pensioen is, maar tijdens zijn vroegere werkzaamheden als lead auditor bij een wereldwijd opererende certificerende instelling betrokken was bij de beoordeling van kwaliteit en veiligheid in allerlei organisaties. Dat is reden dat deze boom van rechten van de soevereine mens als een norm in mijn besloten ‘kepos’ (filosofische tuin) is gegroeid.
Versie 4
6
copyright © Oldmaster 2013
DE RECHTEN VAN DE SOEVEREINE MENS DE RECHTEN VAN DE SOEVEREINE MENS. HET INDIVIDU Artikel 1. Behandel een ander zoals je zelf behandeld wenst te worden. Het is niet toegestaan handelingen uit te voeren ten opzichte van een ander mens die het lichaam, de persoon en de persoonlijke aard, de vrijheid of de eigendommen van een ander mens nadeel of schade toebrengen. Dit artikel beperkt de vrijheid van ieder mens zodanig dat het eigen handelen de vrijheid van anderen niet schaadt. Dit artikel regelt als richtlijn dat mensen anderen behandelen zoals zij zelf behandeld zouden willen worden; door respecteren van de persoonlijke aard, respecteren van andermans vrijheid en door het respecteren van andermans eigendommen. Artikel 2. Mensen behandelen elkaar gelijkwaardig – zowel als persoon zowel als de Staat. Het is voor mensen, organisaties en voor de Staat niet toegestaan om mensen met gelijke capaciteiten, te bevoordelen of te benadelen op grond van persoonlijke en fysieke aard zoals geslacht, seksuele geaardheid, religie of levensovertuiging, leeftijd, huidskleur, afkomst of ras, als daar voordeel, nadeel of schade aan anderen door ontstaat. De persoonlijke en fysieke aard kan onder meer zijn: het geslacht, leeftijd, de seksuele geaardheid, de huidskleur, afkomst of ras. Dit artikel waarborgt de bescherming tegen discriminatie en racisme zowel door mensen onderling als door organisaties en door publieke dienaren van de Staat. Positieve en negatieve discriminatie: Gelijke capaciteiten betekent bijvoorbeeld dat bij fysieke prestaties onderscheid gemaakt mag worden tussen mannen en vrouwen, zoals bij sport omdat vrouwen en mannen niet over gelijke fysieke capaciteiten beschikken. Bij zwemmen, hardlopen en dergelijke zijn aparte wedstrijden voor mannen en vrouwen eerlijker dan dat ze gemengd zouden plaatsvinden. De begrippen discriminatie en racisme zijn met deze formulering begrensd tot handelingen die een ander voordeel of nadeel met respectievelijk winst of schade toebrengen. Ze betreffen niet de mogelijk subjectieve opvattingen over deze begrippen die mensen zouden kunnen hebben, zoals die in andere verklaringen over de mensenrechten mogelijk en gangbaar zijn. De vraag bij mogelijke discriminatie of racisme wordt dus: Is er bevoordeling met voordeel aan een ander of benadeling en schade die iemand is toegebracht? Is dat niet het geval dan is er geen sprake van discriminatie of racisme. Artikel 3. De integriteit van het menselijk lichaam dient altijd bewaard te blijven. Het niet toegestaan het menselijk lichaam uit religieus of levensbeschouwelijk oogpunt fysiek aan te passen door besnijdenis of andere beschadigingen of de fysieke vorm van de mens te pijnigen of te verminken of te doden als bestraffing. Het is niet toegestaan na het overlijden van een mens zonder diens eerder geschreven toestemming, fysieke organen van het lichaam voor andere mensen te gebruiken.
Versie 4
7
copyright © Oldmaster 2013
DE RECHTEN VAN DE SOEVEREINE MENS Dit artikel regelt de integriteit van het fysieke lichaam die altijd gewaarborgd dient te blijven. Geen enkel mens of instantie heeft het recht om ongewild inbreuk te plegen op het lichaam en leven van een ander, ook niet na het overlijden van een mens. De vraag of de doodstraf door de Staat is toegestaan is hiermee eveneens negatief beantwoord. Als één enkel mens geen schade aan een ander mag toebrengen, is dat voor een door burgers collectief aangewezen lichaam van mensen ook niet toegestaan. Artikel 4. De mens is van nature volmaakt en goed geschapen voor zijn leefgebied. De staat of organisaties mogen niet bepalen dat enig deel of functie van het menselijk lichaam of menselijke geest onvolmaakt, verkeerd onjuist of schandelijk zou zijn. De mens mag in de openbare ruimte niet ongekleed gaan. De staat mag mensen met een fysieke of geestelijke beperking geen middelen onthouden om die beperking te compenseren. De lichamelijk en geestelijk gezonde mens is een volmaakt wezen dat door de natuur optimaal is aangepast aan het leefgebied net als andere zoogdieren. De staat of andere organisaties mogen geen vooroordelen hanteren ten opzichte van de mens als geheel of delen van het lichaam of functies daarvan. De staat heeft namens de burgers de zorgplicht voor mensen met een lichamelijk of geestelijk gebrek zodat zij zo volwaardig mogelijk kunnen leven. De mens draagt als enig dier in de natuur kunstmatige kleding om het lichaam aan de elementen aan te passen en omdat het een grotere hygiëne en bescherming biedt tegen ziektekiemen dan leven zonder kleding. Het enige argument van zedelijkheid is dan ook de algemene en persoonlijke hygiëne in de publieke ruimte. Artikel 5. Vrijheid van uiterlijk waarborgt het vaststellen van de identiteit. Het in het publieke domein niet toegestaan kleding, hoofdbedekking of gelaatbedekking te dragen die identificatie van een persoon door ontbreken van zichtbaarheid van geslacht, gezicht, haardracht en haarkleur, moeilijk of onmogelijk maakt. In het publieke domein zoals in openbare ruimte en via digitale media, dienen mensen wat betreft hun identiteit en persoonlijke kenmerken herkenbaar en identificeerbaar te zijn. Artikel 6. Er is recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De Staat mag de woning van iemand niet zo maar binnendringen, geen gesproken of geschreven berichten van mensen afluisteren, lezen of inzien en geen persoonlijke gegevens over communicatie en handelingen van mensen registreren, die niet voor collectieve voorzieningen noodzakelijk zijn, zonder dat gebleken is dat een persoon via de publieke ruimte andere mensen hindert of bedreigt in vrijheid, veiligheid of gezondheid of andere mensen oproept tot handelingen die in enig artikel van deze richtlijn zijn verboden. Dit artikel beschermt de persoonlijke levenssfeer van mensen wat betreft hun communicatie naar anderen, zolang ze in daad, woord en geschrift in de publieke ruimte zich houden aan de artikelen van deze richtlijn. Zodra iemand echter via de publieke ruimte anderen hindert of Versie 4
