De ledenvergadering van de Unie van Waterschappen
datum
ons kenmerk
contactpersoon
7 maart 2014
70529/IP
mr. W.J. Wensink
bijlage(n)
uw kenmerk
e-mail
LV 14-1 t/m 8
-
[email protected]
betreft
doorkiesnummer
vergadering d.d. 21 maart 2014
070 351 98 61
AGENDA voor de ledenvergadering van de Unie van Waterschappen te houden op: vrijdag 21 maart 2014 bij Het Waterschapshuis, Stationsplein 89 te Amersfoort, aanvang 10.30 uur.
1. Opening. Bespreekpunten 2. ‘Oogstjaar’ 2014 (mondeling. Ter bespreking). 3. Bestuursprogramma ‘Scherp aan de wind vooruit!’ (bijlagen LV 14-1a en b. Ter bespreking). Gevraagd besluit: Instemmen met bijgevoegd bestuursprogramma ‘Scherp aan de wind vooruit!’ 4. Financiering 4.1. Financiering nieuwe normering 4.2. Financiering nHWBP 4.3. Subsidieregeling nHWBP (bijlage LV 14-2, wordt nagezonden). 5. Concept-jaarrekening 2013 (bijlagen LV 14-3a t/m c. Ter vaststelling).
Pagina 2 van 2
Gevraagd besluit: 1. Instemmen met de jaarrekening 2013. 2. Kennisnemen van de afwaardering van het pand van de Unie van Waterschappen. 3. Instemmen met het opnemen van € 55.000 in de bestemmingsreserve (dotatie 2013). 6. Actuele ontwikkelingen (o.a. terugblik Waterschapsdag, Verkiezingen, OESO, Omgevingswet) (mondeling. Ter bespreking). Hamerstukken 7. Conceptverslag van de ledenvergadering gehouden op 13 december 2013 (bijlage LV 14-4. Ter besluitvorming). Mededelingen 8. Mededelingen (bijlagen LV 14-5 t/m 8. Ter kennisname). 9. Rondvraag. 10. Sluiting.
Bijlage
LV 14-4
Verslag
Agendapunt
7
CONCEPT-Verslag van de ledenvergadering gehouden op vrijdag 13 december 2013 te Amersfoort Aanwezig: G.J. Doornbos (voorzitter), M.J.C.M. Arts, ir. R.W. Bleker, mr. A.W. Bom-Lemstra (plv. mr. M.A.P. van Haersma Buma), ir. H.H.G. Dijk, J.W. Dulfer (plv. J. de Bondt), ir. P.A.E. van Erkelens, ing. J.M. Geluk, mr. A. van Hall, mr. H.B. Hieltjes, ing. J.A.M. de Hoon (plv. mr. A.M.G. Gresel), ir. H.C. Klavers, drs. L.H.M. Kohsiek, M.M. Kool, prof.dr. S.M.M. Kuks, ir.ing. C.P.M. Moonen, mr. J.H. Oosters, drs. H.Th.M. Pieper, P.J.M. Poelmann, mr.drs. A.J.G. Poppelaars, drs. H. Roorda, drs. R.L.M. Sleijpen MBA (plv. dr. J.J. Schrijen) en A. van Vliet-Kuiper Uniebureau: ir.ing. A.J. Vermuë (secretaris), mr. W.J. Wensink, dr. P.J.R. de Vries en drs. C. de Vries (verslag)
Afwezig: mr.drs. P.C.G. Glas, J. de Bondt, mr. A.M.G. Gresel, mr. M.A.P. van Haersma Buma, drs. T. Klip-Martin, drs. L.P. Middel, dr. J.J. Schrijen en drs. L.H.J. Verheijen 1. Opening. De voorzitter opent de vergadering en heet de aanwezigen welkom. Spreker brengt de hartelijke groeten over van de heer Glas, die herstellende is van een operatie; het gaat nu goed met hem en hij hoopt vanaf 2014 de draad weer te kunnen oppakken. a. Er staan vijf besluitvormende stukken op de agenda. b. Een aantal agendapunten is opiniërend, zoals die over het Deltaprogramma. Er worden ‘meningen opgehaald’, zonder scherp te hoeven concluderen. c. Bij agendapunt 4 worden de leden bijgepraat over recente ontwikkelingen: omdat de heer Hieltjes de vergadering eerder moet verlaten isdit punt naa r voren geschoven. Het wordt aangevuld met de stand van zaken rondom Het Waterschapshuis, de subsidieregeling nHWBP en de Waterinnovatieprijs.
