Veelgestelde vragen en antwoorden Deze lijst met vragen en antwoorden (juni 2013) is opgesteld door het procesteam voor de ontwikkeling van het havengebied Antwerpen, naar aanleiding van de definitieve vaststelling van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP) ‘Afbakening zeehavengebied Antwerpen’. Deze lijst is een louter informatief document, dat niet is goedgekeurd door of geagendeerd op de Vlaamse Regering. Dit vervangt dus niet het officiële besluit waarmee de Vlaamse Regering het GRUP heeft vastgesteld.
1. Vragen over het planproces, het ruimtelijk uitvoeringsplan en het actieprogramma Hoe zijn de plannen voor de haven tot stand gekomen? 1997‐2004 Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (1997) bepaalt dat de Vlaamse Regering de zeehavengebieden moet afbakenen. Volgens de regeerakkoorden van 1999 en 2004 moet dat voor elk van de vier zeehavens gebeuren (Oostende, Zeebrugge, Gent en Antwerpen), op basis van strategische plannen. 2005 Goedkeuring GRUP Waaslandhaven. In het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Waaslandhaven fase 1 en omgeving’ ligt de klemtoon op de leefbaarheid van de dorpskernen, de ontwikkeling van de Waaslandhaven (met onder meer het Deurganckdok) en de realisatie van enkele natuurgebieden. 2006 Tussentijds strategisch plan. In 2006 monden voorbereidende studies en overlegrondes uit in een tussentijds strategisch plan voor de Antwerpse haven. Dat plan beschrijft een streefbeeld voor de zeehaven tot 2030. Verschillende groeiscenario’s worden voorgesteld. De scenario’s houden ook rekening met leefbaarheid, mobiliteit, landbouw, natuur en milieu. Het plan werd in mei voorgesteld aan de bevolking. De Vlaamse Regering nam akte van het plan in 2009. 2008 Goedkeuring GRUP Prosperpolder. Het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan stippelt de aanleg van het intergetijdengebied Prosperpolder Noord uit als onderdeel van het geactualiseerde Sigmaplan. De aanleg van dat gebied is in volle uitvoering. 2009‐2010 Goedkeuring GRUP Liefkenshoekspoortunnel. Het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan gaat over de aanleg van een nieuwe spoortunnel tussen de Linker‐ en de Rechterscheldeoever. Het GRUP bespreekt ook de aanleg van buffers en het natuurgebied Rietveld Kallo. Dat 1
natuurgebied is in 2009‐2010 ingericht; de werkzaamheden aan de spoorwegtunnel en de buffers zijn in uitvoering. 2009 Milieuevaluatie. Het strategische plan wordt onderworpen aan een milieuevaluatie. De resultaten ervan vinden in 2009 hun neerslag in een milieueffectrapport: het plan‐MER. Dat beschrijft de effecten van de verschillende scenario’s. Om neveneffecten te reduceren stelt het plan‐MER milderende en compenserende maatregelen voor. 2009 Beslissing Vlaamse Regering over het ‘Maatschappelijk Meest Haalbare Alternatief’ (MMHA). Op 11 september 2009 kiest de Vlaamse Regering voor dat voorkeursscenario op basis van het plan‐MER. Het bevat een streefbeeld voor haven en omgeving in 2030, met inbegrip van de milderende maatregelen die het plan‐MER had uitgewerkt. Het MMHA wordt uitgewerkt via verschillende uitvoeringsgerichte instrumenten: een actieprogramma, een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan, de daaruit voortvloeiende onteigeningsplannen en een sociaal begeleidingsplan. 2011 Op 15 juli 2011 hecht de Vlaamse Regering haar goedkeuring aan de principiële krachtlijnen van het sociaal begeleidingsplan. Op 22 juli 2011 hecht de Vlaamse Regering haar goedkeuring aan de afweging van de milderende en natuurcompenserende maatregelen voor het Maatschappelijk Meest Haalbare Alternatief. Daarmee is de basis voor het actieprogramma gelegd. Op dat moment stelt de Vlaamse Regering ook een procesmanager aan. In oktober 2011 vindt de plenaire vergadering voor het GRUP voor de afbakening van de zeehaven van Antwerpen plaats. Alle betrokken instanties en besturen zijn hiervoor uitgenodigd. 2012 Op 27 april 2012 stelt de Vlaamse Regering het GRUP ‘Afbakening zeehavengebied Antwerpen’ voorlopig vast. Van 8 juni tot en met 6 augustus loopt een openbaar onderzoek over het GRUP. Op 19 juni (Linkerscheldeoever, Kallo) en op 21 juni (Rechterscheldeoever, Stabroek) zijn er infomarkten georganiseerd. Op 27 april 2012 keurt de Vlaamse Regering ook de ontwerpovereenkomsten voor het flankerende beleid goed (sociaal begeleidingsplan, grondenbanken, natuurontwikkeling). 2013 Op 15 maart 2013 stelt de Vlaamse Regering het GRUP principieel vast. De regering keurt de manier van opvolging en de structuur voor het actieprogramma voor de ontwikkeling van het havengebied Antwerpen (OHA) goed. De slagzin ‘ontwikkeling van het havengebied Antwerpen’ vervangt voortaan ‘het Maatschappelijk Meest Haalbare Alternatief’, maar de inhoud blijft onveranderd.
2
Op 30 april 2013 stelde de Vlaamse Regering het GRUP definitief vast. Op 3 juni 2013 verscheen het GRUP in het Belgisch Staatsblad. Twee weken later is het van kracht.
Wat staat er de komende tijd nog allemaal te gebeuren en wat moet nog beslist worden? Op 26 april 2013 heeft de Vlaamse Regering het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Afbakening zeehavengebied Antwerpen’ definitief vastgesteld. Het regeringsbesluit verschijnt in het Belgisch Staatsblad. Veertien dagen later worden de nieuwe bestemmingen en de nieuwe stedenbouwkundige voorschriften van kracht, net als de onteigeningsplannen die verbonden zijn aan dat GRUP. Actieprogramma Het definitieve GRUP legt de belangrijkste ruimtelijke aspecten van het Maatschappelijk Meest Haalbare Alternatief vast. Maar voor een aantal andere ruimtelijke aspecten zijn nieuwe (minder omvangrijke) GRUP’s nodig, bijvoorbeeld voor de zuidwestelijke ontsluiting van de Waaslandhaven (E34). Daarnaast moeten ook veel niet‐ruimtelijke maatregelen uitgevoerd worden. Al die ruimtelijke en niet‐ruimtelijke acties zijn opgenomen in het actieprogramma. De uitvoering daarvan is een werk met een totale doorlooptijd tot 2030. Maar dat neemt niet weg dat tal van maatregelen nu al in uitvoering zijn of de komende jaren worden uitgevoerd. De evolutie van het actieprogramma kunt u volgen via www.havenvandetoekomst‐ antwerpen.be.
Wie kan me informatie geven over dat hele proces? Wie is verantwoordelijk voor het goede verloop van al die plannen? De Vlaamse Regering heeft Jan Hemelaer als procesmanager aangesteld om het proces voor de verdere ontwikkeling van het havengebied Antwerpen in goede banen te leiden en daarover goed te communiceren. Jan Hemelaer is de contactpersoon voor vragen over het GRUP en het actieprogramma. Hij wordt ondersteund door een multidisciplinair procesteam. Waar nodig zal hij u doorverwijzen naar andere specialisten. U kunt hem contacteren via
[email protected] of tel. 02 553 71 09.
Wat is een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan? Een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan of GRUP is een plan op perceelsniveau. Het dient als basis voor het verlenen van vergunningen en legt juridisch vast: • welke activiteiten in het gebied mogen plaatsvinden; • waar al dan niet mag gebouwd worden en aan welke stedenbouwkundige voorschriften huizen en constructies in een bepaalde zone moeten voldoen; • hoe een bepaald gebied ingericht en beheerd moet worden. 3
Na de definitieve vaststelling van het GRUP vervangt dat de bestemmingen uit het geldende gewestplan of plan van aanleg.
Hoe gaat men om met diverse belangen (ruimtegebruik, mobiliteit,…) die kunnen botsen met een economisch ontwikkelingsscenario? De ruimte in Vlaanderen is schaars. Dat is precies een van de redenen waarom er een strategisch plan voor de haven van Antwerpen is opgesteld. Dat vormde de basis voor het ontwikkelingsscenario (MMHA) dat de Vlaamse Regering koos op 11 september 2009. Het streefbeeld van het strategische plan is gebaseerd op verschillende uitgangspunten. Op de eerste plaats is het de bedoeling dat de haven zich verder ontwikkelt tot één ruimtelijk en functioneel samenhangend geheel. Het streven naar een samenhangend geheel van functies geeft de grootste garantie om zuinig om te springen met schaarse ruimte. Evenwichtsoefening In het GRUP kiest de Vlaamse Regering voor inbreiding en verdichting van de havenactiviteiten op de Rechterscheldeoever. Op de Linkerscheldeoever is er – naast inbreiding – ook plaats voor havenuitbreiding voorzien met ongeveer duizend hectare. De keuze van de Vlaamse Regering is een evenwichtsoefening, waarbij de verdere havenontwikkeling hand in hand gaat met volwaardige natuurontwikkeling, de leefbaarheid van de polderdorpen, een acceptabel niveau van mobiliteit, economisch leefbare landbouw en aandacht voor het milieu. Het actieprogramma moet daarvoor zorgen.