8
copyright © Oldmaster 2013
DE RECHTEN VAN DE SOEVEREINE MENS bedreigt of oproept tot verboden handelingen zoals die in enig artikel van deze richtlijn is omschreven, heeft de Staat het recht om berichten van mensen in te zien, gegevens daarover te registeren en vast te leggen. Artikel 7. Het recht op zelfverdediging en collectieve verdediging. Het is voor mensen en voor gewapende leden van publieke dienaren niet toegestaan andere mensen te verwonden of te doden anders dan om reden van zelfverdediging of om reden van collectieve verdediging van andere mensen van een groep, gemeente of een land, van hun persoon, van hun vrijheid en van hun eigendommen. Ieder mens heeft als individu het recht zichzelf, zijn vrijheid en zijn eigendommen te verdedigen, zowel individueel als collectief. Het verwonden of doden van een ander mag uitsluitend uit zelfbehoud omdat door de verdedigende partij de resultaten van verdediging of overgave niet altijd vooraf kunnen worden ingeschat. Wie een ander benadert met de intentie om te verwonden of te doden, dient te voorzien dat dit lot daardoor hem of haar ook zelf kan overkomen. Deze regel geldt ook voor de gewapende publieke dienaren van de staat zoals politie en soldaten. Deze regel betekent dat het geweldsmonopolie niet uitsluitend bij de gewapende burgerlijke dienaren berust, maar dat iedere burger het identieke recht heeft persoon vrijheid en goed van zichzelf of anderen te verdedigen. Artikel 8. Het recht op nationaliteit en respecteren van de vrijheid van anderen. Het is voor een burger van een land niet toegestaan uit eigen beweging zonder door de Staat te zijn gezonden in een ander land met geweld te gaan strijden voor enig doel, zonder dat hij of zij daardoor onmiddellijk de nationaliteit als burger van het land van herkomst verliest. Handelingen op eigen initiatief die in strijd zijn met artikel 1 van deze richtlijn en die door in vreemde krijgsdienst te gaan en met geweld direct nadeel of schade aan mensen in een ander land proberen toe te brengen, veroorzaken onmiddellijk verlies van nationaliteit en alle rechten die de burger in het land van herkomst heeft gehad. Artikel 9. De mens behoort andere levende wezens met respect te behandelen. Het is mensen niet toegestaan dieren te mishandelen te pijnigen of te verminken of met onnodig leed te slachten of te doden zonder dat zij als dienen als voedsel of voor regulatie van de populatie. Het doden van dieren als religieus offer is niet toegestaan. Wij mogen er niet van uitgaan dat de Aarde speciaal voor de mens is geschapen of dat de mens andere of bijzondere rechten op de Aarde zou hebben dan andere levensvormen. Wij delen deze wereld met andere levensvormen en die hebben gelijke rechten van bestaan als wij. Mensen dienen andere levende wezens als medeschepsels met respect te behandelen en alleen te doden als zij dienen als voedsel en geen dieren te doden als religieuze offergave voor enige onzichtbare macht. Het doden van dieren moet zo humaan mogelijk gebeuren zonder onnodig leed voor het dier.
Versie 4
9
copyright © Oldmaster 2013
DE RECHTEN VAN DE SOEVEREINE MENS Artikel 10. De mens heeft het recht om de eigen biologische verwekkers te kennen. De Staat of enige organisatie mag geen informatie weigeren aan een natuurlijk persoon over zijn of haar biologische verwekkers. Bij donorschap van menselijk zaad of eicellen mag registratie van de biologische verwekkers niet achterwege blijven of verloren gaan. De mens heeft het recht om te weten wie zijn of haar biologische verwekkers zijn geweest. Daar is ook reden toe om te kunnen bepalen wie mogelijk verwanten zijn en of mogelijkerwijs erfelijke aandoeningen van belang zijn.
DE SAMENLEVING – Het recht op gezin en familie. Artikel 11. Het recht om een gezin te stichten. Het is voor jonge mensen tot 18 jaar niet toegestaan om samen op eigen verantwoording te leven als partners en een gezin te stichten. Tot een leeftijd van 18 jaar oud zijn jonge mensen niet zelf verantwoordelijk en aansprakelijk voor hun daden, maar berust die verantwoording bij de ouders of verzorgers. Van af lichamelijke volwassenheid tot een leeftijd van 18 jaar oud is toestemming vereist voor een partnerschap of huwelijk van de ouders of verzorgers. Mensen mogen als zij lichamelijk volwassen zijn zelf een gezin stichten. Totdat zij 18 jaar oud zijn, blijven de ouders of verzorgers verantwoordelijk voor hen, ook als een kind voor die tijd een gezin wil stichten, wat met toestemming van de ouders vanaf lichamelijk volwassenheid wel eerder mogelijk is. De richtlijn geeft geen voorwaarden over het geslacht van beide partners, zodat gezinnen kunnen bestaan uit man en vrouw, twee vrouwen of twee mannen. Artikel 12. De vrijheid van seksualiteit. Het is voor mensen niet toegestaan om anders dan uit wederzijdse en volledige vrije wil en wederzijdse genegenheid, seksuele handelingen en geslachtsgemeenschap met elkaar te verrichten. Het is voor volwassen mensen niet toegestaan seksuele handelingen of geslachtsgemeenschap te hebben met minderjarige kinderen jonger dan 18 jaar of met familieleden en naaste verwanten. Het is niet toegestaan om seksuele handelingen te verrichten of gemeenschap te hebben met andere soorten zoogdieren. De vrijheid van seksuele handelingen en geslachtsgemeenschap zijn beperkt tot volwassen mensen onderling, uit volledige wederzijdse vrije wil en wederzijdse genegenheid en voor zover ze geen familie of naaste verwanten zijn. De richtlijn zegt niet dat bijna volwassen mensen die geslachtrijp zijn maar nog geen 18 jaar en niet volledig volwassen zijn, niet van seksualiteit zouden mogen genieten. Daardoor kan de seksuele opvoeding al in de jeugd beginnen. De richtlijn stelt geen voorwaarden aan het geslacht van partners voor seksuele handelingen of gemeenschap, hoewel voor nakomelingen wel man en vrouw noodzakelijk zijn.