Bespreekpunten 4. Actuele ontwikkelingen (o.a. waterschapsverkiezingen, concept-OESO-rapport en Omgevingswet) (bijlagen LV 13-39, 40a t/m c en 41). De voorzitter brengt de recente storm van 5 december in herinnering. Er is toen veel lof toegezwaaid (ondermeer door minister Schultz) voor de aanpak van de waterschappen. De waterschappen zijn vaak (en veelal positief) in de media geweest. We zijn echter nog steeds te bescheiden. Probeer in de toekomst de perscontacten nog sterker te coördineren via het Uniebureau. a. Het Waterschapshuis: De voorzitter geeft het woord aan de heer Dijk, die de leden zal bijpraten over de ontwikkelingen rondom Het Waterschapshuis. De heer Dijk (voorzitter van het DB van de Gemeenschappelijke Regeling) deelt mee dat op 11 november 2013 er een vergadering is geweest van het algemeen bestuur van Het Wa-
Pagina 2 van 10
terschapshuis. Daar zijn toen heldere keuzes gemaakt omtrent de toekomst. Het Waterschapshuis krijgt een heldere tweedeling: collectieve taken en facultatieve taken. Aan elke waterschap wordt de ruimte geboden om met opmerkingen te komen met als basis een ‘contourentekst’. Deze schets krijgt een ‘Wikipedia-achtige’ opzet. Een groep ‘key personen’ vanuit de waterschappen begeleidt de consistentie van het verhaal. Dit leidt tot een rapport, dat de basis zal vormen voor besluitvorming door het AB van Het Waterschapshuis. De reorganisatie zal groter zijn dan aanvankelijk gedacht. Concreet betekent dit een afname van het aantal fte’s. De input vanuit de waterschappen zal groter zijn. Er komt een duidelijke ‘ruggengraat’. Inmiddels is er een gesprek geweest met Waterschap Hunze en Aa’s over de manier waarop dat waterschap uittreedt: de verwachting is ‘dat we er wel uitkomen’. Reagerend op een vraag van de heer Geluk over een einddatum van het rapport, merkt spreker op dat het snel kan gaan. De verwachting is april 2014, waarna tot implementatie kan worden overgegaan. De voorzitter bedankt de heer Dijk voor diens update. b. Waterschapsverkiezingen: De heer Hieltjes informeert de leden over de recente Kamerbehandeling van het wetsvoorstel over de komende waterschapsverkiezingen. Naar verwachting zal het wetsvoorstel met goed gevolg door de Tweede Kamer komen. Onderwerp van bespreking was onder andere een evaluatie van de geborgde zetels in de waterschapsbesturen. De ChristenUnie heeft hierover een amendement ingediend, die vermoedelijk niet op een meerderheid kan rekenen bij de stemming op 17 december a.s. In de CBCF is gesproken over de kosten van de verkiezingen. Er is verschillende malen overleg geweest met twee ministeries (IenM en BZK) en ook met de VNG over de hoogte van de kosten en wie deze moet dragen. De VNG (bij monde van voorzitter Jorritsma) neemt een hard standpunt in: zij gaan niet voor de waterschappen betalen. Evenwel is aangeboden de Algemene Rekenkamer een ‘second opion’ (wellicht door een quick scan) te laten uitvoeren. Dat wordt een bindend advies. Het bestuur kiest, alles overwegend, voor deze optie. Uiteindelijk besluit de Minister van IenM per ministeriële regeling welke kosten het Rijk bij de waterschappen kan neerleggen. Mevrouw Bom-Lemstra zegt dat we bij het Ministerie van BZK moeten aankloppen. Het gaat om een te hoog bedrag, nog los van de inflatie. We moeten bovendien inzetten op elektronisch tellen: dit is kostenbesparend. De heer Hieltjes vindt de opmerkingen helder. Er is inmiddels contact met beide ministeries (IenM en BZK) geweest: diverse zaken lopen op dit moment. De Commissie Van Beek heeft een standpunt over elektronisch stemmen ingenomen: dit geldt nog niet voor 2015 (wanneer de waterschapsverkiezingen zullen plaatsvinden). De voorzitter stelt dat alle druk is aangewend in het contact met de ministeries om maximale ruimte te krijgen, maar daar komen we niet altijd doorheen. We zullen blijven streven om de kosten zo laag mogelijk te houden. Daarom komt er een objectieve second opinion door de Algemene Rekenkamer. Verder heeft het bestuur besloten met het oog op de volgende verkiezingen een brief aan het kabinet te schrijven over de kosten van de waterschapsverkiezingen. Strekking: we zullen eenmalig de kosten op ons nemen. Daarom gaan we ervan uit dat deze vanuit de algemene middelen worden gefinancierd. Al met al geen vrolijke conclusie, maar we zullen het ermee moeten doen. De heer Geluk spreekt de hoop uit dat op het punt van de GBA de ICT-technologie ons niet in de steek zal laten.
