JAARVERSLAG 2007 VEELZIJDIG, LAAGDREMPELIG EN DOELGERICHT!
© 2008, Stichting Regionaal Maatschappelijk Centrum Land van Cuijk Stichting Regionaal Maatschappelijk Centrum Land van Cuijk Irenestraat 33b Cuijk Postbus 71 5430 AB Cuijk Telefoon 0485 316 204 Fax 0485 331 297
[email protected] www.rmclvc.nl
ONZE VISIE De Stichting Regionaal Maatschappelijk Centrum Land van Cuijk (RMC) ziet ieder mens als onlosmakelijk verbonden met zijn omgeving. In die eigen omgeving moet iedereen de kans krijgen om de regie te voeren over zijn eigen leven, zelfstandig te functioneren en volwaardig deel te nemen aan de samenleving. RMC wil eraan meewerken om dit te realiseren. Dit doet RMC door zo dichtbij en zo bereikbaar mogelijk daar waar het nodig of gewenst is te zorgen voor toerusting en ondersteuning van de cliënt én door te fungeren als verbindende schakel tussen de verschillende hulpaanbieders in de hulpverleningsketen rond die cliënt. RMC gaat daarbij uit van de eigen kracht van de cliënt en van de positieve bronnen in zijn directe omgeving. Om deze doelen te bereiken is RMC een eerstelijns instelling waar iedere inwoner van het Land van Cuijk1 ongeacht zijn leeftijd zonder verwijzing terecht kan voor deskundige ondersteuning en begeleiding op het gebied van zorg en welzijn. Daarnaast heeft RMC twee servicepunten voor informatie en onafhankelijk advies. Iedere inwoner van het Land van Cuijk kan hier informatie en advies krijgen over huisvesting, wonen, financiën, belastingen, huurtoeslag, onderwijs, zorg en welzijn. RMC werkt nauw samen met de huisartsen in het Land van Cuijk, GGZ Oost-Brabant, de gemeenten, waaronder de ambtenaren welzijn, jeugd en sociale dienst, de leerplichtambtenaar, verschillende basisscholen, alle scholen voor voortgezet onderwijs, ROC De Leijgraaf en ROC De Maasvallei, Bureau Jeugdzorg, GGD Hart voor Brabant, Novadic-Kentron, Verdihuis, politie, justitie, Raad voor de kinderbescherming, MEE, Thuiszorg, K2, GKB, voedselbanken, Radius, AMK, Kairos, Bureau Schadebemiddeling en Woningstichting Maasland.
Colofon Redactie Elise Overes Com-dt Malden Eindredactie Trees Holla • RMC Met bijdragen van de RMC-medewerkers Christ van den Akker, Christine van Bemmel, Anneke den Biesen, Josephine Dekkers, Fien van Grinsven, Berthel Goossens, Jeanine Grommen, Joelisjka van Hinsberg, Tanja Jeucken, Gertie Kemmerling, Ester Klaassen, Marlies Leijsten, Marijke van Maris, Els Meijer, Maureen van Niekerk, Daniëlle van Niekerken, Toon Scholten, Silvy Vollenberg Foto’s Josephine Dekkers • RMC Vormgeving binnenwerk en productiebegeleiding Gertie Kemmerling • RMC
1
Land van Cuijk bestaat uit de gemeenten St. Anthonis, Boxmeer, Cuijk, Grave en Mill.
2008-4/defintief_jaarverslag_2007
INHOUDSOPGAVE pagina Voorwoord
1
1
In vogelvlucht: organisatie en inhoud 1.1 Organisatie 1.2 Raamovereenkomst 1.3 HKZ 1.4 Vijf hoofdproductgroepen 1.5 Armoedeproblematiek 1.6 Schuldhulpverlening: financiële dienstverlening en budgetbegeleiding
3 4 4 5 7 8 8
2
Kwaliteitsjaarverslag
10
3
Algemeen maatschappelijk werk 3.1 Huiselijk geweld 3.2 Ouderschapsreorganisatie 3.3 Schuldhulpverlening: hulp bij financiële problemen
13 15 16 17
4
Jeugdmaatschappelijk werk 4.1 Schoolmaatschappelijk werk basisonderwijs 4.2 Jeugdpreventiewerk
19 19 21
5
Groepscursussen en sovatrainingen 5.1 Vijftien groepscursussen 5.2 Sovatrainingen
23 23 23
6
Advies- en informatiepunten
25
7
Overige dienstverlening 7.1 Meldpunt Discriminatie 7.2 Dienst Vertrouwenspersonen 7.3 Bereikbaarheidsdienst 7.4 Bemoeizorg
28 28 28 28 28
8
Blik vooruit
30
Bijlagen
Regionaal Maatschappelijk Centrum Land van Cuijk 2007 in cijfers
31
Bijlage 1: De organisatie RMC Bijlage 2: Verkorte resultatenrekening 2007
33 33
Bijlage 3: Cijfers 3.1 Algemeen maatschappelijk werk 3.2 Trajecten per gemeente 3.3 Schoolmaatschappelijk werk: schooljaar 2006-2007 3.4 Jeugdpreventiewerk 3.5 Groepscursussen 3.6 Advies- en informatiepunten Bijlage 4: Tevredenheidsenquête personeel RMC Bijlage 5: Adresgegevens RMC-vestigingen
34 36 38 40 41 42 45 53
2008-4/defintief_jaarverslag_2007
VOORWOORD
RMC: Veelzijdig, laagdrempelig en doelgericht! Het is de conclusie die we kunnen trekken als we op de volgende pagina’s terugkijken op 2007, met een selectie van onderwerpen en ontwikkelingen die speelden. We zouden het ook een intensief jaar kunnen noemen, waarin we tot verdere stabilisatie én versterking van de organisatie zijn gekomen. Voor 2008 tot 2012 is bijvoorbeeld met onze opdrachtgevers, de gemeenten St. Anthonis, Boxmeer, Cuijk, Grave en Mill, een nieuwe raamovereenkomst opgesteld waarin naast het Algemeen Maatschappelijk Werk, ook het School Maatschappelijk Werk en het Jeugdpreventiewerk zijn opgenomen. We kunnen hiermee nog meer vraaggericht en pro-actief werken. Binnen het beschikbare budget hebben we in 2007 gedaan wat de opdrachtgevers van ons verwachtten. En meer nog: de productieafspraken zijn opnieuw ruim gehaald. Het ziekteverzuim was onveranderd heel laag en er is hard gewerkt. Want net als vorig jaar zagen we op vele fronten het aantal cliënten en hun problematiek toenemen. Het RMC is organisatorisch helemaal doorgelicht om in aanmerking te kunnen komen voor het HKZ-certificaat. Dat dit in korte tijd is gelukt, is een prestatie van formaat en zegt iets over het commitment en de inzet van de medewerkers. Maar ook over de bestaande manier van werken. In januari 2008 heeft TNO ons het certificaat uitgereikt. Voortaan zal in het jaarverslag een Kwaliteitsjaarverslag verschijnen; in hoofdstuk 2 een eerste aanzet hiertoe. De GGZ Oost-Brabant waarmee we een personele unie hebben, krijgt in 2008 een andere structuur. Naast het RMC is ook Stichting Maatschappelijk Werk Oss een bestuurlijke samenwerking aangegaan met het GGZ Oost-Brabant. Onderzocht is of het een meerwaarde heeft dat het RMC met Maatschappelijk Werk Oss een bestuurlijke fusie zou aangaan. Unaniem hebben onze opdrachtgevers geadviseerd niet op te schalen: zij zijn zeer tevreden over de huidige constructie. Meerwaarde kan worden bereikt in de afstemming met de ketenpartners. Het onderzoek heeft als spin off dat RMC en Maatschappelijk Werk Oss intensiever collegiaal contact onderhouden. Ook de samenwerking met de ketenpartners is verder uitgebouwd. Zo hebben we samen met de Thuiszorg verschillende sociale vaardigheidstrainingen georganiseerd op de scholen in Cuijk en St. Anthonis met subsidie van de gemeenten. Ook aan de sluitende jeugdketen hebben we ons steentje bijgedragen. En het Centrum Jeugd en Gezin krijgt meer en meer (virtueel) gestalte. Verder zijn in 2007 concrete stappen gezet om in Cuijk te komen tot nieuwbouw voor een dienstencentrum (2010). Hierin is plaats voor het CWI, de Sociale Dienst en voor hulpverleningsinstellingen als het RMC. We hebben met de betrokken instellingen een programma van eisen voor het gebouw opgesteld vanuit de idee dat dit ook gaat leiden tot nauwere inhoudelijke samenwerking. Aan ouderen in het Land van Cuijk is gevraagd waaraan zij behoefte hebben nu ze langer zelfstandig blijven wonen. Ze geven ondermeer aan ondersteuning te willen op geestelijk en financieel vlak. Wij denken dat hierin een rol voor het RMC is weggelegd. Hoe we die beleidsmatig gaan oppakken, is een speerpunt voor 2008. Een ander speerpunt is de invulling van de functie van praktijkondersteuner huisartsen bij GGZ-problematiek. De maatschappelijk werker zou dit prima kunnen en de patiënt zo langer in de eerste lijnsgezondheidszorg kunnen houden.
1
De opzet van het jaarverslag is vrijwel ongewijzigd ten opzichte van dat van 2006: de vele positieve reacties hierop, én op de inhoud van ons werk, laten zien dat we met het Regionaal Maatschappelijk Centrum op de goede weg zijn. En daar gaan we in 2008 HKZ-gecertificeerd! - graag mee verder, voortbouwend op onze solide basis, veelzijdig, laagdrempelig en doelgericht!2 Cuijk, maart 2008 Namens het bestuur van RMC,
Cees Focken, Directeur a.i. RMC
2
Trees Holla, Manager RMC
Eind april 2008 verschijnt een verkorte versie van dit jaarverslag voor brede verspreiding onder
belanghebbenden.
2
1
IN VOGELVLUCHT: ORGANISATIE EN INHOUD
2007: Weer meer hulpvragen, meer armoedeproblematiek, vier nieuwe collega’s. Effectieve samenwerkingsprojecten en een dienst die we daardoor opheffen. Leren van elkaar. Volop bezig zijn met innovatie op alle gebieden. Maar ook: ontwikkelingen die soms niet zo snel gaan als wenselijk is, omdat er veel belangen spelen. Het RMC vindt dat kansen gepakt moeten worden als ze zich voordoen. In het belang van de cliënt. Dat vraagt om een professionele houding en respect voor elkaar. Daar zijn we steeds alert op geweest. WMO en Wet op de Jeugdzorg: takenpakket RMC Gemeenten moeten volgens de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) en de Wet op de Jeugdzorg taken uitvoeren op het gebied van wonen, welzijn en zorg. WMO Doel van de wet is om iedere burger in staat te stellen aan de samenleving mee te doen. Meer en meer kristalliseert uit hoe de gemeenten in het Land van Cuijk met de WMO en met de regie bij de uitvoering van de WMO willen omgaan. Op vijf van de negen WMOprestatievelden heeft RMC in 2007 taken uitgevoerd. Dat zijn: • op preventie gerichte ondersteuning bieden aan jongeren met problemen met opgroeien en aan ouders met problemen met opvoeden; • het geven van informatie, advies en cliëntondersteuning; • het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem; • maatschappelijke opvang, advies- en steunpunten huiselijk geweld (van toepassing bij signaleren huiselijk geweld) en • OGGZ, de openbare geestelijke gezondheidszorg. Het RMC was met name actief in het ondersteunen bij een zo volwaardig mogelijk participeren op psychosociaal en financieel gebied. In 2008 zal in ieder geval extra ingezet worden op OGGZ. Oss, centrumgemeente voor OGGZ, heeft binnen het platform de speerpunten benoemd. Dat zijn preventie op depressie, bemoeizorg, alcohol- en middelengebruik en maatschappelijke opvang. Ten behoeve van de opdrachtgevers wordt door de samenwerkingspartners in het platform een beleidsnotitie voor de aanpak hiervan geschreven. Wet op de Jeugdzorg De gemeente heeft taken op het gebied van opvoed-, opgroei- en gezinsondersteuning, in de preventieve sfeer. De wet vraagt van gemeenten dat zij hun lokale hulpaanbod in onderlinge samenhang aanbieden en afstemmen met de provinciale jeugdzorg. De gemeenten in het Land van Cuijk hebben besloten om gezamenlijk het jeugdbeleid vorm te geven. Samen met K2, Kenniscentrum Jeugd te ‘s Hertogenbosch, en de instellingen in het Land van Cuijk worden de plannen verder vormgegeven. Het gaat om: • signaleren van problemen door instellingen als onderwijs en jeugdgezondheidszorg; • informatie verstrekken aan ouders, kinderen en jongeren over opvoeden en opgroeien; • toegang verlenen en toeleiden tot het (gemeentelijk) hulpaanbod; • pedagogische hulp verlenen (advisering en lichte hulpverlening) zoals (school)maatschappelijk werk en coachen van jongeren; • coördineren van zorg op lokaal niveau (gezinscoaching). Het RMC is op al deze gebieden in 2007 actief geweest.
3
1.1 Organisatie Om de taken zo goed mogelijk te kunnen uitvoeren, wil RMC uitvoering en beleid dicht bij elkaar houden en de verantwoordelijkheid voor beide zo laag als het kan in de organisatie leggen. RMC werkt daartoe met korte lijnen, zo weinig mogelijk overhead vanuit drie regionaal georiënteerde, zelfsturende teams en twee advies- en informatiepunten. Sinds 2005 zijn in ieder team algemeen maatschappelijk werkers, schoolmaatschappelijk werkers en jeugdpreventiewerkers actief. Om de beleidsmatige input vanuit de teams te realiseren, is in 2006 het Forumoverleg ingesteld. Elk team levert hiervoor een afgevaardigde. Iedere medewerker kan via een signaleringsformulier agendapunten voor het Forumoverleg aandragen. Het doornemen van de forumnotulen is verplicht; daarin vermelde voorgenomen besluiten worden definitief als er geen reactie meer op binnenkomt. Het overleg wisselt halfjaarlijks van samenstelling. Deze organisatiestructuur heeft in 2007 voor de 32 medewerkers en de manager goed gewerkt. Personele unie RMC3 is sinds 2005 door een personele unie verbonden met GGZ Oost-Brabant. Hierdoor is het mogelijk gebruik te maken van hun expertise. In 2007 heeft de manager RMC eens in de zes weken overleg gehad met de PZ-functionaris. De beleidsmedewerker met aandachtsgebied HKZ heeft het RMC ondersteund bij de invoering van de HKZ. Zo heeft hij ondermeer meegewerkt aan het opstellen van de offerteaanvraag die Maatschappelijk Werk Oss en RMC samen aan TNO Certification BV hebben gedaan in verband met certificering. De RMC-manager maakte ook in 2007 deel uit van het GGZ-managementteam en overlegde eens per vier tot zes weken met de directeur, later met de interimdirecteur. GGZ Land van Cuijk zat in 2007 in een turbulente fase vanwege directiewisselingen en een GGZ-Oost-Brabantbrede kanteling van de organisatie. Daardoor was er minder tijd voor ontwikkeling van nieuwe samenwerkingsprojecten met het RMC. We verwachten dit het komend jaar weer op te pakken. Omdat GGZ Oost-Brabant in 2007 een samenwerkingsverband is aangegaan met de Stichting Maatschappelijk Werk Oss, is onderzoek gedaan naar de mogelijkheden voor nauwere samenwerking tussen beide organisaties voor maatschappelijk werk. De opdrachtgevers van het RMC waren echter unaniem voor handhaving van de huidige situatie. Aandachtspunt voor 2008 is de samenwerking rond ouderen: wat is er nu voor de oude ouderen nodig om op een goede manier te kunnen blijven participeren in de samenleving, en wat straks voor de babyboomers. Sociaalpsychiatrisch verpleegkundigen van de GGZ hebben ook in 2007 zeswekelijks de drie RMC-teams geadviseerd over jeugd- en volwassenenzorg. Het spreekuur van een RMC-sociaal raadvrouw, één uur per week bij GGZ-Oost Brabant, is gecontinueerd. Net als de 24-uurs bereikbaarheidsdienst die weer samen met GGZ Oost-Brabant en de Telefonische hulpdienst is uitgevoerd.
1.2 Raamovereenkomst RMC werkte in 2007 op basis van de verlenging van de Raamovereenkomst gemeenten Land van Cuijk 2005-2006 en de daarin afgesproken productbeschrijvingen en prestatieindicatoren specifieke klantgroepen. Voor 2006 was het in de overeenkomst afgesproken budget door de gemeenten St. Anthonis, Cuijk en Grave al opgehoogd met 10%, in 2007 hebben ook de gemeenten Boxmeer en Mill hun bijdragen verhoogd met 10%. Hiermee was het mogelijk de productieafspraken te halen en nieuw beleid te ontwikkelen om zo een antwoord te hebben op de grotere vraag. De resultaten in cijfers zijn achterin dit jaarverslag opgenomen.
3
RMC is een onafhankelijke stichting, met eigen personeel en een eigen CAO. De RMC-manager is gedelegeerd verantwoordelijke; de directeur van GGZ Oost-Brabant is eindverantwoordelijk.
4
Nieuwe raamovereenkomst De Raamovereenkomst is aan de hand van de verrichtingenregistraties, de wensen van de gemeenten en de toekomstverwachtingen geëvalueerd met als doel te komen tot een nieuwe overeenkomst met een looptijd van vier jaar, 2008 – 2012. Dit is gerealiseerd. Het opstellen ervan is een intensief proces geweest, te meer omdat zowel het schoolmaatschappelijk werk als het jeugdpreventiewerk erin beschreven moesten worden. Het aantal opgenomen uren is gebaseerd op de geleverde producten en op de verwachting dat de inzet van RMC vanwege de WMO zal groeien. In de komende vier jaar kan ons aanbod zo verder uitkristalliseren. Ook is rekening gehouden met meer vraaggericht en proactief werken.
1.3 HKZ In 2007 is hard gewerkt om te kunnen voldoen aan de normen voor certificatie volgens het HKZ-model (Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling Zorgsector), sector Algemeen Maatschappelijk Werk4. Gertie Kemmerling, deels beleidsmedewerker en Marlies Leijsten, aandachtsfunctionaris HKZ zijn blij dat het is gelukt5. Al zijn er nog wel een aantal verbeterpunten. De directiebeoordeling van het kwaliteitssysteem is bijvoorbeeld nog niet compleet, de plan-do-check-act cyclus moet meer uitgewerkt en verankerd worden.
HKZ-model
Aanleiding Gertie: “Elke organisatie die vooruit wil, werkt continu aan kwaliteitsverbetering. Dat hebben wij ook altijd gedaan. Onder andere in het kader van de WMO vragen de opdrachtgevers ons om dit zichtbaar te maken. Dan is het mogelijk onze organisatie te vergelijken met andere organisaties voor algemeen maatschappelijk werk op vastgestelde normen voor kwaliteit. De HKZ is een model dat binnen zorg- en welzijnsinstellingen hiervoor veelvuldig wordt toegepast. Als je HKZ gecertificeerd bent, kun je laten zien dat je kwaliteit kunt waarborgen. Dit jaar zijn we er voortvarend mee aan de slag gegaan.”
