Masterscriptie Sociologie
Het ‘post-Bourdieu’ debat Een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
door Simon Blok
Simon Blok Studentnummer: 0299405 Universiteit van Amsterdam Faculteit de Maatschappij- en Gedragswetenschappen Afdeling Sociologie en Antropologie Begeleiders: Prof. Dr. N.A. Wilterdink Dr. B. van Heerikhuizen © Juli 2009
Inhoudsopgave Inleiding……………………………………………………………………………………………... Aanleiding Probleemstelling Terminologie
2
1. De geschiedenis van de film……………………………………………………………………... 1.1. De ontwikkeling van het medium film…………………………………………………. Kennismaking (1903-1910)………………………………………………………… Verspreiding (1903-1910)………………………………………………………...... Acceptatie (1910-1918)…………………………………………………………...... 1.2. De ontwikkeling van filmstromingen………………………………………………...... Hollywood.................................................................................................................. Duits Expressionisme (1919-1924)............................................................................ Frans impressionisme en surrealisme (1917-1930)................................................... Sovjet-Russische montage (1924-1930)..................................................................... Italiaans Neorealisme (1942-1951)........................................................................... La Nouvelle Vague (1959-1964)................................................................................
5 5 5 6 6 8 8 9 10 12 12 13
2. De sociologie van de film……....................................................................................................... 2.1. Motieven van filmbezoek…………………………………………………………. 2.2. Kunst of commercie?.......................................................................................................
15 15 16
3. Het ‘post-Bourdieu’ debat………………………………………………………………………. 3.1. De distinctietheorie……………………………………………………………………... 3.2. Maatschappelijke processen en hun invloed op het culturele veld…………………….. 3.3. Vervagende grenzen……………………………………………………………………. 3.4. De omnivoriteitsthese…………………………………………………………………... 3.5. Klasse als indicator……………………………………………………………………...
21 21 22 24 25 28
4. Opzet van het onderzoek………………………………………………………………………... 4.1. Methodiek……………………………………………………………………………… 4.2. Respondenten…………………………………………………………………………... 4.3. Hypothesen…………………………………………………………………………….. 4.4. Operationalisering………………………………………………………………………
31 31 31 32 33
5. Resultaten van de enquêtes............................................................................................................
37
6. Resultaten diepte-interviews…………………………………………………………………….
50
Conclusie: empirische bevindingen en hun theoretische implicaties…………………………….
65
Slotwoord……………………………………………………………………………………………. 74 Literatuur……………………………………………………………………………………………
76
Bijlagen
78 82 83 85 88 91
1. Enquête…………………………………………………………………………………… 2. Gestructureerd diepte-interview…………………………………………………………... 3. Codeboek…………………………………………………………………………………. 4. Beargumentatie categorisering films……………………………………………………... 5. SPSS syntax………………………………………………………………………………. 6. Afgenomen interviews……………………………………………………………............. 7. Afgenomen enquêtes (apart gebundeld)
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
Inleiding Aanleiding en probleemstelling De distinctietheorie, de theorie dat mensen zich onderscheiden aan de hand van hun culturele smaak, lijkt de laatste decennia aan zeggingskracht te hebben ingeboet. Mensen met een hogere klassepositie zouden hun kennis van de ‘hoge’ cultuur, al dan niet bewust, gebruiken als onderscheidingsmiddel. Zij hebben door hun opleiding en opvoeding een habitus, een systeem van disposities, gevormd waarin de ‘hoge’ cultuur centraal staat. Zij zouden hierdoor geneigd zijn om kunstwerken te beoordelen op vormaspecten en originaliteit in tegenstelling tot mensen met een lagere klassepositie, die meer beoordelen op inhoud en het oproepen van emoties. Veranderingen in de samenleving hebben vraagtekens opgeworpen over de actuele waarde van deze theoretische veronderstellingen. Een hoger besteedbaar inkomen, meer vrije tijd, de toename van zelfstandigheid en het proces van individualisering hebben de vraag opgeworpen in hoeverre de situatie is veranderd. Smaakvoorkeuren zijn minder duidelijk geworden en de statushiërarchie van verschillende kunstvormen, zoals opera, ballet en film, is vervaagd. Culturele scheidslijnen zijn vervangen door meer gedifferentieerde patronen van cultuurparticipatie. De ‘omnivorisering van de bovenlaag’, de gedachte dat mensen met een hogere klassepositie zich meer oriënteren op zowel de traditionele kunsten als populaire kunstvormen, werpt subtiel het idee op dat er geen statusgrenzen aanwezig zijn, omdat mensen de ene avond naar de opera gaan, de andere avond naar een bloederige trash-film in de bioscoop en daarna meebrullen met Hazes in de kroeg. Wellicht worden aspecten van de distinctietheorie echter te gemakkelijk afgedaan als verouderd. Smaakvoorkeuren en statusgrenzen zijn vervaagd, maar waarschijnlijk niet verdwenen. Er zouden dan verschillen van ‘hoog’ en ‘laag’ moeten bestaan binnen kunstsoorten. Om smaakvoorkeuren en distinctie in kaart te brengen binnen één kunstvorm, richt ik mij op de filmkunst. Niet alleen mijn voorliefde voor films is hierbij van doorslaggevend belang. Om antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvraag is het belangrijk om een populaire kunstvorm te kiezen die voor allen toegankelijk is. De filmkunst voldoet aan deze voorwaarden. De onderzoeksvraag luidt als volgt: Wat zijn de overeenkomsten en verschillen in smaak tussen mensen van verschillende klasseposities met betrekking tot de filmkunst? Hoe zijn deze sociologisch te interpreteren? In hoeverre gebruikt men smaak als distinctiemiddel?
2
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
De definitie van kunst is, evenals smaakvoorkeuren en statusgrenzen, onderhevig aan verandering. In de eerste twee hoofdstukken, ‘De geschiedenis van de film’ en ‘De sociologie van de film’ staat de dichotomie ‘kunst’ versus ‘amusement’ centraal. In het eerste hoofdstuk zal de ontwikkeling van het medium film worden beschreven. Ook filmstromingen naar periode en land, en hun invloed op het aanzien van de film, worden beschreven. In het tweede hoofdstuk wordt film vanuit een sociologisch oogpunt belicht en geanalyseerd. Het derde hoofdstuk ‘Het ‘post-Bourdieu’ debat’ wordt gebruikt als algemeen theoretisch
kader
voor
het
verkennen
van
de
cinematografische
smaak-
en
participatiepatronen van de bioscoopganger. In dit hoofdstuk wordt besproken welke veranderingen in de Westerse samenleving in het algemeen, en in Nederland specifiek, vraagtekens hebben opgeworpen over de actuele waarde van de distinctietheorie. Bovendien wordt gekeken in hoeverre het ‘cultureel omnivorisme’ de veranderde patronen van cultuurconsumptie typeert. Het vierde hoofdstuk bespreekt de opzet van het onderzoek: de methodiek, de respondenten, de onderzoekshypothesen en de operationalisering. Het vijfde en het zesde hoofdstuk bespreken respectievelijk de resultaten van de enquêtes en de diepte-interviews. Tot slot worden de theoretische implicaties van de empirische bevindingen besproken. Terminologie Termen als ‘hoge’ en ‘highbrow’ en ‘lage’ en ‘lowbrow’ duiden in hun traditionele betekenis op culturele producten die, al lange tijd, worden beschouwd als respectievelijk elitair, legitiem en conventioneel of als popcultuur, massacultuur en volkscultuur. Het zijn normatieve begrippen, omdat ze een bepaalde maatschappelijke culturele smaakhiërarchie aangeven. Het zijn begrippen die mensen gebruiken om onderscheid aan te geven. De termen zijn vanwege hun normatieve lading niet sociologisch gestoeld. Ze zijn daarom omgeven met aanhalingstekens. Wetenschappelijk onderzoek vraagt om objectiviteit: een waardenvrije benadering. Het moge duidelijk zijn dat de normatieve begrippen gebruikt worden zonder dat ze verbonden zijn aan mijn eigen oordeel als onderzoeker. De begrippen geven een maatschappelijke verhouding weer en staan los van mijn oordeel als onderzoeker. Nu dit duidelijk is, hoeven de desbetreffende termen in het vervolg niet worden omgeven door aanhalingstekens. Er moet duidelijkheid worden verschaft over de begrippen ‘kunst’ en ‘cultuur’. Er bestaat een onderscheid tussen enerzijds cultuur in enge zin; de kunsten, en anderzijds, cultuur in ruime zin, doelend op een ruime, antropologische betekenis. In het vervolg wordt bij het 3
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
gebruiken van ‘cultuur’ uit de context duidelijk welke betekenis het begrip heeft. De termen ‘kunst’ en ‘cultuur’ worden zo naast elkaar gebruikt, maar niet aan elkaar gelijkgesteld.
4
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
1. De geschiedenis van de film 1.1.
De ontwikkeling van het medium film
De ontwikkeling van het medium film in Nederland is grofweg op te delen in drie perioden. In de periode 1894-1902 maakten mensen kennis met de eerste bewegende beelden. Al snel werd geprobeerd om film op een commerciële basis te exploiteren. In de periode 1903-1910 slaagde een nieuwe generatie bioscoopexploitanten erin film op grotere schaal te verspreiden. Het aantal reisbioscopen en het aantal voorstellingen nam in deze periode toe. Tot slot, vond er in de periode 1910-1935 een proces van acceptatie plaats. Het nieuwe medium moest een plek krijgen binnen de maatschappij. Film gold in deze periode als een (gevaarlijke) vorm van amusement. Sommigen zagen de opkomst van de film als schadelijk voor de goede zeden. Het proces van kennismaking, verspreiding en acceptatie liep grofweg door tot het moment dat bioscoophouders zich gingen organiseren en de overheid aanzet gaf tot nationale regelgeving. Kennismaking (1894-1902) Op 27 december 1894 waren de eerste bewegende beelden in Nederland te zien in een pand aan de Reguliersbreestraat te Amsterdam. Te zien waren: Een smederij in werking, Gevecht in een bar en Ann Belle serpentine danseres.1 In de daaropvolgende jaren richtten veel ondernemers reisbioscopen op. Het medium film werd geïntroduceerd in een groot aantal steden en dorpen door mee te reizen met kermissen. Er ontstonden speciaal voor de vertoning ingerichte theaters die gedurende een aantal jaren een belangrijke plaats op het kermisterrein innamen. De filmvertoning kreeg zo een meer permanent karakter in Nederland. Langs deze weg werd de basis gelegd voor een belangrijke sector van vermaakindustrie.2 De eerste jaren speelden de films zelf een ondergeschikte rol. In de beginfase was het de nieuwe technologie die mensen in grote verwondering bracht. Het verhaal, de acteurs en de makers werden niet belangrijk geacht. Het feit dat het beeld bewoog trok alle aandacht naar zich toe. 3 De film werd rond de eeuwwisseling slachtoffer van een tanende belangstelling. Na de aanvankelijke euforie vond een zekere gewenning plaats, waardoor het steeds meer mensen opviel dat het beeld niet alleen bewoog, maar ook hinderlijk flikkerde door de beperkte
1
Dibbets, K., Maden, van der, F., (red.) - Geschiedenis van de Nederlandse film en bioscoop tot 1940, p. 13 Ibid., pp.17-18 3 Ibid., p. 22 2
5
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
technische kwaliteit. Hierdoor hielden veel ondernemers het voor gezien. Er stond echter een tweede generatie bioscoopexploitanten op die gretig bereid was hun positie over te nemen.4 Verspreiding (1903-1910) De stijging van het inkomen leidde tot een grotere vraag naar amusement. De filmsector speelde hierop op in en het accent verschoof langzaam van ‘interessant’ naar ‘amusant’. De lengte van de filmspoel werd groter, waardoor de korte fragmenten uit het begin werden vervangen door beelden met een lengte van vijf á tien minuten.5 Een bezoek aan de bioscoop betekende voor het publiek een tiental films. Men wist van te voren echter niet wat men te zien zou krijgen. In deze periode werd ook muziek aan de voorstelling toegevoegd. Een piano, al dan niet bijgestaan door een viool, zorgde voor muzikale begeleiding bij de beelden. Daarnaast zorgde een ‘explicateur’ voor tekst en uitleg. De bovengenoemde vernieuwingen zorgden ervoor dat de film wederom volop in de belangstelling kwam te staan.6 De permanente aanwezigheid van voldoende toeschouwers en de beschikbaarheid van voldoende films maakten het aantrekkelijker om op dezelfde plaats voorstellingen te houden. De reisbioscopen, die met een wisselend filmprogramma dezelfde mensen probeerden te bereiken, werden langzaam vervangen door vaste bioscopen die met dezelfde films een ander publiek probeerden te trekken.7 De toegenomen populariteit van de film zorgde ervoor dat een derde generatie bioscoopexploitanten, afkomstig uit de gevestigde amusement- en horecasector, relatief makkelijk de inrichting van een bioscoop kon financieren.8 Het publiek koos en masse voor de vaste bioscoop en de reisbioscopen werden weggeconcurreerd. De inrichting van de vaste bioscoop trok bovendien ook de bezoekers van meer traditionele vormen van vermaak, zoals toneel en concert.9 Acceptatie (1910-1935) De vaste bioscopen werden vanaf 1910 snel en in grote aantallen opgericht. De immense uitbreiding zorgde voor een culturele schok en bezorgdheid in bepaalde maatschappelijke kringen. De ontwikkelingen binnen de filmsector werden vooral vanuit katholieke hoek aangevochten. In het Katholiek Sociaal Weekblad en De Maasbode verschenen diverse artikelen waarin stelling werd genomen tegen de aard van de vertoonde films en het ontbreken 4
Dibbets, K., Maden, van der, F., (red.) - Geschiedenis van de Nederlandse film en bioscoop tot 1940, pp. 28-29 Ibid., p. 29 6 Ibid., pp. 30, 34 7 Ibid., pp. 39, 46 8 Ibid., p. 39 9 Ibid., pp. 47, 49 5
6
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
van toegangsrestricties. In 1912 werd er een aparte brochure uitbracht met de naam Het dreigende gevaar.10 Het gebrek aan pedagogische opvoeding en verantwoordelijkheid stond centraal. De auteur hield een krachtig pleidooi voor controle op bioscopen door een onafhankelijke instantie, die tevens de het publiek moest adviseren. Het ontwikkelde zich tot een maatschappelijk vraagstuk; het ‘bioscoopvraagstuk’. De openbare discussie over de status van de bioscoop in het culturele leven stond voornamelijk in het teken van twee vragen: bezit film een opvoedkundige waarde en is de bioscoop een gevaar voor de goede zeden (van de opgroeiende jeugd)?11 In navolging van deze discussie ontstonden er keuringscommissies en regels betreffende de toegangsleeftijd voor bioscoopbezoek. Dit zorgde voor enige maatschappelijke rust. De officiële keuring was echter vooralsnog een gemeentelijke overheidsaangelegenheid. De diversiteit in plaatselijke bepalingen riepen om landelijke voorschriften en vormden de basis voor de totstandkoming van de Bioscoopwet van 1926.12 In 1919 werd een commissie in het leven geroepen die moest adviseren over maatregelen ter bestrijding van het zedelijke en maatschappelijke gevaar van filmvoorstellingen. De conclusie was dat het kwaad niet in het medium zelf schuilde, maar in de vertoonde films. De commissie stelde voor een landelijke filmkeuring in te stellen. De Bioscoopwet van 1926 voorzag in een Centrale Filmkeuring middels een zestigkoppige staatscommissie. De komst van de filmkeuringscommissies en de concurrentie tussen bioscopen, die hun aantal meer in overeenstemming bracht met de daadwerkelijke belangstelling, deden de maatschappelijke discussie geleidelijk verdwijnen. Met de komst van de Bioscoopwet werd de filmvoorstelling maatschappelijk geaccepteerd als een normale vorm van amusement.13 In de jaren twintig bepleiten enkele maatschappelijke groepen echter dat film ook meer kon zijn dan amusement alleen. De studenten Ter Braak, Scholte en Binnendijk organiseerden besloten filmvoorstellingen, omdat experimentele films, of films die politieke of morele problemen zouden kunnen oproepen, niet of nauwelijks werden vertoond in bioscopen. De bioscoopexploitanten waren namelijk alleen geïnteresseerd in commercieel aantrekkelijke films. De besloten filmvoorstellingen waren dermate populair dat werd overgegaan tot het oprichten van de Nederlandsche Filmliga met een gelijknamig tijdschrift. De Filmliga schreef vanaf 1927 artikelen die vooral bedoeld waren voor een betrekkelijk kleine kring van kunstenaars en intellectuelen.14 Menno Ter Braak streefde in zijn artikelen naar een filmkunst 10
Dibbets, K., Maden, van der, F., (red.) - Geschiedenis van de Nederlandse film en bioscoop tot 1940, p. 50 Ibid., p. 234 12 Ibid., pp. 50-51 13 Ibid., p. 52 14 Ibid., p. 142 11
7
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
die zo zuiver mogelijk was in de toepassing van filmische middelen.15 De komst van het tijdschrift bracht een verandering in het journalistieke bestel teweeg. Films kregen voorheen geen serieuze aandacht. De kranten beperkten zich tot een korte inhoudelijke beschrijving, omdat films, in tegenstelling tot de gevestigde kunsten als muziek, literatuur, beeldende kunst en toneel, niet werden beschouwd als kunst. Film werd voornamelijk als amusement gezien en had zodoende iets verdachts. De Filmliga liet zien hoe men film op andere, en kritische, wijze kon bespreken door filmesthetische vragen aan de orde te stellen. In navolging van de Filmliga zou de Nieuwe Rotterdamse Courant vanaf 1929 de koploper worden van de onafhankelijke filmkritiek.16 Vooral de besloten filmvoorstellingen van de Filmliga werden zeer positief besproken. De bioscoopexploitanten verwachtten in ruil voor het betalen van advertenties echter ook lovende recensies. Zij beklaagden zich bij de krant, maar de hoofdredactie weigerde de journalistieke vrijheid van hun medewerkers in te perken. De Nederlandsche Bioscoopbond reageerde met een advertentieboycot die bijna een jaar zou duren. De krant kwam als overwinnaar uit de strijd. Andere kranten en tijdschriften durfden zich nu ook te wagen aan een eigen, onafhankelijke filmsectie. In universitaire kringen kreeg de film meer belangstelling en overheidsinstanties konden ook niet langer om de Filmliga heen. De organisatie werd gevraagd om zitting te nemen in de commissie van de Centrale Filmkeuring.17 1.2.
De ontwikkeling van filmstromingen
Het ontstaan van verscheidene filmstromingen over de jaren heen heeft het aanzien van de film beïnvloed. De aanhangers van deze filmstromingen probeerden de status van film tot kunst te verheffen door op kritische wijze films te analyseren, filmtheorieën te creëren en afstand te nemen van de gangbare productiewijze van films. In het onderstaande worden de belangrijkste filmstromingen besproken en hun invloed op de status van films. Hollywood Hollywood, een klein stadje in de periferie van Los Angeles, zou uitgroeien tot het centrum van de Amerikaanse film. Rond 1910 trokken veel Amerikaanse filmbedrijven massaal naar Californië vanwege het gunstige klimaat en de verscheidene beschikbare landschappen voor
15
Dibbets, K., Maden, van der, F., (red.) - Geschiedenis van de Nederlandse film en bioscoop tot 1940, p. 190 Ibid., p. 142 17 Ibid., p. 194 16
8
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
filmen op locatie.18 Eind jaren twintig hadden de filmmaatschappijen een verfijnd productiesysteem
ontwikkeld.
Het
betrof
een
soort
‘fabriekssysteem‘,
waardoor
Hollywoodfilms opmerkelijk werden gestandaardiseerd. Alle grote studio's gebruikten hetzelfde productiesysteem met een soortgelijke arbeidsverdeling. Elke productie was onder de controle van de producent, die normaal gesproken zelf niet bezig was met het maken van films.19 Hollywoodfilms zijn door de jaren heen weinig veranderd. Stilistisch gezien blijven montage op basis van continuïteit en duidelijke, lineaire vertelling de norm in Hollywood.20 De studiomaatschappijen in Hollywood zijn zich, vanaf de jaren zeventig, steeds meer gaan richten op de grote, dure publieksfilm, de ‘blockbuster’, ondersteunt door grootscheepse promotie.21 Duits Expressionisme (1919-1924) In het expressionisme, een Europese kunststroming van de twintigste eeuw, tracht de kunstenaar zijn gevoelens en ervaringen voor de aanschouwer uit te drukken door een zekere vervorming van de werkelijkheid. Het expressionisme was als avant-garde beweging eerst belangrijk in de schilderkunst om vervolgens snel te worden opgenomen in het theater, de literatuur en architectuur. Erich Pomme, een Duitse bioscoopeigenaar, introduceerde de kunststroming binnen de filmsector door een onconventioneel script te verfilmen in een expressionistische stijl. Zijn goedkope filmproductie, Das Cabinet des Dr. Caligari (1920), zorgde voor een sensatie in onder andere Amerika en Frankrijk. Vanwege het succes ontsproten er snel imitaties van de expressionistische stijl. Das Cabinet des Dr. Caligari zorgde voor een stijlbeweging die enkele jaren bleef bestaan.22 De beweging ging ten onder aan economisch verval. De stijl leefde echter voort in het buitenland. In Hollywood was dit te merken aan de invloed van de geëmigreerde Duitsers.23 Ook de film noir heeft sterke expressionistische invloeden in haar setting en belichting. Het Duitse Expressionisme leunde voornamelijk op mise-en-scène: een filmtheorie over hoe informatie in beeld moet worden gebracht. De theorie gaat ervan uit dat frequente camerabewegingen en lange opnames beter zijn dan achteraf een scène te monteren tot een geheel uit verschillende filmstukken. In expressionistische films staan abstracte, en onrealistisch overdreven, vormen centraal. Zo 18
Bordwell, D., Thompson, K., Film Art: An Introduction, p. 294 Ibid., p. 297 20 Ibid., p. 316 21 Monaco, J., Film. Taal, techniek, geschiedenis, pp. 225-226 22 Bordwell, D., Thompson, K., Film Art: An Introduction, p. 299 23 Ibid., p. 301 19
9
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
functioneert de expressionistische stijl in Das Cabinet des Dr. Caligari om de verwrongen zienswijze van een maniak weer te geven. In een later stadium, toen expressionisme een geaccepteerde stijl was geworden, werd het echter voornamelijk gebruikt voor horror- en fantasieverhalen.24 Frans impressionisme en surrealisme (1917-1930) Het impressionisme was een avant-garde stijl die opereerde binnen de gevestigde filmindustrie. De filmmakers waren vrij onafhankelijk, maar toch in staat om studiofaciliteiten te gebruiken. Het surrealisme lag als alternatieve beweging geheel buiten de gevestigde filmindustrie. De filmmakers leunden op hun eigen middelen en patronage.25 Impressionisme Het impressionisme vindt haar oorsprong in de negentiende eeuw. Het was een nieuwe stijl binnen de schilder- en beeldhouwkunst. Na de Eerste Wereldoorlog pasten Franse filmmakers de stijl toe in hun films. Zij zagen film als kunst en wilden dit laten zien door een impressionistische
wijze
van
filmen.
