Dienst Regelingen
Vereniging Centraal Wonen Driebergen (ECWD) S.W. de Groot De Kievit 100 3972 PL DRIEBERGEN
uw brief van
uw kenmerk
onderwerp e
Flora- en faunawet, art. 75, 5 lid, onderdeel c
ons kenmerk
datum
ff75c.05.afw.220.sh
10 januari 2006
doorkiesnummer
bijlagen
0800 - 22 333 22
Geachte heer De Groot, Naar aanleiding van uw verzoek van 16 juni 2005 en aangevuld op 7 juli 2005, 29 september 2005 en 18 oktober 2005, geregistreerd onder aanvraagnummer FF/75C/2005/0220 om een ontheffing als bedoeld in artikel 75 van de Flora- en faunawet vijfde lid, onderdeel c te krijgen, deel ik u het volgende mee. Ik kan u de gevraagde ontheffing niet verlenen. Verder in deze brief staat vermeld wat daarvoor de redenen zijn.
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Dienst Regelingen Burg. De Raadtsingel 59 Postadres: Postbus 1191 3300 BD Dordrecht Telefoon: 0800-22 333 22 Fax: 078-63 95 394
De aanvraag De aanvraag heeft betrekking op het project “De Geheime Tuin” dat zal worden uitgevoerd binnen de gemeente Driebergen-Rijssenburg. Het plan bestaat uit een woningbouwproject waarin 20 woningen worden gebouwd op een voormalig kloosterterrein, waar een vervallen moestuin en verwaarloosd bos aanwezig zijn. In het totale perceel van 11.765 m2 is een gebied van 2000 m2 aangewezen als bouwblok, waarvan 880 m2 wordt bebouwd. Daartoe dient een klein deel van het bos gekapt te worden. Ontheffing wordt gevraagd van de verbodsbepalingen genoemd in de artikelen 8 11 en 13 van de Flora- en faunawet voor wat betreft exemplaren van de daslook, eekhoorn, gewone dwergvleermuis, gewone grootoorvleermuis, grijze grootoorvleermuis, laatvlieger, rosse vleermuis, watervleermuis, appelvink, boomklever, boomkruiper, bosuil, buizerd, glanskop, goudhaan, grauwe vliegenvanger, grote bonte specht, grote lijster, goudvink, groenling, havik, heggemus, holenduif, houtduif, kauw, kleine bonte specht, koolmees, kuifmees, matkop, merel, pimpelmees, putter, ransuil, roodborst, staartmees, sperwer, tjiftjaf, tuinfluiter, vink, vlaamse gaai, vuurgoudhaan, winterkoning, zanglijster, zwartkop, zwarte kraai, zwarte mees, hazelworm en de poelkikker, voor de periode van 1 augustus 2006 tot en met 31 maart 2008.
Web: www.minlnv.nl/loket
Overwegingen Wettelijk kader Beschermde soorten De daslook is een beschermde inheemse plantensoort als bedoeld in artikel 3, lid 1, van de Flora- en faunawet. De eekhoorn, gewone dwergvleermuis, gewone grootoorvleermuis, grijze grootoorvleermuis, laatvlieger, rosse vleermuis, watervleermuis, zijn beschermde inheemse diersoorten als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder a, van de Flora- en faunawet.
