Veilig werken langs een gevel: Werken in de infratechniek Overwegingen bij het creëren van een veilige werkplek
uneto-vni is de ondernemersorganisatie voor de installatiebranche en de technische detailhandel
Veilig werken langs een gevel: Werken in de infratechniek Overwegingen bij het creëren van een veilige werkplek
Zoetermeer, oktober 2006
2
Woord vooraf
Infratechniekbedrijven zijn betrokken bij werken op hoogte en langs gevels. Daarbij is aandacht voor de veiligheid vanzelfsprekend. De Vakgroep Infratechniek heeft daarvoor hulpmiddelen ontwikkeld: · Veilig werken langs een gevel: Werken in de infratechniek · Veilig werken op hoogte: Werken in de infratechniek
Voor u ligt nu ‘Veilig werken langs een gevel: Werken in de infratechniek’. Deze werkinstructie is bestemd voor werkvoorbereiders en bedoeld om een verantwoorde keuze voor permanente, collectieve of persoonlijke beschermingsmiddelen te maken. Als bijlage is een Project Risico Inventarisatie en -Evaluatieblad ‘Checklist valgevaar in de infratechniek; Werkzaamheden aan gevels’ toegevoegd. Met behulp van de formulieren kan de monteur ter plaatse de keuze van het beschermingsmiddel nog eens controleren. U kunt deze formulieren à € 15,00 (exclusief 6% BTW en verzendkosten) bestellen via de webshop van uneto-vni, artikelcode 47535.
De totstandkoming van deze hulpmiddelen is te danken aan een actieve werkgroep, bestaande uit Johan Vink, (Sr. Specialist KAM, VolkerWessels Telecom), Ben van Vuuren (Hoofd KAM van BAM Infratechniek Midden-West B.V.), Mari Garcia (Juriste, beleidsmedewerker Sociaal Juridische Zaken uneto-vni), Hans van Diest (Senior arbo-adviseur Achmea Arbo) en Peter Helmink (manager Vakgroep Infratechniek).
André Boumans, Voorzitter Vakgroep Infratechniek
3
Inhoudsopgave 1
Inleiding
6
2
Veilig werken langs gevels
8
2.1
Werkzaamheden langs gevels tot 2,5 meter stahoogte
9
2.2
Werkzaamheden langs gevels tot 10 meter stahoogte
9
2.3
Werkzaamheden langs gevels boven 10 meter stahoogte
9
3
Keuze beschermingsmiddel
10
3.1
Beoordeling keuze beschermingsmiddel
10
3.1.1
Operationele- / veiligheidstechnische beperkingen
10
3.1.2
Economische beperkingen
10
3.2
Beoordeling inzetbaarheid beschermingsmiddel
11
3.2.1
Inzetbaarheid kooiladder
11
3.2.2
Inzetbaarheid vaste werkbak (glazenwasserbak)
12
3.2.3
Inzetbaarheid permanente ladder met valbescherming
12
3.2.4
Inzetbaarheid ladder
12
3.2.5
Inzetbaarheid (rol)steiger
12
3.2.6
Inzetbaarheid hoogwerker
12
3.2.7
Inzetbaarheid kraan + werkbak
12
3.2.8 Inzetbaarheid stijg-/daalsysteem
13
Bijlagen: 1
Relevante wet- en regelgeving.
2
Project RI&E - Checklist valgevaar in de Infratechniek ‘Werken aan gevels’.
3
Stoplichtmodel Ladders.
5
1 Inleiding
Infrabedrijven werken op en rond gevels van gebouwen
nieuwbouwprojecten niet voorzien in adequate voor-
en objecten, bijvoorbeeld bij nieuwbouwprojecten,
zieningen om de werkzaamheden op een veilige manier
maar ook tijdens onderhoudswerkzaamheden. Ook wer-
te kunnen verrichten.
ken bedrijven uit de branche aan masten, wegportalen en (weg)verlichtingsconstructies. Helaas komt het voor
Permanente beschermingsmiddelen bieden vaak meer
dat collega’s daarbij ongelukkig ten val komen, letsel
garanties op veiliger werken langs gevels. Infrabedrijven
oplopen of nog erger. Daarom is het van groot belang
wordt geadviseerd vooraf met opdrachtgevers te over-
dat er meer aandacht komt voor veilig werken langs
leggen over de mogelijkheden van het aanbrengen van
gevels.
dit soort beschermingsmiddelen, zeker als u vaker bij dezelfde opdrachtgever terugkomt, bijvoorbeeld voor
Betrokkenen kunnen vooraf veel doen om problemen te
onderhoudswerk. Als blijkt dat er voor collega’s geen
voorkomen als er langs gevels, masten of andere con-
veiligheidsvoorzieningen aangebracht zijn, moet het
structies wordt gewerkt. De arboregels bieden diverse
gebruik van alternatieve beschermingsmiddelen wor-
handreikingen waarbij in eerste instantie wordt uitge-
den overwogen. Afhankelijk van de werkzaamheden en
gaan van risico’s aanpakken bij de bron. Voor werken
omgevingsfactoren (ligging, hoogte van het gebouw),
langs een gevel betekent dit dat er bij nieuwbouw vanaf
kunnen bijvoorbeeld (rol)steigers, hoogwerkers of werk-
het ontwerp meer rekening moet worden gehouden met
bakken aan kranen worden ingezet.
de bouw-, gebruiks- én onderhoudsfase. In al die fases moet meer aandacht geschonken worden aan oplossingen en voorzieningen die bijdragen aan een veilige gevelwerkplek. Denk bijvoorbeeld aan het monteren van vaste werkbaksystemen en balkons en bordessen op gebouwen. Helaas is de praktijk zo dat nog steeds
6
Om te komen tot een verantwoorde keuze voor permanente, collectieve of persoonlijke beschermingsmiddelen, heeft uneto-vni ‘Werken langs gevels voor infratechniekbedrijven’ ontwikkeld. Deze werkinstructie is bestemd voor werkvoorbereiders en projectleiders om verantwoorde keuzes te kunnen maken voor een veilige werkplek. Hij kan worden gebruikt als praktisch afwegingsmodel én als ‘checklist’ voor een Risico Inventarisatie en -Evaluatie (RI&E). Nog belangrijker is dat deze werkinstructie werkvoorbereiders helpt met hun keuze voor in te zetten beschermingsmiddelen. Ter plaatse kunnen monteurs en andere betrokkenen met het bijbehorende Project Risico Inventarisatie en -Evaluatieblad de situatie nog eens controleren om te zien of er echt veilig gewerkt kan worden met de gekozen beschermingsmiddelen.
7
2 Veilig werken langs gevels
Bij de keuze voor beschermingsmiddelen die veilig werken langs gevels moeten garanderen, spelen diverse afwegingen een rol. Om een verantwoorde afweging te maken,
2.1 Werkzaamheden langs gevels tot 2,5 meter stahoogte
kunt u schema 1 en vervolgens schema 2 doorlopen (zie
8
pagina 12 en pagina 13. In hoofdstuk 3 worden de onder-
Werkzaamheden langs gevels tot 2,5 meter stahoogte
delen van deze schema’s nader besproken. Er is een inde-
worden veelal uitgevoerd zonder beschermingsmidde-
ling gemaakt in drie categorieën:
len of met behulp van een ladder/trap.
2.2 Werkzaamheden langs gevels tot 10 meter stahoogte
2.3 Werkzaamheden langs gevels boven 10 meter stahoogte
Werkzaamheden langs gevels tot 10 meter stahoogte
Werkzaamheden langs gevels op een stahoogte van 10
worden door de korte looptijd van het project vaak uit-
meter of meer kunnen niet uitgevoerd worden zonder
gevoerd met behulp van een ladder of (rol)steiger. Let
gebruik te maken van speciale beschermingsmiddelen
er op dat bij een stahoogte van meer dan 7,5 meter, het
die hiervoor zijn ontwikkeld, zoals de glazenwasserbak,
gebruik van ladders wordt afgeraden. Slechts bij hoge
een permanente ladder, een hoogwerker, een vaste
uitzondering wordt hiervan afgeweken door middel van
steiger, de kraan + werkbak en een stijg-/daalsysteem.
een Project Risico Inventarisatie en -Evaluatie. Om een verantwoorde inzet van ladders mogelijk te maken, kunt u via de ledensite van uneto-vni het stoplichtmodel Ladders downloaden (http://leden.uneto-vni.nl/vraagbaak/L/Ladders/werken op hoogte stoplichtmodel.
9
3 Keuze beschermingsmiddel
Bij het werken op hoogte is het nodig dat de operatio-
3.1.1
Operationele- / veiligheidstechnische beperkingen
neel leidinggevende voor aanvang van de werkzaamheden nagaat welk beschermingsmiddel moet worden
• Opstelmogelijkheden van beschermingsmiddelen;
ingezet om een zo veilig mogelijke werkplek te realise-
• Beoordeling van de werkplek, bijvoorbeeld bereik-
ren. Hierbij wordt nagegaan of bij de diverse taken de veiligheid en gezondheid van de werknemers niet in gevaar kunnen komen.
3.1 Beoordeling keuze beschermingsmiddel
baarheid van de werkplek; • Beperkingen voor de uitvoering van risicovolle werkzaamheden.
3.1.2
Economische beperkingen
• Vervoer- en opstelkosten; • Tijdsduur van het project.
