veiligheidsplan 2016
Veiligheidsbeleid, plan voor sociale en fysieke veiligheid op ’t Palet
1
Inleiding Dit plan gaat over de sociale en fysieke veiligheid van basisschool ‘t Palet in Wijchen. Veiligheid begint bij het schoolgebouw en zijn directe omgeving, zijn die veilig voor de gebruikers? Op onze school moeten de leerlingen zich thuis voelen. Ze komen graag naar school en voelen zich serieus genomen door het personeel. Onze school tolereert geen pestgedrag, discriminatie, agressie, machtsmisbruik en seksuele intimidatie ten opzichte van onze leerlingen. Het veiligheidsbeleid van onze school is niet alleen bedoeld om leerlingen een veilige plek te bieden. Ook het personeel heeft vanzelfsprekend recht op een veilige omgeving. Geweld, discriminatie, agressie en seksuele intimidatie tegen personeelsleden is ontoelaatbaar. Wij gaan bestaand sociaal onveilig gedrag tegen en voorkomen dat gedrag door een actieve, positieve stimulering van sociaal gedrag. Dit gebeurt door middel van het invoeren, bijstellen en uitdragen van de algemene gedragsregels (huisregels) voor leerlingen, ouders en personeel. Deze gedragsregels zijn te vinden in de schoolgids voor de ouders en in de klassenklapper van iedere leerkracht. Daarnaast moet onze school ook een veilige plaats zijn voor zijn leerlingen, ouders en personeel, wij doen daarom ons best om te voorkomen dat er ongelukken gebeuren. Door al deze afspraken proberen wij een veilig klimaat te creëren waarbinnen de school problemen al in een vroeg stadium kan onderkennen en daarop kan reageren. De verantwoordelijkheid voor een veilig schoolklimaat ligt bij de school zelf. Op onze school heeft veiligheid een vaste plaats in het schoolbeleid. Met betrekking tot de fysieke veiligheid hebben we de volgende zaken geregeld: Aanwezigheid van een coördinator veiligheid. Regelmatige inspectie en onderhoud van het schoolgebouw, schoolplein en de speeltoestellen. Jaarlijkse keuring van schoolpleinen en de speeltoestellen door een gecertificeerd bedrijf. Jaarlijkse keuring van het speellokaal (kleuters), sporthal (gr.3 t/m 8) en de speel en sporttoestellen door een gecertificeerd bedrijf. Jaarlijkse keuring schoolgebouw door Brandweer Wijchen. De school heeft een geldige gebruiksvergunning. Maandelijks testen van het ontruimingssignaal en noodverlichting Jaarlijkse keuring van de brandblusmiddelen. Aanwezigheid en actueel houden van calamiteitenplan (calamiteitenprocedures). 2 ontruimingsoefeningen per schooljaar. Jaarlijkse onderhoudsbeurt cv installatie. Aanwezigheid van BHV-ers en EHBO-ers. Aanwezigheid van een ongevallenregister. Aanwezigheid van protocollen “ziek zijn”, “infectieziekten”, “medicijngebruik” en “EHBO” Aanwezigheid van een actuele RI&E, een daaruit voortvloeiend plan van aanpak en een jaarlijks evaluatieverslag. Met betrekking tot de sociale veiligheid hebben we de volgende zaken geregeld: Een preventieve systematische aanpak gericht op de bevordering van positief sociaal gedrag en sociale competenties. Project ‘Hemel en Aarde’ en ‘Relaties en seksualiteit’. ZIEN! om het sociaal-emotioneel functioneren van kinderen van groep 3 t/m groep 8 systematisch in kaart te brengen en inzicht te geven in de eventuele ondersteuningsvragen. Een klachtenregeling. Aanwezigheid van interne contactpersonen. Huisregels voor de gebruikers van het gebouw en school-en/of klassenregels. Interne zorgstructuur staat beschreven in het schoolondersteuningsprofiel. Beleid vastgesteld aangaande time out, schorsing en verwijdering van leerlingen. Protocollen en/of gedragsregels op de volgende gebieden: a. Seksuele intimidatie en seksueel misbruik. b. Racisme en discriminatie. c. Agressie en lichamelijk geweld. d. Protocol huiselijk geweld e. Gedragscode f. Grensoverschrijdend gedrag, Pesten. g. Gebruik van Internet en website. h. Privacy. Ondersteuning middels een netwerk van jeugdvoorzieningen, zoals maatschappelijk werk, Jeugdgezondheidszorg, schoolbegeleidingsdienst, jeugdhulpverlening, politie en justitie.
Veiligheidsbeleid, plan voor sociale en fysieke veiligheid op ’t Palet
2
Inhoud Structuur 1. Explicitering van diverse taken. 2. Werkgroep veiligheid en pedagogisch klimaat. 3. Teamvergadering. 4. Explicitering rol ouders. 5. Interne vangnetten. 6. Externe vangnetten. Systemen 1. Omgangsregels en gedragscodes. Gedragsregels. Overblijfregels 2. Afspraken en regels voor gedrag en omgang. Pedagogisch klimaat. Omgangsvormen in schoolse situaties. Zwemmen, gym, kamp, ehbo, troosten, bezoek. Agressie en geweld. Seksuele intimidatie. Schending gedragscode Pestprotocol. Kindermishandeling Protocol kindermishandeling Racisme en discriminatie. Kleding. Internet en website Privacy 3. Klachtenafhandeling en regeling. - Protocol ernstige klachten - Sprake van seksuele handelingen - Meldingsformulier 4. Calamiteitenprocedures. - Taakinstructie directie en veiligheidscoördinator Taakinstructie BHV-ers Taakinstructie conciërge. Taakinstructie personeel met groep leerlingen. Taakinstructie overig personeel. Taakinstructie administratief personeel. 5. Richtlijnen EHBO en infectieziekten EHBO protocol Protocol ongevallen Ongevallenmeldingsformulier inspectie Procedure infectieziekten Protocol infectieziekten Melding GGD Ongevallen/infectieziekten formulier 6. Hygiëne Schoonmaak Hoofdluisprotocol
blz. 6 t/m 11 blz. 11 blz. 12 blz. 12 blz. 13 blz. 13 blz. 14
blz. 15 blz. 16 t/m
blz. 21 blz. 21 t/m 22 blz. blz. blz. blz. blz. blz blz.
blz. 54 blz. 57 blz. 59
23 t/m 25 26 27 28 t/m 34 35 35 t/m 38 39 blz. 40 blz. 41 blz. 42 blz. 44 blz. 44 blz. 45 blz. 46 blz. 47 t/m 52 blz. 56
blz. 55
blz. 58
blz. 62 t/m 63 blz. 64 blz. 65 blz. 67 blz. 68 blz. 69 blz. 70
blz. 71
blz. 72
Veiligheidsbeleid, plan voor sociale en fysieke veiligheid op ’t Palet
3
Structuur Taken en verantwoordelijkheden van verschillende geledingen en personen binnen de school. 1.
Explicitering van diverse taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden omtrent veiligheid.
-
Directie: Zorgt voor de eerste emotionele opvang en advies, is degene tot wie de leerling (of diens ouders) en werknemers zich kunnen wenden voor advies, ondersteuning en hulpverlening. Moet alle klachten serieus nemen en affiniteit hebben met de problematieke als agressie, geweld, seksuele intimidatie, discriminatie en machtsmisbruik. Indien mogelijk en wenselijk, door bemiddeling zoeken naar een oplossing. De directie is verantwoordelijk voor de juiste afhandeling van ernstige klachten maar moet zich zo onafhankelijk mogelijk opstellen. Hij zal geen partij mogen kiezen. Hij moet er zorg voor dragen dat er vanuit objectieve feiten een oplossing gevonden wordt.(zie protocol ernstige klachten). Eindverantwoordelijk voor het arbobeleid, evenals de arbo-coördinatie. Onderdelen van het arbobeleid kan de directie in het kader van taakbeleid delegeren aan een teamlid. De directie ondersteunt het personeel bij moeilijke gesprekken en agressieve ouders. Opvang voor leerlingen die door de groepsleerkracht een “time out” gekregen hebben. Opvang van personeel die met agressie e.d. in aanraking zijn gekomen. Zijn op de hoogte van het veiligheidsplan met protocollen en het calamiteiten en ontruimingsplan.
-
Zorgcoördinator/intern begeleider: Is op de hoogte van het veiligheidsplan met protocollen en calamiteiten en ontruimingsplan. Kan worden ingeschakeld om de leerkracht te ondersteunen t.b.v. een gezond, veilig en prettig klimaat in de groep en bij ernstige klachten. Onderhoudt de contacten met de directie, groepsleerkrachten, ouders en hulpverleners. Kan ingeschakeld worden door groepsleerkracht voor ondersteuning bij moeilijke gesprekken en kan worden ingeschakeld als ondersteuning bij ernstige klachten, agressie/geweld/kindermishandeling. Interne contactpersoon:
-
Is op de hoogte van het veiligheidsplan met protocollen en calamiteiten en ontruimingsplan. Moet alle klachten serieus nemen. Is degene tot wie men zich kan wenden voor advies, ondersteuning en hulpverlening. Zorgt voor de eerste opvang en geeft advies aan de leerling (of diens ouders), of werknemer die geconfronteerd wordt met agressie en geweld, seksuele intimidatie en/of discriminatie. Denkt beleidsmatig (signalering en adviestaak). Heeft affiniteit met de problematiek van seksuele intimidatie en neemt alle klachten serieus. Heeft kennis van de verschillende reacties van het slachtoffer en de gevolgen van seksuele intimidatie. Wordt ingeschakeld door de klager, die eventueel hierheen verwezen wordt door de leerkracht of zorgcoördinator. Is in staat de klaagster(er) te adviseren en te ondersteunen bij het oplossen van de klacht. Eigen functie mag niet conflicteren met de functie van contactpersoon. Voert hulpverleningsgesprekken. Informeert de klager hoe de procedure gaat lopen en wat de consequenties zijn, vult samen met de klager een meldingsformulier in over de klacht anders in principe zo snel mogelijk doorverwijzen naar de externe vertrouwens/contactpersoon (met instemming van de klager). Hij/zij is gemakkelijk benaderbaar en goed bereikbaar en heeft een preventieve, signalerende en beleidsuitvoerende taak Presenteert zich bij de doelgroep; leerlingen bovenbouw i.s.m. groepsleerkracht, ouders via informatiegids en personeel via veiligheidsplan en teamvergaderingen. Is bekend met de formele en informele, mogelijkheden binnen de organisatie om een klacht op te lossen. Heeft enige kennis van juridische mogelijkheden. Indien een leerling machtsmisbruik aangeeft, de ouders van die leerling informeren tenzij zwaarwegende belangen zich daartegen verzetten. Het informeren van ouders gebeurt liefst met instemming van de leerling. Naarmate de leerling ouder is, is deze instemming zwaarwegender. Indien mogelijk en wenselijk, door bemiddeling zoeken naar een oplossing. Anders in principe zo snel mogelijk doorverwijzen naar de externe vertrouwenspersoon, uiteraard alleen met instemming van de klager (of de ouders, indien de klager een leerling is). In ieder geval doorverwijzen wanneer sprake is van een klacht omtrent seksuele intimidatie. De klager begeleiden bij het melden van een klacht bij de externe vertrouwenspersoon (Daarbij desgewenst zelf het eerste contact leggen) of het indienen van een klacht bij de klachtencommissie. Op verzoek van de externe vertrouwenspersoon observeren of het indienen van een klacht negatieve consequenties heeft voor de klager of andere betrokkenen.
Veiligheidsbeleid, plan voor sociale en fysieke veiligheid op ’t Palet
4
Een bijdrage leveren aan de verbetering van het schoolklimaat in de vorm van (gevraagde en ongevraagde) adviezen op schoolniveau. De interne contactpersoon is verplicht tot geheimhouding. Deze plicht geldt niet ten opzichte van het bevoegd gezag, de klager (of diens ouders) de externe vertrouwenspersoon, de klachtencommissie, gerechtelijke autoriteiten en artsen. De geheimhoudingsplicht vervalt niet na beëindiging van de functie als contactpersoon. In het geval van een mogelijk zedendelict is de contactpersoon (net als anderen) verplicht dit te melden bij het bevoegd gezag. -
Externe vertrouwenspersoon: Is deskundig vooral op het gebied van hulpverlening. Inzake klachten is zij alleen verantwoording verschuldigd aan het schoolbestuur en neemt dus wat school betreft een onafhankelijke positie in. Zal de klager bij staan en van advies dienen. Indien een leerling machtsmisbruik aangeeft, de ouders van die leerling informeren tenzij zwaarwegende belangen zich daartegen verzetten. Het informeren van ouders gebeurt liefst met instemming van de leerling. Naarmate de leerling ouder is, is deze instemming zwaarwegender. Voor zover nodig en indien gewenst zal de betrokkene verwezen worden naar gespecialiseerde hulpverleningsinstanties. Zal met instemming van de klager passende actie ondernemen. Zal met instemming van de klager door bemiddeling zoeken naar een oplossing voor gesignaleerde problemen. Zal de klager (of diens ouders) op zijn verzoek ondersteunen bij het indienen van een klacht en bij de klachtenbehandeling bij de klachtencommissie. Indien er sprake is van mogelijke strafbare feiten de klager wijzen op de mogelijkheid tot het doen van aangifte bij de politie. Het onderhouden van contacten met de klager om te bezien of het indienen van de klacht niet leidt tot repercussies voor de klager en om te bezien of, nadat de klacht is afgehandeld, de aanleiding van de klacht daadwerkelijk is weggenomen. Een coördinerende, ondersteunende en consultatieve rol vervullen ten behoeve van de interne contactpersoon op de scholen waar hij externe vertrouwenspersoon is. Het gevraagd en ongevraagd geven van adviezen aan het bevoegd gezag over een beleid inzake bestrijding en preventie van machtsmisbruik. Het stimuleren tot het geven van voorlichting over machtsmisbruik in het onderwijs aan de leerlingen, de ouders van leerlingen en het onderwijspersoneel van de scholen die door het bevoegd gezag in stand worden gehouden. Indien de externe vertrouwenspersoon slechts aanwijzingen, doch geen concrete klachten bereiken, kan zij deze melden bij de klachtencommissie en/of het bevoegd gezag.
De externe vertrouwenspersoon heeft de volgende bevoegdheden: Het recht om met personeelsleden, leerlingen, het bevoegd gezag en andere betrokkenen van de onderwijsinstelling gesprekken te voeren. Het recht op het raadplegen van deskundigen. Het recht op toegang tot alle afdelingen van de onderwijsinstelling. Het recht op inzage in relevante documenten. Het recht op aanwezigheid tijdens de zitting van de klachtencommissie, op verzoek van de klager (of diens ouders). Het recht om het bevoegd gezag gevraagd en ongevraagd te adviseren omtrent te voeren beleid en te treffen maatregelen inzake preventie en bestrijding van seksuele intimidatie, agressie, geweld en pesten.
-
Veiligheidscoördinator/Preventiemedewerker: Heeft haar taak gedelegeerd gekregen vanuit de directie, waar zij verantwoording aan verschuldigd is en voorstellen doet. Coördineert de bedrijfshulpverlening. Centraal meldpunt voor ongevallen, bijna ongevallen en onveilige situaties en het bijhouden van het ongevallenregister. Organiseert inspecties aan de hand van de inspectielijsten, gevolgd door rubriceren naar urgentie, het bepalen van maatregelen en het opstellen van een actieplan. Draagt zorg voor het opstellen en actueel houden van de huisregels en ontruimingsplan. Zorgt voor het opstellen en uitvoeren van de knelpunten n.a.v de ASV/RI&E van de arbo-unie. Maakt jaarlijks een plan van aanpak en een veiligheidsverslag. Draagt zorg voor complete E.H.B.O. dozen en zorgt voor het opstellen en actueel houden van luizenprotocol, E.H.B.O. protocol, infectieziekteprotocol en verdere calamiteiten. Onderhoud de contacten met instanties/bedrijven die jaarlijks controleren op veiligheid/gezondheid/hygiëne. Draagt zorg voor het calamiteiten en veiligheidsplan.
Veiligheidsbeleid, plan voor sociale en fysieke veiligheid op ’t Palet
5
Spreekt leerkrachten aan op onveilige situaties en risico’s en maakt veiligheid bespreekbaar tijdens de teamvergadering. -
Bouwcoördinator: Aanspreekpunt klachten bouw. Bewaker van afspraken en functioneren van het plan in zijn bouw. Kan zaken betreffende het plan bespreekbaar maken. Brengen invallers op de hoogte van het veiligheid, calamiteiten en ontruimingsplan.
-
Medezeggenschapsraad: Informeert zich over de arbo-problemen die op school spelen en de wijze waarop hier door de schoolleiding en het bevoegd gezag wordt omgegaan. Oriënteert zich op het terrein van veiligheid en draagt er toe bij dat de aandacht voor het arbobeleid wordt vastgehouden. Verleent haar goedkeuring aan het veiligheidsplan, de protocollen, het calamiteiten en ontruimingsplan.
-
B.H.V.ers: Alle leerkrachten volgen jaarlijks de BHV-herhalingscursus. Zijn op de hoogte van het veiligheidsplan met protocollen, het calamiteiten en ontruimingsplan.
-
E.H.B.O.ers: Volgen jaarlijks de herhalingscursussen. Worden bij slachtoffers geroepen, zie E.H.B.O. protocol. Zijn op de hoogte van het veiligheidsplan met protocollen en calamiteiten en ontruimingsplan.
-
Groepsleerkracht: Is op de hoogte van het veiligheidsplan met protocollen en calamiteiten en ontruimingsplan. Opvang voor invallers van parallelgroep en brengt invallers op de hoogte van het veiligheids, calamiteitenplan en ontruimingsplan. Stelt samen met de leerlingen jaarlijks de klassenregels op. Bespreekt de huis en gedragsregels met de leerlingen en houdt zicht op de naleving van deze regels. Hij/zij is op de hoogte van de afspraken en regels per bouw. Draagt zorg voor een prettige, veilige en gezonde sfeer in de groep en biedt ieder individueel kind geborgenheid en veiligheid.
-
I.C.T.-er: Is op de hoogte van het veiligheidsplan met protocollen en calamiteiten en ontruimingsplan. Eindverantwoordelijke voor de inhoud van de website van de school is de directeur, hij kan het beheer van de website uitbesteden aan een webmaster. (zie verder protocol Internet en website).
-
Studentenbegeleider: Informeert de studenten over het calamiteiten/ontruimingsplan en het veiligheidsplan.
-
Onderwijsondersteunend personeel: Is op de hoogte van het veiligheidsplan met protocollen en calamiteiten en ontruimingsplan.
-
Conciërge: Is op de hoogte van het veiligheidsplan met protocollen en calamiteiten en ontruimingsplan. Verricht werkzaamheden in en om de school m.b.t. fysieke veiligheid. Heeft een eigen taak bij calamiteiten.
-
Administratie Is op de hoogte van het calamiteiten en ontruimingsplan en weet hoe te handelen bij een bommelding.
-
Klassenouder: Meld geruchten en problemen bij de groepsleerkracht. Wordt ingeschakeld bij festiviteiten en wordt door de groepsleerkracht geïnformeerd m.b.t. de veiligheid van de kinderen.
-
Ouderraad: Is op de hoogte van het veiligheidsplan, protocollen, calamiteiten en ontruimingsplan.
-
Verkeersouder: Een M.R. ouder onderhoudt de contacten met de leefbaarheidgroep Wijchen Zuid, de Gemeente en 3VO.
-
Bijzondere groepen: (invallers/nieuwe leerkrachten/stagiaires/hulpouders/medegebruikers van het gebouw) Deze mensen worden ingelicht over het calamiteiten en ontruimingsplan en zo nodig over het veiligheidsplan.
Veiligheidsbeleid, plan voor sociale en fysieke veiligheid op ’t Palet
6
2. Werkgroep De Gezonde School De werkgroep heeft tot taak voorstellen te ontwikkelen om een veilig en gezond schoolklimaat te creëren op basis van inventarisatie, studie, actie, onderzoek etc.
3. Teamvergadering De leerlingen kunnen tijdens een kringgesprek meedenken en voorstellen doen over de veiligheid en gezondheid op school. De leerkracht neemt deze voorstellen mee naar de bouw en/of teamvergadering. Tijdens de teamvergadering hebben de leerkrachten de gelegenheid om over veiligheid en gezondheid mee te denken, vragen te stellen en voorstellen te doen aan de gezonde school werkgroep. Veiligheid en gezondheid is een onderwerp dat geregeld terugkomt op de teamvergadering. 4.
