Veelgestelde vragen en antwoorden over de Basisregistratie Ondergrond, BRO
Januari 2014 (voor een actueel overzicht, zie www.broinfo.nl)
Basisregistratie Ondergrond: de gegevens over de opbouw en het gebruik van onze ondergrond, efficiënt beheerd en voor iedereen direct toegankelijk.
1
Voorwoord In deze FAQ is een groot aantal vragen over de Basisregistratie Ondergrond, BRO, opgenomen. Deze vragen zijn onderverdeeld in de basisvragen: waarom, wat, wie, hoe en aangevuld met overig. De BRO is volop in ontwikkeling dat betekent dat onderstaande antwoorden aan verandering onderhevig kunnen zijn. Voor de meest actuele versie van deze FAQ: zie: www.broinfo.nl
Staat uw vraag er nog niet bij, mail dan naar
[email protected]. U ontvangt dan zo spoedig mogelijk antwoord.
Inhoud: 1
Waarom
3
2
Wat -
inhoud verplichtingen relaties
4 4 6 7
Wie -
rollen taken
3
4
Hoe -
5
9 9 10 12 12 13
techniek voorbereidingen en implementatie kosten en planning
13
Overig
15
2
1 Waarom 1.1.1
Waarom moet er een BRO komen? De huidige informatiesystemen met betrekking tot de ondergrond zijn onderling onvoldoende of niet verbonden. Dit belemmert het hergebruik van gegevens derden. Verder worden bij de vastlegging vaak verschillende standaarden gehanteerd wat een nadelig effect heeft. Bovendien worden veel ondergrondgegevens welke door overheden worden ingewonnen nu helemaal niet vastgelegd. De BRO creëert een eenduidig, landelijk systeem waarin alle overheden hun ondergrondgegevens gaan vastleggen.
1.1.2
Wat is het nut en doel van de BRO? Overheden beschikken met de BRO over meer en betere ondergrondgegevens, waardoor ze sneller en beter gefundeerde beslissingen kunnen nemen ten aanzien van zaken waarbij de ondergrond een rol speelt. Denk daarbij bijvoorbeeld aan mijnbouw en bodemenergie, bouw en infrastructuur, water, openbare orde en veiligheid, milieusector, archeologie en landbouw.
1.1.3
Wat kan ik er mee als gemeente/waterschap/provincie? De gemeenten krijgen direct toegang tot de gegevens over de ondergrond die van belang zijn. Dat gebeurt op twee manieren. De eerste manier is via het webportaal DINOloket. Daarnaast biedt de BRO specifieke webservices aan, waarmee de gemeente de ondergrondgegevens direct vanuit hun eigen softwarepakketten uit de BRO kan downloaden en vervolgens bewerken.
1.1.4
Waarom wordt BRO gefaseerd gerealiseerd? De BRO is een omvangrijk programma. Niet alles kan tegelijk. Om deze reden is gekozen voor een gefaseerde aanpak. In eerste instantie wordt nadrukkelijk gekeken naar de data uit de bestaande systemen Data en Informatie Nederlandse Ondergrond (DINO) van TNO, Geologische Dienst Nederland en het Bodem Informatie Systeem (BISNederland) van Alterra en meer specifiek naar data met betrekking tot grondwater, mijnbouwwet en sonderingen.
3
2
Wat
2.1 Inhoud 2.1.1
Welke (exacte) gegevens komen in de BRO? In de BRO worden registratieobjecten opgenomen, zie www.BROinfo.nl/gegevens. Deze registratieobjecten worden in projecten nader uitgewerkt en in catalogi beschreven. Vooralsnog worden er 26 registratieobjecten onderkend. Belanghebbende partijen zijn van harte uitgenodigd aan deze projecten deel te nemen.
2.1.2
Is al duidelijk of milieukwaliteit en archeologie tot de BRO gaan behoren en hoe dat georganiseerd gaat worden? Vooralsnog maken deze gegevens geen deel uit van de BRO. In 2011 is een kostenbatenanalyse naar milieuhygiënische gegevens uitgevoerd. Deze analyse heeft onvoldoende informatie opgeleverd voor een voldragen besluit. Er is op dit moment dan ook nog geen tijdspad voor de eventuele opname van milieuhygiënische bodemdata te geven. Voor de opname van archeologische gegevens moet nog een kosten-batenanalyse worden uitgevoerd. Deze is nog niet ingepland. Vooralsnog worden alleen de archeologische boormonsterprofielen welke horen bij het registratieobject booronderzoek opgenomen.
2.1.3
Is er een informatiemodel voor de BRO beschikbaar? Ja, er is een eerste versie van het informatiemodel voor de BRO. Het gaat om een eerste versie die in de verschillende dataprojecten verder wordt uitgewerkt en aangevuld.