De
filmmakers
gebruikten
heel
duidelijk
cinematografische middelen om de subjectiviteit van personages weer te geven. De gevoelens van de karakters gaven zij weer met speciale cameraeffecten, zoals het filmen door een filter of door de lens uit de focus halen. Als een personage in een impressionistische film dronken, duizelig of ziek was, werd de out-of-focus stijl gebruikt of werd de snelheid van het beeldmateriaal aangepast.26 Een ander impressionistische filmtechniek was de zogenaamde point-of-view montage, waarbij men het personage ergens naar liet kijken om vervolgens met de camera zijn gezichtsveld over te nemen.27 Daarnaast manipuleerden de regisseurs het plot en de tijd door middel van flashbacks. Impressionistische theoretici geloofden dat je aan de hand van de beschreven opnametechnieken de toeschouwer verder liet kijken dan het dagelijkse bestaan. De opkomst van het Franse impressionisme was een gevolg van de Eerste Wereldoorlog.
Tijde
van
de
oorlog
lagen
de
Franse
filmfabrieken
stil.
De
bioscoopexploitanten importeerden vanaf 1915 massaal Amerikaanse films om hun lege schermen te vullen. Het gevolg was dat na de oorlog Hollywoodfilms de markt domineerden. De Franse filmtak probeerde zich te herstellen door middel van imitatie van het 24
Bordwell, D., Thompson, K., Film Art: An Introduction, p. 300 Ibid., p. 301 26 Ibid. 27 Ibid., p. 303 25
10
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
Hollywoodproduct en het steunen van een jonge generatie regisseurs.28 Deze regisseurs verschilden van hun voorgangers. De laatstgenoemden zagen het maken van films als een commerciële bezigheid, terwijl de jonge filmmakers meer theoretisch en ambitieus waren ingesteld. In essays schreven zij dat film tot kunst behoort en te vergelijken is met poëzie, schilderen en muziek.29 De nieuwe generatie regisseurs experimenteerde tussen 1917 en 1928 in een serie buitengewone films en creëerde een alternatief voor de dominante Hollywoodprincipes.30 Eind jaren twintig bleek het impressionisme niet aan te slaan buiten de elite. Het impressionisme als beweging kwam toen tot een eind. De impressionistische invloeden leefden echter voort, onder andere in de werken van Alfred Hitchcock en in bepaalde Amerikaanse genres, zoals de horrorfilm en de film noir.31 Surrealisme André Breton, een Franse dichter en essayist, wordt vaak gezien als de theoretische grondlegger van het surrealisme. Aan de hand van publicaties van Siegmund Freud werd Breton bekend met het onderbewustzijn. Breton schreef in 1924 het Manifeste du Surrealisme waarin hij een definitie van het surrealisme opstelde: Psychic automatism in its pure state, by which one proposes to express–verbally, by means of the written word, or in any other manner–the actual functioning of thought. Dictated by thought, in the absence of any control exercised by reason, exempt from any aesthetic or moral concern.32
Het surrealisme wordt beheerst door het irrationele, waarbij de kunstenaar zijn blik naar binnen richt. De stijl staat in het teken van automatische spontaniteit, waarbij de kunstenaar het onderbewustzijn haar gang moet laten gaan. Ook filmregisseurs gingen de surrealistische stijl gebruiken om kunstzinnige films te maken. De zoektocht naar bizarre, gevoelens oproepende beelden en het bewust vermijden van een rationele vorm of stijl, werden de kenmerken van het surrealisme als filmstroming, zoals die zich ontwikkelde in de periode 1924-1929. 33
28
Bordwell, D., Thompson, K., Film Art: An Introduction, p. 301 Ibid., p. 302 30 Ibid. 31 Ibid., p. 304 32 Seaver, R., Lane, H.R., Manifestoes of Surrealism. Ann Arbor University of Michigan Press, 1969, p. 26 33 Bordwell, D., Thompson, K., Film Art: An Introduction, pp. 304-5 29
11
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
De in Frankrijk woonachtige Spanjaard Luis Buñuel werd de bekendste filmmaker, terwijl ook schilders, zoals Salvador Dali, actief werden in de filmwereld.34 In de zestien minuten tellende Dali-Buñuel productie Un chien andalou (1929) sleept de hoofdrolspeler een piano gevuld met dode ezels door een salon en snijdt een man met een scheermes het oog open van een niet-protesterende vrouw. In Buñuels L’age d’Or (1930) begint een vrouw obsessief aan de tenen van een standbeeld te zuigen. Seksueel verlangen, vervoering, geweld en bizarre humor staan centraal in de surrealistische film.35 Sovjet-Russische montage (1924-1930) De Russische film is bekend geworden door haar montage. Zelfs voordat men daadwerkelijk in staat was om films te maken, waren jonge filmmakers aan het werk in de eerste filmschool ter wereld, waar ze theoretische essays schreven over de nieuwe filmkunst. Deze theorievorming zou de basis zijn van de montagestijl.36 Lev Kuleshov, die les gaf aan de nieuwe Staatsschool van Filmkunst in Moskou, verrichtte een serie experimenten door beeldmateriaal van verschillende bronnen te monteren tot een nieuw continu geheel.37 Een belangrijk beginsel van de montagestijl was dat een film niet bestaat uit individuele opnames, maar uit de montage tot een geheel.38 Sergei Eisenstein werd de bekendste regisseur van de montagestijl. Hij is vooral bekend door de film Pantserkruiser Potemkin (1925) over een revolutionaire volksopstand in Odessa. De film is vooral bekend vanwege de complexe montage. Eisenstein hanteerde op een karakteristieke wijze montage, perspectief en cameravoering om de onderdrukking en het gevoel van revolutie over te brengen. Italiaans Neorealisme (1942-1951) Het Italiaanse Neorealisme is ontstaan uit de behoefte om de sociale omstandigheden na de val van Mussolini aan het licht te brengen. De bekendste filmmakers waren Rossellini, De Sica en Visconti. De stroming had de neiging tot een ‘dag-uit-het-leven-van’ plot. Het gaf veel films van de stroming een open einde die pal tegenover het narratieve besluit van de Hollywoodfilms stond.39
34
Bordwell, D., Thompson, K., Film Art: An Introduction, p. 305 Ibid. 36 Ibid., p. 307 37 Ibid., p. 306 38 Ibid., p. 308 39 Ibid., pp. 316-318 35
12
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
La Nouvelle Vague (1959-1964) De Nouvelle Vague was een vernieuwende filmstijl die rond 1959 ontstond, met als grondleggers Jean-Luc Godard, Alain Resnais, Eric Rohmer en François Truffaut. Zij begonnen als filmcritici in het tijdschrift Cahiers du cinéma waarin zij films als kunstvorm probeerden neer te zetten en de traditionele Hollywoodfilm, met zijn narratieve continuïteit, kritisch analyseerden. Zij pleitten voor de onconventionele artistieke keuzes van Hollywoodregisseurs, zoals John Ford en Alfred Hitchcock. Kritiek uiten was niet langer genoeg en de critici gingen zelf films maken. De nieuwe filmstijl werd door films als Les Quatre Cent Coups (Truffaut, 1959) en À bout de souffle (Godard, 1960), ook in het buitenland, al snel een erkende kracht.40 Truffaut won zelfs de hoofdprijs op het festival van Cannes. Godard zag de erkenning van het werk van Truffaut als een overwinning van de filmkunst: We won the day in having it acknowledged in principle that a film by Hitchcock, for example, is as important as a book by Aragon. Film auteurs, thanks to us, have finally entered the history of art.41
Jaren later werd de nieuwe stijl Nouvelle Vague genoemd. Voor het eerst in de geschiedenis kreeg een filmstroming een naam die niet ontleend was aan een (andere) kunstvorm. De belangrijkste stijlkenmerken van de Nouvelle Vague zijn: improvisatie, filmen op locatie, veelvuldige camerabewegingen, bewuste vergrijpen tegen de continuïteit, niet-doelgerichte protagonisten, het dubbelzinnige einde en humor door te verwijzen naar andere films.42 De Nouvelle Vague bracht ook een nieuwe filmtheorie; de auteurstheorie, die, meeliftend op het institutionele succes van de Nouvelle Vague, over de hele wereld invloed heeft gekregen.43 De auteurstheorie hielp de status van sommige films en regisseurs verheffen tot kunst.44 De theorie bestreed de gevestigde gedachte dat het geschreven verhaal de kern van de film vormt en, inherent hieraan, dat de filmmaker niet veel meer is dan een soort vertaler die woord omzet in beeld. Men bestreed de gedachte dat individueel talent onzichtbaar is door de industriële wijze van filmmaken.45 De belangrijkste beginselen van de auteurstheorie zijn dan ook: (1) films zijn boven alles het product van de regisseur en pas daarna van andere 40
Bordwell, D., Thompson, K., Film Art: An Introduction, p. 319 Ibid. 42 Ibid., pp. 319-21 43 Hofstede, B., In het wereldfilmstelsel. Identiteit en organisatie van de Nederlandse film sedert 1945, p. 40 44 Allen, M.P, Lincoln, A.E., Critical Discourse and the Cultural Consecration of American Films, p. 877 45 Hofstede, B., In het wereldfilmstelsel. Identiteit en organisatie van de Nederlandse film sedert 1945, p. 41 41
13
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
betrokkenen, zoals producent, schrijver en cameraman; (2) regisseurs zijn scheppende kunstenaars: auteurs; en (3) het auteurschap blijkt uit hun eigen cinematografische handschrift, dat buiten het verhaal om besloten ligt in de visuele stijl.46 De besproken filmstromingen hebben ervoor gezorgd dat film over de jaren heen in toenemende mate is geaccepteerd als kunstvorm. Niet alleen het toepassen van reeds bestaande kunststijlen heeft geleid tot een toename van het aanzien van film. Ook de ontwikkelde filmtheoretische beginselen van de auteurstheorie en het ontstaan van een cinematografisch jargon, met begrippen als mise-en-scène, out-of-focus stijl en point-of-view montage, hebben hiertoe bijgedragen. De erkenning blijkt uit de opkomst van filmacademies, de toegenomen universitaire en journalistieke aandacht voor films, maar ook uit het toewijzen van kunstsubsidies aan filmmakers door de overheid. Het woord ‘filmkunst’ is een gangbaar begrip geworden.
46
Hofstede, B., In het wereldfilmstelsel. Identiteit en organisatie van de Nederlandse film sedert 1945, pp. 41-42
14
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
2. De sociologie van de film 2.1.
Motieven van filmbezoek
Mensen hebben verschillende motieven voor filmbezoek. Het primaire motief is amusement: het willen ervaren van emoties. Bart Hofstede beschrijft dit als het verlangen naar verscheidene menselijke emoties, zoals ontroering, begeerte, angst en wraak, maar ook het willen voelen van spanning, schoonheid, sensatie, vergetelheid en zelfontstijging.47 Verlangen is zodoende een belangrijk onderdeel van de verklaring voor de voldoening die het bekijken van een film geeft aan mensen. Er zijn ook minder bewuste motieven voor filmbezoek. Identificatie, desidentificatie en distinctie behoren tot deze secundaire motieven. Identificatie kan worden uitgelegd aan de hand van het werk van socioloog Erving Goffman. Het bezichtigen van een film is een sociale activiteit en elke sociale activiteit is onderdeel van, wat Goffman betitelde als, impression management: het opvoeren van een rol die laat zien met wie men zich identificeert. Films leveren inhoudelijke informatie over mensen, over de eigen en andere identiteiten. De protagonisten in een film representeren bepaalde waarden waarmee de kijker zich kan vereenzelvigen. De kijker kan zich echter ook afzetten tegen deze waarden. Dit kan worden beschouwd als desidentificatie.48 Filmbezoek is, als een vorm van consumptie, bovendien een belangrijke manier om self-identification te bereiken. Jonathan Friedman beargumenteert dat globalisering, en de hieraan inherente mondiale schaalvergroting, een toenemende behoefte aan cultural self-constitution voortbrengt; de vorming van een lokale sociale identiteit door de consumptie van culturele goederen. 49 Identificatie is sterk verbonden aan distinctie, maar er is een belangrijk verschil. Identificatie gaat over de overeenstemming binnen een groep, terwijl distinctie het onderscheid met een andere groep betreft. Distinctie neemt een centrale positie in binnen dit onderzoek. Distinctie is in de sociologie, in het bijzonder door Pierre Bourdieu, uitvoerig besproken.50 Films zijn als volgt in te passen in zijn distinctietheorie. Ze zijn onderdeel van de maatschappelijke competitie tussen mensen, omdat culturele praktijken gebruikt worden om een positie ten opzichte van andere mensen in te nemen. Culturele voorkeuren zijn aangeleerd, en zodoende niet neutraal. Ze vormen een instrument waarmee men
47
Hofstede, B., In het wereldfilmstelsel, p. 17 Ibid. 49 Ibid., p. 20 50 Bourdieu, Distinction; A Social Critique of the Judgement of Taste (Routlegde Taylor & Francis Group, 2006) 48
15
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
maatschappelijke ongelijkheid kan creëren en handhaven. Mensen kunnen uitdrukking geven aan hun sociale positie door het maken van culturele keuzes. Mensen kunnen zich bijvoorbeeld onderscheiden door hun voorliefde voor het filmhuis boven de bioscoop. Gaan we een komedie in een bioscoop in de stad zien en daarna de kroeg in, of prefereren we een cultfilm in het jongerencentrum, of een Deense meesterwerk in het filmtheater, of een tocht naar de Multiplex in de buitenwijk, gevolgd door een bezoek aan de Pizza Hut? 51
Mensen zijn zich bewust van de sociale aard van cultuurconsumptie als dergelijke keuzes worden gemaakt. Film ontleent haar aantrekkingskracht, en economische waarde, aan het feit dat het mensen vermaakt en tegelijkertijd manieren van identificatie en distinctie toereikt.52 2.2.
Kunst of commercie?
Al sinds de jaren twintig bestaat er maatschappelijke onduidelijkheid over film: behoort het tot de kunsten of is het slechts een vorm van commercieel amusement? Film heeft namelijk zowel symbolische waarde als handelswaarde en is onderworpen aan een culturele en een economische dynamiek, die op elkaar inwerken.53 Dit dualistische karakter heeft geleid tot de opvatting dat er twee, wezenlijk verschillende, filmsoorten naast elkaar bestaan. De ene produceert op professionele wijze een uitstekende vorm van vermaak, terwijl de andere op kunstzinnige wijze de elite voorziet. De ene is alleen uit op winst, terwijl de andere alleen streeft naar esthetische schoonheid. Dit onderscheid is niet alleen doorgedrongen tot de journalistiek, maar ook tot de academische wereld. Publicaties die de geschiedenis van de film beschrijven, bevestigen maar al te vaak dit dualistische karakter.54 De tegenstelling kent vele dichotomieën: publieksfilm versus auteursfilm, bioscoop versus filmhuis, populair versus elitair, commercieel versus experimenteel en amusement versus kunst. Filmmakers en filmcritici gebruiken zelf ook deze terminologie. Men acht het een reële tegenstelling. De hieraan ten grondslag liggende assumptie is dat er twee manieren van filmmaken naast elkaar bestaan, die elk haar onverenigbare, esthetische uitdrukking heeft. Een sociologische analyse van de praktijk toont echter grote overeenkomsten tussen de twee onderscheiden filmsoorten.
51
Hofstede, B., In het wereldfilmstelsel, p. 18 Ibid., p. 25 53 Ibid., pp. 20-21 54 Ibid., p.21 52
16
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
Zo heeft elke artistieke productie een economische dimensie. Ook de productie van artistieke films is een zakelijk en industrieel proces. Howard Becker beschrijft in Art Worlds (1982) dat elke vorm van artistieke productie het voorwerp is van wetmatigheden.55 Becker ging bij zijn analyse niet uit van het kunstwerk, maar van de inrichting en organisatie van het kunstleven: het geheel aan mensen die samenwerken om een cultureel goed mogelijk te maken. Dit geheel noemt hij een kunstwereld. Kunstwerelden zijn netwerken van samenwerkende mensen. De opgetelde inspanningen van deze mensen vormen stelsels van kunstproducerende organisaties, financiers, ondersteunende activiteiten en distributiekanalen. Becker haalt de romantische notie van de kunstenaar als een getalenteerde loner onderuit, door te beargumenteren dat de wetmatigheden van deze collectieve stelsels het ontstaan van kunstwerken verklaren.56 Ondanks dat sommige regisseurs zich profileren als autonome kunstenaar, is elke film dus het resultaat van gecombineerde inspanningen van producenten, financiers, acteurs en regisseur. Becker toont hiermee de kwetsbaarheid aan van de assumptie dat het productieproces van verschillende producten significant verschilt. Men accepteert over het algemeen de gedachte dat een consumptiegoed, zoals een auto of fiets, het product is van de arbeid van velen, terwijl een artistiek goed, zoals een roman, toneelstuk of film, afhankelijk is van de doorslaggevende invloed van één maker.57 De studie van Becker is zodoende ook een sociologische kritiek op een van de voornaamste dogma’s binnen de filmwereld; de reeds beschreven auteurstheorie. Het woord ‘theorie’ impliceert een algemene, belangeloze geldigheid. De auteurstheorie moet echter gezien worden als een praktisch instrument waarmee filmmakers, critici en andere belanghebbenden een aparte positie binnen de filmwereld claimden: een subveld dat in hun ogen buiten de gevestigde filmwereld lag. Er bestaat dus een belangrijk verband tussen de nieuwe filmstijl en de auteurstheorie. De theorie was in feite een instrument ten behoeve van de machtsaspiraties van de leden van de Nouvelle Vague. Om hun positie binnen de filmwereld te verzekeren, hadden de aanhangers een theorie nodig die de waarde van hun cinematografische werkwijze bewees en legitimeerde.58 Ook Bourdieu beschrijft dat positieverschillen en machtsongelijkheid binnen velden, zoals de filmwereld, een sterk verklarende kracht hebben. Om terug te komen op de overeenkomsten tussen ‘kunst’ en ‘commercie’, kunnen ook, op vermaak gerichte, Hollywoodfilms antwoord geven aan veldspecifieke criteria van 55
Becker, H.S, Art Worlds (University of California Press, Berkeley, 1982) Hofstede, B., In het wereldfilmstelsel, p. 37 57 Ibid., p. 40 58 Ibid., p. 43 56
17
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
creativiteit. Ze kunnen een dialoog aangaan met eerdere werken en het genre vernieuwen. Ook Hollywoodfilms zijn het product van een creatief proces waarbij een team bestaande uit een regisseur, producenten en schrijvers samenwerken.59 De praktijk van het overheidsbeleid binnen de Nederlandse filmwereld indiceert ook dat er weinig verschillen bestaan tussen ´kunst´ en ´commercie´. In 1983 werden er een twee filmfondsen opgericht: een semi-privaat Fonds voor de Nederlandse Film, voor de ‘culturele en kunstzinnige’ film, en het meer op commerciële projecten gerichte Productiefonds. In 1993 werden deze fondsen echter samengevoegd tot één Nederlands Fonds voor de Film. Het onderscheid tussen ‘kunstzinnig’ en ‘commercieel’ was schijnbaar niet langer relevant.60 In dit onderzoek zal desondanks gebruik worden gemaakt van enkele eerder beschreven dichotomieën, zoals ´bioscoop´ versus ´filmhuis´ en ´populair´ versus ´elitair´. De tegenstellingen zijn als sociale constructie namelijk een maatschappelijke realiteit geworden. De gedachte dat er twee filmsoorten bestaan heeft zich verbreid en is een historische werkelijkheid geworden. Het theorema van Thomas kan dit proces verklaren: “If men define situations as real, they are real in their consequences.”61 Berger en Luckmann beschrijven dit als het proces van een sociaal construct dat is gaan behoren tot het symbolisch universum.62 Het idee dat er twee aparte filmsoorten bestaan, is een routineuze gedachte geworden, die niet langer van individuen afhankelijk is om voort te leven. Het heeft het proces van externalisering, objectivering en internalisering doorlopen en is onderdeel geworden van de sociale werkelijkheid, de wereld zoals hij is. Het idee van twee wezenlijk verschillende filmsoorten is ‘de werkelijkheid’, zoals men haar leert kennen en eigen maakt.63 Uit het onderscheid tussen ‘kunst’ en ‘commerciële amusement’ emaneert dat sommige culturele producenten en producten meer aanzien genieten. Zo worden sommige filmregisseurs gezien als ‘kunstenaars’ en andere slechts als ‘beeldtechnici’. De vraag hoe dit onderscheid tot stand komt, werpt zich op. Sociologische onderzoeken naar artistieke waardering; de sociale constructie van reputatie en prestige, geven aanwijzingen voor de beantwoording van deze vraag. De toewijzing van culturele waarde aan producenten en producten impliceert de collectieve actie van instituties en individuele handelende personen, de receptie van culturele producten en het gebruik van culturele schema’s die de handelingen
59
Hofstede, B., In het wereldfilmstelsel, p. 24 Ibid. 61 Thomas, W.I., Thomas, D.S., The child in America: Behavior problems and programs. New York: Knopf, 1928: pp. 571-572 62 Berger, P., Luckmann, T., The Social Construction of Reality (1966) 63 Hofstede, B., In het wereldfilmstelsel, pp. 35-36 60
18
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
van instituties en individuele handelende personen legitimeren en rationaliseren.64 Binnen het veld van de filmproductie gaat het hier om de collectieve actie van filminstanties, recensenten, essayisten, filmwetenschappers en de filmtoeschouwers zelf, de omvang van het kritische en wetenschappelijke ‘discours’ en de auteurstheorie. Films of filmmakers genieten aanzien als hun culturele verrichtingen worden gezien als cultureel legitiem. Legitimiteit wordt verkregen door het verwerven van professionele, kritische en/of publieke erkenning.65 Professionele erkenning, een waardering die wordt geuit door vakgenoten, wordt doorgaans ritueel gemarkeerd. Het behelst het uitreiken van filmprijzen door filminstanties die de prestaties van een film of regisseur erkennen als uitmuntend binnen het veld van de filmproductie. Een vereiste is dat de instantie zelf ook wordt beschouwd als legitiem. De mate waarin een instantie wordt gezien als legitiem is weer afhankelijk
van
de
ogenschijnlijke
objectiviteit
van
haar
werkwijze.66
Bourdieu
beargumenteerd: “the distinctions that are the most efficacious socially are those which give the appearance of being based on objective differences.”67 Door het waarderen van bepaalde verrichtingen binnen een veld, vergroten de culturele organisaties ook de legitimiteit van het culturele veld als geheel.68 Het ontstaan van filminstanties en de formele prijsuitreikingen hebben zodoende ook het aanzien van film als kunstvorm vergroot. Kritische erkenning is de waardering die wordt verleend door recensenten en wetenschappers. Deze ‘reputational entrepreneurs’ beschikken over vereiste institutionele en retorische bronnen om waardering op gang te brengen en te verspreiden.69 Filmcritici en filmwetenschappers kunnen zo, in een zekere mate, de reputaties van films en hun makers beïnvloeden. De journalistieke en academische critici kunnen echter verschillende theorieën aanhangen op basis waarvan zij culturele producenten en hun werken waarderen. De heersende theorie binnen de filmstudies is al decennialang de auteurstheorie.70 De auteurstheorie, die de regisseur als maker vooropstelt, kan gezien worden als een cultureel schema: een kennisstructuur met bepaalde assumpties over de kenmerken van een object of gebeurtenis.71 De auteurstheorie is het dominante, culturele schema binnen het kritische filmdiscours. Het stimuleert filmcritici en filmwetenschappers om, als ‘reputational
64
Hicks, A., Petrova, V., Auteur discourse and the cultural consecration of American films, p. 180 Allen, M.P., Lincoln, A.E., Critical Discourse and the Cultural Consecration of American Films, p. 879 66 Ibid., pp. 874-875 67 Ibid., p. 875 68 Ibid., p. 874 69 Ibid., p. 877 70 Ibid., p. 877 71 Ibid., p. 878 65
19
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
entrepreneurs’, uitspraken te doen over films in termen van de bijdrage van de regisseur.72 Films van auteurs worden geacht meer artistieke waarde te hebben dan de films van andere regisseurs. Wie beschouwd worden als auteurs en wie slechts als beeldtechnici, wordt onder meer bepaald door de beginselen van de auteurtheorie. De theorie lijkt regisseurs te begunstigen die een eigen, karakteristieke cineastische stijl hebben. Ten slotte kan een film, zelfs als het geen professionele of kritische erkenning krijgt, populaire erkenning krijgen door hoge bezoekersaantallen.