4
Ook het schoolmaatschappelijk werk en het jeugdpreventiewerk kunnen hierin meegenomen worden. De certificering is sinds 30 januari 2008 een feit met de formele uitreiking van het certificaat door TNO Certification BV, de externe auditor. 5
5
Aanpak Marlies Leijsten en haar collega Anneke den Biesen hebben een cursus gevolgd om een interne audit te kunnen doen. Marlies: “We leerden welke vragen je aan een organisatie stelt, waar je op let als je de stukken bestudeert. Dat hebben we kunnen toepassen bij de audit die we bij collega-organisatie Maatschappelijk Werk Oss hebben gedaan. Zij deden deze bij ons.” Gertie: “Maar eerst hebben we het HKZ-boek met eisen doorgewerkt. En een speciale Action Learning bijeenkomst gewijd aan HKZ: iedere medewerker is zo op de hoogte gebracht van wat van hem verwacht wordt én overtuigd van nut en noodzaak. CQ-Procesmanagement heeft in groepjes iedereen geïnterviewd om scherp te krijgen hoe er gewerkt wordt om vervolgens d.m.v. deze informatie de werkprocessen te beschrijven. Alles wat er verder aan procesbeschrijvingen, protocollen, afspraken, convenanten, formulieren etc. in gebruik is, is verzameld. Dat is samen met CQ en enkele medewerkers aangevuld, SMART6 gemaakt waar nodig en in Orakel, ons kwaliteitsbeheerssysteem, samengebracht. Daarnaast is nagedacht over verdere verbetering van het kwaliteitsbeleid.” Resultaat Het bleek dat het primaire proces, dat van de hulpverlening, al grotendeels op orde was. Marlies: “Het algemeen gevoel was: leuk om te kunnen vertellen over het werk en dan te horen krijgen dat je het goed doet. Mooi, dat met het certificaat ook naar buiten toe kan worden aangetoond dat het RMC professioneel bezig is. En verbeterpunten houden je scherp; het is goed dat er een check is.” De evaluatie van de omgang met de ketenpartners is nog een punt van aandacht. Ook het administratieve en organisatorische deel van de implementatie van de HKZ vroeg en vraagt aandacht en tijd. Met name de directiebeoordeling is arbeidsintensief. Verder werd uit de interne audit bij MW Oss duidelijk dat hun meerjarenplan een goed voorbeeld kan zijn voor het RMC. Omgekeerd was hun HKZ-medewerker gecharmeerd van ons Orakel, met inhoud, en onze klanttevredenheidsenquête!” Het HKZ-traject heeft opgeleverd dat de organisaties elkaar beter hebben leren kennen en meer uitwisselen.” Marlies vervolgt: “Voor het RMC zelf betekent het dat we door HKZ (lees Orakel) sneller toegang hebben tot werkbeschrijvingen, regels en afspraken, die we gezamenlijk hebben geaccordeerd. Het heeft begrip opgeleverd voor en inzicht in elkaars manier van werken. Dat iedereen eraan heeft bijgedragen, is de onderlinge samenwerking en collegialiteit ook zeker ten goede gekomen.” Marlies: “TNO geeft geen tips, maar ze vragen enorm door. Daardoor sta je even stil bij de manier van registreren, van samenwerken. En je vraagt je af of je wel waarmaakt wat je zegt. Als je zegt dat je evalueert, moet je dat ook kunnen laten zien. Met alleen mooie woorden krijg je echt geen HKZ-certificering! Het was met recht ervarend leren…” Vervolg TNO Certification komt halverwege 2008 terug om te kijken of het opgezette kwaliteitssysteem goed werkt, de directiebeoordeling af is en of de verbeterpunten zijn aangepakt. Om meer over HKZ te weten te komen, gaan Marlies en Gertie in 2008 op cursus. “Nu maken we nog gebruik van de expertise van CQ, maar straks moeten we dat zelf kunnen.” Gertie: “Toen ik het boek met eisen doornam, had ik niet verwacht dat we zover zouden komen. We horen tot de eerste groep die gecertificeerd is! We hebben er allemaal wel keihard voor gewerkt, maar dan nog. Het RMC heeft geen eigen PZ-, staf- of financiële afdeling. Je blijkt dan toch al meer in huis te hebben dan je je vooraf realiseert.”
6
SMART: specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden
6
1.4 Vijf hoofdproductgroepen RMC kent sinds 2005 vijf hoofdproductgroepen: Het Algemeen Maatschappelijk Werk, het Jeugd Maatschappelijk Werk, de Advies- en Informatie Punten en de Groepscursussen. In de vijfde, Overige dienstverlening, zijn de meer of minder hiervan losstaande taken ondergebracht. AMW Het Algemeen Maatschappelijk Werk (AMW) richt zich op psychosociale en materiële hulpverlening en vormt een schakel tussen gezondheidszorg en welzijnswerk. Er was ook in 2007 veel sprake van armoede- en multi-problematiek, vooral bij de toch al zwakkeren in de samenleving7. Het gaat vaak over financiën én werk én opvoeding én sociale contacten, allemaal in één huishouden. Op een Algemeen maatschappelijk werker wordt dus een appèl gedaan op vele fronten. Naast kennis, vaardigheden en de juiste attitude is goed timemanagement dan onontbeerlijk. Daarvoor is in 2007 extra aandacht geweest. JMW Het Jeugd Maatschappelijk Werk (JMW) bestaat naast het algemeen jeugdmaatschappelijk werk uit het schoolmaatschappelijk en het jeugdpreventiewerk en hoort vanaf 2005 bij het RMC. Het schoolmaatschappelijk werk groeide in 2007 gestaag verder door de uitbreiding met de basisscholen in de gemeente St. Anthonis. In 2008 komen ook de scholen in de gemeente Mill erbij. Het jeugdpreventiewerk had te maken met personele wisselingen, zowel intern als bij ketenpartners. Hierdoor ging de beschikbare tijd op aan het begeleiden van individuele casussen en netwerkonderhoud. Het Centrum voor jeugd en gezin is nog niet gerealiseerd. Samen met de GGD Hart voor Brabant, Thuiszorg, MEE, Radius werkt RMC eraan dit virtueel in april 2008 operationeel te hebben. Bureau Jeugdzorg huurt sinds 2006 een kamer in het RMC-gebouw. De samenwerking met hen en de Jeugdzorg van GGZ Oost-Brabant en de consultatie over en weer verloopt goed. AIP De Advies- en Informatie Punten (AIP) in Cuijk en Boxmeer helpen bezoekers wegwijs te worden in het woud van instellingen, regelingen en diensten. De AIP’s zijn vier dagen per week geopend. Er is onveranderd veel vraag naar het advies van en de ondersteuning door de drie sociaal raadslieden. Zij constateren dat de gesprekken meer tijd nemen vanwege het toegenomen aantal vragen dat per bezoek gesteld wordt. Die belasten het inloopspreekuur zo, dat het AIP in Cuijk in 2008 een proef gaat doen met kortere inloopspreekuren, langere telefonische bereikbaarheid en meer afsprakentijd. Verder is er weer een toename te zien van vragen over de aanpak van schulden. Groepscursussen In 2007 zijn negen verschillende cursussen gedraaid, waarvan drie meer dan eens, wat het totaal aantal gegeven cursussen op 15 brengt. Alle cursussen zijn in Cuijk gegeven en zaten (nagenoeg) vol. Groepscursussen kennen altijd draaiboeken en protocollen omdat iedere maatschappelijk werker een groep moet kunnen draaien. Vorig jaar is ook de PR planmatig opgepakt en in protocol uitgeschreven. Deelnemers en groepsbegeleiders geven aan tevreden tot zeer tevreden te zijn over het diverse aanbod, het niveau en de organisatie van de cursussen. Complimenten aan de werkgroep die dit jaar in jaar uit weer voor elkaar krijgt!
7
Mensen met een lagere opleiding, ouderen, gehandicapten, GGZ-cliënten.
7
Sovatrainingen Naast groepscursussen zijn in 2007 ook trainingen aangeboden. Bij het RMC kwamen van de kant van basisscholen, schoolmaatschappelijk werkers én ouders verzoeken binnen om op het gebied van sociale vaardigheid (sova) van kinderen een aanbod samen te stellen. De Thuiszorg biedt individuele sovatrainingen aan die gefinancierd worden door de ouders. Voor veel ouders is dat te duur. In de gemeenten Cuijk en St. Anthonis is daarom afgesproken dat de trainingen door Thuiszorg en RMC samen gegeven gaan worden en dat met de intern begeleiders van de school en de schoolmaatschappelijk werkers gekeken wordt wie hiervoor in aanmerking komen. Vanaf september 2007 zijn drie sovatrainingen gerealiseerd. Overige dienstverlening Tot Overige dienstverlening behoort de Dienst Vertrouwenspersonen, de Bereikbaarheidsdienst, het Meldpunt Discriminatie en de RMC-inzet bij Bemoeizorg. De Dienst Vertrouwenspersoon is met ingang van 1 januari 2008 gestopt omdat het RMC teveel onderdeel werd van bijvoorbeeld de scholen, waardoor onze onafhankelijkheid in het geding kwam. Verder vindt twee keer per jaar overleg plaats met de coördinator van de Stichting Mantelzorg Land van Cuijk om te kijken waarin het RMC haar kan ondersteunen. Gedacht is aan het organiseren van workshops voor mantelzorgers. Dit wordt in 2008 verder uitgewerkt.
1.5 Armoedeproblematiek Uit de registraties blijkt dat steeds meer mensen het financieel erg moeilijk hebben. Er zijn niet voor niets in 2006 voedselbanken in Cuijk, Grave en Boxmeer opgericht. Het blijkt ook noodzakelijk te zijn dat in het Land van Cuijk een stichting Leergeld opgezet wordt om kinderen te kunnen laten participeren in de samenleving. Want voor schoolreisjes, een muziekinstrument of sportbeoefening is bij mensen met een minimaal inkomen al helemaal geen geld. Met expertise van de landelijke stichting is gelobbyd om particuliere initiatiefnemers te vinden die de stichting kunnen oprichten. De groep die zich hierbij betrokken voelt - wethouders, scholen, banken, voedselbank, Vincentius – is zo groot geworden dat dit in juni 2007 is gelukt. Naar verwachting is de Stichting Leergeld Land van Cuijk in augustus 2008 operationeel. De provincie heeft geld ter beschikking gesteld om in de gemeenten Cuijk en Boxmeer in kaart te kunnen brengen waarom zoveel mensen op of onder de armoedegrens zitten. Waarom er relatief weinig gebruik gemaakt wordt van de regelingen en voorzieningen die er zijn. En wat eraan te doen is om dit te verbeteren. De resultaten worden in 2008 verwacht. Wel is nu al duidelijk dat de doelgroep aanhikt tegen het feit dat hun doopceel bij elke aanvraag voor een voorziening weer gelicht moet worden. In Cuijk wordt de mogelijkheid onderzocht om dit voortaan maar eens per jaar te doen, waarbij de ingevulde gegevens voor verschillende instanties en aanvragen kunnen worden gebruikt.
1.6
Schuldhulpverlening: Financiële dienstverlening en Budgetbegeleiding
Als het gaat om hulpverlening bij schulden biedt het RMC twee of eigenlijk drie producten. Een lichtere, de Financiële dienstverlening die binnen AMW wordt aangeboden, en een zware vorm van begeleiding, de Budgetbegeleiding in samenwerking met de Sociale Dienst en de GKB, met een verplichtend karakter. Cursussen, gericht op (het voorkomen van) de financiële problemen kunnen deze producten ondersteunen. Om de producten goed te kunnen aanbieden, is in 2007 flink geïnvesteerd in netwerkonderhoud. Zo is bijvoorbeeld constructief contact gelegd met meerdere bewindvoerdersbureaus. Het is prettig die drive ook bij de andere ketenpartners te zien. De samenwerking verloopt goed, de lijnen zijn kort, de weg is duidelijk en ieders inbreng wordt gewaardeerd. De cliënt heeft nu echt een team om zich heen. Er is ook kennis vergaard. Niet alleen van wet- en regelgeving, maar ook over hulpmiddelen en manieren van aanpak. Good practices in andere gemeenten zijn hiervoor onder andere bestudeerd. Verder is de kennis en ervaring van de AIP’s 8
onmisbaar. Het is wel de bedoeling te bekijken of hier op een wat meer gestructureerde manier van gebruikgemaakt kan worden.
Meer schuldhulpverlening De behoefte van cliënten aan begeleiding op financieel gebied neemt in 2007 nog steeds toe. Dit is niet alleen zichtbaar bij het AMW maar ook bij de Advies- en Informatiepunten (zie hoofdstuk 6). Cliënten hebben een verschillende achtergrond: laaggeletterden, mensen die door echtscheiding met een schuld komen te zitten, mensen met onregelmatige of erg weinig inkomsten, alleenstaande ouders, multi-probleemgezinnen. Het RMC ziet weinig tweeverdieners die in de problemen komen, al geeft het CBR aan dat ook daar de problemen toenemen. Het kan zijn dat zij hun weg naar een oplossing zelf weten te vinden. Waar zorg over bestaat, is de toename van schulden bij jongeren. Het normbesef lijkt ook veranderd te zijn: een student redeneert dat hij nog € 200 kan besteden - terwijl hij al € 800 rood staat - omdat zijn kredietlimiet dit toelaat! Ook nogal wat ouderen hebben het moeilijk rond te komen, al draaien die vaak elk dubbeltje twee keer om. Dat zijn doelgroepen waarop in 2008 meer gefocust wordt. Het aanbod van het RMC op financieel gebied zal meer zichtbaar gemaakt worden. Verder is het de bedoeling de samenwerking met belanghebbenden als energieleveranciers, woningstichting, telecombedrijven en banken te versterken. Voor de budgetbegeleiders, die per definitie maatwerk moeten leveren, betekent de cliënttoename dat ze toch aan het zoeken zijn gegaan naar mogelijkheden voor het stroomlijnen van het werk. Ook wordt nagedacht over het inzetten van vormen van groepsaanpak. In 2008 zal dit verder worden uitgewerkt. Dan is, met vier jaar ervaring, ook meer zicht op het verloop van de verschillende trajecten.
In de volgende hoofdstukken wordt (meer) stilgestaan bij wat opviel in 2007. Maar eerst volgt het Kwaliteitsjaarverslag. 9
2
KWALITEITSJAARVERSLAG
Het RMC ziet de vraag van de cliënt als leidend. Bovendien willen we uitgaan van het gegeven dat ieder mens onlosmakelijk is verbonden met zijn omgeving en dat deze zoveel mogelijk de kans krijgt om de regie te voeren over zijn eigen leven. Het RMC wil dat iedere maatschappelijk werker werkt volgens de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers (NVMW). Ons kwaliteitsbeleid is erop gericht deze visie waar te maken: we zorgen voor een transparante en betrouwbare werkwijze en voor professionaliteit die zowel naar onze cliënten, collega-instellingen en onze financiers uit te dragen is. Om de kwaliteit van de werkzaamheden te kunnen verhogen, zijn in 2007 verschillende acties ondernomen. Het werken aan de HKZ-certificering was de meest omvangrijke en ingrijpende. Een toelichting op dat proces staat in hoofdstuk 1.3. Door audits van de HKZ wordt direct de vinger op de pijnlijke plek gelegd en dit geeft verbeterpunten die de kwaliteit van de organisatie versterken. Vanaf 2008 wordt als basis het INK-kwaliteitsmodel ingevoerd. Leren RMC wil een lerende organisatie zijn. Door Action Learning wordt dat structureel vormgegeven. Iedere medewerker brengt zijn eigen deskundigheid in om van elkaar te kunnen leren. Eén dagdeel per zes weken komen alle medewerkers samen om een of meer thema’s die zij hebben aangedragen te bespreken. In 2007 waren dat PSHI (met zowel theorie als oefening), huiselijk geweld, schuldhulpverlening, HKZ, timemanagement en intervisie. Aandachtsfunctionarissen8 verzorgden diverse presentaties. Voor enkele onderwerpen zijn ook externe deskundigen uitgenodigd. Medewerkers zijn zeer enthousiast over deze vorm van bijscholing. Voor 2008 staat onder andere een vervolg op timemanagement op de rol, net als het Nibud-computerprogramma en het signaleringssysteem Zorg voor jeugd. Ook zal er weer aandacht zijn voor intervisie, en wordt aandacht besteed aan KOT (kortdurende oplossingsgerichte therapie voor het empoweren van de cliënt) en mensen met persoonlijkheidsproblematiek. Deze zullen meer en meer tot onze doelgroep gaan behoren omdat de samenleving hen steeds meer druk oplegt en zij nu zelfstandig moeten leven in plaats van in een instelling met eigen maatschappelijk werkers. Daarnaast volgden medewerkers diverse cursussen en opleidingen. Zo zijn nu alle maatschappelijk werkers geschoold in Triple P 3, sommigen ook in Triple P 4. Op twee na zijn alle maatschappelijk werkers ingeschreven in het beroepsregister maatschappelijk werkers. Dit is een aandachtspunt voor 2008. Vijf studenten van de HBO-opleiding ‘Social Work’ hebben in 2006 bij algemeen maatschappelijk werkers hun stage gedaan. Verschillende medewerkers van collegainstellingen liepen een dagje mee met een maatschappelijk werker om te ervaren welke problematiek zoal speelt en hoe daarop wordt ingespeeld. Klanttevredenheidsonderzoek Algemeen Ook dit jaar zijn er klanttevredenheidsenquêtes gehouden bij het AMW. De kwaliteit van de organisatie en de effecten van dienstverlening laten dezelfde positieve resultaten zien als voorgaande jaren. De klanten geven als positief gewaardeerde items m.b.t. de hulpverlening, het vergroten van de zelfstandigheid, het toenemen van het probleemoplossend vermogen en de afname van psychische klachten. In 2008 willen we de tevredenheidsenquêtes uitbreiden naar de Advies- en Informatiepunten en het Schoolmaatschappelijk werk om zo een completer beeld te krijgen over de wijze waarop onze cliënten onze inzet ervaren.
8
Sommige medewerkers zijn aandachtsfunctionaris voor een bepaald onderdeel van het werk. In 2006 ging dat om agressie, huiselijk geweld, ouderschapsreorganisatie, ouderen, budgetbegeleiding en seksueel misbruik.