4
2. Vragen over de economische onderbouwing van de havenuitbreiding van Antwerpen Waarom moeten de havenactiviteiten in Antwerpen uitbreiden? Hoe wordt de havenontwikkeling gestaafd? Door middel van het GRUP heeft de Vlaamse regering heeft de ruimtelijke grenzen bepaald waarbinnen de haven van Antwerpen zich verder kan ontwikkelen op weg naar 2030. De oppervlakte van de haven in het huidige plan is 1150 hectare kleiner dan de oppervlakte in het gewestplan van 1978. De Vlaamse Regering geeft de Antwerpse haven met het GRUP de kans om haar multifunctioneel karakter te versterken en uit te bouwen. De haven moet haar positie als een van de toonaangevende maritiem‐logistieke en industriële complexen in Europa kunnen verdedigen en versterken. Met de creatie van jobs en toegevoegde waarde geeft de haven ook een zeer belangrijke maatschappelijke return. De haven is goed voor een totale toegevoegde waarde van 19,2 miljard euro (5,4% van het bbp van België en 9,5% van het bbp van Vlaanderen) en zorgt voor 60.000 jobs binnen het hele havengebied – op linkeroever gaat het om 14.500 jobs ‐ en 146.000 in zijn totaliteit (10 tot 26% van de tewerkstelling in de gemeenten rondom het havengebied). Voor de stad Antwerpen gaat het om zo’n 20.000 mensen, voor Beveren over bijna 4.000. Uit de wetenschappelijke studies die het ‘Tussentijds Strategisch Plan voor de haven van Antwerpen’ onderbouwden, bleek dat de haven van Antwerpen van bijzonder groot economisch belang is. Het gaat vooral om het raamplan mobiliteit en de Economische Ontwikkelingsstudie (EOS). Ruimtetekort De economische aspecten van het strategische plan werden onderzocht en uitgewerkt in de Economische Ontwikkelingsstudie (EOS) voor de haven van Antwerpen. Die studie concludeerde onder meer dat bij een hoog economisch groeiscenario op termijn een ruimtetekort kan optreden. Daarom moeten er keuzes gemaakt worden inzake de activiteiten die binnen het havengebied kunnen plaatsvinden. Mainport Het tussentijdse strategische plan van 2006 geeft een toekomstbeeld van hoe de haven zich moet en kan ontwikkelen (horizon 2030) en hoe ze zich op een goede manier zal inpassen in haar omgeving. Een fundamenteel gegeven in de opzet van het strategische plan was dat binnen de beschikbare economische ruimte de economische activiteiten zich verder vrij moesten kunnen ontwikkelen. Dat moet gebeuren met inachtneming van de wetgeving inzake ruimtelijke ordening, milieu en natuur, de vigerende omgevingsregelgeving en de algemeen erkende principes, zoals zuinig ruimtegebruik. De algemene visie is dat de haven van Antwerpen zich moet ontwikkelen als een mainport binnen de ‘range’ Hamburg‐Le Havre. Bovendien kan de Antwerpse haven zich verder ontwikkelen als de haven met de duurzaamste ‘modal split’ (verdeling van 5
goederentransporten via verschillende vervoerswijzen) en de meest omnivalente haven in die range. De ruimtelijke afbakening van de haven van Antwerpen (Linker‐ en Rechterscheldeoever) bekrachtigt de principes van de havenontwikkeling en zorgt voor rechtszekerheid. Binnen de afgebakende economische ruimte moeten de havenbeheerder en de economische actoren te allen tijde flexibel kunnen inspelen op nieuwe economische opportuniteiten. Dat is nodig voor de buitenlandse handel, de bevordering van de werkgelegenheid en de economische welvaart in de regio. De haven becijferd Enkele cijfers die het belang van de Antwerpse haven illustreren (anno 2012): ‐ In de Antwerpse haven worden jaarlijks 8,7 miljoen standaardcontainers (TEU) geladen en gelost. ‐ Met 184 miljoen ton goederen is Antwerpen de tweede grootste haven van Europa. ‐ Het is de belangrijkste Europese haven voor stukgoed, zoals staal, fruit en koffie. ‐ De Antwerpse haven vormt de grootste chemische cluster in Europa. ‐ De haven omvat 13.057 hectare, waarvan 5818 hectare op Linkeroever. ‐ De Antwerpse haven genereert 146.000 banen in en buiten het gebied; 10 tot 26 procent van de werkende bevolking woont in de omliggende gemeenten. ‐ Elke dag doen 40 zeeschepen, 150 binnenschepen en 250 goederentreinen de haven aan. ‐ 900 bedrijven zijn actief in het havengebied. ‐ In de Antwerpse haven werken 60.500 mensen, van wie 14.600 op LSO. ‐ De toegevoegde waarde van de haven bedraagt 19 miljard euro per jaar. De onderstaande tabellen tonen de evolutie van de goederenoverslag in de haven van Antwerpen en het marktaandeel dat de haven heeft inzake containertrafiek.
6
7
Wat is de EOS? Houdt die studie rekening met de economische crisis die in 2008‐2009 begon? De Economische Ontwikkelingsstudie (EOS) voor de haven van Antwerpen (2005) werd door het European Centre for Strategic Analysis (ECSA) opgesteld in het kader van het strategische plan voor de haven van Antwerpen. De uiteindelijke doelstelling: het bepalen van de economische positie en de economische effecten en opportuniteiten verbonden aan een verdere ontwikkeling van de haven. In die zin strekt de studie zich uit over de volledige logistieke keten: ze behandelt zowel het zee‐, haven‐ als hinterlandaspect en de achterliggende netwerkgedachte. Twee scenario’s De studie hanteert een rekenmodel waarbinnen alle elementen die evolueren in functie van het goederenverkeer worden gemodelleerd. De studie gaat uit van twee hoofdscenario’s: een optimistisch scenario (hoge groei) en een pessimistisch scenario (lage groei). In de nu gehanteerde prognoses van het Antwerpse havenbedrijf wordt een groeivertraging meegenomen.
8
Er zijn toch nog genoeg groeimogelijkheden in de haven? Zijn er al niet genoeg geplande en ongebruikte bedrijfsterreinen in de Waaslandhaven? Door het GRUP Afbakening zeehavengebied Antwerpen kunnen de braakliggende terreinen in de Waaslandhaven na verloop van tijd in gebruik genomen worden, als er elders voldoende natuurgebieden ontwikkeld zijn. Op dit ogenblik dragen belangrijke oppervlakten braakliggend terrein in het zeehavengebied tijdelijk bij tot het behalen van de natuurdoelstellingen. Ten gevolge van de haveninbreiding zullen die braakliggende terreinen in de toekomst steeds minder een bijdrage kunnen leveren tot de instandhoudingsdoelstellingen voor natuur. Daarom kunnen die terreinen pas voor havenontwikkeling gebruikt worden als andere gebieden er mee voor zorgen dat de natuurdoelstellingen gehaald worden. Nood aan ruimte Bovendien is in het plan‐MER het inbreidingsscenario als volwaardig scenario onderzocht. Maar dat scenario schiet tekort om de toekomstige groei te kunnen opvangen. De groeiprognoses in het plan‐MER werden ook gehanteerd binnen de Economische Ontwikkelingsstudie, inclusief de productiviteit van gemiddeld 24.000 standaardcontainers (TEU) per hectare op de containerterminals.
Welk financieel‐economisch nut heeft het om in een mogelijk Saeftinghedok te investeren? Is dat rendabel? In haar regeerakkoord geeft de Vlaamse Regering aan dat zij de Ontwikkelingszone Saeftinghe wil voorbehouden voor maritieme, logistieke en/of industriële functies. Zij zal pas verder beslissen over de exacte invulling van de Saeftinghezone (bijvoorbeeld de verhouding van containeroverslag versus industriële activiteiten) na een maatschappelijke afweging en bijkomend studiewerk. Toekomstgericht De Vlaamse Regering heeft dus nog niet beslist dat er een Saeftinghedok komt, maar het GRUP maakt alvast de verdere projectontwikkeling van een Saeftinghedok ruimtelijk mogelijk. Het is belangrijk dat er binnen het afgebakende havengebied ruimte is voor een bijkomend dok, als dat nodig blijkt. Om die noodzakelijkheid te kunnen bepalen moet men de economische evolutie permanent monitoren. Bij de ruimtelijke invulling van het havengebied is het belangrijk om in de toekomst snel te kunnen inspelen op (industriële) opportuniteiten die een hoge toegevoegde waarde én werkgelegenheid creëren. Zonder die flexibiliteit en toekomstgerichte visie plaatst een haven zich buiten de marktontwikkelingen en verliest ze haar aantrekkelijkheid voor de klanten. Bij een ruimtelijke invulling van het havengebied moet men op relatief korte termijn op de economische en technische veranderingen kunnen inspelen. Tussen het beleidsvoorbereidende werk voor een belangrijke infrastructuur en de uiteindelijke realisatie ligt gemiddeld een tijdspanne van vijf tot tien jaar. 9
Lange termijn Havenontwikkeling moet vanuit een strategisch langetermijnperspectief benaderd worden. Men moet dus vermijden het roer om te gooien bij elke conjuncturele omslag. Voor de havengemeenschap en de andere stakeholders zoals omwonenden en landbouwers, is duidelijkheid en zekerheid van belang. In het verleden waren er enkele voorbeelden van afgewerkte maritieme infrastructuur die relatief lange tijd ongebruikt bleef omdat de conjunctuur in een recessie belandde. Dat was bijvoorbeeld zo voor de grote uitbreiding van de Antwerpse haven in de jaren 1920. Maar de nieuwe infrastructuur bleek achteraf nodig om het herstel van de oorlogsschade en de daaropvolgende herneming van de wereldeconomie te kunnen ondervangen. Ook de industriële ontwikkeling in de Waaslandhaven werd eind jaren 1970 met een bruuske en langdurige groeivertraging geconfronteerd. In het buitenland is er het voorbeeld van Rotterdam, waar men in de late jaren 1960 de Maasvlakte bouwde. Na voltooiing begin 1970 raakte die enorme op de zee gewonnen vlakte pas in de jaren 1990 geleidelijk ingevuld. Daarbij werd een groot deel ingeruild voor overslag van containers.