72
Allen, M.P., Lincoln, A.E., Critical Discourse and the Cultural Consecration of American Films, p. 878
20
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
3. Het ‘post-Bourdieu’ debat 3.1.
De distinctietheorie
Pierre Bourdieu beschrijft in La distinction. Critique sociale du jugement (1979) de manier waarop sociale klassen zich tot elkaar verhouden. Hij bestudeerde hun culturele smaak en hun manier van leven. Hij concludeerde dat iemands culturele smaak niet simpelweg een individuele smaak is, maar in de meeste gevallen een uiting van de groep waartoe iemand behoort. Bourdieu kwam tot deze conclusie op basis van een enquête die werd afgenomen onder twaalfhonderd mensen in het Frankrijk van de jaren zestig. Met behulp van deze gegevens gaf hij vorm aan de distinctietheorie. Deze theorie bevat de gedachte dat mensen zich van elkaar onderscheiden door middel van hun culturele smaak; de percepties van wat mooi of waardevol is. Dit betreft niet alleen de consumptie van kunstvormen als muziek, literatuur en beeldende kunst, maar ook zaken als interieur, eetvoorkeuren en kleding. Het uiten van kennis over en interesse in hoge cultuur ziet Bourdieu als het middel par excellence van degenen met een hoge sociale status om zich te onderscheiden van lagere statusgroepen. Dit is zijn conceptualisering van culturele stratificatie. Mensen uit de hogere sociale klassen hebben door middel van hun opvoeding en hun opleiding een habitus, een systeem van disposities, gevormd waardoor zij geneigd zijn om kunstwerken meer op vormaspecten, originaliteit en de verhouding tot andere kunst te beoordelen. De lagere klassen, daarentegen, beoordelen meer op functionele aspecten, zoals de inhoud en het oproepen van emoties. Oftewel: in de lage kunst is ‘vorm’ ondergeschikt aan ‘functie’, in tegenstelling tot in de hoge kunst.73 De populaire esthetiek geeft blijk van een continuïteit tussen kunst en het leven zelf, aldus Bourdieu. Mensen met een lagere klassepositie hechten zodoende waarde aan kunstwerken die gebonden zijn aan de realiteit. Men toont een vijandigheid ten opzichte van meer experimentele kunsten. In de bioscoop vermaken lagere klassen zich het meest met een plot dat zich logisch en chronologisch ontvouwt richting een ‘happy ending’. Zij identificeren zich bovendien meer met simpel geschetste situaties en karakters dan met ambigue en symbolische figuren of handelingen.74 De lagere klassen hebben volgens Bourdieu een afkeer voor kunstwerken die een grote culturele investering verlangen van de kijker. Men geeft zodoende de voorkeur aan ‘blockbusters’, terwijl de hogere klassen, systematisch populaire komedies en grote, commerciële succesvolle films uitsluiten. Mensen met een hogere klassepositie kunnen 73 74
Bourdieu, Distinction; A Social Critique of the Judgement of Taste, p. 32 Ibid.
21
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
bovendien vaak de namen van regisseurs en acteurs benoemen van de films die zij hebben gezien.75 Individuen uit de midden- en arbeidersklasse die hogerop willen komen, hebben aan een hoge opleiding niet altijd genoeg om volledig geaccepteerd te worden door de hogere sociale regionen. De hoge cultuur is namelijk geen onderdeel van hun habitus. Bourdieu ziet de klassenstructuur dus als een sociale ruimte waarin niet alleen de hoeveelheid kapitaal die mensen bezitten, maar ook de samenstelling ervan, een belangrijke rol vervult. Zo hebben individuen met meer economisch kapitaal vaak een traditionele culturele voorkeur en individuen met meer cultureel kapitaal een progressieve, avant-gardistische. 3.2.
Maatschappelijke processen en hun invloed op het culturele veld
De classificatie van de kunsten, van cultuur in enge zin, staat centraal in dit onderzoek. Verschillende samenhangende, bredere, maatschappelijke processen, en de daarmee verbonden ontwikkelingen binnen het culturele veld, hebben er voor gezorgd dat de classificatie van cultuur in de loop der tijd is veranderd.76 De maatschappelijke ontwikkelingen, die van invloed zijn op culturele veranderingen, gaan ver terug in de tijd. Wilterdink benadrukt dat de afname van sociale ongelijkheid en de toename van sociale mobiliteit deelprocessen zijn van een eeuwenlang durend proces van democratisering, industrialisering, de afbraak van erfelijke standsprivileges en de toenemende openheid van de samenleving.77 De industrialisatie van de tweede helft van de negentiende eeuw zorgde voor een verhoogde levensstandaard van de lagere klassen en deed de sociale mobiliteit toenemen.78 De welvaartsstijging heeft geleid tot een hoger besteedbaar inkomen, meer vrije tijd, en hiermee samenhangend, meer zelfstandigheid en meer keuzeruimte.79 Dit leidde tot een grotere consumptie binnen het culturele veld en een groeiend aanbod van cultuur en ontspanning, waardoor de kunstvormen zich konden ontwikkelen tot zelfstandige sectoren.80 Daarnaast leidde individualisering tot een afname van het gezag van autoriteiten en culturele experts. De perceptie van onderlinge gelijkheid nam toe.81 Ook in de huiselijke sfeer. De
75
Bourdieu, Distinction; A Social Critique of the Judgement of Taste, pp. 271-272 Janssen, S., Vervagende grenzen. De classificatie van cultuur in een open samenleving, p. 12 77 Wilterdink, N., Blijvende grenzen, p. 37 78 Ibid. 79 Janssen, S., Vervagende grenzen. De classificatie van cultuur in een open samenleving, p. 16 80 Ibid., p. 13 81 Ibid., p. 16 76
22
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
Swaan betitelde dit als de ontwikkeling van bevels- naar onderhandelingshuishouding.82 In het onderwijs verdween het Bildungsideal: het streven naar een alomvattende culturele vorming. Praktische kennis en vaardigheden kregen meer aandacht ten koste van algemene kennis en brede culturele vorming.83 De veranderingen in het onderwijs hebben zodoende geleid tot een andere culturele ‘programmering’, een ander socialisatieklimaat, vanaf de jaren zestig.84 Waardeveranderingen betreft geslacht, etniciteit, religie en raciale verschillen zijn allemaal onderdeel van een duidelijke verschuiving naar een grotere mate van tolerantie voor mensen met andere waarden.85 De kritische bewegingen die protesteerden tegen de culturele achterstelling van vrouwen, zwarten, homoseksuelen en etnische minderheden, hebben het gevestigde
culturele
bestel
decennialang
bestookt.
cultuurrelativisme; een meer pluralistisch cultuurbegrip.
86
Dit
heeft
bijgedragen
tot
De meer relativistische visie op
cultuur in het algemeen, en de kunsten specifiek, kreeg meer invloed, waardoor populairdere culturele activiteiten werden geaccepteerd, mits in lijn met de nieuwe ethos van persoonlijke authenticiteit en zelfontwikkeling.87 De verschillende sociale segmenten hebben zich zodoende in toenemende mate geopend voor invloeden van buitenaf; zo ook voor esthetische smaak. De toegenomen invloed van massamedia hebben de esthetische smaak van verscheidene groepen aan elkaar geïntroduceerd, waardoor uitwisselingen tussen de hoge en lage cultuur gebruikelijker zijn geworden. Door de toegenomen verbreidingsmogelijkheden, denk aan processen als globalisering en digitalisering, kwamen mensen steeds meer in aanraking met cultuuruitingen van elders.88 Diverse volksculturen, van over de hele wereld, werden zo steeds lastiger buiten te sluiten. Bovendien hebben geografische migratie en sociale klassenmobiliteit mensen met verschillende smaken gemengd. Deze sociale processen hebben de manieren van distinctie veranderd; de manieren waarop de kunsten gebruikt worden als ‘markers of exclusion’.89 82 Swaan, A. de, Uitgaansbeperking en uitgaansangst. Over de verschuiving van bevelshuishouding naar onderhandelingshuishouding. In: De draagbare De Swaan. 83 Janssen, S., Vervagende grenzen. De classificatie van cultuur in een open samenleving, p. 17 84 Janssen, S., Vervagende grenzen. De classificatie van cultuur in een open samenleving, p. 17, Van der Stichele, A. Laermans, R., Cultural participation in Flanders: testing the cultural omnivore thesis with population data, p. 59. In 1968 werd de Mammoetwet ingevoerd, die al in 1963 was aanvaard door de Eerste Kamer. De wet richtte zich op een bredere vormgeving; elke leerling zou zowel een algemene- als een beroepsopleiding moeten volgen. 85 Janssen, S., Vervagende grenzen. De classificatie van cultuur in een open samenleving, p. 12Peterson, R.A., Kern, R.M., Changing Highbrow taste: from snob to omnivore, p. 905. Zie ook Inglehart 1990; Abramson en Inglehart, 1993. 86 Janssen, S., Vervagende grenzen. De classificatie van cultuur in een open samenleving, pp. 8-9 87 Van der Stichele, A. Laermans, R., Cultural participation in Flanders: testing the cultural omnivore thesis with population data, p. 59 88 Janssen, S., Vervagende grenzen. De classificatie van cultuur in een open samenleving, pp. 13-14 89 Peterson, R.A., Kern, R.M., Changing Highbrow taste: from snob to omnivore, p. 905
23
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
De beschreven maatschappelijk processen hebben ook de kunstwereld an sich veranderd. De academische kunsttheoretici van de negentiende eeuw waren verenigd in het geloof dat er één esthetische standaard was en dat andere uitingen vulgair waren. Zij creëerden een esthetische en morele omgeving waarbinnen highbrow cultuur kon floreren.90 De uitbreiding van stijlen en stromingen, de permanente revoluties die elkaar opvolgden en de opkomst van bestrijdende avant-gardes, die nieuwe, exotische manieren van expressie zochten, rekten het oude criterium van één standaard ongeloofwaardig ver op.91 Het artistieke modernisme was zodoende onderdeel van maatschappelijke democratisering en bracht statusonzekerheid en statusconcurrentie met zich mee. 92 Door de commercialisering van de kunstwereld zijn kunsten goederen geworden, inwisselbaar met andere vrijetijdsproducten. Dit heeft de twijfel over de bijzondere status van kunst en traditionele scheidslijnen nog verder versterkt.93 Bovendien raakten de gevestigde kunsten in de jaren tachtig sterker aangewezen op eigen inkomsten vanwege het toenemende marktconformisme door liberalisering en economisering. Dit leidde tot toegenomen concurrentie om de aandacht van consument. 94 3.3.
Vervagende grenzen
Het draagvlak voor traditionele culturele scheidslijnen is afgebrokkeld door de beschreven maatschappelijke processen.95 De consensus over de aard en de kwaliteit van kunstvormen is afgenomen. De traditionele kunstopvattingen en culturele scheidslijnen zijn geleidelijk aan steeds meer vervangen door meer gedifferentieerde patronen van cultuurproductie en consumptie, waardoor het publiek in toenemende mate gesegmenteerd is geraakt. Cultuurparticipanten zijn steeds ongevoeliger geworden voor het traditionele onderscheid tussen hoge en lage cultuur en zijn minder geneigd om conventionele scheidslijnen te respecteren.96 Kortom: er is niet langer sprake van een duidelijke, door brede consensus, gedragen smaakhiërarchie. 97 Desalniettemin genieten bepaalde kunstvormen binnen de samenleving nog altijd meer prestige en erkenning dan andere. Dit is onder andere af te lezen aan de mate van steun en aandacht die ze krijgen binnen cultuurbeleid, pers, onderwijs en wetenschap. De afstand 90
Peterson, R.A., Kern, R.M., Changing Highbrow taste: from snob to omnivore, p. 905 Ibid. 92 Wilterdink, N., Blijvende grenzen, p. 37 93 Janssen, S., Vervagende grenzen. De classificatie van cultuur in een open samenleving, p. 14 94 Ibid., pp. 13-14 95 Ibid., p. 8 96 Ibid., p. 6, 9 97 Wilterdink, N., Blijvende grenzen, p. 37 91
24
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
tussen de traditionele hogere en lagere kunsten is echter kleiner geworden en de grenzen ertussen zijn vervaagd.98 Scheidslijnen zijn echter niet verdwenen. Wilterdink benadrukt dat smaakverschillen heel specifieke vormen kunnen aannemen, niet alles als ‘kunst’ wordt gelegitimeerd, dat onderwijs distinctie impliceert en dat bepaalde media, zoals tijdschriften, nieuwe onderscheidingen aanbrengen.99 3.4.
De omnivoriteitsthese
Ondanks Pierre Bourdieus belangrijke werk voor de sociologie in het algemeen, en voor de sociologie van cultuur specifiek, is het onwaarschijnlijk dat zijn theoretisch kader nog steeds geheel correspondeert met de hedendaagse sociale realiteit.100 Er zijn empirische twijfels over Bourdieus bewering dat de dominante klasse haar sociale status voornamelijk bevestigd door middel van consumptie van hoge of legitieme cultuur.101 Empirisch onderzoek lijkt Bourdieus thesis van een algemene homologie tussen de ‘hoge cultuur’ en hoge sociale status niet langer te steunen. Deze bevindingen suggereren dat Bourdieus algemene argumentatie in La Distinction te nauw verbonden is met de sociaal-culturele realiteit van Frankrijk in de midjaren zestig, die ondertussen drastisch is veranderd.102 De meer recente empirische studies, gestart door Richard Peterson, hebben gedemonstreerd dat de huidige sociaal-culturele realiteit inderdaad verschilt van die beschreven in La Distinction.103 In plaats van een hoge mate van esthetische exclusiviteit vertonen hogere statusgroepen in deze studies een breed cultureel smaakpatroon, terwijl de lagere statusgroepen meer georiënteerd zijn op één of enkele populaire cultuurvormen.104 Richard Peterson heeft aan de hand van vergelijkbare data uit de jaren 1982 en 1992 onderzoek gedaan naar muziekvoorkeuren.105 De genres ‘klassieke muziek’ en ‘opera’ werden geoperationaliseerd als highbrow, terwijl onder andere ‘country’, ‘rock’ en ‘blues’ werden betiteld als lowbrow.106 De uitkomsten vertoonden een toename van populaire genres binnen de muziekvoorkeuren van mensen met een hogere klassepositie. Peterson signaleerde een tendens van een hoge mate van esthetische exclusiviteit naar een breed cultureel
98
Janssen, S., Vervagende grenzen. De classificatie van cultuur in een open samenleving, p. 6 Wilterdink, N., Blijvende grenzen, pp. 38-39 100 Van der Stichele, A. Laermans, R., Cultural participation in Flanders: testing the cultural omnivore thesis with population data, pp. 45-46 101 Ibid., p. 46 102 Ibid. 103 Ibid. 104 Ibid., pp. 46-47 105 Peterson, R.A., Kern, R.M., Changing Highbrow taste: from snob to omnivore, p. 900 106 Ibid., p. 901 99
25
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
smaakpatroon onder de hogere statusgroepen. Dit proces wordt ook wel de ‘omnivorisering van de bovenlaag’ genoemd. Het suggereert een historisch kwalitatieve verschuiving van pretentieuze uitsluiting naar omnivore waardering.107 Peterson en Kern geven een mogelijke verklaring hiervoor. Dominante statusgroepen hebben populaire cultuur voorheen zo gedefinieerd dat het hun eigen belangen zou helpen. Ze hebben het gecategoriseerd als onderliggende statusculturen. Een terugkomende strategie daarbij is om populaire cultuur te definiëren als ‘grof’ en als iets dat vermeden en onderdrukt moet worden. Een andere strategie is om elementen van de populaire cultuur te versjieken en deze in te bouwen in de cultuur van de dominante statusgroepen. De uitkomsten van Peterson en Kern wijzen op een verschuiving van de eerstgenoemde naar de laatstgenoemde strategie.108 Terwijl uitsluiting een effectieve statusafbakening was in een relatief homogene, burgerlijke, traditionele Amerikaanse maatschappij, lijkt de omnivore omarming beter geschikt voor een toenemend globale wereld, geregeerd door diegenen die respect tonen voor de culturele expressies van anderen.109 In navolging van Peterson hebben velen onderzoek gedaan naar het fenomeen van de culturele omnivoor. Van Eijck en Knulst hebben onderzoek verricht onder de Nederlandse populatie.110 Ze constateerden dat de proportie culturele omnivoren in Nederland juist afneemt in de periode 1983-1999. Een mogelijke verklaring voor het verschil met de resultaten van Peterson en Kern is dat men niet de smaakvoorkeuren, maar de daadwerkelijke participatiecijfers heeft geanalyseerd. Terwijl de participatie van de oudere generaties in traditionele highbrow cultuur is toegenomen, richtten de jongere generaties zich meer op populaire cultuur. De culturele participatiecijfers laten zien dat de Nederlandse omnivoren overwegend aanwezig zijn in de geboortecohort van 1950-1969. Wellicht is ‘de omnivorisering van de bovenlaag’ een transitiefase binnen een proces van verschuivende smaakvoorkeuren van voornamelijk traditioneel naar voornamelijk populair. Van Eijck en Knulst concludeerden dat de divergentie tussen generaties verbonden is aan geboortecohorten en niet aan leeftijd. Het is dus eerder gerelateerd aan geboorteperiode dan aan levensfase.111 Van
Eijck
en
Knulst
richten
zich
daarom
op
een
verklaring
gebaseerd
op
107
Peterson, R.A., Kern, R.M., Changing Highbrow taste: from snob to omnivore, p. 900 Ibid., p. 906 109 Ibid. 110 Eijck, K. Van, Knulst, W., No more need for snobbism, p. 514 111 De studies van Ronald Inglehart (1990, 1997) en Gerhard Schulze (1992) sluiten hierbij aan. Ronald Inglehart ontdekte dat jongere cohorten veel meer de prioriteit geven aan postmaterialistische waarden dan oudere cohorten. Gerhard Schulze ontdekte ook een andere levenshouding onder de jongere leeftijdsgroepen. In tegenstelling tot de oudere leeftijdsgroepen is hun levenstijl sterk gericht op eigen ervaring en zelfontwikkeling middels een breed spectrum van activiteiten. (Van der Stichele, A. Laermans, R., Cultural participation in Flanders: testing the cultural omnivore thesis with population data, p. 59) 108
26
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
socialisatieverschillen. Ze beargumenteren dat mensen die participeerden in het middelbare en hogere onderwijs in of na de late jaren zestig, niet langer waren gesocialiseerd in een maatschappij met een sterk geloof in de suprematie van de elitaire cultuur. Als er geen overdracht van respect voor highbrow cultuur plaatsvindt, verliezen mensen ogenschijnlijk hun geneigdheid om te participeren. Als men uitgaat van het Bildungsideal is het logisch dat oudere cohorten meer deelnemen aan highbrow cultuur. De onderzoeksresultaten van Voorpostel en Van der Lippe (2001) bevestigen ook dat socialisatie een grotere verklaringskracht heeft en dat de veranderingen moeten worden toegeschreven aan een meer vrijblijvend cultureel pedagogisch regime dat naar voren kwam.112 De omnivoriteitsthese is zelf echter ook bekritiseerd. Het fenomeen van de culturele omnivoor moet zodoende genuanceerd worden. De kritiek op de omnivoriteitsthese richt zich globaal op drie punten: (1) is het wel een nieuw fenomeen?; (2) de these doet niet af aan de distinctietheorie; en (3) het onderzoek is niet volledig. Ten eerste is het te betwijfelen of hoger opgeleiden zich in de jaren vijftig geheel onthielden van populaire cultuur.113 Het feit dat het concept van de omnivoor pas sinds de jaren negentig wordt gebruikt, impliceert niet dat het fenomeen even nieuw is. Veel hoger opgeleiden gingen in de jaren vijftig en zestig regelmatig naar de bioscoop of luisterden naar ‘radiosoaps’. Daarnaast was luisteren naar en dansen op populaire muziek bij feestelijke gelegenheden in die tijd een wijdverbreide vorm van vermaak in de maatschappelijk bovenlagen.114. Er kan zodoende beargumenteerd worden dat in het Nederland van de jaren vijftig ook geen sprake was van een duidelijk onomstreden, hiërarchisch geordend cultureel ‘classificatiesysteem’ met scherpe grenzen tussen genres.115 Ten tweede impliceert omnivoriteit niet een onverschilligheid voor distincties. Haar opkomst suggereert de formatie van nieuwe regels die de symbolische grenzen bepalen.116 Er kan zodoende beargumenteerd worden dat de omnivoriteitsthese ten onrechte wordt ingezet tegen Bourdieus oorspronkelijke distinctiethese. Wilterdink benadrukt dat ook Bourdieu liet zien dat leden van de hogere klassen in hun voorkeuren kunstvormen uit ‘hogere’ en ‘lagere’ genres (klassieke muziek en chansons bijvoorbeeld) combineerden.117 Bovendien betekenen
112
Eijck, K. Van, Knulst, W., No more need for snobbism, p. 515 Janssen, S., Vervagende grenzen. De classificatie van cultuur in een open samenleving, pp. 10-11 114 Wilterdink, N., Blijvende grenzen, p. 39 115 Ibid., pp. 37-38 116 Peterson, R.A., Kern, R.M., Changing Highbrow taste: from snob to omnivore, p. 904 117 Wilterdink, N., Blijvende grenzen, p. 39 113
27
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