De keuze van het beschermingsmiddel wordt vooral
10
bepaald op grond van de aard en omvang van de werk-
De keuze van de beschermingsmiddelen wordt over
zaamheden. De werkzaamheden moeten simpelweg
het algemeen primair op veiligheidskundige overwe-
veilig en gezond kunnen worden uitgevoerd. Daarbij
gingen gebaseerd. Eventuele economische afwegingen
hanteert onze wetgever het ‘redelijkerwijs principe’. Dit
moeten met terughoudendheid worden meegenomen.
uitgangspunt vraagt van betrokkenen vooraf een seri-
Met behulp van schema 1: ‘Beoordeling keuze bescher-
euze inschatting van eventuele operationele en veilig-
mingsmiddel bij het werken langs gevels’ kunnen werk-
heidstechnische beperkingen en van de economische
voorbereiders een afweging maken voor gebruik van
beperkingen.
een specifiek beschermingsmiddel.
3.2 Beoordeling inzetbaarheid beschermingsmiddel
mogelijk is (groen). Ook geeft het schema aan wanneer beschermingsmiddelen beter niet kunnen worden ingezet (oranje) of slechts na een uitgebreide Project RI&E
Om veilig langs gevels, masten, bordessen of andere
(rood). De volgende vervolgschema’s zijn aanwezig:
constructies te kunnen werken, moeten permanente, collectieve of persoonlijke beschermingsmiddelen
3.2.1
Inzetbaarheid kooiladder
worden ingezet. Het verdient de voorkeur vooraf met
Een beschermingsmiddel dat veel wordt gebruikt voor
de opdrachtgever te overleggen over de aanleg van
werken langs gevels is de kooiladder. Dit systeem is,
permanente beschermingsmiddelen. Deze permanente
mits voldaan wordt aan de wettelijke eisen, een veilige
voorzieningen worden hieronder in paragraaf 3.2.1 tot
methode voor het werken langs gevels. Om een verant-
en met paragraaf 3.2.3 beschreven. Als inzet van per-
woorde keuze te maken voor de inzet van dit bescher-
manente beschermingsmiddelen – om wat voor reden
mingsmiddel, kunt u Schema 2A ‘Beoordeling keuze
dan ook – niet mogelijk is, moet overwogen worden om
beschermingsmiddel: Kooiladder’ doorlopen (pagina
tijdelijke beschermingsvoorzieningen aan te brengen.
13).
Deze worden hieronder beschreven in paragraaf 3.2.4
Als er geen Kooiladder aanwezig is of als deze niet
tot en met 3.2.8.
aan de eisen voldoet, moet worden gekozen voor een andere beschermingsmiddel. Hiervoor komen achter-
Als op grond van schema 1 is bepaald welk bescher-
eenvolgens in aanmerking: de glazenwasserbak, een
mingsmiddel wordt ingezet, kunnen monteurs en ande-
permanente ladder, een hoogwerker, de kraan + werk-
re werknemers ter plaatse met schema 2 beoordelen of
bak en een stijg-/daalsysteem.
het aangegeven middel inderdaad kan worden gebruikt. De schema’s zijn zo ingericht dat direct kan worden afgelezen of de inzet van een beschermingsmiddel
11
3.2.2 Inzetbaarheid vaste werkbak (glazenwasserbak)
heid is om ze in te zetten als de werkplek onvoldoende
De vaste werkbak, beter bekend als de glazenwas-
groot is, bijvoorbeeld in gangen, reeds ingerichte
serbak, wordt vaak permanent gemonteerd op gebou-
gebouwdelen, technische ruimtes, schachten en/of
wen. Dit beschermingsmiddel is, mits voldaan wordt
tussen appendages in de fabrieken in verschillende
aan de wettelijke eisen, een veilige methode voor het
industrieën.
werken langs gevels. Om een verantwoorde keuze te
Om een verantwoorde keuze te maken voor de inzet van
maken voor de inzet van dit beschermingsmiddel kunt
dit beschermingsmiddel, kunt u het ‘Stoplichtmodel
u Schema 2B ‘Beoordeling keuze beschermingsmid-
ladders’ doorlopen (zie bijlage).
del: Glazenwasserbak’ doorlopen (p.13). Controleer ter plaatse of het geheel goed onderhouden en recent is
3.2.5
Inzetbaarheid (rol)steiger
gekeurd.
Een ander veelgebruikt beschermingsmiddel is de
Indien een vaste werkbak ontbreekt of niet voldoet
(rol)steiger. Dit systeem is, mits voldaan wordt aan de
aan de eisen, moet worden gekozen voor een ander
wettelijke eisen, een veilige methode voor het werken
beschermingsmiddel. Hiervoor kunt u achtereenvolgens
langs gevels. Om een verantwoorde keuze te maken
kiezen uit: de permanente ladder, een hoogwerker, de
voor de inzet van dit beschermingsmiddel kunt u
kraan + werkbak en een stijg-/daalsysteem.
Schema 2D ‘Beoordeling keuze beschermingsmiddel: (Rol)steiger’ doorlopen (p.14).
3.2.3
Inzetbaarheid permanente ladder met
Als een dergelijke steiger niet aanwezig is of niet vol-
valbescherming
doet aan de eisen, moet worden gekozen voor een
Een ander beschikbaar permanent beschermingsmid-
andere beschermingsmiddel. In aanmerking komen
del is de permanente ladder met valbescherming. Dit
achtereenvolgens: kooiladder, glazenwassersbak, per-
systeem is, mits voldaan wordt aan de wettelijke eisen,
manente ladder, de hoogwerker, de kraan + werkbak en
een veilige methode voor het werken langs gevels. Om
een stijg-/daalsysteem.
een verantwoorde keuze te maken voor de inzet van dit beschermingsmiddel kunt u Schema 2C ‘Beoordeling
3.2.6 Inzetbaarheid hoogwerker
keuze beschermingsmiddel: Permanente ladder’ door-
De hoogwerker is, mits voldaan wordt aan de wet-
lopen (p.14).
telijke eisen, een veilige methode voor het werken
Indien een ladder met valbescherming er niet is
langs gevels op grotere hoogte. Om een verantwoorde
of als hij niet voldoet aan de eisen, moet worden
keuze te maken voor dit beschermingsmiddel kunt u
gekozen voor een andere beschermingsmiddel.
Schema 2E ‘Beoordeling keuze beschermingsmiddel:
Achtereenvolgens komen hiervoor in aanmerking: de
Hoogwerker’ doorlopen (p.15).
hoogwerker, de kraan + werkbak en een stijg-/daalsy-
Als een hoogwerker niet ingezet kan worden, bijvoor-
steem.
beeld door slechte bereikbaarheid of opstelmogelijkheden, moet gekozen worden voor een andere bescher-
3.2.4 Inzetbaarheid ladder
mingsmiddel. Hiervoor komen achtereenvolgens in
Ladders en trappen worden gebruikt om een hoger gele-
aanmerking: de kraan + werkbak en een stijg-/daalsy-
gen niveau te bereiken. In een aantal gevallen worden
steem.
ze ook gebruikt als hulpmiddel voor het uitvoeren van
12
gevelwerkzaamheden. In de installatietechniek worden
3.2.7
Inzetbaarheid kraan + werkbak
ze vaak gebruikt tijdens projecten met een korte loop-
Mits voldaan wordt aan de wettelijke eisen kan door
tijd. Ook worden ladders en trappen vaak ingezet als de
de inzet van een kraan + werkbak een veilige werkplek
plaats waar installatiewerkzaamheden moeten worden
worden gerealiseerd bij het werken langs gevels op gro-
uitgevoerd, moeilijk bereikbaar is. Een andere mogelijk-
tere hoogte. Om een verantwoorde keuze te maken voor
de inzet van dit beschermingsmiddel kunt u Schema 2F ‘Beoordeling keuze beschermingsmiddel: Kraan + werkbak’ doorlopen (p.15). Als een kraan en werkbak niet ingezet kunnen worden (met name bereikbaarheid werkplek en opstelmogelijkheden zijn hierbij van essentieel belang), moet gekozen worden voor een andere beschermingsmiddel. In aanmerking komt een speciaal stijg- en daalsysteem.
3.2.8 Inzetbaarheid stijg-/daalsysteem Door de inzet van stijg-/daalsysteem kan, mits voldaan wordt aan de wettelijke eisen, eveneens een veilige werkplek bij het werken langs gevels bij grotere hoogte worden gerealiseerd. Met name voor relatief kortstondige werkzaamheden. Om een verantwoorde keuze te maken voor de inzet van dit beschermingsmiddel kunt u Schema 2G ‘Beoordeling keuze beschermingsmiddel: Stijg-/daalsysteem’ doorlopen (p.16). Als een stijg- en daalsysteem niet ingezet kan worden (bijvoorbeeld door slechte bereikbaarheid van de werkplek of onvoldoende bevestigingsmogelijkheden), moet gekozen worden voor een andere beschermingsmiddel. Het laatste alternatief dat in aanmerking komt, is een daalsysteem. Denk eraan dat voordat een daalsysteem toegepast mag worden, altijd een Project Risico Inventarisatie moet worden opgesteld.
13
SCHEMA 1. Beoordeling keuze beschermingsmiddel bij het werken langs gevels
Veilig werken langs gevels staat of valt met een goede keuze voor het meest geschikte beschermingsmiddel in de gegeven omstandigheden. Om als werkvoorbereider die goede keuze te kunnen maken, dient u de stappen in het onderstaande schema te doolopen. Denk voordat u dit schema invult aan het volgende:
• Check altijd eerst of er sprake is van reeds aanwe�����
zige (permanente) beschermingsmiddelen, zoals
���
een kooiladder, glazenwassersbak of een permanente ladder met valbescherming;
���������� ����������
��
������������������
• Indien er geen permanente beschermingsmiddelen aanwezig zijn, overleg dan met de opdrachtgever over mogelijkheden om ze alsnog aan te
���
brengen. ��������������� ����������
��
������������������
��
������������������
��
������������������� �������������
��
������������������
��
������������������
��
������������������
��
������������������
���
����������������� ��������������������
���
������ ����������
���
������������ ����������
���
���������� ����������
���
��������������� ����������
���
������������������ ����������
��� ������������������� ���������������������������� ������������������������������
14
SCHEMA 2A. Beoordeling keuze beschermingsmiddel: Kooiladder
Als uit schema 1 blijkt dat een kooiladder het beste beschermingsmiddel is voor het uitvoeren van uw gevelwerkzaamheden, dient u te beoordelen of dit middel inderdaad toegepast kan worden. Dat kunt u doen door het volgende schema te doorlopen:
* De te overbruggen hoogte? Bij nieuwe lad-
����������������� ����������
ders hoort om de 7,5 meter een rustbordes te zijn;
* Hoeveelheid mee te nemen materialen én
�������������� ��������������������� ������������
��
*
boven komen.
