Verkenning Flora- en faunawet Waalweelde Beuningse Waarden Inventarisatie en beoordeling in het kader van de Flora- en faunawet
september 2014
ec ogr oe n adv ies
in opdracht van Provincie Gelderland
ecogroen advies
Colofon Titel Subtitel
Projectcode
Verkenning Flora- en faunawet Waalweelde Beuningse Waarden Inventarisatie en beoordeling in het kader van de Flora- en faunawet
14-113/02 Flora- en faunawet
Status
definitief
Datum
3 september 2014
Auteur
Ing. J.G. (Janneke) Lindenholz
Tweede lezer
Opdrachtgever
Drs. E. (Etienne) de Vries
Provincie Gelderland
e c o g r o e n a d v ie s is een onafhankelijk advies- en ingenieursbureau gespecialiseerd in e c o l o g i s c h o n d e r z o e k & n a t u u r o n t w i k k e l in g
Emmastraat 16, 8011 AG Zwolle 038 423 64 64 www.ecogroen.nl
© EcoGroen Advies (2014) Alles uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt, mits onder vermelding van bron en status:
Lindenholz J.G. (2014). Verkenning Flora- en faunawet Waalweelde Beuningse Waarden. Inventarisatie en beoordeling in
het kader van de Flora- en faunawet. Conceptrapport 14-113 /02. EcoGroen Advies BV, Zwolle.
ecogroen advies
Inhoud 1
Inleiding ..........................................................................................................................................................1 1.1 1.2 1.3
2
Aanleiding en doelstelling van dit onderzoek ......................................................................................................1 Huidige situatie en voorgenomen ontwikkelingen ..............................................................................................1 Onderzoeksmethode .............................................................................................................................................3
Flora en fauna .................................................................................................................................................5 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9
Flora........................................................................................................................................................................5 Vleermuizen ...........................................................................................................................................................7 Grondgebonden zoogdieren .................................................................................................................................7 Broedvogels met jaarrond beschermde nestplaatsen ........................................................................................8 Broedvogels zonder jaarrond beschermde nesten .............................................................................................10 Amfibieën ...............................................................................................................................................................11 Reptielen ................................................................................................................................................................12 Vissen .....................................................................................................................................................................12 Ongewervelden .....................................................................................................................................................13
3
Conclusies & aanbevelingen .......................................................................................................................14
4
Geraadpleegde bronnen .................................................................................................................................16
Bijlagen 1 - Samenvatting Flora- en faunawet 2 - Conceptinrichtingsplan Beuningse Waarden 3 - Soortkaarten 3.1 t/m 3.7
1 1.1
Inleiding
A ANLEIDING EN DOELSTELLING VAN DIT ONDERZOEK
De Dienst Landelijk Gebied en de provincie Gelderland werken samen aan de herinrichting van de Beuningse Waarden, als onderdeel van het programma Waalweelde. Het programma Waalweelde heeft tot doel een beleefbaar, eigen en aantrekkelijk rivierlandschap te ontwikkelen binnen de randvoorwaarden van (rivier)veiligheid en budget. De visie “Weelde in de Beuningse Uiterwaarden” van Bureau Stroming (2008) dient daarbij als vertrekpunt. Het doel van de initiatiefnemers is om begin 2015 over een vergunbaar ontwerp te beschikken voor de herinrichting van de Beuningse Waarden en in 2015 de vergunningenprocedures te doorlopen. In het voorliggende onderzoek vindt een toetsing van de beoogde werkzaamheden plaats aan de Flora- en faunawet (zie kader 1.1 en bijlage 1 voor nadere informatie met betrekking tot de Flora- en faunawet).
Kader 1.1 Flora- en faunawet
De Flora- en faunawet verplicht om bij ruimtelijke ingrepen of andere nieuwe activiteiten, na te gaan of er negatieve effecten kunnen optreden op exemplaren of het leefgebied van beschermde plant- en diersoorten. Optredende negatieve effecten dienen zo veel mogelijk vermeden of geminimaliseerd te worden. Voor schade aan strikt beschermde soorten kan het noodzakelijk zijn om een ontheffing aan te vragen bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland van het Ministerie van Economische Zaken en bovendien compensatie te realiseren voor verlies van leefgebied of groei- of verblijfplaatsen.
1.2
H UIDIGE SITUATIE EN VOORGENOMEN ONTWIKKELINGEN
De Beuningse Waarden liggen ten zuiden van de Waal, tussen rivierkilometer 888,1 en 892,0. De uiterwaarden worden in het zuiden begrensd door de winterdijk en in het westen door de Sluiswaard (figuur 1.1). De locaties waar de maatregelen worden uitgevoerd liggen allen in de Beuningse Waarden. Op de soortenkaarten in bijlage 3 is de term ‘maatregelengebied’ gebruikt om de buitengrenzen van het gebied waarbinnen de maatregelen worden uitgevoerd te duiden. De term ‘maatregelengebied is in dit rapport uitwisselbaar met de term ‘plangebied’. De enige maatregel die buiten deze begrenzing valt is de dijkverzwaring, waarvan de lengte en ligging nog indicatief is. Deze maatregel wordt apart besproken.
Verkenning Flora- en faunawet Waalweelde Beuningse Waarden
Klik hier als u tekst wilt invoeren.
ecogroen advies
1
ecogroen advies
Het ‘onderzoeksgebied’ is het gebied dat onderzocht is op de aanwezigheid van beschermde en bedreigde soorten. Dit is gedefinieerd als de Beuningse waarden – inclusief de Sluiswaard en de beide grindgaten. De speerpunten uit de visie van Bureau Stroomlijn (2008) zijn vertaald in een voorlopig inrichtingsplan en schetsontwerp zoals weergegeven in het rapport “Weelde in de Beuningse Uiterwaard: Schetsontwerp & Realisatiestrategie” (DLG, 2013). Het inrichtingsplan is uitgewerkt in een aantal maatregelen die zijn weergegeven op een maatregelenkaart (d.d. 22 april 2013, figuur 1.1 en bijlage 2). Het ontwerpproces is nog niet afgerond: De inrichtingsmaatregelen kunnen nog worden bijgesteld op basis van nieuwe inzichten. De maatregelen bestaan onder andere uit:
Realisatie van de geul met kwelremmende maatregelen, na kap van bestaand bos;
Vrijmaken van de stroombaan;
Kruinverhoging bandijk;
Herprofileren kade;
Renovatie (cultuurhistorisch waardevolle) sluizen;
Realisatie van fiets- en wandelpaden;
Verwijderen bestaande en realisatie nieuwe ontsluitingswegen (inclusief bruggen en dijklichaam);
Aanplant bos.
Sluiswaard Moespotsewaard buizenterrein strang Staartjeswaard terrein oude steenfabriek Het Nieuwe Grindgat Het Grindgat
Moespotse Waai Duivelswaai
Figuur 1.1: Plangebied met voorgenomen maatregelen en toponiemen (DLG, april 2014).
Verkenning Flora- en faunawet Waalweelde Beuningse Waarden
Bunswaard
2
ecogroen advies
1.3
O NDERZOEKSMETHODE
Voorliggend onderzoek is gebaseerd op bureauonderzoek en veldonderzoek. Hieronder wordt dit nader beschreven, evenals de wijze waarop de verzamelde gegevens zijn geanalyseerd en beoordeeld.
