VBO-bakens in het debat rond het pensioenbeleid
Brussel, 1 juli 2014
2
EXECUTIVE SUMMARY
I.
België staat voor zware vergrijzingskosten
De Europese commissie onderzoekt regelmatig de kosten van de vergrijzing. De jongste berekeningen (2012) tonen aan dat die kosten in België hoog blijven: +8,5% van het bbp voor de sociale uitgaven tegen 2060, wat – samen met Luxemburg – het hoogste percentage is.
Toename van de leeftijdsgebonden kosten 2010-2060
12 10
+8,5
in % van het bbp
8
+5,2
+3,9
6
+3,1 +3,3
+2,9 -0,1 +0,1
+5,4 +5,7
+6,7
+4,4
+2,9
4 2
+12,0
+3,6 +3,8
+1,6
0 -2 IT
PT
HU
werkloosheid
DK
EL
FR
onderwijs
UK
EU
SE
ES
langetermijnzorg
AT
DE
IE
gezondheidszorg
NL
FI
BE
LU
pensioenen
Bron: Europese commissie, Fiscal Sustainability Report, 2012
De vergrijzingskosten zijn grotendeels te wijten aan de ontwikkeling van de pensioenuitgaven (60% van de vergrijzingskosten wordt veroorzaakt door de pensioenuitgaven). De in 2012 aangevatte pensioenhervormingen verminderen zeer lichtjes de budgettaire kosten van de vergrijzing; ze blijven echter ontoereikend. Hervormingen zijn nog steeds dringend en noodzakelijk.
VBO-bakens in het debat rond het pensioenbeleid
01/07/2014
3
De Europese Raad raadt België om evidente redenen aan om in te werken op de vergrijzingskosten: een ontoereikende voorbereiding om het hoofd te bieden aan de extra kosten van de vergrijzing.
Het VBO heeft, in overleg met de experts van de federaties in de Commissie voor de aanvullende pensioenen en de Commissie sociale aangelegenheden van het VBO, een memorandum voorbereid dat de hervormingen aankaart die tijdens de komende regeerperiode moeten worden doorgevoerd; dit zijn veeleer parametrische hervormingen, dat wil zeggen: wijzigingen van specifieke parameters in een architectuur van de bestaande pensioenen. Deze verschillende voorstellen dienen als bakens in het debat over het verslag van de Commissie Pensioenhervorming 2020-2040. Dat verslag stelt geen parametrische maatregelen maar een structurele hervorming voor, dat wil zeggen: een nieuwe architectuur, een nieuwe pensioenberekening.
VBO-bakens in het debat rond het pensioenbeleid
01/07/2014
4
II.
Door de Expertencommissie voorgestelde hervorming
De experts1 stellen een nieuwe architectuur van de pensioenen voor omdat in hun ogen hervormingen van parameters in de bestaande architectuur weliswaar een aanzienlijke impact kunnen hebben (budgettair en op het individuele niveau van het pensioen), maar de transparantie van het pensioensysteem niet wijzigen; leiden er eerder toe om deze ingewikkelder te maken. De experts stellen dan ook een nieuwe architectuur van de pensioenen voor om een nieuwe samenhang, een sterk en betrouwbaar sociaal contract, tot stand te brengen. Maar al is de ruwbouw nagenoeg af, alle afwerking moet nog gebeuren.
Architectuur van de wettelijke pensioenstelsels De berekening van het pensioen zou worden gewijzigd en zou, in de drie pensioenstelsels (werknemers, zelfstandigen, ambtenaren), gebaseerd worden op een puntensysteem. Men verzamelt punten per loopbaanjaar: Eén punt =
jaarlijks brutoinkomen gemiddeld inkomen van de werknemers
waarbij de waarde van het punt = 1 voor de werknemer die het gemiddeld loon verdient. De referentieloopbaan bedraagt 45 jaar. Het pensioen zal gelijk zijn aan: Wettelijk pensioen = (verzamelde punten) x (waarde van het punt) De waarde van het punt is een functie van het gemiddeld loon van de actieven op het ogenblik dat het pensioen ingaat; het is een percentage van het gemiddeld loon. Dit percentage hangt af van de budgettaire neutraliteit.