���
����������� ������������
de wijze waarop de materialen veilig naar
��
��� ������������������������������ ������������������������ �������������������
������������������������������ �������������������������
SCHEMA 2B. Beoordeling keuze beschermingsmiddel: Glazenwasserbak
Als uit schema 1 blijkt dat een glazenwasserbak voor uw project het beste beschermingsmiddel is, dient vooraf het volgende afwegingsmodel te worden doorlopen om te beoordelen of het inderdaad kan worden toegepast:
* Gekwalificeerd personeel aanwezig? Men
����������������� ���������������
dient getraind te zijn;
* Gebruik veiligheidsgordel; * Hoeveelheid mee te nemen materialen en
�������������� ��������������������� ������������
��
*
* Weersomstandigheden spelen grote rol.
���
����������� ������������
de capaciteit van de bak;
��
���
������������������������������ �������������������������
������������������������������ ������������������������ �������������������
15
SCHEMA 2C. Beoordeling keuze beschermingsmiddel: Permanente ladder met valbescherming
Om te beoordelen of een permanente ladder met valbescherming – boven andere beschermingsmiddelen – de beste garantie biedt op een veilige werkplek langs een gevel, dient u het onderstaande afwegingsmodel te doorlopen:
* De te overbruggen hoogte? Nieuwe lad-
���������������������������� ���������������������������
ders horen om de 7,5 meter een rustbordes te hebben;
* Hoeveelheid mee te nemen materialen en
�������������� ��������������������� ������������
*
��
de wijze waarop de materialen veilig naar boven komen;
���
* Gekwalificeerd personeel, men dient ����������� ������������
getraind te zijn;
��
* Gebruik veiligheidsgordel.
��� ������������������������������ ������������������������ �������������������
������������������������������ �������������������������
SCHEMA 2D. Beoordeling keuze beschermingsmiddel: (Rol)steiger
Om te beoordelen of een (rol) steiger – boven andere beschermingsmiddelen – de beste garantie biedt op een veilige werkplek langs een gevel, dient u met de volgende afwegingen rekening te houden:
* Voldoende stevige en vlakke onder-
����������������� ������������
grond?;
��������������� �������������
��������������������������� ������������������ �������������������������
��
* Zijn er mogelijkheden om deze te verstevigen of vlak te maken;
* De te bereiken hoogte (eventueel scho-
ren/bevestigen aan constructie/gebouw);
���
* Gekwalificeerd personeel, men dient
�������������� ��������������������� ������������
getraind te zijn;
*
��
* Hoeveelheid mee te nemen materialen en de wijze waarop de materialen veilig naar
���
boven komen; ����������� ������������
* Weersomstandigheden spelen rol.
��
���
������������������������������ �������������������������
16
������������������������������ ������������������������ �������������������
SCHEMA 2E. Beoordeling keuze beschermingsmiddel: Hoogwerker
Om te beoordelen of een hoogwerker – boven andere beschermingsmiddelen – de beste garantie biedt op veilig werken langs een gevel, dient u de onderstaande afweging te maken:
* De te bereiken hoogte (max. 65 meter)?; * Voldoende stevige en vlakke onder-
����������������� ����������
grond?;
��������������� �������������
��������������������������� ������������������ �������������������������
��
* Zijn er mogelijkheden om deze te verstevigen of vlak te maken?;
* Gekwalificeerd personeel, men dient
���
getraind te zijn;
�������������� ��������������������� ������������
��
*
* Gebruik veiligheidsgordel; * Hoeveelheid mee te nemen materialen en de capaciteit van de bak;
���
����������� ������������
* Verkeersituatie en afzetmogelijkheden; * Weersomstandigheden spelen grote rol.
��
��� ������������������������������ ������������������������ �������������������
������������������������������ �������������������������
SCHEMA 2F. Beoordeling keuze beschermingsmiddel: Kraan + werkbak
Om te beoordelen of een kraan met werkbak een veilige werkplek biedt bij het uitvoeren van uw klussen langs gevels, dienen de volgende overwegingen te worden gemaakt:
* De te bereiken hoogte / de te overbrug-
����������������� ���������������
gen afstand in horizontale lijn;
��������������� �������������
��������������������������� ������������������ �������������������������
��
* Voldoende stevige en vlakke ondergrond? Zijn er mogelijkheden deze te verstevigen of vlak te maken;
* Gekwalificeerd personeel, men dient
���
getraind te zijn;
�������������� ��������������������� ������������
��
*
de capaciteit van de bak;
���
����������� ������������
* Gebruik veiligheidsgordel; * Hoeveelheid mee te nemen materialen en * Verkeersituatie en afzetmogelijkheden; * Communicatiemogelijkheden met de
��
kraan machinist (portofoon);
* Weersomstandigheden spelen grote rol.
���
������������������������������ �������������������������
������������������������������ ������������������������ �������������������
17
SCHEMA 2G. Beoordeling keuze beschermingsmiddel: Stijg-/daalsysteem
Om te beoordelen of met een stijg-/daalsysteem een veilige werkplek valt te creëren, dienen de volgende overwegingen te worden gemaakt:
* Het hoogteverschil; * Gekwalificeerd personeel, men dient
����������������� ������������������
getraind te zijn;
��������������� �������������
��������������������������� ������������������ �������������������������
��
* Gebruik veiligheidsgordel; * Hoeveelheid mee te nemen materialen (de beperkte capaciteit);
���
* Weersomstandigheden spelen grote rol.
�������������� ��������������������� ������������
��
*
���
����������� ������������
��
���
������������������������������ �������������������������
������������������������������ ������������������������ �������������������
Ervaringen delen
Het aantal specifieke beveiligingsmethodes breidt zich
Met het document ‘Veilig werken langs een gevel:
intussen verder uit. uneto-vni blijft blijft de mogelijk-
Werken in de infratechniek’ van uneto-vni vinden infra-
heden, voor- en nadelen verder onderzoeken voor onze
bedrijven een handige werkinstructie om verantwoord
bedrijven. Als brancheorganisatie blijven we ons tevens
te kiezen voor permanente, collectieve of persoonlijke
inzetten om meer aandacht te krijgen voor veiligheid
beschermingsmiddelen bij uiteenlopende gevelwerk-
bij gevelwerkzaamheden. Daar kunnen we uw hulp en
zaamheden. Werkvoorbereiders kunnen het stuk gebrui-
ervaring goed bij gebruiken. Neem gerust contact op
ken als ‘checklist’ voor een Project Risico Inventarisatie
met uneto-vni om ervaringen en kennis te delen of
en -Evaluatie (RI&E). Dit komt omdat de werkinstructie
meer informatie aan te vragen over veilig werken langs
duidelijk maakt welke afwegingen een belangrijke rol
gevels.
spelen bij het maken van een verantwoorde keuze. Ter plaatse kan de keuze van de werkvoorbereider(s) door de monteurs nog eens worden gecontroleerd.
18
Bijlage 1: wet- en regelgeving
Arbeidsomstandighedenbesluit
Daarbij hebben maatregelen gericht op collectieve bescherming de voorrang boven maatregelen gericht op individuele bescherming.
Art. 3.16 Voorkomen valgevaar
Art. 7.18
1 Bij het verrichten van arbeid waarbij valgevaar
Hijs- en hefwerktuigen
bestaat is zo mogelijk een veilige steiger, stelling,
1 Een hijs- of hefwerktuig is op of nabij de bedienings-
bordes of werkvloer aangebracht of is het gevaar
plaats voorzien van een goed leesbare aanduiding,
tegengegaan door het aanbrengen van doelmatige
die voor elke gebruikelijke configuratie van dat werk-
hekwerken, leuningen of andere dergelijke voorzie-
tuig de toegelaten bedrijfslast vermeldt.
ningen. 2 Het eerste lid is niet van toepassing op arbeid, die
2 Een hijs- of hefwerktuig wordt, behalve ten behoeve van beproeving, niet zwaarder belast dan de toegela-
op veilige wijze op een ladder, trap of dergelijke kan
ten bedrijfslast of bedrijfslasten noch zwaarder dan
worden verricht.
een veilig gebruik toelaat.
3 Indien de in het eerste lid genoemde voorzieningen
3 Hijs- en hefwerktuigen worden bediend door perso-
niet of slechts ten dele kunnen worden aangebracht
nen die daartoe een specifieke deskundigheid bezit-
of indien het aanbrengen of wegnemen daarvan gro-
ten.
tere gevaren meebrengt dan de arbeid ter beveiliging
4 Een hijs- of hefwerktuig dat niet is bestemd of inge-
waarvan zij zouden moeten dienen, zijn ter voorko-
richt voor het hijsen of heffen van personen en waar-
ming van het gevaar voldoende sterke en voldoende
bij de kans aanwezig is op foutief gebruik, wordt
grote vangnetten op doelmatige plaatsen en wijze
voorzien van een goed leesbare waarschuwing tegen
aangebracht of worden doelmatige veiligheidsgor-
personenvervoer.
dels met vanglijnen van voldoende sterkte gebruikt
5 Hijs- en hefwerktuigen worden zodanig opgesteld
dan wel worden andere technische middelen toege-
dat het gevaar wordt beperkt dat de lasten de werk-
past, die ten minste een zelfde mate van beveiliging
nemers raken, dan wel ongewild op gevaarlijke wijze
van de in het eerste lid bedoelde arbeid geven.
uit hun baan of in een vrije val raken of losraken.