B u r e a u on d e r zoe k Om na te gaan welke flora- en faunagegevens reeds bekend zijn in het plangebied en de directe omgeving is een bureauonderzoek uitgevoerd. De belangrijkste basis hiervoor zijn de verschillende ecologische onderzoeken die in het plangebied en de directe omgeving gedurende de afgelopen jaren zijn uitgevoerd, ondermeer in het kader van het Programma Stroomlijn van RWS. Het gaat om 17 documenten van acht verschillende partijen. In aanvulling hierop is via de provincie data verkregen uit de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF). Tenslotte is ook gebruik gemaakt van andere bronnen, voor zover deze een aanvulling op de eerder genoemde gegevens betekenen (onder andere waarneming.nl en telmee.nl). De geraadpleegde bronnen zijn benoemd in Hoofdstuk 4. Alle aangeleverde GIS-data (inclusief NDFF) is gecontroleerd op dubbelingen. Daarnaast is de data indien nodig volledig gemaakt en de lay-out geüniformeerd. Hiervoor is de standaardindeling van de NDFF aangehouden. Op deze wijze is een betrouwbare database ontstaan die eenvoudig kan worden ingelezen in en beschikbaar gesteld via Geoweb.
Ve r le e n d e on th e f f in g In het kader van de herinrichting van de Beuningse Waarden is in 2013 reeds gestart met het kappen (en wegslepen) van een deel van de bomen. Deze werkzaamheden konden gezien de aanwezigheid van de zwaar beschermde Kamsalamander niet worden afgerond. Om de nog resterende kapwerkzaamheden uit te kunnen voeren, is een ontheffing aangevraagd en verleend (Bakker & Flierman 2013a en 2013 b en Rijksdienst voor Ondernemend Nederland 2014). Het gaat hierbij om de volgende werkzaamheden: klepelen van dunne ontheffing is verleend voor de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet voor enkele broedvogels met jaarrond beschermde nesten, overige broedvogels en Kamsalamander, specifiek voor de in de ontheffing genoemde werkzaamheden. In voorliggende rapportage gaan we hier nader op in.
Ve ld on d e r zoe k Op 2 april 2014 is het plangebied bezocht voor een verkennend veldonderzoek. Hierbij is expliciet gekeken naar de aanwezigheid van jaarrond beschermde nesten van broedvogels, omdat op dat moment de bomen nog niet in blad waren. Verder is aandacht besteed aan (leefgebied van) amfibieën en Bever en boomholten die geschikt kunnen zijn als verblijfplaats voor vleermuizen. Op basis van dit veldbezoek en een verkenning van verzamelde gegevens uit het bronnenonderzoek is vastgesteld dat voor een aantal soort(groep)en (vissen, amfibieën, Bever, broedvogels met jaarrond beschermd nest) aanvullend onderzoek nodig is. Deze onderzoeken zijn uitgevoerd op 12 juni 2014 (dag + aansluitende avondbezoek) en 3 juli 2014.
Verkenning Flora- en faunawet Waalweelde Beuningse Waarden
houtopstanden, frezen en weggraven van de bovengrond en het graven van het begin van de nevengeul. De
3
ecogroen advies
A n a lys e e n b e oor d e l in g ve r za me ld e g eg e ve n s Genoemde bronnen en data zijn beoordeeld op relevante informatie; in deze situatie betreft dat soorten die een duidelijke relatie hebben met het plangebied èn:
met jaarrond beschermde nestplaatsen, of
zware bescherming genieten (Flora- en faunawet tabel 2 en 3), of
voorkomen op de Rode Lijst (bedreigde flora, dagvlinders, libellen en sprinkhanen).
De resterende gegevens zijn beoordeeld op ruimtelijke dekking, compleetheid, actualiteit (zie ook kader 1.2), eventuele tegenstrijdigheden, doorwerking van de Flora- en faunawet en kennisleemten.
Kader 1.2 Houdbaarheid van verspreidingsgegevens
De soortenstandaards van het (voormalige) ministerie van EL&I en EZ wijzen er op dat verspreidingsgegevens op het moment van een ontheffingaanvraag niet ouder mogen zijn dan drie jaar. Alleen voor flora wordt een ouderdom van vijf jaar geaccepteerd. Uitgaande van een ontheffingsaanvraag in 2015, moeten inventarisaties naar fauna dus minimaal in 2012 en naar flora in 2010 zijn uitgevoerd.
De inrichtingsmaatregelen uit het voorlopig ontwerp van april 2013 zijn met behulp van de verzamelde gegevens getoetst aan de Flora- en faunawet. Daarbij zijn zowel de vaste rust- en verblijfplaatsen, als het functioneel leefgebied van de soorten betrokken. Dit betekent ook dat voor soorten waarvoor dit van belang is (zoals Bever en Kamsalamander) een inschatting gemaakt wordt van het leefgebied, uitgaande van puntwaarnemingen en een landschapsanalyse. In de beoordeling wordt gekeken naar zowel effecten van de realisatiefase (‘uitvoering’), als de lange termijneffecten die overwegend positief voor natuurwaarden zullen zijn. Hiervoor gebruiken we de algemeen erkende principes over verstoring en de te verwachten ecologische meerwaarde van de herinrichting, waarmee we in diverse andere rivierprojecten ruime ervaring hebben Verkenning Flora- en faunawet Waalweelde Beuningse Waarden
opgedaan.
4
ecogroen advies
2
Klik hier als u tekst wilt invoeren.
2.1
Flora en fauna
F LORA
U itg e v oe r d on d e r zoe k
Peters en Kurstjens (2011) beschrijven dat het hele gebied van de Beuningse waarden in 2009 systematisch is onderzocht op aanwezige flora. De resultaten uit het veldonderzoek zijn aangevuld met losse waarnemingen uit 2010, ontleent aan waarneming.nl;
In het onderzoek van De Jong et al. (2011) zijn uitsluitend beschermde soorten in kaart gebracht en geen soorten van de Rode Lijst;
Uit de database van de NDFF (2014) blijkt dat tot en met 2013 waarnemingen zijn toegevoegd.
Sinds 2011 heeft geen systematisch en vlakdekkend onderzoek meer plaatsgevonden. Dit betekent dat op het moment van ontheffingsaanvraag het meest recente, compleet uitgevoerde onderzoek naar beschermde flora 4 jaar oud is. Floragegevens van vier jaar oud worden door bevoegd gezag als actueel genoeg geaccepteerd. Wel wordt hierbij de kanttekening geplaatst dat de uiterwaarden een dynamisch milieu zijn, en aanwezige beschermde en bedreigde flora op het moment van aanvragen (zie verder hoofdstuk 3). Aangetroffen soorten Op basis van de beschikbare informatie komen binnen het plangebied vier zwaar beschermde (Flora- en faunawet tabel 2), twee laag beschermde (Flora- en faunawet tabel 1) en negen plantensoorten van de Rode lijsten voor. De soorten staan opgesomd in tabel 2.1 en zijn op kaart 3.1 en 3.2 in bijlage 3 ruimtelijke weergegeven.