05.03.2014 LV/IP 70535
Pagina 3 van 10
Mevrouw Kool vraagt zich af of, nu de daguitslag is verschoven, dit ook leidt tot een kostendaling. De heer Van Erkelens meldt dat het stembureau de maandag na de verkiezingen met de officiële uitslag zal komen. Verder is het CU-amendement over de geborgde zetels (geen verplichting in het DB) niet direct ongunstig voor de waterschappen. Spreker is voorts van mening dat de te hoge kosten gewoon niet moeten worden betaald. De heer Hieltjes vindt de GBA inderdaad een serieus vraagstuk: implementeer tijdig de juiste software. De waterschappen moeten bij hun eigen gemeenten hierover informatie opvragen. De burgemeester is primair verantwoordelijk. Het stembureau zal ter plekke gaan tellen. De gemeente rapporteert vervolgens de voorlopige uitslag aan het ANP. De stemmingen voor provincies en waterschappen zijn gelijkwaardig. Er is geen verband tussen een bepaalde telsystematiek en de kosten. De minister kan de rekening sturen. Volgens de heer Van Hall moeten we al preluderen op de evaluatie van het bestel door een helder standpunt over de geborgde zetels in de DB’s van de waterschappen in te nemen en nadenken over de vraag wie de evaluatie gaat uitvoeren. De voorzitter is het hier mee eens. c. Concept-OESO-rapport: De voorzitter verwacht niet dat op basis van het OESO-rapport de water governance overhoop wordt gegooid. De aandachtspunten moeten we actief oppakken. Er volgen nog drie regiobijeenkomsten. Op 17 maart 2014 wordt de definitieve versie van het OESO-rapport in het kabinet besproken. Op die dag vindt ook de Waterschapsdag plaats in het Haagse Diligentia theater: het rapport zal daar dan nadrukkelijk de aandacht krijgen. Mevrouw Kool informeert of er ook een Nederlandse versie zal verschijnen, zeker gezien het belang van het rapport en de aandacht die het zal genereren in de media. Het vergemakkelijkt bespreking in de DB’s en AB’s van de waterschappen. De voorzitter zegt toe dat wordt bekeken of het rapport geheel of gedeeltelijk zal worden vertaald. d. Omgevingswet: Mevrouw Roorda, portefeuillehouder in het Uniebestuur, informeert de leden dat het concept-wetsvoorstel bij de Raad van State ligt. Op 19 december a.s. zal een gesprek tussen de Minister van IenM en de Raad van State plaatsvinden. De Unie heeft al een reactie gegeven op het ‘sturend kader’. De afwegingsruimte moet toekomstbestendig zijn. Het uitvoeringskader vergt nog veel tijd. Waar dienen we specifiek op te letten bij de implementatie? Het is van belang dat de digitale voorzieningen op orde zijn. Ook is kennis van belang. Er is een financiële voorwaarde: kosten en baten goed in beeld brengen en houden. e. Subsidieregeling nHWBP: De heer Oosters laat weten dat het nieuw Hoogwaterbeschermingsprogramma vanaf 2014 in werking zal treden. De subsidieregeling zal veranderen: er is nu geen nacalculatie zoals bij het HWBP. Bij het nHWBP is sprake van voorcalculatie. Het gaat daarbij nu om een risico-inschatting, waarbij een ‘probabilistische benadering’ wordt toegepast. De Stuurgroep nHWBP heeft niet ingestemd met de subsidieregeling, als spelregelkader voor de af te geven beschikkingen.