2.1.4
Maakt het Landelijk Grondwater Register straks deel uit van de BRO? Ja, echter alleen het gedeelte dat specifiek gaat over de in de ondergrond aanwezige infrastructuur ten behoeve van onttrekking van grondwater en infiltratie van water in de ondergrond. Hoe invulling gegeven wordt aan de onderlinge samenhang tussen LGR en BRO moet nog worden uitgewerkt.
2.1.5
In hoeverre worden ook ondergrondse structuren als kelders en parkeergarages in stedelijk gebied meegenomen? Dit type ondergrondse bouwwerken valt buiten de scope van de BRO.
2.1.6
Worden in de BRO ook alle geldige (water)bodemkwaliteitskaarten en de gegevens uit het Meldpunt bodemkwaliteit meegenomen? Nog niet, dit soort informatie valt onder de eventuele vervolgfase van de BRO.
2.1.7
Hoort bij de registratie ook een register met brondocumenten? Ja, de digitale documenten die bronhouders op grond van de wet BRO ter inschrijving in de BRO aanbieden, worden in het brondocumenten register bewaard.
2.1.8
Hoe om te gaan met geboorde putten voor gebruik bluswater. Vallen deze ook onder de BRO? Welke informatie wordt daarin opgeslagen over geboorde putten? De informatie die ingewonnen wordt tijdens het inrichten van de putten wordt wel in de BRO opgenomen en moet derhalve aangeleverd worden.
2.1.9
Moeten grondwaterstandmetingen ook opgenomen worden in de BRO? Ja, maar de grondwaterstanden moeten wel gedurende langere tijd worden gemeten. Dus incidentele of metingen die in het kader van kortlopende projecten worden gedaan vallen (nog) niet onder de BRO. Waar precies de grens ligt tussen wel en niet opslaan wordt in het betreffende dataproject in goed overleg met het werkveld en het Ministerie vastgesteld.
2.1.10 Vallen de boorstaten van bodemonderzoeken volgens de NEN 5740 en dergelijke ook onder de BRO? Ja.
4
2.1.11 Worden de volgende gegevens in de BRO opgenomen: bodemenergiesystemen en bodemverontreinigingsgevallen? Gegevens over bodemenergiesystemen die onder de Mijnbouwwet (aardwarmte) of Waterwet (open warmte-koudeopslag) vallen, worden in de BRO opgenomen. Verschillende partijen hebben aangegeven ook meldingen van de WKO-systemen in de BRO op te willen nemen. Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu is voornemens dit mogelijk te maken. Bodemverontreinigingsgevallen kunnen in potentie op termijn in de BRO opgenomen worden. Hiervoor bestaan nog geen concrete plannen. 2.1.12 Hoe zullen restrictiegebieden opgenomen worden voor WKO: maximale boordiepte, waterwinning, enzovoort? Deze gegevens worden niet in de BRO opgenomen. 2.1.13 Bevat de BRO ook informatie over mogelijke vindplaatsen van explosieven? Nee, vooralsnog niet. Indien hier breed behoefte aan bestaat, kan in een latere fase deze informatie alsnog opgenomen worden. 2.1.14 In hoeverre is de ondergrond van de Noordzee aangesloten bij BRO? De ondergrond van het Nederlandse deel van het continentaal plat (NCP), de Noordzee, valt onder de BRO. 2.1.15 Tot welke diepte reikt het begrip "ondergrond"? Binnen de BRO wordt de ondergrond gedefinieerd als de ruimte tussen het maaiveld en de aardkern. 2.1.16 Vallen gegevens die bestuursorganen van derden ontvangen, bijvoorbeeld in het kader van vergunningverlening, onder de BRO? Het voornemen is deze gegevens op termijn onder de BRO te laten vallen, zodat het informatieaanbod van de BRO zo ruim mogelijk is. In eerste instantie gaat de aandacht uit naar gegevens die in opdracht van bestuursorganen zelf ingewonnen wordt. 2.1.17 Zal als gevolg van INSPIRE en/of overige Europese wetgeving de BRO niet te veel (nietherbruikbare) gegevens bevatten, waardoor het systeem te ingewikkeld en daardoor niet gebruikt wordt? Het belangrijkste criterium voor opname van gegevens in de BRO is hun geschiktheid voor hergebruik. Het vaststellingsproces van de specificaties per registratieobject houdt hier uitdrukkelijk rekening mee. De BRO zal moeten voldoen aan de Europese eisen die uit de richtlijn INSPIRE voortvloeien. 2.1.18 Hoe betrouwbaar is de informatie? De betrouwbaarheid van de gegevens wordt in eerste instantie bepaald door de behoefte van bronhouder; de BRO legt geen extra betrouwbaarheidseisen op. De BRO zorgt wel voor een zorgvuldige vastlegging van de metadata bij de inhoudelijke gegevens. Aan de hand van deze metadata kan een afnemer vaststellen of de kwaliteit en actualiteit van de gegevens afdoende is voor zijn gebruiksdoel. 