E f f e c tb e oor d e lin g e n ad vie s Er is in 2014 geen aanvullend veldonderzoek naar flora noodzakelijk. Wel is direct voorafgaand aan de werkzaamheden, maar binnen het veldseizoen een actualiserend onderzoek nodig om standplaatsen van beschermde flora te markeren, zodat deze kunnen worden ontzien tijdens de werkzaamheden.
Verkenning Flora- en faunawet Waalweelde Beuningse Waarden
dat het aannemelijk is dat de beschikbare gegevens niet een 100% betrouwbaar beeld geven van de
5
ecogroen advies
Tabel 2.1: Beschermde en bedreigde flora in het plangebied.
So o rt
B es ch e rm d F f - wet
Ruig klokje Tongvaren Veldsalie Wilde marjolein Zwanenbloem Grote kaardenbol
R o d e l ij st
tabel 2 tabel 2 tabel 2 tabel 2
kwetsbaar
tabel 1 tabel 1
Brede ereprijs Kruisbladwalstro Moeraswolfsmelk
bedreigd kwetsbaar kwetsbaar
Beemdkroon
gevoelig
Gewone agrimonie
gevoelig
Goudhaver Kamgras Kattendoorn
gevoelig gevoelig gevoelig
Zwaar beschermde plantensoorten (tabel 2) Geen van de plantensoorten van tabel 2 bevindt zich op een locatie waar werkzaamheden worden uitgevoerd, met uitzondering van het tracé van de dijkverzwaring. Langs de dijk komen verspreid drie beschermde soorten van Tabel 2 voor, te weten Wilde marjolein, Tongvaren en Veldsalie. Deze soorten kunnen voor aanvang van de werkzaamheden worden verplaatst of in depot worden gezet en later worden teruggeplaatst. Hiervoor is een ontheffing noodzakelijk.
betreffende soorten (door de standplaatsen te ontzien), zijn geen negatieve effecten op de functionele leefomgeving van de zwaar beschermde soorten te verwachten. Ook op de lange termijn zijn geen negatieve effecten op deze soorten te verwachten. Laag beschermde plantensoorten (tabel 1) en plantensoorten van de Rode Lijst Als gevolg van de beoogde plannen worden mogelijk wel groeiplaatsen plantensoorten van de Rode Lijst aangetast. Het gaat daarbij om Beemdkroon (RL Gevoelig), Kruisbladwalstro (RL Kwetsbaar), Goudhaver (RL Gevoelig) en Moeraswolfsmelk (RL kwetsbaar). Vooral ter hoogte van de dijkafrit bij de Moespotse Waai komt een relatief hoge dichtheid aan soorten voor. Voor beide categorieën geldt geen wettelijke bescherming bij ruimtelijke ingrepen en zijn schadebeperkende maatregelen juridisch gezien niet strikt noodzakelijk. Toch kunnen wel maatregelen voor deze plantensoorten worden genomen, wanneer het inpassen van groeiplaatsen niet haalbaar is. Exemplaren van deze planten kunnen voorafgaand aan de werkzaamheden worden verplaatst naar geschikte locaties buiten het werkgebied. Dit dient te gebeuren in vorstvrije perioden en buiten de groeiperiode van de soorten.
Verkenning Flora- en faunawet Waalweelde Beuningse Waarden
Wanneer tijdens de overige werkzaamheden rekening gehouden wordt met de standplaats van de
6
ecogroen advies
2.2
V LEERMUIZEN
U itg e v oe r d on d e r zoe k Het meest recente onderzoek dateert uit 2012. Door Tauw is op 9 mei, 25 juni, 7 augustus en 4 september 2012 in de Beuningse Waarden vleermuizenonderzoek uitgevoerd conform het protocol voor vleermuizenonderzoek (Hooff 2012b & 2012c). De onderzoeken zijn op het moment van beoogde ontheffingaanvraag drie jaar oud en voldoen daarmee aan de eisen voor wat betreft actualiteit. Uit het onderzoek komt naar voren dat er geen vaste verblijfplaatsen aanwezig zijn en dat er geen functionele vliegroutes en foerageergebieden worden geschaad door uitvoering van het plan.
E f f e c tb e oor d e lin g e n ad vie s De beoogde maatregelen leiden niet tot overtreding van de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet. Het nemen van vervolgstappen voor vleermuizen is niet aan de orde.
2.3
G RONDGEBONDEN ZOOGDIEREN
U itg e v oe r d on d e r zoe k De relevante soort uit deze soortgroep is alleen de zwaar beschermde Bever (Flora- en faunawet tabel 3 en Rode Lijst gevoelig). Vaste verblijfplaatsen van overige zwaar beschermde soorten zoals Steenmarter en Das zijn niet bekend uit het plangebied en directe omgeving. Van Damhert (Flora- en faunawet tabel 2) is in het plangebied één waarneming bekend van een zwervend exemplaar (NDFF 2014). Op 29 december 2013 is door Ark Natuurontwikkeling een beverburcht aangetroffen langs de kleine zandwinplas (Het Nieuwe Grindgat), evenals diverse vraatsporen langs de oevers. Op basis hiervan is door DLG in januari 2014 een memo opgesteld. Geconstateerd wordt dat er sprake lijkt van een permanente
Tijdens veldbezoeken op 2 april en 16 juni 2014 is het plangebied (conform de soortenstandaard van Bever) gecontroleerd op verblijfplaatsen van Bever en is foerageergebied op basis van de vraatsporen in kaart gebracht. Andere dan de reeds bekende verblijfplaats van Bever zijn niet vastgesteld. Langs de oever van de oostelijke plas zijn verspreid wel meerdere locaties met vraatsporen aangetroffen (zie kaart 3.3 in bijlage 3). Al deze locaties maken onderdeel uit van het foerageergebied van Bever dat zich uitstrekt langs de gehele oeverzone met wilgenstruweel. Tijdens de veldonderzoeken zijn geen waarnemingen (zoals graafsporen, pootafdrukken, verblijfplaatsen) gedaan die duiden op de aanwezigheid van andere zwaar beschermde grondgebonden zoogdieren zoals Das, Boommarter en Steenmarter. Functioneel leefgebied van dezer soorten is daarom met zekerheid uit te sluiten.
Verkenning Flora- en faunawet Waalweelde Beuningse Waarden
vestiging en dat het aannemelijk is dat er meer burchten zijn of worden aangelegd.
7
ecogroen advies
E f f e c tb e oor d e lin g e n ad vie s Als gevolg van de beoogde plannen worden geen negatieve effecten verwacht op de functionele leefomgeving van Bever. De burcht blijft behouden en de rondom de burcht aanwezige bosschages worden versterkt door bosaanplant. Daarnaast blijft nagenoeg het gehele foerageergebied behouden. Daar waar een klein deel van het foerageergebied verdwijnt, wordt een eiland met bosaanplant gerealiseerd. Wel dienen, om verstoring van Bever in de meest kwetsbare periode te voorkomen, bij de werkzaamheden enkele mitigerende maatregelen te worden genomen. Dit betreft onder andere het afstand houden van de burcht (minimaal 20 meter), van mei tot en met augustus geen activiteiten of werkzaamheden uitvoeren binnen 20 tot 50 meter rondom een burcht en geen werkzaamheden uitvoeren tussen een half uur voor zonsondergang en een half uur na zonsopgang (Ministerie van EZ 2012). Aanbevolen wordt deze soort wel mee te nemen in de ontheffingsaanvraag.
