Verhalen vertellen als didactische werkvorm in de geschiedenisles Nascholingsdag ICLON, vrijdag 17 september 2010 Waarom vertellen mensen verhalen? Vertellen is een oeroude menselijke manier om kennis en ervaring op te roepen en te delen met anderen. Daarom is het vertellen ook zo cruciaal voor de ontwikkeling en het tot bloei komen van een cultuur. Als ingrijpende ervaringen en verstrekkende inzichten (die in de gezamelijke geschiedenis vaak centraal staan) kunnen ze uit de werkelijkheid verdwijnen en verschraalt de cultuur. Er bestaan volgens pedagoog Jerôme Bruner 2 manieren om je tot de werkelijkheid te verhouden: • Door na te denken over verschijnselen en daarover logisch te redeneren • Door over belangrijke gebeurtenissen te vertellen in een verhaal om zo de waarde die daarin verborgen ligt ervaarbaar te maken voor jezelf en anderen. Naar: J. Bruner; The culture of education. Cambridge 1990 10 effecten van verhalen op het leren. 1. Verhalen zijn concreet en verbonden met ervaring. 2. Verhalen verbinden losse momenten in de tijd. 3. Verhalen zijn dragers van waarde. 4. Verhalen nodigen de verteller (leerling of leraar) uit om meer van zichzelf te laten zien. 5. Verhalen verbinden mensen. 6. Verhalen doen een beroep op inlevingsvermogen en verbeelding. 7. Verhalen maken contexten zichtbaar. 8. verhalen doen beter onthouden. 9. Verhalen (vertellen) stimuleren het leren met alle vermogens. 10. Verhalen kunnen culturele en/of religieuze verschillen overbruggen. Naar: A. van der Harst e.a.; Verhalen verbinden. Amersfoort 2007 Aan de slag; de 5 V’s • Voorbereiden In deze fase maak je keuzes. Welk verhaal past bij mijn les en mijn leerlingen? Maak ik gebruik van attributen, bronnen, foto’s of moet het verhaal het doen? Het kan waardevol zijn om “op” een collega of leerlingen van een ander leerjaar te oefenen. En voor historische verhalen is het van belang om goed in de gaten te houden of de feiten wel kloppen. • Verhaal eigen maken Neem je tijd. Een verhaal kan je vaak niet in één keer vertellen. Het moet in je groeien. Dat geldt zowel voor de inhoud als voor de presentatievorm/vertelstijl die jij kiest • Vertellen Een verhaal vertellen stelt condities aan toehoorders; men moet bereid zijn om te willen luisteren. Een woelige klas kan door een sterke intro worden “gepakt” maar bij teveel onrust is het waardevol om je lesplanning aan te passen.
•
Verhelderen In deze fase nodig je leerlingen uit om dieper op het verhaal in te gaan. Dat kan door ze opdrachten te geven maar een open gesprek kan ook verhelderend werken. • Variëren Het is eenvoudig om structuren van historische verhalen opnieuw te gebruiken in een ander tijdvak. Van belang is om een structuur te kiezen die bij je past zodat je vaak en veel zult willen vertellen.
Inhoudelijke karakterisering van een historische vertelling: •
De vertelling personificeert en motiveert. Personen staan in een vertelling centraal. Personen krijgen een naam/gezicht door het centraal stellen van het handelen van deze personen en de motivering van hun gedrag. Het lot van het collectief kan worden beleefd aan de hand van lotgevallen van een enkel persoon.
•
De vertelling concretiseert, detailleert en concretiseert. Concrete details in een historische vertelling zijn noodzakelijk voor de geloofwaardigheid. Aandacht voor details in uiterlijk, karakter maar ook omgeving maken de vertelling levendig en realistisch
• -
De vertelling dramatiseert en actualiseert In de vertelling moet gestreefd worden naar een eenheid van tijd, plaats en handeling.
Naar: L.G Dalhuisen e.a.; Geschiedenis op school deel 2 werkvormen en media. Groningen 1983 Links en literatuur www.vertellen.com
Algemene site met veel links
www.vertelacademie.nl
Opleiding en tips en trucs
www.toriacademia.nl
Opleiding
J. Bruner; The culture of education. Cambridge 1990 H. Bulthuis e.a. ; Memorabel; geschiedenis voor de basisvorming. Den Bosch 2005 A.van der Harst e.a.; Verhalen verbinden. Amersfoort 2007 B. Verschuren en S. Schmiermann; Van tijd tot tijd. Nederlandse geschiedenis in verhalen. Drunen 1999 T. Meder en R. Koman (red.); De canon met de kleine c. Bedum 2008.
