+ welzijn +
VEILIGHEID, HET NIEUWE ‘AMEN’
+ wel
Nathalie Van Ceulebroeck, VVJ vzw
zij
n +
3 9 I K R AX +
KRAX_16+_CORR2.indd 39
5/11/12 3:26:49 PM
+ welzijn +
Waar Loïc Wacquant1 spreekt over een steeds kleinere overheidsinmenging wat betreft sociaaleconomische thema’s, duidt hij in zijn boek Straf de armen2 de steeds grotere inmenging van de overheid als het gaat over veiligheid. Het veiligheidsdenken overschaduwt andere beleidsdomeinen als er zich problemen voordoen. Rellen in achtergestelde buurten worden eerder met repressief ingrijpen in bedwang gehouden dan bij de wortel aangepakt: investeren in degelijke huisvesting, in werkgelegenheid, in verbinding tussen buren en met de samenleving… Jongeren zijn hier vaak in de eerste plaats de dupe van. Om in termen van Wacquant en zijn leermeester Bourdieu te blijven, zijn jongeren volop zoekende naar hun plaats in de samenleving, onder andere hun plaats in het publieke veld, en zoekende naar de gepaste gedragscodes en omgangsvormen om in hun ‘gemeenschap’ te kunnen functioneren. Met andere woorden: ze bouwen aan hun cultureel en sociaal kapitaal.
K R AX + I 4 0
1
Zie artikel op p37
2
L. Wacquant (2006) Straf de armen. Het nieuwe beleid van de sociale onzekerheid, Antwerpen: Epo Uitgeverij
KRAX_16+_CORR2.indd 40
Jong zijn als gevaar voor de maatschappelijke veiligheid Europa wordt overspoeld door een steeds grotere beleidsmatige inzet op veiligheid en het minimaliseren van (gevoelens van) overlast. Onveiligheid(sgevoelens) kennen hun oorsprong in zowel fysieke als sociale storende omgevingskenmerken of ‘incivilities’.3 Hinderlijke fysieke omgevingskenmerken zijn bijvoorbeeld sluikstorten, vandalisme of graffiti. Storende sociale kenmerken zijn alle gedragingen die als vreemd of storend worden ervaren. Uiteraard zorgt ook een tweede, individuele component voor het ervaren van overlast. Wat één persoon hinderlijk vindt, vormt voor de ander geen probleem. De eigen kwetsbaarheid en eerdere ervaringen zijn dan ook een tweede bepalende aspect in het ontstaan van onveiligheid(sgevoelens). Net hier vormen jongeren een kwetsbare groep. Jongeren ontdekken en experimenteren om op die manier hun eigen (sociale) identiteit vorm te geven. Tijdens dit proces verkennen ze weleens de grenzen van ‘toelaatbaar gedrag’, wat in de ogen van buurtbewoners tot ‘sociale incivilities’ en dus tot gevoelens van onveiligheid kan leiden. Nochtans is overlast steeds een verhaal van twee zijden: van een klager en een dader, van een pleger en een slachtoffer. In termen van overlast is het onderscheid tussen beide rollen echter niet altijd eenduidig. Een tiener die met z’n vrienden op een pleintje of voor het jeugdhuis rondhangt, is in de ogen van de buurman misschien een dader. Tegelijk kan die tiener ook het slachtoffer zijn van de – al dan niet terechte – intolerantie van de klagende buurman. In februari 2012 werd in de staat Florida de zeventienjarige Trayvon Martin door een buurtbewoner doodgeschoten omdat hij ’s avonds met een sweater met een kap over zijn hoofd op straat liep en zich ‘verdacht gedroeg’. De jongen was gewoon op 3 O.a. Stefaan Pleysier & Johan Deklerck, ‘Over hondenpoep en hangjongeren. Een verkennend onderzoek naar overlastfenomenen in parken en groenzones’ in Tijdschrift voor Veiligheid 2006 (5) 1, p9; Vanderveen, G. ‘Hangjongeren en graffiti in beeld’ in Agora 2009 (1), p16