2.4
B ROEDVOGELS MET JAARROND BESCHERMDE NESTPLAATSEN
U itg e v oe r d on d e r zoe k Op 18 mei en 15 juni 2012 is door Tauw een broedvogelinventarisatie uitgevoerd in de Beuningse Waarden 1
(Van Vliet & Flierman 2013). Hierbij zijn geen jaarrond beschermde nesten aangetroffen in het plangebied. In april en juni 2014 heeft EcoGroen Advies in het plangebied veldonderzoek gedaan naar het voorkomen van jaarrond beschermde nesten conform de inventarisatierichtlijnen van SOVON. Hierbij is één in gebruikzijnde nest van Buizerd en één van Havik vastgesteld. De locaties zijn weergegeven op de kaart 3.4 in bijlage 3. In tabel 2.2 is een overzicht gegeven van alle vogelsoorten met jaarrond beschermde nesten in de Beuningse Waarden vanaf het jaar 2000. Te zien is dat soorten als Sperwer, Boomvalk en Ransuil in het verleden in het plangebied gebroed hebben. Op het terrein van de oude steenfabriek heeft in 2009 Ooievaar gebroed op een nestpaal en is ook Kerkuil Steenuil aanwezig in een boomgaard nabij de Duivelswaai en mogelijk ook ter hoogte van Beuningen. Genoemde soorten gebruiken het plangebied als foerageergebied.
1
Onder jaarrond beschermde nesten van broedvogels wordt verstaan: in functie zijnde nesten van de Ooievaar, Boomvalk, Buizerd, Havik, Ransuil, Roek, Wespendief, Zwarte wouw, Slechtvalk, Sperwer, Steenuil, Kerkuil, Oehoe, Gierzwaluw, Grote gele kwikstaart en Huismus. Voor sommige andere soorten geldt dat de nesten jaarrond beschermd zijn als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.
Verkenning Flora- en faunawet Waalweelde Beuningse Waarden
vastgesteld. Huismussen broeden in lage aantallen op het Buizenterrein. Binnendijks is een territorium van
8
ecogroen advies
Tabel 2.2: Territoriumindicerend gedrag van vogels met jaarrond beschermde nestplaatsen in de Beuningse waarden in de periode 2000-2014 (voor Kerkuil, Steenuil en Huismus t/m 2013). De aantallen verwijzen naar broedparen en/of territoria.
Soort
Buizerd
Sperwer Havik Boomvalk Ooievaar K e rk u i l Ransuil Steenuil
Huismus
Jaar 2000 2004 2007 2009 2011 2014 2004 2010 2012 2014 2004 20 0 9 2009 2000 2004 2007 2008 2011 2004 2007 2008 2009 2011
Aa n t a l 1 2 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 1 3 1 4
L o c a ti e Staartjeswaard Staartjeswaard, thv Grindgat Moespotsewaard, Staartjeswaard Staartjeswaard Staartjeswaard Staartjeswaard Staartjeswaard Staartjeswaard Staartjeswaard Staartjeswaard Staartjeswaard Terrein oude steenfabriek (nestpaal) Terrein oude steenfabriek Zuidoever Nieuwe Grindgat thv Duivelswaai thv Duivelswaai uiterwaard thv Grindgat thv Beuningen Buizenterrein Buizenterrein Buizenterrein Buizenterrein Buizenterrein
Ve r le e n d e on th e f f in g In januari 2014 is voor een deel van dit project - onder andere voor een aantal broedvogels met een jaarrond voor Ondernemend Nederland 2014). Het betreft de soorten Boomvalk, Havik, Ransuil en Sperwer. Over deze soorten wordt geschreven dat verstoring van eventueel aanwezig broedgevallen kan optreden bij het afronden van de reeds opgestarte kapwerkzaamheden. In de aanvraag en het daarbij behorend rapport van Bakker & Flierman (2013a) en in de ontheffing zijn mitigerende maatregelen beschreven. Deze ontheffing is echter niet toereikend voor de overige nog geplande werkzaamheden.
E f f e c tb e oor d e lin g e n ad vie s Het nest van Buizerd ligt buiten de invloedsfeer van de plannen. Voor Buizerd zijn daardoor geen vervolgstappen nodig. Het nest van Havik bevindt zicht echter op de locatie van de nieuwe geul en zal door de aanleg daarvan verdwijnen. Voor deze soort dient een nieuwe ontheffing te worden aangevraagd, dan wel een verzoek tot wijziging van de bestaande ontheffing te worden gedaan. Gezien de jaarlijkse dynamiek in het gebied is het echter goed mogelijk dat Buizerd, Sperwer, Boomvalk en Ransuil in de komende jaren wel weer binnen de grenzen van het plangebied tot broeden komen. Daarom is het raadzaam ook voor deze soorten een ontheffing aan te vragen.
Verkenning Flora- en faunawet Waalweelde Beuningse Waarden
beschermde nestplaats - ontheffing van verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet verleend (Rijksdienst
9
ecogroen advies
Voor de overige soorten met jaarrond beschermde nestplaatsen waarvoor het plangebied uitsluitend fungeert als foerageergebied is geen ontheffing nodig. Deze soorten hebben voldoende uitwijkmogelijkheden in de directe omgeving.
2.5
B ROEDVOGELS ZONDER JAARROND BESCHERMDE NESTEN
U itg e v oe r d on d e r zoe k In het plangebied zijn diverse meer algemeen voorkomende broedvogels aangetroffen en te verwachten (Ravon 2014, Bakker & Flierman 2013a, van Vliet & Flierman 2013 en Bakker 2012). Ondermeer Grote bonte specht, Boomklever, Boomkruiper, Koolmees, Pimpelmees, Matkop, Vink, Tjiftjaf, Houtduif, Meerkoet, Wilde eend, Gele kwikstaart, Roodborst en andere.
Ve r le e n d e on th e f f in g 2
In verband met het uitvoeren van grondwerkzaamheden in het broedseizoen van vogels is in januari 2014 ontheffing verleend (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland 2014). In deze ontheffing en het daarbij behorend rapport van Bakker & Flierman (2013a) zijn de mitigerende maatregelen beschreven. Deze ontheffing geldt niet voor verstoring van broedende vogels gedurende het uitvoeren van andere werkzaamheden.
