Vereniging van Nederlandse Gemeenten Mevrouw A. Jorritsma Postbus 30435 2500 GK DEN HAAG
Plaats en datum: Kenmerk: Onderwerp:
Utrecht, 26 mei 2011 B 6362 Z&W/AV/HS Bestuursakkoord
Geachte mevrouw Jorritsma, In april is het concept bestuursakkoord van de landelijke overheid met provincies, gemeenten en waterschappen, gepubliceerd. Het akkoord besteedt aandacht aan de overheveling van begeleiding voor mensen met matige en zware beperkingen naar de gemeenten. De CSO, waarin verenigd de ouderenorganisaties UnieKBO, PCOB, NVOG en het NOOM, vindt dat de overheveling van begeleiding grote risico’s met zich meebrengt voor de zelfredzaamheid en het welzijn van kwetsbare ouderen. De afspraken in het akkoord over de overheveling van begeleiding stellen ons bepaald niet gerust. Er moet nog veel gebeuren. Begeleiding voor kwetsbare ouderen De begeleiding die nu (nog) vanuit de AWBZ geboden wordt, is voor de betreffende ouderen en hun mantelzorgers een onmisbare bouwsteen in hun bestaan. Het betreft ruim 40.000 ouderen die door toenemende ouderdomsklachten of dementeren ondersteuning nodig hebben in hun zelfredzaamheid. De mantelzorgers die bij de zorg voor deze ouderen betrokken zijn, lopen een hoog risico op overbelasting. Voor deze groep ouderen moet de begeleiding van goede kwaliteit zijn en passen bij de individuele zorgbehoefte. Ouderen - ook wanneer zij te maken krijgen met toenemende kwetsbaarheid- moeten regie over hun leven behouden en zoveel mogelijk hun eigen keuzes kunnen maken. De begeleiding moet bijdragen aan de eigen regie. Risico’s en voorwaarden bij overheveling In het voorliggende bestuursakkoord zijn de randvoorwaarden voor passende, kwalitatief goede begeleiding onvoldoende gewaarborgd. Wij wijzen daarbij op de volgende punten die aandacht vragen (In de bijlage vindt u een complete lijst van risico’s en onze aanbevelingen): • De artikelen in de Wet Maatschappelijke Ondersteuning zijn onvoldoende toegesneden op de aard en zwaarte van de zorgvragen die vanuit de AWBZ overgeheveld worden. Er is in het vervolg op het bestuurlijk akkoord een traject nodig voor inhoudelijke aanpassing van de Wmo. • Begeleiding als individuele voorziening, waarvoor een PGB mogelijk is, moet binnen de Wmo een reële optie blijven. In het bestuursakkoord lezen we onvoldoende ambitie om het PGB overeind te houden.
B 6362-2 / 26 mei 2011
•
Het overgangstraject van AWBZ naar Wmo vraagt grote zorgvuldigheid. Kwetsbare ouderen (en chronisch zieken en gehandicapten) mogen niet tussen wal en schip geraken, bijvoorbeeld omdat hun gemeente nog onvoldoende toegerust is. De ouderenorganisaties willen daarom (spoedig) betrokken worden in het landelijk transitiebureau. Op lokaal niveau is versterking van de belangenbehartiging noodzakelijk.
We vertrouwen er op dat u deze zorgpunten ter harte zult nemen. Graag vernemen we uw reactie.
Hoogachtend,
Drs. G. van Soest, voorzitter
B 6362-3 / 26 mei 2011
Bijlage: Risico’s bij overheveling begeleiding Het kabinet wil de functie begeleiding vanaf 2013 van de AWBZ overhevelen naar de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Deze maatregel wordt uitgewerkt in de brief van staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten die begin juni verwacht wordt. Deze overheveling brengt een aantal risico’s met zich mee, mede omdat de uitwerking op veel punten nog niet duidelijk is. 1. Wetswijzigingen bij overheveling Allereerst vervalt het recht op begeleiding, terwijl begeleiding juist gericht is op zelfredzaamheid. In de Wmo is sprake van compenseren van beperkingen gericht op participatie en niet gericht op zelfredzaamheid. Dit betekent dat er aanpassing van het begrip compensatieplicht plaats moet vinden. Voor de ouderenorganisaties is een overheveling van begeleiding naar de WMO pas acceptabel wanneer formuleringen in de Wmo (o.a. artikel 4 resultaatgebieden) adequaat zijn aangepast. Dit betekent dat compensatie voor beperkingen bij zelfredzaamheid én het bevorderen/behoud van zelfredzaamheid goed geborgd zijn. Gemeenten moeten na het wetswijzigingstraject minimaal een jaar de tijd krijgen om zich voor te bereiden op de invoering.