VERTELLEN IN HET KORT
Aan het vertellen van een (historisch) verhaal zijn meerdere kanten te onderscheiden. Hieronder wordt kort ingegaan op: • • • • • •
Opbouw van het verhaal Denken in beelden Vertelstijlen Werken met attributen of de omgeving Vertellen voor publiek Het vertellen van historische verhalen
Algemene opbouw van een verhaal Een verhaal valt onder te verdelen in een begin, een probleem, een hoogtepunt, een brug en een slot. Elk deel van het verhaal kent een eigen invulling: - Beginsituatie: De hoofdrolspelers worden voorgesteld en de locaties worden geschetst, dit is een statisch moment in uw verhaal. - ‘Het probleem’: Wat gebeurt er? Schets de belangrijkste gebeurtenis of dien een probleem aan dat om een oplossing vraagt: het verhaal gaat lopen. - De climax: Het hoogte- of dieptepunt. Hoe zou het gevaar bezweken moeten worden en hoe escaleert de situatie? - De brug: Wat nu? Hierin veranderen de posities van de personages, de luisteraars moeten zich betrokken gaan voelen. Nieuw gevaar dreigt of nieuwe vreugde komt. - Het slot: De afloop (of terugblik): het einde van het verhaal. Het slotbeeld kan bijvoorbeeld zijn: en ze leefden nog lang en gelukkig. Denken in beelden Om uw luisteraars aan hun stoel gekluisterd te houden, moet u als verteller beelden in plaats van woorden kunnen overbrengen. U ziet als het ware u verhaal als een innerlijke film voor u: hoe zien de personages er uit, hoe reageerden ze op een bepaalde situatie, welke emoties komen daarbij kijken, hoe ziet het dorp eruit, was het een mooie zomer- of winterdag, welk geuren hingen er? U dient gevoelsindrukken over te brengen. Om de rode draad van het verhaal vast te houden de volgende tip. Meestal valt de clou van een verhaal samen met een spreekwoord of gezegde. Vaak bestaat bij zo’n spreekwoord een gevoel. Probeer dit gevoel vast te houden tijdens de vertelling. U kunt dit oefenen door uw verhaal in te delen in scènes en deze uit te tekenen, als een soort draaiboek. Bij elke scène van uw verhaal maakt u een aantal dia’s in uw hoofd die u tekent op papier met een aantal details. Al naar gelang de tijd die u hebt voor uw verhaal kunt u dan meer of minder aandacht besteden aan deze details.
Vertelstijlen Sfeer en lichaamstaal bepalen of een luisteraar uw verhaal tot zich neemt. Pas uw verteltrant aan het onderwerp aan: beschrijf in romantische bewoordingen die mooie lentedag, gebruik ruwe woorden om een vervelende situatie weer te geven. Of spreek uw gedachtes bijvoorbeeld uit in de tegenwoordige tijd, zeker voor een spanningsopbouw werkt dit goed: ‘De deur gaat open, hij piept, het is half drie ’s nachts…’. Neem de luisteraar aan de hand en laat hem zien wat hij moet zien. Speel een beetje toneel: gebruik uw lichaam en gezichtsuitdrukking om emoties weer te geven. Wissel uw stemvolume af, las soms een stilte in, bijvoorbeeld voordat iemand een antwoord geeft. Ook dat verhoogt de spanning. U kunt ook spelen met het perspectief. Vertelt u een verhaal vanuit uzelf, de afstandelijke verteller, of vanuit een personage? Bij laatstgenoemde dient u in de huid te kruipen van het personage: hoe zouden situaties vanuit zijn of haar positie ervaren worden? U moet vertrouwd worden met de figuur. Net als het van tevoren uittekenen van scènes, kunt u een lijstje maken met allerlei karaktereigenschappen, hobby’s, uiterlijkheden enzovoorts van zo’n persoon die u kunt gebruiken in uw verhaal. Werken met attributen of de omgeving Een andere manier om een presentatie levendig te houden is het gebruik van objecten of landschappelijke elementen. Bijvoorbeeld in een historische omgeving zoals een museum werkt dit goed. Attributen Het vertonen van attributen, zoals een voorwerp, heeft iets magisch: ze komen uit een andere wereld, hebben een geschiedenis en daarover is veel te vertellen. Het voorwerp heeft een reden waarom het er zo uitziet of kan als vergelijking dienen met andere voorwerpen en zo aanleiding geven tot een verhaal. U kunt het object laten spreken alsof het een levend wezen is, of er als verteller of personage iets over zeggen. Belangrijk is dat de luisteraars het voorwerp goed kunnen zien: beschrijf het daarom goed of laat het bijvoorbeeld onder de luisteraars rondgaan, zodat iedereen weer waarover u het heeft. Let wel: het voorwerp moet altijd als ondersteuning dienen en niet afleiden van het verhaal zelf. De omgeving Soms bevindt u zich met de toehoorders ín een object, bijvoorbeeld een monument of een archeologische plek. De totaliteit maakt dan deel uit van het verhaal. Over de plek hoeven geen beelden meer opgeroepen te worden in de fantasie want de beelden staan letterlijk om iedereen heen. Dit zijn wel statische beelden. U dient te beschrijven wie daar leefden in een bepaalde tijd en hoe het leven van mensen zou zijn, als, tenzij, mits… en gaat u maar verder. Een meerwaarde aan het vertellen op zo’n locatie is dat men zich letterlijk in een andere wereld begeeft waar andere regels gelden. U kunt dat gebruiken voor uw verhaal: bijvoorbeeld ‘Het is nu nacht hier, we moeten dus stil zijn…’ of u kunt de luisteraars aanspreken in de rol van een personage: ‘Welkom gasten. De graaf zal in de balzaal hiernaast een feest geven voor alle edelen die dapper hebben meegestreden…’ Bij het vertellen op locatie dient u wel een goede standplaats te hebben, waar iedereen u kan zien en maar bovenal goed verstaan.