10
Klanttevredenheidsonderzoek Groepswerk Ook bij de deelnemers van de groepen wordt de tevredenheid gemeten. Een aandachtspunt is de plaats waar de cursussen gehouden worden. Afgelopen jaar was dit op het Centraal Bureau in Cuijk. Voor 2008 wordt ook gekeken naar locaties in de andere gemeenten om de bereikbaarheid te vergroten. Het leren van elkaar en het kunnen uitwisselen van ervaringen wordt door de deelnemers, naast de inbreng van de maatschappelijk werker, als stimulerend en versterkend ervaren. Tevredenheid ketenpartners De geluiden die bij het RMC binnenkomen wijzen erop dat de manier waarop het RMC uitvoering geeft aan zijn taken, gewaardeerd wordt. Bij het Schoolmaatschappelijk werk is dit bij de evaluaties die aan het eind van elk schooljaar worden gehouden, ook bevestigd. Voor de andere diensten is de tevredenheid van de ketenpartners niet structureel gemeten. Dat is een aandachtspunt. Tevredenheid medewerkers In 2007 is opnieuw een tevredenheidsmeting gehouden onder het personeel van het RMC. De vragenlijst is tweemaal eerder afgenomen in 2003. Dat jaar vormde een omslagpunt voor het RMC wat tot uiting kwam in de scores. De eerste meting gaf een behoorlijke mate van ontevredenheid weer terwijl de tweede meting liet zien dat medewerkers tevreden waren met de toen ingezette nieuwe koers. De uitslag van 2007 maakt duidelijk dat de mate van tevredenheid van de medewerkers op hetzelfde - hoge niveau is gebleven. Aandachtspunten zijn de werkdruk en de communicatie rondom nieuwe ontwikkelingen. De moderne communicatiemiddelen maken het mogelijk om op gemakkelijk en snel veel informatie te verspreiden over allerlei nieuwe ontwikkelingen, waardoor het gevaar van een overkill aan informatie ontstaat. Temeer daar het RMC op zoveel verschillende gebieden werkzaam is. In de bijlage is de vragenlijst en de uitslag daarvan opgenomen. ICT Knelpunten rond de urenregistratie zoals in 2006 zijn er in 2007 niet geweest. Het verrichtingensysteem Regas is verder vervolmaakt en draaide naar behoren. Het moet natuurlijk goed en integer gevuld worden. Alles moet verantwoord kunnen worden. Het is immers ‘de rekening’ die je schrijft naar de opdrachtgevers. Medewerkers zijn hierop in 2007 nog eens gewezen. In 2008 zal een Action Learning bijeenkomst besteed worden aan de nieuwe versie van Regas die daarna wordt ingevoerd. In 2007 heeft een werkgroepje al met een demoversie hiervan gewerkt om de implementatie soepel te laten verlopen. Deze nieuwe versie heeft als voordeel dat het systeem meer aangepast is aan de output die heden ten dag gevraagd wordt. Bovendien is het statistiekprogramma verbeterd. Klachten Het RMC ziet een klacht als een advies voor verbetering. Er is in 2007 één officiële klacht over het aanvragen van fondsen ingediend waarbij de klachtencommissie de klacht niet gegrond heeft verklaard. Wel werd duidelijk dat het werken met protocollen de transparantie verhoogt. Wachtlijsten In 2007 is het protocol over de wachtlijsten aangescherpt. Het RMC doet er alles aan om wachtlijsten te voorkomen. Binnen twee weken na aanmelding dient een afspraak met de klant gemaakt te worden. Dit is in bijna alle gevallen gehaald. Binnen het protocol is ondermeer vastgesteld dat er een signaal naar de manager gaat als de termijn van twee weken wordt overschreden. Productiegegevens In alle gemeenten zijn de productieafspraken ruim gehaald. Het aantal individuele trajecten is gestabiliseerd. Het aantal cliënten wat bereikt wordt via de cursussen is toegenomen. Bij de Advies- en Informatiepunten zijn de hulpvragen per cliënt toegenomen. De cijfers zijn in de bijlage opgenomen. 11
Signaleren van in- en externe verbeterpunten Dit jaar zijn door de RMC-medewerkers twintig signaleringsformulieren ingevuld. Hierop kunnen zij aangeven wat ze aan in- en externe knel- en verbeterpunten signaleren. Deze punten worden zeswekelijks in het Forum besproken. Veertien hadden betrekking op interne zaken. De overige op externe zaken. Voorbeelden van onderwerpen zijn de wachttijden bij andere organisaties, de trend dat er bij jongeren meer schulden ontstaan, de wijze waarop video home training beschikbaar is in de eerste lijn en het gemis van de Advies- en Informatiepunten in de kleinere gemeenten van het Land van Cuijk. De voortgang en de manier van behandelen wordt schriftelijk vastgelegd en is voor alle medewerkers altijd ter inzage.
Risico-inventarisatie Om elke werknemer een optimale werkplek te kunnen bieden, heeft de arbodienst in 2007 samen met de preventiewerker RMC een risico-inventarisatie gedaan. Er is een plan van aanpak met een prioriteitenlijst vastgesteld. Waar nodig zijn werkplekken aangepast of zal dit gebeuren. In 2008 wordt alle medewerkers een scholing aangeboden rondom de werkplek: hoe zit je goed, hoe voorkom je RSI-klachten, hoe ga je om met de computer.
12
3
ALGEMEEN MAATSCHAPPELIJK WERK
Veel vragen over de aanpak van schulden. Meer aanmeldingen voor schuldhulpverlening, vooral van mensen met een lagere sociaaleconomische status. Maar ook meer meldingen van huiselijk geweld, relatieproblematiek (en wat gebeurt er met de kinderen?) en meer eenzaamheid bij ouderen. Dat is de trend geweest in 2007. Verder is in het kader van HKZ veel werk gemaakt van het beschrijven van de werkprocessen in protocollen, waarbij effectiviteit en efficiency niet uit het oog verloren is. Dynamisch jaar Voor Christine van Bemmel, algemeen maatschappelijk werker in Mill, team Peel9 was 2007 een dynamisch jaar. “Het was goed te merken dat we een organisatie en een vakgebied in ontwikkeling zijn. En niet alleen door de HKZ en de WMO! De rol van de algemeen maatschappelijk werker wordt meer en meer die van casemanager, regievoerder. Welke partijen hebben we nodig om deze cliënt verder te kunnen helpen? We brengen hen bij elkaar.” Silvy Vollenberg onderschrijft dat dynamische van harte. Ze is nu derdejaars maatschappelijk werker in opleiding en heeft heel 2007 20 uur per week bij het RMC in Grave meegedraaid. “Van de intake en begeleiding tot de evaluatie, inclusief het verslag schrijven: ik heb het hele proces kunnen volgen en alle ruimte gehad om hiervan te kunnen leren. Oppassen voor beeldvorming en letten op de referentiekaders van de ander, dat zijn wel eyeopeners geweest. Ik probeerde een gesprek met een cliënt goed voor te bereiden, maar een pasklaar antwoord kun je voor hem van te voren niet bedenken. Je doel goed formuleren en creatief zijn om daarbij uit te komen, dat wel. Ik hoor ook veel termen uit de theorie terug, die gaan echt voor je leven.” Teamwork Silvy valt het erg op: “Bij het RMC wil iedereen leren, mensen staan open voor de ander. De organisatie is ook heel open en plat, iedereen is betrokken bij het beleid, elk van de drie team heeft zijn eigen verantwoordelijkheid en eigen planning. En als je iets inbrengt, wordt er serieus naar gekeken.” De werkwijze is ten opzichte van 2006 niet veranderd. Elke twee weken is er teamoverleg. “Daarin kunnen we ingewikkelde casuïstiek inbrengen om als het nodig is gezamenlijk een behandelroute uit te stippelen. Eerst proberen we echter met coachingsvragen de casusinbrenger op een andere manier naar de zaak te laten kijken, zodat hij zelf tot een voor hem beste aanpak kan komen. Sinds 2006 komt in elk van de teams eens per zes weken een GGZ-medewerker om casuïstiek of problematiek rond jeugdigen mee te bespreken. In een andere cyclus, maar ook eens per zes weken schuift een andere GGZ-medewerker aan voor de volwassenenproblematiek.” Samenwerken Christine: “Samenwerken, ook met andere disciplines en organisaties, is heel belangrijk voor een sluitende aanpak van de problemen. De algemeen maatschappelijk werker bekijkt welke hulp nog meer nodig is in complexe cliëntsituaties en stemt alle hulp op elkaar af.” Het ‘Hometeam’ kwam ook in 2007 weer 10 keer bij elkaar en draait goed. “Hierin bespreken we casussen met de huisartsen, thuiszorg en GGZ, maar nemen we ook thema’s bij de kop. Wij zijn vaak de aandrager daarvan. Op afroep schuift ook het consultatiebureau, Bureau Jeugdzorg of de politie aan. Verder is contact gezocht met de fysiotherapeuten om af te stemmen wat over en weer gedaan wordt en waarvoor cliënten verwezen kunnen worden. Ook draait er sinds 2007 een Bemoeizorgteam. In principe komen buurtcoördinator, politie, GGZ, woningstichting Maasland, Novadic-Kentron, RMC én de gemeente twee keer per jaar bijeen voor casuïstiekbespreking, maar vooral om elkaar te leren kennen en korte lijnen te hebben als het nodig is. In elke gemeente heet dit team weer anders, kennen ze soms een hogere vergaderfrequentie, en andere 9
De andere twee teams zijn Cuijk en Boxmeer. In het team Peel werken vier amw’ers, twee smw’ers en een stagiaire.
13
deelnemers. Maar het doel is overal hetzelfde.” Sinds Christine kennis heeft gemaakt met de buurtcoördinator loopt hij regelmatig voor een praatje even binnen in het Gemeenschapsgebouw waar het RMC zit. Dat is de bedoeling: effectief netwerken is nodig om de juiste hulp te kunnen blijven geven. Ook andere contacten zijn toegenomen, bijvoorbeeld met Radius. En de contacten met de SWOM in het eenzaamheidsproject monden uit in meer ouderen aan tafel bij het RMC. Eenzaamheid bij ouderen Eenzaamheid zie je vaak bij mensen die op latere leeftijd verhuizen of bij mensen waarbij bijna alle contacten werkgerelateerd waren. Hun sociale structuur valt weg als ze gepensioneerd zijn. Beperkte mobiliteit is ook een grote risicofactor. In 2006 is door de GGD Hart voor Brabant een projectplan geschreven om eenzaamheid bij ouderen aan te pakken. Christine zat samen met vertegenwoordigers van Pantein, Thuiszorg, de GGD en de SWOM in de stuurgroep die in 2007 ermee in Mill aan de slag ging. “Het plan kent twee sporen: preventief (om eenzaamheid te voorkomen), en curatief (om mensen eruit te halen). Om het eerste spoor handen en voeten te geven is meer bekendheid gegeven aan bestaande activiteiten onder andere via het huis-aan-huis- en ouderenblad. Daarna is onderzocht of het bestaande aanbod voldeed aan de behoeften. Hieruit bleek in ieder geval dat de doelgroep van het aanbod beter op de hoogte was dan voorheen. Maar, dan doen ze er nog niet altijd aan mee… De minicursus ‘Wat is eenzaamheid en hoe signaleer je dat’ sorteerde minder effect. De bedoeling was dat mensen die als vrijwilliger of professional met ouderen in contact komen, signalen van eenzaamheid bij mensen leerden onderkennen en hun namen zouden doorspelen naar sleutelfiguren. Deze sleutelfiguren zouden dan in een gesprek met de ouderen handvatten kunnen bieden om uit de eenzaamheid te komen. Maar een groot aantal van de vrijwilligers wil of kan niet signaleren. Alleen in het verzorgingshuis loopt dit goed. Binnen de Thuiszorg kwamen signalen ook maar mondjesmaat bij de sleutelfiguren. Via het Maatjesproject in het ouderenblad konden mensen hun interesse in een activiteit laten weten en gekoppeld worden aan een ander om zo te stimuleren dat ze eraan gingen deelnemen. Dit is nu nog kleinschalig van opzet, maar een veelbelovend initiatief. De SWOM organiseerde met cabaret en buffet een spetterende avond voor alleenstaanden die wel heel goed bezocht werd. Uit eerder genoemde enquête kwam naar voren dat er voor het ‘werken met de handen’ niets was. De Katholieke Bond voor Ouderen heeft dit opgepakt en een hobbyruimte ingericht. Het project is inmiddels afgesloten, maar de stuurgroepleden komen nog ééns per vier maanden bijeen om plan en activiteiten bij te stellen. Het is de bedoeling in Grave met een soortgelijk plan aan de gang te gaan.” Over de aanpak van huiselijk geweld en schuldhulpverlening is meer te lezen op respectievelijk pagina 15 en 17. Empowerment kost tijd Het lijkt erop dat meer ouderen de weg naar het RMC weten te vinden. Christine: “Om hen goed te kunnen helpen, is wel meer tijd nodig per gesprek. Tijd om in kaart te brengen wat de hulpvraag is omdat ouderen die vaak niet helder voor ogen hebben en ook niet helder kunnen formuleren. Maar ook om hen te informeren, hen te activeren en vrijwilligers te zoeken die bij hen passen. Een punt van zorg is dat meer mensen afhaken in de maatschappij omdat deze te complex is geworden en te snel gaat. Ze gooien het bijltje erbij neer en komen in de problemen. Van de GGZ-verpleegkundige krijgen we handreikingen voor de aanpak van deze en soortgelijke problematiek. Daarom is toch niet vaker dan in 2006 naar de GGZ verwezen. Het kost wel tijd…” Christine ziet meer allochtonen dan in voorgaande jaren. “Ze hebben een verblijfsstatus, zijn wat wegwijs gemaakt in de Nederlandse samenleving maar nog weinig geïnternaliseerd en lopen tegen veel dingen aan. Soms met een telefonische tolk maar meestal zonder probeert ze om duidelijk te krijgen hoe mensen zich voelen in de situatie waarin ze beland zijn. Hoe zouden ze er in hun thuisland mee omgaan, en hoe is dat in Nederland geregeld? Als je belang in hen stelt, en er de tijd voor neemt dan vertellen ze wel. Dan kun je tot begrip komen voor elkaar en vandaar uit eventueel een aanpak aanreiken. Het beste werkt het als je henzelf met de oplossing laat komen. 14
Voor jongeren lijkt soms internethulpverlening eerder aangewezen dan een goed gesprek op het RMC. Als ze al binnenkomen dan is dat meestal omdat de ouders cliënt zijn bij het RMC. Vaak zitten ze in forse problemen waarvoor we hen moeten doorsturen naar andere instanties.” Christine: “We zien ook dat het onpersoonlijke in de samenleving steeds meer zijn tol eist. Onze cliënten krijgen geen persoonlijk contact meer met een instantie, moeten met hun vraag naar een call center of deze schriftelijk verwoorden.. Dat lukt vaak niet goed en dan ontspoort het pas goed.” PSHI en PSHOR PSHI en PSHOR10 regelen psychosociale hulpverlening bij incidenten, resp. ongevallen en rampen. Dit verslagjaar zijn PSHI en PSHOR niet bijeen geroepen. Medewerkers zijn wel geschoold om de benodigde kennis paraat en up to date te houden. Onderzoek heeft bijvoorbeeld uitgewezen dat slachtoffers in eerste instantie vooral behoefte hebben aan praktische hulp bij het regelen van de basisbehoeften. Hulp die het RMC biedt. Eerder werd aangenomen dat het goed zou zijn direct ook psychische ondersteuning (GGZ) te bieden, maar daaraan blijkt pas later in de tijd behoefte te zijn. Nieuwe medewerkers krijgen een basiscursus van één dag. 3.1 Huiselijk geweld11 “Was het aantal trajecten huiselijk geweld in 2006 nog 18, voor 2007 zijn 40 trajecten aangemeld! Een grote toename”, vindt Marlies Leijsten. Ze is net als Toon Scholten algemeen maatschappelijk werker en aandachtsfunctionaris huiselijk geweld. “En toch is het maar het topje van de ijsberg.” Ze merkt dat mensen lang wachten met het inschakelen van de politie. “Ze zijn bang dat ze dan moeten scheiden en dat willen ze niet of ze zien hun ruzies niet als huiselijk geweld. Hopelijk is het Meldpunt Huiselijk Geweld (landelijk uitgerold, met steunpunt voor Noord-Brabant in Den Bosch) minder bedreigend. Zelf naar het AMW gaan, blijkt een hoge drempel te zijn. Of ze weten niet dat het kan. Mensen komen wel nogal eens via de huisarts binnen.” Alle aangiftes en meldingen worden besproken in het Veiligheidshuis. Dat gebeurt in het tweewekelijks overleg waaraan Marlies en Toon afwisselend deelnemen en ook politie, Openbaar Ministerie, Slachtofferhulp en Algemeen Meldpunt Kindermishandeling (namens Bureau Jeugdzorg) aanschuiven. “Als we aannemen dat met begeleiding een relatie te herstellen valt en verder geweld kan worden voorkomen, komt de casus naar het RMC. Tijdens de gesprekken die we dan met slachtoffer en dader voeren, gaat het erom hen te motiveren naar hun relatie te kijken. Maar ook om hen te laten erkennen dat ze allebei een aandeel hebben in en ook invloed hebben op het geweld. Bovendien willen we bereiken dat ze bereid zijn hun verantwoordelijkheid hierin te nemen en die te vertalen in ander gedrag. Vaak vinden aanvankelijk beiden dat het toch vooral aan hem ligt. Als excuses zijn aangeboden en de actie bij het slachtoffer ‘een plekje heeft gekregen’, kan er gekeken worden naar ieders aandeel en invloed. Dan zijn veranderingen en alternatieven denkbaar en gaat het uiteindelijk beter in de relatie, waardoor een scheiding niet meer nodig is of gewenst wordt.” De Aanpak De methode De Aanpak wordt gebruikt bij de trajectbegeleiding. Het RMC heeft zes medewerkers die hierin geschoold zijn. “In 2007 zijn echter alle algemeen maatschappelijk werkers betrokken geweest bij een of meer casussen huiselijk geweld. Omdat dit toch een specifieke deskundigheid vraagt, ligt er het voorstel om in 2008 verder te gaan met de zes aandachtsfunctionarissen die De Aanpak kennen. We krijgen op die manier ook een duidelijker gezicht naar de ketenpartners, kunnen meer aan 10
PSHI en PSHOR: In het kernteam PSHI en PSHOR werken Slachtofferhulp, GGZ Land van Cuijk en RMC samen. Per casus wordt bekeken welke organisaties er nog meer bij betrokken moeten worden. 11 Onder huiselijk geweld wordt verstaan alle geweld dat plaatsvindt binnen huiselijke kring, waarbij sprake is van een persoonlijke of familiaire relatie tussen pleger en slachtoffer.