Is het Deurganckdok nu onderbenut? Een haven die enkel over de containeroverslag van het Deurganckdok (DGD) zou beschikken, zou in 2012 een plaats krijgen in de top 20 van containerhavens in Europa. Uit cijfers van het havenbedrijf blijkt dat het DGD (met een overslag van zo’n 1,8 miljoen standaardcontainers of TEU per jaar) zowat een vierde van de capaciteit haalt. Totale capaciteit In totaal wordt de capaciteit van het dok op 7,5 miljoen TEU geraamd. De twee terminaloperatoren schatten de maximale capaciteit van het DGD op 10,3 miljoen TEU per jaar. Maar daarin is ook de behandeling van binnenvaart opgenomen. Als men de binnenvaart niet meerekent, heeft het DGD een maximale maritieme capaciteit van 7,5 miljoen TEU. In de Economische Ontwikkelingsstudie wordt een capaciteit van 6,4 miljoen TEU gehanteerd. Dat cijfer is intussen dus bijgesteld. Structuurbreuk De economische crisis heeft in 2009 een structurele negatieve impact gehad op de benutting van het dok. De crisis kwam onverwacht. Als gevolg van de globalisering van de wereldeconomie was er vanaf 1994 een structuurbreuk, waardoor de containervolumes veel sneller dan voorheen toenamen. In 2009 trad er echter een structuurbreuk op in de omgekeerde richting. De cijfers van het dok moet men samen met de marktmechanismen en de totale overslag binnen het havengebied bekijken. Om bepaalde redenen kan het zijn dat de containers elders in de haven worden gelost. Uiteindelijk is dat voor de haven en de werkgelegenheid belangrijk. Daarnaast speelt mee dat het Deurganckdok pas later in gebruik genomen is dan gepland. De havenklanten wachten niet op capaciteit en gaan die elders zoeken. MSC is intussen verhuisd naar het Delwaidedok. Ten slotte heeft ook het uitblijven van de Scheldeverdieping een mogelijke impact gehad. 10
Heeft men de capaciteit van het Deurganckdok onderschat? In de Economische Ontwikkelingsstudie wordt een capaciteit van 6,4 miljoen TEU gehanteerd. Andere ramingen (zoals die van Ocean Shipping Consultants) hanteren een maximum van 7,5 miljoen TEU. Naarmate er een hogere graad van ‘transshipment’ is, neemt de capaciteit toe. De raming van de capaciteit van het Deurganckdok is dus sterk gestegen in de tijd. Voor de capaciteitsberekeningen gaat men nu steeds uit van de hoogste capaciteit (voor maritiem verkeer, dus zonder binnenvaartverkeer).
Dreigt er straks geen overcapaciteit als alle Europese havens tegelijk investeren in containerverkeer? Het onderzoek naar de capaciteit in een ruimere regio geeft verschillende cijfers. Volgens het Nederlandse Centraal Planbureau (gebaseerd op cijfers van 2008) kunnen de lopende initiatieven – in combinatie met de in Rotterdam aangekondigde extra behandelingscapaciteit – leiden tot een in de tijd beperkte (tot 2020) overcapaciteit in de Benelux. In de studie van de Ocean Shipping Consultants uit 2012 wordt een benuttingsgraad van 65% verwacht tegen 2020, met een verdere opvulling naar 2025. Een studie van de HypoVereinsbank besluit dat er een blijvende ondercapaciteit zal zijn. Groeikansen Als er voor de haven van Antwerpen geen extra capaciteit komt, hypothekeert Vlaanderen de kansen voor groei. Ongeacht of een bijkomend dok aangelegd wordt of niet: de internationale vervoersstromen zullen ook in de toekomst steeds via de landzijde over Antwerpen lopen. De omvang van het maritieme goederenverkeer wordt dus bepaald door de vraag van het productie‐ en consumptieweefsel in het achterland. De diepe landinwaartse ligging van de Antwerpse haven vormt hierbij een voordeel om externe kosten te reduceren, vooral in de vorm van luchtverontreiniging en verkeerscongestie. Door te zorgen voor bijkomende behandelingscapaciteit leveren die vervoersstromen een bijdrage tot de gemeenschap in de Antwerpse regio (tewerkstelling of toegevoegde waarde). Zonder extra capaciteit in Vlaanderen zullen de stromen in belangrijke mate worden behandeld in Rotterdam. Dan zal Vlaanderen bij wijze van spreken enkel de lasten ondergaan zonder van de lusten te profiteren.
Wat is de toegevoegde waarde van logistiek? ‘Logistiek’ is ruimer dan enkel transport of verplaatsing van goederen. Uit een rapport van de Nationale Bank van België van januari 2008 blijkt dat de directe toegevoegde waarde van de zuivere transportactiviteiten in 2005 4,2 miljard euro bedroeg. De specifieke logistieke sectoren (goederenbehandeling, opslag, agenten en expeditie) voegen daar een waarde van 5 miljard euro aan toe. Een gelijkaardige analyse van de directe tewerkstelling toont dat in 2005 56.472 personen werkten in de transportsector en 73.917 in de logistiek, wat een totale directe tewerkstelling 11
van 130.389 personen betekent. Logistiek en zelfs zuivere transportactiviteiten leveren dus een grote toegevoegde waarde of tewerkstelling op. Bron van welvaart Door de goede geografische positie en landinwaartse ligging kan Antwerpen zich sterk profileren op het vlak van logistiek, een belangrijke bron van welvaart voor de natie. In België is de logistieke sector sterk geconcentreerd in Vlaanderen. Door dat competitieve voordeel is de creatie van toegevoegde waarde en tewerkstelling in de Antwerpse logistiek veel hoger dan in andere sectoren of in andere havens. Recent onderzoek van Webers et al. (2007) schat het economische belang van de zuiver logistieke diensten in de haven jaarlijks op 2,7 miljard euro, met een tewerkstelling van 22.000 personen, zowel direct als indirect.
Waarom ligt de klemtoon op de logistieke functie van de Antwerpse haven? De haven van Antwerpen is meer dan een logistieke hub. De combinatie van industrie, overslag en logistiek maakt Antwerpen erg sterk. Het aantrekken van containerverkeer is geen doel op zich. Synergie tussen industrie en haven De aanwezigheid van havenactiviteiten en logistiek waren in het verleden een belangrijke randvoorwaarde voor het vestigen van industrieën. Als gevolg van de globalisatie groeit de maritieme sector de laatste jaren sneller. Door de belangrijke industriële cluster in de haven vinden in Antwerpen nog substantiële uitbreidingsinvesteringen plaats, mét een grote impact op de toegevoegde waarde en tewerkstelling. Voor de industrie is vooral de maritieme en intermodale bereikbaarheid belangrijk (minder via weg, maar vooral via schip, spoor en pijpleiding). Twee derde van de containers die in Antwerpen aan‐ of afgevoerd worden, wordt ofwel in de haven zelf ofwel binnen een afstand van 100 kilometer verder behandeld. De extra toegevoegde waarde blijft dus vooral in eigen land of regio. Bovendien vormt de nabijheid van de Antwerpse haven voor de bedrijven uit dat gebied een belangrijk competitief voordeel bij de export.
Houdt het toekomstbeeld ook rekening met andere havenactiviteiten, naast het containerverkeer? Volgens het eindbeeld van het scenario waarvoor de Vlaamse Regering op 11 september 2009 (MMHA) gekozen heeft, bestaat het havengebied voor 23,5% uit terreinen voor opslag, logistiek en distributie, 18% voor niet‐containeroverslag, 16,7% voor containeroverslag, 4,3% voor de niet‐chemische industrie en 37,5% voor de petrochemische industrie. Zo zal de haven ook in de toekomst gediversifieerd blijven en wordt de combinatie industrie‐logistiek‐ overslag voortgezet.
12
3. Vragen over de leefbaarheid van de landbouw De uitgebreide brochure over het sociaal begeleidingsplan beantwoordt alle vragen over de maatregelen voor landbouw uit het sociaal begeleidingsplan en de grondenbank (bv. vergoedingen, bedrijfsverplaatsing). U vindt de brochure op www.havenvandetoekomst‐ antwerpen.be.
Is er nog een rol weggelegd voor landbouwers, nadat de landbouwgebieden omgevormd zijn tot natuurgebieden? Landbouwers kunnen een belangrijke rol spelen in het reguliere natuurbeheer. In ruil voor maaien of begrazen krijgen de landbouwers het gebruik op de percelen toegewezen. De Vlaamse overheid past hiervoor gebruiksovereenkomsten toe op de gronden die ze verworven heeft en waar graslandnatuur zich opnieuw kan ontwikkelen. De ‘vroegere gebruiker’ mag ‘zijn’ perceel verder blijven gebruiken op voorwaarde dat hij de regels van het natuurbeheer in acht neemt. In ruil daarvoor ontvangt hij een vergoeding in natura, zoals de oogst van het grasland. Voordelen Zo’n gebruiksovereenkomst heeft voordelen voor beide partijen. De ervaring van de boer wordt meegenomen in het beheer. En de overheid moet zelf geen afzet zoeken voor de grote hoeveelheden hooi. Ook voor de landbouwers zijn enkele percelen met een extensief hooilandbeheer meestal goed in te passen in de bedrijfsvoering (bv. voor droogstaande koeien en jongvee). Bovendien kunnen de gronden in gebruik blijven zonder daarbij de Europese premierechten te verliezen.
Hoe wordt de vergoeding voor de landbouwgrond bepaald? De agrarische bestemming vormt de basis voor de waardering van de grond. De marktprijs van grond in een bepaald gebied is de prijs die betaald zal worden voor de grond. De vergoeding wordt bepaald door het Aankoopcomité. Die bekijkt dat geval per geval op basis van vergelijkingspunten van gelijkwaardige goederen. De bemiddelaar heeft in samenspraak met het Aankoopcomité een brochure over onteigeningsvergoedingen opgemaakt. De brochure vindt u op www.havenvandetoekomst‐ antwerpen.be.