Explicitering rol ouders
Ouders hebben een duidelijke rol en plaats in het onderhouden van een veilig leefklimaat. Ze worden zo nodig benaderd en betrokken bij het oplossen van problemen en conflicten, zoals bijvoorbeeld agressief gedrag, pestgedrag, seksuele intimidatie, discriminatie of bij het niet nakomen van de school en gedragsregels. Ook worden de ouders betrokken bij het veilig maken van de omgeving binnen en buiten de school en kan hun hulp hierbij worden gevraagd (verkeersacties, opknappen speelplaats etc.) -
Ouders van zorgleerlingen m.b.t. gedrag worden uitgenodigd voor een gesprek met de leerkracht en eventueel zorgcoördinator/coach/directie. Indien het probleem de hele groep betreft worden alle ouders tijdens een ouderavond geïnformeerd door de leerkracht en eventueel zorgcoördinator/directie. Thema avonden kunnen georganiseerd worden voor de ouders rondom de veilige en gezonde school. Ouders worden via de schoolgids en website geïnformeerd over de gezonde en veilige school. (gedragsregels, calamiteitenplan, E.H.B.O. en infectieziekten protocol, interne contactpersoon, externe vertrouwenspersoon en de klachtencommissie, gedragscode, pedagogisch klimaat, seksuele intimidatie, lichamelijk geweld, racisme/discriminatie en pesten. 5. Interne vangnetten
Leerlingen die regelmatig te laat komen, veel ziek worden gemeld of ongeoorloofd met verlof zijn worden besproken met de zorgcoördinator/directie. Er wordt contact opgenomen met de betreffende ouders. Leerlingen die onacceptabel gedrag vertonen, worden hier individueel op aangesproken. Problemen rondom sociale veiligheid in een groep worden met de groep besproken. De gedragsregels worden weer onder de aandacht gebracht. De leerkracht bespreekt het met de zorgcoördinator. Zonodig wordt er hulp gevraagd aan de hiervoor bestemde personen en zal er een plan gemaakt worden of een protocol in werking worden gezet. De leerlingen weten bij wie ze terecht kunnen in geval van agressie en geweld. De leerlingen weten bij wie ze terecht kunnen als er zich problemen voordoen in de huiselijke situatie (leerkracht, interne contactpersoon) Iedere leerkracht houdt dagelijks de absentielijst bij. Hij/zij streeft naar een goed pedagogisch klimaat en biedt de leerlingen veiligheid en geborgenheid. De interne contactpersonen maken op een kindvriendelijke wijze hun taak kenbaar en laagdrempelig. 6. Externe vangnetten Crisisopvang in de vorm van afspraken met andere scholen waar leerlingen, die andere leerlingen terroriseren, maar ook hun slachtoffers, de mogelijkheid krijgen tot een “time out” (uitwerking in zorgplan WSNS) Overlegstructuur met politie, RIAGG, etc. ten behoeve van opvang en ondersteuning bij calamiteiten. Steunpunt Veiligheid op school. Hier kun je terecht voor vragen op het gebied van veiligheid en calamiteiten . www.aps.nl/
Veiligheidsbeleid, plan voor sociale en fysieke veiligheid op ’t Palet
7
Systemen 1. Omgangsregels en gedragscodes Gedragsregels Gedragsregels moeten regelmatig met elkaar worden besproken. Het gaat niet zozeer om het maken van een lijst met regeltjes, maar vooral om het herkennen en erkennen van de grenzen van de kinderen en de manier waarop je omgaat met de grenzen van de kinderen, het recht op integriteit van het eigen lichaam van kinderen. Rekening houden met deze grenzen is belangrijk bij het formuleren van gedragsregels. Gedragsregels zijn niet alleen bedoeld om kinderen te beschermen tegen volwassenen, maar ook de volwassenen op school te “beschermen” tegen onduidelijke situaties en verkeerde interpretaties. Doel: Het scheppen van een schoolklimaat dat zich kenmerkt door acceptatie, respect en vertrouwen. Als iedereen weet wat wel en niet mag, dan wordt voorkomen dat er misverstanden of problemen ontstaan. Wordt er toch een fout gemaakt, dan kan daar gemakkelijker iemand op worden aangesproken. Een gedragscode levert een bijdrage aan het scheppen van een schoolklimaat waarin iedereen zich prettig en veilig kan voelen. Als er daadwerkelijk een klacht wordt ingediend, dan kan de klachtencommissie deze regels ook betrekken in haar onderzoek naar de klacht. Door middel van de gedragsregels maken wij naar buiten toe duidelijk hoe er met alle betrokkenen dient te worden omgegaan. Voorwaarden: Regels dienen duidelijke doelen. Regels gelden voor iedereen: personeel, ouders, bezoekers en leerlingen. Regels zijn duidelijk opgeschreven en voor iedereen te begrijpen. Regels zijn door iedereen te vinden en bij iedereen bekend gemaakt. Op het overtreden van de regels kunnen sancties en/of maatregelen worden genomen. Regels worden tweejaarlijks door het team geëvalueerd. Goedkeuring door MR, vaststelling door bestuur. Wat moet voorkomen worden? Gedragsregels worden vastgesteld om duidelijkheid te scheppen in wat wel en wat niet als acceptabel gedrag wordt opgevat. Een gevoel van veiligheid en welzijn zal hierdoor bevorderd moeten worden. Deze gedragscode mag er niet toe leiden dat de spontane omgang met elkaar er door wordt verstoord of dat er wantrouwen naar de ander ontstaat. Ook de leerkrachten moeten zonder gevoel van mogelijk valse verdachtmakingen hun werkzaamheden kunnen uitvoeren. Het hebben van gedragsregels houdt niet in, dat gedrag dat niet in de regels vastgelegd is automatisch wel toelaatbaar is. Het voorkomen van klachten: Klachten kunnen het beste voorkomen worden door direct op te treden. Met luisteren, praten en informeren is een probleem doorgaans goed op te lossen.
2. Afspraken en regels voor gedrag en omgang. Pedagogisch klimaat Uitgangspunt: Mannen en vrouwen, meisjes en jongens zijn gelijkwaardig. Dan is van belang dat: De school een klimaat schept, waarin kinderen zich veilig voelen. Er respect is voor elkaar. Er ruimte is om verschillend te zijn (persoonsgebonden of cultuurgebonden). Er geen stereotiepe benadering is. De school voor de kinderen voorwaarden schept om een positief zelfbeeld te ontwikkelen. Er wordt actief aandacht besteed aan zelfredzaamheid en weerbaar gedrag. Gevolgen: Het streven naar gelijkwaardigheid binnen de school houdt in dat het volgende niet wordt getolereerd: Seksistisch taalgebruik, seksueel getinte grappen en vernederende strekking ten aanzien van anderen, toespeling en bepaalde wijzen van aanspreken van de leerlingen zijn niet aanvaardbaar. Dit geldt ook voor affiches, tekeningen enz. Handtastelijkheden, die als vernederend kunnen worden ervaren door de ander. Discriminerende houding.
Veiligheidsbeleid, plan voor sociale en fysieke veiligheid op ’t Palet
8
De aanwezigheid van schriftelijk of beeldend materiaal binnen de school waarin de ander wordt voorgesteld als minderjarig of als lustobject. Het gebruiken van leermiddelen, die een rolbevestigend karakter hebben. Affiches, films, boeken, spel- en ontwikkelingsmateriaal en tijdschriften met een dergelijk karakter worden niet aangeschaft en verspreid.
Omgangsvormen in schoolse situaties Knuffelen en op schoot nemen. In de onderbouw kan het voorkomen, dat leerlingen op schoot worden genomen. Dit gebeurt alleen wanneer de kinderen dit zelf aangeven. Als een leerling (gevraagd of ongevraagd) aangeeft het niet prettig te vinden om op schoot te worden genomen wordt dit door de leerkracht altijd gerespecteerd. Vanaf groep 5 worden leerlingen niet meer op schoot genomen. Indien een kind door onvoorziene omstandigheden erg van streek is, kan (afhankelijk van leeftijd/type kind) de leerkracht hem/haar op gepaste wijze (met professionele distantie) troosten. Kinderen worden nooit op de mond gekust bij bijvoorbeeld felicitaties en troosten. Aan- en uitkleden. In de onderbouw worden - indien dit nodig is – kinderen geholpen met aan-uitkleden. Ook in groep 3 kan dit nog een enkele keer voorkomen. Deze hulp behoort tot de normale taken van de leerkracht. In voorkomend geval van opgedane verwonding en dergelijke verleent de leerkracht hulp bij het eventuele uitkleden in het bijzijn van leerlingen of volwassene. Gymnastieklessen. Jongens en meisjes kleden en douchen zich afzonderlijk om (vanaf groep 5) en de leerkracht houdt toezicht met inachtneming van de algemeen geldende uitgangspunten. Vanaf groep 5 betreden de mannelijke leerkrachten de kleedruimte van de meisjes pas als deze voldoende tijd hebben gehad om zich aan te kleden. Hetzelfde geldt voor de vrouwelijke leerkrachten als het om de kleedruimte van de jongens gaat. In geval van calamiteiten (zoals vechtpartijen tussen leerlingen, ongevallen of plotseling ziek worden, en bij wijze van preventieve surveillance kunnen de leerkrachten douche/kleedruimte van leerlingen betreden. Zij kloppen op de deur alvorens binnen te komen en gunnen de leerlingen zoveel mogelijk individuele privacy. Leerkrachten kleden zich buiten het zicht van de leerlingen om. Leerlingen thuis uitnodigen. In principe worden kinderen niet alleen bij de leerkracht thuis uitgenodigd. Wanneer een groepje kinderen de leerkracht bezoekt, gebeurt dit alleen met instemming van de ouders en directie. Één op één-situaties. In principe worden er géén kinderen nagehouden. Mocht dit toch eens moeten voorkomen, dan probeert de leerkracht de situatie zo te regelen, dat er meerdere kinderen aanwezig zijn, dat één of meerdere collega’s van de situatie op de hoogte worden gesteld. Het nablijven mag niet langer dan 15 minuten zijn. In uitzonderlijke gevallen kan dit verlengd worden met een kwartier, alleen als er meteen toestemming aan de ouders wordt gevraagd. Ook voor het werken met kinderen in een één op één situatie gelden bovenstaande regels ( logopedie, remedial teaching). Tevens worden de ouders van deze kinderen van tevoren hiervan op de hoogte gesteld. Schoolkampen en andere schoolactiviteiten waarbij overnacht wordt. Tijdens de schoolkampen gelden dezelfde gedragsregels als in de schoolsituatie. De regels worden vooraf besproken met de gehele kampleiding en staan gemeld in de schoolgids. Als er leiding bij de kinderen moet slapen, gebeurt dat altijd met meerdere. De leerkracht slaapt nooit alleen bij de kinderen. Jongens en meisjes vanaf 10 jaar slapen gescheiden. Een school mag van dit specifieke geval afwijken als de MR, de ouders en de algemeen directeur akkoord gaan. Toezicht bij de slaapzalen/kamers geschiedt ook steeds in tweetallen. In principe begeleiden vrouwelijke begeleiders de meisjes en de mannelijke begeleiders de jongens. De slaapkamers worden door de begeleiders betreden na een duidelijk vooraf gegeven teken. Bij het gebruik van kleed/doucheruimten tijdens schoolreis of schoolkamp gelden de regels zoals bij zwemmen/gymnastieklessen. EHBO Indien er hulp moet worden geboden bij ongevallen, ziek worden/zijn of anderszins, waarbij het schaamtegevoel van de kinderen een rol kan spelen, wordt, rekening houdend met de aanwezige mogelijkheden, de uitdrukkelijke wens van het kind gerespecteerd. Er wordt dan geprobeerd om hulp te verlenen door iemand van gelijke sekse. Noodzakelijke hulpverlening wordt direct geboden. De hulpverlener meldt dit aan de groepsverantwoordelijke, vraagt indien mogelijk hulp van een collega en als dit niet mogelijk is, wordt er in elk geval daarvan melding gemaakt aan de ouders.
Veiligheidsbeleid, plan voor sociale en fysieke veiligheid op ’t Palet
9
Cultuur Van en aan elkaar leren, erkende ongelijkheid, elkaar aanspreken, professionele houding. 1.
Erkennen van ongelijkheid tussen de leerkrachten.
Als leerkracht is het belangrijk om te weten bij wie je terecht kunt bij ondersteuning m.b.t. sociale problematiek met leerlingen en ouders. Bepaalde leerkrachten zijn hier vaardiger in dan anderen of zijn hierin meer geschoold of meer in de situatie om hulp te kunnen bieden. Dit kan een vraag zijn voor aanwezigheid bij een slecht nieuws gesprek, een vraag om een bepaalde leerling aan te spreken op zijn gedrag, afspraken te maken over time-out van bepaalde leerlingen binnen de school of je te ondersteunen in groepsverband. Bij structuur (explicitering van diverse taken) staat bij wie je daarvoor terecht kunt bij ons op school. 2.
Creëren van een open schoolklimaat.
Wij proberen een klimaat te creëren waarbinnen leerkrachten en directie zich durven te uiten over zwakke en sterke punten. Tijdens de functioneringsgesprekken en andere gesprekken met elkaar moet hier openheid voor zijn, zodat personen niet het idee krijgen hun mond voorbij te praten. Met name feedback waardoor leerkrachten en directie zich begrepen en gesterkt voelen zal bijdragen aan een open sfeer. 3.
Vormen om aan en van elkaar te leren om problemen op te lossen.
In de bouwvergaderingen wordt met intervisiegroepen gewerkt aan de hand van de incidentmethode. Collegiale consultatie wordt toegepast bij het invoeren van een bepaalde methode of indien een leerkracht ingewerkt wil worden in een groep/taak. Dit kan gefaciliteerd worden. Klassenbezoek ter observatie kan soms verhelderend zijn. Een aantal collega’s zijn coach of SVIBer. Verder is er een zorgcoördinator waar problemen mee besproken worden en twee interne contactpersonen. 4.
Voorbeeldfunctie directie.
Hierbij valt te denken aan les geven aan een (lastige) groep, optreden naar leerlingen, over eigen onmacht praten etc. 5.
Medewerkers van school spreken elkaar aan over elkanders gedrag.
Bijvoorbeeld: het niet houden aan de afspraken (zowel leerkrachten onderling en schoolleidingleerkrachten, vice versa).
6.
Leerlingen durven en kunnen betrekken bij de lessen, bij de opstelling van afspraken, regels en de inrichting van het gebouw.
De klasgebonden regels worden samen met de leerlingen opgesteld en besproken. De schoolgebonden regels worden jaarlijks besproken. Tussen de leerkracht en leerlingen onderling wordt getracht een “open” sfeer te creëren, waardoor leerlingen hun verhalen en ideeën kwijt kunnen in de groep.
7.
Ouders betrekken bij het opstellen van regels en afspraken.
Voorstellen van ouders worden voorgelegd aan het team. Soms kunnen in verband met veranderingen of cultuurverschillen bepaalde afspraken worden aangepast. De leerkrachten en de directie maken de afspraken en leggen deze voor aan de M.R. 8.
Het ervaren van collegiale opvang en steun bij calamiteiten.
Informeel is de sfeer zo dat men meestal kan terugvallen op collega’s. Formeel staat het beschreven in het veiligheidsplan. 9.
Activiteiten inzetten die de sociale binding met de school van de leerlingen en ouders met elkaar verhogen.
Veiligheidsbeleid, plan voor sociale en fysieke veiligheid op ’t Palet
10
Een activiteitencommissie voor het organiseren van rommelmarkten/fietstochten/play-backshows etc. om de schoolkas te spekken voor activiteiten als: jubileum school, nieuw buitenspelmateriaal of voor een goed doel (kerstmarkt). 10. Leerlingendag houden over een ordelijke en veilige school om leerlingen bij dit onderwerp te betrekken. Via projecten laten we de kinderen/ouders en leerkrachten meedenken/meewerken over dit onderwerp. (Veiligheidsproject, Wijchen schoon, schoonmaak etc.)
Strategisch beleid 1.
Visie ontwikkelen op een ordelijk en veilig schoolklimaat.
-
Wij willen een open, veilig en ordelijk klimaat creëren en geborgenheid bieden aan ieder persoon. Zowel de leerlingen, leerkrachten en ouders moeten zich prettig en veilig kunnen voelen. Om dit te waarborgen hanteren we regels en afspraken voor zowel kinderen, leerkrachten en ouders. Hierdoor kunnen problemen al in een vroeg stadium voorkomen, onderkent en opgelost worden. (gesprek, protocollen etc.) Wij maken naast de gebruikelijke controles gebruik van registratie, inspectie en controlelijsten. o Registratie/inspectielijsten, BHV-ers school. o Controlelijsten o Logboek brandblusapparatuur, Smeba o Logboek speelzaaltoestellen, Servo-dienst o Controle gebruikersvergunning, brandweer Wijchen o Ongevallenregistratielijst o Speelplaatsen
-
Deze lijsten zijn te vinden op share-point. -
Aan de hand van bovenstaande gegevens, worden er prioriteiten gesteld en jaarlijks een plan van aanpak gemaakt.
2.
Preventieve aanpak ontwikkelen.
-
Afspraken, gedragsregels, normen en waarden met elkaar bespreken in de team en bouwvergaderingen. Afspraken, gedragsregels, normen en waarden met de leerlingen in de groep bespreken. SEO, pedagogisch klimaat verbeteren door seo-bijeenkomsten voor de leerkrachten waarbinnen drama als orthopedagogisch middel wordt gebruikt. Binnen de lessen wordt gebruik gemaakt van drama en adaptief onderwijs, m.b.v. de map “ontwikkelingsproblemen”. Verder zijn er binnen de school een aantal methodes aanwezig voor deze problematiek: Het blauwe boek, beter omgaan met jezelf en de ander, Petje af voor Puk etc. Buiten de lessen om, is er voor leerlingen met een bepaalde problematiek, de mogelijkheid om sociale vaardigheidstraining, faalangstreductietraining en dramatherapie te volgen.
-
3.
Verbinding leggen met andere vernieuwingsopties.
-
Er zijn contacten met Marant, Opleiding Speciaal Onderwijs, Pabo, Hoge School Utrecht, Logopedistes, Ergotherapeuten, Dramatherapeute etc., waardoor er geregeld cursusbijeenkomsten zijn waar de leerkrachten aan deel kunnen nemen. De directie maakt via de teamvergadering bekent welke cursusbijeenkomsten er zijn waar we met het team aan deelnemen. De bouwcoördinator maakt aan de leerkrachten van de bouw bekent welke cursussen er in de loop van het jaar zijn waar je aan kunt deelnemen. Via het prikbord in de koffiekamer kunnen de leerkrachten zich laten informeren over allerlei cursussen en deze cursus in overleg met de directie volgen.
-
Veiligheidsbeleid, plan voor sociale en fysieke veiligheid op ’t Palet
11
-
De directie kan een werknemer persoonlijk attenderen op een cursus die zijn inziens past bij de betrokken persoon.
4.
Aannamebeleid ontwikkelen van leerlingen van toeleverende scholen.
-
Op het moment dat leerlingen aangemeld worden, wordt er aan de ouders gevraagd of er informatie ingewonnen mag worden bij de toeleverende school. Deze informatie wordt binnen de directie en de zorg besproken. Kijkend naar de groep (sociaal-emotioneel, cognitief, groepsgrootte etc.) en de eventueel extra te geven zorg, die je redelijkerwijs van de leerkracht en andere begeleiders mag verwachten, wordt een positief of negatief besluit aan de ouders overhandigd betreffende aanname van de leerling op onze school.
5.
Aannamebeleid ontwikkelen voor nieuwe leerkrachten.
-
Op het moment dat er een vacature is op onze school, wordt er vooral gekeken waarvoor we iemand nodig hebben (onder-midden-bovenbouw) en de kwaliteiten. I.v.m. “oudere ” leerkrachten staan wij open voor “jonge” leerkrachten. Ook zijn er op onze school op dit moment meer leerkrachten van het vrouwelijke geslacht werkzaam.
-
Nadat we iemand aangesteld hebben, zorgen we er met zijn allen voor dat deze persoon zich snel thuis voelt. Via gesprekjes, klassenklapper, schoolplan en veiligheidsplan raakt hij/zij bekent met het reilen en zeilen op onze school. Voor vragen en begeleiding kan hij/zij terecht bij de parallelleerkracht, bij een aan te stellen coach en bij andere uit het team, waaronder de directie.
Agressie en geweld Onder agressie of geweld verstaat de wet situaties waarbij een leerkracht, leerling, of iemand anders die aan de school verbonden is, psychisch of fysiek wordt lastig gevallen, bedreigd of aangevallen, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de school. Hieronder valt ook pesten. Hierbij worden de volgende regels gehanteerd: Binnen de schoolactiviteiten wordt iedere vorm van lichamelijk geweld, zowel door de volwassen als door de kinderen, zoveel mogelijk voorkomen en niet getolereerd. De leerkracht past geen lichamelijk geweld als straf toe.