2. Het gesprek in de Wmo en cliëntondersteuning Dit betekent dat de wetswijziging voor 1 januari 2012 afgerond moet zijn. We vragen ons af of dit haalbaar is, mede vanuit het gegeven dat veel gemeenten nog amper invulling hebben gegeven aan De Kanteling. Voor Begeleiding dient naast het keukentafelgesprek ook sprake te zijn van een objectieve, onafhankelijke en integrale indicatiestelling, omdat het bij de groep kwetsbare ouderen kan gaan om een complex van aandoeningen. Dus een verplicht aantal stappen: zoals het voeren van het keukentafelgesprek en daaraan gekoppeld het opstellen van een zorgplan/ondersteuningsplan met resultaatverplichting. Dit vraagt om verdere ontwikkeling van onafhankelijke cliëntondersteuning, ook voor de doelgroep ouderen. De ouderenorganisaties vinden dat gemeenten pas Begeleiding (en de bijbehorende financiële middelen) kunnen overnemen, als zij kunnen aantonen dat zij “gekanteld” werken. Bij deze ‘gekantelde’ aanpak hoort adequate cliëntondersteuning. De ouderenorganisaties willen cliëntondersteuning vormgeven door vrijwillige ouderenadviseurs, ondersteund door professionals. Dit vraagt om structurele ondersteuning van het huidige netwerk van VOA’s.
B 6362-4 / 26 mei 2011
3. Afschaffen geoormerkte budgetten voor o. a. huishoudelijke zorg en begeleiding vanaf 2015 Gemeentelijke beleidsvrijheid wordt optimaal vorm gegeven wanneer er geen sprake is van oormerking van budgetten. De ouderenorganisaties vinden dat zowel bij huishoudelijke zorg als begeleiding er ook in de toekomst een oormerking van de budgetten moet zijn, omdat er in de WMO geen sprake is van een recht op zorg en ondersteuning. Er is op dit moment nog onvoldoende jurisprudentie en dat geldt zeker voor de functie begeleiding. Daarom is het naar onze mening onverantwoord om de oormerking van de budgetten los te laten. Dit zou leiden tot een toekenning van voorzieningen die sterk afhankelijk is van de financiële positie van gemeenten en grote verschillen tussen gemeenten. De ouderenorganisaties willen dat de budgetten voor zowel huishoudelijke zorg als begeleiding geoormerkt blijven.
4. Aanbesteding Europese aanbesteding heeft bij de overheveling van huishoudelijke zorg naar de WMO bij veel cliënten voor onrust gezorgd, omdat men te maken kreeg met wisseling van hulpverleners. In het bestuursakkoord wordt nog uitgegaan van Europese aanbesteding, ook al wordt begeleiding aangemerkt als 2B-diensten ( medische en maatschappelijke zorg), die eigenlijk vrij zijn van aanbestedingsplicht. Het argument dat daarvoor een grensoverschrijdend belang geldt, wordt door jurisprudentie van het Europese Hof teniet gedaan omdat er geen grensoverschrijdend belang is als activiteiten zich binnen één lidstaat afspelen. De ouderenorganisaties willen dat de rijksoverheid afziet van de noodzaak tot Europese aanbesteding voor begeleiding om zo onrust te voorkomen voor oudere burgers die gebruik maken van zowel begeleiding in groepsverband als individueel.
5. Behoud individuele voorziening en PGB Gemeenten zijn geneigd om vooral collectieve oplossingen aan te bieden. Dit kan strijdig zijn met het principe van eigen regie voor de cliënt. Het is belangrijk dat dit principe straks recht overeind blijft staan. Voorkomen moet worden dat gemeenten collectieve voorzieningen gaan opdringen in situaties waar dit geen passende oplossing biedt. Het uitgangspunt moet steeds zijn: welke voorziening lost voor deze burger het probleem op (maatwerk) De ouderenorganisaties vinden dat begeleiding als individuele voorziening mogelijk moet blijven, zowel als zorg in natura als via een PGB.
6. PGB onder druk In het akkoord is sprake van onderzoek of het PGB ‘geen onredelijke beperking’ oplevert voor doelmatigheid en doeltreffendheid in de Wmo. Naar onze mening past bij het uitgangspunt van eigen verantwoordelijkheid en eigen regie van de burger dat ook de keuze in de Wmo gewaarborgd blijft om te kiezen voor een PGB.
B 6362-5 / 26 mei 2011
De ouderenorganisaties willen dat de optie in de Wmo om te kiezen voor een PGB wettelijk verankerd blijft en niet afhankelijk wordt gesteld van doelmatigheidscriteria.
7. Overgangstraject Voor mensen die nu al zorg uit de AWBZ ontvangen is het van belang om rust te creëren, juist omdat zij de laatste jaren al veel veranderingen over zich heen hebben gehad. Voor deze mensen moet een zorgvuldig overgangstraject worden opgesteld. De ouderenorganisaties vinden dat de huidige indicatie tot het eind van de huidige looptijd behouden moet blijven.