15
bijscholing doen en we krijgen meer ervaring in de aanpak van slachtoffers en plegers.” Op voorstel van GGZ Oost-Brabant zal in 2008 een intervisiegroepje van GGZ’ers en de zes RMC’ers worden geformeerd. De idee is zo de methodiek actueel te houden, maar ook van elkaar te leren, en het aanbod op elkaar af te stemmen zodat verwijzingen over en weer doelgerichter kunnen plaatsvinden.” Projectgroep Huiselijk Geweld Land van Cuijk Doordat de samenwerkingspartners elkaar steeds beter weten te vinden en hun aanbod op elkaar afstemmen, raakte de projectgroep Huiselijk Geweld Land van Cuijk wat op de achtergrond. Aanvankelijk was de idee de projectgroep daarom in 2007 op te heffen. De leden hebben echter besloten twee keer per jaar bijeen te blijven komen. Een aantal zaken, zoals de mogelijkheid tot daderuithuisplaatsing en het probleem van eerwraak, kan snelle actie vragen en dan is het gemakkelijk vanuit een bestaande overlegvorm de hulpverleners bijeen te roepen.
3.2 Ouderschapsreorganisatie (ORO) Ouders die uit elkaar zijn gegaan en die het niet lukt het ouderschap samen vorm te geven in de nieuwe situatie kunnen, als ze beiden gemotiveerd zijn, gratis een beroep doen op ouderschapsreorganisatie (ORO). De bedoeling is dat ouders leren weer met elkaar te communiceren en dat zij een werkbare omgangsregeling creëren voor hun kind (of kinderen). Een ORO-aanvraag heeft prioriteit boven een reguliere amw-aanvraag. In het belang van het kind. Ouders worden naar het RMC verwezen via advocaten, scholen, Bureau Jeugdzorg, mediators, huisartsen, ketenpartners, SMW en AMW. Ze komen uit alle lagen van de bevolking. Vijf amw’ers werken vanuit de werkgroep ORO12 met deze methodiek. Winst “In 2007 zijn 13 ORO-trajecten opgestart. We rekenden met acht, dus dit is een forse stijging.” ORO-aandachtsfunctionaris Joelisjka van Hinsberg en Fien van Grinsven, beiden amw’ers, zijn er blij mee. “We hopen dat deze trend doorzet, want mensen gaan altijd beter weg dan dat ze gekomen zijn. Alleen al het feit dat ze er samen zitten en in gesprek raken, is winst. De eventuele nieuwe relaties horen er in ORO niet bij. Het gaat echt om de ouders. En om hun kinderen, die meestal tussen 1 en 13 jaar oud zijn13.” Als het met de kinderen goed geregeld is, verloopt het echtscheidingsproces meestal beter. De rechter die de scheiding moet uitspreken, neemt tegenwoordig vaak pas een besluit als er een ouderschapsplan ligt. Mogelijk dat daardoor in 2008 ook meer gebruik van ORO gemaakt gaat worden. Joelisjka van Hinsberg: “Ouders maken nu een bewustere keuze om aan ORO mee te doen: liever zo dan ieder apart naar de rechter. Ze relativeren wat meer dan voorheen, willen de zaak niet op de spits drijven. Soms zien we ouders na een paar jaar terug: er zijn nieuwe afspraken nodig en ze willen daar graag weer ondersteuning bij.” Bemiddelen Op elk bemiddelingstraject, dat uit twee tot zes bijeenkomsten bestaat van elk anderhalf uur, werken twee amw’ers. De een heeft de rol van gespreksleider, de ander is de ‘advocaat van het kind’. Deze vertaalt te maken afspraken naar de betekenis ervan voor het kind. Of geeft ervaringen weer van anderen, en tips. “Tijdens het traject blijkt vaak dat mensen de scheiding niet verwerkt hebben. Oud zeer komt naar boven. Daarop gaan we echter niet in, want dat zijn twee verschillende dingen. Ze moeten leren dat oude zeer te parkeren in het belang van het kind. We bespreken ook geen financiële problemen, of de boedelscheiding. Soms zijn er beschuldigingen: wat heeft de een dan 12
Werkgroep ORO: de leden van de werkgroep hadden in 2007 eens per twee maanden intervisiebijeenkomsten. Het kan zijn dat ze in 2008 de frequentie verlagen, en dat ad hoc bijeenkomsten ervoor in de plaats komen als leden tussentijds advies van elkaar nodig hebben. 13 RMC biedt voor kinderen tussen ca. 9 en 12 jaar de cursus ‘En wij dan?’ aan. De cursus is bedoeld als hulp bij het verwerken van de echtscheiding van de ouders.
16
nodig om vertrouwen te hebben in de ander als ouder. Als dat vertrouwen er niet is, bijvoorbeeld door een alcohol- of drugsprobleem, dan moet dat probleem eerst opgelost worden en onderbreken we het ORO-traject voor maximaal drie maanden. Of we sluiten het af om het eventueel later weer op te pakken.” ORO-trajecten zijn intensief voor alle betrokkenen. “Je begeleidt toch tegelijkertijd twee mensen waarbij het voorheen niet lukte om met elkaar in gesprek te komen. We zorgen ervoor dat de werkgroepleden per jaar ongeveer evenveel trajecten kunnen doen. De samenstelling van de duo’s wisselt per traject.” Focus op communicatie en bejegening De focus ligt altijd op communicatie en bejegening. “In de spreekkamer gelden daar strikte regels voor. Hoe spreek je met en over elkaar, zodanig dat het de opvoeding van het kind niet ondermijnt. Als bemiddelingsduo ben je eigenlijk constant met gesprekstraining bezig. Je geeft het goede voorbeeld en hoopt dat wat ze meekrijgen in de gesprekken, zal beklijven in het dagelijks leven. De gesprekken zijn ook met videotraining. Fijn om met de ouders nog eens te kunnen terugkijken wat er waar mis ging.” Fien van Grinsven: “Ouders moeten het belangrijk (gaan) vinden dat het kind met hen beiden contact onderhoudt. En hun verantwoordelijkheid nemen en die niet bij hun kind leggen. ‘Hij mag zelf kiezen bij wie hij gaat wonen’ is geen goede afspraak. Dat kind kan in loyaliteitsproblemen komen. Een kind is in het algemeen gebaat bij duidelijkheid en structuur.”
3.3
Schuldhulpverlening: hulpverlening bij financiële problemen
Het RMC biedt verschillende vormen van hulpverlening bij financiële problemen. Anneke den Biesen en Maureen van Niekerk, algemeen maatschappelijk werkers en twee van de vijf RMC-budgetbegeleiders, zijn daar nu voor het derde en vierde jaar bij betrokken. Ze zijn enthousiast over de ontwikkeling die de financiële hulpverlening de afgelopen drie jaar heeft doorgemaakt. Maureen: “Kerntaak van het Regionaal Maatschappelijk Centrum is in te zetten op gedragverandering. In dit geval het motiveren en gemotiveerd houden van mensen om aan hun financiële problemen te werken. Van huis uit hebben maatschappelijk werkers weinig affiniteit met schuldhulpverlening. We associëren het met zakelijke, praktische hulp in plaats van met psychosociale hulpverlening. Ernstige financiële problematiek staat echter zelden op zich. Is de financiële huishouding eenmaal weer zover op orde dat er geld is voor eten en mensen hun huizen niet uit hoeven, dan ontstaat meer dan eens een zodanige werkrelatie dat ook andere problemen aan de orde gesteld mogen worden. Daarom investeren we hier meer en meer tijd in. Voor dat vervolgtraject verwijzen we, wanneer mogelijk, naar een collega of naar een andere organisatie zodat we ons goed kunnen blijven richten op budgetbegeleiding. De winst van het afgelopen jaar is verder dat we een prettige samenwerking hebben kunnen opbouwen met meerdere kantoren voor budgetbeheer en bewindvoering en dat de goede contacten met de gemeentelijke sociale diensten en de gemeentelijke kredietbank Nijmegen zijn gecontinueerd. Daardoor kunnen we de cliënt nu meer vormen van begeleiding aanbieden: snel en beter op hem afgestemd.” Hierna volgt een toelichting op de producten, die in 2007 zijn aangeboden. Schuldhulpverlening en cursussen Mensen met betalingsachterstand, maar die nog geen problematische schulden hebben, kunnen zonder verwijzing bij het AMW terecht voor hulp bij financiële problemen. Die bestaat uit gesprekken waarin samen met de cliënt het financiële plaatje in kaart wordt gebracht en tips worden gegeven om dit weer op orde te krijgen. De maatschappelijk werker kan verwijzen naar de cursus ‘Rondkomen met inkomen’ die het RMC samen met ROC De Leijgraaf heeft opgezet en geeft. Deze cursus is vooral gericht op het voorkómen van financiële moeilijkheden. De doelgroep is met name de laaggeletterden. In 2007 is deze een keer aangeboden, net als de zeer recent door het RMC ontwikkelde cursus 17
‘Schulden, en nu verder’. Ook hierbij staat voorop dat mensen vaardigheden aanleren waardoor ze in staat zijn zelfstandig een gezonde financiële huishouding te voeren. Leren budgetteren bijvoorbeeld door overzicht te houden, en assertiever te worden. Deze cursus is bedoeld om mensen te helpen te voldoen aan de voorwaarden die de gemeentelijke kredietbank Nijmegen stelt om deel te kunnen nemen aan een Aanvraag Schuldregeling. Deelnemers zijn enthousiast, na aanvankelijke scepsis. Ze zitten vaak in dezelfde situatie en kunnen elkaar vanuit eigen ervaring helpen: ‘Ga toch naar die voedselbank. Zie het niet als gezichtsverlies, maar als een middel om weer financieel de boel op orde te krijgen. Gewoon doen, doe ik ook!’ Ook in 2008 zullen beide cursussen worden gegeven. Budgetbegeleiding De afgelopen jaren is tussen de sociale diensten van St. Anthonis, Boxmeer, Cuijk, Grave en Mill, de gemeentelijke kredietbank Nijmegen en het RMC een positieve, praktische werksituatie ontstaan, met korte lijnen, waardoor snel gehandeld kan worden. Anneke en Maureen kijken ook positief terug op de werkconferentie in juni, waar geëvalueerd is hoe de procedure rond de Aanvraag schuldregeling loopt en waar ter verdere verbetering is gekeken naar de mogelijkheden van bijstelling van beleid en werkwijze. “Afgesproken is dat de sociale diensten, die de regierol hebben, mensen met problematische schulden eerst naar RMC Budgetbegeleiding verwijzen. De cliënt is verplicht om te komen. Wij maken hem ‘bemiddelingsklaar’: samen met hem brengen we zijn administratie op orde, scheppen en houden we overzicht, laten we hem zien hoe is rond te komen met een klein inkomen zonder nieuwe schulden te maken en we begeleiden hem daar ook bij. We zetten fors in op blijvende gedragsverandering. Dat is tijdrovend en heel intensief: vaak is er sprake van multi-problematiek. We hebben veel overleg met de cliënt, maar ook met de gemeente en met ketenpartners als budgetbeheer en beschermd bewind om hem goed te kunnen adviseren.” Aanvraag schuldregeling Als een cliënt een Aanvraag schuldregeling doet, kan het een paar maanden duren voordat de gemeentelijke kredietbank Nijmegen kan starten met het aanschrijven van schuldeisers om tot een schuldregeling te komen. Het is dan de bedoeling dat de cliënt gedurende drie jaar een bedrag aflost, zonder in de problemen te komen met betalingen van vaste lasten en levensonderhoud. Lukt het de kredietbank niet tot een akkoord te komen met (enkele van) de schuldeisers, dan kan een cliënt gebruik maken van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen: de rechter legt aan de schuldeisers de verplichting op mee te werken aan een schuldregeling. “Hiermee hadden we in 2007 vaker te maken dan voorheen. Het is een heftig traject voor cliënten omdat zij dan een bewindvoerder aangewezen krijgen die alleen controleert of er maximaal wordt afgelost aan de boedelrekening van de schuldeisers. Er is nauwelijks oog voor de sociaal-emotionele kant van de zaak. Dit is een hele andere situatie dan wanneer de cliënt zelf om budgetbeheer of beschermd bewind vraagt, bijvoorbeeld om hem te helpen bij het overbruggen van de tijd tot de kredietbank aan de gang kan.” Bij de start van de nieuwe werkwijze is aangenomen dat het voor het RMC om ca. 30 lopende trajecten per jaar zou gaan (dossiers staan vaak drie jaar open) maar over 2007 gaat het al om 39 dossiers. Wachtlijsten voor mensen met dergelijke problemen zijn niet aan te leggen. Daarvoor is de situatie vaak te nijpend. Na drie jaar wordt geëvalueerd. Anneke: “Als het cliënten lukt om schuldenvrij te worden en te blijven, is budgetbegeleiding geslaagd. Maar het is ook al een succes te noemen als zij zich ervan bewust worden dat ze zelf invloed hebben op de schuldenproblematiek. Dat het hen niet overkómt. Dat ze inzien dat het hen kan helpen en rust geeft om bijvoorbeeld een paar jaar met beschermd bewind te werken.”
18
4
JEUGDMAATSCHAPPELIJK WERK: SCHOOLMAATSCHAPPELIJK WERK EN JEUGDPREVENTIEWERK
De belangstelling voor het jeugdmaatschappelijk werk die zich al manifesteerde in 2006 is in 2007 alleen maar toegenomen. Het besef dat problemen moeten worden voorkómen of in een zo vroeg mogelijk stadium moeten worden aangepakt, groeit. Schoolmaatschappelijk werk en jeugdpreventiewerk werken daar hard aan mee. Maar ook aan het oplossen van de problemen zelf. Eerst bespreken we het schoolmaatschappelijk werk, daarna het jeugdpreventiewerk.
4.1 Schoolmaatschappelijk werk ‘Jeugdzorg’ is hot en wij zitten er midden in.” Ester Klaassen is schoolmaatschappelijk werker op het middelbaar beroepsonderwijs en in het voortgezet onderwijs. “Dat komt door de problematiek rond de jeugd: die wordt steeds heftiger, complexer.” Tanja Jeucken, als schoolmaatschappelijk werker ook actief op basisscholen, beaamt dat. “In veel gezinnen speelt van alles tegelijk. Financiële problemen, relatieproblemen. Een kind moet tegen veel dingen opboksen. Als het op school gepest wordt, gaat dat op MSN nog even door. Geen wonder dat het afwijkend gedrag kan gaan vertonen.” Groei op basisscholen Ester en Tanja zien een grote groei van het schoolmaatschappelijk werk op de basisschool: per school zijn er meer vragen, maar in 2007 sloot ook de gemeente St. Anthonis met zijn basisscholen zich bij het RMC aan. “Daarom hebben we er een nieuwe collega bij. We zijn nu met zes. In 2008 komen de scholen in de gemeente Mill erbij en groeien we naar zeven. De gemeente Boxmeer onderschrijft de noodzaak van schoolmaatschappelijk werk en een sluitende jeugdketen en onderzoekt in 2008 wat de mogelijkheden zijn.” In totaal bedienen de schoolmaatschappelijk werkers 24 basis- en speciaal (basis)onderwijsscholen in Cuijk, Grave en St. Anthonis en de zes scholen voor middelbaar onderwijs in het Land van Cuijk. Ook zijn ze er actief op ROC De Leijgraaf en MBO-college De Maasvallei. Veranderende functie Het schoolmaatschappelijk werk op de basisschool krijgt op verzoek van de gemeenten meer en meer een spilfunctie. Ester: “Een hele uitdaging om dit goed te doen, maar we merken dat het werkt. De scholen bespreken vaker en ook eerder hun casuïstiek met ons en de hulpverlening kan snel op gang gebracht worden. We verwijzen door, tenzij met kortdurende interventie een probleem is op te lossen. Het schoolmaatschappelijk werk is vaak de verbindende schakel tussen de hulpverleners in het gezin en de school. Dat verwijzen doen we trouwens steeds meer. Naar de GGZ in verband met vermoedens van gedragsstoornissen. Of naar Bureau Jeugdzorg voor de aanpak van complexe problematiek. Scholen hebben geen rechtstreeks contact meer met Bureau Jeugdzorg. Naast casuïstiekvragen blijven scholen overigens ook komen met themagerichte vragen, zoals de aanpak van pestgedrag.” Tanja: “Het verschilt wel per gemeente hoe we werken. Als er een buurtnetwerk is dan zitten we daarbij, met een vertegenwoordiger van de basisschool, om multi-problem casuïstiek te bespreken. Maar meer een spilfunctie is zeker waar. Op het speciaal basisonderwijs hadden we die al.” Op het middelbaar onderwijs bevalt de structuur goed zoals hij is. De verwachting is dat de situatie daar wel zal veranderen: als de problemen in een vroeg stadium op de basisschool worden onderkend en aangepakt, zou er op de middelbare school stagnatie in de groei of afname van problematiek te zien moeten zijn. Dit wordt gemonitord. Centrum voor Jeugd en Gezin Het Centrum voor Jeugd en Gezin gaat hèt opvoedingssteunpunt worden. Het moet mensen met vragen over de opvoeding snel kunnen helpen, hen over het totale ondersteuningspakket goed kunnen informeren. En sneller toegang kunnen geven tot 19
zorg door dubbelingen, bijvoorbeeld in de intake, te voorkomen en bureaucratie te verminderen. Ester: “In 2007 is dit ‘centrale loket’ in het Land van Cuijk ondanks alle inspanningen nog niet gerealiseerd. Wel zijn er plannen voor opgesteld, samen met de GGD Hart voor Brabant, Thuiszorg, MEE en Radius. Deze moeten nog verder uitontwikkeld en geconcretiseerd worden. De planning is nu het (virtuele) loket in april 2008 operationeel te hebben. Dit houdt in dat er dan in ieder geval een telefonisch spreekuur voor opvoedingsvragen komt, een website voor jongeren en een website voor ouders/betrokkenenen (digitaal loket). De digitale website voor jongeren bevat veel op hun lijf geschreven informatie, en een deel waar ze anoniem kunnen chatten met zowel hulpverleners als leeftijdsgenoten. Daarnaast komt er het digitaal loket, met informatie over allerlei onderwerpen die met jeugd, opvoeden en opgroeien te maken hebben. En dan moet er elke dag ook een telefonisch spreekuur in de lucht zijn waar mensen terechtkunnen met opvoedingsvragen. Denk aan: Hoe ga je om met pestgedrag, hoe voed je een kind positief op, hoe bevestig je het in zijn kwaliteiten? Het is dan ook mogelijk een afspraak te maken voor een face-to-face-contact. De bedoeling is dat alle deelnemende organisaties een dag in de week frontoffice zijn. Omdat hun hulpverleners net als wij allemaal geschoold zijn in de Triple P methode, zal de ‘voertaal’ geen probleem hoeven op te leveren. De idee is ook intervisie samen te gaan oppakken.” In 2011 moet het Centrum voor Jeugd en Gezin er fysiek staan. Triple P: positief pedagogisch programma Inmiddels zijn alle maatschappelijk werkers geschoold in het werken met Triple P 3, sommigen op niveau 4. Dit zijn effectieve vormen van hulpverlening dicht bij huis, in verschillende intensiteit. Tanja: “Voor ouders met een ‘pittig’ kind, dat geen stoornis heeft maar hen wel problemen bij de opvoeding geeft, was er buiten de particuliere zorg eerst niets. We kunnen hen nu intensieve opvoedingsondersteuning aanbieden. In 2007 is een schoolmaatschappelijk werker met een traject gestart. Omdat er verder nog weinig aanmeldingen voor een dergelijk traject zijn, zullen we in 2008 met een collega samen een casus aanpakken. Daarmee houden we onze kennis toch op peil. Volgend jaar gaan we aan de slag met presentatievaardigheden d.m.v. het organiseren van voorlichtingsbijeenkomsten. Bijvoorbeeld over positief opvoeden, zelfvertrouwen, sociale vaardigheden en het bevorderen van veerkracht.” Sterke schakels en Zorg voor jeugd De gemeenten Land van Cuijk werken intensief samen op het gebied van het jeugdbeleid. Zo is er de regiegroep jeugd waar de ambtenaren jeugd en de instellingen, die zich bezig houden met jeugdhulpverlening, met elkaar afstemmen. De gemeenten hebben ervoor gekozen om de sluitende jeugdketen die vanuit het project Operatie Jong in Cuijk is ontwikkeld in alle vijf gemeenten in te voeren. De provincie heeft projecturen ter beschikking gesteld vanuit K2, het Kenniscentrum Jeugd in ‘s Hertogenbosch. K2 doet de coördinatie rondom deze omvangrijke klus die uiteindelijk leidt tot het Centrum Jeugd en Gezin. Een andere ontwikkeling is het signaleringssysteem Zorg voor jeugd. Ester: “In 2007 is met subsidie van de provincie Noord-Brabant een computersysteem ontwikkeld waarin alle kinderen uit het Land van Cuijk worden ingevoerd. Een hulpverlener kan erin aangeven dat hij zich zorgen maakt over een kind. Zijn er meer hulpverleners die zo’n signaal afgeven, dan wordt contact opgenomen met elkaar om een overleg te plannen en een plan van aanpak te bespreken. Er zijn regels opgesteld welke organisatie de coördinatie gaat oppakken. Dit systeem zal in 2008 gaan draaien en het RMC doet daaraan mee.” Het effect wat beoogd wordt, is dat bekend is welke hulpverleners bij een casus betrokken zijn, dat er minder langs elkaar heen wordt gewerkt, dat signalen sneller opgepakt kunnen worden en dat er een betere coördinatie en afstemming gerealiseerd wordt. Initiatieven op gemeentelijk niveau Er zijn ook initiatieven op gemeentelijk niveau. Zo heeft de gemeente Cuijk een overleg gestart met alle scholen, Radius, Thuiszorg, MEE, Jeugd-jongerenwerk, GGD en RMC. Ester: “Het doel is te kijken wat we aan de jeugdzorg in Cuijk kunnen verbeteren. 20
Problemen op een school kunnen zo snel en doeltreffend worden aangepakt. Verder is het een mooie netwerkgelegenheid waar ik graag gebruik van maak.” Tanja: “Een thema voor het overleg zou kunnen zijn hoe we allochtonen beter kunnen bereiken met het hulpaanbod. We maken ons bijvoorbeeld zorgen over sommige situaties, maar deze ouders zijn vaak afhoudend als het erom gaat hulp te accepteren. Terwijl er wel goede mogelijkheden tot verbetering zouden zijn.” Opletten Vorig jaar is door HAN-studenten op het Merletcollege (Robijnlaan, Cuijk) een onderzoek gedaan naar de bekendheid bij leerlingen van het schoolmaatschappelijk werk. Tanja: “We zagen daar het aantal aanmeldingen teruglopen, terwijl dat altijd zeer hoog was. Het bleek dat de interne structuur verbeterd kon worden en dat meer aan PR gedaan moest worden. Dat is inmiddels gebeurd en het aantal aanmeldingen loopt weer op. Iets om goed in de gaten te houden!”