Aanpak van (ernstige) gedragsproblemen (waaronder pesten) “Stappenplan” bij gedragsproblemen: 1. Bij gedragsproblemen worden de ouders van het kind zo spoedig mogelijk op de hoogte gebracht door de groepsleerkracht. Bij een incident is het ook mogelijk om de leerlingen uit de bovenbouw het voorval te laten beschrijven; het voor gezien te tekenen door de leerkracht en het vervolgens door de ouders diezelfde dag voor gezien te laten tekenen zodat het de volgende dag weer ingeleverd kan worden op school. 2. Er wordt een afspraak gemaakt voor een eerste gesprek tussen leerkracht en ouders. In dit gesprek worden de problemen uitgelegd en wordt de aanpak van de leerkracht besproken (liefst in overleg met de ouders). Er wordt in dit gesprek ook een afspraak gemaakt voor het volgende gesprek om de aanpak te evalueren. 3. In het vervolggesprek wordt de afgesproken aanpak geëvalueerd en zo nodig bijgesteld. 4. Indien er geen verbetering optreedt, wordt de intern begeleider/coördinator leerlingenzorg ingeschakeld. Deze helpt met het zoeken naar een oplossing. De ouders worden van elke nieuwe stap op de hoogte gebracht door de groepsleerkracht. 5. Als er nog steeds geen verbetering optreedt , wordt in overleg met de ouders externe hulp gezocht. Denk aan: Marant, NIM, School&Hulp, Bureau Jeugdzorg, particuliere psychologische hulp, Sovatraining, etc. 6. Indien ook dit ontoereikend is kan in ernstige gevallen de coördinator WSNS benaderd worden voor crisisopvang en/of kan contact worden gezocht met de inspecteur. Mogelijke consequenties bij gedragsproblemen: In de gesprekken worden de consequenties die volgen op het probleemgedrag steeds besproken. De consequenties worden het liefst gekozen samen met de betrokken leerling en/of zijn/haar ouders passend bij het foute gedrag.
Veiligheidsbeleid, plan voor sociale en fysieke veiligheid op ’t Palet
12
-
Consequenties zijn afhankelijk van de ernst van het gedrag en van het stadium van de begeleiding. De consequenties moeten in overeenstemming zijn met de afspraken die daarover op school gelden. Mogelijke consequenties: Bij uitzondering even op de gang (omdat er geen toezicht is) Time-outplek/nadenkstoeltje creëren nablijven om zaken na te bespreken beschrijven van het probleem en “hoe zou jij het oplossen als jij de leerkracht zou zijn?” binnenblijven in de pauze in de pauze buiten een nadenkplek geven in een andere groep verder werken bij een leerkracht zonder groep werken uitgesloten worden van bepaalde activiteiten, als het probleem zich daar voordoet uitsluiten van iets wat leuk gevonden wordt thuis moeten blijven/schorsing (leerplichtambtenaar telefonisch op de hoogte brengen; bij langer dan één dag onderwijsinspectie schriftelijk informeren)
Belangrijk om rekening mee te houden bij de gesprekken met de ouders: Ouders moeten vroegtijdig geïnformeerd worden als er sprake is van gedragsproblemen. Een voorval wordt liefst aan de ouders verteld waar het kind bij is. Er wordt dan aan het kind om instemming gevraagd (“klopt het wat ik zeg”) zodat er geen verschillende verhalen ontstaan en er geen partijen tegen elkaar uitgespeeld kunnen worden. Bovenbouwleerlingen verwoorden het voorval zelf op papier. Geef in gesprekken regelmatig concrete voorbeelden van het gedrag en geef aan hoe frequent dit gedrag zich voordoet. Ouders kunnen dan beter een inschatting maken van de ernst van het gedragsprobleem. Vraag ook altijd naar hoe het kind zich thuis gedraagt en welke aanpak de ouders daarbij hanteren. De ouders moeten tijdens het hele proces voldoende op de hoogte gehouden worden. Maar elke dag even navragen hoe het gegaan is kan demotiverend en erg belastend zijn. Bovendien is het moeilijk om dan een objectief beeld te krijgen van hoe het gaat. (De ene keer is het zus, de andere keer zo). Het is daarom verstandig bij elk gesprek direct een termijn te bepalen (van enkele weken) waarin de afgesproken aanpak uitgeprobeerd gaat worden en meteen een afspraak te maken om dat te evalueren. Je kunt dan aangeven of er over de hele periode verbetering is en of het gedrag wisselend of gelijkmatig is geweest. De leerkracht kan wel een overzicht, b.v. middels een schriftje, aanleggen voor het gedrag. Als veel contact nodig is, neem je een korte termijn (1 of 2 weken), anders een wat langere (bijvoorbeeld 6 weken). Als tussentijds blijkt dat eerder een gesprek nodig is, dan neem je contact op. Door vooraf een afspraak te maken, voorkom je dat je ouders door de drukte van alledag te laat op de hoogte brengt. Bovendien is het dan gemakkelijker het gesprek goed voor te bereiden, zodat de opbrengst groter kan zijn. Verslagen van de gesprekken en de gemaakte afspraken komen in het leerlingdossier (dit wordt de ouders medegedeeld). Het is verstandig ouders ook een verslag van het gesprek en/of een overzicht van de gemaakte afspraken te geven. Agressie en geweld in relatie leerkracht - leerling: Bij overtreding van bovenstaande regel door een emotionele reactie deelt de leerkracht dit direct mee aan de directie en de algemeen directeur. Ook de ouders van de betrokken leerling worden terstond geïnformeerd. Als de ouders van de leerling een klacht willen indienen dan nemen zij hiervoor contact op met de interne contactpersoon en zal een gesprek plaatsvinden. Indien naar de mening van de ouders geen bevredigende oplossing wordt gevonden, bemiddelt de contactpersoon bij een gesprek met de externe vertrouwenspersoon, die voor de verdere afhandeling volgens de geldende procedure zorgdraagt. In relatie leerling – leerling: Zie bij preventieve en curatieve aanpak bij pesten. Bij het zien van het gebruik van lichamelijk geweld (niet zijnde een duwtje) bij leerlingen grijpt de leerkracht onmiddellijk in en haalt de vechtenden uit elkaar. Indien nodig en ter voorkoming van verdere escalatie worden de leerlingen naar gescheiden ruimten gestuurd. Indien bovenstaande nodig is zal de leerkracht de betrokken collega’s waarschuwen en het voorval melden. Met de betrokken leerlingen worden zo spoedig mogelijk gesprekken gevoerd. Bij geconstateerde verwondingen worden de ouders geïnformeerd. Bij herhaling worden de ouders uitgenodigd voor een gesprek op school en zal in overleg naar een oplossing van het conflict worden gezocht. In relatie overige volwassenen - leerling op school:
Veiligheidsbeleid, plan voor sociale en fysieke veiligheid op ’t Palet
13
-
-
Bij lichamelijk geweld door een volwassen persoon, niet zijnde een medewerker van school, toegebracht aan een leerling, wordt dit gemeld bij de directie en/of intern contactpersoon. De eerste zorg moet er op gericht zijn dat de kinderen niets meekrijgen van dreigingen of agressieve handelingen. De directie en/of intern contactpersoon tracht te bemiddelen tussen de betrokken partijen. Bij ernstige situaties wordt in overleg met het slachtoffer cq ouders van het slachtoffer meteen de externe vertrouwenspersoon of zelfs de politie ingeschakeld. Ook indien bemiddeling niet leidt tot een bevredigende oplossing zal de interne contactpersoon zorgdragen voor een contact van de klager met de externe vertrouwenspersoon.
In relatie leerkracht – ouders: Zowel verbaal als lichamelijk geweld tegen de leerkrachten is voor ons onacceptabel. Bij verbaal geweld of bedreiging maakt de leerkracht hiervan melding bij de directie van de school. Wanneer er sprake is van verbaal geweld of bedreiging van de directie zal hierover contact zijn met de algemeen directeur. Als er sprake is van lichamelijk geweld tegen een leerkracht of directeur zal altijd de algemeen directeur worden geïnformeerd. Met instemming van het slachtoffer zal aangifte van het delict worden gedaan bij de politie. De algemeen directeur kan besluiten de betreffende ouder de toegang tot school te ontzeggen. In relatie leerkracht – overige volwassenen: Bij het gebruik van verbaal of lichamelijk geweld tegen personeel van de school door overige volwassenen moet betrokkene hierover contact opnemen met de directie c.q. algemeen directeur. De algemeen directeur zal na overleg kunnen besluiten de dader de toegang tot de school te ontzeggen. Bij lichamelijk geweld zal met instemming van het slachtoffer tot aangifte besloten worden. In relatie personeel – personeel: Personeelsleden maken onderling gebruik van correcte aanspreekvormen en maken geen op de persoon gerichte seksistisch/agressief getinte insinuaties/toespelingen. Algemeen: zowel voor het buitenterrein als het schoolgebouw geldt voor iedereen een wapen verbod. Onder wapens wordt ook verstaan: (kleine) messen, stokken e.d. Bij constatering van wapenbezit en dreiging hiermee zal bij volwassenen de politie gewaarschuwd worden. Als het leerlingen betreft worden de ouders en de directie gewaarschuwd over de geconstateerde overtreding. Bij het gebruik van wapens tijdens een vechtpartij zal altijd aangifte volgen bij de politie. Bedreigingen of agressieve handelingen worden altijd gemeld bij de directie. Ook wordt schoolmaatschappelijk werk ingeschakeld In een bespreking met het team kan besloten worden een aanklacht in te dienen tegen de betrokkene. Het team kan ook besluiten de politie op de hoogte te brengen van het voorval zonder dat er een aanklacht wordt ingediend.
Seksuele intimidatie en seksueel misbruik Het wettelijke kader van seksuele intimidatie: De arbeidsomstandighedenwet bepaalt dat: Iedere arbeidsorganisatie moet beleid voeren tegen seksuele intimidatie op het werk. De werkgever is verplicht zijn werknemers zoveel mogelijk te beschermen tegen seksuele intimidatie en de nadelige gevolgen daarvan. Onder deze bescherming vallen alle werknemers zowel mannen als vrouwen, maar ook stagiaires, leerlingen, uitzendkrachten, invallers, ouders, leveranciers enz. Er is een klachtenregeling. Seksuele intimidatie is: Ongewenste seksuele toenadering. Verzoeken om seksuele gunsten. Verbaal gedrag: seksueel getinte opmerkingen en grappen, opmerkingen m.b.t. het vrouw zijn of de vrouwelijkheid, pesten met een seksuele ondertoon, voorstellen tot seksueel contact, afspraakjes met bijbedoelingen. Non-verbaal gedrag: staren, gluren, te dichtbij komen staan, opdringerigheid. Fysiek gedrag: lichamelijke contacten als aanraken (zonder duidelijke aanleiding), de weg versperren, beetpakken, arm om de schouder etc. Aanranding en verkrachting. Waarbij ook sprake kan zijn van: Onderwerping aan dergelijk gedrag als voorwaarde voor te werkstelling.
Veiligheidsbeleid, plan voor sociale en fysieke veiligheid op ’t Palet
14
-
Onderwerping aan of afwijzing van dergelijk gedrag wordt gebruikt als basis voor beslissingen over het werk van een persoon. Dergelijk gedrag heeft als doel de werkprestaties van een persoon aan te tasten en het creëren van een onaangename werkomgeving/sfeer. Seksuele chantage; afdwingen van gunsten van seksuele aard door bedreiging. Loopbaanbeïnvloeding: slechte beoordeling, minderwaardig werk, kleinerende opmerkingen. Verzieken van de werksfeer: flauwe grapjes, dubbelzinnige opmerkingen, aanstootgevende foto’s etc.
Doelstelling/doelgroep. Het bevoegd gezag stelt zich ten doel ongewenst gedrag in de vorm van seksuele intimidatie, agressie, geweld en discriminatie op een effectieve wijze te bestrijden en zo mogelijk te voorkomen door hiertoe de noodzakelijke voorwaarde te scheppen. Daarnaast stelt het bevoegd gezag zich ten doel passende opvang te verzorgen bij gevallen van seksuele intimidatie, agressie, geweld en discriminatie. Dit geldt voor leerlingen, onderwijzend en onderwijsondersteunend personeel, directieleden, leden van het bestuur, alsmede voor hen die werkzaamheden verrichten voor de school al of niet vrijwillig. Prioritering: preventie en bestrijding. Preventiemaatregelen zijn: In de schoolgids en in het schoolplan staan de volgende verklaringen: 1. De verklaring dat seksuele intimidatie, geweld, agressie en discriminatie niet te tolereren gedrag is en dat het bevoegd gezag zal optreden wanneer dit toch wordt gesignaleerd. 2. De verklaring dat bij ernstige vergrijpen aangifte wordt gedaan bij de politie. 3. De verklaring dat het bevoegd gezag disciplinaire maatregelen zal nemen tegen de daders, zoals: een berisping of een negatieve aantekening in de beoordeling, overplaatsing, schorsing of ontslag. Opnemen in de schoolgids van een verwijzing naar het pestprotocol. Voorlichting (ter bevordering van de bewustwording) over wat seksuele intimidatie, geweld en agressie en discriminatie is en de te nemen maatregelen en inventarisatie van risico’s. Zorgen dat de inrichting van het schoolgebouw en speelplaats veilig is: geen eenzame geïsoleerde plaatsen, goede verlichting, gescheiden toiletten (jongens/meisjes), houd zoveel mogelijk toezicht en controle op toiletgroepen. Geen verstophoekjes en tentjes. Contact tussen de politie en school om waar nodig effectief optreden mogelijk te maken.
Uitgegaan wordt van de optiek van het slachtoffer. Hij of zij bepaalt of iets gewenst is of niet. Schending van deze gedragscode: Als betrokkene bij de SK&K kunnen we op drie verschillende manieren te maken krijgen met schending van deze gedragscode: We hebben zelf als medewerker/ouder/leerling in strijd met deze code gehandeld. We zijn er getuige van hoe een ander in strijd met deze code heeft gehandeld. We ervaren uit tweede hand van een voorval, waarbij deze code mogelijk geschonden is. Zowel ouders, leerlingen als medewerkers kunnen melding maken van schending van de gedragscode cq. een klacht indienen. Bij (vermeende) schending van deze gedragscode hanteren we de volgende uitgangspunten: De schender van de gedragscode spreken we zoveel mogelijk direct aan op zijn/haar gedrag en geven we een mogelijkheid tot nadere toelichting/zelfcorrectie/melding van zijn /haar overtreding. In alle drie de gevallen wordt er van ons verwacht dat we dit zo snel mogelijk melden bij de directie of intern contactpersoon. Bij minder ernstige/onbedoelde schendingen krijgt de schender de mogelijkheid in een open gesprek de vertrouwensrelatie met de benadeelden te herstellen. Ouders van betrokken leerlingen worden direct en zo volledig mogelijk geïnformeerd over voorvallen waarbij de gedragscode is geschonden. De directie en het bestuur nemen gepaste maatregelen om de veiligheid van leerlingen en medewerkers optimaal te herstellen en waarborgen. De vertrouwenscommissie, schoolmaatschappelijk werk en andere zorginstanties kunnen worden ingeschakeld voor de opvang van betrokkenen. Bij vermeende wetsovertredingen wordt de intern contactpersoon ingeschakeld. Na overleg met de extern contactpersoon en de slachtoffers kan aangifte gedaan worden bij de politie. Overtreders kan de toegang tot school ontzegd worden. Overtreders kunnen op non-actief worden gesteld, worden geschorst cq. op staande voet worden ontslagen. (formele) klachten over schending van de gedragscode kunnen conform de SK&K klachtenregeling te allen tijde door betrokkenen ingediend worden. De klachtenregeling ligt ter inzage op school. In geval van valse aangifte of valse beschuldiging heeft het slachtoffer recht op eerherstel en kunnen tegen de aanklager gepaste stappen worden ondernomen.
Veiligheidsbeleid, plan voor sociale en fysieke veiligheid op ’t Palet
15
Pestprotocol Pesten Pesten is voor de school een ingewikkeld probleem. Het vereist een serieuze aanpak. Van groot belang hierbij is dat alle betrokkenen, leerkrachten, ouders, en leerlingen, pesten als een bedreiging zien en bereid zijn het te voorkomen of te bestrijden. Wat is pesten? Pesten is psychisch, fysiek en/of seksueel systematisch geweld van een leerling, of een groep leerlingen ten opzichte van één of meerdere leerlingen, die niet (meer) in staat zijn zichzelf te verdedigen. Pesten komt ook bij volwassenen voor. Dit protocol gaat over het pesten van leerlingen. Pesten gebeurt systematisch, er is sprake van ongelijke machtsverdeling, het heeft desastreuze gevolgen voor het slachtoffer en het slachtoffer kan niet voor zichzelf opkomen. Bewustwording. Pesten is een ingewikkeld en groot probleem. Pesten is schadelijk voor de slachtoffers, pesters en alle betrokkenen. De pester ontwikkelt een manier van omgaan met mensen die er voor zorgt dat hij/zij veel meer kans heeft om in de criminaliteit terecht te komen. Pesten is kindermishandeling tussen de kinderen onderling. (Bij plagen is er geen slachtofferrol en beide partijen zijn even sterk). De plager heeft niet de bedoeling de ander te beschadigen). De school is zich bewust van de omvang en zwaarte van de pestproblematiek in het algemeen en vindt dat elk geval eigenlijk al een geval teveel is. Zij pakt daarom pesten breed en actief aan. (5sporen: gepeste kind-pester-zwijgende middengroep-leerkracht-ouders). Het pestbeleid is ingebed in een totaalbeleid sociaal-emotionele ontwikkeling.
Stellingname. De school maakt aan kinderen, ouders en in het algemeen naar buiten duidelijk dat pesten niet toelaatbaar is.Via posters en de schoolgids wordt aandacht aan de problematiek besteed. Slachtoffers moeten weten dat de school (leerkracht) aan hun kant staat. Pesters en leerlingen die pesters kunnen worden, moeten in de gaten krijgen dat er op ze gelet wordt. Leerkrachten nemen duidelijk stelling als bepaald gedrag hun norm overschrijdt. Signalen die op pesten kunnen wijzen zijn: Een bijnaam geven, op grond van door het kind als negatief ervaren kenmerken. Zogenaamde leuke opmerkingen maken over een klasgenoot. Belachelijk maken. Een klasgenoot voortdurend de schuld ergens van geven. Beledigen. Dwingen om bezit dat niet van jou is af te geven. Dwingen om bepaalde handelingen te verrichten zoals mee mogen doen, als je snoep meeneemt, geld wegpakt enz. Vernederen: Haal jij die bal maar uit de bosjes, want jij kunt niet goed genoeg voetballen om mee te kunnen doen. Briefjes doorgeven om een kind te isoleren. Steun zoeken om samen te spannen tegen een bepaald kind, of om te zorgen dat een bepaald kind nooit wordt uitgenodigd. Isoleren. Buiten school opwachten, schelden, schoppen, slaan. Op weg naar huis achterna rijden of de doorgang versperren. Naar het huis van het slachtoffer gaan. Bezittingen afpakken of beschadigen. Schelden, schreeuwen. Dreigen: Als je dit doorvertelt dan………grijpen we je. Oorzaken van pestgedrag kunnen zijn: Een problematische thuissituatie. Voortdurend gevoel van anonimiteit (buitengesloten voelen). Voortdurend in een niet-passende rol worden gedrukt. Voortdurend met elkaar de competitie aan gaan. Een voortdurende strijd om macht in de klas of in de buurt. Voorwaarden vooraf:
Veiligheidsbeleid, plan voor sociale en fysieke veiligheid op ’t Palet
16
Door mondelinge en schriftelijke informatie worden betrokkenen op de hoogte gebracht van het probleem pesten: wat is pesten, wat zijn de mogelijke gevolgen daarvan, hoe vaak komt het voor e.d. Zowel de school als geheel, als iedere leerkracht afzonderlijk probeert pesten te voorkomen. Deze preventieve aanpak bestaat o.a. uit: Regels 1. 2. 3. 4.
voor de leerlingen die gelden op school en daarbuiten. Doe niets bij een ander kind, wat jezelf ook niet prettig zou vinden. Kom niet aan een ander als een ander dat niet wil. We noemen elkaar bij de voornaam en gebruiken geen scheldwoorden. Als je kwaad bent ga je niet slaan, schoppen, krabben (je komt niet aan de ander). Probeer eerst samen te praten. Ga anders naar de meester of de juf. 5. Niet: zomaar klikken. Wel: aan de juf of meester vertellen als er iets gebeurt wat je niet prettig of gevaarlijk vindt. 6. Vertel de meester of juf wanneer jezelf of iemand anders wordt gepest. 7. Blijft de pester doorgaan dan aan de meester of juf vertellen 8. Word je gepest praat er thuis ook over, je moet het niet geheim houden. 9. Uitlachen, roddelen en dingen afpakken of kinderen buitensluiten vinden we niet goed. 10. Niet aan de spullen van een ander zitten. 11. Luisteren naar elkaar. 12. Iemand niet op het uiterlijk beoordelen of beoordeeld worden. 13. Nieuwe kinderen willen we goed ontvangen en opvangen. Zij zijn ook welkom op school. 14. Opzettelijk iemand pijn doen, opwachten buiten school, achterna zitten om te pesten is beslist niet toegestaan. 15. Probeer ook zelf een ruzie met praten op te lossen. Na het uitpraten kunnen we ook weer vergeven en vergeten.