6 Doeltreffende maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat werknemers zich niet ophouden
Art. 7.22
onder hangende lasten.
Vervoer van personen in werkbakken
7 Hangende lasten worden niet verplaatst boven niet
1 Met een hijs- of hefwerktuig dat uitsluitend is
beschermde werkplekken waar zich in de regel werk-
bestemd en ingericht voor het vervoer van goederen,
nemers bevinden.
mogen in de plaats van of te zamen met goederen
8 Indien bij toepassing van de leden zes en zeven het goede verloop van de werkzaamheden niet kan
geen personen worden vervoerd. 2 Het eerste lid is niet van toepassing op het vervoer
worden gegarandeerd, worden passende procedures
van personen met behulp van een werkbak ten
vastgesteld en toegepast om de veiligheid van de
behoeve van het vanuit die werkbak verrichten van
betrokken werknemers te waarborgen.
incidentele werkzaamheden van korte duur op plaatsen die moeilijk bereikbaar zijn, indien toepassing
Art. 7.18b
van andere, meer geëigende middelen om die plaat-
Hijs- en hefwerktuigen voor personen
sen te bereiken, grotere gevaren zou meebrengen
1 In aanvulling op de artikelen 7.18 en 7.18a zijn hijs-
dan het vervoer van personen met een werkbak als
en hefwerktuigen die zijn bestemd en ingericht voor
vorenbedoeld, of de toepassing van zodanige mid-
het hijsen of heffen van personen, met zodanige
delen redelijkerwijs niet kan worden gevergd.
voorzieningen uitgerust dat zoveel mogelijk wordt
3 In geval van toepassing van het tweede lid, gelden
voorkomen dat:
de volgende voorschriften:
a. het hijs- of hefplatform voor personen naar bene-
a de werkbak, bedoeld in het tweede lid, is zodanig
den valt,
vervaardigd, ingericht, toegerust, bevestigd, ver-
b. personen van dit platform vallen,
keert in een zodanige staat van onderhoud en wordt
c. een persoon die van het hijs- of hefwerktuig
op een zodanige wijze gebruikt, dat gevaar voor de
gebruik maakt wordt verpletterd, beklemd raakt
veiligheid en de gezondheid van de werknemers
of wordt aangestoten, in het bijzonder als gevolg
zoveel mogelijk wordt voorkomen of beperkt;
van een onopzettelijk contact met een voorwerp.
b het hijs- of hefwerktuig is voldoende toegerust
2 Een hijs- of hefwerktuig als bedoeld in het eerste lid, heeft voorts een zodanige voorziening, dat bij een mankement aan het werktuig de veiligheid van personen die zich op het hijs- of hefplatform voor personen bevinden, zoveel mogelijk is gewaarborgd en dat hun bevrijding mogelijk is. 3 Indien het gevaar, bedoeld in het eerste lid, onder a, om redenen in verband met de terreinomstandigheden en het hoogteverschil niet met behulp van een veiligheidsvoorziening kan worden vermeden, is in de ophanging van het hijs- of hefplatform een geschikte kabel, ketting of een andere voorziening met een verhoogde veiligheidscoëfficiënt toegepast. 4 In het geval, bedoeld in het derde lid, wordt de goede staat van de in de ophanging toegepaste kabel, ketting of andere voorziening elke werkdag gecontroleerd.
om in combinatie met een werkbak te worden gebruikt; c de bedieningsplaats van het hijs- of hefwerktuig is permanent bemand; d de werknemers die worden gehesen of geheven beschikken over een doeltreffend communicatiemiddel, en e doeltreffende voorzieningen zijn getroffen om de werknemers bij gevaar te kunnen evacueren.
enkele lijn worden toegestaan mits passende maat-
Artikel 7.23c
regelen zijn genomen om de veiligheid te waarbor-
Specifieke bepalingen betreffende het gebruik van
gen.
toegangs- en positioneringstechnieken met lijnen 1. Bij het gebruik van toegangs- en positioneringstech-
Art. 7.33
nieken met lijnen als bedoeld in artikel 7.23, derde
Ladders en trappen
lid, wordt aan de volgende voorwaarden voldaan:
1 Ladders en trappen zijn voldoende sterk en stijf.
a. het systeem omvat ten minste twee afzonderlijk
2 Ladders en trappen zijn stabiel opgesteld en zo
verankerde lijnen, te weten:
nodig vastgezet en van een voldoende lengte om in
1° een werklijn die dient om op of uit de arbeids-
alle standen waarin zij worden gebruikt, een stevige
plaats te komen, en
steun voor handen en voeten te bieden.
2° een veiligheidslijn die als reservelijn fungeert; b. de werknemers beschikken over en maken
Art. 7.34
gebruik van een geschikt harnas dat voldoet aan
Steigers
de bepalingen, vastgesteld bij of krachtens afde-
1 Het opbouwen, wijzigen en afbreken van een steiger
ling 1 van hoofdstuk 8, waardoor zij verbonden
geschiedt onder toezicht van een ter zake deskundig
zijn met de veiligheidslijn;
persoon.
c. de werklijn is voorzien van:
2 De veiligheid van de constructie van een steiger
1° een veilig stijg- en afdaalmechanisme, en
wordt regelmatig door een ter zake deskundig
2° een zelfblokkerend mechanisme waardoor de
persoon gecontroleerd doch in ieder geval vóór de
gebruiker, wanneer hij de controle over zijn
ingebruikneming en verder na iedere wijziging in de
bewegingen verliest, niet kan vallen;
constructie van de steiger, na iedere periode waarin
d. de veiligheidslijn is uitgerust met een beweeg-
de steiger niet is gebruikt, na abnormale weersom-
baar valbeveiligingsmechanisme dat de werkne-
standigheden alsmede na iedere andere gebeurtenis
mer in zijn bewegingen volgt;
waardoor de veiligheid van de constructie van de
e. de gereedschappen en andere hulpstukken die de werknemer gebruikt, zijn verbonden met het harnas of het zitje van de werknemer, bedoeld in artikel 7.23, vierde lid, of op een andere, passende wijze bevestigd;
steiger mogelijk is aangetast. 3 Een steiger mag niet worden overbelast. Lasten worden zo gelijkmatig mogelijk over de steiger verdeeld. 4 Verrijdbare steigers zijn beveiligd tegen ongewilde verplaatsingen.
f. het werk wordt naar behoren gepland en er wordt toezicht gehouden opdat zo nodig de werknemer onmiddellijk hulp kan worden geboden; g. de betrokken werknemers ontvangen een ade-
Arbeidsomstandighedenbeleidsregels
quate en specifieke opleiding voor de beoogde werkzaamheden, in het bijzonder betreffende de
Beleidsregel 3.16
reddingsprocedures.
Voorzieningen bij valgevaar
2. In uitzonderlijke omstandigheden waarin het gebruik
Grondslag: Arbobesluit artikel 3.16,
van twee lijnen, gezien de risico-inventarisatie en
eerste en tweede lid
-evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, het werk
1 Het tegengaan van valgevaar bij het verrichten van
gevaarlijker zou maken, kan het gebruik van één
arbeid door het aanbrengen van doelmatige hekwerken, leuningen e.d. (de zgn. randbeveiliging) als bedoeld in artikel 3.16, eerste lid, van het Arbeidso
mstandighedenbesluit is in ieder geval noodzake-
3 in open constructies de openingen zodanig
lijk indien het valgevaar 2,5 m of meer is indien de
beperkt blijven, dat een kubus met zijden van
arbeid wordt verricht op statische arbeidsplaatsen
47 cm de openingen niet kan passeren.
en bij ieder valgevaar indien arbeid wordt verricht op arbeidsplaatsen, die daarbij in beweging zijn of kunnen komen. 2 Voor arbeidsplaatsen op pluklorries, die voor 1-1-
b ten aanzien van de sterkte 1 zij niet bezwijken bij een op de meest ongunstige plaats aangebrachte neerwaartse belasting van 1,25 kN danwel de vervorming ten
1992 in gebruik zijn genomen in champignonkweke-
gevolge van die belasting van dien aard is dat
rijen of kassen, wordt randbeveiliging aangebracht
de functionaliteit van het hekwerk c.q. de rand-
bij valgevaar van 1,20 m of meer.
beveiliging gewaarborgd blijft;
3 Het tegengaan van valgevaar bij montage van liften
2 zij zijdelings niet meer dan 3,5 cm doorbuigen
in liftschachten vanaf een montageplatform of vanaf
en niet worden verplaatst bij een horizontale
een bewegende vloer is in overeenstemming met
belasting van 0,3 kN en
het gestelde in artikel 3.16, eerste lid, indien wordt
3 zij in functie blijven (niet uit een aanwezige
voldaan aan de eisen voor bewegende vloeren in lift-
bevestiging worden getild) bij een opwaarts
schachten, zoals werden gepubliceerd in Mededeling
gerichte belasting van 0,3 kN.