weg naar de nachtwinkel om wat frisdrank en snoep te halen om daarna verder met zijn vader naar tv te kijken. Een extreem voorbeeld van tot wat een groeiende maatschappelijke intolerantie kan leiden. In een dergelijke veiligheidsmaatschappij wordt vaak in termen van risico’s gedacht, en heerst een verregaande ‘Culture of Control’4, vaak ten koste van eerder genoemde kwetsbare doelgroepen. Overheden worden steeds creatiever in het aanpakken van de overlastplegende jongeren. Groot-Brittannië spant de kroon met z’n ASBO’s: Anti-Social Behaviour Orders, of een bestuurlijke en strafrechtelijke manier om asociaal gedrag aan te pakken. ASBO’s, het resultaat van de Anti-Social Behaviour Act uit 2003, kunnen worden opgelegd aan iedereen ouder dan tien jaar (!) voor asociaal gedrag: vloeken, schelden, objecten gooien, rijden zonder rijbewijs, alcohol bij je hebben of openbare dronkenschap… Lange tijd keken we in Vlaanderen met een zekere trots naar ons eigen positief jeugdbeleid en met ongeloof naar wat er zich in Engeland afspeelt. Echter: onder invloed van het veiligheidsdenken zetten we ook in België met elke wetswijziging een stapje dichter naar de Britse aanpak. Het beste voorbeeld hiervan is de ophanden zijnde herziening van de gemeentelijke administratieve sancties (GAS). Daarenboven is de term ‘overlast’, waarop de GAS is gebaseerd, net zo weinig omschreven als het begrip ‘anti-social behaviour’. Op beide gaan we even in.
Overlast in het beleid Eind jaren negentig kwam het veiligheidsdebat steeds centraler te staan en was er een groeiende vraag van steden en gemeenten om vormen van kleine criminaliteit en overlast, ook door jongeren, zelf te kunnen aanpakken. Op die manier hoopten ze kort op de bal te spelen en mogelijke problemen op maat aan te pakken. De afbakening van het begrip ‘overlast’ vloeit voort uit de gemeentewet en wordt omschreven in de omzendbrief OOP 30bis. In artikel 6 van die omzend4 Garland, D. (2001). The new culture of crime control. Oxford: Oxford University Press.
5/11/12 3:26:49 PM
basis van de tolerantiegrens, context en eerdere ervaringen van de betrokken actoren. Dit betekent ook dat het deels afhankelijk is van de krachtsverhoudingen in de samenleving. Kort gezegd: diegene met de meeste impact trekt aan het langste eind. Sommige groepen worden vlotter gehoord omdat ze over de juiste contacten, gedragscodes en middelen – kortom: cultureel en sociaal kapitaal – beschikken. De aanpak van overlast gebeurt dan ook vaak ten koste van de meest kwetsbaren, waaronder jongeren. Het is de taak van jeugdwerkers, welzijnswerkers… om de stem van kinderen en jongeren in dit debat te versterken en te zorgen dat die op de juiste plaats wordt gehoord. Het jeugdwerk moet waakzaam zijn om niet te worden meegesleurd in het veiligheidsdenken.
De GAS, superheld van het lokaal veiligheidsbeleid? Ooit gestart als een instrument waarmee gemeenten snel en kordaat konden ingrijpen tegen voornamelijk milieu-inbreuken (zoals sluikstorten, hondenpoep, wildplakken en nachtlawaai), is de GAS na vier herzieningen verworden tot een instrument dat elk gedrag dat dreigt in te gaan tegen dé norm kan sanctioneren. De gemeentelijke administratieve sanctie werd ingevoerd door de wet van 13 mei 1999. Daardoor konden gemeenten zelf bepaalde vormen van >
“Onder invloed van het veiligheidsdenken zetten we ook in België met elke wetswijziging een stapje dichter naar de Britse aanpak.”