Versie 4
10
copyright © Oldmaster 2013
DE RECHTEN VAN DE SOEVEREINE MENS Artikel 13. Het recht op afbreken van een zwangerschap. De Staat of enige organisatie of enig ander persoon heeft geen recht om het afbreken van een ongewenste of onvrijwillige zwangerschap van een vrouw te belemmeren of te voorkomen, als die voortgang van de zwangerschap 24 weken of minder is of als het kind na geboorte voorzienbaar lichamelijk of geestelijk onvolmaakt kan zijn. De vrouw is bij het menselijk geslacht voorzien van het vermogen en de organen om nieuw leven te laten groeien. Het recht op afbreken van een zwangerschap berust dan ook enkel en alleen bij de zwangere vrouw zelf en bij niemand anders. Dit fysieke vermogen van de vrouw om nieuw leven te laten groeien in haar lichaam en geboren te worden en te voeden doen vermoeden dat de natuur ook de mentale vermogens van het vrouwelijke geslacht daarop aangepast heeft. Dat betekent dat de vrouw als geheel superieur aan de man is. De grens van 24 weken is gekozen omdat een menselijke vrucht pas na 28 weken volledig ontwikkeld is en na een vroeggeboorte als mens levensvatbaar is. Een vrucht is pas als levend mens te beschouwen als die volledig is ontwikkeld en als geboorte heeft plaatsgevonden en de natuur het leven zelfstandig in stand kan houden. Artikel 14. Het recht tot vrije keuze van een partner. Het is ouders of verzorgers niet toegestaan om de keuze van een partner voor hun kinderen te bepalen. Kinderen en volwassenen hebben recht om zelf een vrije keus te maken voor een partner om een gezin te stichten voor zover die geen familie of verwanten zijn en volwassen zijn. Ouders mogen niet in deze vrijheid van hun kinderen treden, ook niet als zij nog niet volwassen zijn. Artikel 15 Het recht om kinderen op te voeden. Het is ouders of verzorgers niet toegestaan om kinderen in hun persoonlijke aard, hun vrijheid of met hun zelf verworven eigendommen nadeel of schade toe te brengen. Kinderen mogen niet opgevoed worden met een morele code die strijdig is met de artikelen in deze richtlijn. Kinderen mogen niet bevoordeeld of benadeeld worden ten opzichte elkaar op grond van hun persoonlijke hoedanigheden. Kinderen mogen niet aangetast worden in hun lichamelijke en persoonlijke integriteit door huiselijk geweld, seksueel misbruik en geestelijke of lichamelijke mishandeling, door kinderarbeid of door verwaarlozing of door lijfstraffen. Het recht van opvoeden van kinderen bevat gelijksoortige beperkingen van ouders tegen hun kinderen, zoals genoemd bij de overige artikelen in deze richtlijn die gelden voor ieder mens. De enige hoop op een vreedzame samenleving van mensen als edele dieren die elkaar respecteren en niet naar het leven staan in onze toekomst, ligt in het onderricht met de menselijke morele code tijdens de jeugd.
Versie 4
11
copyright © Oldmaster 2013
DE RECHTEN VAN DE SOEVEREINE MENS
Artikel 16. Recht op adoptie en draagmoederschap. De Staat mag adoptie van een kind door een gezin niet in de weg staan. Dat geldt ook als een kind verwekt is door middel van draagmoederschap. De adoptie is na afstaan niet omkeerbaar of ongedaan te maken. Daarbij gelden ook de bepaling dat de registratie van de biologische verwekkers niet achterwege mag blijven. Gezinnen hebben ongeacht hun samenstelling recht om een kind te adopteren. Ook bij draagmoederschap is dat recht geldig omdat na de geboorte een adoptie plaatsvindt. Voor geadopteerde kinderen geldt ook dat zij recht hebben hun biologische verwekkers te kennen. Artikel 17. Het recht op ondersteuning van enkelvoudig ouderschap en de zorg voor weeskinderen. Het is de staat niet toegestaan om gezinnen met 1 enkele ouder of verzorger en weeskinderen ondersteuning in hun bestaan of van hun pleegouders te ontzeggen. Ouders en verzorgers zonder partner die kinderen hebben en kinderen zonder ouders, hebben recht op ondersteuning door de Staat en weeskinderen zonder ouder of verzorger hebben recht op verzorging en op pleegouders. Artikel 18. Recht op steun bij echtscheiding. Het is familie of ouders niet toegestaan om een huwelijk van hun volwassen kinderen te met dwang of geweld beëindigen. De Staat mag een gezin geen steun onthouden bij echtscheiding van partners zodat conflict en huiselijk geweld tijdens en na de scheiding zoveel mogelijk wordt voorkomen. Een gezin kan door uiteenlopende redenen door de partners ontbonden worden. Partner, ouders of familie mogen daarvan geen oorzaak zijn en zij mogen geen dwang of geweld gebruiken. De overheid moet bij echtscheiding zodanig steun bieden dat conflict en huiselijk geweld zoveel als mogelijk is wordt voorkomen. Artikel 19. Het recht op vrije vereniging en vergadering. De Staat mag het vormen van vereniging en vergadering van mensen niet verhinderen of belemmeren, voor zover de doelstellingen van een vereniging of vergadering de vrijheid en rechten van mensen zoals genoemd in deze verklaring de vrijheid niet belemmeren of weerstreven. Mensen hebben recht op vrijheid van vereniging en vergadering, maar de doelstellingen van een vereniging of vergadering mogen niet strijdig zijn met de soevereine rechten van de vrije mens of de bedoeling hebben die rechten aan te tasten. Artikel 20. Het recht op medische verzorging. Het is de Staat niet toegestaan om enig burger van de Staat aanspraken op medische zorg te ontzeggen. De staat mag daartoe als collectieve voorziening bij alle volwassen burgers niet meer dan
Versie 4
12
copyright © Oldmaster 2013
DE RECHTEN VAN DE SOEVEREINE MENS de noodzakelijke heffing opleggen voor het bekostigen en verzekeren van die zorg, die over alle volwassen burgers gelijkelijk naar rato van inkomen of vermogen is verdeeld. Mensen hebben recht op medische zorg waarbij de Staat van de samenleving de verplichting heeft gekregen om dit als collectieve voorziening via een heffing bij alle volwassen burgers te regelen. Artikel 21. De zorg voor mensen met beperkingen. De Staat mag burgers met lichamelijke of geestelijke beperkingen die verzorging behoeven geen verzorging ontzeggen of aanspraken op die zorg beperken. De Staat mag daartoe als collectieve voorziening bij alle volwassen burgers, niet meer dan de noodzakelijke heffing opleggen voor het bekostigen en verzekeren van die zorg, die over alle volwassen burgers gelijkelijk naar rato van inkomen of vermogen is verdeeld. De Staat heeft als collectief van burgers de plicht tot zorg voor alle burgers met een lichamelijke of geestelijke beperking. Artikel 22. De zorg voor bejaarde mensen. De Staat mag bejaarde burgers van de Staat die verzorging nodig hebben geen verzorging ontzeggen of aanspraken op die verzorging beperken. De Staat mag daartoe als collectieve voorziening bij alle volwassen en niet bejaarde burgers, niet meer dan de noodzakelijke heffing opleggen voor het bekostigen en