236, derde kwartaal 1992 van het Liftinstituut. 4 Indien het valgevaar vanaf statische constructies
7 Hekwerken cq. randbeveiligingen kunnen bij niet schuine werkvlakken achterwege blijven, indien de
gepaard gaat met risicoverhogende omstandighe-
arbeid op meer dan 4,0 m afstand van de rand van
den, zoals het gevaar te vallen op of langs uitste-
het werkvlak wordt uitgevoerd en de arbeidszone
kende delen, de aanwezigheid van verkeer, het
alsmede de weg daar naar toe duidelijk gemarkeerd
vallen in water e.d., dan wordt randbeveiliging ook
zijn. Indien de arbeidszone en de weg daar naar
aangebracht bij geringer valgevaar, afhankelijk van
toe tevens zijn afgezet, kan deze afstand tot 2,0 m
de toename van het risico.
beperkt worden.
5 Ter bepaling van het optredende valgevaar wordt
8 Werkvloeren zijn altijd gesloten of dichtgelegd. Voor
bij schuine werkvlakken uitgegaan van het hoogste
afwateringsdoeleinden e.d. zijn geringe openingen
punt dat kan worden betreden.
toegestaan, die door een kubus met zijden van 8 cm
6 Hekwerken cq. randbeveiligingen worden als doelmatig aangemerkt indien: a ten aanzien van de constructie 1 zij aan de bovenzijde zijn voorzien van een
niet kunnen worden gepasseerd. 9 Onder ‘het verrichten van arbeid waarbij valgevaar bestaat’ wordt ook verstaan het zich begeven naar de arbeidsplaats. Doelmatige voorzieningen hiervoor
stevige leuning op tenminste 1,0 m boven het
kunnen ladders zijn, mits deze bij klimhoogten van
werkvlak;
10 m of meer op maximale afstanden van 7,50 m zijn
2 zij bij open constructies aan de onderzijde
onderbroken door rustbordessen. Ladders steken
aansluitend op het werkvlak zijn voorzien van
tenminste 1 meter uit boven de gewenste sta- of
een kantplank van 15 cm hoog; indien uit-
overstaphoogte. Op het te betreden vlak is aan
steeksels het aansluiten verhinderen, is hierop
weerszijden van de toegang randbeveiliging aange-
enige afwijking (15 cm) toegestaan, mits in
bracht over een lengte van 4,0 m of sluit de toegang
overeenstemming met het gestelde in artikel
aan op de aanwezige randbeveiliging.
3.17 maatregelen zijn genomen die voorko-
10 Onder ‘arbeid die op veilige wijze op een ladder, trap
men, dat personen kunnen worden getroffen
of dergelijke kan worden verricht’, wordt in overeen-
door voorwerpen, die door de aldus ontstane
stemming met het gestelde in artikel 3.16, tweede
opening(-en) vallen of rollen en
lid , verstaan arbeid, die wordt verricht vanaf stabiel
opgestelde staande ladders tot werkhoogten van
c NEN 6710:1991 ‘Technische grondsla-
10,0 m of arbeid die verricht wordt vanaf permanent
gen voor bouwconstructies. TGB 1990
aangebrachte hangladders tot hoogten van 20,0 m,
– Aluminiumconstructies – Basiseisen en basis-
mits daarbij de te overbruggen verticale afstand niet
rekenregels voor overwegend statisch belaste
meer dan 10,0 m bedraagt.
constructies’, inclusief aanvulling A1:1997,
11 Onder arbeid als bedoeld in artikel 3.16, tweede lid,
d NEN 6760:1997 ‘Technische grondslagen voor
van het Arbeidsomstandighedenbesluit wordt niet
bouwconstructies. TGB 1990 – Houtconstructies
verstaan arbeid verricht met een niet-permanent
– Basiseisen – Eisen en bepalingsmethoden’,
aangebrachte hangsteiger of hangladder of de zoge-
e NEN 6770:1997 ‘Technische grondslagen voor
naamde (handbediende) klassieke bootsmanstoel.
bouwconstructies. TGB 1990 – Staalconstructies
Bij arbeid met deze of soortgelijke middelen, waar-
– Basiseisen en basisrekenregels voor overwe-
bij kabels, touwen en dergelijke worden gebruikt,
gend statisch belaste constructies’,
worden voorzieningen getroffen overeenkomstig het gestelde in artikel 3.16, derde lid.
f NEN 6771:2000, ‘Technische grondslagen voor bouwconstructies TGB 1990 – Staalconstructies – Stabiliteit’,
Deze beleidsregel is niet van toepassing aan boord van
g NEN 6772:2000, ‘Technische grondslagen voor
schepen. Voor schepen gelden de voorschriften voor de
bouwconstructies TGB 1990 – Staalconstructies
voorzieningen bij valgevaar zoals die in de schepenwet-
– Verbindingen’,
geving zijn opgenomen.
2 Op de in het eerste lid genoemde normbladen zijn de volgende afwijkingen toegestaan:
Beleidsregel 7.4 -5
a De in rekening te brengen veranderlijke verticale
De kwaliteit en de constructie van steigers
belasting op een vloer is tenminste gelijk aan de
Grondslag: Arbobesluit artikel 7.4
optredende belasting, doch niet minder dan een
Deze beleidsregel bestaat uit twee delen: I de uitgangs-
gelijkmatig verdeelde belasting van 1,5 kN/m2 of
punten en II een uitwerking voor de veel voorkomende
een geconcentreerde last van 1,5 kN werkend op
staande stalen steigers.
een vloeroppervlak van 0,50 x 0,50 m indien dit voor enig onderdeel van de constructie ongunsti-
I Uitgangspunten
ger is.
1 Aan artikel 7.4 van het Arbeidsomstandighedenbes
Voor delen (plank, schot) van de steigervloer
luit wordt voor wat betreft steigers voldaan, indien
smaller dan 0,50 m mag de geconcentreerde last
deze in overeenstemming zijn met het gestelde in
voor de berekening van dat vloerdeel evenredig
de volgende normbladen, met dien verstande dat de
worden verkleind, echter niet lager dan tot 1 kN.
hierna, onder 2., genoemde afwijkingen daarop zijn
b Wat betreft het aantal vloeren voor de bepaling
toegestaan.
van de belasting wordt er gerekend met de aan-
a NEN 6700:1991 ‘Technische grondslagen voor
wezigheid van tenminste twee belaste en drie
bouwconstructies. TGB 1990 – Algemene basisei-
onbelaste vloeren, tenzij vaststaat dat de werke-
sen’, inclusief aanvulling A1:1997,
lijke constructie minder belast is.
b NEN 6702:1991 ‘Technische grondslagen voor
c De randbeveiliging (hekwerken en leunin-
bouwconstructies. TGB 1990 – Belastingen en ver-
gen) voldoet aan het gestelde in beleidsregel
vormingen’, inclusief aanvulling A1:1997,
3.16 Arbobesluit (voorzieningen bij valgevaar). d Ten aanzien van de windbelasting kan bij steigers die niet langer dan 1,5 jaar worden gehandhaafd, de in rekening te brengen winddruk met 15%
worden verminderd. Voor personen en materia-
4 De pijpen zijn onderling verbonden door koppelin-
len wordt gerekend met een totale door de wind
gen, vervaardigd van staal of smeedbaar gietijzer.
getroffen hoogte van tenminste 0,40 m, tenzij er
Indien aan koppelingen is gelast, voldoen de lassen
op de betreffende punten al andere door de wind
aan de waarde 3 van de International Institute of
getroffen vlakken van 0,40 m of meer in rekening
Welding-normen.
zijn gebracht. e Voor de invloed van bouwfouten, ongewilde
5 Koppelingen, aangebracht op een pijp en in de lengterichting van die pijp belast met 15 kN, verschuiven
scheefstand, stoten, remkrachten e.d. wordt 2%
niet langs de pijp en veroorzaken geen beschadigin-
van de nuttige belasting en van het eigen gewicht
gen. Pijpen steken altijd uit buiten een koppeling.
in rekening gebracht. f De in rekening te brengen belasting is de ongun-
6 Een laskoppeling verbindt twee pijpen in de lengterichting aan elkaar en vervormt niet bij een belasting
stigste combinatie van 1° of 2°:
van 9 kN loodrecht op deze koppeling, aangebracht
1 75% van de veranderlijke belasting
op de meest ongunstige plek, waarbij de pijpen er
de eigen massa
nog vast inzitten. De blijvende doorbuiging van de
de windbelasting
gekoppelde pijpen bedraagt na deze belasting niet
de bijzondere invloeden
meer dan 3 mm.
2 de veranderlijke belasting de eigen massa de bijzondere invloeden
7 Laskoppelingen worden niet op trek belast. 8 Een kortelingkoppeling verbindt twee pijpen met één sluiting.
g De belastingfactoren zijn tenminste 1,5 voor de
9 Montagepennen worden samen gebruikt met laskop-
eigen massa en 1,7 voor de veranderlijke belas-
pelingen om staanders en liggers te verlengen en ze:
ting.
a hebben in het midden een kraag van tenminste 47 mm diameter;
II Uitwerking
b zijn vervaardigd van staal of smeedbaar gietijzer
De in deel I vermelde uitgangspunten zijn voor de veel
en passen met een speling van ten hoogste 10
gebruikte stalen steigers herleid tot de hierna vermelde
mm in de pijpen. Ze hebben een lengte van ten
regels, die bij naleving in de toepassing nadere bereke-
minste 250 mm, tenzij ze één geheel vormen met
ning van dergelijke steigers overbodig maakt.
een laskoppeling. In dat geval is de pen minstens even lang als de laskoppeling.