13
Hoeveel landbouwers zijn getroffen door de natuur‐ en havenontwikkeling in het kader van het GRUP? Volgens cijfers van begin 2013 worden 186 landbouwbedrijven getroffen. Dat wil zeggen dat (een deel van) de gronden of gebouwen van die landbouwbedrijven gevat zijn door het GRUP Afbakening zeehavengebied Antwerpen en onteigend zullen worden. De impact verschilt naargelang het bedrijf. Van de 186 landbouwbedrijven zijn er: • 111 bedrijven die 5 hectare of minder verliezen; • 52 bedrijven die 5 tot 20 hectare verliezen; • 23 bedrijven die meer dan 20 hectare verliezen, waarvan 12 bedrijven meer dan de helft van hun totale bedrijfsoppervlakte verliezen.
Zal het water uit een natuurgebied gebruikt kunnen worden voor de beregening van nabijgelegen landbouwgronden? Het is niet mogelijk om hierop een algemeen geldend antwoord te geven. De natuurgebieden moeten op de eerste plaats de natuurdoelstellingen waarborgen. Om een ideaal leefgebied te creëren voor bepaalde vogels en vooropgestelde biotopen is een geschikte hydrologie met een natuurlijk peilbeheer essentieel. In welbepaalde gevallen kan beregening toegestaan worden. Dat is in het verleden nog gebeurd. Hiervoor moet men een specifieke vraag stellen aan de Beheercommissie Natuur Linkerscheldeoever. Zij zal de specifieke vraag overwegen en toetsen aan de ecologische randvoorwaarden.
14
4. Vragen over onteigening Wat is onteigening? De overheid kan een eigenaar verplichten om (een deel van) zijn grond (of pand) af te staan aan de overheid. Dat kan uiteraard niet zomaar. Onteigening gebeurt pas als het noodzakelijk is voor het algemeen belang. De overheid kan bijvoorbeeld overgaan tot onteigening van grond of woningen voor de aanleg van dijken of grote infrastructuurwerken ter bevordering van de veiligheid, de aanleg van overstromingsgebieden, natuurgebieden, nieuwe spoorlijnen, enzovoort.
Hoe vergoedt men de mensen die onteigend worden? De vergoeding gebeurt volgens de federale onteigeningswetgeving. Het Aankoopcomité, dat deel uitmaakt van het federaal ministerie van Financiën, is als enige bevoegd om de waarde van woningen, gebouwen, stallen, loodsen, magazijnen, landbouwgrond … te schatten. Die schatting wordt met de eigenaars besproken. Het is de taak van de aangeduide commissaris van het Aankoopcomité om zoveel mogelijk tot een consensus te komen met de eigenaar. Voor bijkomende vragen kan men altijd terecht bij de bemiddelaar.
Hoe verloopt een onteigeningsprocedure? Hiervoor verwijzen we naar: 1. de regelgeving, met name art. 2.4.3 tot en met 2.4.9 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening; 2. de informatie op de website van de bemiddelaar grootschalige infrastructuurprojecten van de Vlaamse overheid: http://mow.vlaanderen.be/bemiddelaar/onteigening.htm.
Wat is de timing voor de onteigeningen in de diverse gebieden? Voor een aantal gebieden wordt het onteigeningsplan gelijktijdig met het GRUP Afbakening zeehavengebied Antwerpen beslist (Ouden Doel, Prosperpolder Zuid, Nieuw Arenberg, Grote Geule, Opstalvalleigebied). Wettelijk gezien kunnen de onteigeningen starten twee weken na de publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad. Concreet kunnen de onteigeningen dus tussen eind mei en midden juni 2013 beginnen. Binnen vijf jaar na die datum moeten alle onteigeningsplannen uitgevoerd zijn. Fasering De gebieden op de onteigeningsplannen worden niet allemaal tegelijkertijd onteigend; er is een volgorde of fasering afgesproken. Op de LSO start men met Prosperpolder Zuid 1ste fase. De natuurontwikkeling moet er immers heel snel van start gaan, zodat men daarna fase
15
3 van het Verrebroekdok kan uitvoeren. Daarna volgen de onteigeningen voor de Grote Geule en Nieuw Arenberg 1ste fase. Nog later volgt Ouden Doel. Op de RSO wordt het Opstalvalleigebied onteigend. De onteigeningen zullen vrij snel na de publicatie van het onteigeningsplan in het Belgisch Staatsblad beginnen. Doel Tot slot is er voor de onteigening van de resterende private eigendommen in Doel‐dorp een onteigeningsplan opgesteld. Het GRUP bestemt dat gebied als zeehavengebied. Om die bestemming ook daadwerkelijk te realiseren moet de overheid de resterende woningen verwerven. Voor gesprekken over de individuele situatie van bewoners, eigenaars en landbouwers (pachters) verwijzen we naar de bemiddelaar en de Vlaamse Landmaatschappij (VLM).
Waarom is er nog geen onteigeningsplan voor Doelpolder Midden en Rapenburg? Momenteel is er wel een onteigeningsplan voor Ouden Doel, maar nog geen voor Doelpolder Midden, waar Rapenburg deel van uitmaakt. De Vlaamse Regering heeft op 15 maart 2013 beslist dat de minister bevoegd voor Ruimtelijke Ordening “onmiddellijk [dient] te starten met de opmaak van een onteigeningsplan voor Doelpolder Midden”. De regering voegde daar meteen aan toe dat de gronden in landbouwgebruik zullen kunnen blijven zolang het gebied of de deelgebieden niet fysiek in gebruik genomen worden voor natuurontwikkeling of bijhorende infrastructuren. Eindfase De onteigening van Doelpolder Midden is dringend, maar tegelijk is een fasering mogelijk. Die fasering houdt in dat het resterende landbouwgebied (dus niet Ouden Doel) in Doelpolder Midden pas in de eindfase van de inrichting van het gereduceerde getijdengebied (GGG) verworven moet zijn. Dat is net voor de ingebruikname van de in‐ en uitlaatconstructie in de Scheldedijk. Daarom is er nu nog geen onteigeningsplan voor Doelpolder Midden aan het GRUP gekoppeld. Maar de Vlaamse Regering heeft aan de minister van Ruimtelijke Ordening de opdracht gegeven om onmiddellijk te starten met de opmaak van dat onteigeningsplan. Hedwige‐Prosper Het onteigeningsplan voor Doelpolder Midden is dringend. Het GGG moet immers volledig ingericht en operationeel zijn, vooraleer de dijk tussen de Schelde en Prosperpolder Noord doorgestoken wordt. Dat gebeurt in het kader van het Nederlands‐Vlaamse project ‘Hedwige‐Prosper’. Zodra de dijk doorgestoken is, moeten de natuurdoelstellingen die nu tijdelijk in Prosperpolder Noord gerealiseerd worden, elders gehaald worden. 16
Landbouw Volgens de provincie Zeeland, die het Nederlandse deel van het project Hedwige‐Prosper voor haar rekening neemt, zal de dijkdoorsteek ten vroegste in 2017 en ten laatste in 2019 plaatsvinden. Omdat de verwerving van alle gronden in Doelpolder Midden enkele jaren zal duren, is het onteigeningsplan dringend. De landbouwgronden van Doelpolder Midden kan men blijven gebruiken voor landbouw tot bij de ingebruikname van de in‐ en uitlaatconstructie in de Scheldedijk. Dat is voor de landbouw een belangrijk aspect van fasering in het project Doelpolder Midden.
17
5. Vragen over bewoning Wat zijn de gevolgen van het GRUP Afbakening zeehavengebied Antwerpen voor de gehuchten Ouden Doel en Rapenburg? Beide gehuchten zullen verdwijnen ten gevolge van de verdere ontwikkeling van het havengebied Antwerpen, zo besliste de Vlaamse Regering. Daardoor zullen de inwoners van Ouden Doel en Rapenburg de komende jaren elders een woning moeten zoeken. Om de nadelige effecten voor de bewoners tot een minimum te beperken, heeft de Vlaamse Regering een sociaal begeleidingsplan goedgekeurd. De bemiddelaar zorgt voor ondersteuning en advies. Daarnaast heeft de Vlaamse Regering zich geëngageerd om in Prosperdorp bijkomende huisvestingsmogelijkheden te creëren. Als de getroffen bewoners dat willen, kunnen zij daar naartoe verhuizen. Timing De bewoners van Ouden Doel en Rapenburg hoeven niet van de ene dag op de andere te verhuizen. Voor Ouden Doel heeft de Vlaamse Regering een onteigeningsplan goedgekeurd. Dat onteigeningsplan moet uitgevoerd zijn binnen vijf jaar na de publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad. Rapenburg maakt deel uit van Doelpolder Midden. Voor Doelpolder Midden heeft de Vlaamse Regering op 15 maart 2013 afgesproken dat de opmaak van een onteigeningsplan onmiddellijk moet starten.
Hoeveel inwoners zijn getroffen door het GRUP? Sinds de jaren 1980 heeft de overheid in de gebieden die door het gewestplan van 1978 aangeduid zijn als ‘havenuitbreidingsgebied’ (zoals Ouden Doel en Rapenburg, maar ook elders), al heel wat woningen verworven. Daardoor woont iets meer dan de helft van alle getroffen inwoners in een woning die overheidseigendom is, in ruil voor een minimale vergoeding. De onderstaande tabel geeft een volledig overzicht van alle getroffen inwoners voor het gehele GRUP (LSO en RSO). In die cijfers zijn ook de landbouwzetels opgenomen die als woning dienen.