verzekeren van die zorg, die over alle volwassen burgers gelijkelijk naar rato van inkomen of vermogen wordt verdeeld. De beschaving van een samenleving is af te meten op de manier waarop een samenleving voor haar bejaarden leden zorgt. De Staat heeft van de samenleving van burgers de verplichting om de collectieve voorzieningen daarvoor te regelen. De volwassen en nietbejaarde burgers betalen daarvoor. Artikel 23. Recht op een vrijwillig levenseinde. De Staat of enig andere organisatie mag een door een individu vrijwillig gekozen levenseinde niet belemmeren of voorkomen, mits het levenseinde op humane wijze en door een arts begeleid plaatsheeft. Dat geldt ook bij ernstig zieke personen zonder bewustzijn, die zonder medische apparatuur niet in leven zouden kunnen blijven, als zij dat eerder bij bewustzijn zo hebben vastgelegd. Als dat niet zo is mag uitsluitend de naaste familie tot beëindiging besluiten. De mens heeft behalve het recht om te leven ook het recht om te sterven als en wanneer hij of zij dat wenst. Artikel 24 Het recht op asiel van vluchtelingen. De Staat van een land mag mensen die uit een buurland vluchten en asiel zoeken wegens politieke, religieuze of etnische vervolging en onderdrukking, geen opvang weigeren. De Staten van andere landen dienen daarbij hulp en ondersteuning voor de opvang te bieden. Versie 4
13
copyright © Oldmaster 2013
DE RECHTEN VAN DE SOEVEREINE MENS
De mens leeft in groepen in allerlei samenlevingen in verschillende landen. Als vluchten en asiel door vervolging en onderdrukking voor mensen in een bepaald land noodzakelijk is, dan zijn de omringende buurlanden met mogelijk een verwante cultuur, taal en religieuze overtuiging de beste plaats voor opvang. De Staten van andere landen dienen daarbij hulp en ondersteuning voor de opvang te bieden. MATERIE (Het recht op middelen en goederen) Artikel 25. De mens heeft recht op zijn eerlijk verworven materiele eigendommen. Het is voor mensen en voor de Staat niet toegestaan om aanspraak te maken op eigendommen van anderen, van rechtspersonen of van hun erfgenamen, als die eigendommen op eerlijke wijze zijn verworven. Alleen de Staat kan bij onrechtmatige verkrijging of vanwege algemeen maatschappelijk belang, door wettelijke vaststelling en bij onteigening met een vooraf vastgestelde schadeloosstelling, eigendom onteigenen of bij onrechtmatig verkregen eigendommen daar beslag op leggen. Het recht op eigendom is een onvervreemdbaar recht van burgers en rechtspersonen. Ook na overlijden van mensen heeft de staat geen enkel recht op enig eigendom van burgers, behalve als dat via wilsbeschikking door de overledene vooraf zo geregeld is. Bij onrechtmatige verkrijging door een individu kan de Staat wel eigendom in beslag nemen. Bij algemeen maatschappelijk belang is onteigenen door de staat met een vooraf vastgestelde schadeloosstelling mogelijk. Artikel 26. De mens mag geen eigendommen van anderen stelen of zich toe-eigenen. Het is niet toegestaan op welke manier dan ook eigendommen van een ander mens of van een rechtspersoon of van de Staat te ontvreemden of zich toe te eigenen. Hebzucht naar wat een ander mens of een organisatie of de Staat bezit is een menselijke hartstocht en de gelegenheid maakt de dief. Er is echter geen enkele geldige reden om eigendommen van een ander mens of eigendommen van de Staat te ontvreemden of om die zich toe te eigenen. Artikel 27. De mens is vrij om om goederen of middelen aan anderen te schenken. Het is de Staat niet toegestaan om schenkingen van mensen aan anderen te belemmeren of de gever of ontvanger via heffing te belasten. Er is geen enkele legitieme reden te bedenken waarom de Staat bij een schenking van de ene persoon aan de ander in welke mate dan ook begunstigd zou moeten worden. De inkomsten voor de ontvanger zijn namelijk geen inkomen en niet gekoppeld enige natuurlijke prestatie die recht op een heffing of belasting zou rechtvaardigen. Bovendien zijn bij eerlijk verkregen goederen of middelen door de oorspronkelijke eigenaar al eerder de vereiste belastingen en heffingen afgedragen.
Versie 4
14
copyright © Oldmaster 2013
DE RECHTEN VAN DE SOEVEREINE MENS Artikel 28. De nalatenschap van een mens dient eerlijk verdeeld te worden. Het is zonder wilsbeschikking niet toegestaan een nalatenschap willekeurig over de nabestaanden te verdelen. De partner heeft niet meer dan voor de helft het recht en op het vruchtgebruik ervan en de kinderen hebben niet eerder dan na overlijden van de overblijvende partner recht op de gelijke delen van de andere helft. Bij ontbreken van partner of kinderen kunnen ouders en broers en zusters hun plaats innemen als erfgenaam. Het is de Staat niet toegestaan om een erfenis aan erfgenamen te bezwaren of te belasten. Bij ontbreken van erfgenamen vervalt de nalatenschap of opbrengst daarvan aan de Staat. Er is geen legitieme reden te bedenken waarom de Staat recht zou hebben op enig deel van de erfenis van een natuurlijk persoon. Over een nalatenschap zijn al eerder belastingen en heffingen betaald en voor de erflater is en erfenis geen inkomen maar een legaat als schenking en niet gekoppeld aan een natuurlijke prestatie. Artikel 29. Het vrije verkeer van goederen. De Staat mag de vrije handel en verkeer in goederen en diensten niet hinderen of beperken door beperkingen op de invoer en uitvoer van goederen of door heffing van accijnzen als die heffingen geen algemeen en gespecificeerd doel of nut dienen. Vrij verkeer van goederen mag niet door de Staat belemmerd worden door beperkingen en heffingen of accijnzen mogen alleen dienen om gebruik van schadelijke of ongezonde goederen te beperken. Artikel 30. Het beschermen van de leefomgeving. Het is niet toegestaan om reststoffen die in de natuur niet voorkomen, in de lucht, het water of de aarde te brengen zonder voorzieningen voor bescherming van de leefomgeving. Lucht, water en aarde zijn de leefomgeving van de mens en onnnatuurlijke reststoffen dienen zodanig te wordenbehandeld dat zij zo min mogelijk schade opleveren voor de leefomgeving van al wat leeft. Artikel 31. Voedsel en verzorgingsproducten dienen gezond te zijn. Het is niet toegestaan om in voedsel en producten voor persoonlijke verzorging stoffen of toevoegingen te gebruiken, die schadelijk, ziekteverwekkend of giftig zijn voor mens en dier, of stoffen of toevogingen te gebruiken waarvan de gezondheidseffecten onbekend zijn. Het is belangrijk dat geproduceerd voedsel en producten voor persoonlijke verzorging voor mens en dier gezond zijn, zonder schadelijke, ziekte verwekkende of giftige componenten. Artikel 32. Het begrenzen van krediet en staatsgaranties door de Staat. De staat mag geen krediet of garanties verlenen aan andere staten, aan organisaties of personen die geen onderdaan of organisatie zijn van de eigen staat.
