Handicap&Beleid Handicap Beleid Minister De Geus (SZW)
‘Veel werkgevers hebben verkeerde denkbeelden’
Themanummer werk 13e jaargang - Nr. 2/2006
• Een bedrijf met negen arbeidsgehandicapten • SCP: diploma’s zijn cruciaal voor jongeren _H&B_2_2006.indd 1
26-05-2006 21:55:27
Foto’s: Edwin Wiekens _H&B_2_2006.indd 4
26-05-2006 21:55:58
interview
Stan Verhaag
M i n i s t e r D e G e u s ove r h a n d i c a p e n a r b e i d
‘Ik gun ongeïnformeerde werkgevers graag een goede kracht’ CDA-politicus Aart Jan de Geus (50) is minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Handicap & Beleid interviewde hem. Over aarzelende werkgevers met verkeerde denkbeelden. Over belangrijke instrumenten en gemotiveerde krachten. Over WIA en Wajong. En natuurlijk over de herkeuringen: ‘Wat ik vaak hoor is: “Ik kan nu iets wat ik vroeger niet kon.”’
Foto’s: Edwin Wiekens
Op welke manier verdiept u zich in het thema gehandicapten en arbeidsmarktbeleid? Blijft u op de hoogte via werkbezoeken, zijn er in uw omgeving mensen met een handicap? Aart Jan de Geus: ‘Ik laat mij vooral informeren via werkbezoeken. Ik word ook regelmatig aangesproken door mensen met een handicap. Er is tegenwoordig gelukkig een zekere mondigheid. Ook krijg ik heel veel brieven van mensen. En verder doe ik nog altijd veel met de ervaringen die ik als vakbondsbestuurder had. Wij hadden als CNV 300.000 leden, en ik was verantwoordelijk bestuurder voor de groep Anders Actieven, mensen die niet via betaald werk actief konden zijn in de samenleving vanwege arbeidsongeschiktheid of een handicap. En in mijn tijd bij adviesbureau Boer & Croon heb ik met patiëntenfederaties gewerkt. Dus ik heb een relevant referentiekader meegenomen uit vorige levens. Als ik een brief lees van iemand met een handicap die met bepaalde kosten te maken heeft of met een problematiek rondom werk, dan weet ik gelijk waar het over gaat.’ Hoe belangrijk is volgens u de participatie van gehandicapten aan het arbeidsproces? ‘Ik vind het heel belangrijk, vooral uit sociaal oogpunt. Ik denk dat we vroeger de fout hebben gemaakt dat we de problematiek van de handicap zagen als een financiële problematiek. Als je mensen
handicap & beleid 2, 2006
_H&B_2_2006.indd 5
maar een inkomen gaf, dan had je toch als samenleving je plicht gedaan? Ik geloof dat het voor mensen met een handicap enorm belangrijk is om volwaardig in de samenleving te participeren. Inkomen is daarbij heel belangrijk, maar het is niet het enige. Het deel kunnen nemen aan het arbeidsproces en samenleving maakt deel uit van je mens-zijn in zijn totaliteit.’ Hoe stimuleert u die participatie met wetgeving? ‘Met wetgeving kan ik voorzieningen aanbrengen die het nadeel van mensen met een handicap zo veel mogelijk compenseren. Rekening houden met het vermogen van mensen is erg belangrijk. Dat is ook het idee achter de WIA, de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen. Ten tweede kan ik als wetgever kostennadelen opvangen, zoals dieetkosten of een vervoersvoorziening. En dan is er nog een derde, heel andere invalshoek. Dat is dat we als regering gelijke behandeling kunnen bevorderen. Maar nondiscriminatie is op papier makkelijker dan in de praktijk. Dus heb ik gezegd: er moet een beeldvormingscampagne komen. Die heet ‘Geknipt voor de juiste baan’ en is eind mei gestart. Veel werkgevers hebben oude, verkeerde denkbeelden. Om het scherp te zeggen: ik gun een ongeïnformeerde werkgever graag een gemotiveerde en goede kracht. Veel mensen met een handicap hebben een enorm voordeel, namelijk dat ze zich veel meer bewust zijn
5
26-05-2006 21:56:02
‘We zijn als overheid nog weinig open voor mensen met een handicap van buiten’ van het feit dat ze zich moeten bewijzen. Vandaaruit ontwikkelen ze een veel hogere loyaliteit en motivatie. Vorig jaar om deze tijd is er in dit kader een zeer interessant onderzoek gehouden. Werkgevers die mensen met een handicap hadden aangenomen, constateerden dat deze werknemers in 80 of 85% van de gevallen hetzelfde of beter presteerden dan andere werknemers. Toch zijn er nog veel werkgevers die aarzelen om mensen met eeen handicap in dienst te nemen. Daarom moeten wij met goede informatie en beelden ervoor zorgen dat mensen met een niet-volledig arbeidsvermogen naar de mate van hun arbeidsvermogen deelnemen aan de samenleving. Dat is mijn ideaal.’ De aarzelende werkgevers die u noemt, zijn volgens mij nog ruim in de meerderheid. ‘Wat je ziet, is dat werkgevers al een heel stuk zijn opgeschoven. Ik denk dat de Wet Verbetering Poortwachter (WVP) en de Wet Uitbreiding Loondoorbetalingsverplichting bij Ziekte (WUBLZ) de werkgevers al veel meer bewust hebben gemaakt. Als je een werkgever tot andere gedachten wilt brengen, dan werkt de financiële prikkel soms heel aardig. Die twee wetten helpen mensen als ze een handicap krijgen of chronisch ziek worden om in dienst te blijven. Maar dat is iets anders dan het in dienst nemen van mensen met een handicap. Jij zegt dat de meerderheid dat nog niet doet, maar dat zeg ik je niet na. Ik onderken wel dát er werkgevers zijn die daar aarzelend in zijn. Vandaar die stevige beeldvormingscampagne in de richting van werkgevers.’