4.2 Jeugdpreventiewerk Het jeugdpreventiewerk had in 2007 te maken met personele wisselingen, zowel intern als (veel) bij ketenpartners. Hierdoor ging de beschikbare tijd op aan het begeleiden van individuele casussen en netwerkonderhoud. “Heel belangrijk, dit laatste,” vindt jeugdpreventiewerker Marijke van Maris, “want het jeugdpreventiewerk is de linking pin tussen de vindplaatsen van politie en jongerenwerk aan de ene en de hulpverlening aan de andere kant. Daarvoor is het noodzakelijk dat er over en weer vertrouwen is in werken handelwijze.” Voorlichting Marijke is in oktober begonnen. “Ik heb flink ingezet op het leren kennen van de netwerkpartners, ben vaak persoonlijk contact aangegaan. De laatste maanden van 2007 heb ik ook veel voorlichting gegeven - soms samen met een jeugdagent - met name in tweede klassen op vooral VMBO-scholen. Het ging over grenzen stellen. Waar liggen die van jou? Daarbij is ook gesproken over het indrinken. Wanneer zeg je neen? Waarom nu pas en waarom ga je in een andere situatie er niet of juist wel in mee? Het gaat dus over bewustwording. Voor het jeugdpreventiewerk is zo’n voorlichtingsbijeenkomst meteen ook een visitekaartje. Je hoopt dan dat de kinderen je nog weten te vinden als ze later ergens mee komen te zitten. En dat geldt natuurlijk ook voor de docenten.” Signaleren Het signaleren van problemen en het doorspelen ervan naar het jeugdpreventiewerk is belangrijk om ze te kunnen (laten) aanpakken. Marijke hoort dat vooral jongerenwerkers het signaleren en vervolgens doorverwijzen een moeilijke taak vinden, omdat ze bang zijn het vertrouwen van de jongeren te schaden. Ze zijn het ook niet gewend. De gemeenten verwachten wel van hen dat ze daarbij een rol spelen. Daarom heeft K2, Brabants kenniscentrum jeugd, met veel materiaal van het RMC, een cursus Signalering samengesteld voor alle jongerenwerkers en jeugdagenten in het Land van Cuijk. Als spin off daarvan is het signaleringsoverleg ontstaan: eens per zes weken komen politie, jongerenwerk, gemeente en jeugdpreventiewerk bij elkaar. “We bespreken de groepen, eventueel de jongeren individueel, dingen die de deelnemers zijn opgevallen. We stemmen af wat we samen kunnen doen, wat ieders verantwoordelijkheid is. En als er tussentijds iets is, bellen we elkaar direct. Want op deze jonge leeftijd is snelheid van aanpakken een belangrijke succesfactor. Jongeren moeten merken dat er alle aandacht is voor hun probleem om hen te motiveren voor hulpverlening.” In 2008 ondertekenen politie, jongerenwerk en RMC een convenant met afspraken over taakverdeling, verantwoordelijkheden en structureel overleg. Toeleiding naar zorg Het jeugdpreventiewerk heeft eigenlijk als doel jongeren toe te leiden naar hulpverlening. Bijvoorbeeld naar Novadic-Kentron, GGD, Bureau Jeugdzorg. Maar langzaam gaat het jeugdpreventiewerk ook naar bemoeizorg, is de jongere langer bij het 21
jeugdpreventiewerk in behandeling. Dat komt omdat jongeren soms niet door te verwijzen zijn, maar ook door de wachtlijsten bij de ketenpartners. Als een jongere in behandeling komt, is er in principe 20 uur beschikbaar voor. Daarin is naast de gesprekken met hem veel regelwerk te doen: contacten met school, ouders, leerplicht, jeugdzorg. Zo kom je al gauw op meer uren uit. Opvallende zaken Elk kwartaal komen de jeugdpreventiewerkers van Oss, Uden, Veghel en het Land van Cuijk samen om werkwijzen te uniformeren, te kijken naar opvallende zaken en trends. Daniëlle: “Er vallen twee dingen op. In Oss bijvoorbeeld komen veel meer allochtonen in behandeling dan hier in het Land van Cuijk. Mogelijk ligt dat eraan dat er niet zoveel allochtonen wonen, of dat ze in hun hechte gemeenschap de problemen zoveel mogelijk zelf oplossen. Wat verder steeds duidelijker wordt, is dat de jeugd vaker in financiële problemen zit. Voor jongeren is het lenen van geld heel normaal. Ze zien het niet als schuld. Ergens voor sparen doe je niet, je leeft maar één keer. Vanaf 18 jaar is doorlopend krediet mogelijk. Dat gebruiken ze dan ook. Als ze jonger zijn, is er dat gelukkig niet. Maar dan is ook geen bijstand aan te vragen. De GKB in Rotterdam helpt al jongeren vanaf 15 jaar!” Omdat ze ook betrokken is bij schuldhulpverlening is ze gaan lezen over problematiek en aanpak en heeft ze een conferentie in Amsterdam hierover bijgewoond. “We krijgen er steeds meer mee te maken en moeten er iets mee. Vanuit Budgetbegeleiding is voor volwassenen een nieuwe cursus gestart, Rondkomen met inkomen. Als de ouders de tips daaruit gaan toepassen, zou dat al kunnen helpen. Vul bijvoorbeeld niet steeds het beltegoed aan, scheld geen leningen zomaar kwijt maar leer de jongere de waarde van het geld, let erop dat een jongere geen abonnement afsluit om aan een leuk mobieltje te komen.”
Blijven lobbyen Jeugdpreventiewerker Daniëlle van Niekerken is heel stellig: “We moeten er bij scholen, maar ook bij jongerenwerkers en politie op blijven hameren dat wij er als eerste lijnsvoorziening voor hen zijn. Ons voortdurend profileren. We moeten werken aan hun vertrouwen in ons. Want laat hen toch eens wat sneller bellen en niet zo lang wachten. Als ik in het tweede gesprek hoor dat de jongen in kwestie al van school is gestuurd, is het eigenlijk te laat. Gewoon bellen, even overleggen om te bekijken wat de beste aanpak zou kunnen zijn zónder meteen iemand aan te melden kan ook.” 22
5
GROEPSCURSUSSEN EN SOVATRAININGEN
“Groepswerk neemt een steeds grotere plaats in ons hulpverleningsaanbod in. We draaien meer cursussen, maar we hebben ook meer cursussen in ontwikkeling. Het loopt als een trein.” Els Meijer algemeen maatschappelijk werker, is hier erg blij mee. “Deelnemers reageren positief. We bereiken relatief veel mensen. En ook de medewerkers die de cursussen geven en meeontwikkelen, zijn enthousiast.” Samen met aandachtsfunctionaris groepswerk Willy Pegel en Anne de Coole, beiden algemeen maatschappelijk werker en schoolmaatschappelijk werker Ester Klaassen, bemenste Els ook in 2007 de werkgroep Groepswerk. Naast groepscursussen zijn in 2007 ook sociale vaardigheidstrainingen aangeboden aan groepen kinderen van zeven tot twaalf jaar. Het aanbod liep via de basisscholen in Cuijk en St. Anthonis. Samen met de Thuiszorg zijn sinds september drie trainingen gegeven. Zij blijken aan een behoefte te voldoen: de trainingen zaten meteen (over)vol. We bespreken eerst de groepscursussen en laten daarna zien wat ‘sovatrainingen’ inhouden.
5.1 Vijftien groepscursussen Vorig jaar zijn negen verschillende cursussen gedraaid, waarvan drie vaker dan een keer, wat het totaal aantal gegeven cursussen op 15 brengt. Alle cursussen zijn in Cuijk gegeven en waren (nagenoeg) vol. De zelf ontwikkelde cursus ‘Met zin ouder worden’ is voor het eerst aangeboden en bleek zeer goed aan te sluiten bij de behoefte van de deelnemers. Er was ook veel belangstelling uit andere dorpen dan Cuijk, maar vervoersproblemen verhinderden deze mensen te komen. In 2008 wordt gekeken of er ook een zingevingscursus in Boxmeer gegeven kan worden. Verder is opgemerkt dat er wellicht nog meer belangstelling zou zijn als de cursus in een verzorgingshuis aangeboden wordt. De drempel om naar het RMC te gaan zou voor deze doelgroep misschien te hoog zijn (je zou dan een probleem hebben...). Ook de cursus ‘En wij dan?’, voor negen- tot twaalfjarige kinderen van gescheiden ouders, draaide voor het eerst en is goed ontvangen. De cursus ‘Zelfstandig worden’ voor jongvolwassenen is in 2007 ontwikkeld en zal in 2008 aangeboden worden. De Stichting Mantelzorg in Boxmeer heeft contact gezocht om zich te oriënteren op de cursusmogelijkheden van het RMC. Zij denken aan een of meer workshops voor mantelzorgers, bijvoorbeeld Opkomen voor jezelf. Dit wordt in 2008 verder opgepakt. Els: “De cursussen ’Rondkomen met inkomen’ (in samenwerking met ROC De Leijgraaf), en ’Schuldhulpverlening’ zijn met succes gedraaid. Samen delen, elkaar een spiegel voorhouden en stimuleren, herkenbaarheid, erkenning, leren van elkaars aanpak. Dat is de kracht van groepswerk. Bovendien bereik je een grote groep mensen met dezelfde problematiek. Je leert er zelf ook van en het geeft je nieuwe energie en spirit. En je werkt nog eens samen met een collega; dat komt anders niet zoveel voor.”
5.2 Sovatrainingen “Sociale vaardigheidstrainingen zijn gericht op kinderen die moeite hebben met zich weerbaar op te stellen. Die heel verlegen zijn of zichzelf juist overschreeuwen. Die het moeilijk vinden om over wat voor hen lastig is of om over hun gevoelens te praten. Ze leren doelgericht vaardigheden aan waarmee ze verder kunnen komen. Hoe neem je een stevige houding aan, hoe kom je op voor jezelf, welke oplossingen kun je bedenken voor een bepaalde situatie, etc.” Jeanine Grommen is schoolmaatschappelijk werker en één van de trainers. “We bieden Schatjes-Katjes-Watjes aan, een training voor kinderen van negen tot twaalf jaar. En Job en Jessie, voor kinderen van zeven tot negen. In Cuijk hebben we nu 23
een keer de ‘Schatjestraining’ en een keer de ‘Job en Jessie’ gedraaid; in St. Anthonis alleen de ‘Schatjes’.” Aanmelding “We laten de scholen in een gemeente weten dat er een training gepland staat. Dat kondigen zij aan in hun schoolkrant. Zowel leerkrachten als ouders kunnen kinderen aandragen. Samen vullen ze een aanmeldingsformulier in, via de school komt dit bij ons binnen. Daarop nodigen wij het kind met de ouders uit voor een intakegesprek: wat is er aan de hand, wat zou je willen leren? Als we gezien de vraag of situatie het nodig achten, verwijzen we een kind door. Groepen worden op problematiek samengesteld. Zijn er veel aanmeldingen, dan hanteren we een wachtlijst want tien kinderen is het maximum.” Training “De trainingen voor de kinderen worden eens per week in een basisschool gegeven, soms onder schooltijd, soms voor de helft onder en na schooltijd. Elke bijeenkomst duurt anderhalf uur voor de oudere, en één uur voor de jongere kinderen. Het zijn er tien. De ‘Schatjestraining’ kent daarbij drie bijeenkomsten voor de ouders, de ‘Job en Jessie’ twee. Bij de eerste ouderbijeenkomst van de ‘Schatjestraining’ worden, tot hun genoegen, ook de leerkrachten en intern begeleiders uitgenodigd. Na iedere bijeenkomst gaat er post mee naar huis voor ouders en leerkrachten om te laten zien wat er aan bod is geweest. Voor de kinderen zitten er opdrachten in die op de volgende bijeenkomst worden besproken; aan de ouders worden vragen gesteld. Ook hun antwoorden kunnen aanleiding zijn voor input in de groep. In de Thuiszorgtrainingen worden ouders niet specifiek bij de training betrokken. Zij blijken regelmatig te bellen over de vorderingen van hun kind. In deze combitrainingen bieden wij wel ouderbijeenkomsten aan. Wij achten dit zinvol omdat een kind ook in de thuissituatie in praktijk moet kunnen brengen wat het bij de training meekrijgt. Daarnaast hebben we in andere cursussen ervaren dat in het samen optrekken veel geleerd en gedeeld kan worden. Ouders die komen, blijken het hiermee eens te zijn: ze willen extra bijeenkomsten! Doordat de cursus via school loopt, komt er een andere verhouding met de ouders. In Cuijk hebben we gemerkt dat ondanks herhaalde herinneringen en het erbij inschakelen van de leerkrachten niet altijd alle ouders aanwezig zijn op de ouderavonden. Terwijl dit wel de ouders zijn die je er graag bij wilt hebben. Dit is een aandachtspunt voor volgend jaar.” Aanpak en inzet Vijf schoolmaatschappelijk werkers en een jeugdpreventiewerker zijn door het Centrum voor Sociale Leeractiviteiten voorbereid om de sovatrainingen te kunnen geven. “Elke training wordt door één RMC’er en één Thuiszorgmedewerker gegeven. Omdat de Thuiszorgmedewerkers hier ruime ervaring in hebben en soms een andere invalshoek, leren we ook van elkaar. Elk kind volgen we tijdens de training. We houden een logboek bij en schrijven een eindverslag met conclusies, advies en tips dat we (soms alleen op verzoek) in een eindgesprek met de ouders toelichten. Hierbij betrekken we ook de evaluatieformulieren die kinderen, ouders en leerkrachten moeten invullen. Er zijn nog geen afspraken gemaakt over het verder volgen van een kind. Je zou bijvoorbeeld na een half of heel jaar de ouders kunnen bellen om te horen hoe het gaat. De opgedane contacten met de leerkrachten zijn heel waardevol: de lijnen zijn kort en als er iets is, horen we het.” Jeanine: “We krijgen van de Thuiszorgmedewerkers te horen dat zij het prettig werken vinden op deze manier. Dat vinden wij ook: het is leuk en leerzaam om samen de sovatrainingen te geven! Hopelijk kunnen we dit continueren, en uitbreiden…”
24
6
ADVIES- EN INFORMATIEPUNTEN
“Algemeen beeld over 2007 is dat je van goede huize moet komen om je te kunnen handhaven in deze maatschappij. De overheid legt steeds meer verantwoordelijkheid bij de mensen terug. Ze moeten zelf overal aan denken en achteraan.” De sociaal raadslieden Josephine Dekkers, Berthel Goossens en Aysel Tekyatan merken in de Advies- en Informatiepunten (AIP) dat zeker ouderen, anderstaligen, analfabeten, en mensen met een verstandelijke of psychische beperking daar in toenemende mate moeite mee hebben. Josephine: “En we zien vergeleken met 2006 nog weer meer mensen met schulden. Met name jonge gezinnen zitten in de problemen.” Vragen op financieel gebied “Mensen komen uit zichzelf met hun vragen, maar ook via AMW (budgetbegeleiding) krijgen we er steeds meer. Vooral over wet- en regelgeving en op financieel gebied. Zij spelen ons advies waar bijvoorbeeld nog wat ‘te halen is’ aan hun cliënten door. Het ging veel vaker dan voorheen over het persoonsgebonden budget (PGB). Iemand met een indicatie voor huishoudelijke hulp wil bijvoorbeeld zijn buurvrouw die altijd al komt poetsen nu vanuit een PGB gaan betalen, maar heeft moeite met het opzetten van de administratie die daarbij hoort. Verder zijn veel meer mensen dan in 2006 naar de voedselbank verwezen. Deze accepteren de overzichten die het AIP maakt van de financiële situatie als toegangsbewijs. Mensen hoeven dan geen extra aanvraag meer te doen. De drempel om ernaar toe te gaan, wordt zo iets lager.” Opvallend Berthel: “We krijgen veel verschillende cliënten, vaste, maar zeker ook weer veel nieuwe. Uit Grave en Mill bijvoorbeeld. Daarvandaan is er een toename van 43% respectievelijk 85%! Vanuit Cuijk en Boxmeer blijft het constant. Wat we hier wel zien, is een stijging van het aantal vragen over gemeentelijke voorzieningen: het werkt om mensen voortdurend te wijzen op de voorzieningen waar ze recht op hebben maar die ze nog onbenut laten! Verder verwijzen deze gemeenten ook steeds vaker door naar het AIP.” Vanuit St. Anthonis neemt het aantal vragen licht af. Dat zou aan de bevolkingsopbouw kunnen liggen: het is een qua oppervlak grote, met name agrarische gemeente waar niet veel migraties zijn. Wat ook opvalt, is dat hulpverleners het AIP beter weten te vinden: zij stelden bijna twee keer zoveel vragen als in 2006. Verder is op te merken dat een nieuwe medewerker bij het AIP een aanlooptijd nodig heeft om vol te kunnen functioneren. Aysel Tekyatan heeft vorig jaar veel meer mensen kunnen helpen dan in 2006 toen ze nieuw binnenkwam. Dit kan te maken hebben met de aard van het werk: mensen moeten je vertrouwen voor ze met hun vraag willen komen. De informatiebehoefte over de AWBZ is met 79% toegenomen. Niet vreemd in een tijd waarin deze ‘voorziening’ meer en meer afslankt. Inhoudelijk zien we nog steeds een stijging van het aantal bezwaar- en beroepszaken waarbij we adviseren. Ook overige dienstverlening (met name met betrekking tot schulden) en bemiddeling (naar instanties als het UWV) laten een toename zien. We merken het ook meteen als een (overheids)instelling met onduidelijke regels komt, of met boekjes waarvan de doelgroep niet veel snapt. Er is sowieso een overload aan informatie, in vaker niet dan wel begrijpelijke taal. Kijk bijvoorbeeld maar eens naar de vele aanbiedingen van energie- en telecombedrijven.” PR “Ook om onze AIP’s te promoten, hebben we op verzoek van de ouderenbond in St. Anthonis voorlichting gegeven aan zo’n 100 mensen,” vervolgt Berthel. “In Cuijk hebben we drie middagen verzorgd, in de gemeente Boxmeer vier dagdelen in het kader van het project ‘Onbenutte rechten’. Deze voorlichtingsactiviteiten genereren steeds opnieuw toeloop van mensen die dan met individuele vragen komen. Ze zijn dus én informatief heel nuttig én drempelverlagend. We publiceerden ook in 2007 in de huis-aan-huisbladen weer elke week een ‘Vraag van de week’ wat ook aantoonbaar voor aanloop zorgt. 25