Elementen van stalen steigers 3 Het basis-element van deze steigers vormt de stalen
10 Staanders rusten op voetplaten van staal of smeedbaar gietijzer. Voetplaten voldoen aan de volgende
pijp met een buitendiameter van 48,3 mm en een
voorwaarden:
wanddikte van 3,2 mm, overeenkomstig het gestelde
a ze zijn rond of vierkant en hebben ieder een
in Ontwerp NEN-EN 39:1996 ‘Stalen buizen voor toepassing in systeemsteigers. Technische leverings-
oppervlakte van tenminste 225 cm2; b een voetplaatoppervlak is tenminste 100 cm2 gro-
voorwaarden’. Deze pijpen :
ter voor elke volgende staander, die op dezelfde
a hebben over de gehele lengte een ronde door-
voetplaat steunt;
snede en zijn op het oog beoordeeld recht; b zijn vrij van scheuren, indeukingen, sterke roestvorming, interingen en andere gebreken en c zijn niet koud vervormd, bijvoorbeeld door afplatten of buigen.
c de dikte van de voetplaat bedraagt tenminste 6 mm.
d zoveel mogelijk in het midden van de voetplaat is
van pakketten metselstenen, tegels, hout of zodra
een stalen pen of pijp aangebracht met een leng-
er meer dan één belaste vloer aanwezig is, wordt de
te van tenminste 80 mm en een zodanige door-
toelaatbare belasting overschreden en zal de steiger
snede, dat de staander er met een speling van ten
zwaarder zijn uitgevoerd dan in deze standaard uit-
hoogste 10 mm overheen kan worden geschoven.
voering is beschreven.
11 Kortelingsteunen, vervaardigd van staal of smeed-
16 Lichte steigers zijn uitsluitend bestemd voor werk-
baar gietijzer, hebben een draagvlak in het metsel-
zaamheden, die worden verricht met lichte gereed-
werk met een lengte van ten minste 10 cm, gemeten
schappen, zonder opslag van bouwmaterialen of het
loodrecht op het muurvlak en een dragend oppervlak
vervoer daarvan tot een gelijkmatig verdeelde vloer-
van tenminste 50 cm2.
belasting van 1,5 kN/m2 of tot een geconcentreerde
12 Verankeringsspindels zijn vervaardigd van staal en zijn niet langer dan 2 m, tenzij maatregelen zijn genomen om knikgevaar te voorkomen. De verstelmogelijkheid is ten hoogste 200 mm. 13 Plankbeugels zijn vervaardigd van staal en zijn voorzien van lippen die om twee planken grijpen, waarbij elke lip tenminste 30 mm lang is.
belasting van 1,5 kN en een staanderbelasting van ten hoogste 6,0 kN. 17 De zogenaamde reparatie- en onderhoudssteigers worden tot de lichte steigers gerekend. Een steiger is in zijn geheel of als zware of als lichte steiger uitgevoerd. 18 Staanders zijn loodrecht of een weinig hellend naar
14 Steigerplanken hebben een dikte van tenminste 30
de muur geplaatst. De staanders rusten op voetpla-
mm en zijn tenminste 200 mm breed. De einden
ten, die tegen verzakken zijn verzekerd en zodanig
der planken zijn tegen inscheuren beschermd. De
onderstopt, dat ze over tenminste 95% van de
houtkwaliteit van de planken komt overeen met die
oppervlakte dragen. De lengte van staanderpijpen is
van standaardbouwhout volgens NEN 5461:1999
tenminste 4 m lang. Bij verlengde staanders hebben
‘Kwaliteitseisen voor hout (KVH2000); Gezaagd
de onderste pijpen om de andere een lengteverschil
hout en paalhout – Algemeen gedeelte’ en NEN
van ten minste 1,5 m en mag de bovenste pijp korter
5466:1999 ‘Kwaliteitseisen voor hout (KVH2000);
zijn dan 4 m.
Houtsoorten Europees vuren, Europees grenen en
19 De laskoppelingen van twee opeenvolgende ver-
Europees lariks’, inclusief aanvulling A1:2000 en cor-
lengde staanders zijn niet tussen dezelfde liggers
rectieblad C1:2001.
aangebracht. 20 Ter plaatse van twee elkaar snijdende buitenvlakken
Constructie van staande steigers
van een steiger is een staander geplaatst. De afstand
Deze constructie-aanwijzingen hebben betrekking op
tussen de muur en de aan de muurzijde geplaatste
steigers tot 30 m hoogte en die van maximaal 3 vloeren
staanders bedraagt bij zgn. ‘dubbele’ steigers ten
zijn voorzien, waarvan slechts één vloer wordt belast. Er
hoogste 30 cm. Indien één of meer staanders niet op
wordt onderscheid gemaakt in zware en lichte steigers.
de grond steunen, is de steiger ter plaatse versterkt. 21 De steigervloer is breed genoeg om naast opslag van
15 Zware steigers zijn bestemd voor bouwwerkzaamhe-
materialen voldoende ruimte te bieden voor trans-
den (zoals metselwerk) en tot op zekere hoogte voor
port en het verrichten van werkzaamheden. Hierbij is
opslag of vervoer van materialen voor directe verwer-
voor een lichte steiger een nuttige breedte van ten-
king in het bouwwerk tot een gelijkmatig verdeelde
minste 0,80 m en voor zware (metsel-) steigers van
vloerbelasting van ten hoogste 3 kN/m2 of een
tenminste 1,20 m het uitgangspunt.
geconcentreerde belasting van 3 kN op een opper-
22 Een steiger die alleen dient voor incidentele passage
vlak van 500 x 500 mm en een staanderbelasting van
van personen of voor overwegend staand werk, kan
ten hoogste 6,0 kN. Zodra gebruik wordt gemaakt
volstaan met een nuttige breedte van tenminste
0,60 m of met tenminste 0,80 m indien hierover
d De onderste ligger is hoogstens 0,25 m boven de
materialen worden vervoerd. Wanneer op de loop-
onderste ondersteuning van de staanders aange-
brug gebruik wordt gemaakt van transportmiddelen,
bracht.
dan is de loopbrug minimaal 0,40 m breder dan het breedste transportmiddel.
niet tussen dezelfde staanders aangebracht. Bij
23 De afstand tussen opeenvolgende staanders bedraagt bij zware steigers niet meer dan in tabel 1 en bij lichte steigers niet meer dan in tabel 2 is aangegeven.
verdere opbouw van de steiger wordt geen ligger verwijderd. 25 Koppelbuizen zijn aanwezig op iedere kruising van een ligger en een staander en zijn aan beide zijden door koppelingen vastgezet. Ter ondersteuning van
Tabel 1. Onderlinge afstand van opeenvolgende staanders voor zware steigers
Maximum afstanden tussen de staanders (m)
e Lassen van twee opeenvolgende liggers zijn
de werkvloer zijn tussen de verbindingsbuizen korte-
Maximum Minimum aantal steigerbreedte kortelingen tussen (m) de staanders
lingen aangebracht, die aan de buitenste ligger zijn bevestigd. De afstand tussen kortelingen of tussen
1,8
1,5
2
een korteling en een koppelbuis is zoveel mogelijk
1,8
1,35
1
gelijk. Het minimum aantal toe te passen kortelingen
1,7
1,65
2
tussen de staanders is aangegeven in de tabellen 1
1,7
1,5
1
en 2.
1,6
1,8
2
26 Voor zogenaamde enkele steigers geldt dat kortelin-
1,6
1,65
1
gen onder een geringe, naar het bouwwerk aflopende helling zijn gelegd en zij in het metselwerk over een lengte van ten minste 10 cm zijn ondersteund of
Tabel 2. Onderlinge afstand van opeenvolgende staanders voor lichte steigers
Maximum afstanden tussen de staanders (m)
zijn voorzien van een kortelingsteun. Bij een enkele
Minimum aantal Maximum tussenkortelingen steigerbreedte tussen ieder paar (m) staanders
2,3
1,5
1
2,15
1,65
1
2
1,8
1
steiger zijn de onderliggers bij de kruising met een staander verbonden aan direct in het metselwerk dragende kortelingen zonder kortelingsteunen. 27 Steigers zijn verankerd door elk steigervlak te koppelen aan balklagen, voldoende verhard metselwerk of andere vaste delen van het bouwwerk, overeenkomstig het in afbeelding 1 aangegeven patroon.
24 Voor liggers gelden de volgende voorwaarden: a liggers zijn door kruiskoppelingen bevestigd aan de binnenzijde van de staanders; b de onderlinge vertikale afstand van de liggers bedraagt bij toepassing van bovenstaande tabellen maximaal 2 m.; c bij grotere afstanden is de constructie aange-
Van dit patroon kan worden afgeweken bij uitvoeringsproblemen, mits de vaste stand van de steiger blijft gewaarborgd en het knikgevaar van staanders is voorkomen, bijvoorbeeld door het aanbrengen van schoorverbanden. 28 De eerste en de laatste staander zijn altijd verankerd evenals de bovenzijde daarvan. Hoek-taanders van
past op basis van berekeningen volgens deel I
twee elkaar snijdende steigervlakken blijven daarbij
(Uitgangspunten) en zijn in de meeste gevallen
buiten beschouwing. Bij dubbele steigers wordt
leuningen, hekwerken en dergelijke verhoogd al
zowel het binnenste als het buitenste steigervlak
naar de aard van de te verrichten werkzaamhe-
afzonderlijk verankerd. Verankeringen zijn horizon-
den.
taal gekoppeld aan de liggers of de staanders, zo dicht mogelijk bij de knooppunten. Verankeringen kunnen als korteling worden gebruikt.
32 Werkvloeren zijn over de gehele breedte zo dichtgeAfbeelding 1. Patroon van verankeringen �����������������������������������
legd, dat doorvallen van materialen en gereedschappen niet mogelijk is. a Indien twee steigervlakken elkaar snijden – bijvoorbeeld op een hoek van een bouwwerk – loopt elke werkvloer door tot deze rust op de ligger van het andere (buitenste) steigervlak. b Het opwaaien, opwippen en verschuiven van de steigerplanken wordt voorkomen. c Van metalen werkvloeren is de draagkracht door een berekening aangetoond.