18
TABEL: Inwoners in woningen gevat door het GRUP Afbakening zeehavengebied Antwerpen (gegevens eind februari 2013)
LINKERSCHELDEOEVER Ontwikkelingszone Saeftinghe (excl. woonkern Doel) Woonkern Doel Rapenburg Ouden Doel Natuurgebied Doelpolder (excl. Rapenburg en Ouden Doel) Natuurgebied Prosperpolder Zuid 1ste fase Natuurgebied Nieuw Arenbergpolder 1ste fase Natuurgebied Grote Geule RECHTERSCHELDEOEVER Natuurgebied Opstalvallei TOTAAL
Totaal aantal inwoners
Inwoners woningen eigendom overheid
Inwoners woningen private eigendom
90
59
31
28
10
18
16
14
2
47
14
33
10
6
4
1
0
1
14
8
6
0
0
0
3
0
3
209
111
98
Waarom is er een onteigeningsplan voor Doel‐centrum? Omdat de Vlaamse Regering de leefbaarheid van Doel niet kon waarborgen, besliste ze op 20 januari 1998 dat het dorp niet behouden kon blijven. Om de inwoners van Doel op te vangen, te begeleiden en te compenseren, werd een globaal sociaal begeleidingsplan opgesteld en startten er minnelijke verwervingen. De grote meerderheid van de bewoners van Doel ging in op dat aanbod en is verhuisd. Een beperkt deel van de woningen is nu nog in privaat eigendom (9 bewoonde woningen, volgens cijfergegevens van eind februari 2013). Het GRUP Afbakening zeehavengebied Antwerpen bestemt het huidige Doel‐centrum als zeehavengebied. Om die bestemming ook daadwerkelijk te realiseren moet de overheid de resterende woningen verwerven.
Wat gebeurt er met de bewoners van Doel‐centrum? Samen met het GRUP Afbakening zeehavengebied Antwerpen keurde de Vlaamse Regering een onteigeningsplan voor Doel‐centrum goed. Op basis daarvan zullen de percelen en 19
gebouwen in Doel die nog privé‐eigendom zijn, in der minne aangekocht worden. Als dat niet kan, worden die gerechtelijk onteigend. Sociaal begeleidingsplan Op 20 januari 1998 besliste de Vlaamse Regering tot een uitdoofbeleid voor Doel. Om dat zo menselijk mogelijk te laten gebeuren keurde de Vlaamse Regering op 24 juli 1998 het Sociaal Begeleidingsplan Doel goed. De Doelenaars die hun woning verlieten, kregen in het kader van dat begeleidingsplan een vergoeding voor hun woning, een leefgemeenschapspremie en een pakket maatregelen om zich zo evenwaardig mogelijk elders te vestigen (renovatiepremie, huursubsidie). 92 procent van de Doelenaars ging in op dat aanbod. Uit een enquête van de Maatschappij Linkerscheldeoever in 2008 bleek dat bijna negentig procent van de inwoners die Doel verlaten hebben, tevreden zijn over hun nieuwe leefomgeving. Nu wonen er nog 18 inwoners van Doel‐centrum in een private woning, terwijl 10 inwoners in woningen in overheidsbezit verblijven (cf. cijfergegevens eind februari 2013). De inwoners in woningen in overheidsbezit weten al enkele jaren dat ze er slechts tijdelijk kunnen blijven. Dat staat in de overeenkomst die ze met de overheid hebben gesloten over het tijdelijk wonen. Bovendien heeft de overheid die tijdelijke bewoners al eerder officieel aangemaand om de woningen te verlaten.
Zal er nog bewoning mogelijk zijn in onteigende gebouwen? Op die vraag kunnen we geen algemeen geldend antwoord geven. De overheid die de woningen in eigendom heeft (of krijgt, als de onteigening nog moet gebeuren), zal telkens geval per geval beslissen. Dat gebeurt op basis van verschillende criteria: de toestand van de woning (vocht, stabiliteit), het tijdstip waarop de overheid het gebouw/gebied nodig heeft, de situatie van mogelijke bewoners, … Die situatie kan erg verschillend zijn, omdat er veel diversiteit is in de huidige bewoning in het plangebied (eigenaar of huurder, in privéhanden of overheidseigendom, …). De bemiddelaar staat de bewoners bij.
Is het zeker dat Prosperdorp in de toekomst blijft bestaan? Ja. Het strategische plan voor de havenontwikkeling, waarop het GRUP gebaseerd is, heeft een tijdshorizon tot na 2030. Met het voorkeursscenario waarvoor de Vlaamse Regering gekozen heeft, is er dus voldoende ruimte voor de ontwikkeling van de haven in de volgende decennia. Bovendien wil de Vlaamse Regering het dorp in de komende jaren versterken. Dat kan door de uitbouw van het typische landbouwkarakter, de erfgoedwaarden (dorpsgezicht, Prosperhoeve), de geschikte ligging van een onthaalfunctie en de mogelijkheden voor bijkomende wooneenheden. 20
Grondige studie Uit een eerste onderzoek, uitgevoerd door een bureau met expertise in ruimtelijke planning en architectuur, blijkt dat er in Prosperdorp 35 à 50 wooneenheden kunnen bij komen zonder het dorpskarakter te verliezen. Een wooneenheid is elke eenheid in een woongebouw die ontworpen of aangepast is om afzonderlijk te gebruiken en die minstens deze voorzieningen heeft: een woonruimte in combinatie met een toilet, een douche of bad en een keuken of kitchenette. Hoeveel wooneenheden er bij zullen komen in Prosperdorp, op welke plaats en op welke manier, zal pas beslist worden op basis van een grondige studie. Die wordt nog in 2013 opgestart. Daarbij zullen de bewoners van Prosperdorp en de door de verdere haven‐ en natuurontwikkeling getroffen bewoners zeker inspraak krijgen.
21
6. Vragen over natuur Wat is ‘robuuste natuur’ en waartoe dient die? De Europese Unie geeft in twee belangrijke richtlijnen – de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn – aan welke natuurwaarden de lidstaten moeten beschermen. Daartoe behoren onder meer bedreigde vogelsoorten en overwinteringsgebieden, planten‐ en diersoorten en habitats. De lidstaten wijzen zelf de beschermingszones aan waar maatregelen nodig zijn om de natuurwaarden in stand te houden of te herstellen. Vitale schakels Grote delen van het Antwerpse havengebied behoren tot zo’n speciale beschermingszone. Het zijn vitale schakels in het Europese netwerk van natuurgebieden. De waterrijke schorren en polders van de Beneden‐Schelde zijn bijvoorbeeld een beschermd Vogelrichtlijngebied: beschermde vogels komen er broeden en overwinteren. Dat geldt ook voor de natuurgebieden De Kuifeend (Rechterscheldeoever) en Blokkersdijk (Linkerscheldeoever). De Schelde en haar buitendijkse slikken en schorren zijn dan weer beschermd als Habitatrichtlijngebied. Aaneengesloten natuurkernen Om versnippering tegen te gaan krijgen hoogwaardige aaneengesloten natuurkerngebieden de voorkeur. Daar kunnen de beschermde habitats en populaties zich het best ontwikkelen. Doordat we de natuur in die kerngebieden samenbrengen, worden allerlei verstorende invloeden kleiner. Dat past ook in de filosofie van zuinig ruimtegebruik: door de natuurgebieden te concentreren is er in totaal minder oppervlakte nodig. Een aaneengesloten natuurgebied valt bovendien beter te beheren dan vele kleine lapjes natuur. Bovendien kunnen de vooropgestelde natuurwaarden er zich intensiever ontwikkelen. Die natuurkernen worden ingericht in bijvoorbeeld het Opstalvalleigebied (Stabroek, Rechterscheldeoever). In de Prosperpolder en Doelpolder (Linkerscheldeoever, Waaslandhaven) sluiten ze via de Nederlandse Hedwigepolder aan bij het Verdronken Land van Saeftinghe, een waardevol natuurgebied in Zeeuws‐Vlaanderen.
Waarom is het Schelde‐estuarium zo belangrijk voor de natuur? Het Schelde‐estuarium is uniek en zeldzaam, onder meer door de getijdenwerking en de overgang van zout naar zoet water. Getijdenrivieren zoals de Schelde zijn cruciaal voor trekvogels, wintergasten en broedvogels. De diversiteit aan leefgebieden en voedselbronnen kan veel vogels en vogelsoorten bekoren. Elke soort heeft zo zijn eigen voorkeurszone. Pitstops Het Schelde‐estuarium is een belangrijke schakel in de keten van waterrijke gebieden langs de Oost‐Atlantische trekroute, waar trekvogels uitrusten en eten zoeken. Bepaalde steltlopers overbruggen meer dan tienduizend kilometer van hun broedplaats naar hun
22
overwinteringsgebied. Goede ‘pitstops’ zijn dan ook levensnoodzakelijk om hun vetreserves op te krikken en hun marathonvlucht voort te zetten.
Waarom is de natuur op LSO beschermd? Aan de basis van het Europese natuurbeleid liggen twee richtlijnen: • De Vogelrichtlijn beschermt alle in het wild levende vogelsoorten en hun leefgebieden. • De Habitatrichtlijn streeft naar het behoud van een grote diversiteit aan planten, dieren en hun natuurlijke leefgebieden. Natura 2000 De richtlijnen verplichten de lidstaten onder meer om speciale beschermingszones aan te duiden die samen een netwerk van beschermde gebieden moeten vormen, het ‘Natura 2000‐netwerk’. De kerntaak is werk maken van een leefbare toekomst voor de natuur. Het gaat hier niet alleen om natuurreservaten. Socio‐economische activiteiten blijven mogelijk zolang ze het voortbestaan van de habitats en de dier‐ en plantensoorten op lange termijn garanderen. Grote delen van het Antwerpse havengebied behoren tot zo’n speciale beschermingszone. Het zijn vitale schakels in het Europese netwerk van natuurgebieden. De waterrijke schorren en polders van de Beneden‐Sschelde , bijvoorbeeld, zijn bijvoorbeeld een beschermd vogelrichtlijngebiedVogelrichtlijngebied: beschermde vogels komen er broeden en overwinteren. Dat geldt ook voor de natuurgebieden De Kuifeend (Rechterscheldeoever) en Blokkersdijk (Linkerscheldeoever). De Schelde en haar buitendijkse slikken en schorren zijn dan weer beschermd als Habitatrichtlijngebied. Brakwaterschorren Samen met het Paardenschor zijn het Groot Buitenschoor en het Galgenschoor de enige resterende brakwaterschorren in ons land. Ze zijn vergelijkbaar met het uitgestrekte Verdronken Land van Saeftinghe in Nederland, waar ze oorspronkelijk een uitloper van zijn.