Toevoeging. De leerlingen mogen in hun eigen groep een aanvulling geven op deze vastgestelde schoolregels, in overleg met de leerkracht. Die aanvulling wordt opgesteld, door en met de groep, dit zijn de zogenaamde groepsregels. Zowel de schoolregels als de groepsregels zijn zichtbaar in de klas opgehangen. We bieden alle regels tegelijk aan en iedere groep kiest een regel van de week en hangt deze goed zichtbaar op in het lokaal. Ook kunnen we een regel, goed zichtbaar, in de gangen van de school ophangen. Op school zijn enkele posters aanwezig met een school/groepsregel, waar de leerkracht gebruik van kan maken. Voor de leerkracht. -
-
Streven naar een pedagogisch klimaat, leerlingen veiligheid en geborgenheid bieden. Regelmatig het onderwerp behandelen in teamvergaderingen. Leerlingen duidelijk maken, dat signaleren van pesten doorgegeven moet worden aan de leerkracht. Leerkrachten noemen de leerlingen niet met een bijnaam die als kwetsend ervaren kan worden. De leerkracht stelt met de leerlingen gedragsregels op en ziet toe op naleving daarvan. Van de leerkracht wordt verwacht, dat hij werkt aan een positieve groepsvorming, waarin men respect voor elkaars mogelijkheden en niet-mogelijkheden heeft, waarin samenwerking, respect, niet buitensluiten, uitpraten, goed maken enz. in openheid gebeurt. Leerkrachten moeten pestgedrag kunnen signaleren. Leerkrachten moeten duidelijk stelling nemen (afkeuring) en zicht krijgen op de oorzaak, omvang en mogelijke gevolgen van pestgedrag. Wanneer het pesten ondanks alle inspanningen doorgaat of opnieuw de kop opsteekt, gaat de school resp. de leerkracht over tot directe, curatieve aanpak. Er wordt een beroep gedaan op de zorgcoördinator/intern begeleider, directie of het hele team.
De directe, curatieve aanpak bestaat uit twee methoden: De niet confronterende methode. Deze methode wordt toegepast als de leerkracht vermoedt of op de hoogte wordt gesteld dat er sprake is van onderhuids pesten (niet zelf waargenomen). -
Hij schakelt collega’s in om vermoedens mogelijk te versterken. Brengt zorgcoördinator op de hoogte.
Veiligheidsbeleid, plan voor sociale en fysieke veiligheid op ’t Palet
17
-
Ondertussen kan de leerkracht een algemeen probleem aan de orde stellen om zo bij het probleem in de klas te komen (ook om een eerste “signaal” af te geven). Praten over buitensluiten in het algemeen en buitensluiten in de klas. In een rollenspel of gymles praktiseren. Pesters en/of enkele niet-pesters inschakelen om op te letten of NN misschien gepest wordt. Na enkele dagen verslag uit laten brengen. Wachten op een moment dat de leerkracht of een collega het daadwerkelijk ziet en dan duidelijk stelling nemen.
De confronterende methode. Deze methode past de leerkracht toe als een leerling voor zijn ogen lichamelijk of geestelijk wordt mishandeld. -
Leerkracht neemt eerst duidelijk stelling. Voert een gesprek met de klas over pesten in het algemeen. Spreekt met de leerlingen nadere regels af. Behandelt het probleem tijdens een project of bepaalde les. Brengt directie en/of zorgcoördinator of intern contactpersoon op de hoogte.
Hulp aan de pester. Praten; zoeken naar de reden van het ruzie maken/pesten (baas willen zijn, jaloezie, verveling, buitengesloten voelen). Laten inzien wat het effect van zijn/haar gedrag is voor de gepeste. Excuses laten aanbieden. In laten zien welke (leuke) sterke kanten de gepeste heeft. Kind leren niet meteen kwaad te reageren, leren beheersen, de ‘stop-eerst-nadenken-houding’. Zoeken van een sport of club; waar het kind kan ervaren dat contact met andere kinderen wel leuk kan zijn. De leerkracht kan gebruik maken van hulp door de zorgcoördinator/intern begeleider. Een straffend gesprek: leerling heeft zich niet aan de klassenregels gehouden en verdient dus straf. Belonen (schouderklopje) als het kind zich aan de regels houdt. Leerkracht maakt afspraken met de pester over gedragsverandering. Er wordt een gesprek met de ouders aangegaan, waarin om hun medewerking wordt gevraagd. Informeren, overleggen. Inleven in het kind; wat is de oorzaak van het pesten? Als het pestgedrag blijft voortduren wordt de hulp ingeschakeld van de SVIBer voor sociale vaardigheidstraining. Weigeren de ouders van de pester hun medewerking en blijft de pester volharden in zijn gedrag dan wordt overgegaan tot schorsing. Hulp aan het gepeste kind. Kinderen die voortdurend worden gepest, reageren meestal door passief gedrag of ze gaan uitdagen. Beide vormen van gedrag zijn “aangeleerd” als reactie op het gepest worden. Een ‘aangeleerd” gedrag kan weer afgeleerd worden. Vaak verdwijnt bepaald afwijkend gedrag als het pesten is gestopt. Toch kunnen vormen van afwijkend gedrag ook langdurig aanwezig blijven. Vormen van afwijkend gedrag kunnen zelfs aanleiding geven tot pesten. -
-
-
Medeleven tonen en luisteren en vragen: hoe en door wie er gepest wordt. Nagaan hoe de leerling zelf reageert, wat doet hij/zij voor tijdens en na het pesten. Huilen of heel boos worden is juist vaak een reactie die een pester wil uitlokken. De leerling in laten zien dat je op een andere manier kunt reageren. Zoeken en oefenen van een andere reactie bijvoorbeeld je niet afzonderen. Het gepeste kind in laten zien waarom een kind pest. Nagaan welke oplossingen het kind zelf wil. Sterke kant van de leerling benadrukken. Belonen (schouderklopje) als de leerling zich anders/beter opstelt. Het gepeste kind niet overbeschermen, bijvoorbeeld naar school brengen of ík zal het die pesters wel eens even gaan vertellen’. Hiermee plaats je het gepeste kind juist in een uitzonderingspositie waardoor het pesten zelfs nog kan toenemen. De leerkracht probeert de aanleiding tot pestgedrag bespreekbaar te maken. De leerkracht probeert de leerlingen begrip en respect bij te brengen voor ieders eigenheid. De leerkracht kan gebruik maken van hulp van de zorgcoördinator/intern begeleider. Praten met de ouders van de gepeste leerling en de ouders van de pester(s). Bij ernstige gevolgen van pesten probeert de leerkracht samen met de ouders van het gepeste kind het gevoel van eigenwaarde terug te laten vinden. De hulp van de SVIBer kan daarbij ingeschakeld worden. Indien de ouders van het gepeste kind vinden dat de leerkracht onvoldoende of onjuist gehandeld heeft, of indien ze menen, dat het niet tot het gewenste resultaat heeft geleid, kunnen zij een klacht indienen bij de interne contactpersoon of de directie.
Veiligheidsbeleid, plan voor sociale en fysieke veiligheid op ’t Palet
18
De klachtenprocedure is hierbij van toepassing.
Aanpak bij ruzies en pestgedrag. Wanneer leerlingen ruzie met elkaar hebben proberen zij en wij: 1. Er eerst zelf (en samen) uit te komen. 2. Op het moment dat een van de leerlingen er niet uitkomt (in feite het onderspit delft en verliezer of zondebok wordt), heeft deze het recht en de plicht het probleem aan de meester of juf voor te leggen. 3. De leerkracht brengt de partijen bij elkaar voor een verhelderingsgesprek en probeert samen met hen de ruzie of pesterijen op te lossen en (nieuwe) afspraken te maken. Bij herhalingen van pesterijen/ruzies tussen dezelfde leerlingen volgen sancties. (zie consequenties). 4. Bij herhaaldelijke ruzie/pestgedrag neemt de leerkracht duidelijk stelling en houdt een bestraffend gesprek met de leerling die pest/ruzie maakt. De fases van bestraffen treden in werking. (zie consequenties). Ook wordt de naam van de ruziemaker/pester in de klassenklapper genoteerd op de “Dit-kan-niet” bladzijde. Bij iedere melding omschrijft de leerkracht de ‘toedracht’. Bij de derde melding worden de ouders op de hoogte gesteld van het ruzie-pestgedrag. De leerkracht en ouders proberen in goed overleg samen te werken aan een bevredigende oplossing. Consequenties. De straf is opgebouwd in 5 fases; afhankelijk hoelang de pester door blijft gaan met zijn/haar pestgedrag en geen verbetering vertoond in zijn/haar gedrag. Fase 1. Een of meerdere pauzes binnen blijven Nablijven. Een schriftelijke opdracht zoals een stelopdracht over de toedracht en zijn of haar rol in het pestprobleem. Door gesprek: bewustwording voor wat hij met het gepeste kind uithaalt. Afspraken maken met de pester over gedragsveranderingen. De naleving van deze afspraken komen aan het einde van iedere week (voor een periode) in een kort gesprek aan de orde.
Fase 2. Een gesprek met de ouders, als voorgaande acties op niets uitlopen. De medewerking van de ouders wordt nadrukkelijk gevraagd om een einde aan dit probleem te maken. De leerkracht legt alle activiteiten vast in de klassenklapper (dit-kan-niet). Fase 3. Bij aanhoudend pestgedrag wordt er deskundige hulp ingeschakeld, contactpersoon, SVIBer. Fase 4. Bij aanhoudend pestgedrag kan er voor gekozen worden om een leerling tijdelijk in een andere groep te plaatsen. Ook het (tijdelijk) plaatsen op een andere school behoort tot de mogelijkheden. Fase 5. In extreme gevallen kan een leerling geschorst of verwijderd worden.
Kindermishandeling Bij een vermoeden van huiselijk geweld dit bespreekbaar maken en de signalen doorgeven voor eventuele verdere hulp. De taak van de school met betrekking tot kindermishandeling en huiselijk geweld, waarbij de oorzaak buiten de school ligt, is het organiseren en het aankaarten ervan bij de verschillende instanties. De school is niet verantwoordelijk voor de verandering van de situatie of voor de hulpverlening. Kindermishandeling is: Elke vorm van bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard ten opzichte van een minderjarige Die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of onvrijheid staat, actief of passief, opdringen Waardoor ernstige schade wordt of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel. Hieronder vallen ook verwaarlozing en onthouden van essentiële hulp, medische zorg en onderwijs (wetsontwerp Wet op de jeugdzorg 2004) Kinderen zijn helaas veel te vaak het slachtoffer/getuige van huiselijk geweld. Kinderen die thuis vaak getuige zijn van huiselijk geweld kunnen ernstige psychische schade oplopen. Deze kinderen zijn vaak ook slachtoffer omdat zij ook mishandeld worden. Daarnaast zijn er helaas ook te veel
Veiligheidsbeleid, plan voor sociale en fysieke veiligheid op ’t Palet
19
kinderen slachtoffer van andere vormen van mishandeling. Scholen zijn bij uitstek plaatsen waar (een vermoeden van) huiselijk geweld en kindermishandeling gesignaleerd kan worden. Als kinderen mishandelt, verwaarloosd en/of misbruikt worden, kunnen ze signalen uitzenden. In de praktijk blijkt dat het omgaan met signalen die kunnen wijzen op huiselijk geweld en mishandeling onzekerheid teweegbrengt. Bij een vermoeden kun je gebruik maken van een signalenlijst, maar deze biedt ook een zekere mate van schijnzekerheid. De meeste signalen zijn namelijk stressindicatoren, die aangeven dat er iets met het kind aan de hand is. Dit kan ook iets anders zijn dan kindermishandeling en huiselijk geweld. Hoe meer signalen van deze lijst een kind te zien geeft, hoe groter de kans dat er sprake zou kunnen zijn van kindermishandeling en huiselijk geweld. Het is niet de bedoeling om aan de hand van de signalenlijst het “bewijs” te leveren van de mishandeling. Het is wel mogelijk om een vermoeden van mishandeling meer te onderbouwen naarmate er meer signalen uit deze lijst geconstateerd worden.
De bron van het vermoeden van kindermishandeling en huiselijk geweld kan zijn: a. Je hebt een vermoeden; b. Iemand (bijvoorbeeld een ander kind of ouder) vertelt je een zorgwekkend verhaal over een kind uit uw klas; c. Een kind neemt je in vertrouwen over de eigen situatie Wat te -
doen: Inventariseer gegevens rond het vermoeden. Observeer en noteer Blijf werken aan de vertrouwensrelatie met het kind Leg de waarnemingen zomogelijk voor aan het kind of de ouders (spreek eigen vermoedens nog niet uit) Gebruik de signalenlijst voor onderbouwing. Let extra op kind en ouders. Bespreek het vermoeden met de zorgcoördinator of vertrouwenspersoon. Bepaal een tijdslimiet (maximaal één maand) Is het vermoeden onterecht/ongegrond, zoek dan uit wat de reden van het gesignaleerde gedrag is. Wat is er aan de hand, blijf alert Is er twijfel of geen bevestiging van het vermoeden, blijf dan noteren en observeren. Na twee maanden bekijkt u uw aantekeningen opnieuw en wordt het kind opnieuw besproken. Als het vermoeden wordt bevestigd of versterkt dan worden de volgende stappen ondernomen: Mogelijke stappen zijn: De leerkracht neemt contact op met zorgcoördinator of vertrouwenspersoon. Deze vormt een overleggroep (directie, schoolmaatschappelijk werker, schoolarts) De directie is verantwoordelijk voor de coördinatie en de voortgang Er wordt een plan van aanpak gemaakt Een adviesvraag bij de meldcode Een gesprek voeren met de ouders als zij open staan voor hulp. De schoolarts roept het kind op voor onderzoek. Huisbezoek maatschappelijk werk Meldcode inschakelen (dit kan onder vermelding van redenen anoniem) Nazorg: Blijf het gedrag van het kind nauwlettend volgen. Roep zonodig betrokkenen bij elkaar. Houd contact met het AMK signalenlijst. 1. -
Lichamelijke signalen Wit gezicht (slaaptekort) Hoofdpijn, (onderbuikpijn) Blauwe plekken, schaafplekken, brandwonden, gebroken ledematen Snij, krab en bijtwonden Slecht verzorgd er uit zien Groeiachterstand Overververmoeid Vaak ziek Ziektes herstellen zich slecht Kind is hongerig Eetstoornissen Vermageren of dikker worden Achterblijvende motoriek
Veiligheidsbeleid, plan voor sociale en fysieke veiligheid op ’t Palet
20
Niet zindelijk op leeftijd dat het hoort Pijn in bovenbenen, samengeknepen bovenbenen Houterige lichaamsbeweging Achterblijven in taal, spraak, motorische en/of cognitieve ontwikkeling. 2. Gedragssignalen Somber, lusteloos, in zichzelf gekeerd Timide, depressief en weinig spontaan Passief, lusteloos, weinig interesse in spel Apathisch, geen gevoelens of pijn In zichzelf gekeerd, leeft in fantasiewereld Nerveus Negatief zelfbeeld, weinig zelfvertrouwen, faalangst Negatief lichaamsbeeld Plotselinge gedragsveranderingen Vastklampen of abnormaal afstand houden Isolement tegenover leeftijdgenoten Zelfvernietigend gedrag Geheugen en concentratiestoornissen Achteruitgang van leerprestaties of overijverig Zich aanpassen aan ieders verwachtingen, geen eigen initiatief Slaapstoornissen Schrikken bij aanraking Hyperactief Agressief, vernielzucht Geen spontaan bewegingsspel Moeite met uitkleden voor gymles of niet meedoen met de gym Tegenover andere kinderen: Agressief Wantrouwend Niet geliefd bij andere kinderen Speelt weinig met andere kinderen Tegenover ouders: Angstig, schrikachtig, waakzaam Meegaand, volgzaam Gedraagt zich in bijzijn van ouders anders dan zonder ouders Tegenover andere volwassenen: Angst om zich uit te kleden Angst voor lichamelijk onderzoek Verstijft bij lichamelijk contact Vermijd oogcontact Wantrouwend Overdreven aanhankelijk Agressief Meegaand, volgzaam Angstig, schrikachtig, waakzaam 3. Kenmerken ouders/gezin Ouders troost kind niet bij huilen Ouder klaagt overmatig over het kind, toont weinig belangstelling Ouders komen afspraken niet na Ouders gaan steeds naar andere artsen/ziekenhuizen Geeft aan het niet meer aan te kunnen Is verslaafd Is ernstig (psychisch) ziek Kleedt het kind te warm of te koud Vergeet preventieve inentingen Houdt het kind vaak thuis van school Zet het kind onder druk om te presteren Vaak verhuizen Geweld wordt gezien als middel om problemen op te lossen Gezinssituatie: Alleenstaande ouder Sociaal-economische problemen: werkloosheid, slechte behuizing, migratie etc. Veel ziekte in het gezin Partner mishandeling Regelmatig wisselende samenstelling van het gezin Sociaal isolement
Veiligheidsbeleid, plan voor sociale en fysieke veiligheid op ’t Palet
21
Racisme/discriminatie Discriminatie op grond van ras, leeftijd, levensovertuiging, godsdienst, politieke gezindheid, geslacht, nationaliteit, hetero-of homoseksuele gerichtheid, burgerlijke staat en handicap wordt door deze school niet geaccepteerd. Discriminatie. Onder discriminatie wordt verstaan: elke vorm van onderscheid, elke uitsluiting, beperking of voorkeur, die ten doel heeft of ten gevolge kan hebben dat de erkenning, het genot of de uitoefening op voet van gelijkheid van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden op politiek, economisch, sociaal of cultureel terrein of op andere terreinen van het maatschappelijk leven, wordt teniet gedaan of aangetast. Discriminatie kan zowel bedoeld als onbedoeld zijn. Wij leven in een multiculturele samenleving. Dit houdt in dat verschillende groepen uit onze samenleving hun eigen volkscultuur hebben. Iedere groep heeft zijn eigen aard: huidskleur, levensovertuiging, volksgewoonten zoals kleding en voedsel, enz. Deze groepen zijn vaak tweetalig, hun eigen taal en Nederlands. Ook onze school is multicultureel. Dat vraagt van alle bij de school betrokkenen extra inzet en aandacht voor een goed pedagogisch klimaat voor alle leerlingen. Voor alle medewerkers: De medewerker behandelt alle leerlingen en hun ouders gelijkwaardig. Hij gebruikt geen racistische en/of discriminerende taal. Hij draagt er zorg voor dat er in zijn lokaal geen racistische of discriminerende teksten en/of afbeeldingen voorkomen op posters, in de schoolgids, klimfo, te gebruiken boeken etc. De leerkracht ziet er op toe dat collega’s, leerlingen en ouders ten opzichte van medeleerlingen en hun ouders geen racistische of discriminerende houding aannemen in taal en gedrag (binnen de school). Leerlingen die tijdens het buitenspelen worden betrapt op racistische/discriminerende taal en/of gedragingen worden gerapporteerd aan de betreffende groepsleerkracht, zodat die hierop kan inspelen. Bij geconstateerde overtredingen wordt er melding gedaan bij de interne contactpersoon. De behandeling van gesignaleerde racistische/discriminerende taal en/of gedragingen gebeurt overeenkomstig de procedure, zoals die is beschreven bij pesten: zowel preventief als curatief als volgens de klachtenregeling. De leerkracht neemt duidelijk afstand van racistisch en of discriminerend gedrag van collega’s, ouders en andere volwassenen binnen de school. Hij maakt dit ook kenbaar.