2.1.19 Heeft de data in de BRO een beperkte houdbaarheid? De houdbaarheid van de gegevens is afhankelijk van het doel waarvoor de gebruiker de gegevens wil gebruiken. Deze moet de afweging maken of de gegevens voor zijn doel nog bruikbaar zijn. De aangeleverde gegevens blijven dus altijd beschikbaar. 2.1.20 Wat is de nauwkeurigheid: wijk, buurt of straat? In de beantwoording is uitgegaan dat deze vraag op de modellen betrekking heeft. De nauwkeurigheid verschilt per model. In de BRO zal dit expliciet worden vermeld. 2.1.21 Is het mogelijk om zaken uit de BRO te verwijderen? Er worden geen gegevens uit de BRO verwijderd, maar in de BRO wordt analoog aan de andere basisregistraties wel aangegeven of de gegevens actueel of historisch zijn. Wijzigingen in de BRO-gegevens moeten door middel van brondocumenten aan de
5
registratiehouder binnen de daarvoor geldende termijn (is twintig werkdagen) doorgegeven worden. 2.1.22 Zal de BRO een authentieke registratie zijn? Ja. 2.1.23 Zijn de modellen in de BRO authentiek? Ja.
2.2 Verplichtingen 2.2.1
Is deze registratie een wettelijke verplichting opgelegd door het ministerie van Infrastructuur en Milieu? Het ministerie van Infrastructuur en Milieu is initiatiefnemer van de BRO. Het besluit tot invoering van de BRO is nauwe samenwerking met de overige bestuursorganen tot stand gekomen en zal ook gezamenlijk verder worden uitgewerkt.
2.2.2
Komt er een wettelijk verplichting voor gemeenten om gegevens (zo ja, welke) aan te leveren? Ja, deze verplichting zal voor alle bestuursorganen gelden. De verplichting geldt voor gegevens die in de Catalogus BRO zijn opgenomen. Zie ook bij vraag 2.1.1 voor meer informatie over de catalogus.
2.2.3
Moeten gemeenten gegevens met terugwerkende kracht achterhalen? Nee, de verplichte aanlevering geldt uitsluitend voor nieuwe gegevens vanaf het moment van de inwerkingtreding van de BRO. Gemeente hebben wel de mogelijkheid om dit op vrijwillige basis te doen.
2.2.4
Welke gegevens moeten gemeenten(overheden) nu al bijhouden en worden dat er meer als de BRO zijn intrede doet? Uitgangspunt is dat de BRO een bestuursorgaan niet verplicht extra inhoudelijke gegevens in te winnen die het zelf niet nodig heeft. De BRO zal wel een gestandaardiseerde vastlegging van deze gegevens voorschrijven. De BRO zal tevens eisen stellen aan de metadatering van de inhoudelijke gegevens. Dit is noodzakelijk om afnemers van de BRO in staat te stellen de bruikbaarheid van de gegevens vast te stellen.
2.2.5
Moet ik de BRO verplicht gebruiken? De verplichting tot hergebruik geldt alleen voor bestuursorganen. Deze verplichting blijft van kracht in het geval werkzaamheden aan private partijen uitbesteed wordt.
2.2.6
Zal er sprake zijn van terugmeldplicht? Ja. De terugmeldplicht verplicht bestuursorganen bij gerede twijfel aan de juistheid van een authentiek gegeven hier melding van te maken, zodat het gegeven op juistheid kan worden onderzocht. Dit onderzoek zal in eerste instantie door de registerhouder (TNO) worden uitgevoerd door het gemelde gegeven met het brondocument te vergelijken. Indien deze vergelijking geen uitsluitsel geeft, zal de bronhouder om nader onderzoek worden gevraagd. In de meeste gevallen zal dit betekenen dat de bronhouder zijn opdrachtnemer hiervoor aan zal spreken. Private partijen kennen geen verplichting, maar hebben wel de mogelijkheid vermeende fouten te melden.
2.2.7
Maar je kunt toch niet exact op dezelfde locatie nogmaals een bodemonderzoek doen? Het onderzoek richt zich op de juistheid van het gegeven. Uit het onderzoek kan bijvoorbeeld blijken dat sprake is van een verschrijving. Indien de juistheid van het gegeven niet op basis van het archiefmateriaal is vast te stellen, zal het gegeven in de BRO ongeldig worden verklaard. Het is niet de bedoeling dat daadwerkelijk nieuw bodemonderzoek wordt verricht. Eventuele afwijkende resultaten kunnen immers ook aan het verloop in de tijd worden toegeschreven.