Versie 4
15
copyright © Oldmaster 2013
DE RECHTEN VAN DE SOEVEREINE MENS Deze regel beperkt de kredietverlening door de Staat en het geven van staatsgaranties als middel tot het ontwikkelen van het eigen gezamenlijke vermogen aan middelen van alle burgers en ondernemingen van het eigen land. Alle middelen van de Staat zijn verkregen van de burgers, van ondernemingen en uit natuurlijke hulpbronnen in een land en zij mogen bij krediet als vertrouwen en bij staats garanties slechts een schuldbekentenis vormen ten opzichte van de eigen burgers en eigen organisaties en ze mogen geen betrekking hebben op anderen dan de eigen inwoners en rechtspersonen. De Staat mag haar eigen burgers niet tot schuldenaar maken van een andere staat, organisatie of burgers.
KENNIS EN VAARDIGHEDEN - Recht op kennis en vaardigheden. Artikel 33. De mens heeft recht op zijn eigen creaties en de vruchten daarvan. Het is niet toegestaan om intellectuele of materiële scheppingen van mensen en de vruchten daarvan zich toe te eigenen zonder toestemming van de schepper ervan zolang die in leven is. De mens is zolang men leeft eigenaar van zijn eigen scheppingen en van de vruchten daarvan. Dit betekent dat die scheppingen of de vruchten ervan na overlijden van de schepper niet als eigendom kunnen worden geërfd door nabestaanden maar ten goede komen aan het publieke domein. Artikel 34. De mens heeft recht om deel te hebben aan kennis en vaardigheden. De Staat mag de burgers geen kennis en vaardigheden of middelen van bestaan onthouden voor zover die kennis middelen van bestaan niet bedoeld zijn om andere mensen of levende wezens of de natuur te schaden. Kennis en vaardigheden komen allemaal voort uit de creativiteit van individuen en zolang ze leven zijn ze daar eigenaar van. Het erfgoed van kennis en vaardigheden is echter in het belang van alle mensen. Er kunnen geen regels bestaan die het vermelden heilzame of geneeskrachtige eigenschappen van producten verbieden. Artikel 35. De mens heeft recht op onderwijs. Het is de Staat niet toegestaan de vorm of de onderwerpen van het onderwijs voor te schrijven. De vrijheid van onderwijs betekent dat alle onderwijs vrij dient te blijven van politieke, religieuze, levensbeschouwelijke of ideologische ideeën en opvattingen. Het onderwijs mag geen richtlijnen bevatten die strijdig zijn met de morele code van deze richtlijn. De Staat mag namens de burgers als collectieve voorziening de bekostiging en verzekering van onderwijs met organisaties regelen. De staat is verplicht basis onderwijs en vervolgonderwijs kosteloos aan kinderen en jongeren aan te bieden. De mens is gericht op het vervullen van de eigen behoeften en op het nastreven van de idee die men heeft over geluk. De mens zal zonder onderricht tijdens de jeugd geen rekening leren houden met zijn medeschepsels. Daarom heeft de jonge mens onderricht nodig om in de samenleving vreedzaam en met respect voor de anderen en al wat leeft het eigen geluk na te streven. Het onderwijs mag daarom geen richtlijnen bevatten die strijdig zijn met deze Versie 4
16
copyright © Oldmaster 2013
DE RECHTEN VAN DE SOEVEREINE MENS richtlijn, maar moet mede gericht zijn op het onderwijzen van de morele code van de natuurlijke aard van de mens als individu en als groep. De Staat dient namens de burgers uit de collectieve middelen het onderwijs financieren, maar ze mag daarbij niet de vorm of onderwerpen voorschrijven. Onderwijs dient algemeen te zijn voor alle burgers en moet daarom vrij blijven van enige vorm van politieke, religieuze ideologische of levensbeschouwelijke opvattingen. Kennis en vaardigheden hebben niets met geloof en of opvattingen te maken. Artikel 36. Wetenschappelijk onderwijs en onderzoek. Voor wetenschappelijk onderwijs en onderzoek dient de Staat te zorgen voor een financieringsmodel voor het studie gedeelte, zodanig het alle studenten mogelijk maakt wetenschappelijk onderwijs te volgen zonder dat zij of hun ouders tijdens de studie over voldoende middelen daarvoor behoeven te beschikken. De Staat dient namens de burgers studenten in de gelegenheid te stellen om een studie te volgen, zonder dat de last van studiekosten een belemmering mag vormen voor het al dan niet volgen van een studie. Artikel 37. Vrijheid van geneesmiddelen. Het is niet toegestaan om natuurlijke of synthetische geneesmiddelen te ontwikkelen , te vervaardigen en te leveren anders dan met vrije productierechten voor het gehele publieke domein. Het ontwikkelen, vervaardigen en voorzien in geneesmiddelen is een zaak van het algemeen belang. Wetenschap en geneesmiddelen mogen geen monopolie veroorzaken van de ontdekkers en vervaardigers van geneesmidelen.
DOELEINDEN (De ideeën van de mens over het bestaan). Artikel 38. Vrijheid van meningsuiting. Het is mensen niet toegestaan meningen te uiten die van een ander levend mens, groep of ras beweren dat zijn of haar persoon of leden in hoedanigheden van leven of vrijheid zou moeten worden beperkt, of die de natuurlijke persoon of groep met een andere mening kwetst, belastert, belemmert of bedreigt of als mens onjuist kwalificeert. Mensen mogen met elkaar verschillen van mening en die mening vrij uiten. Maar men mag zich bij vrije meningsuiting niet richten op de persoon zelf of groep of op de persoonlijke aard. Vrije meningsuiting is ook waarborgen dat een ander altijd de de vrijheid moet behouden van alle persoonlijke hoedanigheden en de eigen vrije meningsvorming. Als iets een slecht idee lijkt, betekent dat niet dat de persoon die dat idee oppert ook slecht zou zijn. De richtlijn spreekt over een levend mens als een natuurlijk persoon of groep die niet gekwetst of belasterd of bedreigd mag worden. Dat betekent dat de richtlijn zich beperkt tot levende
Versie 4
17
copyright © Oldmaster 2013
DE RECHTEN VAN DE SOEVEREINE MENS mensen en groepen en dat de richtlijn zich niet uitstrekt tot niet-levende historische of imaginaire personen of entiteiten.