Kleding Hoe een medewerker of leerling zich kleedt is in principe een zaak van de betrokkene zelf. Onderscheid in de benadering van medewerkers of leerlingen welke te maken heeft met de kleding wordt dan ook afgewezen. Anderzijds moet de kleding dan wel de wijze waarop iemand zich kleedt: De vereiste sociale contacten goed mogelijk maken. Passend zijn in de context van een leef/werksituatie waar personen vanuit verschillende geloofsovertuigingen samen zijn. Niet leiden tot gevaarlijke (werk) omstandigheden voor betrokkene zelf of voor anderen. Niet afleiden, zowel voor de drager/draagster als voor de medeleerlingen. Bovenstaande leidt tot de vaststelling van de volgende afspraken: 1. Tijdens de gymlessen en andere sportactiviteiten mag geen (sport) kleding gedragen worden waaraan zich scherpe elementen bevinden (riemen, gespen). 2. Sieraden (armbanden, halskettingen, horloges, haarspelden etc) worden bij de gymles tijdelijk af(uit)gedaan. 3. Het dragen van petten, hoofddoeken en andere hoofddeksels is tijdens de gymoefeningen niet toegestaan. Eventueel bij een buitensport in de zon wel.
Veiligheidsbeleid, plan voor sociale en fysieke veiligheid op ’t Palet
22
4. 5.
Het dragen van een hoofddeksel door leerlingen met een Islamitische geloofsovertuiging is alleen dan toegestaan wanneer het hoofddeksel géén verbinding om de hals heeft en ook geen loshangende delen heeft. Het is medewerkers en leerlingen niet toegestaan tijdens hun aanwezigheid op de school gezichtsbedekkende kleding te dragen. Tijdens de lessen mogen petten en andere hoofddeksels gedragen worden zoals brede haarbanden en shawltjes mits deze de draag(st)er en/of medeleerlingen niet irriteren of afleiden van het schoolgebeuren.
Internet en website: Het gebruik van Internet door leerlingen gebeurt steeds meer op school.Voor Internet maken wij gebruik van een ADSL verbinding. De internetprovider zorgt dat zaken als racistische uitingen, grof woordgebruik, discriminatie, seks, geweld en pornografie niet zomaar benaderd kunnen worden. Leerlingen gebruiken alleen onder toezicht het internet. De bovenbouwgroepen hebben elk een eigen e-mailadres. Leerlingen mogen alleen met toestemming van de leerkracht bestanden downloaden en oploaden waarbij regels en wetten m.b.t.Misbruik, zeker ook van buiten de school, willen we zoveel mogelijk voorkomen. Hiertoe leveren de volgende afspraken een bijdrage: Gedragsafspraken met de leerlingen: Geef nooit persoonlijke informatie door op Internet, zoals namen, adressen, zonder toestemming van de leerkracht. Vertel het je leerkracht meteen als je informatie tegenkomt waardoor jij je niet prettig voelt of waarvan je weet dat het niet hoort. Houd je aan de afspraken, dan is het niet jouw schuld dat je zulke informatie tegenkomt. Leg nooit verder contacten met iemand zonder toestemming van de leerkracht. Verstuur bij e-mail berichten nooit foto’s van jezelf of van anderen zonder toestemming van de leerkracht. Beantwoord nooit e-mail berichten waarbij je je niet prettig voelt of waar dingen in staan waarvan je weet dat het niet hoort. Het is niet jouw schuld dat je zulke berichten krijgt. Verstuur natuurlijk nooit zelf dergelijke mailtjes. Spreek van te voren met je leerkracht af wat je op Internet gaat doen. Afspraken met leerkrachten; Internet wordt gebruikt voor opbouwende educatieve doeleinden. Sites die wij de leerlingen willen laten gebruiken worden eerst door de leerkracht bekeken. Er worden geen sites bekeken die niet aan onze fatsoensnormen voldoen. Er wordt aan de leerlingen uitgelegd waarom ze bepaalde sites wel of niet mogen bekijken. De leerkracht draagt zorg voor de omgeving waarin leerlingen open kunnen vertellen wanneer zij op een ongewenste, onbedoelde site komen. Het is meestal niet hun schuld. Regels en wetten met betrekking tot copyright worden in acht genomen. Informatie die terug te voeren is op leerlingen mogen niet op het openbare deel van het netwerk terecht komen. Namen in combinatie met foto’s van kinderen worden niet op het net gepubliceerd. In voorkomende gevallen alleen met toestemming van de ouders, Ook voor e-mail geldt het briefgeheim, maar op grond van hun pedagogische verantwoordelijkheid mogen de leerkrachten de e-mail van de leerlingen zien. Bijzondere voorwaarden inzake de website van de school: Eindverantwoordelijke voor de inhoud van de website van de school is de directeur. De directeur kan het beheer van de website uitbesteden aan een webmaster. Naast de directeur of de webmaster heeft niemand het recht op enigerlei wijze toevoegingen aan dan wel aanpassingen te doen op de website van de school. Gebruik van de computers door ouders op school: Voor werkzaamheden op verzoek en ten behoeve van de school kunnen ouders gebruik maken van de computers welke zijn aangesloten op het netwerk van de school. Gebruik van mobiele telefoons onder werktijd: Tijdens de schooluren worden mobiele telefoons privé niet gebruikt. Uitgezonderd bij toestemming van de directie. Leerkrachten kunnen beslissen mobiele telefoons in te zetten in het onderwijs. Zijn de telefoons niet nodig om de onderwijstaak uit te voeren dan staan ze uit.
Veiligheidsbeleid, plan voor sociale en fysieke veiligheid op ’t Palet
23
-
communicatiemiddelen van leerlingen tijdens de schooltijden.
-
Kans & Kleur draagt geen verantwoordelijkheid voor de mobiele telefoons van leerlingen tijdens schoolactiviteiten.
-
In bijzondere gevallen kan de directeur toestemming geven aan de leerling of de leerkracht een telefoon tijdens de les aan te houden.
Veiligheidsbeleid, plan voor sociale en fysieke veiligheid op ’t Palet
24
Privacy De huidige manier van werken in de scholen heeft er toe geleid dat steeds méér mensen te maken krijgen met bepaalde leerlingen/ouders of omgekeerd. Dit geldt zowel binnen als buiten de school. Dit zal in de toekomst zeker niet minder worden (denk aan WSNS waardoor de leerlingen met meer zorg cq hulpverlening worden omgeven). Vanuit dit gegeven is het goed de privacy van kinderen en ouders te beschermen. Gegevens over de thuissituatie, medische informatie, gegevens van hulpverlenende instanties e.d. worden als privacy gegevens beschouwd. Dit geldt ook voor uitslagen van testen en verslaggeving van de leerlingen. Binnen de scholen kennen we de volgende afspraken: Relatie leerkracht - kind/ouder. -
-
-
-
De schoolscore is alleen toegankelijk voor de directie en zorgcoördinator/intern begeleider. Privacy gegevens, (zoals hierboven omschreven) die van belang zijn voor de aanpak en begeleiding van een leerling en die vrijwillig door ouders bekent zijn gemaakt aan de groepsleerkracht of zorgcoördinator worden alleen met toestemming van de ouders bewaard in het leerlingendossier. Privacy gegevens, die niet relevant zijn voor aanpak en begeleiding van het kind, maar desondanks toch spontaan door ouders bekent zijn gemaakt worden niet opgenomen en bewaard in het leerlingendossier. Uitslagen van testen, onderzoeken e.d. worden alleen met toestemming (handtekening) van de ouders doorgegeven aan derden en uitsluitend als het voor de verdere begeleiding van het kind van belang is. Gegevens die door ouders of instanties aan de leerkracht in strikt vertrouwen worden gemeld, worden niet met collega’s besproken. Gegevens, die bij regelgeving door instanties kunnen worden opgevraagd zonder medeweten van het kind en/of de ouders en vallen onder het begrip privacy worden met de grootste terughoudendheid verstrekt. Elke leerkracht respecteert het recht van ouders om privacy gegevens niet beschikbaar te stellen aan school of hulpverlenende instanties.
Relatie directie of interne contactpersoon – leerkracht. -
-
-
Gegevens die door ouders en/of instanties bekend worden gemaakt aan de directie of zorgcoördinator en een strikt vertrouwelijk karakter hebben worden zonder toestemming van de ouders en/of instanties niet doorgegeven aan de overige leerkrachten Gegevens die door een kind in strikt vertrouwen aan de directie, of contactpersoon worden bekend gemaakt, worden niet doorgegeven aan anderen, tenzij dit in strijd is met het draaiboek (seksuele) kindermishandeling. Indien geheimhouding de opvang en begeleiding van het kind ernstig belemmeren, worden alleen de relevante gegevens doorgegeven aan de direct betrokkenen. Dit na bespreking met het betreffende kind(eren). Gegevens die door ouders en/of kinderen in goed vertrouwen aan een leerkracht worden bekend gemaakt, worden niet doorgegeven aan de directie, zorgcoördinator of interne contactpersoon, met uitzondering van de voorgaande gemaakte opmerkingen.
Relatie leerkracht – leerkracht. -
In formele en informele sfeer wordt de privacy van ouders en kinderen gerespecteerd. Privacy gegevens worden alleen besproken voor zover ze relevant zijn bij de uitoefening van het werk. Leerlinggegevens worden niet besproken in bijzijn van derden (bv. andere ouders).
Relatie ouders/kind(eren) – contactpersoon. -
Gegevens die door ouders en/of kinderen worden bekend gemaakt aan deze persoon, worden behandeld conform de klachtenregeling.
Bijzondere afspraken rondom privacy bij gescheiden ouders: -
-
-
In situaties waarbij ouders gescheiden zijn, wordt op verzoek van de niet met het ouderlijk gezag belaste ouder door de leerkracht die informatie verstrekt, die de persoon van het kind of diens verzorging of opvoeding betreffen, bv. de leerprestaties en ontwikkeling van het kind. Voor het geven van de informatie, bedoeld in de vorige alinea, is het mogelijk de niet met gezag belaste ouder te ontvangen op een ouderavond. Informatie aan de niet met de ouderlijk gezag belaste ouder wordt niet verstrekt als de leerkracht de informatie ook niet zou geven aan de wel met ouderlijk gezag belaste ouder. (het betreft hier zogenaamde vertrouwelijke informatie). Informatie aan de niet met ouderlijk gezag belaste ouder wordt eveneens niet verstrekt als er zwaarwegende belangen van het kind zijn, die zich daartegen verzetten. Dit moet blijken uit aangevoerde feiten en omstandigheden.
Veiligheidsbeleid, plan voor sociale en fysieke veiligheid op ’t Palet
25
Klachtenafhandeling en regeling. De functie van de regeling is drieledig: -
Een laagdrempelige voorziening voor leerlingen, ouders en personeelsleden voor klachten over het bevoegd gezag van de school en al degenen die in en voor de school werkzaam zijn. Een signaalfunctie voor de school bij het verbeteren van het onderwijs en de goede gang van zaken op school. De regeling probeert te bewerkstelligen dat klachten zoveel mogelijk worden opgelost door de school waarbij zij zijn ontstaan.
Het klachtrecht is bedoeld om het mogelijk te maken dat onvrede over het schoolklimaat in positieve zin wordt omgebogen en kan leiden tot maatregelen om de sfeer te verbeteren. De wet stelt ouders, personeelsleden en leerlingen in staat klachten in te dienen over gedragingen en beslissingen van het bevoegd gezag en personeel. Het soort klachten dat kan worden ingediend, wordt in de wet verder niet uitgewerkt. In beginsel kan over elk onderwerp een klacht worden ingediend. De regeling is dan ook niet alleen van toepassing op klachten over seksuele intimidatie, discriminerend gedrag, agressie, geweld en pesten, maar ook op letterlijk alle mogelijke andere klachten. In de wettekst is ter wille van de duidelijkheid expliciet opgenomen dat ook kan worden geklaagd over het nalaten van gedragingen en het niet nemen van beslissingen. Verder is het belangrijk te weten dat het hier niet alleen gaat om gedragingen of beslissingen ten aanzien van de ouders of de leerling zelf, maar ook ten aanzien van andere leerlingen en ouders. In de klachtenregeling is voor het slachtoffer de mogelijkheid in het leven geroepen om voor zichzelf op te komen op een veilige en hanteerbare manier. Het gaat er tevens om dat een eerlijke en deskundige behandeling van de klacht plaatsvindt die uitmondt in een beslissing waarmee het probleem wordt opgelost. Er is daarom op school een interne contactpersoon, die gemakkelijk bereikbaar is en een preventieve, signalerende en beleidsuitvoerende taak op de school heeft. Ook is er een externe vertrouwenspersoon, die deskundig is met name op het gebied van hulpverlening. De school is aangesloten bij de stichting KOMM, Onafhankelijke Klachtencommissie Machtsmisbruik in het Onderwijs, een samenwerkingsverband van onafhankelijke, regionale klachtencommissies. Deze stichting houdt een klachtencommissie in stand die beschikbaar is voor de bij haar aangesloten onderwijsinstellingen. De G.G.D. regio Nijmegen levert een externe vertrouwenspersoon voor de scholen die bij de stichting KOMM zijn aangesloten. Melding van een klacht vindt plaats volgens het volgende stappenplan:
ouder(s) of
leerling zelf
derde(n) bijv. collega
Int.contactp.
verzorgers interne contactpersoon
eerste opvang
externe vertrouwenspersoon acties vp, bijv. verwijzing, bemiddeling. Meldingsformulier
onafhankelijke
overleg, consulteren
justitie
observeren
klachtencommissie
Wanneer iemand met een klacht bij de contactpersoon terechtkomt, vult deze samen met de klager een meldingsformulier in over de klacht. Dit meldingsformulier kan gebruikt worden voor eigen administratie, maar ook voor informatie-overdracht bij doorverwijzing. Het meldingsformulier is toegevoegd als bijlage 1.
Veiligheidsbeleid, plan voor sociale en fysieke veiligheid op ’t Palet
26
Protocol ernstige klachten Het protocol kan gebruikt worden bij ernstige klachten op het gebied van leerkrachten, medeleerlingen en (hulp)ouders. Op het gebied van seksuele intimidatie is er een extra hoofdstuk toegevoegd. Via onderstaand stappenplan willen we zorgvuldig en zo accuraat mogelijk te werk gaan, zodat de belangen van “slachtoffer”en “dader”zo goed mogelijk gewaarborgd blijven. Uiteindelijk moet er na zorgvuldige afweging een oplossing gevonden worden. 1. De directeur is verantwoordelijk voor: het proces de inhoud Om deze taak goed te kunnen uitvoeren moet hij zich zo onafhankelijk mogelijk opstellen. Hij zal geen partij mogen kiezen/zijn. Hij moet er zorg voor dragen dat er vanuit objectieve feiten een oplossing gevonden wordt. 2. De directeur informeert bij de betrokken leerkracht(en). Dit wordt schriftelijk ondersteund en de informatie is vertrouwelijk. Tevens wordt er een afspraak gemaakt, hoe verder te handelen. 3. De directeur meldt de klacht bij de algemeen directeur. 4. De directeur zoekt een “maatje” intern of extern, die hem reflectie geeft. (die is bij elk overleg aanwezig). 5. De betrokken leerkracht(en) wordt ondersteund door de zorgcoördinator/intern begeleider. 6. De leerkracht wordt in de luwte gezet. Zijn eerste verantwoordelijkheid ligt in eerste instantie bij de groep. Het contact met de ouders loopt via de directeur. 7. De directeur bespreekt het probleem met de ouders en met hulpverlenende instanties (indien nodig). 8. De problematiek wordt zo objectief mogelijk in kaart gebracht. Hierbij kun je denken aan observaties, gesprekken etc. Dit doet niet de directeur. Hij moet onafhankelijk blijven i.v.m. zijn verantwoordelijkheden. 9. De directie bepaalt het standpunt. 10. Dit standpunt wordt in eerste instantie doorgesproken met de betrokken leerkracht(en). Dit is een aanknopingspunt hoe de leerkracht(en) verder moet handelen. Team, betrokken ouders en algemeen directeur worden ingelicht. Naast informatie over het standpunt geeft de directeur ook aan hoe er wordt gehandeld. 11. Team, betrokken ouders en algemeen directeur worden ingelicht. Naast informatie over het standpunt geeft de directeur ook aan hoe er wordt gehandeld. Hij geeft tevens aan wat de taak/rol van iedereen is, die wordt geïnformeerd. 12. Met het team wordt besproken of het gewenst is ook andere ouders te informeren. Directie neemt hierin de beslissing. 13. In overleg met de directie wordt met alle deskundigen afgesproken dat ze handelen volgens het schoolstandpunt. Al hun acties worden naar hen teruggekoppeld. De werkgroep komt systematisch bij elkaar om de voortgang te evalueren en verdere acties te bespreken. Protocol ernstige klachten waarbij sprake is van seksuele handelingen. 1. De directeur is verantwoordelijk voor; het proces voor de inhoud Om deze taak goed te kunnen uitvoeren moet hij zich zo onafhankelijk mogelijk opstellen. Hij zal geen partij mogen kiezen/zijn. Hij moet er zorg voor dragen dat er vanuit objectieve feiten een oplossing gevonden wordt. 2. De betrokken leerkracht(en) en ouders worden gehoord.(kinderen voorlopig nog niet). Dit wordt schriftelijk ondersteund en deze informatie is vertrouwelijk. Tevens wordt er een afspraak gemaakt, hoe verder te handelen. 3. De betrokken leerkracht(en) wordt ondersteund door bv. de zorgcoördinator/intern begeleider. 4. De directeur zoekt een “maatje” intern of extern, die hem reflectie geeft. (die is bij elk overleg aanwezig). 5. De directeur meldt de klacht bij de extern vertrouwenspersoon van de stichting en de algemeen directeur. 6. Wanneer er sprake is van seksueel handelen vanuit onderwijzend personeel, wordt de persoon met onmiddellijke ingang op non-actief gesteld en vervangen. Tevens vindt melding bij de politie plaats (wettelijke verplichting). De arbo-arts wordt geïnformeerd. 7. Het voorlopige standpunt van de school wordt geformuleerd en het team wordt summier van de zaak op de hoogte gebracht. 8. Er wordt een werkgroep geformeerd die bestaat uit directie (directeur en maatje), het school en hulpteam, Diagnostisch Centrum en Regionaal Aanspreekpunt Maatschappelijke Onrust. 9. Tijdens deze vergadering wordt de verdere voortgang en acties besproken om m.b.v. objectieve criteria een definitief standpunt van de school te bepalen. De regie ligt bij de directeur. De samenstelling van de werkgroep kan wisselen.
Veiligheidsbeleid, plan voor sociale en fysieke veiligheid op ’t Palet
27
10. Dit standpunt wordt in eerste instantie doorgesproken met de betrokken leerkracht(en). Dit aangepaste standpunt is een aanknopingspunt hoe de leerkracht(en) zijn verdere handelen moet bijstellen. 11. Team, betrokken ouders en algemeen directeur worden ingelicht. Naast informatie over het standpunt geeft de directeur ook aan hoe er wordt gehandeld. Hij geeft tevens aan wat de taak/rol van iedereen is, die wordt geïnformeerd. 12. Met het team wordt besproken of het gewenst is ook andere ouders te informeren. Directie neemt hierin de beslissing. 13. In overleg met de directie wordt met alle deskundigen afgesproken dat ze handelen volgens het schoolstandpunt. Al hun acties worden naar hen teruggekoppeld. De werkgroep komt systematisch bij elkaar om de voortgang te evalueren en verdere acties te bespreken. Deskundigen a. NIM: 024-6413504 geheim 6412078 (vertegenwoordiger NIM roept deze instanties bij elkaar. b. Diagnostisch Centrum Nijmegen 024-3601512 Marleen van de Steen, gespecialiseerd orthopedagoog. Zij spreekt met ouders en kinderen wanneer politie nog niet is ingeschakeld. c. Regionaal Aanspreekpunt Maatschappelijke Onrust 3297233 toestel 79 Maria Bodde. Zij onderhoudt contact met de politie, met Marleen van de Steen. Tevens heeft zij contacten met de pers en kan zij berichtgeving tegenhouden. d. School en hulpteam. Maatschappelijk werk/schoolarts kan eventueel praten met “tegenpartij”. e. Huisarts.
Veiligheidsbeleid, plan voor sociale en fysieke veiligheid op ’t Palet
28
Meldingsformulier seksuele intimidatie, discriminatie, geweld en agressie. Dit formulier is bestemd voor het melden van incidenten op het gebied van seksuele intimidatie, discriminatie, geweld en agressie. De verwerking van de melding wordt uitgevoerd door de contactpersoon (interne vertrouwenspersoon) van de school, zijnde Dhr. / mevrouw …………………………………………………………….. Gegevens melder. Naam en voornamen:
Woonplaats: Geslacht: man / vrouw
Adres: Postcode: Geboortedatum:
Gegevens met betrekking tot de persoon van het incident. Naam en voornamen:
Woonplaats: Adres: Geslacht: man / vrouw Postcode: Dienstverband: fulltime / parttime Geboortedatum: Functie: Gegevens met betrekking tot het incident. Datum: Tijdstip: Aard van het incident: O ongewenste intimiteiten O verbaal geweld O agressie O discriminatie O anders, nl: Wat was de toedracht van het incident? (Altijd invullen!)