Wat we in 2007 meer gedaan hebben, is ons profileren als sociaal raadslieden. We liften daardoor mee met de landelijke bekendheid van deze beroepsgroep. De toename in het aantal hulpvragen van ketenpartners zou hierdoor bijvoorbeeld te verklaren zijn.” Openingstijden veranderen De toeloop is sinds 2006 nog weer iets gegroeid. Berthel: “Maar vooral ook de tijd die we aan een inloopcontact moeten besteden, neemt toe. Meer dan één uur met een cliënt is eerder regel dan uitzondering. Mensen sparen hun vragen op: kwamen ze vroeger voor één vraag, nu hebben ze er steeds vaker wel vier. In cijfers: er kwamen 4.145 mensen met bijna 6.700 vaak complexe vragen. Het knelt daarom op de inloopspreekuren: bezoekers moeten soms lang wachten. Ze gaan ons bellen om de rij voor te zijn; dan schieten we nog minder op.” Voor het AIP in Cuijk is besloten bij wijze van proef met ingang van 1 januari 2008 de openingstijden te veranderen. Het inloopspreekuur wordt met een half uur ingekort, ten gunste van langere telefonische en face-to-faceafsprakentijd. De idee is daarmee de cliënten beter te kunnen bedienen. Als dit zo blijkt te zijn, worden ook de openingstijden van het AIP in Boxmeer aangepast. Gereedschapskist Om ingewikkelde zaken duidelijk te maken zijn instrumenten en trucjes broodnodig. Al doende wordt de gereedschapskist steeds voller. “Je moet heel creatief kunnen zijn om aansluiting te vinden bij het instapniveau van de cliënt. Tekeningen maken van poppetjes A en B die iets met C moeten, zaken in schema zetten, veel herhalen. En ervoor oppassen dat je niet te snel gaat. Dat zorgt voor onrust en blokkeert het opnamevermogen.” Josephine: “We kijken ook altijd integraal, geven niet alleen antwoord op de vraag, maar kijken meteen naar alle consequenties van een verandering, naar de emotionele situatie. Soms verwijzen we voor verdere hulp. Dat kan een ‘warme’ verwijzing zijn: we nemen een cliënt bij de hand en regelen het contact, we bellen na of hij geweest is. Soms volstaat een ‘koude’ verwijzing: we geven hem een naam en telefoonnummer mee. In ieder geval is het altijd onze bedoeling mensen verder te helpen en niet van het kastje naar de muur te sturen.” Samenwerking met Stichting Mantelzorg “Aan mantelzorgers geven we eens per jaar voorlichting over nieuwe wet- en regelgeving. Omdat Mezzo, hun landelijke ondersteuningsorganisatie, een helpdesk heeft, krijgen wij niet zoveel cliënten via hen doorverwezen. Echt ingewikkelde zaken zien we wel: dan komt een vrijwilliger van de Stichting Mantelzorg met vragen, namens zijn cliënt. Die gaan meestal over de mogelijkheden van een PGB, zoals: wat zijn de belastingtechnische consequenties voor mijn hulp als ze twee of meer keer in de week komt helpen?” Laagdrempelig Josephine: “Anoniem en gratis kunnen werken, onafhankelijk van wie ook. Met een inloopspreekuur, waar mensen even mogen zitten om hun verhaal te doen. Dat maakt ons zo laagdrempelig.” Ze hoopt dat deze werkwijze in het nieuwe dienstencentrum zo voortgezet kan worden. Spreekuur voor GGZ-cliënten en/of hun begeleiders Ook in 2007 draaide Berthel één uur in de week een apart spreekuur voor GGZ-cliënten en/of hun begeleiders. “Dit loopt nog niet optimaal. In 2008 gaan we preciezer in kaart brengen wat de vraag is om beter hierop te kunnen inspelen.”
26
Zeven vormen van hulp Het hulpverleningsaanbod van AIP bestaat uit zeven producten. Informeren: Wat zegt die wet? Welke rechten en plichten heb ik? Adviseren: Hoe krijg ik waar ik recht op heb? Wat is het beste in mijn situatie? Signaleren: Het opvangen van en betekenis toekennen aan gebeurtenissen die de sociale omstandigheden van (potentiële) cliënten kunnen beïnvloeden. Invullen: Formulieren van de belasting, vreemdelingenwet, verzekeringen, kinderbijslag, studiefinanciering, schuldhulpverlening. Schrijven: Brieven, bezwaarschriften. Bemiddelen: Tussen bezoeker en instanties, ook om een probleem duidelijk te krijgen. Verwijzen: Naar AMW, GGZ Oost-Brabant, de gemeenten, etc.
27
7
OVERIGE DIENSTVERLENING
In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de taken die in meer of mindere mate buiten de hoofdproductgroepen vallen. Ze horen wel bij het reguliere takenpakket van RMC. Bemoeizorg is extra uitgelicht: de in 2005 gekozen werkwijze werpt ook in 2007 zijn vruchten af!
7.1 Meldpunt Discriminatie In 2007 is besloten naast Basta!, het meldpunt discriminatie van de provincie, het Meldpunt Discriminatie van het RMC in de lucht te houden. Het is bekend bij de bevolking en kost niet veel. Er zijn vijf RMC-medewerkers getraind om de bellers van dienst te zijn. Mochten zij bij de afhandeling van een melding assistentie nodig hebben, dan kan een beroep op Basta! gedaan worden. De meldingen die bij het RMC binnenkomen, worden door Basta! geregistreerd. Het meldpunt discriminatie Basta! is per 1 januari 2008 voor heel de politieregio BrabantNoord operationeel. Het werkt aan naamsbekendheid en wil mensen meer bewust maken van wat discriminatie is. In 2007 is er slechts één melding van discriminatie bij het RMC binnengekomen. De gedachte is dat de PR-ronde van Basta! het antidiscriminatiebeleid kan versterken en een melding wat laagdrempeliger kan maken.
7.2 Dienst Vertrouwenspersonen De dienst Vertrouwenspersonen wordt per 31 december 2007 niet meer aangeboden. Deze dienst is afgestoten omdat RMC-medewerkers meer en meer zowel vertrouwenspersoon voor medewerkers van gemeenten, scholen en zorginstellingen in het Land van Cuijk waren, als samenwerkingspartners. Dat is niet te combineren.
7.3 Bereikbaarheidsdienst Het RMC is 24 uur per dag bereikbaar ingeval van een crisis. In 2006 is bij wijze van pilot deze bereikbaarheid samen met de GGZ Oost-Brabant gerealiseerd: Buiten kantooruren konden mensen de SOS Telefonische Hulpdienst bellen die in crisissituaties contact opneemt met een medewerker. Na evaluatie van de pilot is besloten deze werkwijze met ingang van 2007 structureel te maken. Afgelopen jaar is geen gebruik gemaakt van de ‘crisisbereikbaarheidsdienst buiten kantooruren’.
7.4 Bemoeizorg Bemoeizorg is een outreachende hulpverlening aan mensen die dringend hulp en zorg nodig hebben, maar daar zelf niet om vragen en ervoor weglopen. Christ van den Akker, algemeen maatschappelijk werker, is aandachtsfunctionaris Bemoeizorg en zeer enthousiast over werkwijze en samenwerking binnen het bemoeizorgteam in het Land van Cuijk. Daarin werken RMC, GGZ Oost-Brabant, Verdihuis en Novadic-Kentron sinds voorjaar 2005 samen. “We weten elkaar te allen tijde te vinden en kunnen van elkaar op aan, willen leren van elkaar. Maar daarin moet je wel investeren, dat is en blijft er niet vanzelf. Wat daar nog bij komt: we werken in het belang van de cliënt. Het organisatiebelang moet op de tweede plaats kunnen komen. Dat is wel eens lastig, maar zó belangrijk bij bemoeizorg om verder te kunnen.” In 2007 zijn niet meer cliënten bij hem aangemeld dan in 2006: in totaal waren dat er 18 (drie cliënten waren boven de 60 jaar, de anderen jongere volwassenen), met 12 nieuwe aanmeldingen. “De casussen zijn vaak wel ingewikkelder. Een looptijd van 28
anderhalf jaar is geen uitzondering: nu, maart 2008, staan er bijvoorbeeld nog acht open. Mijn werk is dan met name het opzetten en aansturen van de hulpverlening, eerder dan het zelf hulp verlenen. Als procesbegeleider probeer ik te luisteren naar de cliënt, hem te motiveren hulp te accepteren, in te schatten waaraan hij op dat moment behoefte heeft om een stapje verder te komen. En als het (weer) mis is, ben ik er om toch weer samen met hem te kijken naar wat binnen de nieuwe situatie nog mogelijk is. Ik ga bijvoorbeeld mee naar de politie, bewindvoering, sociale dienst als hij dat wil: ik sta aan zijn kant. Zie mijn werk maar als de smeerolie tussen cliënt en instanties. Is het hebben van een goede band met de cliënt voor maatschappelijk werk nodig, in dit werk is het essentieel. Net als timing, en geduld, geduld, geduld.” Het gevaar van ‘aan de gang blijven’ ligt op de loer. Dat Christ maar acht uur in de week hieraan kan besteden, helpt wel grenzen stellen. Tot nu toe klikte het altijd tussen hem en de cliënten. Mocht dat een keer niet zo zijn, dan neemt een ander uit het Bemoeizorgteam deze rol van steun en toeverlaat over.
Cliënten Bemoeizorg heeft tot nu toe meer mannelijke dan vrouwelijke cliënten, een verschil met het AMW. Het sociale netwerk van een man is in het algemeen beperkter, wat dat zou kunnen verklaren. Voor mannen is het vinden van werk en weer aan de slag gaan het belangrijkste om hun leven weer op de rol te krijgen, bij vrouwen lijkt de problematiek complexer. Bij beide groepen is vaak sprake van ernstige psychische of psychosociale problemen en/of alcohol- en drugsgebruik. Overleg Het Bemoeizorgteam bespreekt minstens eens per twee weken lopende casussen en nieuwe aanmeldingen. Deze komen binnen via huisartsen, collega's, politie, familieleden. En ook via de overlastplatforms die in elk van onze gemeenten ingericht zijn. Ieder kwartaal komen politie, woningstichting Maasland, sociale dienst, GGZ OostBrabant, Novadic-Kentron en RMC daarin bij elkaar. Elke partner kan ernstig zorgwekkende zorgmijders ter bespreking inbrengen. Het overleg is zo praktisch mogelijk en tussentijds zijn er bilaterale contacten als dat nodig is. Op de kaart gezet Vorig jaar heeft Christ binnen het RMC bemoeizorg meer op de kaart gezet en geformaliseerd: werkprocessen zijn beschreven en Els Meijer is zijn stand-in mocht hij uitvallen. Collega’s weten hem steeds beter te vinden. Ze droegen 10 mogelijke bemoeizorgsituaties aan, tegen 0 in 2006. Ervaringen en kennis kunnen zo gedeeld worden.
29
8
EEN BLIK VOORUIT
In 2008 staat weer veel te gebeuren op het gebied van wonen, (jeugd- en gezins-)zorg en welzijn. Allerlei gedachten en ideeën worden plannen en plannen komen in de uitvoeringsfase. Het RMC functioneert daarin meer en meer als een spin in het web. Met het enthousiasme en de betrokkenheid van de medewerkers, de steun en regie van de gemeenten, de samenwerking met andere instellingen én het vertrouwen van onze cliënten, wil het RMC zich het komend jaar hierin verder ontwikkelen. Niet als doel op zich, maar om onze (potentiële) cliënten in de snel veranderende maatschappij optimaal te kunnen blijven ondersteunen. Versterken kwaliteit In het kader van kwaliteitsverbetering zullen de beleidsdoelstellingen voor 2008 SMART (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdsgebonden) worden geformuleerd. Samen met organisatieadviesbureau CQ management wordt dit in een beleidsgroep opgepakt en daarna voorgelegd aan het Forum. Met de aldus geformuleerde doelstellingen kunnen we tijdens de halfjaarlijkse evaluaties vaststellen of we op koers liggen om onze doelstellingen voor 2008 te realiseren. Uitbreiding Jeugdmaatschappelijk werk Verheugend is dat het Schoolmaatschappelijk werk met ingang van 2008 naast scholen in Grave, Cuijk en St. Anthonis ook de basisscholen in Mill gaat bedienen. En dat de gemeente Boxmeer zich beraadt op de manier waarop zij dit verder voor haar scholen wil inrichten. Op het gebied van de jeugdzorg zal in 2008 onze inzet nodig zijn bij de implementatie van Zorg voor jeugd en de uitwerking van de sluitende jeugdketen. Ook het jeugdpreventiewerk vraagt onze aandacht, met name bij het verder uitdragen van de mogelijkheden die het biedt om ongewenst gedrag van jongeren te verminderen en zoveel mogelijk te voorkomen. Ondersteuning ouderen In bijna alle gemeenten in het Land van Cuijk is in 2007 in kaart gebracht wat er aan voorzieningen voor ouderen is. De ouderen is ook gevraagd waaraan zij behoefte hebben nu ze langer zelfstandig zullen blijven wonen. Ze geven ondermeer aan ondersteuning te willen op het geestelijk en financieel vlak. We denken dat hierin een grotere rol voor het RMC is weggelegd dan we nu hebben. Hoe we die beleidsmatig gaan oppakken, wordt een van onze speerpunten in 2008. Vooruitlopend daarop is in 2007 een cursus Zingeving voor ouderen gerealiseerd, met louter enthousiaste reacties en het verzoek hier toch vooral mee door te gaan. Praktijkondersteuner huisartsen Een ander speerpunt wordt de invulling van de functie van praktijkondersteuner huisartsen bij GGZ-problematiek. De huisarts bepaalt natuurlijk welke functionaris hij in dienst neemt, maar de maatschappelijk werker zou dit prima kunnen en de patiënt zo ook langer in de eerste lijnsgezondheidszorg kunnen houden. Hoe de eerste lijn verder vormgegeven moet worden en wat de verschillende eerste lijnsaanbieders daarin kunnen betekenen, is onderwerp voor een conferentie in februari 2008 waaraan het RMC een bijdrage zal leveren. De titel: het wordt druk in de eerste lijnsgezondheidszorg. Druk en veelzijdig wordt 2008 voor het RMC zeker ook: we gaan er weer, met plezier en doelgericht, goed werk van maken!
30
REGIONAAL MAATSCHAPPELIJK CENTRUM LAND VAN CUIJK 2007 IN CIJFERS BIJLAGE 1
DE ORGANISATIE RMC
In deze bijlage zijn gegevens opgenomen van de samenstelling van het bestuur, de klachtencommissie, de personeelsvertegenwoordiging, het ziekteverzuim en overige informatie. Per bureau is aangegeven, wie er werkzaam zijn.
Bestuursleden Voorzitter Secretaris/penningmeester
dhr. J. Steeneveld dhr. F. Penninx
Het bestuur vergaderde in het verslagjaar twee maal.
Directie en management Directeur a.i. Manager
dhr. F. van Mierlo tot 1/7/2007 dhr. C. Focken vanaf 1/8/2007 mw. T. Holla
Medewerkers Bij het RMC werkten op 31 december 2007 in totaal 32 medewerkers: 23 maatschappelijk werkers, 3 medewerkers sociaal raadsliedenwerk, 4 medewerkers ondersteuning en 1 leidinggevende.