+ welzijn +
brief lezen we dat ‘openbare overlast betrekking heeft op, voornamelijk individuele, materiële gedragingen die het harmonieuze verloop van de menselijke activiteiten kunnen verstoren en de levenskwaliteit van de inwoners van een gemeente, een wijk, een straat, kunnen beperken op een manier die de normale druk van het sociale leven overschrijdt. Men kan openbare overlast beschouwen als lichte vormen van verstoring van de openbare rust, veiligheid, gezondheid en zindelijkheid.’ Hoewel deze begripsomschrijving meteen ook het kader schept voor de gemeentelijke administratieve sancties, is ze nauwelijks sluitend te noemen. De omschrijving van wat al dan niet overlast is, is in erg grote mate afhankelijk van de interpretatie van gedrag. Zowel in het registreren van overlastgevend gedrag in de politieverordening, als in het vaststellen van overtredingen. Op de rugleuning van een bank zitten is in de ene politieverordening opgenomen als overlastgevend gedrag, en is in de andere geen probleem. Een blikje op de grond gooien is voor de ene vaststellende ambtenaar een slordigheid, en voor de andere sluikstorten. Als je op één plein staat, is de kans op identiteitscontrole vele malen groter dan wanneer je op een plein enkele kilometers verder staat. Jongeren krijgen hierdoor het gevoel dat willekeur troef is. Overlast is dus een subjectief lokaal construct, en krijgt vorm en inhoud op
41 I K R AX +
KRAX_16+_CORR2.indd 41
5/11/12 3:26:51 PM
+ welzijn + K R AX + I 4 2
Overlast is een subjectief lokaal construct, en krijgt vorm en inhoud op basis van de tolerantiegrens, context en eerdere ervaringen van de betrokken actoren.
KRAX_16+_CORR2.indd 42
overlast bestrijden. In 2004 volgden de eerste wetswijzigingen, waarbij het aantal toepassingsgronden werd uitgebreid en de toepassingsleeftijd werd verlaagd tot zestien jaar. In 2007 werd in een nieuwe wetswijziging het toepassingsgebied van de GAS verder uitgebreid. Vandaag, anno 2012, wordt een nota voorbereid waarin wordt voorgesteld om de toepassingsleeftijd te verlagen naar veertien jaar en de toepassingsgronden uit te breiden met onder andere spijbelen en plaatsverbod. Bij de leeftijdsverlaging tot minderjarigen in 2004 werden een aantal rechtswaarborgen ingebouwd om de rechten van minderjarigen te waarborgen. Zo moet bijvoorbeeld gratis een advocaat ter beschikking worden gesteld, is er een verplichte bemiddeling en ligt de maximumboete lager voor minderjarigen dan voor meerderjarigen. Met deze maatregelen wordt echter de januskop van het veiligheidsdenken met betrekking tot minderjarigen erg duidelijk. Enerzijds wil men jongeren beschermen tegen wanpraktijken en tijdig ingrijpen als jongeren in een problematische opvoedingssituatie
dreigen terecht te komen. Vanuit de beschermende reflex wordt elke sanctie doorgegeven aan en geregistreerd door de jeugdrechter. Anderzijds wordt de controle op jongeren en het willen beheersen van het gedrag van jongeren steeds groter. Het aantal mogelijke overtredingen neemt toe en is verschillend van politiezone tot politiezone. Heel wat gedragingen die ‘typisch jongerengedrag’ zijn, worden zo geviseerd zonder dat de stem van jongeren erin wordt gehoord. Criminologen Jenneke Christiaensen en Els Dumortier verwoorden het in hun opiniestuk zo: ‘Criminologen wijzen er al meer dan dertig jaar op dat dit soort ‘early intervention’-beleid vooral leidt tot ‘netwidening’. Het ‘vangnet’ van bestraffing, interventie en beboeting vergroot en de mazen van