05.03.2014 LV/IP 70535
Pagina 4 van 10
Waterschappen hebben vaak te maken met grote projecten met een lastige financiering. Het gaat vaak om megaklussen van enkele honderden miljoenen euro’s. Stel per project vast wat een adequate risicoverdeling is. Het gaat dan om voorcalculatie, maar met een risicoverdeling per project. We kunnen hier de komende drie jaar ervaring mee opdoen. Opereer hierin voorzichtig. De heer Poelmann vraagt of hier in een later stadium nog over kan worden doorgesproken. De heer Van Hall wijst op het gevaar van aardbevingen in Groningen als gevolg van gaswinning door de NAM. Een aardbeving van 6 op de Schaal van Richter is niet ondenkbeeldig. Straks zal dijkring 6 onder handen worden genomen: die ligt voor een deel in potentieel aardbevingsgebied. Wanneer dijken in Groningen niet op orde blijken te zijn, kunnen die dan een ‘status aparte’ krijgen (vanwege urgentie hoogwaterbeschermingsprogramma)? De heer Oosters is van mening dat het kostenveroorzakingsbeginsel (meer kosten versterkingen voor rekening van NAM-gaswinning) aan de orde is wanneer dijkversterking in Noord Nederland duurder uitpakt. Het faalmechanisme wordt volop erkend: er moet worden uitgezocht wie wat moet gaan betalen. Over dit onderwerp is in de CWK gesproken. Daar is consensus over deze lijn bereikt. De heer Kohsiek stelt, in reactie op eerdere sprekers, dat prioritering wordt bepaald door de urgentie. De voorzitter stelt vast dat de ledenvergadering kennis neemt van dit dynamische proces. f. Waterinnovatieprijs Unie: Tot slot meldt de heer Kuks dat onlangs de Waterinnovatieprijzen door de Unie zijn uitgereikt. In voorgaande jaren gebeurde dat door Waterschap Amstel, Gooi en Vecht. Er waren veel inzendingen: 121. Tijdens een goed bezochte bijeenkomst (ongeveer 200 deelnemers) is voor elk van de vier categorieën een prijs uitgereikt. De uitslag staat op de Uniewebsite. Deze innovatieprijs is goed voor de uitstraling van de waterschappen als waterinnovator. De heer Van Erkelens betreurt het dat de komst van een waterketenbedrijf naar Friesland voorlopig is afgeketst. Volgens het college van B&W van een van de inliggende gemeenten in Friesland is het onvoordelig om dit op te starten. Volgens de voorzitter zou dat een mooie pilot zijn geweest. Spreker bedankt de ledenvergadering voor haar inbreng in deze zes opiniërende onderwerpen. 2. Organisatie Deltaprogramma na 2015 (bijlagen LV 13-37a en b). De voorzitter vraagt de leden een verkennend debat te voeren met als basis de volgende vragen: a. welke verworvenheden uit het Deltaprogramma willen we na de Deltabeslissingen behouden? b. wat betekent dat voor de organisatiestructuur van het Deltaprogramma en de rol van de Deltacommissaris? Het betreft een algemene gedachtewisseling zonder bepaalde conclusies te zullen trekken.
05.03.2014 LV/IP 70535
Pagina 5 van 10
De heer Oosters verwijst naar de vorige ledenvergadering waarin reeds sprake was van de interviews die professor Teisman met diverse waterschappen heeft gehouden. De eerste analyse stemde tot tevredenheid, maar zijn soms specifieke elementen van belang? De heer Dijk stelt dat inhoudelijk de nieuwe normering het grootste punt is. Het is goed om daar als waterschappen weer over gesproken te hebben. Het is belangrijk om de dialoog gaande te houden, ook wanneer er geen Deltabeslissingen meer voorliggen. De heer Van Erkelens spreekt van nuttige vraaggesprekken, maar er zijn méér overleggen. De Deltacommissaris heeft zeer nuttig werk verricht, maar nu kan de ‘kerstboom worden afgetuigd’. Moet het instituut Deltacommissaris in stand blijven? Mevrouw Klavers vindt eveneens dat er goede interviews zijn geweest. In het IJsselmeergebied blijft er de behoefte om het gesprek voort te zetten. Immers, de kennisvragen blijven bestaan. Een goede coördinatie tussen regio en Rijk is essentieel. De heer Dijk stelt dat er ook leven was vóór de Deltacommissaris. De grote watervraagstukken zijn nu beantwoord. De heer Dulfer denkt dat een Deltacommissaris zonder een duidelijke opdracht in de mist verdwijnt. Amstel, Gooi en Vecht stelt het stroomgebied centraal, dus is een RBO belangrijk. Volgens de heer Poppelaars mag het ‘apparaat’ kleiner worden. Wat wordt wel en niet besproken? Mevrouw Moonen vindt echter dat de Deltacommissaris wel moet worden aangehouden. Die zorgt immers voor een integrale benadering en heeft impact. De Deltacommissaris (in het leven geroepen