6
2.2.8
Welke plichten brengt de BRO voor bedrijven, NGO's en burgers met zich mee? De BRO brengt geen verplichtingen voor het bedrijfsleven of andere niet-bestuursorganen met zich mee. Het is wel mogelijk dat bijvoorbeeld het bedrijfsleven als opdrachtnemer van een publieke partij invulling geeft aan de verplichtingen van zijn opdrachtgever. Bijvoorbeeld door namens de publieke opdrachtgever gegevens aan de BRO aan te leveren.
2.3 Relaties 2.3.1
Wat is de relatie met andere basisregistraties zoals de basisregistratie grootschalige topografie (BGT) en de basisregistratie adressen en gebouwen (BAG)? Deze basisregistraties bevatten voornamelijk geografische informatie. Er bestaat geen directe inhoudelijke relatie tussen de BRO en BGT en/of BAG. De koppeling tussen deze basisregistraties zal voornamelijk gaan op basis van het gebruik van locatiegegevens. De BRO zal wel een relatie met het NHR (Nederlands Handelsregister) en BRP (Basisregistratie Personen) hebben. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om natuurlijke of rechtspersonen aan wie een vergunning is verleend.
2.3.2
Wat is de relatie met het Informatiehuis Water? Het Informatiehuis Water beheert zelf geen basisgegevens, maar haalt deze op bij de bron. De BRO zal een belangrijke bron van het IHW zijn.
2.3.3
Wat is/wordt de relatie met de provinciale geo-registers? De provinciale geo-registers zullen geen deel uit maken van de BRO.
2.3.4
Wat is de relatie met Wion? De Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netwerken (Wion) blijft naast de BRO bestaan. De Wion en BRO kennen geen inhoudelijke overlap. De Wion regelt de registratie van kabels en leidingen. De BRO legt meetnetwerken en werken in de ondergrond vast. Een werk in de ondergrond is voor het winnen van delfstoffen of grondwater, voor het opslaan van reststoffen of grondwater dan wel voor het opslaan of onttrekken van warmte of energie. Vooralsnog is gekozen voor afzonderlijke systemen, onder meer vanwege de verschillen in het openbaarheidsregime van de Wion en de BRO. Informatie uit beide bronnen kan wel aan de hand van coördinaten worden gecombineerd.
2.3.5
Is er contact met de eindgebruikers/ betrokkenen/bronhouders van de Wion? Nee, er is geen afzonderlijk contact met de Wion. De BRO en Wion kennen elkaar uitsluitende registratieobjecten. Wel is afgesproken dat door het gebruik van een gezamenlijk coördinatenstelsel gegevens uit beide systemen eenvoudig te combineren zijn.
2.3.6
Hoe zit het met de verhouding tot BIELLS? De BRO bouwt in zeker zin voort op de resultaten van het inmiddels afgeronde project BIELLS. Beide initiatieven hebben tot doel de beschikbaarheid en het hergebruik van ondergrondgegevens te bevorderen. Het belangrijkste verschil is het verplichte karakter van de BRO voor bestuursorganen.
2.3.7
Hoe past de BRO op DINO van TNO en BIS Nederland van Alterra? DINO en BIS Nederland gaan op in de BRO.
2.3.8
Wat zijn de gevolgen voor de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het digitale omgevingsloket. Vooralsnog worden er geen directe gevolgen voorzien.
2.3.9
Worden gegevens die nu opgenomen zijn in de WKPB ook in de BRO opgenomen? Nee.
7
2.3.10 Wat is de relatie tussen de BRO en de richtlijn INSPIRE? De BRO is opgezet met als doel de informatiehuishouding ten aanzien van de Nederlandse ondergrond te verbeteren. INSPIRE verplicht lidstaten onder meer informatie met betrekking tot de ondergrond op een gestandaardiseerde wijze ter beschikking te stellen. Momenteel worden deze eisen met behulp van de voorgangers van de BRO, te weten DINO en BIS, ingevuld. De BRO zal deze functie op termijn overnemen en dus voldoen aan de INSPIREeisen.
8
3 Wie 3.1 Rollen 3.1.1
Wie is bronhouder van de BRO-gegevens? Elk bestuursorgaan kan bronhouder zijn. In de praktijk zullen dat voornamelijk gemeenten, provincies, waterschappen en de uitvoerende diensten (zoals Rijkswaterstaat) van ministeries zijn.
3.1.2
Worden de provincies bronhouder voor grondwatergegevens in de BRO? Ja, zover deze gegevens onder de werkingssfeer van de BRO vallen.