Was het incident reden tot verzuim? Zo ja, voor welke periode? O ziekmelding O werk onderbroken O anders, nl.
van van van
O ja
O nee tot tot tot
Welke actie moest u ondernemen voor behandeling? (beantwoorden niet verplicht) O geen actie O bezoek aan huisarts O bezoek aan ziekenhuis (EHBO) O gebruik van medicijnen O anders, nl.
Veiligheidsbeleid, plan voor sociale en fysieke veiligheid op ’t Palet
29
Welke formele stappen heeft u ondernomen naar aanleiding van het incident? O O O O
geen stappen ondernomen gemeld aan leidinggevende schriftelijk / mondeling gemeld aan ander, nl. andere stappen, nl.
Wat waren de gevolgen van het incident? (meerdere antwoorden mogelijk) O geen merkbare gevolgen O nadelige geestelijke gevolg O hoofdpijn O materiële schade O pijn O braken O blauwe plek O benauwdheid O breuken O open huidletsel O anders, nl.
Op welke wijze had het incident voorkomen kunnen worden?
Datum: Handtekening:
Veiligheidsbeleid, plan voor sociale en fysieke veiligheid op ’t Palet
30
Calamiteitenprocedures en protocollen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17.
a b
Inrichting schoolgebouw Versiering Ontruimingsinstructie Schuilen Agressie Een kind wordt opgehaald door een ander Gijzeling EHBO Procedure bij een ziek geworden kind Procedure bij infectieziekten Procedure bij medicijngebruik Procedure bij medisch handelen Infectieziekten Hoofdluis Taakinstructie ontruiming/schuilen Groepsregistratielijst Medicijngebruik en medisch handelen Gedragscode
Veiligheidsbeleid, plan voor sociale en fysieke veiligheid op ’t Palet
31
Veiligheidsbeleid, plan voor sociale en fysieke veiligheid op ’t Palet
32
Het doel van deze calamiteitenprocedures is om de omvang en de gevolgen van een calamiteit in het schoolgebouw zoveel mogelijk te beperken. Er wordt van dit gebouw gebruik gemaakt door verschillende organisaties: Basisschool ’t Palet (dagelijks vanaf 08.30-14.00 uur 10 groepen leerlingen en 20 personeelsleden tot 16.30) Tel:0246452068 Kinderopvang De Eerste Stap) Peuterspeelzaal Springeling Tel:0246421956 (dinsdagochtend t/m vrijdagochtend) VSO Tel:0247114025 Het junior technovium (dagelijks vanaf 08.30-15.30 uur, ma-di basisschool, wo-do-vrij Maas Waal College) Tel:0647837792 Basisonderwijs ICT groep (dagelijks vanaf 08.30-17.00, 1-5 personen) Tel:0246452258 Cultuur knooppunt (ma-di en do vanaf 08.30- 17.00 uur, 1-3 personen) Tel:0646740190 Accordeongroep Con Amore (vrijdagavond van 19.00-22.00 uur) Brede school (naschoolse activiteiten, binnen en buiten de school op dinsdag en donderdag van 15.30-17.00 uur) Schoonmakers Breed (dagelijks vanaf 6.00 uur, 2 personen) Sportservice Wijchen (dagelijks van 8.30-16.30) In dit verslag zijn voor een aantal verschillende incidenten de te nemen maatregelen opgenomen. Hierdoor kan bij een eventueel optredende calamiteit doeltreffender worden gereageerd. Alles krijgt pas waarde als iedereen de procedures kent, serieus neemt en uitvoert. Invallers, stagiaires, nieuw personeel en nieuwe groepen moeten hierover worden ingelicht door hun begeleiders. De calamiteitenleiding bestaat uit: 4 BHV-ers Deze BHV-ers zijn tijdens calamiteiten te herkennen aan het gele BHV hesje. De E.H.B.O.ers: Er zijn 3 E.H.B.O.-ers Aanwezigheid BHV/EHBO/Vertrouwenspersonen Op het aan/afwezigheidsbord bij de 3 ingangen is te zien wie van deze bovengenoemde personen/groepen in het gebouw aanwezig zijn. De E.H.B.O.-ers volgen jaarlijks de herhalingscursus EHBO en /of kinder- EHBO. De BHV-ers (calamiteitenleiding) volgen jaarlijks de herhalingscursus BHV. De BHV-ers( calamiteitenleiding) hebben minimaal 2x per jaar overleg met elkaar en plannen/organiseren de ontruimingsoefeningen.
Alle personeelsleden van ’t Palet die werken met groepen leerlingen buiten het gebouw (sporthal) moeten op de hoogte zijn van LEH (Levensreddende Eerste Hulp). Daarnaast moeten alle personeelsleden in staat zijn om in noodsituaties te alarmeren en te evacueren met alle leerlingen, medewerkers en andere personen binnen het gebouw. Daarom volgen al deze personeelsleden jaarlijks de herhalingscursus BHV. Minimaal 1x per jaar wordt er een ontruimingsoefening gehouden met de aanwezigen van dat moment in het gebouw. De eerste oefening zal altijd in het begin van het schooljaar plaatsvinden als onderdeel van de kennismakingsperiode. Na iedere oefening wordt deze met de groep leerlingen geevalueerd en met het personeel in de eerst volgende teamvergadering. Leerlingen van groep 1 t/m 4 krijgen na een ontruimingsoefening een briefje mee naar huis met informatie over de oefening. Vooraankondiging en verslag van de ontruimingsoefening komt in ‘t Palettertje te staan. De Eerste Stap heeft een eigen calamiteitenplan, alle personeelsleden hebben BHV en volgen jaarlijks de herhalingscursus. Bij de De Eerste Stap wordt er minimaal 1x per jaar een ontruimingsoefening met de Psz gehouden. De peuterspeelzaal doet bij aanwezigheid ook mee met de ontruimingsoefening van ‘t Palet. Interne contactpersonen Er zijn 2 interne contactpersonen. Personeel, ouders/verzorgers en leerlingen van de bovenbouw, kunnen zich wenden tot deze personen voor advies, ondersteuning en hulpverlening. Externe contactpersonen
Veiligheidsbeleid, plan voor sociale en fysieke veiligheid op ’t Palet
33
Er zijn 2 externe contactpersonen. 1A Inrichting schoolgebouw Het gebouw is voorzien van een aantal preventieve maatregelen. Er zijn 6 vluchtwegen in opgenomen, er zijn 6 nooduitgangen, deze moeten altijd vrij zijn van obstakels. In principe zijn vanaf 09.00 uur de toegangsdeuren afgesloten, zij zijn wel van binnenuit altijd direct te openen. Bezoekers van de school kunnen via de hoofdingang (directiekamer) of de bovenbouwspeelplaats (cultuurknooppunt) de school betreden, zodat wij beter zicht kunnen houden op wie het gebouw binnenkomt. Er hangen nood en vluchtroute armaturen, deze worden iedere eerste dinsdag van de maand getest om 08.15 uur. Dit wordt geregistreerd in het logboek (Jos en Peter). Er zijn branddeuren met kleefmagneten voorzien van veiligheidsglas. Deze deuren sluiten vanzelf bij rookontwikkeling. De tochtdeuren zijn ook voorzien van veiligheidsglas, deze deuren gesloten houden. Bij alle ingangen, in de gangen en in de lokalen/kamertjes hangen ontruimingsplattegronden. In ieder lokaal hangt bij de deur de calamiteitenprocedures (oranje map). Iedere groepsleerkracht heeft hier de leerlingenlijst aan toegevoegd en vult de groepsregistratielijst (leerlingen met medicijnen) in. Ten behoeve van het blussen van een beginnende brand zijn er de benodigde brandslanghaspels, draagbare blusapparaten en een blusdeken (aula). Er is een akoestisch ontruimingssignaal, deze wordt iedere eerste dinsdag van de maand getest om 08.00 uur en dit wordt geregistreerd in het logboek (Jos en Peter)
Afhankelijk van de aard van de calamiteit zal er actie ondernomen moeten worden. Procedure: Een BHV-er wordt gewaarschuwd voor een calamiteit voor eerste hulpverlening of een eerste bluspoging. Hij/Zij waarschuwt zijn/haar naaste collega dat hij/zij weggeroepen wordt en geeft de calamiteitenmap (oranje) aan deze collega. De groep leerlingen van de BHV-er blijft in de klas. De naaste collega neemt ook tijdelijk de leiding over van deze groep als er ontruimd moet worden. De BHV-er geeft zo nodig opdracht aan de melder om de overige BHV-ers te waarschuwen (afhankelijk van de calamiteit). 1B Versiering schoolgebouw Slingers, kerstversieringen, textiel, tekeningen en andere versieringen zijn bepalend voor de snelheid waarmee een brand zich kan uitbreiden. Zorg ervoor dat alle versieringen en stofferingen worden vrijgehouden van spots en andere apparatuur die warm wordt. Versieringen langs het plafond ophangen, dus niet kriskras over het plafond, op minimaal 2,5 meter hoogte. Vlaggen, parachutes en doeken mogen niet horizontaal tegen het plafond worden aangebracht. Versiering ophangen met behulp van ijzerdraad met een dikte van tenminste 0,5 mm. Geen versiering ophangen boven deuren en voor de noodverlichting en nooduitgang bordjes. De bedrading van feestverlichting controleren op beschadiging. Na schooltijd de stekker uit de wandcontactdoos halen. Het losdraaien van een lampje is onvoldoende veilig. Gebruik bij voorkeur geen verlengsnoer, hier kunnen mensen over struikelen, of met goede plakstrips vastplakken. Bij gebruik van een kabelhaspel, deze volledig uitrollen om brand en dus kortsluiting te voorkomen. Gebruik geen kaarsen, maar waxinelichtjes in een potje of nog beter waxinelichtjes op batterijen. 2.
Ontruimingsinstructie
Bij een brand of bommelding belt de BHVer 112 (met mobiel 024-112) en geeft de B.H.V.er mondeling opdracht om de betreffende ruimte te ontruimen, daarna de tegenoverliggende ruimten, vervolgens de naastgelegen ruimten. De directie wordt geïnformeerd, hierna volgt indien nodig het ontruimingssignaal voor het hele gebouw. Wij kiezen dan voor een algehele ontruiming van het gebouw, omdat het alarm in het hele gebouw te horen zal zijn. In de directe omgeving zijn verzamelplaatsen aangegeven voor de groepen: De kleuterspeelplaats De middenbouwspeelplaats (coördinatiecentrum) De bovenbouwspeelplaats Groepen die tijdens de ontruiming het gebouw verlaten via de peuterspeelplaats verzamelen zich op het grasveldje achter de fietsenstalling op de middenbouwspeelplaats. Op de verzamelplaats Er worden geen kinderen naar hun eigen groep op een andere verzamelplaats gebracht, dat kan wel als de eigen groep op dezelfde verzamelplaats staat. De leerkracht telt de kinderen zodat vlot aan de BHV-er doorgegeven kan worden of iedereen aanwezig is. De BHVer wordt door de ontruimingscoördinator (Pim) telefonisch benaderd om de controle gegevens door te geven en wacht op verdere instructies van de ontruimingscoördinator. Tijdens de ontruiming is het verboden om de ontruimingscoördinator (Pim) telefonisch te benaderen!
Veiligheidsbeleid, plan voor sociale en fysieke veiligheid op ’t Palet
34
Het is absoluut verboden om nog naar binnen te gaan om vermisten op te sporen. Dat is de taak van de brandweer! De BHVers hebben de taak om tijdens de ontruiming de verschillende ruimtes te controleren. De BHVers vergrendelen de toegangsdeuren. Direct nadat de controle op de verzamelplaats door de BHV-ers heeft plaatsgevonden en iedereen aanwezig blijkt te zijn, krijgen de groepen mondeling opdracht van de B.H.V.er om via een veilige route te vertrekken naar de opvangplaats. Voor alle aanwezigen van het gebouw zal dit zijn: De sporthal. Voor de VSO: De Boskriek (oudelaan) Bij de opvangplaats (sporthal) blijven de leerlingen van een groep bij elkaar onder leiding van de leerkracht. Kinderen kunnen hier naar hun eigen groep gebracht worden. Wacht op verdere instructies van de BHV-er of brandweer. Zie verder de taakinstructie (bijlage) die voor jou van toepassing is. . Aandachtspunt Tel hoeveel kinderen je op dat moment in je groep hebt en vertel aan de kinderen wat er aan de hand is. De leerkracht gaat geen kinderen zoeken, ophalen of wegbrengen tijdens een ontruiming. Kinderen die op dat moment niet bij je in de groep zijn worden door anderen opgevangen, dus blijf bij je eigen groep!! Kinderen uit een andere groep die op dat moment in je groep zijn blijven bij jouw groep. De leerkracht neemt de calamiteitenmap met leerlingenlijst en eventuele medicijnen mee. Instrueer de leerlingen om binnen 5 tellen in een vaste rij bij de deur te staan. Kies twee vaste leerlingen die vooraan en die achteraan in de rij staan. Raak niet in paniek en straal rust uit naar de kinderen. Laat de kinderen lopend (niet rennend) naar buiten gaan. Is er veel rook, blijf dan laag bij de grond. De leerkrachten/ begeleiders blijven bij hun groep leerlingen tijdens de ontruiming. Ook op de verzamelplaats blijven de kinderen in de rij (zing liedjes). Oefen regelmatig met je groep een ontruiming! Verzekering De schoolgebouwen behoren tot het gemeentelijk vastgoed en zijn via de gemeente Wijchen verzekerd via AON. AON heeft de risico’s weer ondergebracht bij andere verzekeringsmaatschappijen. In geval van brand schakelt de brandweer stichting Salvage in. Dit is een samenwerkingsverband van alle verzekeraars. Salvage bepaalt welke maatregelen direct getroffen moeten worden om vervolgschade te voorkomen. Zij schakelen in opdracht van de verzekeraars een calamiteitendienst in. De verzekerde, in dit geval gemeente Wijchen, moet de eerstvolgende werkdag de naam van de verzekering en het polisnummer doorgeven aan stichting Salvage. Vanuit de gemeente Wijchen zijn Inge Bax (06-46824257) en Nathalie Klaassen (06-30139487) de contactpersonen.
3a. Schuilen Wanneer het waarschuwings- en alarmeringsstelsel van de regionale brandweer het vastgestelde signaal laat horen (loeien van de sirenes buiten), wil dat zeggen dat er gevaar dreigt. Meestal zal er sprake zijn van een gaswolk. 1. Iedereen dient direct naar binnen te gaan. 2. Ramen en deuren en ventilatieroosters worden gesloten. 3. Meld aan de kinderen wat er aan de hand is. Passanten en ouders die naar school komen worden opgevangen in de aula. Niemand mag meer naar buiten. Leerlingen worden dus niet meegegeven aan toegesnelde ouders. Alle leerlingen worden naar hun eigen groep gebracht zodat de leerkracht de verantwoordelijke voor zijn/haar aanwezige leerlingen op school is. De toestand is weer veilig als de BHV-ers hiervan op de hoogte zijn gesteld door omroep Gelderland of door de verantwoordelijke brandweer- of politiefunctionarissen. Het waarschuwings-en alarmeringsstelsel wordt iedere eerste maandag van de maand om 12.00 uur getest (gemeente).
Veiligheidsbeleid, plan voor sociale en fysieke veiligheid op ’t Palet
35
3b. Schuilen bij weeralarm Bij hevig noodweer, zware regen/hagel en onweersbuien zit je het veiligst binnen in een gebouw. Ben je met de groep op stap, zoek dan een binnenruimte in de naaste omgeving op om te schuilen. Op school houden we de kinderen uiteraard veilig binnen tot het einde van het noodweer, ook als het tijd is om naar huis te gaan. Ouders die hun kind(eren) komen ophalen op school tijdens extreem noodweer mogen doorlopen naar de klas van hun kind. Zij kunnen in de school blijven schuilen tijdens het noodweer. De BHV-er heeft de taak om personeel (binnen) en ouders (buiten) te informeren over het schuilen. 3c. Schuilen bij extreem warm weer Bij extreem warm en zonnig weer is het voor kinderen niet gezond om lang buiten te zijn.Sporten in de zon bij warm weer is zelfs gevaarlijk! Binnen verkoeling zoeken en tussendoor water laten drinken. 4. Agressie Tijdens (ouder)gesprekken kunnen de gemoederen wel eens hoog oplopen. Bij onverwacht (verbaal) geweld onder schooltijd moet de eerste zorg er op gericht zijn dat de leerlingen niets meekrijgen van dreigingen of agressieve handelingen. Probeer de ouder mee naar de gang te krijgen om het gesprek voort te zetten en anderen te attenderen op dit gesprek. Blijf rustig en denk aan je eigen veiligheid. Bij verwachte moeilijke oudergesprekken sein je vooraf je parallelleerkracht in, hij/zij onderneemt actie bij (verbaal) geweld. Bij oudergesprekken met een verhoogd risico schakel je van te voren de directie of zorgcoördinator in. (indien nodig wordt de politie gealarmeerd 024-112 of 0900-8844). Er worden geen oudergesprekken gehouden als je alleen in het gebouw aanwezig bent. 5. Een kind wordt opgehaald door een ander Ouders die andere kinderen mee willen nemen onder of na schooltijd mogen alleen meegegeven worden als de ouder met het ouderlijk gezag hier mondeling of telefonisch toestemming voor heeft gegeven. Indien ouders in een echtscheidingsprocedure zijn verwikkeld of relatieproblemen hebben, dan hebben ouders, bij gezamenlijke voogdij, het recht het kind op te halen tot de rechter anders besloten heeft. Dit houdt in dat: Geen van de ouders de toegang tot het pand ontzegd kan worden Geen van de ouders het contact met het kind ontzegd kan worden Maar het kind wordt niet meegegeven aan de niet verzorgende-ouder zonder dat dit eerst telefonisch gemeld is aan de verzorg-ouder. Is er wel een uitspraak van de rechter en/of er is geen gezamenlijke voogdij, dan zijn wij gerechtigd de ouder die het betreft de toegang tot de school te weigeren. Indien de betreffende ouder toch het schoolgebouw betreedt, ondanks het verzoek het gebouw te verlaten, wordt de verzorg-ouder ingelicht en indien nodig de politie gealarmeerd. Het zal duidelijk zijn dat het kind niet meegegeven mag worden. 6. Gijzeling Wanneer er binnen het gebouw een onbekende (ongenodigde, zie boven) persoon binnenkomt verzoek deze persoon dan om het gebouw te verlaten. Is agressie of gijzeling het gevolg probeer dan een collega in te seinen, deze collega stelt directie en BHV-er op de hoogte. Probeer de agressieve persoon te begeleiden naar een plaats buiten de kinderen. Dreigt het uit de hand te lopen dan belt directie of BHV-er 024-112 of 0900-8844 (politie). 7. E.H.B.O. Zie aanwezigheidsbord. Wanneer er geen EHBO-er aanwezig is wordt er een BHV-er bij een slachtoffer geroepen. . Aan veiligheidscoördinator doorgeven wanneer materiaal van de e.h.b.o. dozen aangevuld moet worden. In de onderbouwgang, in de personeelskamer en bij de conciërge staat een EHBO doos. In de personeelskamer hangt een klein e.h.b.o.tasje dat mee gaat naar de sporthal. Denk er ook aan om bij excursies een e.h.b.o.doos mee te nemen. In de personeelskamer ligt de registratie map met de volgende lijsten: Ongevallenregistratie Infectieziekteregistratie Registratie medicijngebruik en medisch handelen per groep Verklaring bekwaam uitvoeren van medisch handelen Iedereen is verplicht een ongeval of infectieziekte te registreren. Ook het medicijngebruik en medisch handelen moet geregistreerd worden. Alle EHBO-ers en BHV-ers blijven zo goed geïnformeerd!