1
Jos Berghman, Jacques Boulet, Bea Cantillon, Pierre Devolder, Jean Hindriks, Ria Janvier, Alain Jousten, Françoise Masai, Gabriel Perl, Erik Schokkaert, Yves Stevens, Frank Vandenbroucke
VBO-bakens in het debat rond het pensioenbeleid
01/07/2014
5
Er zijn maxima en minima.
Er zijn correcties: een bonus in geval van verlenging van de loopbaan met een jaar na de leeftijd waarop men met vervroegd pensioen kan gaan, een bonus voor zware beroepen, een malus voor ontoereikende loopbaan; het is aan de sociale partners om de lijst van de zware beroepen op te stellen.
Er moet in mechanismen voor automatische aanpassing op basis van de levensverwachting worden voorzien met betrekking tot de wettelijke leeftijd, de leeftijd van het vervroegd pensioen, de loopbaanvoorwaarde om met vervroegd pensioen te gaan en de volledige referentieloopbaan (voor het ogenblik 45 jaar).
Ieder pensioenstelsel behoudt zijn eigenheid maar er wordt voor toenadering gezorgd; met andere woorden: het pensioenpunt is meer waard in het openbaar ambt omdat de ambtenaren geen toegang hebben tot de tweede pijler, maar de loopbaanvoorwaarde moet in alle stelsels op dezelfde wijze worden geïnterpreteerd: een ambtenaar zou geen diplomabonificaties meer genieten en de preferentiële tantièmes (zoals in het onderwijs) zouden geleidelijk worden afgeschaft.
Bij de berekening van het pensioen worden de gelijkgestelde perioden nog altijd meegeteld, maar het is aan de sociale partners om het maximumbudget te bepalen dat voor loopbaanonderbrekingen en verloven in een loopbaan kan worden opgenomen.
Het principe van een deeltijds pensioen zou worden ingevoerd.
De pensioenen worden, eens ze worden uitbetaald, geherwaardeerd om de evolutie van de levensstandaard van de samenleving te volgen (welvaartsaanpassing); het mechanisme moet voorspelbaar maar flexibel zijn; tijdens de eerstkomende jaren zou de welvaartskoppeling, gezien de budgettaire beperkingen, vrij gering moeten zijn.
Tijdens de loopbaan zou het individu op de hoogte worden gehouden van het verworven aantal punten; het aantal punten hangt af van het arbeidsinkomen en van de loopbaanduur; dat is transparant voor het individu.
VBO-bakens in het debat rond het pensioenbeleid
01/07/2014
6
Kapitalisatie is belangrijk De Commissie stelt het volgende voor:
In de privésector van de werknemers, de uitbreiding en de verbetering van de bestaande tweede pijler door hoofdzakelijk het volgende te doen: - Gedurende de volgende 15 jaar stelselmatig een bepaald percentage van de reële loonstijgingen aanwenden voor de sectorale aanvullende pensioenplannen, totdat in alle sectoren een bijdrageniveau van 3% van het loon is bereikt; dit zal bindend gemaakt worden; - Vervroegde uittreding met het aanvullend pensioen ontmoedigen; - Fiscaliteit: de 80%-regel herzien; de kapitalen progressief belasten; - De renten stimuleren; - De minimumrendementsgarantie herzien.
In de overheidssector, een eerste pijler bis oprichten voor de nieuw aangeworven contractuelen: 3% zou besteed worden aan kapitalisatie in een systeem dat kenmerken vertoont die eigen zijn aan het wettelijk pensioen (gelijkstelling, renten, collectieve financiering).
Tewerkstelling en financiering zijn cruciale voorwaarden De tewerkstelling, in het bijzonder van de oudere werknemers (inclusief de 60plussers) wordt belangrijk; een financiering van de pensioenen die minder weegt op de lonen is dus noodzakelijk. In de overheidssector komt er al op korte termijn een forse toename van de pensioenen; een bijkomende externe financiering is onafwendbaar. De Commissie is van oordeel dat financiering op basis van vermogen daarin een rol moet spelen.