E f f e c tb e oor d e lin g e n ad vie s Als gevolg van de beoogde plannen zal tijdelijk en permanent broedgelegenheid van vogels verdwijnen. De gunstige staat van instandhouding van de betreffende soorten komt echter niet in gevaar, omdat in het plangebied en de omgeving ervan voldoende uitwijkmogelijkheden aanwezig zijn.
houden met het broedseizoen van broedvogels. Alle broedvogels, nesten, eieren en jongen zijn gedurende hun broedseizoen beschermd en mogen in het kader van de Flora- en faunawet in deze periode niet verstoord of geschaad worden. Als broedseizoen wordt gehanteerd: de periode van nestbouw, periode van broed op de eieren en de periode dat de jongen op het nest gevoerd worden. Voor verstoring tijdens het broedseizoen van een vogel wordt geen ontheffing verleend. Indien op een locatie geen broedende/nestelende vogels aanwezig zijn, mag het aanwezige geschikte broedbiotoop ook tijdens het broedseizoen verwijderd worden. Dit kan worden vastgesteld middels een zogeheten broedvogelcheck. Voor de meeste van de aanwezige soorten kan de periode tussen half maart en half juli worden aangehouden als broedseizoen. De broedperiode verschilt per soort en soms ook per jaar en in het kader van de Flora- en faunawet wordt voor het broedseizoen geen standaardperiode gehanteerd. Van belang is of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum. Een soort als Houtduif kan echter tot half november broedend aangetroffen worden.
2
Het betreffen hier de volgende werkzaamheden: klepelen van dunne houtopstanden en frezen en weggraven van de bovengrond (ter plaatse van gekapte bomen).
Verkenning Flora- en faunawet Waalweelde Beuningse Waarden
Bij de uitvoering van maatregelen, anders dan waar ontheffing voor is verleend, dient men rekening te
10
ecogroen advies
Wanneer de voorgenomen maatregelen in het broedseizoen van vogels worden uitgevoerd dient een nieuwe ontheffing dan wel een wijziging van de bestaande ontheffing te worden aangevraagd.
2.6
A MFIBIEËN
U itg e v oe r d on d e r zoe k Het voorkomen van de zwaar beschermde Kamsalamander (Flora- en faunawet tabel 3 en RL kwetsbaar) en Poelkikker (Flora- en faunawet tabel 3) is relevant.
In het onderzoek van Tauw is geconcludeerd dat het voorkomen van Kamsalamander is vastgesteld in een drietal poelen (Bakker 2012);
Poelkikker kon niet met zekerheid worden vastgesteld, maar is wel bekend van waarnemingen uit 2008 (NDFF 2014);
RAVON (Struijk 2013) geeft aan dat Kamsalamanders in het gebied kunnen overwinteren en adviseert nader veldonderzoek in het westelijke deel van het plangebied.
Aanvullend is door EcoGroen Advies op 12 juni en 3 juli 2014 onderzoek uitgevoerd naar Kamsalamander en Poelkikker. Beide onderzoeksmomenten vallen binnen de onderzoeksperiode zoals deze is beschreven in de soortenstandaarden van beide soorten. Voor wat betreft Kamsalamander is gezocht naar volwassen exemplaren en larven en Poelkikker is geïnventariseerd op basis van kooractiviteit en vangstwaarnemingen. Op kaart 3.5 in bijlage 3 zijn de bekende waarnemingen van Kamsalamander en Poelkikker weergegeven. Van Kamsalamander zijn geen larven aangetroffen in de poelen. Naar verwachting heeft dit jaar in verband met de droogte geen voortplanting van Kamsalamander plaatsgevonden (vrijwel alle poelen stonden droog).
Op basis van alle gegevens en het aanwezige biotoop kan worden gesteld dat de poelen (indien niet droogvallen) geschikt zijn en gebruikt zullen worden als voortplantingswater. De bosgebieden dienen hierbij als landbiotoop. Overwintering wordt vooral verwacht op de hogere delen in het plangebied (rond de bebouwing). In de lagere delen is beperkt overwintering te verwachten. Verder zijn in het plangebied enkele roepende poelkikkers vastgesteld in grote groepen Bastaardkikkers. Bekend is dat Poelkikker in dergelijke groepen kruist met Bastaardkikker, maar geen zelfstandige populaties vormt (Marijnissen 2008).
Ve r le e n d e on th e f f in g In januari 2014 is voor onder andere Kamsalamander ontheffing van verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet verleend voor de resterende werkzaamheden ter plaatse van de reeds uitgevoerde kapwerkzaamheden (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland 2014). Deze ontheffing is echter niet toereikend voor overige werkzaamheden.
Verkenning Flora- en faunawet Waalweelde Beuningse Waarden
Van de soort zijn in het bosgebied wel waarnemingen gedaan onder stronken.
11
ecogroen advies
E f f e c tb e oor d e lin g e n ad vie s Omdat leefgebied en mogelijk exemplaren van Kamsalamander verloren gaan, is het voor deze soort wel noodzakelijk vervolgstappen te nemen. Eén van de voortplantingswateren komt op het eiland te liggen in de nieuwe geul en verliest daarmee haar functie. Een tweede voortplantingswater komt vanwege de geul geïsoleerd te liggen. Verder is sprake van verlies van landbiotoop, met name door het wegnemen van oude bomen en stronken. Om deze negatieve effecten op te heffen is een mitigatieplan nodig. Er moet ondermeer nieuw voortplantingswater worden aangelegd. Wanneer dit in de uiterwaard wordt gesitueerd is het van belang dat kamsalamanders vrij kunnen migreren tussen overwinteringslocaties en voortplantingswater. Om voldoende genetische variatie in de populatie te behouden is het ook noodzakelijk om migratie met binnendijkse populaties mogelijk te maken. Aanbevolen wordt om hierbij passages in de kruin van de winterdijk aan te leggen om verkeersslachtoffers te voorkomen. Op basis van het compensatie- en mitigatieplan kan vervolgens een ontheffing Flora- en faunawet worden aangevraagd. Het nemen van vervolgstappen voor Poelkikker wordt niet noodzakelijk geacht.
2.7
R EPTIELEN
Reptielen zijn niet bekend en worden op basis van het ontbreken van geschikt biotoop ook niet verwacht. Het nemen van vervolgstappen voor deze soortgroep zijn niet nodig.
2.8
V ISSEN
U itg e v oe r d on d e r zoe k
Peters & Kurstjens (2011) beschrijven dat diverse soorten vissen voorkomen in de Beuningse Waarden,
Tauw concludeert echter op basis van gegevens van ATKB uit 2010 dat het voorkomen van beschermde vissoorten kan worden uitgesloten (Bakker 2012);
Een vluchtig schepnet-onderzoek van EcoGroen Advies in april 2014 heeft evenwel de middelhoog beschermde Kleine modderkruiper (Flora- en faunawet tabel 2) aangetoond in de kleine zandwinplas;
In de strang ten zuiden van het opslagterrein is door RAVON Vetje (RL kwetsbaar) vastgesteld.
Aanvullend is door EcoGroen Advies op 3 juli 2014 vissenonderzoek uitgevoerd. Op kaart 3.6 in bijlage 3 zijn vangstwaarnemingen van de hierbij aangetroffen Kleine modderkruipers weergegeven. Andere beschermde soorten zijn niet aangetroffen en worden op basis van de veldonderzoeken en bekende verspreidingsgegevens ook niet verwacht.