de minder significant geworden hoog-laag classificaties in de kunsten niet dat distinctie op basis van omgangscodes en consumptiestijlen aan belang inboet.118 Ten derde, ontbreken er in de verscheidene empirische onderzoeken regelmatig belangrijke variabelen. In het onderzoek van Peterson en Kern ontbreekt bijvoorbeeld ‘beroep’
als
variabele
van
sociale
klassepositie.119
Daarnaast
impliceren
de
onderzoeksgegevens die wijzen op een toenemend omnivore smaak van maatschappelijke bovenlagen niet een doorbreking van statusgrenzen en vermindering van hiërarchie. De definitie van omnivoriteit in al dit onderzoek berust namelijk op een grove en statische indeling in ‘hogere’ en ‘lagere’ genres. 120 3.5. De
Klasse als indicator besproken
bredere,
maatschappelijke
processen
hebben,
volgens
een
aantal
wetenschappers, geleid tot een daling van de invloed van klasse op identiteit.121 Identiteit is in toenemende mate gebaseerd op consumptiepatronen of op iemands lifestyle, wat veel minder sterk gerelateerd is aan klasse, zo beargumenteert men.122 Deze verschuiving wordt meestal omschreven met termen als ambivalence, ambiguity, flux, of fragmentation.123 Deze fragmentatie van identiteiten en lifestyles, alsmede de veronderstelde verdwijning van hun relatie met klasseachtergrond, is verbonden aan een aantal potentiële verklaringen: (1) de toegenomen blootstelling aan massamedia (Kellner, 1995); (2) de voortschrijdende professionalisering en functionele differentiatie van de arbeidsmarkt (Beck, 1992; Sennett, 1998); (3) de toegenomen ‘fluidity’, flexibiliteit en virtualiteit van sociale netwerken (Maffesoli, 1992; Rifkin, 2000); en (4) de kapitalistische behoefte voor de hoogst mogelijke ‘turn-over-rate’ van consumentengoederen (Harvey, 1990; Waldman, 1993).124 Ondanks het aantal eminente wetenschappers, die in deze richting beargumenteren, wijzen empirische studies niet op de verdwijning van klassenstructuren. Sociale klasse 118
Wilterdink, N., Blijvende grenzen, p. 37 Peterson, R.A., Kern, R.M., Changing Highbrow taste: from snob to omnivore, p. 901 120 Wilterdink, N., Blijvende grenzen, p. 39 121 Featherstone, 1991; Lash, 1994; Bauman, 1998. Featherstone claimt dat hedonistische, postmoderne lifestyles nog altijd gerelateerd zijn aan klassepositie, alhoewel minder duidelijk dan in de moderne tijd. Het postmodernisme behelst volgens hem niet het verlaten van alle oude kaders, maar een ontwikkeling van flexibelere manieren van classificatie. Lash benoemt een verschuiving van ‘sociaal’ naar ‘cultureel burgerschap’ als indicatie van het groeiende belang van het om kunnen gaan met, en appreciëren van, de overvloed aan mogelijkheden in de hedendaagse maatschappij. (Van Eijck, K., Bargeman, B., The changing impact of social background on lifestyle: “culturalization” instead of individualization, p. 440, 456) 122 Van Eijck, K., Bargeman, B., The changing impact of social background on lifestyle: “culturalization” instead of individualization, p. 440, (Bauman, 1998, pp. 26-30) 123 Ibid., p. 440, (e.g. Bauman, 1991, 1996, Connor, 1997). 124 Ibid. 119
28
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
verklaart een nog altijd substantieel deel van gedrag, gedachten en smaakverschillen.125 Van Eijck en Bargeman vonden niet veel bewijs voor sociaal-culturele fragmentatie, maar wel voor een proces van hergroepering. Processen van individualisering en onafhankelijkheid van traditionele grenzen zijn evident, maar het gebrek aan empirisch bewijs voor fragmentatie suggereert dat sommige indicatoren, zoals opleidingsniveau, nog altijd zeer belangrijk zijn.126 Van Eijck en Bargeman concluderen dus dat vrijetijdsbesteding en culturele consumptie nog altijd uitingen van sociale achtergrond zijn, zoals Bourdieu naar voren bracht.127 Opleiding beïnvloedt zelfs in toenemende mate de participatie in highbrow activiteiten, maar bijvoorbeeld ook bioscoopbezoek.128 De resultaten laten zien dat traditionele grenzen, gerelateerd aan sekse en financiële middelen, hun relevantie verliezen binnen een aantal gebieden, terwijl leeftijd en opleiding belangrijker worden.129 Traditionele indicatoren, zoals geld (schaarste), bepalen smaakpatronen minder. Omdat opleiding de belangrijkste indicator is van cultureel kapitaal, beargumenteren Van Eijck en Bargeman dat culturele bronnen steeds belangrijker zijn geworden voor de lifestyle-vorming.130 Sociale achtergrond wordt zodoende niet irrelevant, maar het uit haar invloed via andere kanalen. Culturele voorkeuren worden minder bepaald door schaarste of dwang en meer door socialisatie.131 Het staat vast dat verscheidene brede, maatschappelijke processen invloed hebben uitgeoefend op het culturele veld en het draagvlak van traditionele culturele scheidslijnen hebben afgebrokkeld. Er is zodoende niet langer sprake van een duidelijke smaakhiërarchie en de statusgrenzen tussen hoge en lage kunst zijn vervaagd. Ondanks alle ontwikkelingen heeft ‘klasse’, als indicator van cultuurconsumptie, niet aan zeggingskracht ingeboet. Onderwijs is als indicator van klasse belangrijker geworden. De omnivoriteitsthese is opgekomen als verklaring van meer gedifferentieerde patronen van cultuurconsumptie, maar er bestaat geen eenduidig bewijs voor ‘de omnivorisering van de bovenlaag’. De empirische resultaten zijn namelijk tegenstrijdig en het onderzoek onvolledig. Het kan zijn dat de situatie per samenleving verschilt. Wellicht is de 125
Van Eijck, K., Bargeman, B., The changing impact of social background on lifestyle: “culturalization” instead of individualization, p. 440, Wilterdink, N., Blijvende grenzen, p. 39 126 Van Eijck, K., Bargeman, B., The changing impact of social background on lifestyle: “culturalization” instead of individualization, p. 440 127 Ibid., p. 455 128 Ibid. 129 Ibid., pp. 455-456, Van der Stichele, A. Laermans, R., Cultural participation in Flanders: testing the cultural omnivore thesis with population data, p. 58 130 Van Eijck, K., Bargeman, B., The changing impact of social background on lifestyle: “culturalization” instead of individualization, p. 456 131 Ibid.
29
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
‘omnivorisering’ een fase in de verschuiving van traditionele highbrow smaakvoorkeuren naar
traditionele
smaakvoorkeuren
onder
de
hogere
statusgroepen.
Ondanks
de
onduidelijkheid omtrent de omnivoriteitsthese kan er beargumenteerd worden dat zij niet afdoet aan de distinctietheorie. Omnivoriteit impliceert namelijk geen onverschilligheid voor distincties.
30
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
4. Opzet van het onderzoek 4.1.
Methodiek
De onderzoeksvraag luidde als volgt: wat zijn de overeenkomsten en verschillen in smaak tussen mensen van verschillende klasseposities met betrekking tot de filmkunst? Hoe zijn deze sociologisch te interpreteren? En meer in het bijzonder: in hoeverre gebruikt men smaak als distinctiemiddel? Om antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvraag is besloten tot twee vormen van onderzoek. Enerzijds een kwantitatieve benadering aan de hand van enquêtes en anderzijds een kwalitatieve aanpak aan de hand van enkele diepte-interviews. De enquête is bedoeld als verkenning van de smaakverschillen binnen de filmkunst en hoe die samenhangen met klassepositie. De vorm van de enquête is gebaseerd op onderdelen van de oorspronkelijke vragenlijst van Bourdieu.132 Het bevat naast basisvragen over opleiding, beroep, opleiding ouders, beroep ouders, inkomen en leeftijd, ook vragen die zich richten op de filmvoorkeuren. Zo is gevraagd welke locaties men bezoekt (Pathé-bioscoop/filmhuis), de favoriete filmgenres en de mate van interesse voor acteurs, regisseur, plot en vormgeving. De enquête bestaat verder uit een lijst met actuele films: welke films heeft men gezien, een rapportcijfer ter beoordeling en, indien bekend, de namen van regisseur en acteurs. De films uit de enquête zijn allemaal recent met premièredata uit 2008/9. De respondenten worden zo beter in staat gesteld om de vragen te beantwoorden. Diepte-interviews zijn nodig om te achterhalen in hoeverre mensen zelf distinctieve betekenis toekennen aan eigen culturele voorkeuren en die van anderen. Deze informatie is niet te verkrijgen via een enquête met voornamelijk gesloten vragen. De uitspraken in de interviews worden vervolgens verbonden aan de achtergrondgegevens van de respondenten, zodat een vergelijkende analyse mogelijk wordt. Het betreft een semi-gestructureerd interview, waarbij van te voren enkele vragen zijn vastgesteld.133 4.2.
Respondenten
De onderzoekspopulatie bestaat uit bioscoopgangers in de leeftijdscategorie 20 jaar en ouder. De enquête is afgenomen onder bioscoopgangers in Pathé de Munt en Filmhuis Rialto te Amsterdam. De benedengrens voor leeftijd is toegevoegd, zodat de respondenten voldoende kennis hebben van het jaarlijks besteedbaar inkomen van het huishouden, de hoogst voltooide 132 133
Zie de volledige enquête in Bijlage 1 Zie de vragenlijst van het semi-gestructureerde interview in Bijlage 2.
31
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
opleiding en beroep van de ouders. Het betreft zodoende een enkelvoudige aselecte steekproef onder bioscoopgangers. De steekproef heeft een grootte van 51 respondenten. De respondenten voor de interviews zijn geworven onder mensen die de enquête hebben ingevuld. In de laatste vraag van de enquête is gevraagd of men wilde participeren aan het interview. Dit resulteerde, na selectie op klasseneigenschappen, in zes respondenten. 4.3.
Hypothesen
De onderzoekshypotheses worden aan de hand van statistische analyse getoetst en zijn voornamelijk opgesteld om antwoord te geven op het eerste deel van de onderzoeksvraag: wat zijn de overeenkomsten en verschillen in smaak tussen mensen van verschillende klasseposities met betrekking tot de filmkunst? De onderstaande hypotheses zijn geordend naar onderwerp. Het uiten van kennis over (hoge) cultuur als onderscheidingsmiddel van de lagere klassen 1.
Mensen met een hogere klassepositie kunnen vaker de namen van regisseurs en acteurs benoemen.
Vorm versus functie 2.
Mensen met een hogere klassepositie tonen meer interesse in vormaspecten.
3.
Mensen met een lagere klassepositie tonen meer interesse in het functionele van een film; de plot.
Genrevoorkeuren Sommige genres spreken traditioneel gezien, vanwege de vorm en functie, misschien meer mensen van hogere afkomst aan dan van lagere afkomst en vice versa. 4.
Mensen met een hogere klassepositie prefereren de genres: documentaire, drama en surrealisme.
5.
Mensen met een lagere klassepositie prefereren de genres: actie/avontuur, sciencefiction en misdaad/thriller.
32
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
Overige voorkeuren De lagere klassen neigen volgens Bourdieu tot een afkeer van kunstwerken die culturele investering vereisen van de kijker. De hogere klassen prefereren voornamelijk hoge kunst. 6.
Mensen met een lagere klassepositie prefereren ‘blockbusters’ en de grote commerciële bioscoop.
7.
Mensen met een hogere klassepositie prefereren het filmhuis en filmhuisfilms.
Omnivoriteitsthese De omnivoriteitsthese stelt dat, in plaats van een hoge mate van esthetische exclusiviteit, de hogere statusgroepen tegenwoordig een breder cultureel smaakpatroon vertonen. Dit wordt onderzocht aan de hand van de volgende hypothese: 8.
Mensen met een hogere klassepositie vertonen een breder cultureel smaakpatroon dan mensen met een lagere klassepositie.
Mensen die later zijn geboren zouden volgens de omnivoriteitsthese meer open moeten staan voor lagere kunst. Het aantal blockbusters dat de hogere statusgroepen hebben gezien, zou zodoende moeten toenemen. Dit wordt onderzocht aan de hand van de volgende hypothese: 9.
Mensen met een hogere klassepositie bekijken tegenwoordig meer blockbusters dan voorheen en vertonen zodoende een breder cultureel smaakpatroon.
4.4.
Operationalisering
Om de klassepositie van een individu te kunnen bepalen moet er gekeken worden naar diens economisch en cultureel kapitaal. Economisch kapitaal wordt in dit onderzoek geoperationaliseerd met de variabelen ‘beroep’ en ‘het jaarlijkse besteedbare inkomen van het huishouden’. Cultureel kapitaal is geoperationaliseerd met ‘hoogst voltooide opleiding’, als indicator van educatief kapitaal, en met ‘opleiding ouders’ en ‘beroep ouders’ als indicatoren voor de kennis en disposities vanuit de habitus. De twee laatstgenoemde variabelen zijn tot stand gekomen uit het hoogste opleidings- en beroepsniveau van de vader of moeder. De correlatie van alle beschreven variabelen is statistisch gezien redelijk sterk met een Cronbachs alfa van 0.602. Dit cijfer is een indicatie van de mate waarin een aantal variabelen hetzelfde concept, in dit geval klassepositie, meten. Het wijst in casu op een vrij sterke mate van interne consistentie. De films uit de enquête zijn ingedeeld in twee categorieën, te weten: ‘blockbusters’ en ‘filmhuisfilms’. François Stienen beschrijft enkele belangrijke begrippen waarmee men kan 33
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
bepalen of een film behoort tot de ‘hoge cultuur’ (filmhuisfilm) of de ‘lage cultuur’ (blockbuster).134 De begrippen zijn het aantal kopieën in omloop, het aantal bezoekers, de opbrengst, onderscheidingen, de grootte van de distributeur en de grootte van het budget. Op basis van deze begrippen zijn de films uit de enquête ingedeeld in ‘blockbusters’ en ‘filmhuisfilms’.135 In dit onderzoek is gekozen voor de statistische methode van multivariate regressie. Om twee redenen: ten eerste is dit het beste statistische middel om hypotheses te testen die een richting uitspreken. Multivariate regressie maakt het mogelijk om verschillende onafhankelijke variabelen te combineren om zo de meest optimale voorspelling van de afhankelijke variabele te geven. Daarnaast onderscheid de methode het effect van de onafhankelijke variabelen op de afhankelijke variabele waardoor de contributie van elke variabele los kan worden bestudeerd.136 Ten tweede leent de descriptieve statische methode van kruistabellen, zich minder goed voor dit onderzoek. Het gebruik van de bijbehorende Chi-kwadraattoets is namelijk gebonden aan enkele voorwaarden. De steekproefgrootte moet groot genoeg zijn, wat niet het geval is, en de verwachte frequentie van de cellen in de kruistabel moet gelijk zijn aan 5 of hoger, wat ook niet altijd het geval is. De Chi-kwadraattoets wordt wel gebruikt bij de logistische regressies. Hier zijn de eerder beschreven problemen niet van toepassing, omdat de Chi-kwadraattoets op een andere manier wordt gebruikt. 137 De onafhankelijke variabelen, die het concept klassepositie meten, worden in de multivariate regressies in een bepaalde volgorde toegevoegd. Het eerste model bestaat uit de variabele ‘jaarlijks besteedbaar inkomen’. Pas in de opeenvolgende modellen worden eerst ‘beroep’ en daarna ‘hoogst voltooide opleiding’ toegevoegd. In de levensloop van een individu gaat het volgen van een opleiding vooraf aan het uitoefenen van een beroep en het ontvangen van een inkomen. Door opleiding in het laatste model toe te voegen, kan er worden geanalyseerd hoeveel van het effect van beroep en inkomen op de afhankelijke variabele loopt via het effect van opleiding.
134
Stienen, F., Schaamteloos elitair. In: Boekman, Tijdschift voor kunst, cultuur en beleid. 17e jaargang, 2005, Vol. 65, pp. 69-75 135 Zie Bijlage 4. Hier wordt uitgelegd hoe de categorisering tot stand is gekomen en op basis van welke gegevens. 136 Allison, P.D., Multiple Regression, A Primer, p. 3 137 Bij een logistische regressie wordt de Chi-kwadraattoets gebruikt om te kijken of de -2 log likelihood schatter significant verschilt van een leeg model. Bij een kruistabel gebruik je hem op een andere manier en met andere getallen. Zie Werfhorst, H. van der, Logistische regressie: een handleiding voor beginners (Universiteit van Amsterdam, 2005), p. 5
34
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
Alle onderstaande hypotheses worden geoperationaliseerd door een lineaire multivariate regressie van de afhankelijke variabele op de onafhankelijke variabelen ‘jaarlijks besteedbaar inkomen’, ‘beroep’, ‘hoogst voltooide opleiding’, ‘opleidingsniveau ouders’ en ‘beroepsniveau ouders’, tenzij anders staat vermeld. H1: mensen met een hogere klassepositie kunnen vaker de namen van acteurs en regisseurs benoemen, wordt geoperationaliseerd door een regressie van het totale aantal benoemde acteurs en het totale aantal benoemde regisseurs. H2: mensen met een hogere klassepositie tonen meer interesse in vormaspecten, wordt getoetst door een regressie van de interesse in vormgeving en de interesse in de regisseur. H3: mensen met een lagere klassepositie tonen meer interesse in het functionele van een film: de plot, wordt getoetst door regressie van de interesse in het plot. H4: mensen met een hogere klassepositie prefereren de genres: documentaire, drama en surrealisme wordt geoperationaliseerd door het uitvoeren van drie logistische regressies van ‘favoriet genre documentaire’, ‘favoriet genre drama’ en ‘favoriet genre surrealisme’. Deze afhankelijke variabelen zijn nominaal; ze hebben twee antwoordcategorieën (ja/nee), en vereisen niet een lineaire regressie, maar een logistische regressie. H5: mensen met een lagere klassepositie prefereren de genres: actie/avontuur, sciencefiction en misdaad/thriller wordt eveneens getoetst door het uitvoeren van drie logistische regressies. Ditmaal van ‘favoriet genre actie/avontuur’, ‘favoriet genre sciencefiction’ en ‘favoriet genre misdaad/thriller’. H6: mensen met een lagere klassepositie vertonen een voorkeur voor ‘blockbusters’ en de grote commerciële bioscoop, wordt geoperationaliseerd door regressies van het aantal bekeken blockbusters en het gemiddelde cijfer van de bekeken blockbusters. H7: mensen met een hogere klassepositie vertonen een voorkeur voor het filmhuis en filmhuisfilms, wordt getoetst door regressie van het aantal bekeken filmhuisfilms en het gemiddelde cijfer van de bekeken filmhuisfilms
35
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
Hypotheses 6 en 7 worden niet alleen getoetst door te kijken naar smaakvoorkeuren, maar ook door participatiegedrag te bestuderen. Dit wordt uitgevoerd aan de hand van een logistische regressie van de locatie waar de bioscoopganger de enquête heeft ingevuld. H8: Mensen met een hogere klassepositie vertonen een breder cultureel smaakpatroon dan mensen met een lagere klassepositie, wordt getoetst door een logistische regressie van de onafhankelijke variabele ‘zowel de Pathé als het filmhuis bezocht’. H9: mensen met een hogere klassepositie bekijken tegenwoordig meer blockbusters dan voorheen en vertonen zodoende een breder cultureel smaakpatroon, wordt getoetst door een regressie van het aantal bekeken blockbusters op de interactie-effecten. Door de variabelen (jaarlijks besteedbaar inkomen, beroep, hoogst voltooide opleiding, opleiding ouders en beroep ouders) te vermenigvuldigen met de variabele geboortecohort, worden er interactievariabelen gecreëerd. Zo kan worden geanalyseerd of mensen met een hogere klassepositie die later zijn geboren meer blockbusters zien.
36
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
5. Resultaten van de enquêtes Om te toetsen of mensen met een hogere klassepositie vaker de namen van acteurs en regisseurs van films kunnen benoemen (hypothese 1) is een regressieanalyse uitgevoerd. De uitkomsten staan in de onderstaande tabel. Allereerst zullen de resultaten met betrekking tot het aantal benoemde acteurs worden besproken. Het jaarlijkse besteedbare inkomen heeft een significant negatief effect op het aantal benoemde acteurs. Dit indiceert dat bioscoopgangers met een hoger inkomen minder acteurs kunnen benoemen. Uit de opeenvolgende modellen blijkt dat het effect van inkomen niet afzwakt als er wordt gecontroleerd op het effect van andere variabelen. Het wordt zelfs sterker. Dit betekent dat het effect van inkomen op het aantal benoemde acteurs niet verloopt via het effect van de overige variabelen. Het besteedbare inkomen is hiermee een sterk verklarende variabele voor het benoemen van acteurs, in tegenstelling tot de overige, niet significante variabelen. Het indiceert zodoende dat er geen verband bestaat tussen de overige variabelen en het aantal acteurs dat een bioscoopganger kan benoemen. Tabel 1
Regressies van het aantal benoemde acteurs en regisseurs (afhankelijke variabelen) op ‘het besteedbare jaarlijkse inkomen van het gehele huishouden’ gecontroleerd op ‘beroep’ (model 2) en ‘hoogst voltooide opleiding’,’opleiding ouders’ en ‘beroep ouders’ (model 3).