door het Deltaprogramma) heeft een positieve inbreng als het gaat om het dichten van de ‘awareness gap’. De heer Arts is het eens met mevrouw Moonen. De Deltacommissaris heeft een goede opvatting over de problematiek op de hoge zandgronden en agendeert dit ook kundig. Ook de heer Geluk is goed te spreken over het instituut Deltacommissaris, een uitvloeisel van de in 2012 van kracht geworden Deltawet. Er is daar veel waterkennis. Na 2014 zal de taak van de Deltacommissaris veranderen. De RBO-structuur zou wellicht hierbij kunnen worden ondergebracht. De heer Bleker is van opvatting dat bij de Deltabeslissingen de regio het uitgangspunt moet zijn. Een logische indeling is belangrijk. De heer Poelmann ziet de Deltacommissaris als een belangrijke ambassadeur voor de sector. Hij heeft een ‘verpletterend verbindende kwaliteit’. Vroeger was niet altijd alles beter: nu is beter. De Deltacommissaris van de toekomst moet een betekenisvolle nieuwe taakopdracht krijgen. Spreker ziet de RBO niet als opvolger van de Deltacommissaris. De heer Oosters stelt dat de waterschappen niet zelf gaan over de veranderende positie/taakopdracht van de Deltacommissaris, die tot 2017 is aangesteld. In de Deltabeslissingen zitten nog veel weeffouten. In de beeldvorming is één programma per watersector belangrijk. Voorkóm rolverwarring bij de uitvoering van bepaalde projecten. De voorzitter dankt de sprekers voor hun uiteenlopende opvattingen. Het is goed om als regio en landelijk met elkaar in gesprek te blijven. Coördinatie tussen regio en Rijk ook voor langere termijn blijven voeren. Maak geen kerstboom. Structuur: alle mogelijkheden passeren de revue. Deltaprogramma of apart of bij RBO of bij Mirt etc. Kennisvragen zullen er blijven komen. Innovatie zal een gecoördineerde aansturing vragen. 3. Financiering Deltabeslissing Waterveiligheid (bijlage LV 13-38). De voorzitter stelt voor om een oriënterende discussie te hebben over de wijze waarop de financiering van de nieuwe normering voor waterveiligheid in de toekomst zou moeten worden geregeld.
05.03.2014 LV/IP 70535
Pagina 6 van 10
De heer Oosters vraagt zich af of in het kader van de financiering van de Deltabeslissingen opnieuw sprake zal kunnen zijn van een verdeling ‘50% waterschappen – 50% Rijk’. Wanneer het Ministerie van IenM met deze optie zal komen, wat vinden wij als waterschappen daar dan van en waarom. Het solidariteitsbeginsel zal ook dan weer worden herijkt. De heer Poelmann vindt het niet nodig om wederom een heel traject te doorlopen: de verhouding 50/50 zou goed zijn. De heer Bleker denkt niet dat de Deltacommissaris bij de regie op uitvoering op afstand kan worden gehouden. Hij heeft ook een goed voorstel gedaan over de financiering. Moet de onderlinge solidariteit verder worden opgerekt? De heer Geluk stelt dat waterschappen voor grote financiële opgaven staan: blijft verevening dan toepasbaar? Wie betaalt de kosten van de verschillende dijkversterkingen? Het is het Rijk dat de normering wijzigt en dus is er enige logica dat ze ook moet betalen. De heer Sleijpen zegt dat veel uitzoekwerk nodig blijft. Solidariteit heeft zijn grenzen. De heer Pieper heeft het over een ‘schaakspel’: er moet worden voorgesorteerd op de positieve signalen van de Deltacommissaris. Kosten graag toebedelen op basis van het solidariteitsbeginsel. Mevrouw Moonen stelt dat in het Bestuursakkoord Water een heel behoorlijk financieel bod aan de waterschappen is gedaan. Het is goed uit te leggen om bij extra maatregelen/taken uit het Deltaprogramma in principe de rekening voor 100% bij het Rijk neer te leggen. De waterschappen zouden bovendien een greep moeten kunnen doen uit het Deltafonds. De heer Poppelaars sluit zich aan bij de opvattingen van mevrouw Moonen en de heer Geluk om eventueel en claim op het Deltafonds te leggen. De heer Dijk vraagt zich af waar de kosten vandaan komen. Er is een discrepantie tussen de stelling “probeer het Rijk de rekening te laten betalen” en een hoger principe: “Dankzij de waterschappen is de waterveiligheid gegarandeerd, want die hebben een eigen financieel systeem”. Wij staan als waterschappen voor onze eigen verantwoordelijkheid: een ‘Hoger Doel’ tegenover ‘Koopmanschap’. De heer Van Erkelens geeft aan dat de waterschapssector op basis van het Bestuursakkoord Water al 181 miljoen euro per jaar betaalt. En dan is er ook nog het solidariteitsbeginsel. Dat is een forse opgave. In de discussie