E f f e c tb e oor d e lin g e n ad vie s De plas waarin de vangstwaarnemingen van Kleine modderkruiper zijn gedaan, blijft grotendeels ongemoeid. Alleen in de zuidwesthoek worden enkele werkzaamheden uitgevoerd, te weten de aanleg van een eiland en
Verkenning Flora- en faunawet Waalweelde Beuningse Waarden
waaronder de zwaar beschermde Bittervoorn (Flora- en faunawet tabel 3 en RL kwetsbaar);
12
ecogroen advies
de aantakking van de geul. Hierbij gaat een klein deel van het leefgebied van Kleine modderkruiper verloren en worden mogelijk exemplaren geschaad. Door het graven van een nieuwe geul ontstaat op termijn ook weer nieuw en zelfs meer leefgebied voor de soort. Het aanvragen van een ontheffing voor deze soort is niet nodig omdat gewerkt kan worden conform een goedgekeurde gedragscode, zoals die van de Unie van waterschappen (2012). Hierin staan de te nemen mitigerende maatregelen beschreven.
2.9
O NGEWERVELDEN
U itg e v oe r d on d e r zoe k Uit deze soortgroep is uitsluitend de zwaar beschermde Rivierrombout (Flora- en faunawet tabel 3 en RL verdwenen uit Nederland) bekend (waarneming.nl). De soort is relatief algemeen tussen de kribben van de Waal. Daarnaast is het voorkomen van een populatie Bruine winterjuffer in de beoogde stroombaan van de nieuwe geul bekend (waarneming.nl). Hoewel de soort nog als bedreigd (RL 2) te boek staat, is deze met een sterke opmars bezig en momenteel algemeen voorkomend. Tevens worden op waarneming.nl waarnemingen gemeld van Vroege glazenmaker (RL kwetsbaar), Glassnijder (RL kwetsbaar), Tengere pantserjuffer (RL kwetsbaar), Gouden sprinkhaan (RL kwetsbaar) en Sikkelsprinkhaan (RL gevoelig). Geschikt leefgebied van andere dan genoemde beschermde ongewervelde ontbreekt in het plangebied. Op kaart 3.7 in bijlage 3 zijn de waarneming van Rivierrombout weergegeven. Tijdens het veldonderzoek op 3 juli 2014 gedurende de vliegtijd van de soort zijn langs de Waal geen nieuwe waarnemingen van Rivierrombout gedaan.
E f f e c tb e oor d e lin g e n ad vie s De larven van de Rivierrombout komen voor tussen de kribben van de Waal. Hier vinden geen werkzaamheden plaats in het kader van de herinrichting van de Beuningse Waarden. Effecten op
De populatie van Bruine winterjuffer bevindt zich wel in het werkgebied. Een deel van het leefgebied (overwinteringbiotoop) van deze populatie is reeds verwijderd door de kapwerkzaamheden. Voor Bruine winterjuffer zijn, behoudens de algemeen zorgplicht, geen aanvullende wettelijke verplichtingen van belang. De soort zal overigens profiteren van de gevolgen van de voorgenomen plannen, waaronder bosontwikkeling. Voor de soortgroep ongewervelden is het nemen van vervolgstappen (zoals aanvullend onderzoek en het aanvragen van een ontheffing) in deze situatie niet nodig.
Verkenning Flora- en faunawet Waalweelde Beuningse Waarden
Rivierrombout kunnen zodoende op voorhand worden uitgesloten.
13
ecogroen advies
3
Klik hier als u tekst wilt invoeren.
Conclusies & advies
Voor de soorten/ soortgroepen flora, Bever, Havik, Kamsalamander, Kleine modderkruiper en broedvogels dienen vervolgstappen te worden genomen. Conform het huidige ontwerp moet voor Bever, Havik en Kamsalamander een ontheffing worden aangevraagd. Geadviseerd wordt ook de broedvogelsoorten Buizerd, Sperwer, Boomvalk en Ransuil in de aanvraag mee te nemen, omdat deze in de nabije toekomst ook binnen de invloedssfeer van het plan tot broeden kunnen komen. Voor Kamsalamander moet wegens verlies en isolatie van voortplantingswateren een mitigatieplan worden opgesteld. Voor flora geldt dat in het veldseizoen voorafgaand aan de werkzaamheden middels een actualiserend onderzoek standplaatsen van strikt-beschermde flora moeten worden gemarkeerd, zodat deze kunnen worden ontzien dan wel verplaatst. Op basis van het huidige ontwerp moet voor de dijkverzwaring ontheffing worden aangevraagd voor drie beschermde soorten van tabel 2, te weten Wilde marjolein, Tongvaren en Veldsalie. Ter hoogte van de Moespotse Waai komen op de dijk veel soorten van de Rode lijst voor. Ontheffing is hier niet voor nodig, maar uit oogpunt van zorgvuldigheid kan er wel voor gekozen worden deze soorten te verplaatsen. Voor de overige soortgroepen geldt in vanuit de Flora- en faunawet niet de verplichting tot vervolgstappen.
Groen; betreft maatregelen waarvoor geen ontheffing Flora- en fauna- wet nodig is. Dit betekent dat er met zekerheid geen effecten op beschermde soorten van tabel 2 en 3 zijn, of dat gewerkt kan worden met een goedgekeurde gedragscode;
Geel; betreft maatregelen waarvoor uitzicht bestaat op ontheffing Flora- en faunawet. De maatregelen kunnen naar verwachting worden uitgevoerd, mits mitigerende of compenserende maatregelen worden genomen;
Rood; betreft maatregelen die op voorhand in de huidige vorm kunnen worden uitgesloten, vanwege ontoelaatbare effecten op beschermde waarden (resulterend in ‘blijf-af-gebied’). Voor deze maatregelen (in deze vorm) zal naar verwachting geen ontheffing worden verleend;
Blauw; betreft maatregelen waarvan effecten en doorwerking van de Flora- en faunawet onduidelijk zijn omdat de juiste ecologische informatie ontbreekt. Hiervoor is aanvullend veldonderzoek nodig.
Verkenning Flora- en faunawet Waalweelde Beuningse Waarden
De conclusies en voorgestelde maatregelen zijn eveneens samengevat in tabel 3.1.:
14
Flora
Vleermuizen
Bever
Havik
Kleine modderkruiper
Kamsalamander
Reptielen
Vlinders en libellen
(1)
M1_1.3 herprofileren kade
M1_2.1 Fietspad 3 m
M1_3 Recreatieve inrichting Weurtse gat
M1_5 Wandelpad Weurtsestraatje
M1_6.1 Aanplant bos Bunswaard
(3)
(5)
M1_6.2 Aanbrengen rasters (locaties nader te bepalen)
M1_7.1 Ontsluitingsweg Bunswaard
(5)
►Soortgroep
▼Maatregel M1_4 Renovatie sluis M1_2.2 Fietspad 2,5 m
M1_7.2 Verwijderen bestaande ontsluitingsweg
(1)
(5)
M1_8.1 Brug Bunswaard zuid
(5)
M2_2 Effluentleiding verlagen
M2_6 Brug Swanenberg
(5)
M2_5.3 Aanbrengen dijklichaam en weg Swanenberg
(5)
M2_5.1 Verwijderen toegangsweg Staartjeswaard
(5)
M2_1.2 Kwelremmende maatregel geul (indicatief)
(5)
M2_1.1 Geulen Staartjeswaard aanpassing 23 mei 2014
(3)
(4)
(5)
M2_1 Aanvullen eiland
(3)
(2)
M2_3 Renovatie sluis Staartjeswaard
M2_4 Bosaanplant Staartjeswaard
(5)
M2_7.1 Vrijmaken stroombaan Staartjeswaard 23 mei 2014
(5)
M3_1 Ontwikkelruimte Moespotsewaard 23 mei 2014
M3_2 Vrijmaken stroombaan Moespotsewaard 23 mei 2014
(1)
M3_3 Wandelverbinding veerstoep Bunswaard M3_6 Kruinverhoging bandijk (lengte en locatie indicatief)
Legenda:
geen ontheffing nodig (werken met Gedragscode in geval van tabel 2-soorten); uitzicht op ontheffing, mits toepassing van mitigerende en/of compenserende maatregelen; geen uitzicht op ontheffing (ontoelaatbaar effect op beschermde soort(en)); effecten nog onduidelijk. Aanvullend onderzoek nodig.