Model
Aantal benoemde acteurs B
Beta
Aantal benoemde regisseurs
R²
B
Beta
R²
.056
-.140
-.260
.068
-.124
-.230
.230
-.054
-.055
-.837*
-.394
-.136
-.253
.738
.190
-.134
-.136
Hoogst voltooide opleiding
1.048
.182
.274
.188
Opleiding ouders
-.607
-.134
.138
.120
.685
.148
.004
.003
1
Jaarlijkse besteedbare inkomen
-.504
-.237
2
Jaarlijkse besteedbare inkomen
-.767*
-.361
.894
.094 Beroep
3
Jaarlijkse besteedbare inkomen Beroep
Beroep ouders
.146
.070
.126
Uitleg bij de tabel: *significant bij p<0.05; **=significant bij p<0.01, B=regressiecoefficient, Beta=gestandaardiseerde regressiecoefficient (waarmee het effect van verscheidene variabelen binnen een model vergeleken kan worden), R²=determinatiecoëfficiënt. In de statistiek wordt met significant bij p<0.05 bedoeld dat er een kans is van 95% dat een gevonden resultaat niet op toeval berust.
37
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
De determinatiecoëfficiënt R² van model 3 laat zien dat een proportie van 0.146 in de variatie van het aantal benoemde regisseurs wordt verklaard door de uitgevoerde regressie. Dit betekent dat de verklarende kracht van dit regressiemodel 14.6% bedraagt. De resultaten met betrekking tot het aantal benoemde regisseurs zijn niet statistisch significant. De gegevens indiceren dat er geen verband staat tussen klassepositie en het aantal regisseurs dat bioscoopgangers kunnen benoemen. Hypothese 1: mensen met een hogere klassepositie kunnen vaker de namen van acteurs en regisseurs benoemen, wordt op basis van de gegevens niet bevestigd. Mensen met veel economisch kapitaal kunnen juist minder acteurs benoemen. De overige resultaten indiceren verder dat er geen verband bestaat tussen de onafhankelijke variabelen en het aantal acteurs en regisseur dat men kan benoemen. Mensen met een hogere klassepositie hebben dus niet meer kennis van films dan lager opgeleiden. Mensen uit lagere inkomenscategorieën hebben zelfs meer kennis van acteurs. Het uiten van kennis over films kan zodoende niet door de hogere statusgroepen worden gebruikt als onderscheidingsmiddel. Tabel 2
Regressies van ‘Interesse voor de vormgeving’ en ‘Interesse voor de regisseur’ (afhankelijke variabelen) op ‘het besteedbare jaarlijkse inkomen van het gehele huishouden’ gecontroleerd op ‘beroep’ (model 2) en ‘hoogst voltooide opleiding’,’opleiding ouders’ en ‘beroep ouders’ (model 3).
Model
Interesse voor de vormgeving B
Beta
Interesse voor de regisseur
R²
B
Beta
R²
.010
-.067
-.148
.022
-.109
-.242
.219
.143
.174
-.094
-.192
-.109
-.242
.242
.252
.171
.207
-.158
-.121
.038
.031
.087
.085
-.083
-.086
-.069
.-.065
-.148
-.151
1
Jaarlijkse besteedbare inkomen
-.048
-.098
2
Jaarlijkse besteedbare inkomen
-.103
-.211
.211
.045 Beroep
3
Jaarlijkse besteedbare inkomen Beroep Hoogst voltooide opleiding Opleiding ouders Beroep ouders
.063
.043
.080
Uitleg bij de tabel: B=regressiecoëfficiënt, Beta=gestandaardiseerde regressiecoëfficiënt (waarmee het effect van verscheidene variabelen binnen een model vergeleken kan worden), R²=de determinatiecoëfficiënt zegt iets over de verklaringskracht. Het laat een proportie in de variatie van de onafhankelijke variabele zien dat wordt verklaard door de uitgevoerde regressie (loopt van 0 tot 1).
38
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
De uitkomsten van twee regressies met betrekking tot de interesse in vormaspecten staan weergegeven in Tabel 2. De regressie van de mate van interesse voor vormgeving enerzijds en de regressie van de mate van interesse voor de regisseur anderzijds, geven geen statistisch significante resultaten. De verklaringskracht van de onafhankelijke variabelen voor interesse voor de vormgeving en interesse voor de regisseur is dan ook zeer klein. De verklaringskracht van de modellen met alle indicatoren van klassepositie is respectievelijk 6,3% en 8%. De gegevens indiceren dat er geen verband bestaat tussen klassepositie en de mate van interesse voor vormaspecten. Hypothese 2: mensen met een hogere klassepositie tonen meer interesse in vormaspecten, wordt op basis van de gegevens niet bevestigd. In Tabel 3 staan de resultaten van de regressieanalyse van de interesse in de plot van een film. Het effect van het jaarlijkse besteedbare inkomen is significant voor de interesse in de plot. De interesse voor het plot neemt toe naarmate het jaarlijkse besteedbare inkomen toeneemt. Dit indiceert dat bioscoopgangers met een hoger inkomen een sterkere mate van interesse hebben voor de plot van een film. Het effect van het jaarlijkse besteedbare inkomen neemt toe in model 2, terwijl er gecontroleerd wordt voor beroep. Uit model 3 blijkt dat het effect van inkomen iets afzwakt als er wordt gecontroleerd voor opleidingsniveau, het opleidingsniveau van de ouders en het beroepsniveau van de ouders. Dit betekent dat een deel van het effect van inkomen via deze variabelen verloopt. De verklaringskracht van model 3 is dan ook sterker geworden door de toevoeging van deze variabelen. Tabel 3
Regressies van ‘Interesse in plot’ (afhankelijke variabele) op ‘het besteedbare jaarlijkse inkomen van het gehele huishouden’ gecontroleerd op ‘beroep’ (model 2) en ‘hoogst voltooide opleiding’,’opleiding ouders’ en ‘beroep ouders’ (model 3).
Variabele
Model 1
Model 3
Beta ,325
B ,140*
Beta ,299
-,078
-,084
-,193
-,209
Hoogst voltooide opleiding
,340
,271
Opleiding ouders
,149
,151
Beroep ouders
-,044
-,043
Beroep
Beta ,282
Model 2 B ,153*
Jaarlijkse besteedbare inkomen
B ,132*
,079 ,085 ,178 R² Uitleg bij de tabel: *significant bij p<0.10; In de statistiek wordt met significant bij p<0.05 bedoeld dat er een kans is van 95% dat een gevonden resultaat niet op toeval berust. B=regressiecoëfficiënt, Beta=gestandaardiseerde regressiecoëfficiënt (waarmee het effect van verscheidene variabelen binnen een model vergeleken kan worden), R²=de determinatiecoëfficiënt (loopt van 0 tot 1) zegt iets over de verklaringskracht. Het laat een proportie in de variatie van de onafhankelijke variabele zien dat wordt verklaard door de uitgevoerde regressie.
39
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
Hypothese 3: mensen met een lagere klassepositie tonen meer interesse in het functionele van een film: de plot, kan op basis van deze gegevens niet worden bevestigd. De resultaten indiceren dat juist mensen met veel economisch kapitaal zich sterker interesseren voor de plot van een film. De uitkomsten van de logistische regressies met betrekking tot de favoriete genres documentaire, drama en surrealisme staan vermeld in Tabel 4. Het effect van het opleidingsniveau van de ouders is significant voor het genre surrealisme. Het gaat hier om een negatief verband. Het indiceert dat naarmate het opleidingsniveau van de ouders hoger is, de kans afneemt dat surrealisme tot de favoriete genres behoort. Dit strookt niet met hypothese 4: mensen met een hogere klassepositie prefereren de genres: documentaire, drama en surrealisme. De effecten van de variabelen op de overige genres zijn niet significant. De hypothese kan op basis van de gegevens niet worden bevestigd. Tabel 4
Logistische regressies (odds ratio) van ‘favoriet genre documentaire’, ‘favoriet genre drama’ en ‘favoriet genre surrealisme’ op ‘het besteedbare jaarlijkse inkomen van het gehele huishouden’, ‘beroep’, ‘hoogst voltooide opleiding’,’opleiding ouders’ en ‘beroep ouders’.
Variabele
Documentaire
Drama
Surrealisme
Jaarlijkse besteedbare inkomen
.893
.706
.843
Beroep
1.479
1.639
1.664
Hoogst voltooide opleiding
1.086
1.347
3.207
Opleiding ouders
1.290
.624
.301*
Beroep ouders
.741
1.333
1.026
χ² 2.532 5.626 11,038 .070 .152 .325 Nagelkerke Pseudo R² Uitleg bij de tabel: * significant bij p< 0.025. De Odds ratio duidt op de voorspelde verandering in kansen als de waarde van de onafhankelijke variabele met een eenheid toeneemt.Chi-Square (χ²) staat representatief voor de verbetering ten opzichte van een model zonder variabelen. Het zegt of het model significant bij de data past. Pseudo R²= de determinatiecoëfficiënt bij logistische regressie (loopt van 0 tot 1). Het zegt iets over de verklaringskracht. Het laat een proportie in de variatie van de onafhankelijke variabele zien dat wordt verklaard door de uitgevoerde regressie.
De resultaten van de logistische regressies met betrekking tot de favoriete genres actie/avontuur, sciencefiction en misdaad/thriller staan weergegeven in Tabel 5. Er zijn enkele significante effecten te zien. De effecten van hoogst voltooide opleiding en het beroepsniveau van de ouders zijn significant voor de keuze van actie/avontuur als favoriet genre. De kans dat men actie/avontuur als favoriet genre kiest, neemt significant af naarmate men hoger is opgeleid en naarmate het beroepsniveau van de ouders toeneemt. Dit indiceert dat mensen van 40
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
een hogere klassepositie met veel cultureel kapitaal minder houden van het filmgenre actie/avontuur. Het effect van het jaarlijkse besteedbare inkomen op het genre misdaad/thriller is ook significant. Het gaat hier echter om een positief verband. De kans dat misdaad/thriller behoort tot de favoriete genres neemt toe naarmate men een hoger besteedbaar inkomen heeft. Dit indiceert dat mensen met veel economisch kapitaal een voorkeur hebben voor het genre misdaad/thriller. Dit is niet in lijn met hypothese 5: mensen met een lagere klassepositie prefereren de genres: actie/avontuur, sciencefiction en misdaad/thriller. De hypothese wordt zodoende slechts gedeeltelijk bevestigd. Tabel 5
Logistische regressies (odds ratio) van ‘favoriet genre actie/avontuur’, ‘favoriet genre sciencefiction’ en ‘favoriet genre misdaad/thriller’ op ‘het besteedbare jaarlijkse inkomen van het gehele huishouden’, ‘beroep’, ‘hoogst voltooide opleiding’,’opleiding ouders’ en ‘beroep ouders’.
Variabele
Actie/avontuur
Sciencefiction
Misdaad/thriller
Jaarlijkse besteedbare inkomen
1.374
.770
1.434*
Beroep
.632
.624
1.031
Hoogst voltooide opleiding
.362*
.666
.529
Opleiding ouders
1.617
1.961
1.198
Beroep ouders
.434*
.924
.784
χ² 11.744* 4.920 6.550 .314 .225 .177 Nagelkerke Pseudo R² Uitleg bij de tabel: *significant bij p<0.05 *significant bij p<0.05. De Odds ratio duidt op de voorspelde verandering in kansen als de waarde van de onafhankelijke variabele met een eenheid toeneemt.Chi-Square (χ²) staat representatief voor de verbetering ten opzichte van een model zonder variabelen. Het zegt of het model significant bij de data past. Pseudo R²= de determinatiecoëfficiënt bij logistische regressie (loopt van 0 tot 1). Het zegt iets over de verklaringskracht. Het laat een proportie in de variatie van de onafhankelijke variabele zien dat wordt verklaard door de uitgevoerde regressie.
Ondanks dat hypothese 5 slecht gedeeltelijk bevestigd wordt, indiceren de gegevens dat de voorkeur voor bepaalde filmgenres verschilt naar klassepositie. Het feit dat slechts weinig effecten significant zijn, lijkt het gevolg zijn van de beperkte datagrootte. Elke respondent heeft van de vele filmgenres telkens drie favoriete uitgekozen, waardoor de frequentie per genre laag uitvalt. Ondanks de beperkte datagrootte, en de niet significante resultaten, lijkt er een samenhang te zijn tussen klassepositie en genrevoorkeuren. Wat bijvoorbeeld opvalt, is dat het effect van hoogst voltooide opleiding op de genres documentaire, drama en surrealisme telkens positief is (Tabel 4), terwijl het effect van opleidingsniveau op de genres actie/avontuur, sciencefiction en misdaad/thriller telkens negatief is (Tabel 5). In de
41
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
onderstaande grafiek (Grafiek 1) staat het aantal respondenten met een bepaalde genrevoorkeur weergegeven per opleidingscategorie. Te zien is dat de relatieve frequenties binnen de opleidingsniveaus voor de genres actie/avontuur, sciencefiction en misdaad/thriller afnemen naarmate het opleidingsniveau hoger wordt, terwijl het percentage respondenten met de genres drama, surrealisme of documentaire als favoriet toeneemt naarmate men hoger is opgeleid. De grafiek kan echter hoogstens als een indicatie dienen. De frequenties indiceren desalniettemin dat sommige genres de voorkeur genieten van mensen met een hogere klassepositie (veel cultureel kapitaal), terwijl andere genres de voorkeur genieten van mensen met een lagere klassepositie (minder cultureel kapitaal). Grafiek 1
Het aantal respondenten (%) in opleidingscategorie naar favoriet genre
% respondenten binnen opleidingscategorie met genre als favoriet
80 70 60 50 40 30 20 10 0 Lager middelbaar onderwijs
Hoger middelbaar onderwijs
Hoger onderwijs
Opleidingsniveau -->
Drama Surrealisme Komedie Romantiek
Documentaire Actie/Avontuur Misdaad/Thriller Science-Fiction
De regressies van het aantal bekeken blockbusters en van het gemiddelde rapportcijfer dat aan de bekeken blockbusters wordt gegeven, maken het mogelijk om een antwoord te geven op hypothese 6: mensen met een lagere klassepositie vertonen een voorkeur voor ‘blockbusters’ en de grote commerciële bioscoop. Tabel 6 geeft een weergave van de uitkomsten met betrekking tot het aantal bekeken blockbusters. Uit model 1 blijkt dat het effect van het jaarlijkse besteedbare inkomen op het aantal bekeken blockbusters significant is. Door het 42
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
toevoegen van de variabele beroep (model 2) neemt het effect van inkomen af. Dit betekent dat het effect van jaarlijks besteedbaar inkomen verloopt via het effect van het beroepsniveau. Het toevoegen van de overige variabelen in model 3 doet de sterkte van het effect van beroep niet afnemen. Het effect wordt zelfs sterker significant. Beroepsniveau is zodoende de sterkste indicator van het aantal bekeken blockbusters. Dit blijkt ook uit de toename van de verklaringskracht van het model als beroep wordt toegevoegd. De verklaringskracht van het uiteindelijke model bedraagt 27,5% en is redelijk sterk. De gegevens indiceren dat mensen met een lagere beroepsfunctie meer blockbusters bekijken. Tabel 6
Regressie van het aantal bekeken blockbusters (afhankelijke variabele) op ‘het besteedbare jaarlijkse inkomen van het gehele huishouden’ gecontroleerd op ‘beroep’ (model 2) en ‘hoogst voltooide opleiding’,’opleiding ouders’ en ‘beroep ouders’ (model 3).
Variabele
Model 1
Model 3
Beta -.181
B -.254
Beta -.207
-.751*
-.336
-.941**
-.421
Hoogst voltooide opleiding
.704
.212
Opleiding ouders
.253
.097
Beroep ouders
.069
.026
Beroep
Beta -.361
Model 2 B -.221
Jaarlijkse besteedbare inkomen
B -.442**
R² .130 .211 .275 Uitleg bij de tabel: *significant at p<0.05; **=significant at p<0.025. In de statistiek wordt met significant bij p<0.05 bedoeld dat er een kans is van 95% dat een gevonden resultaat niet op toeval berust. B=regressiecoëfficiënt, Beta=gestandaardiseerde regressiecoëfficiënt (waarmee het effect van verscheidene variabelen binnen een model vergeleken kan worden), R²=de determinatiecoëfficiënt (loopt van 0 tot 1) zegt iets over de verklaringskracht. Het laat een proportie in de variatie van de onafhankelijke variabele zien dat wordt verklaard door de uitgevoerde regressie.
De uitkomsten van de regressie van het gemiddelde cijfer dat men geeft aan de bekeken blockbusters staan vermeld in Tabel 7. De verklaringskracht van het uiteindelijke model is vrij sterk. 40.1% in de variatie van het gemiddelde cijfer van de bekeken blockbusters wordt verklaard door de indicatoren van klassepositie. De effecten van het jaarlijkse besteedbare inkomen en van het opleidingsniveau van de ouders zijn significant. Het indiceert enerzijds dat mensen met een hoger besteedbaar inkomen een hoger cijfer geven aan blockbusters en anderzijds dat mensen met hoger opgeleide ouders blockbusters een slechtere beoordeling geven. Deze gegevens moeten als volgt geïnterpreteerd worden. De resultaten indiceren dat mensen met een lagere beroepsfunctie meer blockbusters bekijken. De beoordeling van blockbusters lijkt vervolgens te verschillen naar samenstelling van kapitaal. Mensen met 43
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
relatief veel economisch kapitaal geven blockbusters een hoger cijfer, terwijl mensen met relatief veel cultureel kapitaal de films een lager cijfer geven. Dit lijkt aan te sluiten bij de aanname van Bourdieu dat individuen met meer economisch kapitaal vaak een traditionele culturele voorkeur hebben en individuen met meer cultureel kapitaal een progressieve, avantgardistische. Blockbusters, met hun doorgaans duidelijke, lineaire vertelling en montage op basis van continuïteit, zijn traditioneel gezien namelijk het meest dominant binnen het veld van de filmproductie, terwijl filmhuisfilms, die vaker afwijken van deze traditionele filmformule, een kleinere positie binnen het veld van de filmproductie innemen. Kortom: mensen van een lager beroepsniveau bekijken meer blockbusters. Hoe men de blockbusters beoordeelt, hangt af van de samenstelling van hun kapitaal. Hypothese 6; mensen met een lagere klassepositie vertonen een voorkeur voor ‘blockbusters’ en de grote commerciële bioscoop, wordt door de gegevens bevestigd.
Tabel 7
Regressie van het gemiddelde cijfer van de bekeken blockbusters (afhankelijke variabele) op ‘het besteedbare jaarlijkse inkomen van het gehele huishouden’ gecontroleerd op ‘beroep’ (model 2) en ‘hoogst voltooide opleiding’,’opleiding ouders’ en ‘beroep ouders’ (model 3).
Variabele Jaarlijkse besteedbare inkomen Beroep
Model 1 B .118
Beta ,202
Model 2
Model 3
B .230
Beta .393
B .234*
Beta .399
-.330
-.323
-.197
-.193
.157
.105
-.557**
-.464
-.306
-.234
Hoogst voltooide opleiding Opleiding ouders Beroep ouders
R² .041 .109 .401 Uitleg bij de tabel: *significant at p<0.05; **=significant at p<0.01. In de statistiek wordt met significant bij p<0.05 bedoeld dat er een kans is van 95% dat een gevonden resultaat niet op toeval berust. B=regressiecoëfficiënt, Beta=gestandaardiseerde regressiecoëfficiënt (waarmee het effect van verscheidene variabelen binnen een model vergeleken kan worden), R²=de determinatiecoëfficiënt (loopt van 0 tot 1) zegt iets over de verklaringskracht. Het laat een proportie in de variatie van de onafhankelijke variabele zien dat wordt verklaard door de uitgevoerde regressie.
Vertonen mensen met een hogere klassepositie dan ook een voorkeur voor het filmhuis en filmhuisfilms? Dit wordt onderzocht aan de hand van de regressies op het aantal bekeken filmhuisfilms en van de beoordeling van deze films. De regressieanalyse van het beoordelingscijfer geeft geen significante resultaten. Het beoordelingscijfer van filmhuisfilms lijkt zodoende niet gerelateerd te zijn aan klassepositie. De verklaringskracht van het regressiemodel met alle variabelen is dan ook laag met 6,8%.
44
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
De regressie van het aantal bekeken filmhuisfilms geeft wel een significant resultaat. Tabel 8 laat zien dat opleidingsniveau een sterk positief effect heeft op het aantal bekeken filmhuisfilms. Mensen met een hogere voltooide opleiding lijken zodoende meer filmhuisfilms te bezichtigen. De gegevens indiceren dat mensen met veel cultureel kapitaal meer filmhuisfilms bekijken dan mensen met minder cultureel kapitaal. Opleidingsniveau is de enige indicator van klassepositie met zeggingskracht. Dit is ook af te lezen aan de toename van de verklaringskracht van het uiteindelijke model, waar opleidingsniveau aan is toegevoegd, ten opzichte van de eerdere modellen. Hypothese 7: mensen met een hogere klassepositie vertonen een voorkeur voor het filmhuis en filmhuisfilms, wordt op basis van deze gegevens bevestigd. Tabel 8
Regressie van het aantal bekeken filmhuisfilms (afhankelijke variabele) op ‘het besteedbare jaarlijkse inkomen van het gehele huishouden’ gecontroleerd op ‘beroep’ (model 2) en ‘hoogst voltooide opleiding’,’opleiding ouders’ en ‘beroep ouders’ (model 3).
Variabele
Model 1
Model 3
Beta -.029
B -.049
Beta -.083
-.031
-.028
-.140
-.130
Hoogst voltooide opleiding
.622*
.390
Opleiding ouders
-.063
-.050
Beroep ouders
.045
.035
Beroep
Beta -.045
Model 2 B -.017
Jaarlijkse besteedbare inkomen
B -.026
R² .002 .003 .133 Uitleg bij de tabel: *=significant at p<0.025. In de statistiek wordt met significant bij p<0.025 bedoeld dat er een kans is van 97.5% dat een gevonden resultaat niet op toeval berust. B=regressiecoëfficiënt, Beta=gestandaardiseerde regressiecoëfficiënt (waarmee het effect van verscheidene variabelen binnen een model vergeleken kan worden), R², de determinatiecoëfficiënt (loopt van 0 tot 1), zegt iets over de verklaringskracht. Het laat een proportie in de variatie van de onafhankelijke variabele zien dat wordt verklaard door de uitgevoerde regressie.