3.1.3
Wie wordt bronhouder van de gegevens die nu in DINO en BIS-Nederland staan? De minister van Infrastructuur en Milieu wordt bronhouder van de gegevens die op het moment van de inwerkingtreding van de wet op de BRO in DINO en BIS-Nederland staan. Eventuele terugmeldingen op deze gegevens zijn daarmee een verantwoordelijkheid van de minister, ook in het geval deze gegevens in het verleden door een ander bestuursorgaan zijn aangeleverd.
3.1.4
In hoeverre kunnen er rechten ontleend worden aan de registratie en zijn gemeenten aansprakelijk als informatie niet juist is. Is hier onderzoek naar gedaan? Conform de andere basisregistraties is het uitgangspunt dat de BRO de best mogelijke gegevens bevat, maar geen 100% garantie geeft op de juistheid. Bestuursorganen kunnen dus worden aangesproken op hun zorgplicht. Indien bij de totstandkoming van de brondocumenten zorgvuldigheid is betracht, heeft het bestuursorgaan aan zijn verplichtingen voldaan en geldt er geen verdere aansprakelijkheid.
3.1.4
Wie is registratiehouder van de BRO? De minister van Infrastructuur en Milieu is de formele registratiehouder van de BRO. Het dagelijks beheer zal bij TNO worden belegd.
3.1.5
Wie beheert de BRO? De minister van Infrastructuur en Milieu zal deze taak bij TNO beleggen.
3.1.6
Waarom wordt het beheer bij TNO belegt en niet bij het Kadaster? Zoals het Kadaster gekozen is op basis van expertise op het gebied van kadastrale en topografische gegevens, zo is TNO gekozen op basis van expertise op het gebied van de ondergrond.
3.1.7
Wat als TNO failliet gaat, wat gebeurt er dan met de gegevens? De Minister van Infrastructuur en Milieu draagt de eindverantwoordelijkheid voor de BRO en zal in voorkomend geval adequate maatregelen treffen om de BRO veilig te stellen.
3.1.8
Wie zijn de gebruikers van de BRO? Bestuursorganen zijn verplicht gebruik van de BRO te maken, maar het gebruik staat aan een ieder vrij.
3.1.9
Kunnen hulpverleningsdiensten via BRO (desnoods 's nachts of in weekenden) snel over gegevens beschikken wie de eigenaar is van de ondergrond? Nee, het eigendom van de ondergrond hangt samen met het eigendom van een perceel. Deze rechten zijn in de basisregistratie Kadaster vastgelegd. Overigens is er geen juridische eenduidigheid over de vraag tot op welke diepte het eigendomsrecht van de ondergrond reikt.
3.1.10 Hebben grondeigenaren invloed op de omschrijving van de basisregistratie? Nee. Grondeigenaren kunnen wel een verzoek tot wijziging indienen in het geval zij een fout in de BRO geconstateerd hebben. In dat geval zal het gegeven analoog aan een terugmelding worden afgehandeld.
9
3.1.11 Wat is de rol van (nuts)bedrijven)? De BRO brengt geen rechtstreekse verplichtingen voor (nuts)bedrijven met zich mee. Bij de uitvoering van werkzaamheden voor bestuursorganen zullen zij wel met de BRO in aanraking kunnen komen. Het ligt voor de hand dat bestuursorganen in hun opdrachtverlening de eis op zullen nemen gegevens conform het BRO-formaat op te leveren. Daarnaast zullen (nuts)bedrijven ook afnemer van de BRO zijn. 3.1.12 Kan ik de BRO gebruiken voor aanvragen van makelaars i.v.m. bodemonderzoeken? Hoewel niet op termijn uitgesloten, zal de BRO voorlopig geen milieukundige gegevens bevatten. Daarnaast is de richtlijn voor taxateurs aangepast, waardoor zij voortaan uitsluitend gegevens uit de Wkpb betrekken. 3.1.13 Hoe is de sturing van de BRO geregeld? De eindverantwoordelijkheid voor de BRO ligt bij de Minister van IenM. De wet voorziet in een periodiek overleg met een representatieve vertegenwoordiging van bronhouders en afnemers over het strategisch beheer van de basisregistratie ondergrond. Dit overleg zal in de Regieraad Geologische Dienst Nederland plaatsvinden. In de Regieraad zijn de volgende partijen vertegenwoordigd: - Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie; - Ministerie van Infrastructuur en Milieu; - Interprovinciaal overleg; - Unie van Waterschappen; - Vereniging Nederlandse Gemeenten; - Mijnraad; - Bedrijfsleven.