VBO-bakens in het debat rond het pensioenbeleid
01/07/2014
7
Voltooiing van de ruwbouw en van de afwerking De Commissie stelt voor om de sociale partners van alle stelsels (werknemers, zelfstandigen, ambtenaren) en de vertegenwoordigers van de regering te verenigen in een nieuw Nationaal pensioencomité dat een advies zou uitbrengen en de hervormingen alsook het pensioenbudget zou voorbereiden. Het zou worden ondersteund door een Kenniscentrum voor de pensioenen. Deze structurele hervorming bevat heel wat aspecten, die de komende weken moeten worden uitgediept en geëvalueerd. Budgettaire berekeningen zijn noodzakelijk om de impact van de hervormingen te beoordelen. Er moet worden bekeken of het rapport ver genoeg gaat om het financiële voortbestaan te verzekeren. Wat zijn de voor- en nadelen ten opzichte van de huidige pensioenberekening? Wat moeten we (en mogen we niet) doen in de tweede pijler? Enz.
VBO-bakens in het debat rond het pensioenbeleid
01/07/2014
8
III.
VBO-bakens in het debat rond het pensioenbeleid
Het VBO is voorstander van een pensioenbeleid dat steunt op meerdere pijlers: het wettelijk pensioen, het aanvullend pensioen dat verbonden is aan de beroepsactiviteit, en het individueel pensioensparen of de derde pijler; deze drie pijlers samen maken het mogelijk om voor zichzelf een passend aan zijn levensstandaard aangepast pensioen te vormen. De financiële lasten worden verdeeld over de generaties dankzij de mengeling van de repartitie- en de kapitalisatietechniek, en tussen de gemeenschap, de werkgever en het individu dankzij de mix van de verantwoordelijkheden. Deze verschillende financieringsbronnen en berekeningsmethodes maken het mogelijk de risico’s te verminderen.
De twee kernmaatregelen voor een hervorming die worden voorgesteld door het VBO hebben betrekking op de pensioenleeftijd en de financiële voorspelbaarheid van de kosten die verbonden zijn aan een ontwikkeling van de tweede pijler.
VBO-bakens in het debat rond het pensioenbeleid
01/07/2014
9
Wat het eerste thema betreft, is het VBO er voorstander van om tegen 2030 de flexibele pensioenleeftijd van 62-65 jaar op te schuiven naar 65-70 jaar met correcties (+ en - ) volgens de lengte van de loopbaan, enerzijds, en volgens de leeftijd waarop men met pensioen gaat, anderzijds.
Wat de financiële voorspelbaarheid van de kosten van de tweede pijler betreft, meent het VBO dat de onzekerheid in verband met de financiële bijdrage van de werkgever moet worden verminderd. We stellen vast dat de verantwoordelijkheid van de werkgever, waarin is voorzien door de wet betreffende de aanvullende pensioenen (WAP) erg belangrijk is in België; zo draagt de sponsor financieel bij, wat er ook gebeurt (verschil tussen de garantie van de verzekeraar en de wettelijke minimumrendementsgarantie, extra financiering ingeval de activa niet volstaan om de pensioentoezeggingen te dekken, betaling van “premietoeslag” als de aangeslotene een rente vraagt onder de wettelijke voorwaarden waarin door de wet is voorzien, ….).
Het VBO vraagt bepaalde correcties van de WAP om een evenwichtige financiële verantwoordelijkheid van de werkgever in het algemene pensioenbeleid te behouden. De kosten van de tweede pijler die worden gedragen door de inrichter moeten voorspelbaar blijven. Om geleidelijk de verschillen in behandeling tussen arbeider en bediende in de pensioenplannen op te heffen en aldus de tweede pijler te veralgemenen, is deze voorspelbaarheid van de kosten belangrijk.