Maatregelen: (1) Markeren en ontzien standplaatsen, eventueel verplaatsen; (2) Navolgen Gedragscode (bijv. van de Unie van Waterschappen); (3) Afstand houden tot de burcht (minimaal 20 meter), van mei tot en met augustus geen activiteiten of werkzaamheden uitvoeren binnen 20 tot 50 meter rondom een burcht en geen werkzaamheden uitvoeren tussen een half uur voor zonsondergang en een half uur na zonsopgang; (4) Voldoende afstand houden tijdens broedseizoen, dan wel ontheffing aanvragen voor verwijdering nestlocatie; (5) Opstellen compensatie- en mitigatieplan met nieuwe voortplantingswateren en vrije migratieroutes. * Overige broedvogels zijn niet apart opgenomen. Bij de werkzaamheden dient rekening gehouden te worden met het broedseizoen van vogels: schade aan broedvogels en hun nesten dient te worden voorkomen. Dit kan door te werken buiten het broedseizoen.
Verkenning Flora- en faunawet Waalweelde Beuningse Waarden
ecogroen advies
15
4
Geraadpleegde bronnen
L ite r a tu u r Bakker, B. (2012). DLG Stroomlijn Waal Beuningse Waarden Flora- en faunawet. Projectnummer 1207594. Tauw bv, in opdracht van DLG. Bakker, B. & B. Flierman (2013a). Notitie: Ecologie Beuningse Waarden. Kenmerk N001-1219389BJF-mwl-V01-NL. Tauw bv, in opdracht van DLG. Bakker, B. & B. Flierman (2013b). Notitie: Activiteitenplan Beuningse Waarden. Kenmerk N002-1219389BJF-mwlV01-NL. Tauw bv, in opdracht van DLG. Bekker J.P, P. Twisk en A. Diepenbeek (2010). Veldgids Europese zoogdieren. Uitgegeven door de KNNV en VZZ. Broekhuizen S., B. Hoekstra, V. van Laar, C. Smeenk, J.B.M. Thissen (1992). Atlas van de Nederlandse zoogdieren. KNNV Uitgeverij, Utrecht. Creemers R.C.M.& J.J.C.W. van Delft (2009). De amfibieën en reptielen van Nederland. - Nederlandse Fauna 9. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden. Dienst Landelijk Gebied (2014). Memo Sanne Knol met waarnemingen bever in de Beuningse Waarden. Kernteam Rivierengebied, Dienst Landelijk Gebied, Ministerie van Economische Zaken. Dienst Regelingen (2012). Beslissing op de aanvraag Ruimtelijke ingrepen onder aanvraagnummer FLORA- EN FAUNA/75C/2012/0203. Dienst Regelingen, Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Referentie DLGO/2012/23460. Felix, R.P.W.H. (2010). Natuurtoets herinrichting steenfabriek de Bunswaard. Toetsing aan Flora- en faunawet en Natuurbeschermingswet 1998. Natuurbalans - Limes Divergens BV, Nijmegen. Hooff, A.J.A. (2012a). DLG Stroomlijn Waal Beuningse Waarden Natuurbeschermingswet. Projectnummer 1207594. Tauw bv, in opdracht van DLG. Hooff, A.J.A. (2012b). Notitie: Aanvulling Beuningse Waarden FLORA- EN FAUNA/75C/2012/0203. Kenmerk N0031207594AIH-lyv-V01-NL. Tauw bv. Hooff, A.J.A. (2012c). Notitie: Tweede aanvulling Beuningse Waard FLORA- EN FAUNA/75C/2012/0203. Kenmerk I004-1207594AIH-V01. Tauw bv. Jong, Th. de, E. de Vries, M. Feenstra M. van Delft & A. Goutbeek (2012). Natuurwaarden Pilot Vegetatiebeheer Rivieren, Eindrapportage. Ecologisch Adviesbureau Viridis, Culemborg. Kessel, N. Van & J. Kranenbarg (2012). Vissenatlas Gelderland. Ecologie en verspreiding van zoetwatervissen in Gelderland. Uitgeverij Profiel, Bedum. Marijnissen, K. (2008). Groene kikkers zijn complex. In RAVON 10(2008)2. Ministerie van EZ (2012). Soortenstandaard Bever – Castor fiber. Dienst Regelingen. Ministerie van LNV (2004). Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit TRCJZ/2004/5727, houdende vaststelling van rode lijsten flora en fauna. Ministerie van LNV (2009). Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 28 augustus 2009, 25344, houdende vaststelling van geactualiseerde Rode lijsten flora en fauna.
Verkenning Flora- en faunawet Waalweelde Beuningse Waarden
Klik hier als u tekst wilt invoeren.
ecogroen advies
16
ecogroen advies
NDFF (2014). Flora- en faunagegevens van het plangebied. Verkregen via Provincie Gelderland. Nationale Databank Flora en Fauna. Peters, B. & G. Kurstjens (2011). Rijn in Beeld, Natuurontwikkeling langs de Grote rivieren; Deel 1 De Waal; Beuningse Uiterwaarden. Bureau Drift / Kurstjens Ecologisch Adviesbureau. Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (2014). Brief betreffende Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen inzake het project ‘DLG Stroomlijn Waal Beuningse Waarden’ onder aanvraagnummer FLORA- EN FAUNA/75C/2012/0203A.toek.jb. Struijk, R.P.J.H. (2013). Advies ‘Stroomlijn Waal Beuningse Waarden’ i.r.t. de kamsalamander. RAVON. Unie van Waterschappen (2012). Gedragscode Flora– en Faunawet voor waterschappen. Goedgekeurd door het Ministerie van Economische zaken, Landbouw en Innovatie op 6 februari 2012. Unie van Waterschappen. Velden, K. van der & R. Broekhuizen (2013). Weelde in de Beuningse Uiterwaarden. Schetsontwerp & Realisatiestrategie. Ministerie van Economische Zaken, Dienst Landelijk Gebied. Versie 1.4, 25 april 2013. Vliet, R. van & B. Flierman (2013). Notitie: Broedvogels in de Beuningse Waarden. Kenmerk N003-1219389BJF-mwlV01-NL. Tauw bv, in opdracht van DLG.
I n te r n e t
Verkenning Flora- en faunawet Waalweelde Beuningse Waarden
Ravon.nl (website met soortinformatie over reptielen, amfibieën en vissen). Telmee.nl (website met soortenwaarnemingen in Nederland). Waarneming.nl (website met soortenwaarnemingen in Nederland). Zoogdieratlas.nl (website met zoogdierwaarnemingen in Nederland).