Artikel 39. Het recht op religie en overtuiging. Het is niet toegestaan om aan anderen door verplichting, dwang of geweld een religie, een levensovertuiging, geloofsuitingen of leefregels en de naleving daarvan op te leggen. Vrijheid van religie en overtuiging is voor ieder een persoonlijk idee en opvatting over de aard van het menselijk bestaan. Deze vrijheid mag echter nimmer zo ver strekken dat deze het eigen oordeel van mensen onmogelijk maakt en anderen verplicht of dwingt tot onvrijwillige en opgelegde ideeën over overtuigingen of het naleven van leefregels die in strijd zijn met deze morele code. Artikel 40. Het waarborgen van vrijheid bij religie en overtuiging. Het is niet toegestaan om religieuze overtuigingen en of leefregels na te streven of na te leven welke strijdig zijn met met de morele code van enig artikel van deze richtlijn. Het nastreven en en leven van religie en overtuiging mag de vrijheid in het omgaan met elkaar, de gelijke behandeling van elkaar en het handhaven van de fysieke integriteit van het lichaam en andere vrijheden niet in de weg staan. Het is voor religieuze organisaties niet toegestaan specifieke leefregels voor te schrijven op basis van de niet bewezen veronderstellingen van hun geloof. Artikel 41. Waarborgen dat het publieke domein een algemeen karakter behoudt. Het is niet toegestaan om handelingen van religieuze of levensbeschouwelijke overtuigingen in de publieke ruimte uit te voeren, anders dan voor folkloristische evenementen en het is niet toegestaan om daar door middel van publieke oproepen door geluid in de publieke ruimte aandacht voor te vragen. Het publieke domein is er voor iedereen ongeacht de religie of overtuiging die men heeft. Daardoor is het vereist dat het publieke domein zoveel als mogelijk is, vrij blijft van religieuze uitingen van mensen. RICHTLIJNEN in verband met de Staat. (regels over de richtlijnen) Artikel 42. De regels van de richtlijn zijn voor iedereen hetzelfde. Deze richtlijn is de uitdrukking van de algemene wil. Alle burgers hebben het recht en plicht, persoonlijk of door hun vertegenwoordigers, aan haar totstandkoming en handhaving mee te werken. Zij moet voor iedereen dezelfde zijn, hetzij ze de vrijheid beschermt, hetzij ze bij overtreding handelingen en situaties herstelt en of corrigeert en herhaling voorkomt. De artikelen van deze richtlijn zijn voor iedere burger in gelijke mate van toepassing en iedereen heeft het recht aan de handhaving ervan mee te werken. Versie 4
18
copyright © Oldmaster 2013
DE RECHTEN VAN DE SOEVEREINE MENS
Handhaven van deze richtlijnen betreft bij overtreden het vaststellen van feiten en bewijzen door politie en openbaar ministerie en het door de rechter bepalen van verbetermaatregelen of herstelmaatregelen, en corrigerende maatregelen om herhaling te voorkomen. Artikel 43. Vrijheid en bereik van regels in de richtlijn. Deze richtlijnen hebben slechts het recht handelingen te verbieden, die schadelijk zijn voor de samenleving en voor de natuur. Alles wat niet door deze richtlijn verboden is, kan niet worden verhinderd en niemand kan gedwongen worden te doen, wat de deze niet verordent. Goed en slecht zijn in hun eenvoudigste vorm begrippen die ‘goed’ zijn als zij bijdragen aan de kwaliteit van het bestaan of ‘slecht’ als zij het bestaan van mens en natuur schaden. De beperkingen van goed en kwaad liggen in deze richtlijnen in de mate waarin we als mensen voorzienbaar kennis en begrip hebben van de schadelijke gevolgen van onze daden zodat we die kunnen nalaten. Artikel 44. De Staat als onpartijdige seculiere macht. Het is de Staat niet toegestaan enig voorschrift over religie, levensovertuiging of ideologie of leefregels te bevorderen, te ondersteunen of in enigerlei vorm van wetgeving op te nemen. Religie, ideologie en leefregels zijn ideeën en vrije keuze van mensen en behoren daarom niet in richtlijnen of wetgeving te worden opgenomen, omdat iedereen zelf de vrijheid moet bewaren over de ideeën en opvattingen over het doel van het bestaan. De richtlijn mag daarover op geen enkele wijze optreden in plaats van het eigen inzicht en de eigen verantwoordelijkheid van mensen.
Versie 4
19
copyright © Oldmaster 2013
DE RECHTEN VAN DE SOEVEREINE MENS RICHTLIJNEN VOOR BESTUUR DOOR DE STAAT. Artikel 45. Het recht om deel te hebben aan het bestuur door de Staat. Burgers die voor een misdrijf zijn veroordeeld of een andere nationaliteit bezitten dan van het eigen land, of leider, priester of voorganger zijn van een religieuze organisatie of levensbeschouwelijke stroming, kunnen wel gekozen worden in een volksvertegenwoordiging maar hebben geen recht om deel te nemen aan het bestuur of aan rechtspraak en mogen geen deel uit maken van de burgerlijke dienaren van de staat. De staat is als overheid aangewezen als hoeder van het publieke domein voor alle burgers. Burgers met aan andere dan de eigen nationaliteit kunnen niet deelnemen aan het bestuur om een belangenconflict met andere staten te voorkomen. Leiders, priesters of voorgangers van religieuze of levensbeschouwelijke verenigingen kunnen niet als bestuurder of politieke dienaar optreden namens alle burgers en zij dienen zich te beperken tot het lidmaatschap van volksvertegenwoordiging en tot het leiden van de eigen vereniging of genootschap.
Artikel 46. Bestuurders en publieke dienaren dienen over de juiste bekwaamheden te beschikken. Burgers kunnen niet worden benoemd als bestuurder of publieke dienaar als zij niet over aantoonbare bekwaamheid beschikken op het bestuurlijke gebied waarvoor zij benoemd worden.
Bestuurders en publieke dienaren dienen aantoonbaar over de juiste bekwaamheden te beschikken op het bestuurlijke gebied waarvoor zij benoemd worden.