VBO-bakens in het debat rond het pensioenbeleid
01/07/2014
10
In een notendop zien de VBO-voorstellen voor de hervorming van bepaalde pensioenparameters er zo uit:
1. Wettelijk pensioen: -
De link met de levensverwachting: Het VBO stelt voor dat geleidelijk en vanaf 2030 voor alle werknemers (werknemers in loondienst, zelfstandigen, ambtenaren) een flexibel systeem met een pensioenleeftijd tussen 65-70 jaar met een bonus-malus zou worden ingevoerd; de hervorming wordt gekoppeld aan de afschaffing van de vervroegde vormen van uittreding (brugpensioen en andere formules die op het niveau van de sector of van de onderneming zijn uitgewerkt). Deze maatregel is belangrijk als we de kosten onder controle willen houden (zie onderstaande tabel). Verhoging van de pensioenuitgaven van de overheid tussen 2010-2060 (in % van het bbp) Zonder hervormingen
België
+5,1
Scenario 1
Scenario 2
Scenario 3
pensioenleeftijd is met levensverwachting gelinkt
pensioenbedrag is met levensverwachting gelinkt
67 jaar, geen vervroegde uittreding tegen 2025; na 2025 link met levensverwachting
+3,4
+3,4
+2,2
Bron: document European Commission, Sustainability of public finances
VBO-bakens in het debat rond het pensioenbeleid
01/07/2014
11
-
-
De link met de loopbaan:
Een minimum aan effectieve arbeid vereisen bij de huidige loopbaanvoorwaarde om vervroegd uit te treden op 62 jaar; in 2015 zal de loopbaanvoorwaarde 40 jaar bedragen; men zou op zijn minst 35 jaar effectieve arbeid kunnen vereisen (ten opzichte van een berekening op 45 jaar is dat 10 jaar eventuele gelijkgestelde perioden).
De gelijkgestelde perioden verder hervormen, door de vele uitzonderingen die in de loop van 2012 zijn ingevoerd af te schaffen; de toekomstige perioden van langdurige werkloosheid, brugpensioen, tijdskrediet zouden worden berekend op basis van een loon dat gelijk is aan 20.000 EUR.
Ambtenarenpensioen: Een kadaster van de verschillende pensioenregelingen van de openbare sector opmaken en de regels zodanig wijzigen dat die regelingen budgettair draaglijk worden voor de overheden (federale overheid en lokale overheden (provincies en gemeenten)); de berekeningsregels dienen zoveel mogelijk voort geharmoniseerd te worden (voorbeelden: rekening houden met de studiejaren, recht op het minimumpensioen, lengte van de loopbanen, …) om op termijn tot een geharmoniseerde berekening tussen stelsels te komen.
-
Welvaartsvastheid: De evolutie van de uitgaven matigen door te voorzien in welvaartsaanpassingen ad hoc en niet meer in een mechanisme zoals het werd ingevoerd door de wet betreffende het generatiepact; de automatische perequatie van de pensioenen van de ambtenaren herzien in dezelfde zin als die van de werknemers.
VBO-bakens in het debat rond het pensioenbeleid
01/07/2014
12
2. Aanvullend pensioen: -
Kapitaal of renten: Het VBO is er voorstander van dat de keuze van de aangeslotene behouden blijft. De aangeslotene moet zijn wens kunnen uiten om zijn aanvullend pensioen ofwel in de vorm van renten, ofwel in de vorm van een kapitaal op te nemen. Op dit moment echter wordt, als de aangeslotene kiest voor de omzetting van zijn kapitaal in renten, de minimumrente die wordt berekend met toepassing van de wettelijke bepalingen nog altijd gebaseerd op achterhaalde mortaliteitstafels op het gebied van levensverwachting en op een technische rentevoet van 3,25% die geen enkele verzekeraar kan beloven. Het VBO stelt dus voor dat deze bepalingen zouden worden aangepast aan de huidige markt- en levensverwachtingsvoorwaarden om de werkgever in staat te stellen een product te vinden waarmee hij het kapitaal onder passende voorwaarden en zonder extra kosten kan omzetten in renten.
-
Minimumrendementsgarantie van de plannen met vaste bijdragen (Defined Contribution – DC): Het VBO vraagt om de situatie dringend te herzien; een constant rendement van 3,25% is niet realistisch meer nu de OLO-rente op 10 jaar onder de grens van 2% is gezakt. Het economische en financiële model is sinds 2003, het jaar waarin de wetgever verplicht werd de werkgevers een rendement van 3,25% op de werkgeversbijdragen en 3,75% op de persoonlijke bijdragen te geven, grondig veranderd. De overgrote meerderheid van de werkgevers die voor de groepsverzekering hebben gekozen als vehikel van de tweede pijler (80%) vindt geen verzekeraar meer die dat volledig dekt om dit rendement te halen; als gevolg daarvan is er een zeer groot risico dat er bijkomende stortingen moeten worden gedaan telkens als een aangeslotene uit het pensioenplan stapt. Het VBO vraagt dat opnieuw een verzekerbare oplossing zou worden gevonden, desnoods door regelmatig de situatie te herbekijken.