Datum
Kenmerk
Vervolgblad
10 januari 2006
ff75c.05.afw.220.sh
2
De appelvink, boomklever, boomkruiper, bosuil, buizerd, glanskop, goudhaan, goudvink, grauwe vliegenvanger, grote bonte specht, grote lijster, groenling, havik, heggemus, holenduif, houtduif, kauw, kleine bonte specht, koolmees, kuifmees, matkop, merel, pimpelmees, putter, ransuil, roodborst, staartmees, sperwer, tjiftjaf, tuinfluiter, vink, vlaamse gaai, vuurgoudhaan, winterkoning, zanglijster, zwartkop, zwarte kraai en de zwarte mees zijn beschermde inheemse diersoorten als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder b, van de Flora- en faunawet. Voor vogels wordt alleen ontheffing verleend indien het nest valt onder de bescherming van artikel 11 van de Flora- en faunawet. Hieronder zal dit nader worden toegelicht. De hazelworm en de poelkikker zijn beschermde inheemse diersoorten als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder c, van de Flora- en faunawet. De gewone dwergvleermuis, gewone grootoorvleermuis, grijze grootoorvleermuis, laatvlieger, rosse vleermuis, watervleermuis en de poelkikker zijn tevens opgenomen in bijlage IV van de EU-Habitatrichtlijn, dier- en plantensoorten van communautair belang die strikt moeten worden beschermd. De hazelworm is tevens opgenomen in bijlage 1, behorende bij het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten (28 november 2000, Stb. 525), dieren plantensoorten waarvoor dezelfde bescherming dient te gelden als dier- en plantensoorten van communautair belang. Verbodsbepalingen Op grond van artikel 8 van de Flora- en faunawet is het verboden om beschermde inheemse plantensoorten te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen. Op grond van artikel 11 van de Flora- en faunawet is het verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren. Op grond van artikel 13 van de Flora- en faunawet is het verboden dieren te vervoeren of onder zich te hebben. Ontheffing Planten Binnen het plangebied is de daslook onder andere aanwezig op de locatie waar gebouwd gaat worden. Deze soort komt van nature niet op het terrein voor. Maximaal tien jaar geleden is deze soort door de toenmalige eigenaar op het toenmalige privéterrein aangeplant. De Flora- en faunawet beoogt de bescherming van de in het wild levende planten- en diersoorten. Aangezien de daslook is aangeplant door de toenmalige eigenaar op een privéterrein, waardoor geen sprake is van een ‘in het wild levende plantensoort’ is in dit geval de Flora- en faunawet niet van toepassing. Derhalve is een ontheffing niet nodig. Zoogdieren Eekhoorn Binnen het plangebied zijn verschillende nesten van eekhoorns waargenomen, allen ruim buiten de locatie waar de bouwwerkzaamheden plaatsvinden. Vaste rust- en verblijfplaatsen zijn derhalve niet aanwezig in het gebied waar de werkzaamheden plaatsvinden. De eekhoorns foerageren wel in het gebied van de bouwvlek. Een deel van de hazelaars blijft staan en buiten de bouwvlek blijven verder ruim voldoende foerageerlocaties over in de overige delen van het plangebied. De vraag is of de lokale populatie kan functioneren indien het ter plaatse aanwezige foerageergebied (volledig) verdwijnt. Doordat meer dan 90% van het gebied blijft gespaard, is dit het geval.
Datum
Kenmerk
Vervolgblad
10 januari 2006
ff75c.05.afw.220.sh
3
De foerageergebieden worden wel verstoord en beschadigd, maar de functionaliteit van de verblijfplaatsen is niet in het geding daar er voldoende alternatieve foerageerplaatsen in de omgeving zijn en er voldoende foerageerbiotoop in het plangebied wordt gehandhaafd. De gunstige staat van instandhouding komt daardoor niet in het geding. Ontheffing voor de eekhoorn is niet nodig. Vleermuizen Uit recente inventarisaties blijkt de aanwezigheid van de gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, gewone grootoorvleermuis of grijze grootoorvleermuis, watervleermuis, rosse vleermuis en laatvlieger. Foerageerplaatsen en migratieroutes zijn enkel ontheffingsplichtig indien zij van groot belang zijn voor de functionaliteit van de verblijfplaatsen van de betreffende soort doordat er onvoldoende alternatieven voorhanden zijn. Tot vaste rust- en verblijfplaatsen worden locaties gerekend waarin zich kraamkolonies, paarverblijven, overwinteringsplaatsen en verblijven