Artikel 47. Bestuurders en publieke dienaren zijn dienstbaar aan het algemeen belang. Bestuurders zijn ook publieke dienaren en mogen hun bestuurlijk gezag niet anders gebruiken dan voor het algemeen belang van de burgers en niet voor particulier gebruik van hen aan wie het gezag is toevertrouwd. Bestuurders dienen altijd het algemeen belang van de burger voorop te stellen boven het belang van de Staat of politieke organisatie waarvan zijn deel uitmaken of deel uit gemaakt hebben.
Artikel 48. Het recht op het vragen van rekenschap aan bestuurders en publieke dienaren. De burgers en de volksvertegenwoordiging hebben het recht rekenschap te vragen aan iedere bestuurder en publieke dienaar voor zijn bestuur. Bestuurders e volksvertegenwoordigers mogen over bestuur en maatregelen geen onvolledige informatie, onjuistheden of onwaarheden publiek maken.
Burgers hebben recht op eerlijke en juiste informatie van bestuurders over hun bestuur, zonder weglaten, verdraaien of verzachten van feite of door feiten anders te noemen dan ze zijn. Deze richtlijn vereist van bestuurders en volksvertegenwoordigers vooral dat ze eerlijk en oprecht zijn naar de burgers toe en dat de dingen benoemen zoals ze werkelijk zijn. Versie 4
20
copyright © Oldmaster 2013
DE RECHTEN VAN DE SOEVEREINE MENS Artikel 49. De Staat mag zich niet bezig houden met ondernemen. De Staat mag zich niet zelf bezighouden met ondernemen van zakelijke activiteiten om oneerlijke concurrentie met de burgers en hun organisaties te voorkomen. De staat mag niet zelf gaan optreden als ondernemer en moet zorgen voor vrije mededinging van burgers en organisaties. Artikel 50. Voorkomen van privileges en monopolies. De Staat mag aan burgers of aan organisaties geen privileges verlenen of een monopolie van de Staat of organisaties veroorzaken, voor zover die functies in deze richtlijn niet zijn aangewezen. De Staat mag niet bepalen wat mensen willen of de verdeling van goederen en diensten over de mensen en organisaties verdelen voor zover dat niet over de in deze richtlijn aangewezen diensten en functies gaat zoals medicijnen, politie, defensie, bestuurders, publieke dienaren en rechterlijke macht. Artikel 51. Niet-gouvernementele organisaties zijn onderaannemer van de Staat De Staat mag organisaties aanwijzen die zich dienen te beperken tot producten of diensten voor het algemeen belang van de burgers in plaats van het belang van de organisatie zelf. Deze organisaties worden daarmee niet-gouvernementele organisaties zonder winstoogmerk die als onderaannemer van de Staat en onder verantwoordelijkheid van de staat activiteiten uitvoeren. Als een organisatie uitsluitend in algemeen belang van de burgers kan functioneren is aanwijzen van een dergelijke organisatie tot een niet-gouvernementele organisatie mogelijk. De organisatie wordt daarmee een organisatie zonder winstoogmerk en onderaannemer van de Staat en de Staat is volledig verantwoordelijk voor die organisatie. Artikel 52. Beloning van bestuurders van niet-gouvernementele organisaties. Bestuurders van niet-gouvernementele organisaties mogen vanwege hun beperkte aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid voor de bedrijfsvoering niet hoger beloond worden dan een staatssecretaris. Aangezien een bestuurder van een niet-gouvernementele organisatie geen risico loopt over de winst en over voortbestaan van de organisatie en ondergeschikt en verantwoording is verschuldigd aan de Staat, mag de beloning van een bestuurder die van de de op twee na hoogste publieke dienaar niet overschrijden.
Versie 4
21
copyright © Oldmaster 2013
DE RECHTEN VAN DE SOEVEREINE MENS (Regels over de rechtsorde) Artikel 53. Recht op bescherming door de politie en defensie. Politie en defensie en rechterlijke macht zijn de door de Staat aangewezen instanties van burgerlijke dienaren. Zij hebben geen andere taak dan de persoonlijke kenmerken van burgers beschermen, de vrijheid van burgers beschermen en de eigendommen van burgers beschermen en de rechtsorde handhaven binnen de grenzen die in de artikelen van deze richtlijn zijn vastgelegd. De politie en defensie en rechterlijke macht zijn het bevoegd gezag van de Staat om op te treden om de burgers te beschermen en de richtlijnen te handhaven door het beschermen, het begrenzen en het bekrachtigen van het leven, de vrijheid en het bezit van de burgers. Artikel 54. Politie en defensie zijn dienstbaar aan het algemeen belang. De politie en defensie mogen niet worden ingezet anders dan als bevoegd gezag voor het algemene belang van de burgers en niet voor particulier gebruik van hen aan wie ze is toevertrouwd. Politie en defensie zijn er voor het collectieve belang van burgers en mogen niet worden ingezet voor particulier gebruik van de burgerlijke dienaren of de Staat zelf. Artikel 55. Ieder mens is onschuldig tot het tegendeel bewezen is. Ieder mens wordt als onschuldig beschouwd tot wanneer hij schuldig wordt verklaard; daarom moet indien een aanhouding onvermijdelijk is, ieder gebruik van geweld dat niet dient om een verdachte gevangen te nemen, worden vermeden. De mens is onschuldig zolang totdat tegendeel bewezen is en daarom dient aanhouden en gevangen nemen zonder geweld te gebeuren. Artikel 56. De grenzen van de richtlijn zijn de maat van toelaatbaar handelen. Niemand kan beschuldigd, aangehouden of gevangen worden anders dan voor de in deze richtlijn bepaalde gevallen en bij overtreden van de vastgestelde grenzen, zoals die in deze richtlijn zijn omschreven. Alleen onherstelbare overtredingen met blijvende schade aan anderen van artikelen in de richtlijn vormen een misdrijf. Ieder mens die grenzen van de richtlijn in acht neemt, handelt toelaatbaar en is onschuldig. Artikel 57. Burgers moeten zich voegen naar het bevoegd gezag. Burgers mogen zich niet onttrekken aan het gezag of aan de bekrachtiging van handhaving door de politie van het beëindigen van mogelijke overtreding van de grenzen die in deze richtlijn zijn vastgelegd of het ingrijpen van de politie met verzet weerstaan en medewerking achterwege laten bij aanhouden en het vastleggen van de feiten door de politie. De burgers dienen zonder verzet mee te werken aan de handhaving door de politie bij het beëindigen van overtreding van de richtlijnen.