over de vraag wie wat moet gaan betalen moeten de waterschappen niet een te grote broek aantrekken. Spreker is tegen een percentageverdeling: dit leidt tot een nieuw solidariteitsvraagstuk. De heer Kohsiek acht het hogere doel weliswaar van belang, maar er is een grens aan wat wij als waterschappen financieel kunnen bijdragen. Nieuwe normering betekent niet per definitie ook een nieuw arrangement. Het Deltafonds is ook voor andere projecten bedoeld. Mevrouw Kool vindt een focus op waterveiligheid belangrijk. Solidariteit bij het zoetwatervraagstuk is van belang, ook in context van de klimaatverandering. De heer Oosters constateert dat het brede palet van opvattingen vandaag verder is ingekleurd. Er zijn kwalitatieve argumenten naar voren gebracht. We moeten in de discussie behendig opereren. Het Uniebestuur zal met de ingebrachte standpunten aan de slag gaan. In de ledenvergadering van maart of juni zal over dit thema besluitvorming plaatsvinden.
Hamerstukken 5. Positionpaper Waterschappen–Deltabeslissingen 2015 (bijlagen LV 13-42a en b). De voorzitter ziet de ‘Positionpaper Waterschappen–Deltabeslissingen 2015’ als een groeidiamant: het bevat een bestuurlijke hoofdlijn en de standpunten van de waterschappen over de generieke Deltabeslissingen (1. Waterveiligheid; 2. Zoetwatervoorziening; 3. Ruimtelijke adaptatie).
05.03.2014 LV/IP 70535
Pagina 7 van 10
De heer Van Hall vindt het een goed stuk. Landelijk is landelijk, terwijl toch ook regionale oplossingen mogelijk blijven. De heer Geluk refereert aan een zin over de achteruitgang van de normering. Dit moet worden afgezet tegen een blijkbaar relatief gunstige situatie in het verleden. De voorzitter stelt vast dat de ledenvergadering instemt met de positionpaper. 6. Slibeindverwerking advies Vereniging van ZuiveringsBeheerders (VvZB) (bijlagen LV 13-43a en b). De voorzitter legt het advies over slibeindverwerking van de Vereniging van ZuiveringsBeheerders voor. a. we hebben met elkaar de tijd en afstemming blijft noodzakelijk’; b. er is meer dat ons bindt: we moeten zelf kunnen blijven kiezen; c. geen eigen slibeindverwerkingscapaciteit bijbouwen; d. de regie op het proces blijft bij de Unie en de regie op de inhoud ligt bij de VvZB. De heer Dijk plaatst een vraagteken bij bovenstaand punt c. De heer Van Erkelens sluit zich bij vorige spreker aan en ziet het als een omissie dat in het advies nog niet goed is nagedacht over onze eigen positie als energieleverancier. Er is immers veel waterschapsinzet in de Energiefabriek. Hoe is het gesteld met de leverantiegaranties? Wij sluiten niet uit dat marktpartijen op termijn slibeindverwerkingscapaciteit gaan bijbouwen. De heer Geluk ziet solidariteit graag geplaatst in de context dat sommige waterschappen zelf energie uit slib halen en andere waterschappen hiervoor de markt opgaan. Mevrouw Kool wijst op aspecten als duurzaamheid en het gevaar van overcapaciteit. Mevrouw Roorda vindt het belangrijk om hier als leden-waterschappen over van gedachten te wisselen. Er is al de ‘Routekaart 2030’. Waterschappen hebben een groot maatschappelijk belang als speler op de slib(energie)markt. Het betreft een transitieproces. Bij het pad naar 2030 moeten de waterschappelijk bepaalde keuzen maken: wat is (on)verstandig? Het advies van de VvZB is hierbij een nuttige input. Slib is belangrijk: houdt het vizier op 2030 scherp. Waterschappen faciliteren al diverse pilot-projecten. Er is nog geen definitieve richtlijn voor slibeindverwerking. Wat mag wel en wat mag niet als energieleverancier? De STOWA zal hier nog nader over rapporteren. Bepaalde taken van de Energiefabriek kennen ook een ‘grijs’ gebied. Het Ministerie van Economische Zaken beveelt de waterschappen aan om in dat gebied aan de slag te gaan. Als waterschappen dienen we solidair richting 2030 te gaan. De voorzitter deelt de opvatting van mevrouw Roorda om als waterschappen de neuzen één kant op te laten wijzen bij de koers richting 2030, zonder ons nu al ‘semantisch’ als te zeer vast te willen leggen. Er worden geen afdwingbare beloftes gedaan om geen slibeindverwerkingsinstallaties bij te bouwen. 7. Financiering Nieuw Handelsregister (bijlage LV 13-44). De voorzitter constateert dat de ledenvergadering instemt met het voorstel voor inputfinanciering van de basisregistratie Nieuw Handelsregister (NHR), waarbij een maximumbedrag geldt vanaf 143.348 euro (afhankelijk van instemming door de VNG).