van groepen mannetjes bevinden, afhankelijk van de soort. Gesteld kan worden dat behalve de ruige dwergvleermuis, die in het voorjaar in noordoostelijke richting trekt, alle in de aanvraag genoemde vleermuissoorten een continue verspreidingsgebied hebben in de omgeving van het plangebied. Het plangebied is niet geschikt voor vleermuizen om kolonies te stichten, dus hier bevinden zich geen vaste rust- en verblijfplaatsen. In het te bebouwen deel van het onderzoeksgebied komen geen holle bomen of bouwwerken voor die voor vleermuizen dienst kunnen doen als vaste verblijfplaats. Mogelijk hebben enkele soorten hun vaste verblijfplaats op de begraafplaats aan de westkant van het terrein, daar waar geen werkzaamheden plaatsvinden. Het plangebied wordt wel door verschillende vleermuissoorten gebruikt als foerageergebied. Ze jagen vooral langs de randen van het bos en binnen de openingen in het kronendak. De voor vleermuizen belangrijkste delen van het terrein vallen buiten het te bebouwen gedeelte. In de omgeving van het plangebied zijn ruimschoots geschikte locaties aanwezig om te foerageren en om kolonies te stichten, waardoor het voortbestaan van de diverse soorten vleermuizen door de geplande bouwwerkzaamheden niet in gevaar komt. Om meer mogelijkheden te creëren voor vleermuizen worden in de te bouwen woningen hangplekken aangebracht. Van de gewone dwergvleermuis zijn geen verblijfplaatsen in het plangebied aanwezig en deze kunnen op grond van de ecologie van deze soort in bomen worden uitgesloten. Omdat meer dan 90% van het ter plaatse aanwezige foerageergebied wordt gespaard, kan de lokale populatie blijven functioneren. De foerageergebieden worden wel verstoord en beschadigd, maar de functionaliteit van de verblijfplaatsen is niet in het geding daar er voldoende alternatieve foerageerplaatsen in de omgeving zijn en er voldoende foerageerbiotoop in het plangebied wordt gehandhaafd. De gunstige staat van instandhouding komt daardoor niet in het geding. Ontheffing voor de gewone dwergvleermuis is niet nodig. Verblijfplaatsen van de ruige dwergvleermuis en gewone grootoorvleermuis worden door de afwezigheid van boomholten en aanwijzingen uit het veldonderzoek ook niet verwacht. Evenmin is de functionaliteit van het foerageergebied niet in het geding. Een ontheffing is daarom niet nodig.
Datum
Kenmerk
Vervolgblad
10 januari 2006
ff75c.05.afw.220.sh
4
Van de laatvlieger zijn geen vaste rust- en verblijfplaatsen aangetroffen in het plangebied. De laatvlieger wordt in Nederland niet in bomen aangetroffen. De soort zal slechts zeer beperkt geschikte foerageerplaatsen hebben in het plangebied, gezien de eenmalige waarneming en het feit dat de laatvlieger met name boven open terreinen zoals vochtige graslanden foerageert. Dergelijke biotopen worden door de voorgestelde werkzaamheden niet aangetast en zijn ook marginaal aanwezig. De functionaliteit van de foerageergebieden voor de laatvlieger komen derhalve niet in het geding. Voor de laatvlieger is geen ontheffing nodig. Ook van de watervleermuis en rosse vleermuis zijn geen vaste rust- en verblijfplaatsen aangetroffen in het plangebied; in de te kappen bomen zijn geen holtes aanwezig. Beide soorten gebruiken normaliter bomen als verblijfplaats; de watervleermuis met name gedurende het zomerhalfjaar, terwijl de rosse vleermuis ook in bomen overwintert. Beide soorten zullen slechts zeer beperkt geschikte foerageerplaatsen hebben in het plangebied. De rosse vleermuis foerageert met name boven open terreinen zoals vochtige graslanden en waterpartijen, terwijl de watervleermuis boven beschutte waterpartijen jaagt. Dergelijke biotopen worden door de voorgestelde werkzaamheden niet aangetast. De functionaliteit van de foerageergebieden voor de watervleermuis en rosse vleermuis komen derhalve door de voorgenomen werkzaamheden niet in het geding. Een ontheffing is niet nodig. Broedvogels Een nest is de woonplaats die vogels vervaardigen om de eieren uit te broeden en de jongen te verzorgen. Voor een verdere aanscherping van de definitie van het begrip ‘nesten’ wordt onderscheid gemaakt tussen broedseizoen en niet-broedseizoen. Alle bewoonde nesten in het broedseizoen vallen onder de reikwijdte van artikel 11 van de Flora- en faunawet en zijn beschermd. Nesten van de