3.2 Taken 3.2.1
Welke taken brengt de BRO voor gemeenten, provincies en waterschappen met zich mee? Voor gemeenten en andere bestuursorganen betekent de BRO dat zij gegevens over de ondergrond die onder het bereik van de BRO vallen verplicht aan de BRO moeten aanleveren. Deze verplichting geldt uitsluitend voor gegevens die na de inwerkingtreding van de wet BRO in bezit van een bestuursorgaan komen. Het bestuursorgaan dat gegevens aanlevert, is bronhouder van deze gegevens. Tevens moeten bestuursorganen verplicht gebruik van de BRO maken. Dat wil zeggen dat zij bij het uitvoeren van hun werkzaamheden eerst de BRO moeten raadplegen op herbruikbare gegevens. Indien de BRO herbruikbare gegevens bevat, moeten zij deze gebruiken. Als dat niet het geval is, zal een bestuursorgaan nieuwe gegevens verzamelen. Deze nieuwe gegevens moeten aan de BRO worden aangeleverd. Tot slot zijn bestuursorganen verplicht bij gerede twijfel aan de juistheid van een BRO-gegeven een zogenaamde terugmelding aan de registratiehouder maken. De registratiehouder zal op basis daarvan zo nodig in samenwerking met de bronhouder van het gegeven onderzoek naar de juistheid van het gegeven doen. Bestuursorganen zullen hun huidige werkprocessen zodanig moeten aanpassen dat zij aan bovenstaande verplichtingen kunnen voldoen. De exacte processen voor verplichte aanlevering, terugmelding en gebruik zullen in overleg met alle bestuursorganen nader worden uitgewerkt.
3.2.2
Moeten alle gegevens, die ik al digitaal beschikbaar heb, in de BRO? Nee, alleen gegevens die van na de inwerkingtreding van de BRO dateren, moeten verplicht in de BRO opgenomen worden. Gegevens van voor die tijd kunnen op vrijwillige basis aan de BRO worden toegevoegd. Hiervoor kunnen echter kosten in rekening worden gebracht.
3.2.3
Wat verandert in mijn werkproces bij de gemeente als ik op een afdeling RO werk? De BRO heeft geen directe invloed op het werkproces anders dan dat bij verzamelen van gegevens over de ondergrond verplicht de BRO geraadpleegd moet worden. Indien de BRO geen herbruikbare gegevens bevat en de gemeente overgaat tot inwinning van nieuwe gegevens, moeten deze vervolgens bij de BRO worden aangeleverd, zodat deze voor hergebruik in aanmerking komen.
10
3.2.4
Wat verandert in mijn werkproces bij de gemeente als ik op een afdeling wegenbouw werk? De BRO heeft geen directe invloed op het werkproces anders dan dat bij verzamelen van gegevens over de ondergrond verplicht de BRO geraadpleegd moet worden. Indien de BRO geen herbruikbare gegevens bevat en de gemeente overgaat tot inwinning van nieuwe gegevens, moeten deze vervolgens bij de BRO worden aangeleverd, zodat deze voor hergebruik in aanmerking komen.
3.2.5
Wat verandert in mijn werkproces bij de gemeente als ik op een afdeling ICT werk? Dit is situatieafhankelijk. In het geval een gemeente via een (bodem)informatiesysteem met de BRO zal communiceren, zal het BIS hiervoor geschikt gemaakt moeten worden. Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu zal met de leveranciers van BIS-systemen overleggen op welke wijze de BRO tijdig door hun software ondersteund zal worden. Gemeenten kunnen de aanlevering van BRO-gegevens ook uitbesteden aan het bedrijfsleven en voor de raadpleging van de BRO het webloket gebruiken. In dat geval zal de BRO geen impact hebben op de ICT-huishouding.
11
4 Hoe 4.1 Techniek 4.1.1
Komt er een centrale landelijke (ICT-)voorziening? Ja. De BRO is in dat opzicht te vergelijken met bijvoorbeeld de basisregistratie Kadaster. Bestuursorganen hoeven zelf geen basisregistratie te voeren.
4.1.2
Welke generieke voorzieningen gaat de BRO gebruiken, bijvoorbeeld Digikoppeling? De BRO zal zoveel mogelijk aansluiten bij stelselstandaarden en gebruik maken van de generieke voorzieningen van het stelsel zoals Digimelding en Digikoppeling.
4.1.3
Hebben gemeenten een nieuwe applicatie nodig om gegevens in bij te gaan houden? Nee, dat is niet de bedoeling. Er moet nader worden vastgesteld of gemeenten problemen zien, welke dat zijn en welke oplossingsrichting er gekozen moet worden.
4.1.4
Wat gebeurt er met de gemeentelijke bodeminformatiesystemen? Dit is in de eerste plaats aan de gemeenten zelf. Veel BIS'en bevatten (ook) gegevens over bodemverontreinigingen. Deze informatie ontbreekt in de eerste fase van de BRO. Tot die tijd lijkt het voor de hand liggend dat gemeenten hun eigen BIS handhaven.