Vertellen voor publiek Belangrijk voor een verteller is om het publiek geïnteresseerd te houden en contact te maken met de toehoorders. Een truc is bijvoorbeeld om uw verhaal te beginnen met een vraag: ‘Hoe zou het toch komen dat…’. U kunt ook gebruik maken van zogenaamde ijsbrekers om het vertrouwen van het publiek te winnen. Dingen die u hoort over een groep kunnen aanleiding zijn om van wal te steken: ‘Ik hoorde dat jullie volgende maand een op excursie gaan. Wat denken jullie daar aan te treffen?’ Ook kunt u laten merken dat u de streek kent waar u vertelt. Zoek naar aanknopingspunten met de groep.Toon oprechte interesse, dat is het sleutelwoord. Echte betrokkenheid communiceert! Plankenkoorts Als verteller wilt u dat uw verhaal gehoord wordt, door een publiek. Dat kan voor de nodige zenuwen zorgen. Er bestaat geen recept tegen plankenkoorts, maar de kunst is om de situatie voor uzelf veilig en vertrouwd te maken. Om de situatie voor u veilig te maken, is het belangrijk om zoveel mogelijk uzelf proberen te blijven en authentiek over te komen. En betrokkenheid uit te stralen; luisteraars die voelen dat u iets met het onderwerp heeft of een passie heeft voor uw verhaal, zijn bereid u te volgen. Wanneer u nog nooit verteld heeft, is het ook handig om het publiek dat te laten weten: het publiek zal positiever op u reageren dan wanneer u verkrampt blijft vertellen. Meer dan uw verhaal herinneren mensen zich vaak nog de indruk die de verteller gaf. U moet het dan ook van voorbeelden en gebaren hebben. Goed presenteren blijft uiteindelijk een zaak van veel doen. Vertel eens een verhaal aan uw vrienden of kennissen of oefen in uw eentje op de slaapkamer: denk maar dat de stoel in uw kamer het publiek is… Het vertellen van historische verhalen Voor het vertellen van historische verhalen gelden eigenlijk alle eerder beschreven regels (zie terug), maar er komen wat specifiek aspecten om de hoek bij kijken. De verteller die een historisch verhaal vertelt, baseert zich op feiten en geschiedkundige gegevens. Dit verschilt van een fantasieverhaal. De verteller brengt een ordening in de gegevens, waardoor op zich losstaande gebeurtenissen samenhang krijgen. Bronnen Historische verhalen moeten historisch verantwoorde verhalen zijn. U dient dan ook, als u over een gebeurtenis of een plaats wilt vertellen, de juiste gegevens erbij te zoeken. U kunt daarvoor terecht bij bibliotheken, historische verenigingen en musea: oude documenten, foto’s en voorwerpen kunnen u waardevolle gegevens verschaffen. De verteller van historisch verantwoorde verhalen probeert geschiedkundige algemeenheden te vertalen naar de menselijke maat en naar het hier en nu. Droge feiten moeten gaan leven, zowel voor de luisteraar als voor uzelf, wilt u er een verhaal over maken. Een verhaal maken Wilt u van historische gegevens een vertelling maken, dan heeft u een probleemstelling nodig: in een gegeven (begin)situatie moet iets gebeuren, waardoor die situatie moeilijker wordt en de toehoorders willen weten hoe het afloopt. Vanuit een dergelijk begin bouwt u op naar een climax, met uiteindelijk een ontknoping en een slot. U brengt een vertelstructuur aan.
De ingrediënten voor een verhaal, plaats, tijd, personages, probleemstelling zijn hierbij gebaseerd op historische gegevens. Een personage kan overigens wel gefantaseerd zijn, maar voldoen aan alle aspecten van een figuur uit die tijd en die plaats. Hij zou als het ware zo hebben kunnen bestaan. U kunt bijvoorbeeld vertellen vanuit het perspectief ‘hoe zou het zijn als ikzelf er zelf bij was geweest’. U kruipt dan in de huid van een denkbeeldige aanwezige. U dient dan ook vertrouwd te raken met het personage: wat waren de karaktereigenschappen, hoe was zijn/haar sociale leven, wat voor kleren droeg die figuur enzovoorts. U kunt ook uitzoomen en de historische gebeurtenis vanuit een grotere groep mensen vertellen, maar alles gebaseerd op de bronnen die u heeft. In het creëren van een verhaal door middel van historische gegevens, kun u ook denken om een universeel vertelthema als ‘de strijd tussen goed en kwaad’ of ‘de helden en de verraders’ te verweven. Een goed verhaal, of het nu een historische vertelling, een herinnering of een fantasieverhaal is, staat of valt met een goede opbouw. In een notendop: verzin een goede openings- en slotzin en vertel wat er tussen gebeurde.
Petra Spaan- Verdouw Angerloseweg 16 6983 BA Doesburg 0313-785412
[email protected]