Over welke nieuwe natuurgebieden gaat het precies? Natuurproject Prosperpolder Noord
Habitattype Estuariene natuur
Grote Geule
Plas en oever (verbetering waterkwaliteit van bestaande waterpartij) Uitbreiding riet en water Plas en oever
Prosperpolder Zuid 1ste fase Doelpolder Midden
Estuariene natuur
Aanbestedende overheid Waterwegen en Zeekanaal (W&Z) Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen (GHA)
GHA Beleidsdomein Mobiliteit en Openbare Werken 23
w Arenbergp polder Zilte weide Nieuw 1ste faase Opstallvalleigebie ed 2de Rie et en plas fase (R RSO) Grrasland
De epartementt Mobiliteit en Op penbare Weerken, afdeling Maritieme Tooegang GH HA
De conccrete uitwerrking en verrdere inrichhting van die e natuurgeb bieden gebeeuren op baasis van een ged detailleerd inrichtingsp plan per gebbied. Hierond der zijn de ggebieden aaangeduid opp verschillen nde kaarten n. De precieeze ligging e en benaming van de ggebieden vin ndt u op dee overzichtskaart van het GRUP opp www.haavenvandettoekomst‐A Antwerpen.bbe Habitattyypes natuur on ntwikkeling ha avengebied A Antwerpen
Overzich ht natuur bij ontwikkelingg havengebieed Antwerpe en (toekomstige toestandd, na ontwikkkeling natuurgeebieden voorzien in MMHA)
24
Hoeveel kost de natuurontwikkeling in het kader van de verdere ontwikkeling van het havengebied Antwerpen? De verwerving, inrichting en het beheer van de natuurgebieden (Doelpolder Midden, Nieuw Arenberg fase 1, Prosperpolder Zuid fase 1, Grote Geule en Opstalvallei fase 2) zullen de komende jaren naar schatting 98 miljoen euro kosten, waarvan 43 miljoen euro voor de verwervingen. Er is een verdeelsleutel afgesproken met de partners in de diverse projectgebieden. Het Vlaamse Gewest, het Gemeentelijk Havenbedrijf, de Maatschappij Linkerscheldeoever en de spoorwegoverheden betalen elk een deel. Opbrengst De realisatie van nieuwe natuur zal ook veel opleveren. Momenteel is er een grote oppervlakte braakliggend terrein in het havengebied op de LSO. Die kan pas een economische invulling krijgen als er eerst buiten de haven voldoende natuur is. We kunnen het totaalbedrag daarvan nog niet precies inschatten, maar jaarlijks gaat dat om meerdere miljoenen euro’s concessieopbrengsten.
25
Doelstellingen voor natuur: a) Waarom is de ene soort belangrijker dan de andere? b) Moeten we soorten terughalen die hier al lang verdwenen zijn? c) Waarom zijn er enkel doelstellingen voor vogels? a) Waarom is de ene soort belangrijker dan de andere? Een set van verschillende criteria (zowel juridische en soortkarakteristieke criteria als de zeldzaamheid) bepaalt het relatieve belang van de soorten onderling, specifiek voor de speciale beschermingszone op de Linkerscheldeoever. Eenmalige of toevallige doortrekkers, uitzonderlijke broedgevallen en exoten, zijn bewust niet opgenomen in de doelstellingen. b) Moeten we soorten terughalen die hier al lang verdwenen zijn? Bij het formuleren van de instandhoudingsdoelstellingen voor de zeehaven van Antwerpen werd rekening gehouden met de situatie in het verleden én met de huidige situatie. De cijfers die gebruikt werden om delen van de LSO aan de Europese Commissie aan te melden als speciale beschermingszone, hadden betrekking op 1986. Voor de speciale beschermingszones in de zeehaven van Antwerpen houdt men niet enkel rekening met de habitats en soorten waarvoor de gebieden werden aangeduid, maar moet er ruimer gewerkt worden: • Soorten evolueren in de tijd op nationale en internationale schaal (dynamisch aspect van fauna). Vele soorten doen het nu beter dan bij de aanduiding. Andere soorten zijn er duidelijk op achteruitgegaan. • Ook kunnen ter plaatse autonome of zelfs gestuurde evoluties hebben plaatsgevonden, die de populatie sterk hebben beïnvloed. Voorbeelden daarvan zijn de waterkwaliteit van de Schelde, landbouwpraktijken, ... • De havenontwikkeling heeft sinds de aanduiding van de speciale beschermingszone de evolutie van een aantal soorten sterk beïnvloed. c) Waarom zijn er enkel doelstellingen voor vogels? Vogels zijn een belangrijke indicator voor de natuurkwaliteit. Enerzijds zijn ze gevoelig voor veranderende milieuomstandigheden, omdat ze veel specifieke eisen stellen aan hun biotoop. Anderzijds staan ze hoog in de voedselketen. Daarom wordt aangenomen dat een goede vogelpopulatie een sterke indicator is voor een goede populatie van alle fauna waarmee vogels zich voeden (vissen, zoogdieren en organismen die op de waterbodem leven). Uiteraard gaat het hier vooral om hun broedgebieden, maar bij trekvogels zijn ook overwinteringsgebieden en tussenstations tijdens de trektijd van groot belang om te overleven.
26
In het verleden waren er al natuurcompensaties voor de aanleg van Deurganckdok. Waarom zijn er nu opnieuw natuurgebieden nodig? De compensatiedoelstellingen voor Deurganckdok hebben enkel betrekking op de natuur die verloren ging bij de aanleg van Verrebroekdok en Deurganckdok (inclusief infrastructuur, omliggende terminals, …) en het ‘historische passief’. Het historische passief omvat de nodige compensaties voor natuurwaarden die al eerder (in de jaren 1980 en 1990) verloren gingen in en rond de haven, als gevolg van grote infrastructuurwerken. Duurzame compensatie Zelfs als de natuurverliezen van Verrebroekdok en Deurganckdok en het historische passief gecompenseerd zijn, is de duurzame gunstige staat van instandhouding in dat gebied nog niet bereikt, zoals door de Europese Commissie gevraagd. Ook vóór die natuurverliezen bevond het gebied zich immers niet (meer) in een gunstige staat van instandhouding. Uit milieu‐ en natuuronderzoek blijkt dat de meeste soorten die getroffen werden door de aanleg van Deurganckdok, intussen opnieuw hun niveau hebben bereikt van voor de aanleg van het dok. Dat wil echter niet zeggen dat vandaag, in het hele gebied, de Europees opgelegde natuurdoelstellingen worden gehaald. Een groot deel daarvan wordt nog geteld in tijdelijke compensatiegebieden, waar de haveninvulling in de komende jaren gerealiseerd zal worden. Om blijvend aan de compensatiedoelstelling voor Deurganckdok te voldoen, werd in het Nooddecreet uitdrukkelijk opgenomen dat er voor die gebieden een permanente, duurzame compensatie moet komen, voordat de tijdelijke gebieden verdwijnen. Natuurherstel Bovendien zullen de geplande uitbreiding en inbreiding van de haven opnieuw natuurwaarden aantasten. We willen die verliezen opvangen en de natuur herstellen. Ook willen we de natuur weerbaarder maken. Niet stukje bij beetje, maar doordacht en weloverwogen. Om versnippering tegen te gaan kiezen we voor hoogwaardige, aaneengesloten natuurgebieden.
Nemen de natuurcompensaties niet te veel ruimte in? De nieuwe natuurkerngebieden in het MMHA zijn geen compensaties. De vraag of er niet overgecompenseerd wordt, is dus niet aan de orde. De wetenschappelijk opgestelde instandhoudingsdoelstellingen (IHD) geven aan wat het uiteindelijke ecologische streefdoel is, uitgedrukt in aantallen van soorten. In de Achtergrondnota Natuur werd gezocht naar de beste combinatie en onderlinge verhouding van habitats om die IHD op een zo klein mogelijke oppervlakte te behalen (= de in stand te houden broedparen van de verschillende doelsoorten te kunnen herbergen). Vanzelfsprekend werd de bijdrage van de reeds gerealiseerde compensatiegebieden voor Deurganckdok en andere bestaande natuurgebieden (in zoverre ze permanent en groot genoeg zijn) meegerekend in die oefening. Concreet gaat het over het Paardenschor, 27
Doelpolder Noord en de Brakke Kreek (die samen met Doelpolder Midden op termijn het ‘Gereduceerd Getijdengebied Doelpolder’ zullen vormen), Putten West en de Zoetwaterkreek, Drijdijck, het Groot Rietveld en het Schor Ouden Doel. Aaneengesloten natuurkernen Om versnippering tegen te gaan krijgen hoogwaardige, aaneengesloten natuurkerngebieden de voorkeur. Daar kunnen de beschermde habitats en populaties zich het best ontwikkelen. Doordat we de natuur in die kerngebieden samenbrengen, worden allerlei verstorende invloeden kleiner. Dat past ook in de filosofie van zuinig ruimtegebruik: door de natuurgebieden te concentreren is er in totaal minder oppervlakte nodig. Een aaneengesloten natuurgebied valt beter te beheren dan vele kleine lapjes natuur. Bovendien kunnen de vooropgestelde natuurwaarden er zich intensiever ontwikkelen. Zulke nieuwe natuurkernen worden nu ingericht in Prosperpolder Noord en het Rietveld Kallo, en nadien ook in Doelpolder Midden, Nieuw Arenbergpolder en aan de Grote Geule. Maximale afstemming Bovendien werd binnen de Achtergrondnota Natuur gezocht naar een maximale overlapping en combinatie van de natuurvraag uit verschillende processen: Ontwikkelingsschets 2010, Sigmaplan, IHD LSO. De natuurdoelstellingen worden maximaal op elkaar afgestemd en zoveel mogelijk binnen dezelfde oppervlakte gerealiseerd. Ten opzichte van het gewestplan 1978 wordt een deel van de ruimte die vroeger bestemd was voor havenuitbreidingsgebied, nu ingenomen voor natuurontwikkeling. De natuurwaarden van de aangemelde speciale beschermingszone met een oorspronkelijke oppervlakte van ca. 7000 hectare worden teruggebracht en geconcentreerd in ca. 1200 hectare. Ook haven en natuur leveren dus oppervlakte in en concentreren hun ruimtegebruik. Flankerende maatregelen In beide gevallen (eindbestemming haven of natuur) brengt dat echter onvermijdelijk de onteigening van vruchtbare landbouwgrond met zich mee. De landbouwsector blijft op LSO ontegensprekelijk de sector die de grootste opofferingen maakt. Het flankerende landbouwbeleid moet de zwaarste gevolgen opvangen.