17
ecogroen advies
Bijlagen
Bijlage 1: Samenvatting Flora- en faunawet Flora- en faunawet Inleiding Sinds 1 april 2002 is de Flora- en faunawet van kracht. Onder de Flora- en faunawet zijn ongeveer 500 soorten in Nederland aangewezen als beschermde dier- of plantensoort. De doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van de gunstige staat van instandhouding van in het wild levende plant- en diersoorten. Het uitgangspunt van de wet is `nee, tenzij`. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk eFlora- en faunaect op beschermde soorten in principe verboden zijn. De Flora- en faunawet kent een groot aantal verbodsbepalingen die samenhangen met ruimtelijke ingrepen, plannen en projecten. Zo is het verboden beschermde inheemse planten te plukken of te beschadigen en geldt voor beschermde dieren een verbod op het doden, verwonden en opzettelijk verontrusten. Ook is het verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde inheemse dieren te beschadigen of te verstoren of eieren te rapen of te vernielen. De verbodsbepalingen betreffende planten op hun groeiplaats zijn opgenomen in artikel 8. De verbodsbepalingen betreffende dieren in hun natuurlijke leefomgeving zijn vermeld in artikel 9 tot en met 12. Van het verbod op schadelijke handelingen (`nee`) kan onder voorwaarden (`tenzij`) worden afgeweken, met een ontheffing of vrijstelling. Het verlenen hiervan is de bevoegdheid van de minister van Economische Zaken (EZ), of, in geval van beheer en schadebestrijding, van gedeputeerde staten van de provincies. B e s c h e r m d e d i e r - e n p l a n t e n s o or t e n Beschermde inheemse planten- en diersoorten zijn bij algemene maatregel van bestuur aangewezen. Het zijn soorten die van nature in Nederland voorkomen en die in hun voortbestaan worden bedreigd of het gevaar lopen in hun voortbestaan te worden bedreigd. Ook zijn soorten aangewezen die niet noodzakelijkerwijs in hun voortbestaan worden bedreigd, maar wel bescherming genieten ter voorkoming van overmatige benutting. De volgende diersoorten zijn beschermd volgens de Flora- en faunawet:
Alle van nature in Nederland voorkomende soorten zoogdieren, met uitzondering van gedomesticeerde dieren en met uitzondering van de zwarte rat, de bruine rat en de huismuis;
Alle van nature op het Europese grondgebied van de Lidstaten van de Europese Unie voorkomende soorten vogels met uitzondering van gedomesticeerde vogels;
Alle van nature in Nederland voorkomende soorten amfibieën en reptielen;
Alle van nature in Nederland voorkomende soorten vissen, met uitzondering van de soorten waarop de Visserijwet 1963 van toepassing is;
Een aantal ongewervelden (o.a. insecten, libellen en kevers) die in hun voortbestaan bedreigd zijn of het gevaar lopen in hun voortbestaan te worden bedreigd.
Er zijn drie beschermingsregimes van kracht, mede afhankelijk van de zeldzaamheid van de soort en de status in Europese richtlijnen. Van licht naar zwaar beschermd zijn de soorten opgenomen op Tabel 1, 2 of 3. Voor vogels gelden specifieke eisen, met name tijdens het broedseizoen. Bij ruimtelijke ingrepen geldt automatisch vrijstelling voor soorten van Tabel 1 waardoor de meeste aandacht gevraagd is voor soorten van Tabel 2/3 en voor vogels.
W i j z e v a n t o e t s i n g e n b e o or d e l i n g Gaat u een ruimtelijke ingreep uitvoeren, zijn beschermde soorten aanwezig en is er sprake van overtreding van een verbodsbepaling uit de Flora- en faunawet, dan dient u een ontheffingsaanvraag in te dienen bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Hierbij worden de volgende vragen gesteld:
In welke mate wordt de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats aangetast?
Is er een bij wet genoemd belang? (behalve bij Tabel 2-soorten)
Is er een andere bevredigende oplossing? (behalve bij Tabel 2-soorten)
Komt de gunstige staat van instandhouding niet in gevaar?
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland beoordeelt of het bij wet genoemd belang zwaarder weegt dan het overtreden van de verbodsbepaling(en). Voor Tabel 2-soorten gelden minder zware eisen en kan een door het ministerie goedgekeurde gedragscode ook uitkomst bieden. De gedragscode moet wel van toepassing zijn op uw activiteit en u moet kunnen aantonen dat u precies zo werkt als in de gedragscode staat. Voor Bijlage 1-soorten uit Tabel 3 krijgt u alleen ontheffing wanneer sprake is van een bij wet genoemd belang. Bij een ruimtelijke ingreep betreft het meestal één van de onderstaande vier belangen:
Bescherming van flora en fauna (b)
Volksgezondheid of openbare veiligheid (d)
Dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en voor het milieu wezenlijke gunstige effecten (e)
Uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling (j)
Voor vogels en soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn geldt dat u in bepaalde gevallen alleen ontheffing kunt krijgen op grond van een bij wet genoemd belang uit respectievelijk de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn.
Rode lijsten Los van de Flora- en faunawet heeft de toenmalige Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ter uitvoering van de bepalingen in artikelen 1 en 3 van het Verdrag van Bern een aantal Rode Lijsten voor bedreigde en kwetsbare soorten dieren en planten gepubliceerd3. Voor soorten van de Rode Lijsten heeft de overheid zich verplicht onderzoek en werkzaamheden te bevorderen die nodig zijn voor bescherming en beheer. Het voorkomen van een soort op de Rode Lijst heeft geen wettelijke beschermingsstatus tot gevolg. Opname op de Rode Lijst zegt alleen iets over de zeldzaamheid en populatieontwikkelingen van de betreffende soorten.
In voorgaand wettelijk kader zijn alleen de meest relevante onderdelen van de wetgeving vereenvoudigd weergegeven. Aan deze tekst kunnen derhalve geen rechten worden ontleend. Voor meer achtergronden en de oorspronkelijke wetsteksten kunt u terecht op www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/natuur-en-biodiversiteit en op www.drloket.nl.
3
Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van TRCJZ/2004/5727, houdende vaststelling van rode lijsten flora en fauna en Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 28 augustus 2009, 25344, houdende vaststelling van geactualiseerde Rode lijsten flora en fauna.
Bijlage 2: Concept-inrichtingsplan Beuningse Waarden
Bijlage 3: Soortkaarten 3.1 - Flora, Ff-wet tabel 1 en Rode lijst 3.2 - Flora, Ff-wet tabel 2 3.3 - Bever 3.4 - Broedvogels met jaarrond beschermde nesten 3.5 - Amfibieën 3.6 - Vissen 3.7 - Rivierrombout
Bijlage 3.1: Flora, Ff-wet tabel 1 en Rode lijst
Bijlage 3.2: Flora, Ff-wet tabel 2
Bijlage 3.3: Bever
Bijlage 3.4: Broedvogels met jaarrond beschermde nesten
Bijlage 3.5: Amfibieën
Bijlage 3.6: Vissen
Bijlage 3.7: Ongewervelden