Personeelsvertegenwoordiging (PVT) Het RMC heeft in 2003 een Personeelsvertegenwoordiging van drie leden geformeerd. In 2007 is er regelmatig overleg geweest tussen de directie en de PVT. Leden van de Personeelsvertegenwoordiging Mw. J. Dekkers Sociaal Raadsvrouw Mw. T. Juginovic Maatschappelijk werker Mw. M. van Niekerk Maatschappelijk werker Mw. J. van Hinsberg Maatschappelijk werker
(deelname vanaf 11/4/2007) (deelname tot 11/4/2007)
Externe klachtencommissie Er is in 2007 één officiële klacht ingediend over de aanvraag van fondsen. De klachtencommissie heeft de klacht niet gegrond verklaard.
Ziekteverzuim 2007: 2,34 % 2006: 3,56 % 2005: 4,05 % 2004: 8,60 %
31
Locatie Bureaus en Advies en Informatie Punten (AIP) en hun medewerkers Centraal bureau Cuijk Maatschappelijk werkers Dhr. C. van den Akker Mw. W. Pegel Mw. T. Juginovic Mw. E. Blondé Mw. D. Koenders Dhr. T. Nguyen (per 1/6/2007) Directie-secretariaat en receptie Mw. G. Kemmerling Mw. C. Smits Mw. M. Oubenqassou Mw. C. Augusteijns (per 16/4/2007)
Jeugd maatschappelijk werk Jeugdpreventiewerkers Dhr. L. Toonen (tot 1/9/2007) Dhr. M. Pessy Mw. D. van Niekerken Mw. M. van Maris (per 1/10/2007) Schoolmaatschappelijk werkers Mw. I. Keijnemans Mw. C. Goedhardt Mw. D. Koenders Mw. E. Klaassen Mw. T. Jeucken Mw. J. Grommen (per 1/3/2007)
Advies- en Informatiepunt Cuijk Mw. J. Dekkers Mw. A. Tekyatan
Advies en Informatiepunt Boxmeer Mw. B. Goossens Mw. A. Tekyatan
Bureau Boxmeer Mw. M. Leijsten Mw. J. van Hinsberg Mw. E. Meijer
Bureau Sint Anthonis Mw. M. van Niekerk Mw. F. van Grinsven
Bureau Grave Dhr. T. Scholten Mw. A. den Biesen
Bureau Mill Mw. C. van Bemmel Mw. A. de Coole Dhr. T. Nguyen
32
BIJLAGE 2 VERKORTE RESULTATENREKENING 2007 Dit hoofdstuk betreft de financiële informatie van de Stichting Regionaal Maatschappelijk Centrum (RMC) ‘Land van Cuijk’. In dit jaarverslag wordt volstaan met het presenteren van de resultatenrekening over de periode 01-01-2007 tot en met 31-12-2007.
Opbrengsten Gemeentelijke subsidies productafname Asielzoekers Opbrengsten VTP Budgetbegeleiding Jeugdhulpverlening Meldpunt Discriminatie SMW 12+ SMW basisonderwijs Overige opbrengsten
€ € € € € € € € €
944.322 7.974 3.600 68.159 127.709 5.845 97.447 99.941 67.682
Totaal opbrengsten
€
1.422.679
€ € € € € €
1.039.193 87.657 83.242 150.469 30.276 -3.578
Kosten Salariskosten Overige personeelskosten Huisvestingskosten Organisatiekosten Afschrijvingskosten Financiële lasten Totaal kosten
€ 1.387.259
Resultaat uit normale bedrijfsuitoefening
€
35.420
Baten en lasten uit voorgaande jaren
€
-625
Saldo resultaat (voordelig) uit normale bedrijfsvoering
€
36.045
Opbrengsten Kosten
€ €
48.825 50.694
Saldo projecten
€
-1.869
Totaal exploitatieresultaat
€
34.176
Projecten
33
BIJLAGE 3.1
ALGEMENE CLIËNTGEGEVENS MAATSCHAPPELIJK WERK
In behandeling: naar leeftijd per gemeente Boxmeer Boxmeer 2007 2006 0 – 19 jaar 16,40% 20,5% 20 - 25 jaar 7,30% 4,5% 26 - 29 jaar 5,40% 5,3% 30 - 39 jaar 16,40% 21,6% 40 - 49 jaar 29,70% 29,2% 50 - 59 jaar 16,40% 13,2% 60 - 64 jaar 3,70% 2,1% 65 jaar en ouder 4,80% 3,7% 100% 100% Mill 2007 13,9% 5,7% 3,8% 25,3% 24,1% 15,2% 5,7% 6,3% 100%
0 - 19 jaar 20 - 25 jaar 26 - 29 jaar 30 - 39 jaar 40 - 49 jaar 50 - 59 jaar 60 - 64 jaar 65 jaar en ouder
Cuijk 2007 29,20% 7,80% 4,80% 25,80% 18,80% 7,80% 1,70% 4,10% 100%
Cuijk 2006 17,8% 8,3% 7,2% 25,7% 23,8% 11,0% 1,9% 4,3% 100%
Mill Anthonis Anthonis 2006 2007 2006 14,3% 35,0% 18,3% 9,5% 6,6% 5,0% 2,4% 2,9% 2,5% 19,6% 10,9% 11,7% 28,0% 19,0% 24,2% 14,3% 13,1% 17,5% 4,8% 4,4% 8,3% 7,1% 8,1% 12,5% 100% 100% 100%
Grave 2007 34,90% 7,10% 7,10% 15,60% 22,20% 6,60% 1,90% 4,70% 100%
Grave 2006 29,9% 5,3% 8,6% 22,1% 16,4% 7,4% 3,3% 7,0% 100%
Totaal 2007 25,7% 7,2% 5,0% 20,4% 22,7% 11,2% 2,9% 5,0% 100%
Totaal 2006 20,2% 6,7% 6,0% 22,1% 24,5% 11,9% 3,1% 5,6% 100%
In behandeling: naar geslacht per gemeente
2007 Vrouw Man
Boxmeer 77,1% 22,9% 100%
Cuijk 65,7% 34,3% 100%
Mill 74,8% 25,2% 100%
Grave 63,4% 36,6% 100%
In behandeling: bron van inkomsten Bron van inkomsten Zelfstandig beroep of eigen bedrijf Inkomsten uit loondienst Inkomsten uit ziektewet Werkloosheidsuitkering (WW; Wachtgeld) Arbeidsongeschiktheidsuitkering Sociale voorziening (ABW; IOAZ; IOZW) Beurs AOW; ANW (nabestaandenpensioen) Pensioen/lijfrente Alimentatie Zonder inkomen Overig Leeft van inkomen van ander Onbekend Niet ingevuld
Anthonis 70,1% 29,9% 100%
Totaal 2007 69,7% 30,3% 100%
Totaal 2006 70,0% 30,0% 100%
2007 2,4% 29,8% 4,3% 2,7% 5,5% 6,7% 1,4% 4,2% 0,8% 0,1% 2,2% 2,5% 18,7% 18,8%
2006 2,4% 30,7% 3,7% 2,8% 7,1% 7,5% 0,9% 3,9% 1,2% 0,1% 3,5% 2,2% 17,1% 16,9%
100%
100%
2005 2,8% 28,3% 5,3% 2,9% 8,3% 6,6% 1,0% 4,7% 1,1% 0,0% 4,7% 2,2% 15,3% 14,2% 2,5% 100%
34
Aanmeldingen: % verwijzers per gemeente
Verwijzer bij aanmelding Huisarts Ov. lichamelijke gezondheidszorg Geestelijke gezondheidszorg Maatschappelijk werk Overige maatschappelijke dienstverlening Justitiële instellingen Gemeentelijke instanties Onderwijsinstellingen Overige instanties Niet verwezen Familie en vrienden
Boxmeer Boxmeer 2006 2007 32,0% 27,3%
Type verwijzer bij aanmelding Huisarts Overige lichamelijke gezondheidszorg Geestelijke gezondheidszorg Maatschappelijk werk Overige maatschappelijke dienstverlening Justitiële instellingen Gemeentelijke instanties Onderwijsinstellingen Overige instanties Niet verwezen Familie/vrienden Totaal
Cuijk 2007 18,6%
Cuijk 2006 18,6%
Grave 2007 21,1%
Grave 2006 26,8%
2,0% 3,1% 3,1%
2,4% 2,6% 4,7%
0,9% 1,7% 3,5%
1,1% 2,3% 2,4%
8,9% 1,9% 4,2%
16,3% 2,4% 2,8%
4,3% 3,4% 9,4% 9,1% 1,7% 31,2% 0,9% 100%
3,9% 5,2% 9,2% 9,7% 3,4% 31,5%
3,0% 4,8% 12,1% 20,0% 3,5% 31,2% 0,7% 100%
3,2% 3,6% 15,0% 13,7% 3,8% 36,3%
4,7% 0,5% 11,3% 29,6% 3,3% 14,1% 0,5% 100%
8,5% 2,4% 5,7% 21,5% 2,0% 11,6%
Mill 2007 39,0%
100%
100%
Mill Anthonis Anthonis 2006 2007 2006 39,3% 27,2% 30,8%
100%
Totaal Totaal 2007 2006 25,5% 25,7%
1,9% 1,9% 0,6%
3,0% 3,0% 3,0%
2,9% 2,2% 2,9%
5,0% 5,8% 2,5%
2,7% 2,1% 3,1%
4,6% 2,8% 3,2%
2,5% 5,0% 8,2% 6,9% 1,3% 30,8% 1,9% 100%
1,2% 3,0% 6,5% 4,8% 4,8% 31,5% 0,0% 100%
2,9% 2,9% 5,9% 13,2% 1,5% 35,3% 2,9% 100%
2,5% 5,0% 6,7% 8,3% 5,8% 27,6% 0,0% 100%
3,5% 3,6% 10,2% 16,6% 2,6% 28,9% 1,1% 100%
4,0% 3,9% 10,2% 12,5% 3,7% 29,5% 0,0% 100%
In behandeling: naar geboorteland per gemeente
Nederland Afrika Overige Europa
Boxmeer 89,0% 1,1% 5,9% 4,0% 100 %
Cuijk 78,6% 0,8% 11,1% 9,6% 100 %
Grave 83,0% 4,0% 10,5% 2,5% 100 %
Mill Anthonis 91,8% 95,6% 1,9% 0,7% 4,4% 2,2% 1,9% 1,5% 100 % 100 %
Totaal 2007 85,1% 1,5% 8,0% 5,4% 100 %
Totaal 2006 80,8% 2,2% 10,2% 6,8% 100 %
35
BIJLAGE 3.2
‘TRAJECTEN’ PER GEMEENTEN 31 DECEMBER 2007
Gemeente St. Anthonis AMW algemeen Ouderschapsreorganisatie Schuldhulpverlening Multi-problematiek Seksueel misbruik Echtparen Personen functiebeperking Huiselijk geweld Totaal
open 16 1 0 1 1 1 0 1 21
Gemeente Boxmeer
AMW algemeen Ouderschapsreorganisatie Schuldhulpverlening Multi-problematiek Seksueel misbruik Echtparen Personen functiebeperking Huiselijk geweld Totaal
open afgesloten 66 198 2 3 6 10 7 21 2 2 2 14 3 5 2 12 90 265
open 105 0 18 9 1 2 4 5 144
2007 afgesloten 202 3 22 7 2 6 2 12 256
open 28 0 4 1 0 3 1 0 37
2007 afgesloten 60 1 10 4 0 2 1 4 82
Gemeente Grave AMW algemeen Ouderschapsreorganisatie Schuldhulpverlening Multi-problematiek Seksueel misbruik Echtparen Personen functiebeperking Huiselijk geweld Totaal
2006 actief 81 3 3 6 1 1 0 2 97
open afgesloten 16 65 1 2 2 2 2 4 0 0 0 2 0 2 0 0 21 77
actief 81 3 4 6 0 2 2 0 98
2006
2007
Gemeente Cuijk AMW algemeen Ouderschapsreorganisatie Schuldhulpverlening Multi-problematiek Seksueel misbruik Echtparen Personen functiebeperking Huiselijk geweld Totaal
2007 afgesloten 65 2 3 5 0 0 0 1 76
actief 264 5 16 28 4 16 8 14 355
open afgesloten 56 206 1 2 8 15 9 12 1 2 5 14 1 3 1 2 82 256
actief 262 3 23 21 3 19 4 3 338
actief 307 3 40 16 3 8 6 17 400
2006 afgesloten 206 4 31 6 1 9 1 3 261
actief 332 6 54 13 2 13 2 8 430
open 126 2 23 7 1 4 1 5 169
2006 actief 88 1 14 5 0 5 2 4 119
open afgesloten 20 90 0 1 8 3 3 4 0 1 1 6 1 1 2 3 35 109
actief 110 1 11 7 0 7 2 5 143
36
Gemeente Mill
AMW algemeen Ouderschapsreorganisatie Schuldhulpverlening Multi-problematiek Seksueel misbruik Echtparen Personen functiebeperking Huiselijk geweld Totaal
open 29 0 3 2 1 5 1 0 41
2007 afgesloten 89 4 3 7 3 7 1 4 118
2006 actief 118 4 6 9 4 12 2 4 159
open afgesloten 49 84 2 0 3 1 6 3 1 2 3 9 1 0 0 2 65 101
Totaaloverzicht hulpverleningstrajecten 2007
AMW algemeen Ouderschapsreorganisatie Schuldhulpverlening Multi-problematiek Seksueel misbruik Echtparen Personen functiebeperking Huiselijk geweld Totaal Open = Afgesloten = Actief =
open afgesloten totaal totaal 244 614 3 13 31 48 20 44 5 7 13 29 9 9 8 33 333 797
actief 133 2 4 9 3 12 1 2 166
2006 actief totaal 858 16 79 64 12 42 18 41 1130
open afgesloten totaal totaal 267 651 6 9 44 52 27 29 3 5 13 40 4 7 8 10 372 803
actief totaal 918 15 96 56 8 53 11 18 1175
aantal nog openstaand traject op 31/12/2007 totaal aantal afgesloten trajecten op 31/12/2007 totaal aantal actieve trajecten in 2007
JMW-trajecten 2006 47 actief in 2006, waarvan 35 afgesloten per 31 december 2006 JMW- trajecten 2007 40 actief in 2007, waarvan 34 afgesloten per 31 december 2007
37
BIJLAGE 3.3
CIJFERS SCHOOLMAATSCHAPPELIJK WERK VOORTGEZET ONDERWIJS SCHOOLJAAR 2006-2007
School
Aanmeldingen 2006 2005 2007 2006
Hulpverlening 2006 2005 2007 2006
Verwijzingen 2006 2005 2007 2006
Merletcollege Grotestraat-Cuijk Merletcollege Robijnlaan-Cuijk
13 21
18 13
8 12
6 7
4 5
4 3
Merletcollege Mill Merletcollege Grave
18 20
13 20
10 20
8 20
6 3
2 6
8
15
5
10
3
3
SG Stevensbeek
25
37
16
18
7
9
SG Stevensbeek Boxmeer ROC De Leijgraaf * Cuijk ROC De Maasvallei Boxmeer Totaal
17 17
11 2
11 9
7 1
6 6
2 0
21
12
16
10
6
0
160
141
107
87
46
29
Elzendaalcollege Boxmeer
Overleg 2006 - 2007
Uren – inzet per wk
1 x 6 wkn 1½ uur ZAT 1 x per mnd 2 uur ZAT 1 x per wk 15 min overleg zorgcoördinator/orthopedagoge 1 x 6 wkn 2 uur ZAT 1 x 6 wkn 2 uur ZAT 1 x p mnd zorgcoördinator 3 kwartier 1 x 6 wkn 1½ ZAT 1 x 2 wkn 1½ uur leerlingbegeleiding 1 x 4 wkn 1½ uur ZAT
5 8
5 12
7
10
1 x 6 wkn 1½ uur ZAT 1 x 2 wkn 1 uur zorgcoördinatie 1 uur per week zorgteam
3 6 6 62
* (start jan 2006)
38
BIJLAGE 3.3
CIJFERS SCHOOLMAATSCHAPPELIJK WERK BASIS-ONDERWIJS SCHOOLJAAR 2006-2007
School
Aanmelding
Hulpverlening
Verwijzing
Overleg
Basisscholen St. Anthonis
11
4
7
Basisscholen Cuijk
77
19
44
Basisscholen Grave
38
12
28
Afhankelijk van de school Ong. 1 x per 6 wkn SMW’er + IB’er ± 1 uur Afhankelijk van de school 1 x per 4 of 6 wkn SMW’er + IB’er ± 1 uur Afhankelijk van de school 1 x per 4 of 6 wkn SMW’er + IB’er ± 1 uur
126
35
79
Totaal
Basisscholen Cuijk
De De De De De
Nienekes Bongerd, Haps Waai Akkerwinde Regenboog
De Lindekring ’T Startblok Dr. Jan de Quay De Harlekijn De Zevensprong
Basischolen Grave:
De De De De
Sprankel Bongerd Gassel Raamdonk Wegwijzer
Sint Jozefschool Velp De Ester Escharen Hartenaas
Basisscholen Sint Anthonis :
Berg en Beekschool Matthiasschool De Vlieger Zonnewijzer
(vanaf maart 2007)
:
Eenmalige Informatieen adviesgesprekken
6
6
De Hinkstap Pater Eymard Willem Christiaans
39
BIJLAGE 3.4
CIJFERS JEUGDPREVENTIEWERK
Actieve trajecten Jeugdpreventie werk 2007 per gemeente en per inverwijzer Groepen Boxmeer 1100 Huisarts 3104 Regulier AMW, groepswerk 3105 Regulier AMW binnen gezondheidscentrum 3320 Inst. informatie-advies / sociale raadsliede 3360 Jeugdhulpverlening 4200 Raad voor de kinderbescherming 4400 Politie / wijkagent 4900 Overige justitiële instanties 5300 Leerplicht ambtenaar 5900 Overige gemeentelijke instanties 6100 Sociaal cultureel werk / welzijn ouderen 6600 Schooladvies- en -begeleidingsdienst 6700 Onderwijsinstellingen 9900 Overige organisaties 9999 Niet verwezen Totaal
Cuijk 1 1
Grave
Mill
St Anthonis
1 1 1 1 1 1 1
2 2 3 4
13
2
1 1
4
1 13
1
5 1 1
2 2
4 1 1
1
11
23
9
3 1 2 2
9
67
Toelichting op de cijfers van het JPW 2007 Er zijn in 2007 drie JPW-groepen geweest: - 2 JPW-groepen ‘In de klas, uit de klas Merletcollege in Mill’ - 1 groep in Boxmeer ‘Maatjes’
40
BIJLAGE 3.5
Cursussen
OVERZICHT GROEPSCURSUSSEN 2007
Aantal deelnemers
Aantal groepen
7
1
Assertiviteit
36
4
Partnergroep
10
1
Rondkomen met Inkomen
6
1
Rouwverwerking
5
1
Kinderen van gescheiden ouders
7
1
Ouder/puber cursus
25
3
Oudercursus ‘Opvoeden zo’
20
2
6
1
Job en Jesse (7-9 jarigen)
10
1
Schatjes, katjes, watjes (9-12 jarigen)
20
2
Schulden en nu verder
5
1
‘In balans’, basisgroep voor vrouwen
70+ groep ‘Met zin ouder worden’
Doel van de cursus Het doel van deze cursus is zelfbewuster te worden en een betere sturing te kunnen geven aan het eigen leven. In deze cursus worden ervaringen uitgewisseld over manieren van leven in deze tijd. Het zien en stellen van eigen grenzen wordt uitgewisseld en geoefend in de groep. Het doel van deze cursus is te leren, grenzen aan te geven, stappen te durven ondernemen, ‘neen’ te leren zeggen en om beter te leren opkomen voor zichzelf. Het doel van deze cursus is zodanig te leren communiceren dat partners elkaar beter begrijpen, wat de relatie positief beïnvloedt. Het doel van deze cursus is beter rond te leren komen door inkomsten en uitgaven op elkaar af te stemmen en de administratie op orde te houden. Het doel van de cursus is, vanuit het delen van ervaringen over het verlies van een dierbare, een aanzet te geven tot verwerking van het rouwproces en tot een nieuwe invulling van het leven. Het doel van de cursus is kinderen hun ervaringen te laten delen met andere kinderen, die in een soortgelijke situatie verkeren, waardoor de echtscheiding van hun ouders beter verwerkt kan worden. Het doel van de cursus is om ouders van pubers een steuntje in de rug te bieden in het omgaan met de veranderingen van hun kind in de pubertijd. In deze cursus biedt het AMW de mogelijkheid om samen met andere ouders eigen ervaringen en informatie uit te wisselen over opvoeding van kinderen. Daarnaast wordt aandacht besteed aan kennis, houding en vaardigheden van de ouders in de omgang met hun kind. Het doel van deze cursus is samen met leeftijdsgenoten (70+) op zoek te gaan zingevende activiteiten en de betekenis van het ouder worden. Het in groepsverband aanleren van vaardigheden aan kinderen, die problemen ondervinden in de omgang met anderen, niet goed voor zichzelf opkomen,of juist teveel of niet adequaat aandacht vragen waardoor ernstige sociaal-emotionele problemen kunnen worden voorkomen. Het in groepsverband aanleren van vaardigheden aan kinderen, die problemen ondervinden in de omgang met anderen, niet goed voor zichzelf opkomen,of juist teveel of niet adequaat aandacht vragen waardoor ernstige sociaal-emotionele problemen kunnen worden voorkomen. Doel van de cursus is om mensen met problematische schulden te leren: budgetteren, hun administratie op orde houden, zich bewust te worden van verschillende verkooptechnieken en hoe ze zich daartoe kunnen verhouden.