Waarom moeten de natuurkerngebieden zo snel gerealiseerd worden? De speciale beschermingszone op LSO en de doelsoorten zijn momenteel niet in een ‘gunstige staat van instandhouding’. Bovendien zal de herstelopgave de komende jaren enkel groter worden. Er zullen immers nog belangrijke natuurwaarden en tijdelijke compensatiegebieden in het havengebied verdwijnen. Enerzijds willen we een dramatische terugval in de aantallen voorkomen; anderzijds willen we vermijden dat havenprojecten leiden tot compensatieplicht. Daarom moet de natuurkernstructuur waarin de IHD gerealiseerd zal worden, tijdig aanwezig zijn. Daarbij
28
moet men rekening houden met de vereiste tijd voor de realisatie (bv. dijkwerken), maar ook met de vereiste ontwikkelingstijd om het gebied ecologisch te laten functioneren. Samenhang tussen natuur en haven De natuurontwikkeling is echter intrinsiek verbonden met de havenontwikkeling. Als de haven op LSO niet verder ontwikkeld was of zal ontwikkelen, zou de herstelopgave ten opzichte van de IHD ook minder groot zijn. De natuurontwikkelingen op LSO zijn dan ook een noodzakelijk onderdeel van de havenontwikkeling: daardoor kan de haven zich verder ontwikkelen zonder in conflict te komen met de Europese verplichtingen van de Vogel‐ en Habitatrichtlijn.
Waarom kunnen de natuurdoelstellingen niet behaald worden in landbouwgebied of beheerlandbouw? Een intensief landbouwgebied heeft een kleinere natuurwaarde dan een gebied met natuur als hoofdfunctie, waar beperkingen gelden voor de landbouw. De natuurwaarde (als wetenschappelijk gegeven) is immers niet gelijk aan de landschappelijke waarde, die gebaseerd is op de individuele ervaring en waarneming door de mens. Geringe natuurwaarde De voor landbouw uitgebate polders hebben slechts beperkte natuurwaarden van vogels. Het polderlandschap op LSO is niet meer wat het dertig jaar geleden was. Een deel ervan is omgezet in haven en industrie. Van het resterende landbouwgebied is een groot deel omgezet in akkerland. De huidige bedrijfsvoering gaat in regel gepaard met een hoge bemestingsgraad, een lage grondwatertafel, een erg beperkt areaal van graslanden en van restruimten met natuurwaarden. Hierdoor zijn er momenteel binnen het landbouwgebied nauwelijks kansen voor de weide‐ en rietvogelsoorten, die opgenomen zijn in de instandhoudingsdoelstellingen. Enkel in een aantal laaggelegen permanente graslanden in de Doelpolder en aan de noordrand van de Oud Arenbergpolder vinden bepaalde weidevogels nog geschikte percelen. Ook in landbouwgebieden in de grotere omliggende regio komen te weinig weidevogels voor om de instandhoudingsdoelstellingen te behalen. Daarom kunnen die doelstellingen niet gehaald worden in het huidige landbouwgebied. Gescheiden functies In de Achtergrondnota Natuur (2006) onderzocht men meerdere scenario’s om de natuurdoelstellingen te halen. Eén daarvan was een voorstel om op LSO de landbouw weer om te schakelen naar grasland en de nodige maatregelen te nemen voor weidevogels. Omdat zulke gebieden minder weidevogels aantrekken dan natuurgebieden zonder landbouw, zou hiervoor bijna de hele oppervlakte resterende landbouw op LSO in natuurbeheer gebracht moeten worden. De landbouwsector, die meewerkte aan de Achtergrondnota, heeft dat als slechtste scenario bestempeld, omdat alle landbouwers van Beveren een bedrijfsvoering hebben zonder gras. Zo koos ook de landbouwsector resoluut voor een scheiding van functies. Dat betekent dat 29
een landbouwgebied zich enkel richt op landbouw, een natuurgebied enkel op natuur en het havengebied enkel op havenontwikkeling.
Waarom zijn er onteigeningen nodig voor natuur? Om natuurgebieden te kunnen aanleggen en het beheer van die gebieden veilig te laten verlopen, is onteigening van die gronden noodzakelijk. In de meeste gevallen zal men het landbouwgebruik van de gronden immers niet kunnen voortzetten. Dat zou leiden tot een waardevermindering van de gronden voor de gebruikers en eigenaars. Door de gronden te onteigenen krijgen de eigenaars en gebruikers een vergoeding die gebaseerd is op de actuele waarde en het gebruik van de gronden.
Zal er nog ruimte zijn voor recreatie? De natuurgebieden moeten vooreerst de natuurdoelstellingen halen. Maar er zullen ook heel wat mogelijkheden voor (zachte) recreatie zijn: wandelen, fietsen en andere vormen van plattelandsrecreatie. Zo kan de natuurontwikkeling op termijn ook de lokale economie versterken. Harde recreatie (zoals motorcross) is niet combineerbaar met de natuurdoelstellingen. In het actieprogramma is een aantal acties opgenomen die moeten zorgen voor een gamma aan recreatiemogelijkheden in en rond de natuurgebieden, het havengebied en de omliggende dorpen. De procesmanager heeft de eerste initiatieven genomen om een overkoepelend plan voor onthaal en recreatie op te stellen. Het gaat dan niet enkel om de natuurgebieden, maar ook het havengebied, Prosperdorp, enzovoort.
30
7. Vragen over mobiliteit Hoe zal het vervoer in de haven verlopen in de toekomst? Containervervoer Voor containervervoer is de meest recente modal split (2010) 34% binnenvaart, 10% spoorvervoer en 56% wegvervoer. Tien jaar geleden was het aandeel van het wegvervoer nog 64%. De ambitie in het strategische plan voor de Antwerpse haven voor de toekomstige modal split voor containers (horizon 2030) is 43% binnenvaart, 15% spoorvervoer en 42% wegvervoer. Maritiem vervoer Voor het globale maritieme goederenverkeer was de modal split in 2010 37% binnenvaart, 11% spoor, 47% weg en 5% pijpleiding. De ambitie voor 2030 is 38% binnenvaart, 19% spoor, 38% weg en 5% pijpleiding. Het is vooral nog een grote uitdaging om het aandeel van het spoorvervoer sterk te verhogen. Dat gebeurt door gerichte acties uit het Masterplan Spoorvervoer en de Vlaamse Spoorstrategie versneld uit te voeren. Efficiënter In de toekomst zal men ook meer inzetten op een verhoging van de efficiëntie van het goederenvervoer: de juiste goederen via de juiste modus vervoeren, overbodige verplaatsingen vermijden, de meest geschikte stromen shiften en ladingen bundelen.
Houden de plannen voldoende rekening met de mobiliteit in en rond de haven? In het mobiliteitsluik van het plan‐MER van het strategische plan voor de haven van Antwerpen worden de mobiliteitseffecten van de havenontwikkeling geëvalueerd. De mogelijke mobiliteitseffecten worden opgevangen door (1) bijkomende afwikkelingscapaciteit en infrastructuurprojecten, (2) een modal shift of een betere spreiding van het goederenvervoer over meer duurzame transportwijzen en (3) bedrijfsvervoerplannen. Die maatregelen moeten ervoor zorgen dat er geen verkeersinfarct zal ontstaan. Veilig verkeer Het plan‐MER houdt uitgebreid rekening met de mobiliteitsaspecten van bijkomende behandelingscapaciteit. Voor de evaluatie van de mobiliteitseffecten werden diverse parameters gehanteerd, zoals (1) de bereikbaarheid van de regio, (2) de kwaliteit van de verkeersafwikkeling, (3) de duurzaamheid van het alternatief en de mogelijkheid voor een modal shift, (4) de verkeersveiligheid, (5) de bereikbaarheid van het havengebied en (6) de bereikbaarheid van de omliggende gemeenten. Over al de parameters heen blijken de uitbreidingsscenario’s (met bijkomende behandelingscapaciteit) merkelijk beter te scoren, vooral voor de verkeersveiligheid en mogelijkheden tot modal shift. 31
Is er aandacht besteed aan de uitwerking van goede woon‐werkverbindingen via openbaar vervoer en een betere fietsinfrastructuur naar en in de haven? In het actieprogramma voor de verdere ontwikkeling van het havengebied is een operationele doelstelling opgenomen over woon‐werkverkeer. Operationele doelstelling 15 beoogt de “bevordering van een modal shift voor het woon‐werkverkeer met de fiets, via het openbaar vervoer en andere vormen van collectief vervoer”. Binnen die operationele doelstelling zijn momenteel deze acties opgenomen (beslissing Vlaamse Regering 15 maart 2013): • Actie 1: uitwerken en realiseren van meer en betere fietsroutes van en naar de haven, met speciale aandacht voor het wegwerken of milderen van bestaande barrières. • Actie 2: uitwerken van een algemene visie van de bereikbaarheid van de haven per fiets. • Actie 3: stimuleren van duurzaam woon‐werkverkeer via ofwel de uitbouw van een netwerk van openbaar vervoer in het havengebied ofwel, bij bedrijven, aantakken op collectief vervoer via het bestaande Pendelfonds. Meer details over de inhoud en uitvoering van het actieprogramma vindt u op www.havenvandetoekomst‐antwerpen.be.