het net verfijnen. Gevolg: steeds meer kinderen op steeds jongere leeftijd worden voor steeds meer (jeugdig) gedrag gecriminaliseerd en geproblematiseerd. De verlaging van de GAS-leeftijd zal dus niet tot minder plaatsingen leiden, maar wel tot meer intolerantie ten aanzien van jongeren.’5 Naast de GAS zijn er de laatste jaren heel wat lokale initiatieven die in het bijzonder gericht zijn op de aanpak van jongeren, zoals NERO (Normstelling En Responsabilisering naar aanleiding van Overlast) in Mechelen en Lokeren. Bij NERO worden jongeren die problemen veroorzaken en door de politie worden betrapt naar het politiecommissariaat gebracht. Daar moeten de ouders hen komen ophalen. Ouders moeten een belasting (‘combitaks’) van honderd euro betalen, tenzij ze ingaan op een begeleidingsaanbod, waarbij normerend kan worden opgetreden op verschillende terreinen: onderwijs, vrije tijd, sociale omgangsvormen… Het initiële opzet is dus zeker positief. Samenwerking tussen politie en hulpverlening, tussen controle en bescherming, staat centraal. Maar waar de GAS – minstens theoretisch – nog ruimte laat voor een bemiddeling die in functie staat van de overtreding, wordt bij initiatieven als NERO het overlastgenererend gedrag gereduceerd tot een opvoedingsprobleem.
5 Jenneke Christiaens en Els Dumortier. De lastige kinderen van de flinkse burgemeester. De Morgen, 28 januari 2012.
5/11/12 3:26:51 PM
+ welzijn +
Recent onderzoek (Verdonck, Cops, Pleysier, Put, 2011)6 wijst echter uit dat er geen significant verband is tussen de mate van ouderlijke controle en het plegen van geweld. Enkel het al dan niet hebben van een goede relatie met de moeder is een (kleine) voorspellende factor. Er wordt dus weeral geopteerd voor een individualiserende benadering van mogelijke problemen met een aanpak die niet is gestoeld op bewijsvoering, maar op een luid klinkend, maar daarom niet meer terecht, discours.
Tot slot De mentale en fysieke ruimte die jongeren (gedeeld) kunnen innemen staat onder druk. Niet enkel het toenemende autoverkeer of de nooit ophoudende verkaveling zijn hiervoor de boosdoeners. Het heersende klimaat waarin veiligheid centraal staat, vormt misschien wel de grootste bedreiging. 6
Evi Verdonck, Diederik Cops, Stefaan Pleysier, Johan Put (2011) Jongeren en geweld. Dader- en slachtofferschap gemeten en beleefd. Acco: Leuven, p118
We ontaarden nog niet in Britse toestanden, maar de evolutie is allerminst vertrouwenwekkend. Wetsvoorstellen waarin individuen worden gedecontextualiseerd, en de schijnbaar verengde gedragsnormen waaraan men moet beantwoorden, zorgen hiervoor. Het jeugdbeleid, en bij uitbreiding het welzijnsbeleid, heeft een pertinente opdracht om de leefwereld van jongeren, en andere kwetsbare groepen in onze samenleving, naar voor te blijven schuiven en onze sterke traditie van een positieve, sociale benadering van jongeren te blijven verzekeren. Overlast moet uiteraard niet worden ontkend of genegeerd, maar moet in eerste instantie duidelijk worden afgebakend in de wetgeving, en in tweede instantie worden aangepakt met respect voor en betrokkenheid van de leefwereld van jongeren. × Meer lezen? • Advies Vlaamse Jeugdraad GAS (april 2012): www.vlaamsejeugdraad.be • Standpunt GAS Kinderrechtencoalitie (februari 2011): www.kinderrechtencoalitie.be
KRAX_16+_CORR2.indd 43
4 3 I K R AX +
Met dank aan Bart Vanhoenacker (KATHO).
De mentale en fysieke ruimte die jongeren (gedeeld) kunnen innemen staat onder druk.
5/11/12 3:26:55 PM