VBO-bakens in het debat rond het pensioenbeleid
01/07/2014
13
-
Dynamisch beheer van de gesloten plannen te bereiken doel (Defined Benefit – DB): Voor het ogenblik blijven de reserves in een gesloten plan te bereiken doel evolueren met de lonen van de aangeslotene; dit is het principe van dynamisch beheer dat in 2004 werd ingevoerd. Dit leidt tot grote onzekerheid omtrent de kosten. Vaak moet deze onvoorspelbaarheid van de kosten worden ondervangen met actuariële berekeningen met een hele reeks hypothesen. Om de werkgever een grotere voorspelbaarheid van de kosten te geven, moet aan de ondernemingen die dat wensen de mogelijkheid worden geboden om, via sociaal overleg, het mechanisme te wijzigen.
-
Bescherming van de reserves: Het VBO kant zich tegen de oprichting van een nieuw fonds ter bescherming van de reserves dat tussenbeide zou komen in geval van faillissement van de verzekeraar of van de werkgever. De Europese richtlijnen zijn almaar strenger wat de solvabiliteit van de verzekeraars en pensioenfondsen betreft. In België is hoe dan ook de werkgever de eindverantwoordelijke; het is in deze geest dat de Wet Aanvullende pensioenen (WAP) werd geschreven. Het VBO betuigt zijn instemming met de herbevestiging van de financiële verantwoordelijkheid van de werkgever, MAAR in het kader van aantrekkelijke voorwaarden die het mogelijk maken de kosten te voorspellen (zie de punten hierboven). De bepalingen rond het Fonds voor sluiting van ondernemingen werden aangepast en maken in geval van faillissement van de werkgever een tussenkomst mogelijk.
-
Informatie, transparantie: Er werden heel wat inspanningen geleverd (oprichting van een databank aanvullende pensioenen, de toegang van de burger tot deze databank wordt momenteel besproken). Het VBO betuigt zijn instemming met het feit dat de geleverde inspanningen verder moeten worden opgevoerd, in een kostenefficiënt kader.
VBO-bakens in het debat rond het pensioenbeleid
01/07/2014
14
-
Fiscaliteit: De financiering van de wettelijke pensioenen van de werknemers is grotendeels gebaseerd op onbegrensde sociale bijdragen in verhouding met het loon (7,50% persoonlijke bijdragen en 8,86% werkgeversbijdragen), terwijl het wettelijk pensioen wordt berekend op basis van het loon, dat begrensd wordt op een maximum van 52.760,95 EUR. De solidariteit van het wettelijk pensioen is dus belangrijk; ze wordt gecompenseerd door een forfaitaire belasting van het bovenwettelijk pensioen. De huidige regeling voorziet in een belasting voor de pensioenkapitalen van de tweede pijler die worden gevormd door middel van bijdragen van de werkgever die variëren tussen 20 en 10%, naargelang van de leeftijd waarop het kapitaal wordt uitbetaald. Er werd een bijzondere werkgeversbijdrage voor sociale zekerheid (1,5%) op de hoge pensioenplannen ingevoerd. Het VBO is van oordeel dat deze inspanningen volstaan en dat ze het delicate evenwicht tussen solidariteit en verzekering in de verschillende pensioenpijlers niet mogen verbreken.
Pieter Timmermans Gedelegeerd Bestuurder van het VBO
Een bijlage met onze gedetailleerde voorstellen is beschikbaar bij: mevrouw Bernadette Adnet, Eerste adviseur Competentiecentrum ‘Werk & Sociale Zekerheid’ +32 2 515 08 27
[email protected]
VBO-bakens in het debat rond het pensioenbeleid
01/07/2014