8. Kwaliteit en toezicht Er worden kwaliteitseisen opgesteld voor de inhoud en doel van de begeleiding en de wijze waarop deze wordt uitgevoerd en georganiseerd. Echter tegelijkertijd is wel sprake van stopzetten van het toezicht door de Inspectie van de Volksgezondheid. Wij concluderen hieruit dat dit gaat betekenen dat zowel de huishoudelijke zorg als begeleiding niet meer onder de huidige Kwaliteitswet zullen vallen. Naar onze mening betekent dit een grote inspanning om kwaliteitseisen op te stellen op lokaal niveau. Daarnaast zien wij dat in het akkoord alleen gerefereerd wordt aan normen van beroepsgroepen terwijl wij nadrukkelijk ook pleiten voor kwaliteitseisen vanuit het perspectief van de gebruiker. Wij vinden dat er een vorm van externe toetsing nodig is om de kwaliteit te borgen. De ouderenorganisaties pleiten voor behoud van toepassing van de Kwaliteitwet voor zowel de huishoudelijke zorg als begeleiding. Bovendien moet een Verklaring omtrent gedrag (VOG) op korte termijn verplicht gesteld worden. Waar ouderen afhankelijk zijn van de zorg van anderen dienen zij zich veilig te voelen en moeten veilig zijn. Ouderenmishandeling moet met volle kracht bestreden worden.
9. Hulpmiddelen rondom thema’zelfredzaamheid in en om de woning’ naar WMO In 2009 heeft CVZ het rapport ‘Heroriëntatie hulpmiddelen ‘uitgebracht en daarin omschreven dat alle hulpmiddelen rondom het thema ‘zelfredzaamheid in en om de woning’ overgeheveld kunnen worden naar de WMO. Voor een deel is dit begrijpelijk, er is dan één loket waar mensen hun hulpmiddel kunnen aanvragen en het faciliteert een integrale benadering van de situatie van de cliënt. Echter deze overheveling omvat ook hulpmiddelen zoals zit-, lig- en sta-orthesen; mobiliteitshulpmiddelen: krukken, rollators, looprekjes, serveerwagen, trippelstoelen, loopfiets en loopwagens; eetapparaat; persoonlijke alarmeringsapparatuur (medische indicatie); aangepaste stoelen; anti-decubituszitkussens; ADL-hulphond; hulpmiddelen ter compensatie van onvoldoende arm-, hand- en vingerfunctie. Dus een breed scala aan hulpmiddelen, die noodzakelijk zijn om zolang mogelijk thuis te kunnen blijven wonen en die de zelfredzaamheid bevorderen. In het akkoord is nog in het geheel niet uitgewerkt op welke wijze en het moment waarop deze overheveling plaatsvindt. De ouderenorganisaties zijn van mening dat overheveling van hulpmiddelen alleen kan plaatsvinden wanneer gemeenten voldoende financiële compensatie krijgen en er sprake is van een geoormerkt budget.
B 6362-6 / 26 mei 2011
10. Scheiden wonen en zorg en gevolgen Wmo De ouderenorganisaties zijn al jaren voorstander van het financieel scheiden van wonen en zorg. We kunnen het voornemen om deze ontwikkeling verder door te zetten dan ook ondersteunen. In het akkoord is sprake van onderzoek naar gevolgen voor de Wmo. We willen u in dit kader wijzen op onderzoek (Micro-effecten van het Scheiden van Wonen en Zorg, waaruit nadrukkelijk blijkt dat er groepen op vooruit gaan. Echter er zijn ook groepen die er op achteruit gaan. Het gaat hierbij onder andere om alleenstaanden 65plus, met een minimuminkomen vanaf een maandhuur van € 550 en hoger. De ouderenorganisaties vragen nadrukkelijk aandacht voor de consequenties van het financieel scheiden van wonen en zorg voor alle inkomensgroepen en voor deze specifieke groep in het bijzonder.
11. Maximering eigen bijdragen In het akkoord is sprake van een mogelijke invoering van een eigen bijdrage voor rolstoelen door het schrappen van de wettelijke bepaling die deze eigen bijdrage uitsluit. Daarnaast wordt onderzoek gedaan naar invoering van de vermogenstoets voor de WMO. De ouderenorganisaties willen er op wijzen dat mensen met een beperking te maken met hebben met een groeiend aantal eigen betalingen. Dat bedreigt de toegankelijkheid van zorg en kan leiden tot het vermijden van noodzakelijke zorg en ondersteuning. De ouderenorganisaties willen het totaal aan eigen bijdragen maximeren en pleiten er nadrukkelijk voor dat de eigen woning buiten beschouwing blijft op het moment dat er sprake is van een vermogenstoets.
12. Transitie De voorgenomen overheveling van begeleiding naar gemeenten is een ingrijpende verandering. Bij de overgang mogen geen (groepen) ouderen tussen wal en schip geraken. De transitie vraagt een zorgvuldig traject waarin de cliëntenorganisaties participeren. Daarnaast is het belangrijk dat ouderen goede voorlichting krijgen over de wijzigingen en dat op lokaal niveau ouderen participeren bij het tot stand komen van het beleid. De ouderenorganisaties, verenigd in de CSO, willen op landelijk en op lokaal niveau de inbreng vanuit het ouderenperspectief bij de overheveling van begeleiding naar de gemeenten borgen. Dat betekent betrokkenheid bij het landelijk transitiebureau en versterking van de belangenbehartiging op lokaal niveau.