Ook de analyse van participatiegedrag bevestigt het beeld dat mensen met een hogere klassepositie een voorkeur hebben voor het filmhuis en dat mensen met een lagere klassepositie een voorkeur vertonen voor de grote commerciële bioscoop. De regressie van de locatie waar de bioscoopganger de enquête heeft ingevuld, geeft weliswaar geen significante resultaten (zie Tabel 9), maar indiceert dat mensen met een hoger besteedbaar inkomen, een hogere voltooide opleiding en met hoger opgeleide ouders vaker het filmhuis bezoeken.
45
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
Tabel 9
Logistische regressies (odds ratio) van de locatie waar de enquête is ingevuld op ‘het besteedbare jaarlijkse inkomen van het gehele huishouden’ gecontroleerd op ‘beroep’ (model 2) en ‘hoogst voltooide opleiding’,’opleiding ouders’ en ‘beroep ouders’ (model 3)
Variabele Jaarlijkse besteedbare inkomen Beroep
Model 1
Model 2
Model 3
1.240
1.263
1.266
.939
.905
Hoogst voltooide opleiding
1.357
Opleiding ouders
1.086
Beroep ouders
.687
χ² 2.396 .043 1.445 .066 .067 .106 Nagelkerke Pseudo R² Uitleg bij de tabel: De Odds ratio duidt op de voorspelde verandering in kansen als de waarde van de onafhankelijke variabele met een eenheid toeneemt.Chi-Square (χ²) staat representatief voor de verbetering ten opzichte van een model zonder variabelen. Het zegt of het model significant bij de data past. Pseudo R²= de determinatiecoëfficiënt bij logistische regressie (loopt van 0 tot 1). Het zegt iets over de verklaringskracht. Het laat een proportie in de variatie van de onafhankelijke variabele zien dat wordt verklaard door de uitgevoerde regressie.
Mensen met een hogere klassepositie vertonen een breder cultureel smaakpatroon dan mensen met een lagere klassepositie, zo luidt de volgende hypothese. Deze hypothese wordt onderzocht door te kijken naar de sociaal-economische achtergrond van mensen die zowel de grote commerciële bioscoop als het filmhuis bezoeken. De uitkomsten van de logistische regressie op de afhankelijke variabele ‘zowel de Pathé als het filmhuis bezocht’ staan vermeldt in de tabel bij Grafiek 2. De verklaringskracht van het model is relatief sterk en bedraagt 43,3%. Het opleidingsniveau heeft een sterk positief, significant effect op het bezoeken van zowel het filmhuis als de grote commerciële bioscoop. De kans dat iemand beide bioscopen bezoekt neemt aanzienlijk toe naarmate iemand hoger is opgeleid. De effecten van de andere variabelen zijn niet significant, maar indiceren ook dat iemand met een hogere klassepositie vaker zowel het filmhuis als de grote commerciële bioscoop bezoekt. Dit is duidelijk te zien in Grafiek 2. Naarmate het opleidingsniveau, het beroepsniveau en het besteedbare inkomen toeneemt, neemt ook het aantal mensen toe die beide bioscopen bezoeken. Op basis van deze gegevens wordt hypothese 8: mensen met een hogere klassepositie vertonen een breder cultureel smaakpatroon dan mensen met een lagere klassepositie, bevestigd.
46
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
Grafiek 2
Het percentage respondenten dat zowel de Pathé-bioscoop als het filmhuis heeft bezocht naar hoogst voltooide opleiding, beroepscategorie en inkomen. De tabel laat de logistische regressie zien (odds ratio) van het aantal respondenten dat zowel de Pathé als het filmhuis heeft bezocht.
120 100
Variabele Jaarlijkse besteedbare inkomen
100
100
1.605
89,5
87,8 80
78,5
80
72,2 60
64,3
Beroep
1.308
Hoogst voltooide opleiding
3.042*
Opleiding ouders
1.120
Beroep ouders
1.022
60 42,2 40 28,6
χ² Nagelkerke Pseudo R²
20 0 0
La ge La r H mid ger og on d e er m lbaa derw id de r on ijs lb aa derw ro ij H El og nde s em rw er en on ijs ta de ire rw en ijs la M ge re id de b lb ero W ar ep e et en Ho be en sc ge roe ha r pp e b pen eli ero e jk e b pen er oe pe n € 0 € 15. 15 00 0 € 30.0 30 00 -5 0 € .000 50 .0 00 >
% respondenten -->
Odds ratio
Opleidingsniveau -->
Beroepsniveau -->
15.913** .433
Uitleg bij de tabel: * = significant bij p<0.05 ** = significant bij p< 0.01
Besteedbaar inkomen -->
Uit de bovenstaande grafiek wordt duidelijk dat mensen met een lagere klassepositie zich voornamelijk richten op een enkele filmtraditie. De vraag werpt zich op naar welk type bioscoop mensen van lagere statusgroepen gaan. Gaan mensen met een lagere klassepositie voornamelijk naar de grote commerciële bioscoop of naar het filmhuis? De frequentie van het aantal mensen dat uitsluitend één bioscoop heeft bezocht, is te klein om een logistische regressie uit te voeren, maar kan desalniettemin een indicatie geven. Uit Grafiek 3 blijkt dat mensen die het lager onderwijs of lager middelbaar onderwijs hebben afgerond, mensen met elementaire, lagere of middelbare beroepen en mensen met een besteedbaar inkomen van €15.000-30.000 (onder het landelijke gemiddelde) voornamelijk alleen de Pathé-bioscoop bezoeken. Mensen met een besteedbaar inkomen tot €15.000 vormen een uitzondering en richten zich in gelijke mate ook alleen op het filmhuis. Een mogelijke sociologische verklaring hiervoor is dat het gaat om studenten en kunstenaars: een groep mensen met betrekkelijk veel cultureel kapitaal die doorgaans een laag besteedbaar inkomen hebben. Mensen met een besteedbaar inkomen van boven de €50.000 richten zich niet op één type
47
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
bioscoop. Zij bezoeken allen zowel het filmhuis als de grotere commerciële bioscoop. Grafiek 3 laat zien dat mensen met een lagere klassepositie zich voornamelijk, of uitsluitend, richten op de grote commerciële Pathé-bioscoop.
Grafiek 3
Het percentage respondenten die alleen één type bioscoop bezoeken naar hoogst voltooide opleiding, beroepscategorie en inkomen in %
120
% respondenten -->
100
80 Filmhuis
60 100
100 40
Pathé-bioscoop
100
80
80 50
50
60
50
50
20
33,3 0
30
> 00
00
50 .0
€
€
0. 0
00 0. 0
-5
00 0
-3
-1 5.
15
0
€
€
H og e
La
ge r
m
La
ge ro id nd de er lb wi rm aa js r id on de d er lb w aa ijs ro n de H og rw El er ijs em on en de ta rw ire ijs en la ge re M be id ro de ep lb ar en eb W et e H r en oe og sc pe er ha n eb pp e ro el ijk ep en eb er oe pe n
0
Opleidingsniveau ->
Beroepsniveau ->
Besteedbaar inkom en ->
Tot slot, moet er onderzocht worden of mensen met een hogere klassepositie tegenwoordig meer blockbusters bekijken dan voorheen en zodoende een breder cultureel smaakpatroon vertonen. Alle respondenten zijn ingedeeld in geboortecohorten beginnend bij 1925-1934 en eindigend bij 1985 en later. Door te bestuderen of mensen met een hogere klassepositie uit de latere geboortecohorten meer blockbusters kijken, kan achterhaald worden of zij tegenwoordig een breder cultureel smaakpatroon vertonen. Dit is uitgevoerd door een regressie van interactie-effecten tussen enerzijds geboortecohort en anderzijds de variabelen die indicator zijn van klassepositie. De resultaten staan weergegeven in Tabel 10.
48
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
Tabel 10
Regressie van het aantal bekeken blockbusters (afhankelijke variabele) op de interactie effecten van enerzijds het besteedbare jaarlijkse inkomen van het gehele huishouden, beroep, hoogst voltooide opleiding, opleiding ouders en beroep ouders; en anderzijds geboortecohort.
Interactie-effecten
Model 1
Jaarlijkse besteedbare inkomen * geboortecohort
B -.069
Beta -.352
Beroep * geboortecohort
-.124
-.346
Hoogst voltooide opleiding * geboortecohort
.294*
.771
Opleiding ouders * geboortecohort
-.041
-.117
Beroep ouders * geboortecohort
.057
.160
R² .370 Uitleg bij de tabel: *=significant at p<0.01. In de statistiek wordt met significant bij p<0.01 bedoeld dat er een kans is van 99% dat een gevonden resultaat niet op toeval berust. B=regressiecoëfficiënt, Beta=gestandaardiseerde regressiecoëfficiënt (waarmee het effect van verscheidene variabelen binnen een model vergeleken kan worden), R²=de determinatiecoëfficiënt (loopt van 0 tot 1) zegt iets over de verklaringskracht. Het laat een proportie in de variatie van de onafhankelijke variabele zien dat wordt verklaard door de uitgevoerde regressie.
De verklaringskracht van het regressiemodel is relatief sterk te noemen. Een proportie van 37% in de variatie van het aantal bekeken blockbusters wordt verklaard door de variabelen. Het interactie-effect van hoogst voltooide opleiding en geboortecohort is positief en sterk significant op de regressie van het aantal bekeken blockbusters. Het indiceert dat mensen met een hogere opleiding die later zijn geboren meer blockbusters kijken. Hypothese 9: mensen met een hogere klassepositie bekijken tegenwoordig meer blockbusters dan voorheen en vertonen zodoende een breder cultureel smaakpatroon, wordt op basis van deze gegevens bevestigd.
49
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
6. Resultaten diepte-interviews Aan de hand van de interviews kan men het laatste deel van de onderzoeksvraag beantwoorden: in hoeverre gebruikt men smaak als distinctiemiddel? Daarnaast kunnen de interviews meer informatie geven over het eerste deel van de onderzoeksvraag: wat zijn de overeenkomsten en verschillen in smaak tussen mensen van verschillende klasseposities met betrekking tot de filmkunst? In het interview is gevraagd welke bioscoop men het meest bezoekt. Op basis hiervan zijn de zes respondenten ingedeeld in twee groepen: filmhuisbezoekers en Pathé-bezoekers. Hun uitspraken worden gekoppeld aan klassepositie. ‘Klasse’ is, zoals eerder beschreven, nog altijd een indicator van culturele voorkeuren. Opleidingsniveau heeft een grotere zeggingskracht gekregen als indicator van ‘klasse’. De selectie van de zes respondenten is om deze reden gebeurd op basis van hun opleidingsniveau. Drie van de respondenten zijn lager opgeleid met als hoogst voltooide opleiding: het lager onderwijs, het voortgezet lageronderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs. De overige drie respondenten zijn hoger opgeleid met als hoogst voltooide opleiding het hoger beroepsonderwijs. De uitspraken van de respondenten worden eerst gekoppeld aan hun opleidingsniveau. Vervolgens wordt er gekeken naar de verdere samenstelling van het kapitaal.
Grafiek 4
CBS inkomensverdeling van het besteedbare inkomen naar aantal huishouden in 2007.
50
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
In het onderstaande zullen de essentiële antwoorden op terugkerende vragen uit het semigestructureerde interview per respondent worden besproken.138 Eerst wordt telkens een korte achtergrondschets gegeven van de respondent, inclusief het besteedbare inkomen van het gehele huishouden. Om een inschatting te maken van de relatieve hoogte van het besteedbare inkomen is in Grafiek 4 een inkomensverdeling te zien van de Nederlandse populatie. De groep respondenten die aangaven meestal, of alleen maar, naar de grote Pathé-bioscoop te gaan; de Pathé-bezoekers, worden eerst behandeld. Respondent 1. J.L. (man) is geboren in 1954 en heeft het lager onderwijs (onderwijsniveau 1) afgerond.139 Hij werkt als chauffeur (beroepsniveau 2). Zijn ouders hebben geen opleiding afgerond. Zijn moeder was huisvrouw en zijn vader kistenmaker. Het jaarlijks besteedbare inkomen van zijn huishouden ligt onder het Nederlandse gemiddelde en bedraagt €20-30.000. Onderzoeker: Van wat voor soort films houdt u? Respondent: “Het moet iets wezen waar ik een bepaalde herinnering aan heb, dus oorlogsfilms…” “Wat ik heel goed vond dat was The Bucket List [reg: Rob Reiner, 2007, komedie, drama].” O: Waarom? Wat vindt u er mooi/bijzonder aan? R: “Het is een kwestie van je voelt je eigen een beetje verbonden met het figuur. Als je ziet wat er allemaal omheen draait, dat is natuurlijk ongelofelijk. Zo slim, zo geslepen als dat zooitje allemaal is…” “Het is zo begrijpbaar.” “…ik vind het zo begrijpelijk, je kan er zo verrukkelijk in meegaan.” O: Van wat voor soort films houdt u niet of minder, en waarom? R: “Sciencefiction.” “En tekenfilms niet.” ”Ik vond deze [The Da Vinci Code] al een klein beetje ongrijpbaar…” “Het moet niet te ingewikkeld zijn, realistisch blijven.” O: Is uw filmsmaak in de loop van uw leven veranderd? R: “Nee, nee, dat is…altijd wel een beetje hetzelfde gebleven.” O: Beschouwt u de films die u mooi vindt ook als kunst? Waarom wel/niet? R: “Ja.” “…hoe dat allemaal toch zo perfect in elkaar zit en dan moet ik denken aan de mensen die dit uitbeelden. Die de kunde hebben omdat zo te doen dat dit resultaat er is.” O: Zijn er ook films die niet kunst zijn? R: “...ik heb die gedachte niet. Het is allemaal eigenlijk wel kunst, maar het is met kunst ook zo...wat jij mooi vindt, kan ik weer helemaal niet mooi vinden. Smaken kunnen verschillen.”
138
De gehele interviews zijn bijgevoegd onder Bijlage 6. Het vermelde onderwijsniveau is gebaseerd op de categorisering van opleidingen, zoals beschreven in het codeboek. Zie Bijlage 3. 139
51
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
“Laatst hebben we nog die film gehuurd van Ben-Hur.” “Dat zo’n kramer dat klaar krijgt. Ik vind dat echt kunst.” O: Zijn bepaalde films volgens u minderwaardig? R: “O ja, die zijn er zeker.” “Ja, ik vind van wel.” “Ik kan mij ergeren aan...ehm...ze noemen dat Spaghettiwesterns.” O: Getuigen bepaalde films volgens u van een slechte smaak? R: “Ja. Dat soort dingen, ja.” “…die film van Dirty Dancing [reg: Emile Ardolino, 1987, drama, romantiek, musical]…Ik vind daar helemaal niks aan.” “En er was die andere...Grease met Travolta en Olivia.” [reg: Randal Kleiser, 1978, komedie, romantiek, musical] O: Dat zijn beide musicals. Daar heeft u het niet op? R: “Nee! Helemaal niet! Trouwens helemaal niet met musicals.” O: Waarom niet? R: “…het langdradige gebeuren…” “…ik heb ook geen zin om mijn energie daarin te steken.” O: Wat voor mensen houden van dat soort films, denkt u? R: “De meeste die daar wel van houden, ik mag het eigenlijk niet zeggen, maar dat vind ik maar vreemde mensen.” “...ik vind dat een beetje zielige mensen. Ik mag het eigenlijk niet zeggen, maar ik vind dat.” “Ik vind het zonde van mijn tijd.” O: Bezoekt u wel eens een filmhuis? R: “Nee.” “Wij hebben nog niet de moeite gedaan om dat te doen.” “…dan gaan we meestal naar Pathé de Munt.” O: Wat voor soort films worden volgens u in de filmhuizen vertoond? R: “Ik heb zo op mijn maag het idee dat het meestal films zijn dat je een beetje intellectuele instelling moet kunnen hebben om daar naartoe te gaan.” “als ik daar naar toe zou gaan...dan moet ik me er eigenlijk echt toe zetten. Het is net of er een soort drempel is om daar naartoe te gaan.” “Omdat ik van me eigen denk dat daar een soort mensen naar zit te kijken die qua niveau op een veel hoger niveau zitten als ik.” “Het is net alsof ik er niet thuis hoor.” “Als ik ergens naartoe ga, wil ik ook echt op me gemak.” O: Films die in het filmhuis draaien worden vaak als echte kunst gezien. Wat vindt u daarvan? R: “Ja, dat vind ik ook wel, maar het is een soort kunst die ik niet begrijp. Het is kunst. Nogmaals alle films vind ik kunst.” O: Wat vindt u ervan dat sommige mensen beweren dat andere films dan geen kunst zijn? R: “…ik zal ze er niet op aanvallen, maar ze moeten het mij niet aanpraten.” “als jij daar niks in ziet, dat vind ik prima, maar dat ik er wel wat in zie dat moet je ook maar prima vinden. Ik praat jou helemaal niets aan. Jij dit, ik dat.” Uit de bovenstaande antwoorden van respondent 1 kunnen verschillende zaken worden afgeleid. (1) De functionele en inhoudelijke aspecten van een film zijn het belangrijkst. Het draait om verbondenheid met de personages en het opgaan in de film. Tevens moet het verhaal niet te ingewikkeld en realistisch zijn. (2) De smaak is hetzelfde gebleven gedurende 52
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
de levensloop. (3) De definitie van kunst is heel breed. Alle films vallen hieronder, omdat bekwaamheid vereist is bij het maken. (4) Er wordt afkeuring uitgesproken over mensen met slechte smaak. Ze worden betiteld als ‘vreemd’ en ‘zielig’. (5) Het filmhuis is voor intellectuelen: mensen die “op een veel hoger niveau zitten als ik”. (6) De respondent deed verscheidene tolerante uitspraken. Hij benadrukte dat iedereen elkaar moet accepteren. Als mensen vinden dat alleen in het filmhuis echte kunst wordt vertoond, dan is dat volgens hem prima, zolang men hem niets aanpraat. De respondent begreep de volgende vraag niet: zijn bepaalde films volgens u minderwaardig? De vraag is vervolgens geherformuleerd: Nou ja, dat ze minder waarde hebben ten opzichte van andere films? Hier werd vervolgens bevestigend op gereageerd, maar mijn indruk was dat de respondent niet de sterk negatieve connotatie van het woord ‘minderwaardig’ besefte. Er kan zodoende niet met zekerheid worden gezegd dat de respondent bepaalde films minderwaardig vindt. Vanwege deze afweging wordt het antwoord op de vraag uit de analyse gehouden. Respondent 2. A.W. (man) is geboren in 1940 en heeft het voortgezet gewoon lager onderwijs (onderwijsniveau 2) afgerond. Hij heeft een artistieke baan als striptekenaar (beroepsniveau 3). Zijn ouders hebben het lager onderwijs afgerond. Zijn moeder werkte niet en zijn vader was winkelier. Het jaarlijks besteedbare inkomen van zijn huishouden is relatief laag met €1015.000. Het inkomen ligt hiermee ver onder het Nederlandse gemiddelde. De respondent heeft zodoende een hoog cultureel kapitaal, maar een laag economisch kapitaal. O: Van wat voor soort films houdt u? R: “Spannende films, en romantisch en dramatisch mag ook van mij. Als alles er maar een beetje erin zit weetjewel.” “Maar ja, het gebeurt ook vaak dat je denkt van ehh nu moet ik uitkijken dat ik mijn tranen niet laat lopen.” O: Waarom? Wat vindt u er mooi/bijzonder aan? R: “…de spanning moet je aan het beeld gekluisterd houden…” O: Van wat voor soort films houdt u niet of minder, en waarom? R: “Van humoristische films houd ik helemaal niet.” “Het moet dan wel verschrikkelijk goed zijn, wil ik erom kunnen lachen…” O: Is uw filmsmaak in de loop van uw leven veranderd? R: “Nou nee, dat kan ik niet zeggen dat het erg veranderd is. Nee, dat is nog steeds hetzelfde.”