Veiligheidsbeleid, plan voor sociale en fysieke veiligheid op ’t Palet
36
EHBO Schaafwondjes, bloedneuzen etc. worden door de eigen leerkracht behandeld. Bij grote en diepe verwondingen, stoornissen in bewustzijn/ademhaling, zwelling en onvermogen om een bepaald lichaamsdeel te gebruiken etc. wordt een EHBO-er ingeschakeld. De E.H.B.O.er past eerste hulp toe op de plaats waar het slachtoffer ligt of zit. Laat het slachtoffer op de plaats waar hij/zij ligt of zit en laat hem/haar niet alleen. Bij afwezigheid van de E.H.B.O.-er neemt iemand van de schoolleiding het besluit of de huisarts of de ambulance ingeschakeld moet worden. De groepsleerkracht neemt in alle gevallen contact op met de ouders om deze te informeren over het opgelopen letsel of om te informeren hoe het met het slachtoffer gaat dat doorverwezen is. Draag wegwerphandschoenen bij elk contact met bloed, wondvocht of lichaamsvochten die zichtbaar met bloed zijn vermengd. Na gebruik weggooien en de handen wassen met water en zeep. Verwijder gemorst bloed als volgt: Neem het bloed, met handschoenen aan, op met een papieren tissue. Maak de ondergrond schoon met water en zeep. Droog het oppervlak en desinfecteer daarna met alcohol 70% Laat de alcohol aan de lucht drogen. Gevaar voor besmetting van hepatitis B of C of het HIV virus bij bloed-bloedcontact: Laat het wondje goed doorbloeden. Spoel het schoon met water. Desinfecteer met een wonddesinfectiemiddel. Dek het wondje af met een waterafstotende pleister. Spoel bij verwonding van de slijmvliezen direct goed uit met water. Was de handen met water en zeep. Neem contact op met de huisarts met de vraag of er aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn. Kleine letsels Bloedneus Laat het slachtoffer zitten met het hoofd iets voorover, alsof hij schrijft. Laat de neus 1x snuiten. Druk de neusvleugels tegen het neustussenschot, vlak onder het neusbeen of laat het slachtoffer dit zelf doen. Let op: wanneer de bloedneus het gevolg is van een slag of een stoot tegen het hoofd (dus niet tegen de neus) dan mag de neus niet gesnoten worden! Er kan dan sprake zijn van een schedel of aangezichtsletsel. Voorwerp in de neus Het niet verstopte neusgat dichthouden en het kind laten snuiten. Lukt dit niet dan naar de huisarts. Voorwerp in het oor Naar de huisarts. Voorwerp in de huid Haal een splinter of naald alleen uit de huid als er een grijpbare punt uitsteekt. Altijd in de lengterichting er uit trekken (pincet). Als de splinter er niet uit te halen is dan de ouder of huisarts laten doen. Zit er een groter voorwerp in de huid (glas, steen, potloodpunt), laten zitten en naar de huisarts! Voorwerp in het oog Een loszittend vuiltje op het wit van het oog kan worden verwijderd met de punt van een steriel gaasje. Veeg het naar de ooghoek van de neuszijde. Zand in het oog, uitspoelen met water. Als er iets scherps in het oog is gekomen, niet verwijderen en naar de huisarts. Het slachtoffer niet in het oog laten wrijven. Heeft een kind een harde bal tegen het oog gekregen en blijft hij klagen over onscherp zien, naar de huisarts! Bij een bijtende stof in het oog, 10 minuten de stof wegspoelen met lauw zacht stromend water, daarna direct naar de huisarts! Kneuzingen en verstuikingen Koelen, 10 minuten, van het getroffen lichaamsdeel dat doorgaans pijnlijk, gezwollen en na verloop van tijd blauw wordt. Soms direct optredend onvermogen het getroffen lichaamsdeel te gebruiken. Doorsturen naar huisarts. Botbreuken en ontwrichting Pijn, zwelling, abnormale stand of beweeglijkheid. Het getroffen lichaamsdeel zo onbeweeglijk mogelijk houden. Naar de eerste hulp van het ziekenhuis. Bij een beenbreuk de ambulance bellen. Insectensteken Een achtergebleven angel met de pincet verwijderen, met het vacuümpompje het gif verwijderen. Een nat kompres op de steekplaats leggen. Als de steekplaats erg dik wordt, naar de huisarts. Iemand die in de mond of keel is gestoken moet met spoed naar de huisarts! Tekenbeet; verwijder de teek zo snel mogelijk. Gebruik hiervoor de tekenpincet. Pak de teek zo dicht mogelijk bij de huid vast en haal hem er met een draaiende beweging uit. Probeer te voorkomen dat het lijf van de teek wordt leeggedrukt of dat de kop in de huid achterblijft. Desinfecteer het wondje en laat de ouders de datum van de tekenbeet noteren en attendeer ze op de ziekteverschijnselen (ziekte van Lyme), dan naar de huisarts. (rode ringvormige verkleuring van de huid, grieperig, koorts, vermoeidheid).
Veiligheidsbeleid, plan voor sociale en fysieke veiligheid op ’t Palet
37
Contact met de eikenprocessierups: brandharen direct van de huid verwijderen door goed te spoelen met stromend water. Ook geïrriteerde ogen goed uitspoelen. Voorkom krabben en wrijven. Uitgeslagen/bloedende of loszittende tanden Gezicht en mond schoonspoelen. De uitgeslagen tand aan de kroon vastpakken (niet aan de wortel) en schoonspoelen met water. De tand bewaren in een bekertje met speeksel, de tand mag niet uitdrogen! Direct naar de tandarts. Bij bloedend tandvlees en een loszittende tand na een klap of val direct naar de tandarts. Kind gebeten door ander kind Maak de wond schoon met water en ontsmet de wond, verbinden. Ouders contact laten opnemen met de huisarts (hepatitis B) Bult op hoofd Koelen met natte doek. Kind goed in de gaten houden. Bij veranderd gedrag doorsturen naar huisarts, ouders informeren (’s nachts om de 2 uur wekken) Alle ongevallen en ziekten die geleid hebben tot ziekteverzuim dienen geregistreerd te worden. Daarnaast wordt aanbevolen alle (bijna)ongevallen en gevaarlijke situaties te registreren. Procedure bij (bijna)ongevallen. a)
Degene die een (bijna) ongeval waarneemt, zorgt voor een ingrijpen en/of waarschuwing aan de dichtstbijzijnde handelingsbekwame persoon. b) Deze persoon meldt het (bijna) ongeval aan de verantwoordelijke leerkracht. c) De verantwoordelijke leerkracht vult het ehbo register in. d) De verantwoordelijke leerkracht meldt het (bijna) ongeval aan de veiligheidscoördinator, deze geeft de melding door aan de directie. e) Naar aanleiding van het ingevulde, bekijkt de directie of melding plaats moet vinden, of nader onderzoek verricht moet worden en evt. door wie. De nodige actie wordt hiervoor ondernomen. f) Na een (bijna) ongeval moet de directie zorgen voor een evaluatie: – Om herhaling te voorkomen. – Of de afhandeling goed verlopen is. – Of er verbetering door nader te bepalen maatregelen nodig is. Wat vinden we in het ongevallenregister:
-
-
Alle ongevallen van personeel, leerlingen en derden die geleid hebben tot ziekteverzuim, w.b. datum, tijdstip, soort ongeval, plaats, letsel en oorzaak. De getroffen maatregelen na het ongeval. Dit is om herhaling te voorkomen en te leren van de situatie. Informatie of een ongeval moet worden gemeld aan de Arbeidsinspectie. Hiervan is sprake als het een ongeval betreft met ernstig lichamelijk letsel of de dood tot gevolge hebbend. Een ongeval is als ernstig te beschouwen wanneer iemand binnen 24 uur na het ongeval naar het ziekenhuis moet worden gebracht of als iemand blijvende gezondheidsschade oploopt. Bijna ongelukken en gevaarlijke situaties.
8. Procedure bij een ziek geworden kind Uitgangspunt moet zijn dat een kind dat ziek is naar huis moet. De leerkracht zal, in geval van ziekte, altijd contact op moeten nemen met de ouders om te overleggen wat er moet gebeuren. We verwachten van de ouders dat ze het zieke kind op komen halen of regelen dat het opgehaald wordt. Bij hoge uitzondering kan het zieke kind naar huis gebracht worden. Ook wanneer een leerkracht inschat dat het kind bij een eenvoudig middel gebaat is, dan moet altijd eerst contact opgenomen worden met de ouders, ook als de ouders schriftelijk toestemming hebben gegeven. Wij laten het oudere kind met de ouders zelf bellen. Vraag daarna om toestemming aan de ouders om een bepaald middel te verstrekken (kinderparacetamol). Problematisch is het wanneer de ouders en andere, door de ouders aangewezen vertegenwoordigers, niet te bereiken zijn. Ook kunnen de medicijnen dan niet met mondelinge toestemming van de ouders verstrekt worden. Met hoge uitzondering mag de leerkracht dan, mits de ouders daar schriftelijk toestemming voor hebben gegeven middels het toestemmingsformulier Verklaring Toestemming tot handelwijze voor als het kind ziek wordt op school, zelf een eenvoudig middel (kinderparacetamol) geven. Deze is bij de administratie (Carin) te krijgen. Blijf het kind wel goed observeren. Zo kan bijvoorbeeld een ogenschijnlijk eenvoudige hoofdpijn een uiting zijn van een veel ernstiger ziektebeeld. Enkele zaken waar je op kunt letten zijn: • toename van pijn • misselijkheid • verandering van houding (bijvoorbeeld in elkaar krimpen) • verandering van de huid (bijvoorbeeld erg bleke of hoogrode kleur) • verandering van gedrag (bijvoorbeeld onrust, afnemen van alertheid) Neem contact op met de EHBO-er, bij twijfel zal deze altijd een (huis)arts inschakelen. Dit geldt uiteraard ook wanneer de pijn blijft of de situatie zich verergert.
Veiligheidsbeleid, plan voor sociale en fysieke veiligheid op ’t Palet
38
De zorgvuldigheid die je hierbij in acht moet nemen is dat je handelt alsof het je eigen kind is. Verklaring Toestemming tot handelwijze voor als het kind ziek wordt op school Nieuwe leerlingen krijgen dit formulier bij de inschrijving en de leerlingen van groep 4 en 7 in het begin van het schooljaar. De groepsleerkracht verwerkt deze gegevens (registratielijsten). Deze registratielijst kopiëren en toevoegen in de EHBO-registratiemap (personeelskamer) en je calamiteitenmap .De gegevens worden aan het eind van het schooljaar aan de leerkracht van de volgende groep doorgegeven. Zo kan in het nieuwe schooljaar deze informatie en toestemming van ouders tijdens de kennismakingsgesprekken met de ouders besproken worden.
a) b)
c) d) e) f)
9. Procedure bij infectieziekten Degene die een besmettelijke infectieziekte bij een leerling vermoedt meldt dit aan de verantwoordelijke ouder. Leerlingen dienen opgehaald te worden. De leerkracht die te horen krijgt dat een leerling uit de groep een besmettelijke infectieziekte heeft meldt dit aan de veiligheidscoördinator en vult de infectieziekteregistratie in (registratiemap personeelskamer). Gaat het kind ook naar de VSO/BSO dan wordt deze geïnformeerd door de leerkracht. De veiligheidscoördinator beslist of het noodzakelijk is om het personeel en de ouders in te lichten (Palettertje). De veiligheidscoördinator en directie beslissen of er melding plaats moet vinden aan de GGD Heerst er in de groep een besmettelijke infectieziekte dan worden er extra hygiënemaatregelen getroffen, zoals hoestdiscipline en handen wassen. 10.
Procedure bij medicijngebruik
a) Ouders van een leerling brengen de groepsleerkracht op de hoogte van ziekte of allergie en
van medicijngebruik buiten en binnen de schooluren van hun kind. Zo nodig vullen ouders het formulier Verklaring Toestemming tot het verstrekken van medicijnen op verzoek in. (EHBO registratiemap of share-point) De VSO en BSO wordt geïnformeerd! b) Dit formulier wordt doorgegeven aan de veiligheidscoördinator, zij bewaart een kopie in de registratiemap en brengt de EHBO-ers (BHV-ers) op de hoogte. c) Medicijnen worden op een veilige plaats bewaard, denk aan houdbaarheidsdatum. d) Medicijn inname tijdens de lunch: ( meenemen, bewaren etc.) Hier zijn nog geen afspraken over gemaakt, wordt aan gewerkt! Wanneer het gaat om het verstrekken van medicijnen gedurende een lange periode moet regelmatig met ouders overlegd worden over de ziekte en het daarbij behorende medicijngebruik op school. Een goed moment om te overleggen is wanneer ouders een nieuwe voorraad medicijnen komen brengen. Enkele praktische zaken: * Neem de medicijnen alleen in ontvangst wanneer ze in de originele verpakking zitten en uitgeschreven zijn op naam van het betreffende kind. * Lees goed de bijsluiter zodat je op de hoogte bent van eventuele bijwerkingen van het medicijn. * Bewaar de medicijnen op de juiste wijze; in de la van je bureau of in de koelkast (personeelskamer). * Neem het medicijn mee bij uitstapjes. * Kinderen mogen het medicijn niet zelf in bewaring hebben. * Noteer in je groepsmap op aftekenlijst: 1 wie medicijnen toegediend moet krijgen onder schooltijd. 2 bij wie (acuut) medische handelingen verricht moeten worden. 3 wanneer je het medicijn aan het betreffende kind gegeven hebt of een medische handeling verricht hebt. 4 welke kinderen thuis medicijnen gebruiken. 5 welke kinderen overgevoelig voor bepaalde producten zijn. 11. Procedure bij medisch handelen In hoog uitzonderlijke gevallen zullen ouders aan schoolleiding, leerkracht en ehbo-er vragen handelingen te verrichten die vallen onder medisch handelen. Te denken valt daarbij aan het geven van sondevoeding, het meten van de bloedsuikerspiegel bij suikerpatiënten door middel van een vingerprikje etc. In zijn algemeenheid moeten deze handelingen door de Thuiszorg of de ouders zelf op school verricht worden. Maar in zeer uitzonderlijke acute situaties wordt een beroep op de leerkracht/ehbo-er gedaan. Gezien de ingrijpendheid van deze handelingen moeten we schriftelijke toestemming van de ouders vragen middels het formulier. Verklaring Toestemming tot het uitvoeren van medische handelingen Deze, niet alledaagse, positie van de leerkracht moet hierbij serieus genomen worden. Daarom moet de leerkracht/ehbo-er een gedegen instructie krijgen hoe hij de handeling moet uitvoeren. Het naar tevredenheid uitvoeren van deze handeling wordt schriftelijk vastgelegd in een bekwaamheidsverklaring. Verklaring Bekwaam uitvoeren van medische handelingen Zodoende wordt een zo optimaal mogelijke zekerheid aan kind, ouders, leerkracht, ehbo-er en schoolleiding gewaarborgd. Ook voor de verzekeraar van de school zal duidelijk zijn dat er zo zorgvuldig mogelijk is
Veiligheidsbeleid, plan voor sociale en fysieke veiligheid op ’t Palet
39
gehandeld. Dit betekent dat een leraar in opdracht van een arts moet handelen die hem bekwaam heeft verklaard voor het uitvoeren van die medische handeling. Binnen organisaties in de gezondheidszorg is het gebruikelijk dat een arts, of een door hem aangewezen en geïnstrueerde vertegenwoordiger, een bekwaamheidsverklaring afgeeft met het oog op eventuele aansprakelijkheden. Let op !! Heeft een leraar geen bekwaamheidsverklaring dan kan hij bij onoordeelkundig handelen aangesproken worden voor de aangerichte schade. Een leraar die wel een bekwaamheidsverklaring heeft, maar zich niet bekwaam acht - bijvoorbeeld omdat hij deze handeling al een hele tijd niet heeft verricht- zal deze handeling eveneens niet mogen uitvoeren. Een leraar die onbekwaam en/of zonder opdracht van een arts deze handelingen verricht is niet alleen civielrechtelijk aansprakelijk (betalen van schadevergoeding), maar ook strafrechtelijk (mishandeling). 12. Infectieziekten (beleid van school) Bij de meeste infectieziekten heeft de besmetting al plaatsgevonden voordat de ziekteverschijnselen en/of de huiduitslag ontstaat. Bij de beslissing of een kind naar school mag of thuis moet blijven spelen twee belangrijke argumenten een rol: Welbevinden van het betreffende kind Gezondheid van de overige kinderen/leerkrachten en ouders. Oudere kinderen kunnen beter omgaan met de hygiëne richtlijnen dan de jongere kinderen. Om de verspreiding van een infectieziekte in je groep tegen te gaan volgen hieronder enkele hygiënische maatregelen: Handen wassen met zeep vóór het eten en na toiletgebruik en na neus afvegen. Hoestdiscipline aanleren: houdt bij hoesten en niezen de binnenkant van de elleboog voor de mond. Gebruik voor ieder kind een schone plastic beker, niet voor algemeen gebruik!! Gebruik papieren zakdoeken. Open wondjes, wondvocht en bloed, afdekken met pleister. Zorg voor goede ventilatie en lucht het lokaal regelmatig. Toiletten extra laten schoonmaken (deurknop, kraan etc) bij diarree. • Krentenbaard: kinderen moeten opgehaald worden en een bezoekje aan de huisarts brengen voor zalf of antibiotica. Nadat de blaasjes zijn ingedroogd mogen ze de school weer bezoeken. Ouders moeten krentenbaard voor school afplakken, thuis aan de buitenlucht laten drogen. • Kinkhoest: De besmetting heeft al plaatsgevonden voordat de diagnose (laboratoriumonderzoek) gesteld wordt. Ingeënte kinderen kunnen ook kinkhoest krijgen (in lichte mate). Een ziek en hoestend kind hoort natuurlijk thuis te blijven. • Ziekte van Pfeiffer: de ziekte verloopt bij jonge kinderen vaak mild. Veel kinderen zijn besmettelijk zonder dat zij ziekteverschijnselen hebben. Als het kind fit genoeg is kan het de school weer bezoeken. • Roodvonk: het kind blijft besmettelijk zolang het ziek is. Behandelde (antibiotica) kinderen mogen de school weer bezoeken. • Waterpokken: het kind mag de school weer bezoeken als de blaasjes zijn ingedroogd en de ziekteverschijnselen afwezig zijn. • De “vijfde” ziekte: het kind mag de school weer bezoeken als de ziekteverschijnselen verdwenen zijn. • Griep: het kind thuis houden zolang de ziekteverschijnselen bestaan (koorts, hoofdpijn, spierpijn). • Verkoudheid: meestal duren de klachten niet langer dan een week. Kind kan gewoon naar school. Een kind hoort thuis bij koorts en complicaties zoals oor/oog/keelontsteking. • Wratten: gewone wratten zijn niet besmettelijk, echter de wratjes onder de voetzolen en waterwratjes wel. Niet krabben en gymschoenen aan tijdens de gymles. • Diarree De ontlasting van een ziek kind is besmettelijk, dit kind hoort thuis te zijn. Diarree bij kinderen met een voedselallergie of darmafwijking is niet besmettelijk. 13. Hoofdluis Het RIVM adviseert de behandeling van hoofdluis vooral te richten op de haren (kammen, al dan niet in combinatie met een antihoofdluismiddel) en niet op de omgeving. Hoofdluis is voornamelijk overdraagbaar via haar-haar-contact. Er is onvoldoende bewijs voor overdracht van hoofdluis via voorwerpen zoals beddengoed, jassen, petten etc. Om deze reden heeft het RIVM haar beleid aangepast (2013); het RIVM-beleid is (indien mogelijk) altijd gebaseerd op wetenschappelijk bewijs. Het effect van een luizencape op de verspreiding van hoofdluis is niet wetenschappelijk aangetoond, maar stelt ouders wel gerust. Waarom twee weken kammen? Vanaf de eerste kambeurt is het besmettingsgevaar grotendeels geweken. De reden dat men toch twee weken moet doorgaan is dat de neten niet allemaal tegelijk
Veiligheidsbeleid, plan voor sociale en fysieke veiligheid op ’t Palet
40
uitkomen maar geleidelijk. Als je de eerste dag alle luizen hebt verwijderd, kunnen dus tot twee weken daarna nog nieuwe luizen uit de neetjes komen die je niet hebt verwijderd. Protocol luizencontrole.
De controle wordt in principe na iedere vakantie uitgevoerd. Meestal is dit op de maandag. We starten meteen om 8.45 uur. De controle wordt door de kamouders van de groep uitgevoerd. De bakken met de kammen staan afgeteld klaar in de bibliotheek van de bovenbouw. De controle gebeurt op de gang. Op de lijst wordt aangegeven of bij een leerling luizen, neten of beiden zijn aangetroffen door middel van de aangegeven tekens op het blaadje. Bij twijfel van aanwezigheid van luizen en/of neten een andere kammoeder mee laten kijken. Zijn er bij een leerling luizen en/of neten aangetroffen dan wordt de betreffende leerkracht hierover ingelicht. Deze zal de betreffende ouders inlichten. Bij leerlingen waar luizen en/of neten zijn aangetroffen wordt na twee weken opnieuw een controle uitgevoerd door een van de bovenstaande personen. Zo ook bij de leerlingen die afwezig waren. Bij de kammen ligt een rode map met meer informatie over alles wat met luizen te maken heeft.