05.03.2014 LV/IP 70535
Pagina 8 van 10
8. Thema’s CAO-onderhandelingen en pensioenakkoord (bijlage LV 13-45). De voorzitter merkt op dat bij de komende CAO-onderhandelingen met de vakbonden het Uniebestuur is gemandateerd op het punt van de werkgeversinzet. Die kan niet los worden gezien van de recente pensioendiscussie (de gevolgen van het pensioenakkoord). De huidige CAO loopt af op 31 december 2013. Het Werkgeversberaad kent een diverse samenstelling. Zo zitten er thans onder andere waterschapsvoorzitters, SD’s en hoofden P&O in. Het is nu nog niet geheel duidelijk wat de precieze onderhandelaarsinzet zal worden. Het Uniebestuur stelt het mandaat vast. Wat voorligt, is een rapportage over het contact met de vakbonden van de werknemers. Het betreft vooralsnog een aantal thema’s en geen specifiek mandaat: a. activerend personeelsbeleid; b. organisatieontwikkeling en de toekomst van functiewaardering; c. inconveniënten en onkostenvergoedingen; d. koopkrachtontwikkeling en loonkosten. De pensioenen zijn in beweging, ook politiek gezien. Het gaat in totaliteit om een bedrag van rond de 3 miljard euro. Dit heeft zijn weerslag op de CAO-onderhandelingen. Er is een verlaging van de pensioenlast: de pensioenpremies gaan omlaag, omdat de werknemers later met pensioen zullen gaan. Dit leidt tot een netto loonsverhoging van 2%, maar met minder pensioenopbouw. De arbeidsvoorwaarden van de waterschappen zijn, vergeleken met die van de medeoverheden, niet slecht en ook een stuk moderner. In het gesprek met de bonden zal eerst over een aantal algemene thema’s worden gesproken, maar nog niet over de lonen. De heer Poelmann vindt het vreemd dat dit thema nu een hamerstuk is. Het algemeen bestuur van diens hoogheemraadschap vond het niet kunnen realiseren van een nullijn het afgelopen jaar (door de pensioenafspraken) een tegenvaller. Spreker zou graag zien dat in een volgende ledenvergadering wordt gesproken over de onderhandelingsinzet van de Unie in brede zin. De heer Pieper vindt het jammer dat harmonisatie vaak naar boven toe gaat. Spreker trekt liever samen met IPO en VNG op. Mevrouw Kool stelt dat de pensioenpremie omlaag gaat omdat de arbeidsduur wordt verlengd. Het Werkgeversberaad is helaas een te hybride groep. Wie koppelt er bijvoorbeeld terug naar wie? De heer Poppelaars is het daar mee eens. De voorzitter houdt de leden graag ‘een spiegel voor’. Tot dusver was de belangstelling voor het thema CAO in relatie tot de pensioendiscussie relatief gering. De inbreng van de leden in deze vergadering zal worden ingebracht in komende vergaderingen van het Uniebestuur en ook het Werkgeversberaad (de ‘diverse samenstelling’ hiervan kan heel nuttig zijn, maar het is ook mogelijk om er alsnog een bestuurlijke en een ambtelijke club uit te destilleren). In de pensioendiscussie zou men kunnen vinden dat het pensioensysteem wordt uitgekleed, maar men kan ook vaststellen dat tijden nu eenmaal veranderen. Het behouden van eigen ruimte conflicteert met het principe van harmonisatie. In de volgende ledenvergadering zal het onderwerp ‘CAO & pensioen’ terugkeren. Dan wordt nadere informatie gegeven over de werkgeversinzet. Met de vier thema’s voor de CAO-onderhandelingen wordt ingestemd.