Aart Jan de Geus werd op 28 juli 1955 geboren in Doorn. Hij behaalde in 1975 zijn propedeuse NivRa (accountancy) en studeerde aan de Erasmus Universiteit in 1980 af in Nederlands recht. In 1981 rondde hij de postdoctorale opleiding arbeidsrecht af aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Vanaf 1980 werkte Aart Jan de Geus bij de Industriebond CNV, onder meer als lid van het dagelijks bestuur. In 1988 stapte hij over naar de Vakcentrale CNV, waar hij in 1993 vice-voorzitter werd. In 1998 werd De Geus partner bij adviesbureau Boer & Croon. Hij deed daar veel opdrachten in de sfeer van de verzorgingsstaat. Vanaf 22 juli 2002 was Aart Jan De Geus minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in het Eerste KabinetBalkenende. Op 27 mei 2003 werd hij opnieuw benoemd tot minister van SZW in het Tweede Kabinet-Balkenende. Hij is lid van het CDA.
6
_H&B_2_2006.indd 6
De beeldvorming kost wel veel tijd. ‘Ik ben daar wat positiever over. Het denken over mensen met een handicap heeft lange tijd in de geur gestaan van “Ze kúnnen niet alleen niet werken, ze wíllen het ook niet.” Dat negatieve imago is wat aan het kantelen. De volgende stap is om hen dan ook daadwerkelijk in dienst te nemen, vandaar onze campagne. Maar daar moeten de sociale partners ook veel zélf aan doen.’ Hoe beoordeelt u de overheid als werkgever van mensen met een handicap? ‘Het aardige is dat het ministerie van Binnenlandse Zaken daarover onlangs cijfers en plannen heeft gepresenteerd. Wat blijkt is dat wij binnen de overheid van oudsher redelijk wat doen voor mensen die bij de werkgever een handicap krijgen. Maar we zijn nog weinig open voor mensen van buiten met een handicap. Ons departement is op die laatste regel enigszins een uitzondering, doordat we ook op dit punt beleid voeren. Vergeet niet dat tientallen jaren lang de houding van de werkgever in de richting van mensen met een handicap meer was van “hoe kom ik eraf ?” dan “hoe kom ik eraan?”. De tanker is ook bij de overheid wel om. Maar de overheid is hartstikke groot. Toch zeg ik: het zou de overheid sieren om een stapje vóór te lopen. De overheid is tenslotte naar zijn aard op het algemeen belang georiënteerd.’ Probeert u het aannemen van mensen met een handicap door de overheid zelf actief te stimuleren? ‘Ja, door er bij de arbeidsvoorwaardelijke afspraken binnen de sector overheid over mee te praten, door de collega’s die daarover gaan per sector aan te spreken, door er hier in huis over te spreken. En door er op plekken waar ik kom aandacht voor te vragen.’ Uw beleid is erop gericht om mensen met een WAO-uitkering, een bijstandsuitkering of een Wajonguitkering te stimuleren om te gaan werken. Tegelijkertijd is het uw beleid om mensen in hun portemonnee te raken als ze geen werk vinden of daarvoor te weinig moeite doen. Zijn stimuleren en dreigen niet in tegenspraak met elkaar? ‘Nee. Uit ervaringscijfers blijkt dat een vrij groot deel van de mensheid vooral gevoelig is voor negatieve sancties. Ik vind trouwens ook dat elders in de samenleving goed wordt geaccepteerd dat als je je rekening niet op tijd betaalt je een boete moet betalen. Het is nogal wat om een uitkering te krijgen. Dat is geen basisrecht, maar een mooi aspect van onze sociale rechtsstaat. Daar hoort dus een plicht bij, en de mensen die deze plicht niet vervullen horen daar een sanctie voor te krijgen. Dat geldt net zo goed voor mensen zonder als met een handicap, waarbij we uiteraard wel rekening houden met hun vermogen.’