Versie 4
22
copyright © Oldmaster 2013
DE RECHTEN VAN DE SOEVEREINE MENS Artikel 58. De rechtspraak moet onafhankelijk zijn van bestuur en uitvoerende macht. De Staat, de volksvertegenwoordiging, het bestuur en de uitvoerende macht mogen zich niet bemoeien met de rechtspraak. Rechters moeten onafhankelijk zijn en geen leider, priester of voorganger zijn van een religieuze organisatie. Zij dienen uitsluitend uitspraken te doen over het recht van burgers op basis van de in de richtlijn als onrecht bepaalde zaken. De rechtspraak dient onafhankelijk te zijn van bestuur en uitvoerende macht. Leiders, priesters of voorgangers kunnen niet worden benoemd als echter om de onafhankelijkheid van de rechtspraak van geloofs overtuigingen te waarborgen. Rechtspreken is beperkt tot de in de richtlijn als onrecht bepaalde zaken. Artikel 59. Verdachten dienen mee te werken aan het bepalen van het recht. Overtreders en verdachten van de artikelen in deze richtlijn mogen hun medewerking aan een correcte en juiste rechtspraak niet hinderen, bemoeilijken of nalaten. Wie als verdachte zwijgt en zich zelf niet verdedigt, stemt toe in opleggen van de maximaal vastgestelde corrigerende maatregelen. Wie verdacht is van en bepaalde overtreding kan geen aanklacht indienen jegens een andere, zolang uitspraak en schuldvoldoening niet voltooid zijn. Rechtspraak vereist medewerking van alle partijen in een conflict, ook van de overtreder of verdachte. Wie als verdachte zwijgt en geen argumenten geeft voor - of rekenschap aflegt over zijn daden, stemt door het zwijgen toe in toepassen van maximale corrigerende maatregelen. Mogelijke overtreders en verdachten van een artikel uit deze richtlijn kunnen kunnen niet via een aanklacht aanspraak maken op enig ander artikel van de richtlijn zolang de uitspraak en schuldvoldoening niet volledig zijn voltooid en afgedaan. Wie de richtlijnen mogelijk overtreedt heeft geen recht om aanspraak te maken op de andere artikelen in de richtlijnen zolang de eerste zaak niet volledig is afgedaan. Artikel 60. Het handhaven van de richtlijnen. Rechtspraak heeft geen ander doel dan bij overtreding het vaststellen van verbetermaatregelen, herstelmaatregelen en corrigerende maatregelen om herhaling te voorkomen. Maatregelen moeten in relatie staan tot de toegebrachte schade. Er is sprake van een misdrijf als door permanente fysieke of materiele schade aan een ander mens herstel maatregelen onmogelijk zijn. De rechtspraak zal bij toepassen van de richtlijnen de bij normering gebruikelijke maatregelen dienen te volgen. Dat betekent niet het eenvoudig vaststellen van een zwart-wit benadering van schuldig of onschuldig, maar vaststellen of toepassen van het principe van verbetering en herstel en noodzakelijk is. Pas als er permanente fysieke of materiele schade aan een ander mens is toegebracht of herstel onmogelijk is er sprake van een misdrijf. De rechtspraak zal daardoor in haar beoordeling veel meer de focus dienen te leggen bij de veroorzaakte schade en de aard en duur daarvan bij het slachtoffer en welke maatregelen ten
Versie 4
23
copyright © Oldmaster 2013
DE RECHTEN VAN DE SOEVEREINE MENS opzichte van de verdachte daarvoor vereist zijn in plaats van spitsvondigheden bij de interpretatie van wetteksten. Maatregelen moeten in relatie staan tot de toegebrachte schade. Dit betekent dat de aard en duur van op te leggen een aantal corrigerende maatregelen bij fysieke schade aan een ander mens niet korter mogen duren dan de tijdsduur die nodig is tot volledig herstel van het slachtoffer. BELASTINGEN Artikel 61. Doel, nut en besteding van belastingen door de Staat. De Staat zal geen belastingen heffen waarvan het doel, nut en besteding voor de eigen burgers door de Staat niet aantoonbaar zijn. Belastingen zijn een afspraak van burgers om collectief te zorgen voor voorzieningen die zij zelfstandig niet of tegen hoge kosten zouden moeten regelen. Daarom dienen belastingen altijd een burgerlijk en aantoonbaar doel te hebben. Het belastingdoel ‘Algemene middelen’ kan alleen worden gebruikt bij ook algemeen geldende belasting zoals de inkomstenbelasting bij privépersonen en de omzetbelasting bij rechtspersonen. Artikel 62. Belastingheffing is ten dienste van alle eigen burgers. Belastingen en heffingen mogen uitsluitend worden geheven ten behoeve van het aanwenden of verwerven van algemene middelen, bekostigen van diensten en van uitgaven in Staat ten gunste van de eigen burgers. Alle naties heffen zelf belastingen. Ze heffen en innen deze van de eigen burgers en rechtspersonen en gebruiken ten opzichte van de burgers en rechtspersonen van de betreffende natie. Er is geen enkele rechtvaardiging te bedenken die belasting te betalen of afdragen voor een andere natie, rechtstreeks of via een collectief lichaam of instantie rechtvaardigt. Aangezien zowel belastingen als collectieve voorzieningen per natie zeer verschillend zijn, zou overdracht van belastingopbrengsten van de ene natie naar de andere, discriminatie en onrecht van vele burgerzin andere staten betekenen. Artikel 63. Belastingen moeten dienen voor het doel. De overheid mag ontvangen belastingen en heffingen uitsluitend gebruiken voor het doel waarvoor zij geheven zijn. Als een burger belasting betaalt voor een collectief middel, dienst of voorziening moet de burger erop kunnen vertrouwen dat de opbrengsten van die belasting ook gebruikt worden voor het doel waarvoor ze geheven zijn. Artikel 64. De Staat mag geen belasting laten innen door derden. De Staat zal geen belastingen laten innen door of via niet-gouvernementele organisaties.
Versie 4
24
copyright © Oldmaster 2013
DE RECHTEN VAN DE SOEVEREINE MENS Als niet-gouvernementele organisaties belastingen en heffingen mogen uitvoeren, die buiten de belastingdienst omgaan, raakt de overheid het overzicht en toezicht op die heffingen kwijt en veroorzaakt dit een onjuist beeld met betrekking tot de inkomsten van de overheid met betrekking tot de lasten voor de burgers. Als die heffingen daarbij ook nog andere kostencomponenten voor de niet- gouvernementele organisatie zelf bevatten is het mogelijk dat er onbedoeld vermogen of reserves ontstaan van heffingsopbrengsten bij de nietgouvernementele organisaties.
Versie 4
25
copyright © Oldmaster 2013