05.03.2014 LV/IP 70535
Pagina 9 van 10
9. Concept-verslag van de ledenvergadering gehouden op 22 maart 2013 (bijlage LV 13-13). De heer Van Hall ziet graag dat op p. 3 het woord ‘fraude’ wordt vervangen door ‘fouten’. De voorzitter stelt vervolgens vast dat de ledenvergadering inhoudelijk en redactioneel instemt met de notulen van de vorige ledenvergadering. Er zijn geen opmerkingen naar aanleiding van het verslag.
Algemeen 10. Mededelingen (bijlagen LV 13-47 t/m 49). 10.1.
Opzet Waterschapsdag 2014 (bijlage LV 13-48). De heer Vermuë vult aan dat de Yves Leterme, oud premier van België, tijdens de Waterschapsdag op 17 maart 2014 zal spreken over het OESO-rapport. De Minister van Infrastructuur en Milieu, mevrouw Schultz van Haegen, heeft in principe toegezegd te zullen komen. mits agendatechnisch mogelijk.
10.2.
Vergaderschema 2014 (bijlage LV 13-49). De heer Poelmann ziet graag dat de Uniecommissies CWK en CBCF niet op dezelfde dag hun vergadering hebben. De heer Oosters merkt op dat het vergaderschema van beide gremia inmiddels al is aangepast.
11. Rondvraag. De voorzitter vraagt of de leden gebruik willen maken van de rondvraag. De heer Sleijpen wil naar voren brengen dat diens Waterschap Roer en Overmaas er niets voor voelt om met Waterschap Peel en Maasvallei te fuseren. Dit zou een ongunstige tariefontwikkeling tot gevolg hebben. Provinciale Staten van Limburg zou evenwel een fusie kunnen afdwingen (ingangsdatum 1 januari 2017). Hiertoe worden de eerste gesprekken gepland. De heer De Hoon (Waterschap Peel en Maasvallei, merkt op ook tegen een fusiedatum van 1 januari 2015 te zijn. Mevrouw Moonen verwijst naar een recente bijeenkomst waarin is gesproken over de gezamenlijke ambities van de waterschappen. Hoe houden we het ‘momentum’ vast? Ook de heer Poelmann is voor het beklijven van het gezamenlijke ambitieniveau. De voorzitter maakt van de gelegenheid gebruik om te melden dat vandaag voor de laatste keer mevrouw Van Vliet-Kuiper, dijkgraaf van het vanaf 2014 te fuseren Waterschap Velt en Vecht, deel uitmaakt van de ledenvergadering. Zij is een ervaren en uitgesproken bestuurder met een grote kennis en een heldere visie. Spreker waardeert haar plezierige en open stijl. Er worden bloemen overhandigd.
05.03.2014 LV/IP 70535
Pagina 10 van 10
Mevrouw Van Vliet-Kuiper bedankt de voorzitter voor diens mooie woorden en merkt op dat zij zichzelf zag als een ‘plezierige voorbijganger’ als tijdelijk dijkgraaf van Waterschap Velt en Vecht, waar zij veel energie heeft gestoken in de aanstaande fusie met Waterschap Regge en Dinkel. Het was ‘een warm bad’. 12. Sluiting. Na dankzegging voor de inbreng van de aanwezigen sluit de voorzitter de vergadering. De volgende ledenvergadering vindt plaats op vrijdag 21 maart 2014. Spreker wenst de aanwezigen fijne feestdagen en een goede start van 2014.
Actielijst Actie 4.2 Waterschapsverkiezingen: ‘second opinion’ over kosten door Algemene Rekenkamer 4.3 Concept-OESO-rapport: aandachtspunten oppakken / geheel of gedeeltelijk in Nederlands vertalen 3 Financiering Deltabeslissing Waterveiligheid: nadere besluitvorming volgt 8 Thema’s CAO-onderhandelingen en pensioenakkoord: zal opnieuw worden geagendeerd
Wie Martijn Brabander
Wanneer Begin 2014
Rob Uijterlinde
Maart 2014
Pierre de Vries
LV van maart of juni 2014 LV maart 2014
Arjan Guijt
05.03.2014 LV/IP 70535