41
BIJLAGE 3.6
CIJFERS ADVIES- EN INFORMATIEPUNTEN CUIJK (AIC) EN BOXMEER (AIB)
Aantal klantencontacten 2007
2006
2005
AIB
AIC
AIB
AIC
AIB
AIC
2157
1988
2127
2004
2196
1855
Aantal hulpvragen* 2007
2006
2005
AIB
AIC
AIB
AIC
AIB
AIC
3588
3084
3471
2918
3170
2585
* een klant kan meerdere hulpvragen hebben
Aantal hulpvragen per soort of onderwerp
Soort hulpvraag / onderwerp Uitkeringen/soc. zekerheid Werken/arbeid Belastingen Wonen/huur Consumentenzaken Juridische kwesties Personen en familierecht Onderwijs Gezondheid/welzijn Geen antwoord Totaal
2007 1064 80 933 377 457 183 82 72 340
AIB 2006 1045 102 733 359 500 192 89 67 384
2005 900 79 790 416 369 151 114 58 293
3588
3471
3170
2007 972 107 718 302 431 201 75 68 208 2 3084
AIC 2006 971 80 735 296 332 225 63 82 134 2918
2005 842 79 555 365 301 206 49 73 105 10 2585
Aantal hulpvragen per geleverd product
Afhandeling van hulpvragen Informatie en advies Invullen van formulieren Bezwaar of beroepschrift maken Verwijzing Bemiddeling Praatpaal/klankbord Schriftelijke afhandeling Overige dienstverlening Afspraak Geen antwoord Totaal
2007 1860 671 41 356 178 19 93 166 203 1 3588
AIB 2006 1687 698 34 515 110 35 77 140 175
2005 1191 859 39 448 97 46 67 79 344
3471
3170
2007 1456 769 60 320 81 7 137 47 204 3 3084
AIC 2006 1391 863 37 261 59 11 136 1 158 1 2918
2005 1097 930 40 212 48 7 135 0 104 12 2585
42
Aantal bezoekers per woonplaats Woonplaats bezoekers AIB Cuijk Centrum Heeswijkse Kampen Padbroek De Valuwe Haps Katwijk Linden St. Agatha Vianen Beers Boxmeer Centrum Bakelgeert-Noord Elderom Hollesteeg/ Maasbr. Blokken Zuid: Luneven West: Koningsb/Spoorst Over t Spoor Oost Beugen Groeningen Maas-Holthees Rijkevoort Oeffelt Overloon Sambeek Vierlingsbeek Vortum-Mullem
Mill Grave St. Anthonis Overige gemeenten Onbekend Totaal
2007
2006
Woonplaats bezoekers AIC
2005
46 9 14
32 11 2
22 5 1
12 7
9 4 1 2 0 0 1 2
10 5 0 1 0 0
1886 285
2021 344
174
456 232
525 202
304 85
254 130
313 102
Boxmeer Centrum Bakelgeert Noord/ Elderom Hollesteeg/ Maasbr. Blok Luneven Spoor/West
263 28 14 30 48 56 64 44 63 21
229 8 12 18 12 46 70 74 45 15
150 24 5 34 48 64 66 78 48 18
Oost Beugen Groeningen Maas-Holthees Rijkevoort Oeffelt Overloon Sambeek Vierlingsbeek Vortum-Mullem
79 6 108 33 3
33 4 124 36 12
37 3 69 28 16
2157
2127
2196
1 1 2 1882 323 365
0
Cuijk Centrum Heeswijkse Kampen Padbroek De Valuwe Haps Katwijk Linden St. Agatha Vianen Beers
Mill Grave St. Anthonis Overige gemeenten Onbekend Totaal
2007
2006
2005
1816 367 220
1875 381 210
1737 383 177
211 926 48 2 2 10 4 26
234 977 23 7 4 21 6 12
139 965 38 3 0 15 2 15
26 11 1
8 4
14 7
2 1
1 2
1 4 2 2 3
1 1 1 1
1 1 1
67 60 6 5 8
46 42 3 3 27
39 45 3 6 11
1988
2004
1855
43
Aantal cliënten naar etnische afkomst Etnische afkomst Nederland Suriname/Nederlandse Antillen Europa Turkije Marokko Overigen: - Afrika - Azië - Amerika - Australië Geen antwoord Totaal
2007 1098 75 251 130 166 81 300 19 2 35 2157
AIB 2006 1128 62 197 128 137
AIC 2005 2007 2006 1283 607 484 84 81 78 177 149 173 130 321 335 88 260 308
139 307 10
119 283 16
19 2127
16 2196
112 380 3 2 73 1988
191 372 8 4 51 2004
2005 521 87 138 325 284 101 329 2 2 66 1855
44
BIJLAGE 4: TEVREDENHEIDSENQUETE PERSONEEL RMC 2007
A
Algemeen
Zeker niet 1 2
Voldoende 3
4
2
3
4
5
4 Het werkoverleg van RMC functioneert goed (geen werk-projectgroepen): intake werkbesprekingen 1 Vraag intervisie: zie 59 1 Vraag gezamenlijk werkoverleg (AL) zie 60 1 Werkoverleg binnen eigen werksoort 1 Forumoverleg 1
2 2 2 2 2
3 3 3 3 3
4 4 4 4 4
5 5 5 5 5
5 We bespreken regelmatig de prestaties van ons werk
1
2
3
4
5
6 Binnnen het RMC wordt aantoonbaar gewerkt aan de verbetering van kwaliteit van dienstverlening
1
2
3
4
5
7 Ik denk dat het bedrijf RMC gunstig afsteekt t.o.v. vergelijkbare bedrijven
1
2
3
4
5
1 Ik heb vertrouwen in de manier waarop het RMC bestuurd wordt (het betreft het bestuur RMC) 2 Ik heb vertrouwen in de manier waarop de manager leiding geeft
1
Zeker wel 5
3 Vraag teammanager vervallen
a b c d e
Algemene vragen 5
4,6 4,5 4,1
4,5
4
3,94
3,7
3,8
3,9
3,9 3,7
3,6
3,6
3,4
3,6
3,6
3,6 3,3
3,4
3,1
3,5
3
3,7
4,1
2,9
3,2
2,8
2,6
2,6
3,3
2,7
2,5
afname 1 afname 2 afname 3
2,2
2,1 2
1,5
1
0,5
0 1
2
4a
4b
4c
4d
4e
5
6
7
45
B
Persoonlijke werkervaring
8 9 10 11 12 13 14
Mijn werk is afwisselend Ik heb te veel werk Ik heb te weinig werk Ik heb inspraak in beslissingen die mijn werk aangaan Ik heb veel verschillende taken In mijn werk kan ik mij voldoende ontplooien Ik moet vaak functioneren op de grenzen van mijn mogelijkheden Ik ben tevreden over de samenwerking met mijn collega's Ik word gecorrigeerd als er iets niet goed gaat Ik word gecomplimenteerd als er iets goed gaat Collega's hebben voldoende zicht op de kwaliteit van mijn werk De leidinggevende heeft voldoende zicht op de kwaliteit van mijn werk Bij overdracht van mijn werk aan anderen, wordt de kwaliteit van mijn werk voldoende gewaardeerd
15 16 17 18 19 20
Zeker niet 1 1 1 1 1 1 1
2 2 2 2 2 2 2
Voldoende 3 3 3 3 3 3 3
4 4 4 4 4 4 4
Zeker wel 5 5 5 5 5 5 5
1 1 1 1
2 2 2 2
3 3 3 3
4 4 4 4
5 5 5 5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
Persoonlijke ervaring 4,3 4,5
4,5 4,2
4,2
4,2 4 3,9 3,8
4
4,2
4,2
4,4 4,2 3,9
3,8
3,7
3,5
3,2
3,9
3,9 3,7
3,8
3,5 3
3,8
4,1
4
3,5
3,6
3,6
3,9
3,6
3,4
3,3 3
2,9
2,5
3
2,9
afname 1
3
afname 2 afname 3
2,4 2,3
2,5
2
1,5
1
0,5
0 8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
46
C Arbeidsmotivatie 21 Het motief dat ik blijf werken bij het RMC is van financiële aard 22 a b c
Zeker niet 1
1 1 1
Het motief dat ik blijf werken bij het RMC is vanwege: Mogelijkheid tot zelfstandig werken Flexibele werktijden, Ander motief (dit kun je op het laatste blad beschrijven).
2
Voldoende 3
4
2 2 2
3 3 3
4 4 4
Zeker wel 5
5 5 5
Arbeidsmotivatie 4,5 4,3
4,2
4,5 3,8 3,6
4
3,6
3,5
3
2,4
2,4
2,5
2,5
afname 1 afname 2 afname 3
2
1,5
1
0,5
0 21
22a
22b
47
D
23 24 25 a b c 26 27 28 29
Communicatie en afspraken Intern De informatie binnen het RMC verloopt goed Ik krijg voldoende informatie over het doel van mijn werk De ondersteunende diensten RMC werken effectief: Telefooncentrale/receptie Secretariaat Loonadministratie Je krijgt binnen het RMC vlot antwoord op je vragen In het RMC zijn goede werkafspraken Resultaten van het forum worden regelmatig gecommuniceerd met de medewerkers Resultaten van project-/werkgroepen worden geïmplementeerd (een meer gedetailleerde resultaatmeting
Zeker Voldoende wel 2 3 4 5 2 3 4 5
Zeker niet 1 1 1 1 1 1 1 1
2 2 2 2 2 2
3 3 3 3 3 3
4 4 4 4 4 4
5 5 5 5 5 5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
per werk-/projectgroep wordt in februari gehouden)
30 Evaluaties/reflecties na invoering maken standaard onderdeel uit van onze werkwijze Ik vind het van belang dat er meer controle/reflectie op 31 mijn werk wordt gegeven, zodat ik tijdig kan bijstellen 32 Afspraken aangegeven door het management worden door mij opgevolgd 33 In bepaalde gesprekssituaties stel ik het op prijs als een collega aanwezig is 34 In bepaalde gesprekssituaties stel ik het op prijs als een leidinggevende aanwezig is (op het laatste blad kun je aangeven welk type gesprekken/probleem het betreft)
Communicatie en afspraken intern 4,5
4
4,2 3,7
4,14,4 4,4
3,93,9 3,93,9
4
4
3,9
3,9
3,8
3,8
3,7
4,2
4,2
4,1
3,8
3,5
3,6
3,7 3,6
3,5 3,4 3,4
3,5
3,2 3,4 3,2
3,1 3
3,1
2,6 3
3
3
2,8
3
2,6
2,5 2,5
2,5 2,3 afname 1 afname 2 afname 3
2
1,5
1
0,5
0 23
24
25a
25b
25c
26
27
28
29
30
31
32
33
34
48
Zeker niet 1
36 De resultaten zijn meetbaar en communiceerbaar De resultaten hebben geleid tot nieuwe 37 productontwikkeling
Extern 35 Externe projectgroepen waaraan jij deelneemt hebben duidelijke doelstellingen
Zeker wel 5
2
Voldoende 3
4
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
38 Mijn bijdrage aan externe overlegsituaties is effectief voor het RMC
1
2
3
4
5
39 In de projectgroepen hebben alle leden zicht op het eindproduct waaraan gewerkt wordt.
1
2
3
4
5
Communicatie afspraken extern 4,1
4,5
3,7
3,7
4
3,7
3,7
3,6
3,6 3,5
3,5
3,2 3,5
3,1
3,1
3,2
3 2,9
3
2,5
afname 1 afname 2 afname 3
2
1,5
1
0,5
0 35
36
37
38
39
49
E Innovatie RMC-producten 40 Huidige producten voldoen aan de vraag van de klant 41 Specifieke kennis en kunde (expertise) van professionals wordt in het netwerk actief ingezet 42 Ik ben bereid met anderen nieuwe producten te ontwikkelen Ervaringen van afnemers worden gebruikt voor 43 verbetering en ontwikkeling van producten en diensten 44 Voordat wij nieuwe producten of diensten ontwikkelen, doen wij marktonderzoek bij potentiële afnemers Voordat de productontwikkeling start, werkt de 45 projectgroep een of meerdere scenario's uit Professionals promoten nieuwe kennis, al dan niet 46 verwerkt in producten en diensten extern op de markt 47 Bestaande know-how gebruiken we op creatieve wijze voor nieuwe toepassingen
Zeker niet 1 1
Zeker Voldoende wel 2 3 3 5 2 3 4 5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
Innovatie RMC producten 4,2
4,5
4 4,1 3,5
3,5 3,5
3,4
3,4
3,6 3,4 3,3
3,2
3,2
3,5
3,7
3,7
4
3,1
3,6 2,9
2,9
2,8
2,9
2,9
3 2,5 2,2 2,5 afname 1 afname 2 afname 3
2
1,5
1
0,5
0 40
41
42
43
44
45
46
47
50
F 48 49 50 51
52 53 54
Kennisontwikkeling Ik ontleen mijn kennisuitbreiding vooral aan mijn collega's Ik verkrijg mijn kennis vooral door eigen inspanning RMC vergaart actief kennis over de behoeften en wensen van klanten en afnemers Wij zien onze toeleveranciers als inspiratiebron voor het ontwikkelen van onze werkwijzen Professionals wisselen onderling kennis uit door middel van studiedagen, en/of functioneel overleg studiedagen en/of functioneel overleg Onervaren medewerkers leren het vak door mee te lopen met ervaren professionals Wij zijn ons voldoende bewust van onze concurrenten
Zeker wel Voldoende 3 4 5 3 4 5 3 4 5
Zeker niet 1 1 1
2 2 2
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
Kennisontwikkeling 4,3
4,5
3,9 4
3,8
3,8
3,8
3,6 3,4
3,4
3,5
3,3
3,6
3,5
3,6
3,6 3,2
3,5
3,1
3,1 2,9
2,8 2,7
2,7
3
2,5 afname 1 afname 2 afname 3
2
1,5
1
0,5
0 48
49
50
51
52
53
54
51
G
Zeker niet
Organisatie ondersteuning*
technische ondersteuning 55 Wij zijn tevreden over de technische ondersteuning zoals computers - email - enz management ondersteuning De terugkoppeling van management naar medewerkers 56 wordt als constructief ervaren 57 De communicatie met de manager is effectief 58 Het management ondersteunt de ontwikkeling van zelfsturende teams 59 Het intervisietraject is voldoende om het individuele werkproces te onderhouden 60 Wij maken gebruik van de actie leerbijeenkomsten om organisatievraagstukken neer te leggen en deze uit te wisselen met elkaar 61 Protocollen zijn toepasbaar voor de werkpraktijk
Zeker wel
Voldoende
1
2
3
4
5
1 1 1
2 2 2
3 3 3
4 4 4
5 5 5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
Organisatie-ondersteuning 4,4 4,3
4,5
4,1 4
4,2
3,9
3,9 3,7
4 3,4
3,7
3,8
3,7 3,6
3,4
3,5
3
2,5 afname 1 afname 2 afname 3
2
1,5
1
0,5
0 55
56
57
58
59
60
61
* Vraag 55 t/m 61 zijn vanaf afname 2 toegevoegd.
52
BIJLAGE 5: ADRESGEGEVENS RMC Adressen Regionaal Maatschappelijk Centrum Bureaus
Telefonisch en inloop-spreekuur
Centraal bureau Irenestraat 33b, 5431 TG Cuijk, Postbus 71, 5430 AB CUIJK Bereikbaar van 9.00-17.00 uur telefoon: 0485 - 316204 telefax: 0485 - 331297
dagelijks 9.00-10.00 uur
Bureau Sint Anthonis Paulusstraat 1 5845 DZ St. Anthonis t: 0485-582822
dagelijks 9.00-10.00 uur
Bureau Boxmeer Bilderbeekstraat 44 5831 CX Boxmeer t: 0485-316204
dagelijks 9.00-10.00 uur
Bureau Grave Trompetterstraat 7 5361 EP Grave t: 0486-472268
dagelijks 9.00-10.00 uur
Bureau Mill Oranjeboomstraat 9 5451 BL Mill t: 0485-453244
dagelijks 9.00-10.00 uur
Advies- en informatiepunt Cuijk* Irenestraat 33b 5431 TG Cuijk t: 0485-316204
di t/m vrij 10.00-12.00 uur
Advies- en informatiepunt Boxmeer* De Raetsingel 1 5831 KC Boxmeer t: 0485-576763
ma t/m do 9.30-12.30 uur
e-mail: website:
[email protected] www.rmclvc.nl
* Sociaal Raadslieden Werk
53