4.1.5
Hoe wordt de levering van gegevens georganiseerd? De gegevens worden zoveel mogelijk op basis van webservices aangeleverd. Dit betekent dat de invoer geautomatiseerd plaats zal vinden. Voor instanties die niet direct aan kunnen of willen sluiten op de services is daarnaast ook een innameloket ingericht. Via dit loket kunnen bronhouders hun brondocumenten handmatig aanleveren.
4.1.7
Hoe worden gegevens ter beschikking gesteld? De BRO-gegevens zullen kosteloos via de website DINOloket en via webservices beschikbaar worden gesteld. In overleg zijn alternatieve aanleveringen tegen kostprijs mogelijk.
4.1.8
De gebruiksvriendelijkheid van het DINOloket laat te wensen over. Komt hier verandering in? Ja, TNO heeft eind 2013 een nieuwe release van www.DINOloket.nl uitgebracht waarin gebruikerswensen zijn doorgevoerd. Het aanpassen van het nieuwe DINOloket zal gaan via versiebeheer en is een continue proces.
4.1.9
Welke topografische ondergronden (schaal? en afhankelijk van inzoomniveau?) worden gebruikt bij de kaarten voor opvragen bv van grondwaterkwantiteitdata? Dit moet nog worden uitgezocht.
4.1.10 Hoe kunnen gegevens worden gebruikt? Er gelden geen beperkingen voor het gebruik van de gegevens. 4.1.11 Kunnen wij nog ons sonderingenarchief met jullie automatiseren? Historische gegevens van voor de datum van inwerkingtreding en welke niet zijn opgenomen in DINO of BIS-Nederland vallen niet onder het bereik van de BRO. De wet BRO kent wel bepalingen die bestuursorganen de mogelijkheid bieden afspraken met TNO te maken over opname van archiefgegevens. De hieraan verbonden kosten zijn voor rekening van het bestuursorgaan. 4.1.12 Ik heb vernomen dat de NITG-code gewijzigd wordt. Klopt dit? De NITG-code verliest zijn huidige status. Daarvoor in de plaats komt de BRO-identificatie. De BRO-identificatie wordt de sleutel in de communicatie tussen bronhouders, afnemers en het register. In hoeverre de NITG-code nog een rol moet spelen in de communicatie, met name tussen aanleverende partijen en het register moet per registratieobject nog worden vastgesteld.
12
4.1.13 Hoe kunnen we technisch aansluiten/uitwisselen? De BRO maakt deel uit van het stelsel van basisregistraties en de aansluitvoorwaarden zijn daarom conform de Digikoppeling specificaties. 4.1.14 In wat voor format worden de bestanden van BRO aangeleverd en gebruikt (AutoCAD, GIS, etc.)? Data in de BRO vallen in de categorie geo-informatie en is daarom in een NEN3610 conform formaat IMBRO genaamd. Per registratieobject wordt de exacte inhoud hiervan in het standaardisatietraject van het registratieproject bepaald. 4.1.15 Komen de gegevens ook beschikbaar als service in een ArcGIS server omgeving? Via webservices kan men de BRO benaderen en bevragen. Op die wijze kan men de data ook betrekken in een eigen GIS-applicatie. 4.1.16 Bestaat uitlevering enkel/hoofdzakelijk uit onbewerkbare plaatjes via internet en/of is er ook een downloadmogelijkheid van de ruwe data? Dit is afhankelijk van wat er is afgesproken binnen het registratieproject. Wanneer data wordt aangeleverd zal dit ook beschikbaar worden. Voor sommige registratieobjecten zullen ook onbewerkbare plaatjes uitgewisseld worden (denk bijvoorbeeld aan boormonsterfoto’s). Uitgangspunt is dat de gegevens verstrekt worden zoals deze zijn aangeleverd. 4.1.17 Wordt er ingezet op het uitwisselen met webservices? Ja, maar niet iedere partij zal daarmee uit de voeten kunnen op het moment dat de wet in werking treedt. Om die reden is er een loket voor uitgifte voorzien en voor bepaalde gegevenstypen ook een innameloket aan de innamekant. 4.1.18 Wordt er ingezet op het z.s.m. beschikbaar stellen van een webservice voor de 3Dmodel? Aan de kant van TNO wordt getracht de modellen zo snel mogelijk aan te sluiten. Een en ander is afhankelijk van de prioritering van de modellen. Echter zal men aan de kant van de gebruiker ook nog wat moeten doen om de webservices aan te spreken. Het mag duidelijk zijn dat men daar zelf voor verantwoordelijk is. 4.1.19 Welke gegevens in welke bestandsformaten moeten worden aangeleverd? Dit wordt per registratieobject in het registratieproject bepaald. Zie ook 4.1.13. 4.1.20 Worden er protocoleisen gesteld voor bijv. bodemprofielen, of kan elk bodemprofiel worden aangeleverd? Profielen in de zin van dwarsdoorsneden in de ondergrond zijn niet opgenomen in de BRO. Echter kan men m.b.v. de modellen welke in de BRO aanwezig zijn wel een profiel maken/opvragen. De boormonsterprofielen en de bodemkundige profielopname zijn wel opgenomen in de BRO. Hiervoor worden in de registratieprojecten afspraken gemaakt hoe de uitwisseling van deze registratieobjecten er uit moet gaan zien.