Na de “vakantiecontrole”: De ouders van kinderen met luizen/neten worden persoonlijk op de hoogte gesteld door de leerkracht. Het kind met luizen wordt direct opgehaald en behandeld! Als een kind neten heeft, wordt de ouder gebeld. De jas van het kind wordt in een plastic tas opgehangen. Dit kind krijgt dan een foldertje mee en een briefje waarop ook staat vermeld dat hij/zijhoofdluis heeft. Na de nacontrole: Zijn er bij de nacontrole door de hoofdluiscoördinatoren meer dan twee leerlingen met hoofdluis, dan vraag je de kamouder de hele groep te controleren en krijgen alle leerlingen een foldertje en/of een te kopiëren brief mee en een strookje met de bevindingen. Geeft een ouder tussendoor aan dat een kind uit je klas luizen heeft, dan vraag je je kamouder of deze de hele klas wil controleren en geef je een briefje mee naar huis.
Veiligheidsbeleid, plan voor sociale en fysieke veiligheid op ’t Palet
41
Taakinstructie personeel met klas leerlingen Calamiteitenleiding: B.H.V. ers . Veiligheidscoördinator Ontruimingscoordinator E.H.B.O.ers Wanneer je buurman/vrouw een BHV-er is en wordt weggeroepen voor een calamiteit dan krijg je de opdracht om tijdelijk ook de leiding te nemen over de groep van de BHV-er. Bij een ontruiming ben je ook verantwoordelijk voor de groep van de BHV-er totdat iemand dit van je overneemt. Dreiging van buiten (schuilen) Je wordt gewaarschuwd door het loeien van de sirenes buiten. Alle leerkrachten hebben de taak er voor te zorgen dat alle kinderen vlot naar binnen gaan en in hun eigen klas verblijven. Alle deuren, ramen en ventilatieroosters moeten gesloten worden. Passanten (wandelaars, fietsers, etc.) worden ook binnen de school in veiligheid gebracht (aula). Er worden geen kinderen aan ouders meegegeven. De in- en uitgang wordt bewaakt. ( BHV-ers) Meld aan de kinderen wat er aan de hand is. Blijf bij je groep. Wacht op verdere informatie van de BHV-er / politie / brandweer: “Blijf binnen en wacht op einde alarmering” (schuilen) of: “Ontruim je klas en ga naar de opvangplaats op de aangegeven wijze”. ( zie plattegrond). Maatregelen bij brandalarm (ontruimen) Brand melden aan de BHV-er / of je wordt gewaarschuwd voor een brandsituatie mondeling of middels het ontruimingssignaal. Is de brand niet bij jouw lokaal, geef dan opdracht aan de kinderen om in de rij bij de klassendeur te gaan staan en vertrek rustig met de kinderen die op dat moment in je groep zijn volgens de aangegeven vluchtroute door de gangen en ga naar de verzamelplaats. Is de brand bij jouw lokaal, geef dan opdracht aan de kinderen die op dat moment in je groep zijn om bij de tussendeur te gaan staan en vertrek door het naastgelegen lokaal of vertrek door het raam naar de verzamelplaats. Meld aan de kinderen wat er aan de hand is. Deuren sluiten. Calamiteitenmap (oranje) ,leerlingenlijst en eventuele medicijnen meenemen. Controleer op de verzamelplaats of je groep compleet is, geef dit door aan BHV-er. Wacht op verdere instructie BHV-er. Maatregelen bij explosie-gevaar. (bijv. een bommelding) Bij extern gevaar; maatregelen treffen zoals bij het sirene alarm. Bij intern gevaar; ontruimen zoals bij brandalarm. (zie plattegrond). Verzamelplaats: speelplaatsen Opvangplaats: sporthal
Medicijngebruik
Wanneer ouders aan je vragen om onder schooltijd medicijnen aan hun kind toe te dienen moeten de ouders het formulier Verklaring Toestemming tot het verstrekken van medicijnen op verzoek (2) invullen. Wanneer het medicijn gedurende een lange periode moet worden verstrekt moet regelmatig met ouders overlegd worden over de ziekte en het daarbij behorende medicijngebruik op school. Een goed moment om te overleggen is wanneer ouders een nieuwe voorraad medicijnen komen brengen. Wanneer ouders aan je vragen om onder schooltijd medische handelingen uit te voeren dan moeten zij het formulier Verklaring Toestemming tot het uitvoeren van medische handelingen invullen (3). Beide formulieren zijn te vinden op SharePoint, (werkgroepen veiligheid) en een kopie moet naar de veiligheidscoördinator (Désirée). Enkele praktische zaken: * Neem de medicijnen alleen in ontvangst wanneer ze in de originele verpakking zitten en uitgeschreven zijn op naam van het betreffende kind. * Lees goed de bijsluiter zodat je op de hoogte bent van eventuele bijwerkingen van het medicijn. * Bewaar het medicijn op de juiste wijze; in de onderste la van je bureau of in de koelkast (personeelskamer) noteer dit in je klassenschrift!
Veiligheidsbeleid, plan voor sociale en fysieke veiligheid op ’t Palet
42
* Neem het medicijn mee bij uitstapjes * Kinderen mogen het medicijn niet zelf in bewaring hebben. * Noteer medische gegevens van leerlingen op de aftekenlijsten.
Procedure bij infectieziekten. g) h)
i) j) k)
Degene die een infectieziekte bij een leerling vermoedt meldt dit aan de verantwoordelijke ouder. De leerkracht die te horen krijgt dat een leerling uit de groep een infectieziekte heeft meldt dit aan de veiligheidscoördinator en vult de infectieziekteregistratie in (achterkant absentielijst). De veiligheidscoördinator meldt de infectieziekte aan de directie en is verantwoordelijk voor invulling in het register. De directie bekijkt of het noodzakelijk is om het personeel en de ouders in te lichten. Na aanleiding van het ingevulde, bekijkt de directie of er melding plaats moet vinden aan de GGD
Wat vinden we in het register GGD map: -
Alle infectieziekten van personeel, leerlingen en evt. aanwezige derden die geleid hebben tot ziekteverzuim, w.b. datum, tijdstip, naam ziekte en oorzaak.
-
De (eventueel) getroffen maatregelen na het uitbreken van de infectie.
-
Informatie of de ziekte moet worden gemeld aan ouders en/of GGD.
-
Informatie over verschillende infectieziekten
Melding GGD gebeurt telefonisch. (preventiemedewerker).
infectieziekteprotocol
Door het toepassen van een goede hygiëne wordt de kans op verspreiding van infectieziekten tegengegaan. Jonge kinderen hebben nog een verminderde weerstand, moeten hun immuniteit nog opbouwen en hebben dus meer kans een infectieziekte op te lopen en elkaar te besmetten. De bacteriën, virussen, schimmels etc. verspreiden zich vaak via vochtdruppeltjes, stof, lichamelijk contact, voedsel en vaste materialen (speelgoed, handdoeken.) Ouders zijn de eerst verantwoordelijken voor de opvoeding, vorming en verzorging van de kinderen en leren hun kinderen dus omgaan met de persoonlijke verzorging. De school kan die verantwoordelijkheid van ouders en kind niet overnemen, wij kunnen de kinderen wel attenderen op hun gedrag. Als het kind met ziekteverwekkers in aanraking komt, probeert het lichaam deze onschadelijk te maken. Vaak is de weerstand de eerste keer onvoldoende, het kind wordt dan ziek. Het lichaam maakt dan antistoffen aan die de ziekteverwekker onschadelijk maken. Soms is dat zelfs levenslang (immuun). Ook na een inenting maakt het lichaam antistoffen. Daarnaast kan het gebeuren dat een kind een infectieziekte doormaakt zonder ziekteverschijnselen, ook dan maakt het lichaam antistoffen aan. Het is een natuurlijk gegeven dat kinderen een aantal infecties moeten doormaken om hun weerstand op te bouwen. Daarom is het zinloos, en bovendien ook onmogelijk, om alle contact met ziekteverwekkende microorganisme te vermijden. We proberen echter wel om ernstige ziekte te voorkomen. Om de verspreiding van infectieziekten tegen te gaan volgen hieronder enkele hygiënische afspraken die je kunnen helpen bij het geven van adviezen aan ouders en kinderen volgens de richtlijnen van de GGD: Handen wassen met zeep vóór het eten en na toiletgebruik. Goed de billen leren afvegen, ook kleuters moeten dit thuis aangeleerd hebben.. Hoestdiscipline: hand voor de mond tijdens hoesten en niezen. Hoofdluiscontrole en behandeling na het vaststellen van hoofdluis. Krentenbaard: kinderen mogen de school weer bezoeken als de blaasjes zijn afgedekt en nadat de antibioticatherapie is gestart. Krentenbaard melden aan de school. Kinkhoest: het weren van school is niet zinvol omdat de besmetting al heeft plaatsgevonden voordat de diagnose (laboratoriumonderzoek) gesteld wordt. Ingeënte kinderen kunnen ook kinkhoest krijgen (in lichte mate).Kinkhoest melden aan de school. Ziekte van Pfeiffer: de ziekte verloopt bij jonge kinderen vaak mild. Veel kinderen zijn besmettelijk zonder dat zij ziekteverschijnselen hebben. Als het kind fit genoeg is kan het de school bezoeken. Ziekte van Pfeiffer melden aan de school. Roodvonk: het kind blijft besmettelijk zolang het ziek is. Behandelende (antibiotica) en/of herstellende kinderen mogen de school weer bezoeken. Roodvonk melden aan de school.
Veiligheidsbeleid, plan voor sociale en fysieke veiligheid op ’t Palet
43
-
Waterpokken: het kind mag de school weer bezoeken als de blaasjes zijn ingedroogd en als de ziekteverschijnselen afwezig zijn. Waterpokken melden aan de school. De “vijfde” ziekte: het kind mag de school weer bezoeken als de ziekteverschijnselen verdwenen zijn. De “vijfde” ziekte melden aan de school. Verkoudheid: het kind thuishouden zolang de ziekteverschijnselen bestaan (koorts, hoofdpijn, spierpijn). Papieren zakdoekjes meenemen en gebruiken. Wratten: gewone wratten zijn niet besmettelijk, echter de wratjes onder de voetzolen en waterwratjes wel. Niet krabben en gymschoenen aan tijdens de gymles. Schimmelinfectie (zwemmerseczeem, voetschimmel): voeten na het wassen/douchen goed afdrogen, vooral tussen de tenen. Gymschoenen dragen tijdens de gymles.
Bij de meeste infectieziekten heeft de besmetting al plaatsgevonden voordat de ziekteverschijnselen en/of de huiduitslag ontstaat. Bij de beslissing of een kind naar school mag of thuis moet blijven spelen twee belangrijke argumenten een rol: Welbevinden van het zieke kind. Gezondheid van de andere kinderen/leerkrachten en ouders. Enkele infectieziektes kunnen gevaarlijk zijn voor pasgeborene en zwangere vrouwen. Infectieziekten melden via de registratielijst in de klassenklapper en inleveren bij de veiligheidscoördinator, zij zorgt voor een waarschuwing op de buitendeuren en of de leerlingen uit de groep een brief meekrijgen. De overige ouders worden via de klimfo geïnformeerd. De school is verplicht bepaalde infectieziektes te melden bij de GGD. Melding GGD De school is wettelijk verplicht om de volgende aandoeningen te melden bij de GGD: - diaree, als meer dan een derde deel van één groep in één week klachten heeft. - geelzucht, bij één geval. - huiduitslag (vlekjes, infectieziekte), als er binnen twee weken twee of meer gevallen in dezelfde groep zijn. - schurft, bij drie gevallen in dezelfde groep. - alle andere ernstige aandoeningen die vermoedelijk infectieus zijn. Denk hierbij bijvoorbeeld aan meerdere gevallen van longontsteking of hersenvliesontsteking in korte tijd. De GGD zal na de melding de oorzaak onderzoeken en bekijken of er maatregelen nodig zijn die verspreiding tegengaan. Geef aan de veiligheidscoördinator door wanneer het bovengenoemde in jouw groep het geval is.
Hygiene Schone handen Het zandbakzand wordt jaarlijks ververst. Kinderen die in het zand hebben gespeeld wassen hun handen, vooral als zij daarna nog moeten eten en drinken. Wij voeren op school dagelijks vele handelingen uit, het is dus noodzakelijk om zelf ook je handen tussendoor goed met water en zeep te wassen. Hierdoor wordt voorkomen dat jezelf besmet wordt en dat de microorganismen van het ene naar het andere kind wordt overgebracht. Dagelijks worden de handdoeken en vaatdoeken verschoond door de conciërge. Ook de zeepdispencers worden door hem vervangen. Klimaatbeheersing De thermostaatknoppen van de verwarming op 2 of lager zetten. De vloerverwarming doet het meeste werk. Voordat de school begint en in de pauze de klas “luchten” door 5 minuten de ramen tegenover elkaar open te zetten. De klasdeur wel gesloten houden. Tijdens de les luchtroosters open houden, eventueel raam. Kijk uit voor tocht! Schoonmaak Een schone school is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van het schoolbestuur, maar dat kan natuurlijk niet zonder de actieve betrokkenheid van de gebruikers van de school: directie, leerkrachten en overig personeel, leerlingen, en ouders. Scholen dienen regelmatig schoonmaakactiviteiten te organiseren voor het aanpakken van klusjes die normaal gesproken blijven liggen. Bijvoorbeeld: de kasten eens goed uitmesten, boeken opnieuw kaften, verkleedkleren wassen, materiaal/speelgoed soppen, opslagruimten uitmesten, etc. Het gezamenlijk schoonmaakwerk wordt gecoördineerd door de directie/veiligheidscoördinator. Om dat niet alleen aan “de welwillendheid” van het personeel en ouders over te laten moeten er duidelijke richtlijnen op school aanwezig zijn.
Veiligheidsbeleid, plan voor sociale en fysieke veiligheid op ’t Palet
44
Hoe actiever de school zich toont in het schoonhouden van gebouw en spullen, hoe gemakkelijk het is om medewerking te krijgen. Aandacht vragen voor dingen als voeten vegen, de wc netjes achterlaten, samen opruimen en vrijwillig schoonmaakwerk is dan heel normaal. Het onderstreept de intentie van de school om de boel netjes en schoon te houden en houdt ouders en kinderen betrokken bij hun school, hun klas. Op onze school werken dagelijks twee interieurmedewerkers van BREED. De toiletten worden twee keer per dag schoongemaakt.. De dagelijkse schoonmaakwerkzaamheden bestaan uit: Het reinigen van de toiletgroepen. Het moppen van de tegelvloeren. Stofzuigen van de tapijtvloeren. Wastafels en zeepdispensers reinigen. Stofwissen en vlekken verwijderen van de linoleumvloeren. Vlek en vingertasten verwijderen van deuren. Gangen stofwissen. Spinnenrag verwijderen. Afspraken voor de klas/groep: Voordat het dagelijkse schoonmaakwerk wordt uitgevoerd zorgt de klas zelf dat: De tafels zijn leeg gemaakt en de stoelen op de tafels staan (let op: stoelen niet op tafels zetten op ………..dag). De werkstukken zijn opgeruimd. Grof afval van de vloeren is verwijderd. De schoolborden en krijtrichels zijn schoongemaakt. Lijm en verfresten van de tafels verwijderd zijn. De wekelijkse werkzaamheden bestaan uit: Nat afnemen van de verticale vlakken van tafels/stoelen, lage kasten, randen/richels en vensterbanken. (lokalen, gangen, aula, speellokaal, kamertjes, H.A.lokaal). Vlek- en vingertasten verwijderen van deuren en seperatieglas. Vloer geheel stofzuigen. Stoffen meubilair stofzuigen. Harde vloeren moppen. Afvalbakken buiten/bovenzijde nat afnemen. Spinnenrag verwijderen. Speellokaal stofzuigen en moppen. Gangen nat afdoen. Seperatieglas toegangsdeuren. Spinnenrag buitendeuren en glas in deuren. Afspraken voor de klas/groep: Voordat de wekelijkse schoonmaakwerkzaamheden worden uitgevoerd zorgt de klas zelf dat: De tafels zijn leeggemaakt. De werkstukken zijn opgeruimd. Grof afval van de vloeren is verwijderd. De schoolborden en krijtrichels zijn schoongemaakt. Lijm en verfresten van de tafels verwijderd zijn. De vensterbanken leeg zijn. Bovenkant kasten leeg zijn. Bakken/dozen van de vloer af zijn. Eventueel kasten van de muur afzetten en tafeltjes uit elkaar zetten. Algemene groepsafspraken: De leerkracht draagt de verantwoordelijkheid om zijn lokaal samen met de leerlingen dagelijks netjes achter te laten. Hiervoor maakt hij gebruik van eventueel “hulpjes van de klas”, maar attendeert hij de leerlingen ook op een veilige, schone en frisse omgeving door het bespreken en controleren van de groepsafspraken. Samen met de leerlingen opruimen en schoonmaken maakt de leerlingen bewuster van hun omgeving en kritischer op hun eigen gedrag en het gedrag van anderen. Zomervakantiebeurten Toiletgroepen, wandtegels. Radiatoren. Randen en richels boven reikhoogte. Vloeren steen schrobben. Linoleumvloeren schrobben/moppen en conserveren. Kasten buitenzijde geheel.
Veiligheidsbeleid, plan voor sociale en fysieke veiligheid op ’t Palet
45
-
Balken plafonds. Deuren inclusief omlijsting. Binnen en buitenzijde gevelglas inclusief randen en richels. Seperatieglas tweezijdig.
Vakantiebeurten voor de klas/groep: Voor iedere vakantie zorgt de groepsleerkracht samen met de leerlingen dat zijn lokaal opgeruimd is. Hierbij valt te denken aan het opruimen van de laatjes en het mee naar huis nemen van werkstukken (ook uit het H.A. lokaal) Vakantie werkzaamheden personeel: Samen zorg dragen voor de school, netjes en opgeruimd achter laten (kerst, carnaval, zomervakantie). Zomervakantiebeurt voor klas/groep: Met het schoonmaakbedrijf wordt voor de zomervakantie afgesproken op welke wijze de klas/ kamer/school wordt achtergelaten. De volgende afspraken staan vast: Materialen worden uitgezocht, opgeruimd en schoongemaakt, dit kan met de hulp van ouders op een poetsavond. Tafels, stoelen, kasten en ramen worden schoongemaakt, ook stickervrij. Zomervakantie werkzaamheden voor het personeel: Voor iedere zomervakantie wordt er door de veiligheidscoördinator een werkzaamhedenrooster gemaakt voor het personeel( met ouders). Deze werkzaamheden komen bovenop de eigen werkzaamheden van je klas/groep. De leerkracht draagt de zorg voor de schoonmaak/opruimwerkzaamheden van zijn groep/klas in de laatste week van het schooljaar. De laatste vrijdag is bedoeld om de extra werkzaamheden samen te doen. De werkzaamheden bestaan uit: Opruimen/schoonmaken/controleren buitenspelmateriaal schuur. Opruimen zolder. Opruimen/schoonmaken handenarbeidlokaal. Opruimen/schoonmaken speellokaal kleuters. Ontruimen van ruimtes waar linoleum op de vloer ligt. (samen sterk!) Opruimen magazijnen en kasten in de gangen. Opruimen/schoonmaken personeelskamer. Opruimen/schoonmaken wasruimte. Opruimen kopieerruimte. Meerwerk dagelijks (conciërge): Toegangs en tochtdeuren deuren sluiten. Koffieautomaat.schoonmaken. Aanrecht/afwasmachine. Inspecteren van speelplaatsen op glas en afval. Vuile ramen (vandalisme) schoonmaken Meerwerk wekelijks (conciërge): Buitenzijde toegangsdeuren. Vegen stoep/rooster bij toegangsdeuren. Toegangsdeuren schoonhouden. Onkruid verwijderen uit tuin. Meerwerk maandelijks (conciërge): Koelkast reinigen. Fietsenstalling vegen. Meerwerk jaarlijks (conciërge): Ventilatieroosters ramen doorblazen. Ventilatieroosters toiletgroepen reinigen. Ramen buitenkant schoonmaken. Meerwerk wekelijks (ICT): Computers en computertafels ict ruimte.
Veiligheidsbeleid, plan voor sociale en fysieke veiligheid op ’t Palet
46
Legionellaprotocol Dagelijkse maatregel Bij een etmaalgemiddelde binnentemperatuur hoger dan 25*C dagelijks de kraan voor gebruik 2 minuten door laten stromen. De leerkracht zorgt voor de kraan in zijn groep, de conciërge zorgt voor de overige kranen en de toiletten in het gebouw. Wekelijkse maatregel Na 1 week stilstand kranen 2 minuten laten doorstromen. Maandelijkse maatregel Na 1 maand stilstand kranen 2 minuten laten doorstromen. Jaarlijkse maatregel (deze komt te vervallen)
Veiligheidsbeleid, plan voor sociale en fysieke veiligheid op ’t Palet
47