53
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
O: Beschouwt u de films die u mooi vindt ook als kunst? Waarom wel/niet? R: “Ja, soms wel ja, dan denk ik hoe hebben ze dat voor elkaar gekregen?” “…het hangt er ook vanaf hoe het gefilmd wordt hè. Kijk, zelfs zonder woorden en alleen maar beeld kan je dus al iets dramatisch uitbeelden. Dat vind ik wel kunst ja…” “die spreken voor zichzelf die beelden. Dat vind ik dus ook kunst.” “Denk wel dat er veel in films zit wat je onder kunst kan rangschikken.” “…als het iets bijzonders is wat niet iedereen kan, dan valt het al gauw onder kunst.” “…dat is het criterium. Je kan het of je kan het niet.” O: Zijn er ook films die niet kunst zijn? R: “Ja, genoeg denk ik. Ik denk hoofdzakelijk vechtfilms.” “Ja, vechtfilms, ja kijk, kunst komt bij mij over als iets wat mooi is, wat interessant is, maar als daar dus een één of andere knuppel in een auto allerlei fratsen zit uit te halen enne dan denk ik bij me eigen, man, waar ben je mee bezig, want dat kan helemaal niet.” “…dan denk ik nou die is al zes keer de pijp uit geweest. En hij komt er iedere keer weer levend eruit. Dat is echt geen kunst.” O: Zijn bepaalde films volgens u minderwaardig? Zo ja, waarom? R: “Ik denk het wel.” “…ik heb een keer een film gezien die ging over twee jongens die gewoon inbraken…” “…die twee gingen die vrouw dus terroriseren zeg maar. Het was in ieder geval een verschrikkelijk bloederige toestand, want die vrouw werd op een gegeven ogenblik sadistisch om het leven gebracht.” “Het bloederige sowieso.” “…dat sadistische gedoe…” O: Getuigen bepaalde films volgens u van een slechte smaak? R: “Het is altijd wel zo dat je bepaalde films minder vindt…” O: Wat voor mensen houden van films die niet uw smaak zijn? R: “Je moet zelfs sadistisch ingesteld moet zijn, als je daar dus van houdt…” “Daar kan ik moeilijk eigenlijk een oordeel over vormen. Wat vind je van die mensen? Nou, ik ken die mensen niet dus ehh….” “Nee, dat moeten ze voor zichzelf weten of ze daar naartoe gaan.” O: Bezoekt u wel eens een filmhuis? Heeft u dat wel eens gedaan? R: “Nee.” “Nee, ook niet.” O: Wat voor soort films worden volgens u in de filmhuizen vertoond? R: “…ik denk dat ze daar dus films presenteren die dus door een heel groot publiek niet gedragen wordt.” “Een heel groot deel van de mensen vinden die specifieke films niet interessant genoeg.” O: U dacht nooit nou een van die films is wel wat voor mij? R: “Nee, ja, ik heb er eigenlijk ook nooit echt stil gestaan om is een keer te gaan kijken ofzo. Ik weet niet waarom, dat is gewoon een gevoelskwestie.” “…dat is eigenlijk gewoon gegroeid zo. Op een gegeven ogenblik kreeg je dit soort gigantische gebouwen met zoveel keuze van films, dan is het gewoon makkelijk.” O: Denkt u dat het hier beter is dan in het filmhuis? R: “Nee, ik denk niet dat het beter is.” “Dat groeit gewoon. Het had net zo goed kunnen zijn dat ik in het filmhuizen een keer was wezen kijken en dat het me bevallen had…”
54
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
O: Films die in het filmhuis draaien worden vaak als echte kunst gezien. Wat vindt u daarvan? R: “Nou, dat vind ik dus niet zo. Er zijn genoeg films. Kijk, zo´n film duurt anderhalf uur, maar in werkelijkheid wordt ie niet in anderhalf uur gemaakt. Het gaat wel een langere periode duren voordat je die hele film zodanig in elkaar hebt gezet en dat noem ik kunst, voor een heel groot gedeelte. De kwaliteit hangt weer af van wie het geschreven heeft, wie het bedacht heeft. Er zijn zoveel facetten die je kunst kan noemen.” O: Hebben de mensen die naar het filmhuis gaan kenmerken gemeen? R: “Daar heb je het al, het is een bepaald soort publiek die naar de filmhuizen gaan, die kennen elkaar ook allemaal.” “…misschien zijn ze wat intelligenter dan de mensen die hier komen kijken.” “Ik ken die mensen daarheen gaan verder niet.” De antwoorden van respondent 2 tezamen leggen verschillende zaken bloot. (1) De functionele en inhoudelijke aspecten van een film zijn het belangrijkst. Het draait om spanning, aan het beeld gekluisterd zijn, vervoering en realisme, maar vormgeving speelt ook een rol. Beelden kunnen op zichzelf ook genoeg zijn om iets te zeggen. (2) De smaak is hetzelfde gebleven gedurende de levensloop. (3) De definitie van kunst is breed. Bijna alle films vallen hieronder, omdat bekwaamheid vereist is bij het maken. Alleen vechtfilms behoren niet tot de kunst, vanwege het ongeloofwaardige verhaal. Het is kunst als het bijzonder is en als weinig mensen het kunnen maken. Niet alleen de films in het filmhuis zijn kunst. (4) Films met zinloos geweld: sadisme en veel bloed, zijn minderwaardig. (5) Er wordt redelijk afkeurend gesproken over mensen met slechte smaak. Ze moeten zelfs sadistisch ingesteld zijn om ervan te houden. (6) Het filmhuis is voor intellectuelen. (7) De respondent doet redelijk tolerante uitspraken. Hij gaat niet naar het filmhuis vanwege een oordeel, maar omdat het zo is gegroeid. De respondent heeft geen mening over het filmhuis en de bezoekers. Het feit dat de respondent het filmhuis niet bezoekt, is opvallend te noemen. De respondent heeft een namelijk een hoog cultureel kapitaal door zijn artistieke beroep.
Respondent 3. R.R. (vrouw) is geboren in 1972 en heeft het MBO (onderwijsniveau 3) afgerond. Zij werkt als pedagogisch medewerker (beroepsniveau 4). Haar ouders hebben eveneens het MBO afgerond. Haar vader heeft een stichting opgezet voor minderbedeelden en haar moeder werkte in de gehandicaptenzorg. Het jaarlijks besteedbare inkomen van haar huishouden is relatief hoog en bedraagt €40-50.000. O: Van wat voor soort films houd je? R: “Heel divers: horror, thrillers, psychologische thrillers, drama, romantische komedies.” 55
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
O: Wat vind je er mooi/bijzonder aan? R: “…omdat het een beetje de angst-trigger.” Psychologische thrillers, omdat je dan een beetje mee mag denken. Het zijn tenminste films waar je een beetje je hersenen bij moet gebruiken.” “…romantische drama’s, romantische komedies…verstand op nul, kijken en meegenieten.” “En dan zie je dus eigenlijk dat het er niet toe doet of het inderdaad op een Bmanier gefilmd is…het gaat om het verhaal dat neergezet wordt en de acteurs, hoe het gespeeld wordt, of het je pakt of niet.” O: Van wat voor soort films houd je niet of minder, en waarom? R: “Sciencefiction…” “…sciencefiction gaat me net iets te ver…” “Ik vind gewoon, ja, minder realistisch of het verhaal, de opbouw…” O: Is je filmsmaak in de loop van je leven veranderd? R: ‘Ja, ik heb meer waardering leren opbrengen voor ehm documentairefilms…” “Dat stukje is erbij gekomen…” O: Beschouw je de films die je mooi vindt ook als kunst? Waarom wel/niet? R: “Sommige wel. Kijk, als je bijvoorbeeld, ik was laatst naar…was dat nou Free fighter met Jet Li en die Kung Fu en Shaolin, ja, dat is gewoon kunst.” “…dat is gewoon járen training en ervaring en beheersing van je lichaam. Ja, dat vind ik prachtig, dat is gewoon een kunst op zich.” “…bijvoorbeeld ook die documentaire van Mohummed Ali die Will Smith vertolkt heeft [Ali, reg: Michael Mann, 2001, biografie, drama, sport]. Dat vind ik kunst. Die film van Malcolm X, prachtig [reg: Spike Lee, 1992, biografie, drama, historie]. Dat vind ik kunst.” O: Dat zijn verhalen die op de waarheid zijn berust… R: “ja, en die dusdanig ten beeld zijn gebracht dat je echt denk van…wow, weet je, dat het echt heel realistisch is.” “…het had gewoon een impact.” O: Zijn er ook films die niet kunst zijn? R: “Ja, sciencefiction…” “ ”Ja, door het verhaal en door de personages…tsjaa, het zijn gewoon kinderfilms…” O: Zijn bepaalde films volgens jou minderwaardig? R: “Nou, ik zou geen film minderwaardig noemen, want ik denk dat elke film wel een boodschap heeft over te brengen op wat voor manier dan ook. Het is dan niet my way, maar…” O: Getuigen bepaalde films volgens jou van een slechte smaak? Zo ja, welke? R: “…je hebt inderdaad films die van slechte smaak getuigen.” “Films…met discriminatie of die haatgevoelens oproepen of ehm…waar vrouwen als seksobjecten neergezet worden…” O: Dat soort films is niet minderwaardig? R: “…voor mij als persoon wel, maar…in het algemeen…vind ik ze niet minderwaardig, want degene die ze neergezet heeft, doet het met een doel. En de mensen die…aangetrokken worden tot die films, om dat te gaan bekijken, die vinden het niet minderwaardig, voor hun heeft het een meerwaarde.”
56
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
O: Wat voor soort mensen zouden er dan kunnen genieten van die films? R: “Mensen met een laag IQ…” “…mensen die gewoon bang zijn, denk ik, voor het onbekende en die, waarvan hun leven misschien zelf niet loopt zoals ze het wilden, die onrustgevoelens worden dan bevestigd door zo’n film.” O: Waar ga je vaker naartoe: de grote bioscopen of de kleinere filmhuizen? R: “Ik ga wel vaker naar de grote bioscopen. Dat is gewoon puur omdat ik anders bijna niemand anders meekrijg.” O: Wat voor soort films worden volgens jou in de filmhuizen vertoond? R: “Ja, ik weet niet of ik het cultfilms moet noemen…” “…films die commercieel…niet zo goed zouden lopen omdat het niet Hollywood is…maar die wel ontzettend veel diepgang hebben en echt heel mooi, heel mooi dingen kunnen neerzetten.” “…ik vind het mooie films.” “…je [de grote bioscoop] trekt een ander soort publiek en dat vind ik soms wel jammer, omdat ik denk, dat je daar juist veel meer films met veel meer diepgang zou moeten draaien.” O: Hoe zou je het publiek typeren in het filmhuis? R: “…ik denk dat het inderdaad als alternatief wordt gezien. Toch wel, of mensen, die ehm, ja…misschien de wat meer hoogopgeleiden ofzo.” O: Films die in het filmhuis draaien worden vaak als echte kunst gezien. Wat vind je daarvan? R: “Ik vind dat in de gewone bioscopen ook wel kunst gedraaid wordt” “Ik ben wel van mening dat ik die films [filmhuisfilms] vaak zelf ook wel veel mooier vind…het heeft meer diepgang, het raakt je meer, het heeft meer raakvlakken met de realiteit…maar ja, of dat nou per definitie nou kunst is?” De antwoorden van respondent 3 vertellen ons het volgende: (1) De functionele en inhoudelijke aspecten van een film zijn het belangrijkst. Het draait om het verhaal; dat je moet meedenken of juist het verstand op nul moet zetten. De prestaties van de acteurs zijn van belang en het opgaan in een film. Het moet realistisch zijn. De wijze van filmen is niet belangrijk. (2) De smaak van de respondent is breder geworden gedurende de levensloop. (3) De definitie van kunst is redelijk breed. Niet alleen de films in het filmhuis zijn kunst. Die hebben wel meer diepgang. (4) De respondent ziet films niet als minderwaardig. Ze hebben altijd een doel en er zijn altijd mensen waar het een meerwaarde voor heeft. (5) Sommige films getuigen echter wel van een slechte smaak. Slechte smaak is houden van films die discrimineren, haatgevoelens oproepen en vrouwen als seksobjecten neerzetten (6) Er wordt afkeurend gesproken over mensen met slechte smaak. Ze hebben een laag IQ, bang, onrustig en zijn ontevreden over hun eigen leven. Sciencefiction is voor kinderen. (7) Het publiek van het filmhuis is alternatief en/of hoger opgeleiden. (8) De respondent doet tolerante uitspraken. ‘Smaken verschillen’ krijgt de nadruk.
57
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
Respondent 4. T.S. (man) is geboren in 1976. Hij heeft het HBO (onderwijsniveau 4) afgerond en heeft een artistieke baan als scenarioschrijver (beroepsniveau 4). Hij heeft zodoende een hoog cultureel kapitaal. Zijn vader heeft de HAVO afgerond, terwijl zijn moeder de huishoudschool heeft afgemaakt. Zij waren samen café-eigenaar. Het jaarlijks besteedbare inkomen van zijn huishouden is relatief laag en bedraagt €10-15.000. Het inkomen ligt hiermee ver onder het Nederlandse gemiddelde. Dit getuigt van een laag economisch kapitaal. O: Van wat voor soort films houd je? R: “In principe…alles. Ik houd van grote blockbuster genrefilms…art-house. Ja, in principe alles.” Ik ga niet zo vaak naar Europese films.” “…vanwege de personages en het realisme.” “een film die letterlijk gaat over…ehm…zoals het leven is en dat zo letterlijk en realistisch mogelijk neer te zetten, daar houd ik niet van. Het moet wel….ehm…iets bovenrealistisch in zich hebben.” “ik houd van alles, maar ik word…bestempeld als horrorliefhebber…” O: Wat vind je er mooi/bijzonder aan? R: “…de spanning, dat het eng is, het creatieve ervan…” “De creativiteit die ik daarin zie, het zijn super low-budgetfilms, maar de grappen die ze maken, ja dat, zie ik gewoon niet terug in mainstream-films.” “…af en toe worden de visuele elementen of dialogen grappig gemaakt.” O: Is je filmsmaak in de loop van je leven veranderd? R: “De kijkervaring is misschien wel veranderd, maar niet de smaak.” O: Beschouw je de films die je mooi vindt ook als kunst? Waarom wel/niet? R: “Ja.” Sommige zijn wel echt kunst en sommige zijn gewoon vermaaksfilms. O: Dat onderscheid kunst en vermaak, waar ligt de grens ongeveer? Wat zie jij als vermaak en wat als kunst? R: “…ik denk dan dat het echt visueel is. Ik denk niet dat het verhaaltechnisch is, maar als ik kijk naar filmbeelden waar ze bewust bezig zijn geweest met het plaatje maken, dat het dan wel echt kunst is.” “…als de camera wel echt wordt gebruikt als, nou ja, een verfkwast om iets vast te leggen…” “…zodat de compositie van het beeld van belang is.” O: Zijn bepaalde films volgens jou minderwaardig? R: “Nee, ik denk dat ik dan eerder kijk naar: oftewel dit is mijn smaak niet of technisch gezien is dit een slechte film, maar als minderwaardig, nee, op die manier bestempel ik het niet.” “Als een film gewoon echt slecht is, los van mijn smaak, dus een slecht scenario, slecht camerawerk, acteurs die niet kunnen acteren en een regisseur die het er ook niet uit heeft kunnen halen, dan ja….” O: Zo definieer jij slechte smaak? Dat zijn de elementen… R: “Nee, niet slechte smaak…gewoon een slechte film.” O: Hoe zou je die categorie films noemen? R: “Slechte films, ja…ehm…ik ga niet categoriseren…”
58
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
O: Wat voor soort mensen zouden er dan kunnen genieten van die films? R: “Ik denk dat als je richting de horrorkant gaat, of horrorkomedie, dan is het echt gemaakt voor cult-liefhebbers…En, ja, als je iets groots hebt, zoals Transformers [reg: Michael Bay, 2007, actie, sciencefiction, thriller] met niet een al te best scenario, maar wel een enorm budget en een grote regisseur en grote acteurs. Ja, ongeacht het scenario is het wel bedoeld voor het grote publiek.” O: Hoe typeer je het grote publiek? R: “…Pathé de Munt, als het hier draait, is het meestal voor het grote publiek…ik denk vooral dat de grote, Hollywoodproducties van de bekende maatschappijen…” O: Bezoek je filmhuizen wel eens? R: “Soms.” O: Maar je gaat vaker naar de Pathé -bioscoop? R: “Ja, dat heb ik altijd al wel gedaan…” O: Wat voor soort films worden volgens jou in de filmhuizen vertoond? R: “…mijn beeld van de filmhuizen, naja, in het Ketelhuis zijn voornamelijk Nederlandse producties. Kriterion kan nog wel heel variërend zijn. Die kunnen soms nog best dezelfde films draaien als hier in de Munt…” O: Films die in het filmhuis draaien worden vaak als echte kunst gezien. Wat vind je daarvan? R: “…misschien dat ik er ook niet heel vaak kom, omdat ik weet dat de mensen die daar komen…ehm…ook zó denken. Ik vind dat er meestal van afstralen.” O: En wat straalt er dan precies van af? R: Ehm…soort van dat…ehm…het zelf bepaalde intellectuele daarvan. En dat mensen er zelf zo over denken van…ehm…dit zijn de betere films, dit is de betere bioscoop. Ik zit hier dus dan ben ik ook een beter mens. Die vibe pik ik zelf op.” “…mijn levenservaring tot nu toe is dat mijn inschatting meestal wel juist is over mensen en hoe ze denken…” “Nou, hier [in Pathé de Munt] heb ik niet dat ik oppik van dit zijn mensen die zich een tikkie beter vinden vanwege hun filmsmaak.” De antwoorden van respondent 4 kunnen als volgt worden samengevat: (1) De vormgeving en de visuele aspecten zijn belangrijker dan de functionele en inhoudelijke aspecten van een film. Het draait om het creatieve, maar ook om spanning. Een film moet niet te realistisch zijn en moet juist bovennatuurlijke elementen bevatten. (2) De smaak van de respondent is hetzelfde gebleven gedurende de levensloop. (3) De definitie van kunst is smaller dan de vorige respondenten. Het is alleen kunst als er wordt nagedacht over de compositie van het beeld. Het draait om het visuele en het is niet verhaaltechnisch. (4) De respondent vindt films niet minderwaardig. (5) Slechte smaak bestaat niet. Er bestaan alleen slechte films. (6) Het publiek van het filmhuis denkt dat ze betere mensen zijn vanwege hun filmsmaak. (7) De
59
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
respondent doet verscheidene tolerante uitspraken. De respondent beoordeelt niet iemands smaak en wilt niet categoriseren. Hij keurt het af als mensen zich proberen te onderscheiden met behulp van hun smaak. Respondent 4 was de laatste respondent die vooral, of alleen maar, de Pathé-bioscoop bezoekt. De twee overige respondenten hebben aangegeven voornamelijk naar het filmhuis te gaan. Respondent 5. M.W. (man) is geboren in 1978. Hij heeft het HBO (onderwijsniveau 4) afgerond, maar is nog verder aan het studeren. Zijn vader heeft de HTS afgemaakt en werkt als directeur van een drukkerij. Zijn moeder de HBS (hogere burgerschool) afgemaakt en werkt als planner in de thuiszorg. Het jaarlijks besteedbare inkomen van zijn huishouden is relatief laag met €1015.000. O: Van wat voor soort films houd je? R: “…arthouse.” “…wereldcinema…ik vind dat wel lastig soms omdat het hele andere culturen zijn om me daar in te leven…Het is wel interessant, maar het staat veel verder van mij vandaan. Ik hou meer van Europese arthouse, westerse arthouse.” “De wat meer standaard Hollywood-films, die ik ook wel kijk, daar moet je een andere mood voor hebben…” “…ik hou heel erg van dialoog als ze goed zijn…” O: Wat vind je er mooi/bijzonder aan? R: “…de eigenheid van een bepaalde regisseur, zeg maar, die zet een hele eigen stempel…” O: Van wat voor soort films houd je niet of minder, en waarom? R: “…zinloos geweld, daar houd ik niet van.” “Goede actie wel, maar heel veel actie is zo over the top…” “Enne…ja, films met dezelfde acteurs. Als je Tom Hanks ziet… dan zit ik naar Tom Hanks te kijken, ik zie altijd Tom Hanks er doorheen en dat vind ik storend.” O: Is je filmsmaak in de loop van uw leven veranderd? R: “…naarmate jezelf van kind als puber gaat ontwikkelen, krijg je natuurlijk ook een smaak. Enne…daarbij heb ik ook wel vrienden…die ook een brede smaak hebben en daardoor heb ik ook wel een brede smaak.” O: Beschouw je de films die je mooi vindt ook als kunst? Waarom wel/niet? R: “Ik denk het wel ja…als ze heel origineel zijn en mij heel erg raken, dan vind ik het wel kunst, maar wat vaak uit Hollywood komt is vaak wel heel erg goed gemaakt en heel ambachtelijk, maar het verrast me niet zo, dus dan vind ik het niet zo kunstzinnig.” O: Het zijn dus Hollywood-films die je niet als kunst ziet? R: “Ja, dat noem ik maar Hollywood films natuurlijk…gewoon de commerciële Pathé Arena film…”
60
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
O: Zijn bepaalde films volgens jou minderwaardig? R: Haha, minderwaardig. Een waardeoordeel hè. Misschien Triumph des Willens [een Duitse propagandafilm uit 1935]. Misschien is die minderwaardig…minderwaardige mensen bestaan volgens mij niet. Minderwaardige films ook niet, nee, maar wel hele slechte films.” O: Er zijn dus wel films die volgens jou van slechte smaak getuigen?Welke? R: “Ja, vind ik wel.” “…pornofilms.” Gewoon… van een hele slechte regisseur of een ongeloofwaardig verhaal…iets heel plats ofzo…Jaws 3 [Jaws 3-D, reg: Joe Alves, 1983, horror, thriller] of Jaws 4 [Jaws: The Revenge, reg: Joseph Sargento, 1987, horror, thriller]. O: Sequels [vervolgfilms] vind je niet goed? R: “Die zijn heel commercieel.” O: Om slechte smaak te omschrijven,gebruikte je verwoordingen als ‘plat’ en ‘dun verhaal’. Wat voor mensen gaan naar de films die jij ziet als slecht? R: Hele domme mensen…ja, ik kan me er niet zo goed bij inleven bij wie dat goed zou vinden, Jaws 4 ofzo, een heel slecht verhaal en slechte animatie…kinderen en dementen, denk ik. Voor de rest kan ik het niet voorstellen dat iemand dat goed vindt, nee. O: Wat vind je er dan van als iemand dat wel goed vindt? R: “Dan vind ik dat ie een hele slechte smaak heeft…dan vind ik hem niet als mens slecht ofzo, maar dan vind ik het een mens met een slechte filmsmaak.” “Over smaak valt niet te twisten. Wie bepaalt wat kunst is…Dat is geen waarheid, helaas.” O: Wat bezoek je vaker eigenlijk: een filmhuis of een Pathé bioscoop? R: “Wat denk je?” O: Ik denk het filmhuis. R: “Ja!” O: Wat voor soort films worden volgens jou in de filmhuizen vertoond R: “Het publiek is sowieso leuker…fatsoenlijker in de filmhuizen. Ik stoor mij altijd heel erg aan schreeuwende mensen, vooral van die popcorn-etende gastjes in de Pathé. Die komen hier [in de Rialto] eigenlijk helemaal nooit en dat vind ik heel prettig.” “Ik denk ook dat daar mensen minder specifiek naar een bepaalde film gaan, maar meer gaan om met z’n allen uit te gaan ofzo en dat ze vooraf een filmpje pikken…dan maakt het verder niet zoveel uit naar welke film ze gaan, als het maar gewoon een, ja… “goeie film is” [op een lacherige, platte manier gezegd; fonetisch: goeijuh fillem isch]. En hier gaan mensen toch wel specifieker naar films toe…omdat ze de regisseur kennen of eerdere films van hem hebben gezien, of dat ze recensies bewust hebben gelezen, of gewoon vaak hier komen omdat ze erop vertrouwen dat er goede films zijn. Ze zijn iets bewuster.” O: Wat vind je van films die niet in, of buiten, het filmhuis, maar in de grotere bioscopen worden vertoond? R: “…ik vind ze niet zo interessant. “De wat meer standaard Hollywood-films, die ik ook wel kijk, daar moet je een andere mood voor hebben…” “…zo’n film waar je niet bij na hoeft te denken. Zo noem ik ze dan eventjes snel, bijvoorbeeld Mission: Impossible [reg: Brian De Palma, 1996, actie/avontuur, thriller]. Een goed gemaakte film en… als product heel goed, maar…je hoeft er niet bij na te denken. Het is gewoon echt fastfood en hele lekkere fastfood
61
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
soms, maar dat vind ik niet zo interessant om als kunstwerk of als film op in te gaan. Het is het verschil tussen McDonalds en een sjiek restaurant zeg maar....” O: Films die in het filmhuis draaien worden vaak als echte kunst gezien. Wat vind je daarvan? R: “Ja, dat vind ik ook wel. Het heet ook wel art-cinema, dus dat is letterlijk.” Uit de bovenstaande antwoorden van respondent 5 kunnen verschillende zaken worden afgeleid. (1) De vormgeving en de visuele aspecten zijn belangrijker dan de functionele en inhoudelijke aspecten van een film. Het draait om originaliteit. (2) De smaak van de respondent is breder geworden gedurende de levensloop. (3) De definitie van kunst is relatief smal. Iets is kunst als het origineel is en emoties opwekt. In het filmhuis draait echte kunst. Hollywoodfilms behoren hier niet toe. Het zijn wel goede, ambachtelijke producten, maar niet kunstzinnig. (4) De respondent vind alleen bepaalde politieke propaganda minderwaardig. (5) Mensen met een slechte smaak houden van pornofilms en de meeste sequels [vervolgfilms], want die hebben slechte animatie en een slecht verhaal. (6) Er wordt afkeurend gesproken over mensen met slechte smaak. Het zijn domme mensen, kinderen of dementen. (7) Het publiek van het filmhuis is fatsoenlijker en bewuster. Ze kiezen specifiek hun films in tegenstelling tot de bezoekers van de grote commerciële Pathé-bioscoop. (8) De respondent combineert verscheidene intolerante uitspraken met tolerante uitspraken. Er valt weliswaar niet over smaak te twisten, maar de mensen die niet zijn smaak aanhangen worden afgekeurd.