29 Bij het gebruik van verankeringsspindels in kozij-
d Onder werkvloeren boven 6 m hoogte is op
nen of andere openingen zijn deze omgeven door
maximaal 2,5 m daaronder een dichtgelegde
verhard metselwerk of beton. De vulstukken tussen
schrikvloer aangebracht van dezelfde breedte en
verankeringsspindels en het metselwerk of het beton
constructie als de werkvloer.
bestaan uit materiaal dat een nagenoeg constante
e De afstand tussen de werkvloer en het bouwwerk
spanning in de spindels waarborgt. Hout of ander
bedraagt ten hoogste 10 cm, tenzij de aard van de
krimpgevoelig materiaal behoort hier niet toe.
werkzaamheden zich hiertegen verzet.
Verankeringen worden niet aan ingemetselde kortelingsteunen bevestigd. 30 Verankeringen kunnen ieder de volgende horizontale
f Werkvloerplanken die tussen staanders eindigen, zijn stuik tegen elkaar gelegd, waarbij de uiteinden elk afzonderlijk is ondersteund. De afstand
krachten opnemen:
tussen deze ondersteuningen is maximaal
a evenwijdig aan het bouwwerk: 1,7 kN;
0,30 m.
b loodrecht op het bouwwerk: 2,5 kN. Bij open skeletachtige bouwwerken37 en steigerhoogtes van
III Jurisprudentie
meer dan 15 m bedraagt deze waarde 5,0 kN.
33 Bij een werkvloer boven ingangen of boven plaat-
31 Om schranken van de steigerconstructie tegen te
sen waar wordt gewerkt of waar regelmatig verkeer
gaan is het buitenvlak van de steiger over de gehele
plaatsvindt, is een vangschot aangebracht onder een
hoogte voorzien van schoren.
hoek van 45 graden, dat tenminste 0,75 m uitsteekt
a Een steigervlak telt maximaal zes opeenvolgende
buiten de vloer waar voorwerpen vanaf kunnen val-
ongeschoorde staanders. b Bij steigers hoger dan 10 m zijn alle staanders in
len (of zoveel meer als in verband met plaatselijke omstandigheden noodzakelijk is) en dat is samenge-
een steigervlak met elkaar verbonden middels
steld uit aaneensluitende planken van tenminste 2
doorlopende elkaar kruisende schoren.
cm dikte. Op plaatsen waar dat nodig is, is aanslui-
c De schoren worden gekoppeld aan iedere staander die zij kruisen, zo dicht mogelijk bij de knooppunten van staanders en liggers. d Verlengen van doorlopende schoren geschiedt
tend aan het vangschot een doelmatige afdekking aangebracht. 34 Loopbruggen die onder een helling groter dan 1:4 met het horizontale vlak liggen, zijn over de volle
door zogenaamde parallelkoppelingen. Schoren
breedte voorzien van looplatten die zekerheid bie-
worden gelijktijdig met het opbouwen van de stei-
den tegen uitglijden. Voor zover van toepassing,
ger aangebracht.
gelden voor loopbruggen dezelfde voorschriften als voor werkvloeren.
35 Alle metalen delen van stalen steigers zijn verbon-
3 Een werkbak is vervaardigd, ingericht, toegerust
den met een beschermingsleiding (aardleiding),
en bevestigd als bedoeld in artikel 7.22, derde lid,
wanneer zich op, langs, aan of boven de steigers
onder a, van het Arbeidsomstandighedenbesluit
elektrische kabels of leidingen bevinden, die kun-
wanneer de volgende bepalingen zijn in acht geno-
nen zijn aangesloten op een onder spanning staand
men:
elektriciteitsnet.
a De werkbak is berekend en wordt voor de eer-
36 De hiervoor beschreven ‘standaard’ steigers zijn niet
ste ingebruikneming beproefd op 1,25 maal de
geschikt om hijswerktuigen op of aan te bevestigen.
maximaal toelaatbare werklast. Als gevolg van de
Bouwliften worden aan het bouwwerk zelf verankerd.
beproeving doet zich geen blijvende vervorming
Indien door omstandigheden een hijswerktuig op of
voor. Van deze beproeving kan een schriftelijk
aan een steiger is bevestigd, is deze daarop aange-
bewijs worden overgelegd.
past. Dit geldt ook voor ieder ander gebruik dat de
b De werkbak heeft een gesloten constructie
steiger extra belast, zoals het toepassen van zeilen
tot tenminste 1,0 m hoogte, of de werkbak is
etc.
voorzien van een leuning op 1,0 m hoogte, een
37 Bij een open skeletachtig bouwwerk is meer dan 2/3 deel van het voorvlak open. 1)
voetstootlijst en een knieregel. De voetstootlijst van een werkbak bestemd voor gebruik met een hijskraan is 0,4 m hoog.
Beleidsregel 7.22
c Voor iedere persoon, die in de werkbak aanwezig
Vervoer van personen in werkbakken
kan zijn, is binnen de binnenste begrenzing van
Grondslag: Arbobesluit, artikel 7.22,
de werkbak een stevige handgreep aangebracht
tweede en derde lid
op minimaal 1,0 m hoogte.
1 Onder incidentele werkzaamheden van korte duur
d Bij hijskranen wordt de werkbak opgehangen aan
als bedoeld in artikel 7.22, tweede lid, van het Arbei
een kraanhaak middels een viersprong, waarvan
dsomstandighedenbesluit worden werkzaamheden
de spreidhoek tussen de overhoekse parten maxi-
verstaan, die jaarlijks hooguit enkele malen worden
maal 60° bedraagt.
verricht en die per keer niet langer duren dan ongeveer vier uur.
e Het vloeroppervlak van de werkbak heeft een voldoende afmeting. Deze bedraagt voor een
2 Toepassing van andere meer geëigende middelen
éénpersoonsbak inwendig minimaal 0,6 x 0,9 m,
om moeilijk bereikbare plaatsen te bereiken als
voor een tweepersoonsbak minimaal 0,6 x 1,2 m
bedoeld in artikel 7.22, tweede lid, van het Arbeids
en voor een driepersoonsbak minimaal 0,6 x 1,8
omstandighedenbesluit kan redelijkerwijs niet wor-
m, of is zoveel groter als in de werkbak aanwe-
den verlangd indien het
zige materialen of gereedschappen noodzakelijk
a kortstondige werkzaamheden betreft waarvoor
maken om eenzelfde netto oppervlak te verkrij-
het aanbrengen en verwijderen van meer geëigende arbeidsmiddelen onevenredig hoge kosten zou veroorzaken, of b werkzaamheden betreft met een spoedeisend karakter waarbij het oponthoud benodigd voor
gen. f In de werkbak bestemd voor gebruik met een hijskraan is op alle plaatsen een vrije stahoogte van tenminste 2,0 m. g De constructie, inrichting en ophanging van de
het aanbrengen van meer geëigende arbeidsmid-
werkbak is zodanig, dat geen knelgevaar voor
delen grotere risico’s zou veroorzaken, dan de
personen aanwezig is tussen de werkbak en het
risico’s die aan het werken in een werkbak zijn
toegepaste hijsgereedschap. Bij hefwerktuigen
verbonden.
zoals vorkheftrucks is de werkbak daartoe aan de zijde van het hefwerktuig over de hele breedte tot
een hoogte van minimaal 1,75 m voorzien van een
b Met een op een kraanbaan rijdende hijskraan met
scherm, dat voldoet aan het gestelde in beleidsre-
bemande werkbak wordt alleen met kruipsnel-
gel Arbobesluit 7.7.
heid (max. 2,5 km/h) gereden.
h Aan de buitenzijde zijn duidelijk en onuitwisbaar de toelaatbare werklast, de eigen massa en het
de werkbak bestaat waar mogelijk steeds recht-
toelaatbare aantal personen aangegeven.
streeks visueel contact en er wordt tussen hen
i De werkbak wordt afhankelijk van het gebruik,
j
c Tussen de kraanmachinist en de personen in
altijd een onbelemmerde communicatie instand-
doch in ieder geval jaarlijks, onderzocht op goede
gehouden tijdens het verblijf in de werkbak. De
staat en wordt zo nodig hersteld. Van een en
kraanmachinist en de personen in de werkbak
ander wordt aantekening gehouden.
zijn hierover vooraf genstrueerd en zij hebben
Werkbakken bevestigd op hefwerktuigen zoals
duidelijke afspraken gemaakt over de communi-
vorkheftrucks zijn voorzien van een bedieningsor-
catie tijdens het verblijf in de werkbak. Vanuit de
gaan (vrijgeef-knop), dat bij bediening de hef- en
werkbak worden de aanwijzingen aan de kraan-
daalbeweging vrijgeeft.
machinist steeds door één en dezelfde persoon
k De bevestiging van de werkbak op het hefwerktuig is geborgd.
gegeven. d Werkbakken worden nooit gebruikt bij windsnel-
4 Een werkbak verkeert in een goede staat van onder-
heden boven 13,8 m/s (windkracht 6 Beaufort)
houd als bedoeld in artikel 7.22, derde lid, onder
noch bij windsnelheden die hoger zijn dan voor
a, van het Arbeidsomstandighedenbesluit wanneer
de hijskraan in normaal bedrijf toelaatbaar is.