handicap & beleid 2, 2006
26-05-2006 21:56:04
interview U bent niet bang dat de angst voor sancties een slechte stimulator is voor mensen? ‘Angst is vaak de vrees voor het onbekende. Mede daarom vind ik heel zorgvuldige besprekingen bij een herbeoordeling van belang. Er moet ruimte worden gemaakt om duidelijkheid te geven over de situatie waarin iemand zich bevindt. Als iemand weet dat hij bij niet-solliciteren zijn geld niet krijgt, dan is er geen sprake van angst voor het onbekende, maar van rekening houden met het bekende. Zo makkelijk en duidelijk is het. Als we daarover niet duidelijk zouden, dan ontstaat pas echt onzekerheid. En daarin is angst een slechte raadgever.’ Een wet die geheel in uw filosofie past, is de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA), die sinds 1 januari van kracht is. De wet bevat prikkels om gedeeltelijk arbeidsgeschikten aan het werk te helpen en inkomensbescherming voor mensen die echt niet meer kunnen werken. Maar volgens Wouter van Ginkel, secretaris van de Commissie het Werkend Perspectief, heeft de
handicap & beleid 2, 2006
_H&B_2_2006.indd 7
WIA de drempel tot werken juist verhóógd (zie pag. 10). Hij vraagt zich af of de wijziging wel nodig was. Onder de oude wet liep de instroom in de WAO óók al flink terug, stelt hij. Wat vindt u van die kritiek? ‘Dat is een politiek oordeel. Het verbaast mij in hoge mate, want ik heb hem dat naar mij toe nooit horen zeggen. Het is het geluid van de PvdA. Opvallend is trouwens dat de PvdA nu niet zegt: “De WIA moet weer weg.” De WIA is juist een heel belangrijk instrument omdat de uitkering van mensen die volledig arbeidsongeschikt zijn verhoogd is, en omdat het instrumentarium loonaanvulling voor mensen die gedeeltelijk kunnen werken veel preciezer is. Ik hoor ook van de keuringsartsen dat ze erg gelukkig zijn met het feit dat mensen die zich nu melden ook de écht zieken zijn. Wij zien het als een uitdaging om te kijken wat iemand nog kan met een bepaalde handicap. Dat is de teneur op dit moment. Van Ginkels oordeel lijkt mij dus meer een echo van een politiek debat dan dat hij echt een punt heeft. Ik heb geen bewijzen voor zijn uitspraak.’
7
26-05-2006 21:56:05
‘ I k d e n k p e r s o o n l i j k d at d e h e r ke u r i n g e n h e e l zo rg v u l d i g g e b e u re n’ Hij heeft ook kritiek op de WAO-herkeuringen. De politiek heeft volgens hem de fout gemaakt om het systeem van strengere herkeuringen in te voeren op een moment dat het economisch slecht ging. ‘Arbeidsgehandicapten moesten de markt op terwijl niemand op hen zat te wachten,’ zegt Van Ginkel. ‘Dat is ook mijn zorg geweest: hoe zit het met de timing, met name in de arbeidsmarkt? Mijn inschatting was steeds dat het economisch herstel eraan zat te komen. Het kwam iets later dan ik verwachtte, maar nu gaat het in rap tempo. De herbeoordelingen zijn eind 2004 ingezet met een kleine groep mensen en in 2005 zijn ze echt op gang gekomen. Aanvankelijk was het idee om de herbeoordelingen te laten lopen tot en met 2006, maar dat is nu om reden van zorgvuldigheid verlengd tot 2007. Mensen die geen baan hebben, komen in een reïntegratietraject van één à twee jaar. De jaren waarin deze mensen de arbeidsmarkt betreden, zijn dus 2006 tot en met 2009. Zoals het er nu uitziet, zijn dat precies jaren waarin de arbeidsmarkt aantrekt. Als we in 2001 waren begonnen met de herkeuringen, dan hadden deze mensen in 2002 tot en met 2005 de arbeidsmarkt betreden. Dan hadden we een enorm probleem gehad. Achteraf gezien zijn we er op exact het juiste moment mee begonnen.’ Ook al kwam het herstel later dan u verwachtte. ‘Ja, maar het geluk is dat heel veel mensen pas de arbeidsmarkt op komen na een reïntegratietraject van één à twee jaar.’ Op de WAO-herkeuringen klinkt ook soms de kritiek dat ze te streng zouden zijn. Wat vindt u daarvan? ‘Ik denk persoonlijk dat dat heel zorgvuldig gebeurt. Ik heb ook wel gezien dat het UWV meer tijd nodig had en worstelde met de vraag of het wel voldoende capaciteit in huis heeft om het goed te doen. Er is heel veel tijd mee gemoeid, niet zozeer met het oordeel zelf, maar vooral met de wijze waarop met mensen gesproken wordt. Als dat met respect gebeurt, als mensen zich serieus genomen voelen, dan scheelt dat enorm. Dat is iets waar ik bovenop zit, waar ik tijdens werkbezoeken de aandacht voor vraag. En als die zorgvuldigheid ertoe leidt dat het UWV meer mensen nodig heeft, dan zij dat zo. Maar dat het zorgvuldig en met respect gebeurt, is cruciaal. Ik denk dat de keuringen vroeger heel vluchtig waren en dat de mogelijkheden van mensen niet serieus werden genomen. Ik zeg niet dat nu bij alle keuringen alles goed gaat, maar ik zeg wel dat er op een zorgvuldige manier gekeurd wordt én dat er de mogelijkheid is van bezwaar en beroep. Van die mogelijkheid wordt gebruik gemaakt, en dat leidt tot soms tot een bijstelling. We hebben het over een enorm grote operatie, maar ik ben blij dat de ambitie vanuit de uitvoering en cliëntenraden om dit zorgvuldig te laten gebeuren enorm groot is. Iedereen snapt dat de herbeoordelingsoperatie met respect voor mensen moet gebeuren. Ik hoor zelden van mensen die geherkeurd zijn dat ze na de herbeoordeling geacht worden dingen te gaan doen die ze niet kunnen. Wat ik wél vaak hoor is: “Ik kan nu iets wat ik vroeger niet kon.”
8
_H&B_2_2006.indd 8
Maar als er gezegd wordt dat iemand dingen kan, dan moet de volgende stap zijn dat er werk gevonden wordt dat daarbij past. Is dat niet een probleem? ‘Dat is een grote zorg voor mij. Is er voldoende werkgelegenheid? Achteraf is onze timing om deze operatie in te zetten goed geweest, omdat de economie juist nu weer aantrekt. Tegelijkertijd zeg ik dat een arbeidsongeschiktheidsverzekering niet tevens een verzekering tegen werkloosheid is. Met andere woorden, het kan gebeuren dat je als gehandicapte werkeloos bent, zoals dat ook niet-gehandicapten kan gebeuren. Als je als gehandicapte twintig uur per week kunt werken, maar je vindt op dat moment niet de baan die bij je past, dan heb je hetzelfde probleem als een nietgehandicapte. Ja, dat kan gebeuren.’ Tot slot een vraag over de jonggehandicapten, de groep van bijna 140.000 Nederlanders die bij hun geboorte of vóór hun achttiende een chronische ziekte of handicap hadden. Uw ministerie heeft elf miljoen euro uitgetrokken voor arbeidsprojecten voor jonggehandicapten. Hoe zorgt u ervoor dat het geld ook op lange termijn effect heeft? ‘Gek genoeg doen we dat door het geld in tijdelijke projecten te stoppen. Je moet bij projectgeld voorkomen dat je het institutionaliseert, want na verloop van tijd kan het effect weg zijn. Je moet de effectiviteit dus voortdurend in de gaten houden, en dat doe je mede door de projecten tijdelijk te maken. Overigens is een deel van die 11 miljoen wel degelijk bestemd voor de lange termijn, voor continuïteit van bepaalde voorzieningen voor Wajongers. Eigenlijk zijn we voortdurend bezig om de optimaliseren. Soms zeg je dan: dit project was nuttig, maar we gaan het implementeren in het geheel. En dan ga je naar een ander project. Het kan ook zo zijn dat je het ene jaar zegt: we starten een project dat speciaal bedoeld is voor laagopgeleide jongeren, een jaar later richten we ons op allochtone vrouwen. Het gaat erom dat je via projectaanpak steeds de mogelijkheid hebt om het spotlight op één probleem te richten.’ Maar is het niet verstandiger om te zorgen dat die spotlight voortdurend bij de groep jonggehandicapten blijft? Of is dat niet nodig? ‘Ik heb niet echt een vastomlijnd idee of het echt in hun belang is als die 11 miljoen helemaal gemarkeerd zou zijn voor Wajongers. Een wetswijziging kan minstens zo belangrijk zijn als een project. Zo hebben we met wetgeving rondom de ziektekostenverzekering iets extra’s geregeld voor jonggehandicapten. Het belang van Wajongers ligt dus niet vast met dit ene project van elf miljoen. Van belang is dat het mijn verantwoordelijheid is dat de groep jonggehandicapten voortdurend op de agenda staat.’
handicap & beleid 2, 2006
26-05-2006 21:56:07