appelvink, boomkruiper, buizerd, goudhaan, goudvink, grauwe vliegenvanger, grote lijster, groenling, havik, heggemus, holenduif, houtduif, kauw, koolmees, kuifmees, matkop, merel, pimpelmees, putter, roodborst, staartmees, sperwer, tjiftjaf, tuinfluiter, vink, vlaamse gaai, vuurgoudhaan, winterkoning, zanglijster, zwartkop, zwarte kraai en de zwarte mees waarvoor ontheffing is aangevraagd, vallen valt niet onder de definitie van het begrip nesten in artikel 11 van de Flora- en faunawet. Dit type wordt niet weer in gebruik genomen en is dus buiten het broedseizoen niet van belang voor de instandhouding van soorten. De aanvrager heeft aangegeven dat er geen verstorende bouwactiviteiten zullen plaatsvinden in het vogelbroedseizoen. Derhalve is ontheffing hiervoor niet aan de orde. Nesten van de boomklever, bosuil, grote bonte specht, glanskop, kleine bonte specht en de ransuil waarvoor ontheffing is aangevraagd, vallen onder de definitie van het begrip nesten in artikel 11 van de Flora- en faunawet. Dit type valt buiten het broedseizoen onder de definitie van ‘vaste rust- of verblijfplaatsen’ in artikel 11 van de Flora- en faunawet. Deze nesten zijn, voor zover ze niet permanent verlaten zijn, jaarrond beschermd. Derhalve is ontheffing nodig van artikel 11 van de Flora- en faunawet met betrekking tot deze soorten. Echter, deze komen niet voor in het gebied waar de bouwwerkzaamheden plaatsvinden. Een ontheffing is derhalve niet nodig. Ten aanzien van vogels dient rekening te worden gehouden met de broedperiode van de aanwezige soorten. Wellicht ten overvloede wordt u er op gewezen dat in het kader van de Flora- en faunawet voor het broedseizoen geen standaardperiode wordt gehanteerd. Van belang is of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum.
Datum
Kenmerk
Vervolgblad
10 januari 2006
ff75c.05.afw.220.sh
5
Herpetofauna De poelkikker komt voor in en rondom de zuidelijke vijver, ruim buiten het te bebouwen gedeelte. De hazelworm is waargenomen bij de kleine vijver in het bos langs de Drieklinken, ook ruim buiten het te bebouwen gebied. De kans is aanwezig dat de hazelworm foerageert in het plangebied, daar tijdens een onderzoek op 24 april 2003 één exemplaar van de hazelworm is aangetroffen. Vermoedelijk is dit dier afkomstig uit de nabijgelegen bossen. Tijdens aanvullend onderzoek in september en december 2004 zijn echter in het plangebied geen exemplaren waargenomen. In het overige terrein worden daarom maatregelen genomen die het leefgebied van de beschermde amfibieën en reptielen herstellen en verbeteren. De vijver en spreng worden uitgebaggerd, de beschoeiing wordt ecologisch verantwoord gerepareerd of verwijderd en oevervegetatie wordt bevorderd. Bij beide vijvers worden open plekken gemaakt, waardoor meer zonlicht kan doordringen. Op grond van de ecologie van de soort kan het voorkomen van poelkikkers en hazelworm in naaldbos als overwinteringsplaats worden uitgesloten. Indien de baggerwerkzaamheden worden uitgevoerd in een periode dat de poelkikker de voortplantingswateren heeft verlaten, is een ontheffing niet nodig. Besluit Gelet op het voorgaande wijs ik uw aanvraag voor een ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet af. Concluderend Dit houdt in dat het toegestaan is bovenstaande handelingen/activiteiten zonder ontheffing uit te voeren. Bezwaar Het kan zijn dat u het met deze beslissing niet eens bent. U kunt dan (net als andere belanghebbenden) binnen zes weken na de verzenddatum van deze brief, bezwaar maken. U doet dit door een brief te sturen aan Dienst Regelingen, afdeling Juridische Zaken, Postbus 1191, 3300 BD Dordrecht. Uw bezwaarschrift moet ten minste bevatten: − uw naam en adres − de vermelding: ‘ontheffing artikel 75 Flora- en faunawet’ en het aanvraagnummer − een afschrift van deze brief − de redenen van uw bezwaar − de datum van uw bezwaarschrift − uw handtekening De Unitmanager van Dienst Regelingen zal namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op het bezwaarschrift beslissen. Als u iemand machtigt namens u bezwaar te maken, vergeet u dan niet een door u ondertekende machtigingsverklaring mee te sturen. DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT, voor deze, de teammanager uitvoering Dienst Regelingen,
Drs. Ing. S.N.J. Vreeburg