Is er een locatiebeleid voor de havenontwikkeling? Bij het bepalen van de locatie voor een havenactiviteit zoeken de initiatiefnemers een locatie die zoveel mogelijk aan hun criteria voldoet. Verbinding met het hinterlandnetwerk (weg, binnenvaart, spoor, pijpleidingen) in functie van de hinterlandbestemming is er daar één van. Bij de afweging van locaties kijkt men ook naar elkaar versterkende clustering, de aard van naburige activiteiten, de mogelijke hinderlijke aard van de activiteiten, … Uiteraard helpen het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen en de Maatschappij Linkerscheldeoever die initiatiefnemers bij hun zoektocht naar de meest geschikte locatie.
Welke aanpassingen van de weg‐ en spoorinfrastructuur voor de ontsluiting van de zeehaven en de omliggende kernen zijn gepland of worden onderzocht? In het actieprogramma voor de verdere ontwikkeling van het havengebied is een operationele doelstelling opgenomen over de verdere ontsluiting. Operationele doelstelling 4 beoogt het “verhogen van de capaciteit van de ontsluitingsinfrastructuur richting hinterland voor de drie modi: weg, spoor en binnenvaart”. 32
Binnen die operationele doelstelling zijn momenteel deze acties opgenomen (beslissing Vlaamse Regering 15 maart 2013): • Actie 1: realisatie tweede spoorverbinding onder de Schelde.
• • • • •
• • • • • • • • • • • •
Actie 2: realisatie Gentboog (ontdubbeling en elektricificatie van lijn 10 en de nodige aanpassingen aan bundel Zuid en de aanleg van lijn 10/1). Actie 3: realisatie van de uitbreiding van spoorbundels LSO. Actie 5: realisatie van de noordelijke tak van de O‐structuur in de Waaslandhaven. Actie 6: realisatie spoorlijn richting Zelzate langs E34 (LSO). Actie 7: realisatie van een tweede toegang tot de haven door de aanleg van een nieuwe, dubbelsporige spoorlijn tussen het vormingsstation Antwerpen Noord en de aansluiting met de spoorlijn Lier‐Aarschot in Lier. Actie 8: optimalisatie van Ringspoor eerste fase Rechterscheldeoever. Actie 9: optimalisatie van spoorbundels RSO. Actie 10: goederenlijn 11 langs A12 (RSO). Actie 11: uitbouw van binnenvaartmogelijkheden Verrebroekdok aan de kop van het dok. Actie 12: realisatie Wachtdok lichters Noordlandbrug. Actie 13: realisatie Wachtdok lichters naast Saeftinghedok. Actie 14: realisatie van de Primaire Havenweg West. Actie 15: realisatie havenweg LO en E34, inclusief aansluitingscomplex Waaslandhaven‐West. Actie 16: realisatie van tweede Oeververbinding Kanaaldok ter hoogte van Tijsmanstunnel (en aansluitingen). Actie 17: nieuw aansluitcomplex A12 (RSO). Actie 18: reorganisatie afrittencomplexen A12 (RSO). Actie 19: verbinding A12 ‐ N11 (Nx) (RSO).
33
Net zoals voor het hele actieprogramma geldt, zijn voor een deel van de acties nog bijkomende studies, verdere beleidsbeslissingen en specifieke budgettaire engagementen nodig. De procesmanager Ontwikkeling Havengebied Antwerpen staat in voor de verdere uitwerking, de monitoring van de uitvoering en de continue verfijning en actualisatie van het actieprogramma. Daarvoor doet de procesmanager een beroep op het Centraal Netwerk met alle stakeholders, dat als klankbord dient.
Welke concrete maatregelen worden er genomen om het havenverkeer en het polderverkeer in de woonkernen te scheiden? Leefbaarheid is een van de basiselementen van het actieprogramma. Specifiek voor de woonkernen stelt operationele doelstelling 19 uitdrukkelijk dat de leefbaarheid van de woonkernen Kallo, Verrebroek, Kieldrecht, Zwijndrecht, Prosperpolder, Stabroek en Berendrecht moet worden behouden en versterkt. Actieplan Het actieprogramma voorziet in het opstellen van een actieplan ‘Leefbare woonkernen in goede nabuurschap met de Antwerpse haven’. Dat zal ook concrete maatregelen bevatten voor het scheiden van het haven‐ en het polderverkeer. Dat actieplan zal gebaseerd zijn op een gedragen visie en wordt tegen 2015 opgesteld. Een voorbeeld: de dorpskern van Verrebroek moet afgeschermd worden van het vrachtverkeer vanuit de haven. Dat is een principe uit het strategische plan.
Welke veiligheidsmaatregelen moet men naleven bij werken nabij aardgasvervoerinstallaties of transportleidingen? Alle gepaste maatregelen moeten genomen worden om tijdens de uitvoering van de werken schade te voorkomen aan de omliggende infrastructuur, in het bijzonder de ondergrondse kabels en (pijp)leidingen. Dat moet gebeuren op basis van plannen met de ligging van de leidingen en installaties via de website. De aanvraag van die plannen is verplicht vanaf 1 september 2009 (‘Klipdecreet’ van 14 maart 2008, uitvoeringsbesluit van 20 maart 2009). Naast de plannen met de ligging worden ook de veiligheidsvoorschriften en contactgegevens meegegeven van de maatschappijen die eigenaar/beheerder zijn van de leidingen en installaties. Het Koninklijk Besluit van 12 april 1965 en zijn recentere wijzigingen, aanpassingen en uitbreidingen omvatten verschillende richtlijnen.
34
8. Vragen over erfgoed Wat zal er gebeuren met historisch waardevolle gebouwen in het gebied waar haven‐ en natuurgebied komt? In het actieprogramma is een aantal maatregelen voor erfgoed en landschap opgenomen. Hier gaan we niet in op elke actie afzonderlijk, maar geven we een overzicht van de belangrijkste initiatieven. Op de Rechterscheldeoever zijn er geen historisch waardevolle gebouwen in nog te ontwikkelen haven‐ of natuurgebieden, op de Linkerscheldeoever wel. Doel‐centrum Een deel van het bouwkundige erfgoed is beschermd als monument, met name het Hooghuis, de dijkmolen en het kerkorgel (in Doel‐centrum) en Hof ter Walle (in Kieldrecht). De drie monumenten uit Doel‐centrum zullen verplaatst worden. Ze behouden hun status als monument. De verplaatsing gebeurt in overleg met de eigenaars (de vzw Casuele voor het Hooghuis), de gemeente Beveren en het Agentschap Onroerend Erfgoed. Op dit moment wordt gezocht naar een goede nieuwe locatie voor het Hooghuis. Die nieuwe locatie moet voldoende rekening houden met de contextwaarde van dat monument én aanvaardbaar zijn voor alle partners. Ook voor de dijkmolen liggen meerdere scenario’s op tafel. Hof ter Walle Voor Hof ter Walle zijn midden 2012 de noodzakelijke instandhoudingswerken uitgevoerd. De restauratie van dat monument komt er, maar moet in het teken staan van de toekomstige bestemming. Daarover lopen de besprekingen nog. Niet elke bestemming is mogelijk, omdat men rekening moet houden met randvoorwaarden vanuit het omliggende natuurgebied en vanuit erfgoedoverwegingen. Permanente bewoning of een grootschalig bezoekerscentrum is bijvoorbeeld niet gewenst. Op 15 maart 2013 heeft de Vlaamse Regering de opdracht gegeven aan de procesmanager voor de ontwikkeling van het havengebied Antwerpen om een convenant te sluiten over de verplaatsing van de drie monumenten in Doel en over de restauratie en herbestemming van Hof ter Walle. Dat convenant legt de afspraken tussen de betrokken partijen vast wat aanpak, timing en financiering betreft. Prosperdorp Bouwkundig erfgoed dat niet beschermd is, zal in nog te ontwikkelen havengebieden verdwijnen. Ook in nog te ontwikkelen natuurgebieden is dat het geval, tenzij het behoud van een gebouw de natuurdoelstellingen niet in het gedrang zou brengen. Om een grondig overzicht te krijgen van het rurale erfgoed op de LSO is een groots opgevatte wetenschappelijke studie uitgevoerd. De studie inventariseert niet enkel gebouwen, maar ook het cultuurhistorische landschap en archeologische aspecten. De
35
studie is volledig beschikbaar gemaakt op de website www.havenvandetoekomst‐ antwerpen.be. Het beschermde erfgoed in Prosperdorp (Prosperhoeve en beschermd dorpsgezicht) blijft bestaan bij de verdere haven‐ en natuurontwikkeling. In het actieprogramma zijn acties opgenomen voor het beschermde erfgoed in Doel en Prosperdorp, erfgoed in natuurgebieden, archeologisch onderzoek, enzovoort.
36