daarbij de volgende bepalingen zijn in acht geno-
e De machinist verlaat de hijskraan niet en ver-
men:
richt tegelijkertijd geen andere werkzaamheden,
a Steeds direct voorafgaand aan het gebruik wor-
zolang er een bemande werkbak in zijn hijskraan
den gecontroleerd: 1 de toestand en de goede werking van de hijskabel, de hijshaak en het toegepaste hijsgereedschap, 2 de bevestiging van de hijskabel aan de trommel en aan de wartel c.q. de hijshaak, 3 de soepele werking van de wartel en 4 de bevestiging van de werkbak aan de hijshaak. b De controles worden gedocumenteerd en zijn op het werkterrein verifieerbaar. c De hijskabel wordt iedere drie maanden geïn-
hangt. f De werkbak wordt uitsluitend met geringe snelheid en zonder schokken of stoten verplaatst. g In de werkbak bevinden zich niet meer personen en/of lasten dan waarvoor de werkbak bestemd is. h De personen in de werkbak dragen allen een valbeveiliging die aan de werkbak aangelijnd is. i Het betreden en verlaten van de werkbak geschiedt uitsluitend wanneer deze op een vaste ondergrond is afgezet. 6 Een werkbak bevestigd aan of op het hefmecha-
specteerd of zoveel vaker als noodzakelijk is om
nisme van een hefwerktuig zoals een vorkheftruck
een veilig gebruik te waarborgen.
wordt gebruikt als bedoeld in artikel 7.22, derde lid,
5 Een werkbak hangend aan een hijskraan wordt
onder a, van het Arbeidsomstandighedenbesluit
gebruikt als bedoeld in artikel 7.22, derde lid, onder
wanneer daarbij de volgende bepalingen worden in
a, van het Arbeidsomstandighedenbesluit wanneer
acht genomen:
daarbij de volgende bepalingen worden in acht
a De werkbak wordt tijdens gebruik slechts met
genomen: a Met een mobiele hijskraan, waaraan een bemande werkbak is bevestigd, wordt niet gereden.
geringe snelheid en zonder haperen geheven.
b Met een werkbak die meer dan 0,2 m is geheven
3 Kraanbaangebonden hijskranen zijn voorzien
wordt bij het positioneren van de werkbak alleen
van meelopende, om de railkop grijpende rail-
met kruipsnelheid (maximaal 2,5 km/uur) gere-
klauwen, die mogelijk kantelen van de kraan
den.
verhinderen.
c De totale massa van werkbak met inhoud
b ten aanzien van werkbakken bevestigd aan of op
bedraagt niet meer dan 50% van de maximaal
het hefmechanisme van een hefwerktuig zoals een
toegestane belasting van het hefwerktuig in zijn
vorkheftruck:
meest ongunstige stand. d De bestuurder verlaat het hefwerktuig niet en verricht tegelijkertijd geen andere werkzaamheden, zolang de bemande werkbak in geheven positie verkeert. e De veiligheidscoëfficient tegen kantelen van het
1 Het hefwerktuig is voorzien van een inrichting, die alle bewegingsfuncties blokkeert, met uitzondering van de rijd- en de neigfunctie. 2 De in het hefmechanisme van het hefwerktuig toegepaste kabels en kettingen zijn tenminste dubbel uitgevoerd.
hefwerktuig bedraagt tenminste 1,5 bij de meest ongunstige positie van de werkbak met volle
Beleidsregel 7.34
belasting.
Toezicht op steigerbouw
7 Hijs- en hefwerktuigen, die in combinatie met een
Grondslag: Arbobesluit artikel 7.34 eerste en tweede lid
werkbak worden gebruikt, zijn voldoende toegerust
Onder een terzake deskundig persoon in de zin van
als bedoeld in artikel 7.22, derde lid, onder b, van
artikel 7.34, eerste en tweede lid, van het Arbeidsom
het Arbeidsomstandighedenbesluit indien naast de
standighedenbesluit wordt verstaan een persoon die
overigens voor deze werktuigen geldende wettelijke
beschikt over aantoonbare specifieke deskundigheid
bepalingen de hierna vermelde bepalingen zijn in
op het terrein van:
acht genomen:
1 het lezen en begrijpen van montage-, demontage- en
a ten aanzien van hijskranen: 1 Het bij het verplaatsen van de werkbak gebruikte hijswerk is uitgerust met zgn. automatische remmen, die niet kunnen worden
ombouwschema’s van het betreffende type steiger; 2 het veilig opbouwen, afbreken of ombouwen van het betreffende type steiger; 3 kennis van de risico’s en de te nemen preventieve
uitgeschakeld. Dalen van de werkbak door
maatregelen in verband met het vallen van hoogte,
middel van een vrije val is niet mogelijk.
vallende voorwerpen, invloed van veranderende
2 De belasting door de volbelaste werkbak
weersomstandigheden op de steigerconstructie,
van de hijskraan en het hijsgereedschap
toelaatbare belastingen en ieder ander risico dat de
bedraagt niet méér dan één kwart (25%) van
betreffende werkzaamheden met zich meebrengt.
de toelaatbare bedrijfslast gerekend naar de hijstabel(len) van de kraan, respectievelijk van de toelaatbare werklast van het hijsgereedschap. In afwijking van de vorige volzin bedraagt van vast-opgestelde en van op permanente kraanbanen opgestelde hijskranen de belasting van de delen, die niet tot de kabel of het hijsgereedschap behoren, niet meer dan driekwart (75%) van de nominale belasting waarvoor deze delen zijn ontworpen.
Bijlage 2
! • Werk in ieder geval niet op hoogte: - bij zware regenval; - bij (naderend) onweer; - bij mist (bij onvoldoende zicht op de ander); - bij flinke kou (gevoelsmatig); - tijdens het sneeuwen of ijzelen; - in/op beijzelde constructies; - windkracht > 6 Beaufort (op werkplek !); - bij harde windstoten.
uneto-vni is de ondernemersorganisatie voor de installatiebranche en de technische detailhandel
Als er buitenwerkzaamheden op hoogte moeten worden uitgevoerd, moet rekening worden gehouden met de weersomstandigheden. Hiervoor gelden de volgende voorschriften: • Tot en met windkracht 6 Beaufort mag op hoogte worden gewerkt. Controleer dit altijd, omdat de windkracht op hoogte veelal sterker is dan op de grond.
‘Werkzaamheden aan gevels’
Project Risico Inventarisatie en -Evaluatie Checklist valgevaar in de infratechniek
© uneto-vni, oktober 2006, 47535
Glazenwasserbak ■
Vallen
Stahoogte > 7,5 m
■
■
■
(Rol)steiger
Ladder
Prioriteit 1
■
■
Hoogwerker
(Rol)steiger
Prioriteit 2
Toe te passen maatregelen/werktuigen:
Kraan + werkbak: ■ Ondergrond niet geschikt, nl. ■ Object niet bereikbaar i.v.m. ■ Geen toestemming derden i.v.m. ■ Anders, nl.
Hoogwerker:
■ Ondergrond niet geschikt, nl.
■ Object niet bereikbaar i.v.m.
■ Geen toestemming derden i.v.m.
■ Anders, nl.
Indien permanente voorzieningen bruikbaar zijn, behoeft het schema niet verder te worden doorlopen
uneto-vni is de ondernemersorganisatie voor de installatiebranche en de technische detailhandel.
*
Opsteller (datum, naam, paraaf):
■ Anders, nl.
■ Geen bevestigingsmogelijkheid
Gezien (datum, naam, paraaf):
■ Anders, nl.
Stijg-/daalsysteem:
■ Object niet bereikbaar i.v.m.
■ Anders, nl.
■
■ Object niet bereikbaar i.v.m.
Stijg-/daalsysteem
Kraan + werkbak
■ Ondergrond niet geschikt, nl.
■
■
Anders…
Stijg-/daalsysteem
Prioriteit 5
(Rol)steiger:
Kraan + werkbak
Hoogwerker
Prioriteit 4
Ladder:
■
■
Prioriteit 3
■ Ondergrond niet geschikt, nl.
Motivatie voor het niet toepassen van bepaalde maatregelen/werktuigen:
Vallen
Stahoogte > 2,5 m en < 7,5 m
Gevaar:
■
Indien geen keuze, is overleg noodzakelijk met leidinggevende.
Indien geen keuze, is overleg noodzakelijk met leidinggevende.
Opdrachtgever: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Werk nooit op hoogte bij (verwacht) slecht weer: harde wind, onweer, zware regenval etc.
Permanente ladder met valbescherming
Maak een keuze in toe te passen maatregelen/werktuigen
■
■ Nee
Kooiladder
■
■ Ja*
■
Omschrijving:
Zijn er permanente voorzieningen bruikbaar?
Opdrachtnummer / objectnaam en -plaats: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Project RI&E - Checklist valgevaar in de infratechniek ‘Werkzaamheden aan gevels’
Bijlage 3: Stoplichtmodel ladders
������������ ��������
������������������� ��������������������������������� ��������������������������� ���������������
��������������
���
��
���������������������������� �������������������������������������� �����������������������������
����������������
���
��
��������������������������� ������������������������������������ ��������������������������������� ������������������������������� ��������������
��������������
���
��
�������������������� ������������������������������ ��������������������������� ��������������
����������������������
������
Via de ledensite van uneto-vni kunt u het stoplichtmodel Ladders en nadere informatie downloaden. (http://leden.uneto-vni.nl/vraagbaak/L/Ladders/werken op hoogte stoplichtmodel
�����������������
���
��������������
���
�����������������
���
��������������
���
�����������������
���
��������������
���
���
���� �������������
Colofon Ontwerp & lay-out design@cetera B.V., Rijswijk
Drukwerk Den Haag print, Rijswijk
Productiecoördinatie Afdeling Communicatie uneto-vni
© uneto-vni, oktober 2006 uneto-vni Bredewater 20 - 2715 CA Zoetermeer Postbus 188 - 2700 AD Zoetermeer T 079 325 06 50 - F 079 325 06 68
[email protected] - www.uneto-vni.nl