4.2 Voorbereidingen en implementatie Momenteel wordt hiervoor een plan uitgewerkt. Zodra deze beschikbaar is, wordt deze hier opgenomen. Voor het stappenplan zie onder tabje documenten op de homepage.
4.3 Kosten en planning 4.3.1
Hoe hoog worden de administratieve lasten voor de gemeenten als de BRO van kracht wordt? Worden de gemeenten financieel gecompenseerd voor deze kosten? Voor de BRO is in 2011 een maatschappelijke kosten-batenanalyse uitgevoerd. Het bleek niet mogelijk kosten en baten naar de verschillende bestuurslagen uit te splitsen. Rijk en medeoverheden hebben afgesproken op basis van uitgewerkte registratieobjecten financiële consequenties in kaart te brengen en aan de hand daarvan financiële afspraken te maken.
13
4.3.2
Wat zijn de afnamekosten? Gegevenslevering via de website en standaard webservices zal voor alle partijen, dus zowel overheden als private partijen, kosteloos zijn. Indien gebruikers gegevens op een andere wijze willen ontvangen of bevragen, dan zal per geval bekeken worden of hier invulling aan gegeven kan worden. Een dergelijke specifieke service zal dan in principe tegen kostprijs worden geleverd.
4.3.3
Wat is de planning voor wetgeving en invoering? De BRO zal fasegewijs van kracht worden. De verwachting is dat de eerste onderdelen van de BRO per 1 januari 2016 in kunnen gaan. Definitieve data zullen in overleg met bronhouders en afnemers bepaald moeten worden; voor een goede werking van de BRO is het immers noodzakelijk dat alle voorbereidende werkzaamheden en bijbehorende afspraken geïmplementeerd zijn. Zorgvuldigheid gaat daarbij voor snelheid.
14
5 Overig 5.1
Welke onderdelen moeten specifiek aan bod komen in de huidige opleiding landmeten MBO en in een nieuw te ontwikkelen opleiding GEO-ICT op MBO-niveau? De komst van de BRO stelt geen specifieke eisen aan opleidingen. Vanzelfsprekend ligt het wel voor de hand aandacht te besteden aan het stelsel van basisregistraties en de geobasisregistraties in het bijzonder.
5.2
Worden toekomstige ontwikkelingen in gebieden waar veel ondergronds ruimtegebruik plaatsvindt ook aangestuurd via een soort Wet ruimtelijke ontwikkeling? Bestuursorganen hebben met de Wet ruimtelijke ordening reeds een instrumentarium in bezit om ondergronds ruimtegebruik aan te sturen. Zie voor meer informatie www.bodemplus.nl. Op korte termijn zal de BRO nog niet als het kadaster van de ondergrond fungeren, maar deze functie wordt op termijn niet uitgesloten.
5.3
Hoeveel basisregistraties komen er nog en wanneer geeft het Rijk de gemeenten een financiële bijdrage om al die basisregistraties in te voeren? Er staan geen nieuwe basisregistraties in de planning naast de reeds bekende, zie het Stelselhandboek Basisregistraties voor een overzicht http://e-overheid.nl.
5.4
Krijgt de BRO net als de BAG audits? Het ministerie van IenM zal de uitvoering van het beheer van de BRO ten minste eens per drie jaar controleren. De wet BRO voorziet niet in een audit op de naleving van de aanlever-, gebruiks- en terugmeldplicht. Conform het advies van de staatscommissie Oosting vertrouwt het ministerie van IenM erop dat bestuursorganen zich aan de wet houden. Vanzelfsprekend zal aanlevering aan, gebruik van en terugmeding aan de BRO wel gemonitord worden. Als daar aanleiding toe bestaat -bijvoorbeeld omdat blijkt dat een bestuursorgaan gedurende een jaar geen enkel gegeven heeft aangeleverd, terwijl aannemelijk is dat het wel nieuwe gegevens in handen heeft gekregen- zal het ministerie van IenM om nadere opheldering vragen en zo nodig maatregelen treffen.
5.5
Wat gebeurt er als ik als overheid niet aan mijn verplichtingen voldoe? Er komt geen actieve toezicht op het naleven van de verplichtingen. Echter omdat overheden van elkaars gegevens gebruik maken zullen zij elkaar er op aanspreken. Wanneer dit niet het gewenste resultaat oplevert zal het ministerie van I&M de betreffende instantie daar op aanspreken.
15