Respondent 6. B.Z. (man) is geboren in 1975. Hij heeft het HBO (onderwijsniveau 4) afgerond en werkt als HR adviseur (beroepsniveau 4). Zijn ouders hebben de MULO afgemaakt. Zijn vader werkt als autoverkoper en zijn moeder als baliemedewerker. Het jaarlijks besteedbare inkomen van zijn huishouden is relatief zeer hoog en bedraagt meer dan €60.000. O: Van wat voor soort films houd je? R: “…het beeldende, minder gesproken, maar het beeld vind ik prachtig.” “Het is dus heel breed eigenlijk.” “…het hangt een beetje van mijn mood af, wat ik leuk vind om te gaan kijken…ik kan allerlei soorten films verder wel waarderen.” O: Wat vind je er mooi/bijzonder aan? R: “ik probeer me altijd te verplaatsen in de regisseur…” ”…met licht een bepaalde scène neer te zetten waardoor het je aangrijpt en dat je echt gezogen wordt in dat moment van die film en dat je voelt dat iemand boos is, of gewelddadig…” “Ja, ik ben wel heel visueel ingesteld.” 62
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
O: Van wat voor soort films houd je niet of minder, en waarom? R: “Horror is niet echt mijn smaak.” “…iets te onrealistisch…te extreem luguber. Het dient geen doel.” O: Is je filmsmaak in de loop van je leven veranderd? R: “…[ik ben] ook wat complexere films interessant gaan vinden…dat ik wat breder ben geworden in mijn keuze.” O: Beschouw je de films die je mooi vindt ook als kunst? Waarom wel/niet? R: “…ja, zeker.” “…die regisseur heeft iets in zijn hoofd…het is een boek dat hij wil verfilmen of een script wat hij heeft gezien en gelezen. En hoe je het dan voor elkaar krijgt…het te brengen naar beeld. Ja, dat is…naast een vak, ook wel een kunst omdat te doen…ook al is een film misschien heel slecht, er zitten altijd wel een of twee momenten in, waarin dat in ieder geval wel even lukt, met mij als kijker.” “Kunst moet me raken…er zit ook wel een soort kwaliteitspredikaat op, van het is heel knap hoe dit gemaakt is en weinig mensen kunnen dit zo. Dat is voor mij ook kunst…” O: Je zei, in elke film zit wel een element dat kunst bevat. Houd je er een brede definitie van kunst op na? R: “Ja, voor mij is kunst…het moet me raken, als het mij blij, verdrietig, emotioneel maakt op wat voor manier dan ook, dat vind ik wel kunst.” O: Zijn bepaalde films ook minderwaardig? R: “…de porno-industrie, pornofilms hebben voor mij geen waarde.” O: Getuigen bepaalde films van een slechte smaak? Zo ja, welke? R: “Ja, ja.“ “bijvoorbeeld… de Saw films [Saw I t/m V, horror]…Ik kan niet voorstellen dat je dat met je geest verzint om zulke films te maken, zulke scripts te schrijven.” O: Wat voor soort mensen houden van dat soort films, denk je? R: “Ik kan me voorstellen dat het mensen zijn die op een andere manier hun zintuigen willen prikkelen zeg maar, met andere extreme…nee, ik zou dat niet, nee, ik zou er geen stempel op kunnen drukken.” O: Wat vind je van de mensen die dat soort films bezoeken? R: “O, dat moeten ze gewoon doen. Ja, nee, absoluut.” O: Wat bezoek je vaker het filmhuis of de Pathé bioscoop? R: “Het filmhuis, ja.” O: Wat voor soort films worden volgens jou in de filmhuizen vertoond? R: “De films met een wat kleiner budget…uit verschillende landen, dus wat minder de mainstream Amerikaanse films…met misschien een wat complexer verhaal…het uitdiepen van een karakter of de uitdieping van een situatie…” O: Wat vind je van deze filmhuisfilms? R: “Soms drama…ze kunnen ook wel heel slecht zijn…” “Aan de mindset waarmee je zelf binnenstapt, daar kan het ook absoluut aan liggen.”
63
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
O: Films die in het filmhuis draaien worden vaak als echte kunst gezien. Wat vind je daarvan? R: “Nou, dat vind ik…Het is meer de verbreding en de verdieping die ik zoek bij filmhuizen dan dat het me gaat om de kunst.” “…dat vind ik niet waar, nee.” De antwoorden van respondent 6 wijzen op enkele verschillende zaken. (1) De vormgeving en de visuele aspecten zijn het belangrijkst. Het draait om de regisseur, het beeld en vervoering. (2) Zijn smaak is breder geworden gedurende de levensloop. (3) Zijn definitie van kunst is behoorlijk breed. Kunst raakt je emoties en heeft een kwaliteitspredikaat: als het knap is gemaakt en als weinig mensen het kunnen is het kunst. Kunst draait volgens de respondent niet alleen in het filmhuis. (4) Minderwaardige films bestaan: pornofilms. (5) De respondent ziet slechte smaak als houden van bloederige horrorfilms. (6) Mensen met een andere smaak worden niet afkeurend beoordeeld. Het zijn mensen die hun zintuigen met andere extremen willen prikkelen. (7) Filmhuisfilms hebben een kleiner budget, komen uit verschillende landen, zijn complexer en diepen personages en situaties meer uit. (8) De respondent doet tolerante uitspraken. Mensen met een andere smaak worden niet veroordeeld. De variatie tussen mensen van verschillende klasseposities komt veel sterker uit de interviews naar voren dan uit de enquêtes. Zo blijkt dat de lager opgeleiden de functionele en inhoudelijke aspecten van een film het belangrijkst vinden, terwijl de hoger opgeleiden de vormaspecten van een film het belangrijkst achten. Bovendien worden de definities van kunst van de respondenten smaller naarmate men hoger is opgeleid. Daarnaast veroordelen de meeste respondenten de mensen die in hun ogen een slechte smaak hebben. Wat opvalt, is dat alle respondenten tolerante uitspraken doen, ook als ze bepaalde mensen veroordelen. Ze willen zich niet expliciet verheffen boven andere mensen.
64
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
Conclusie: empirische bevindingen en hun theoretische implicaties De geschiedenis van de film laat zien dat er altijd al onzekerheid heeft bestaan over de definitie van kunst; waar de grens ligt tussen kunst en amusement. Daarnaast hebben verscheidene brede, maatschappelijke processen invloed uitgeoefend op het culturele veld. Het draagvlak van traditionele culturele scheidslijnen is afgebrokkeld, waardoor er niet langer sprake is van een duidelijke smaakhiërarchie. De statusgrenzen tussen hoge en lage kunst zijn vervaagd. Er is tot op heden weinig onderzoek verricht om de statusgrenzen en culturele scheidslijnen binnen kunstsoorten in kaart te brengen. Dit onderzoek heeft getracht datgene te doen voor de filmkunst. Op basis van de empirische bevindingen kan de onderzoeksvraag worden beantwoord. De onderzoeksvraag luidde als volgt: wat zijn de overeenkomsten en verschillen in smaak tussen mensen van verschillende klasseposities met betrekking tot de filmkunst? Hoe zijn deze sociologisch te interpreteren? In hoeverre gebruikt men smaak als distinctiemiddel? Alvorens tot beantwoording wordt overgegaan, worden de empirische bevindingen uiteengezet en sociologisch geïnterpreteerd. Kennis over (hoge) cultuur als onderscheidingsmiddel Bourdieu zag het uiten van kennis over de hoge cultuur als het middel par excellence van mensen met een hoge sociale status om zich te onderscheiden van lagere statusgroepen. De vraag of mensen met een hogere klassepositie meer culturele kennis ter beschikking hebben is statistisch onderzocht. De hypothese dat mensen met een hogere klassepositie vaker de namen van regisseurs en acteurs kunnen benoemen, vond geen statistisch significante ondersteuning. Mensen uit lagere inkomenscategorieën hebben zelfs meer kennis van acteurs. Het uiten van kennis over films kan zodoende niet door de hogere statusgroepen worden gebruikt als onderscheidingsmiddel. Vorm versus functie De belangstelling voor vorm en functie is zowel kwantitatief als kwalitatief onderzocht. Op basis van de statistische analyses kan er niet gezegd worden dat mensen met een hogere klassepositie meer interesse tonen in vormaspecten of dat mensen met een lagere klassepositie meer interesse tonen in de functionele, inhoudelijke aspecten van een film. De diepteinterviews indiceren dit echter wel. De respondenten die het lager onderwijs, het voortgezet
65
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
gewoon lager onderwijs of het middelbaar beroepsonderwijs hebben afgerond, geven aan dat functie belangrijker is dan vorm. De functionele en inhoudelijke aspecten van een film zijn voor hen het belangrijkst. Het draait om het verhaal, de verbondenheid met de personages, het opgaan in de film, de spanning en aan het beeld gekluisterd zijn. Dit indiceert dat het willen ervaren van emoties als motief voor filmbezoek bij de lager opgeleide respondenten sterk aanwezig is. Dit is in lijn met Bourdieus aanname dat mensen met een lagere klassepositie meer beoordelen op inhoud en het oproepen van emoties. De laagst opgeleide respondent gaf te kennen dat het verhaal niet te ingewikkeld moet zijn. Dit sluit aan bij Bourdieus concept dat de lagere klassen een onwelwillendheid tonen ten opzichte van meer experimentele kunsten en culturele investering en dat zij zich het meest vermaken met een plot dat zich logisch en chronologisch ontvouwt. Wat opvalt is dat de drie lager opgeleide respondenten allemaal het woord ‘realistisch’ in de mond namen. Een film moet een werkelijkheidsgetrouw beeld geven. Dit correspondeert met Bourdieus stelling dat alles in de populaire esthetiek blijk geeft van een continuïteit tussen kunst en het leven zelf. Men hecht zodoende waarde aan werken die gebonden zijn aan de realiteit. De drie hoger opgeleide respondenten vinden de vormgeving en de visuele aspecten belangrijker dan de functionele en inhoudelijke aspecten van een film. Het draait niet alleen om het ervaren van emoties, maar ook om de beelden, de regisseur, originaliteit en creativiteit. Eén respondent gaf aan dat een film niet te realistisch moet zijn en juist bovennatuurlijke moet elementen bevatten. De smaakvoorkeuren van de hoger opgeleiden corresponderen in dit geval met Bourdieus aanname dat mensen met een hogere klassepositie vaker in staat, en geneigd, zijn om kunstwerken meer op vormaspecten en originaliteit te beoordelen. Kortom: Bourdieu veronderstelde enerzijds dat de hogere statusgroepen zich meer interesseren in vormaspecten: (1) de vormgeving: hoe wordt iets visueel in beeld gebracht en (2) de regisseur: degene die bepaalt hoe het in beeld wordt gebracht. Anderzijds veronderstelde hij dat de lagere statusgroepen zich meer interesseren voor de functionele aspecten; de plot: het verhaal dat verteld wordt. De uitkomsten van de interviews indiceren dat deze verdeling nog altijd actueel is. Genrevoorkeuren Het onderzoek van Bourdieu geeft aan dat sommige genres traditioneel gezien, vanwege de vorm en functie, vaker worden geprefereerd door mensen met een hogere klassepositie dan door mensen met een lagere klassepositie. Er is slechts weinig statistisch bewijs gevonden 66
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
voor deze stelling. De hypothese dat documentaire, drama en surrealisme geprefereerd worden door mensen met een hogere klassepositie wordt niet bevestigd, terwijl de hypothese dat de genres actie/avontuur, sciencefiction en misdaad/thriller worden geprefereerd door mensen met een lagere klassepositie slechts gedeeltelijk wordt bevestigd. De effecten van hoogst voltooide opleiding en het beroepsniveau van de ouders op het genre actie/avontuur waren negatief significant. De kans dat men actie/avontuur als favoriet genre kiest, neemt significant af naarmate men hoger is opgeleid en naarmate het beroepsniveau van de ouders toeneemt (naarmate men meer cultureel kapitaal heeft). Ondanks het feit dat de meeste uitkomsten niet statistisch significant waren, is er een vast patroon aanwezig in de uitkomsten. De frequenties kunnen als een indicatie dienen. De relatieve frequenties van de genres actie/avontuur, sciencefiction en misdaad/thriller nemen af naarmate de opleiding hoger wordt. Het percentage respondenten dat een voorkeur uitspreekt voor de genres drama, surrealisme en documentaire neemt toe naarmate men hoger is opgeleid. Het bekijken van dit type films vereist vaak een grotere inspanning van de kijker. Dit komt overeen met de aanname van Bourdieu dat de lagere klassen een neigende afkeer hebben voor kunstwerken die een grote culturele investering verlangen van de kijker. Ook de frequenties indiceren zodoende dat sommige genres inderdaad meer aanspreken tot mensen van een hogere, dan wel lagere, klassepositie. Overige voorkeuren Uit de regressieanalyses blijkt dat het aantal blockbusters dat men heeft gezien, significant afneemt naarmate men een hogere beroepsfunctie vervult. De hypothese dat mensen met een lagere klassepositie een voorkeur vertonen voor ‘blockbusters’ wordt zodoende bevestigd, met de nuancering dat economisch kapitaal van doorslaggevend belang is. Er lijkt echter geen verband te bestaan tussen het aantal bekeken blockbusters en de hoogst voltooide opleiding. Een mogelijke sociologische verklaring hiervoor is dat hoger opgeleiden er een breed filmisch cultureel patroon op nahouden. Dit beeld wordt bevestigd door de statistische resultaten. Mensen met een hogere klassepositie bezoeken vaker zowel een filmhuis als een grote commerciële bioscoop, dan mensen met een lagere klassepositie. Het opleidingsniveau speelt hierbij een statistisch, sterk significante rol. Mensen met een lagere klassepositie richten zich voornamelijk op één soort bioscoop: de grote commerciële bioscoop. Het percentage respondenten dat uitsluitend de Pathé-bioscoop bezoekt neemt af naarmate de hoogst voltooide opleiding, de beroepscategorie en het besteedbare inkomen van de respondenten
67
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
toeneemt. Dit beeld vindt ook ondersteuning binnen de interviews. De drie lager opgeleide respondenten gaan voornamelijk, of uitsluitend, naar de grote commerciële bioscoop. De regressieanalyse van het aantal bekeken filmhuisfilms, bevestigen de hypotheses dat mensen met een hogere klassepositie een voorkeur vertonen voor het filmhuis. Het aantal bekeken filmhuisfilms neemt significant sterk toe naarmate men hoger is opgeleid. Het gaat hier dus om mensen met een hoge klassepositie opgemaakt uit relatief veel cultureel kapitaal. De beschreven resultaten indiceren dat mensen met een hogere klassepositie er een bredere filmische smaak op na houden dan mensen met een lagere klassepositie. Binnen de eerstgenoemde groep lijken mensen met veel cultureel kapitaal (met een hogere voltooide opleiding) er een bredere filmische smaak op na houden dan mensen met veel economisch kapitaal (met een hoger inkomen en een hogere functie op de arbeidsmarkt). De resultaten indiceren tegelijkertijd dat het publiek van de filmhuizen voornamelijk bestaat uit mensen met veel cultureel kapitaal (een hogere voltooide opleiding). De verdeling binnen de interviews van bezoek naar opleiding bevestigt ook het beeld dat voornamelijk hoger opgeleiden naar het filmhuis gaan. Dit beeld leeft zelf ook onder de respondenten. De drie lager opgeleide respondenten typeerden het filmhuispubliek als intellectueel of hoog opgeleid. Volgens Bourdieu richtten de hogere klassen zich voornamelijk op hoge kunst. Deze aanname correspondeert niet meer met de actualiteit binnen de filmkunst. Mensen met een hogere klassepositie vertonen weliswaar een voorkeur voor het filmhuis, maar bezoeken zowel het filmhuis als de grotere commerciële bioscoop. De lagere klassen bezoeken voornamelijk, of uitsluitend, de Pathé-bioscoop en vertonen een smallere filmische smaak. Dit sluit aan bij de empirische bevinding uit eerder genoemde studies dat de lagere statusgroepen minder ‘omnivoor’ zijn dan de hogere statusgroepen. De gevonden resultaten indiceren dus dat de hogere statusgroepen er een breed filmisch smaakpatroon op na houden. Dit komt weliswaar niet overeen met de aanname van Bourdieu dat de hogere klassen zich voornamelijk op de hoge kunst richtten, maar doet echter geen afbreuk aan zijn distinctiethese. Het onderzoek van Bourdieu liet immers ook zien dat leden van de hogere klassen in hun voorkeuren hoge en lage kunstvormen combineerden. De resultaten indiceren echter dat de mate waarin de hogere statusgroepen highbrow en lowbrow cultuur combineren is toegenomen. Omnivoriteit versus esthetische exclusiviteit De eerder beschreven empirische studies, gestart door Richard Peterson, hebben gedemonstreerd dat de hogere statusgroepen tegenwoordig niet een hoge mate van esthetische 68
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
exclusiviteit vertonen, maar een breed cultureel smaakpatroon. De reeds beschreven voorkeuren van filmbezoek bevestigen dit beeld. Bovendien gaven twee van de drie hoger opgeleide respondenten aan dat hun filmsmaak breder is geworden gedurende de levensloop. Ook voor de respondent die het middelbaar beroepsonderwijs heeft afgerond, geldt hetzelfde. De smaak is hetzelfde gebleven voor de laagst opgeleide respondenten. Ook de statistische analyses in dit onderzoek bevestigen het beeld van een breder cultureel smaakpatroon, omdat hypothese 9; mensen met een hogere klassepositie bekijken tegenwoordig meer blockbusters dan voorheen en vertonen zodoende een breder cultureel smaakpatroon, wordt aangenomen. De resultaten wijzen op een sterk significant verband tussen het ‘aantal blockbusters gezien’ en het interactie-effect ‘hoogst voltooide opleiding * geboortechort’. Het indiceert dat mensen die later zijn geboren meer blockbusters bekijken. Een sociologische verklaring hiervoor is dat de latere geboortecohorten onder andere omstandigheden zijn gesocialiseerd, waardoor men meer getypeerd wordt door een zekere openheid voor verschillende invloeden. Vanwege de tendens van toenemende tolerantie in de samenleving, zouden mensen die later geboren zijn meer open moeten staan voor lagere kunst. Zo ook voor de blockbuster. In plaats van een hoge mate van esthetische exclusiviteit, vertonen de hogere statusgroepen binnen de filmkunst een breder cultureel smaakpatroon. Dit betekent echter niet dat de onderzoeksresultaten afdoen aan de distinctietheorie. De onderzoeksgegevens geven namelijk, zoals later zal blijken, geen blijk van een doorbreking van statusgrenzen en een vermindering van hiërarchie. Definitie van kunst De interviews indiceren dat de definitie van kunst over het algemeen smaller wordt naarmate het opleidings- en beroepsniveau toeneemt. De definities in de interviews lopen van ‘heel breed’ (onderwijsniveau 1, beroepsniveau 2) naar ‘breed’ (onderwijsniveau 2, beroepsniveau 3), ‘redelijk breed’ (onderwijsniveau 3, beroepsniveau 4), ‘redelijk smal’ en ‘smal’ (onderwijsniveau 4, beroepsniveau 4). De twee laagst opgeleide respondenten zien kunde en bekwaamheid; iets maken wat weinig mensen kunnen, als voornaamste criterium. De hoger opgeleiden leggen de grens tussen kunst en vermaak bij originaliteit en de compositie van het beeld. Eén van hen legt nadrukkelijk de grens tussen kunst en vermaak bij het aanbod van het filmhuis en de grote commerciële bioscoop: alleen in het filmhuis draait echte kunst. Het is goed mogelijk dat mensen met een hogere klassepositie door middel van hun opvoeding en opleiding een habitus, een systeem van disposities, hebben gevormd, waarin
69
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
niet zozeer alleen de ‘hoge cultuur’ centraal staat, maar waarin men wel meer strikte, specifieke eisen stelt aan de waarde van cultuuruitingen. Eén hoogopgeleide respondent vormt een uitzondering op al het bovenstaande. Hij heeft een behoorlijk breed begrip van kunst. Kunst heeft voor hem, net als de lageropgeleide respondenten, een kwaliteitspredikaat; als het knap is gemaakt en als weinig mensen het kunnen. Een mogelijke sociologische verklaring hiervoor is sociale stijging. Van alle respondenten heeft hij de sociale ladder het hoogst beklommen. Zijn ouders hebben de MULO afgemaakt (opleidingsniveau 2) en zijn vader en moeder werkten respectievelijk als autoverkoper en baliemedewerker (beroepsniveau 3). Het opleidingsniveau van de respondent ligt hiermee twee categorieën hoger dan zijn ouders (lager middelbaar onderwijs tegenover hoger onderwijs) evenals zijn beroepsniveau (middelbare beroepen tegenover hogere beroepen). Het is goed mogelijk dat de respondent een ‘breed’ kunstbegrip heeft overgehouden aan de primaire socialisatie, omdat hij van huis uit minder heeft meegekregen om strikte, specifieke eisen te stellen aan de waarde van cultuuruitingen. De omnivoriteitsthese biedt ook een mogelijke sociologische verklaring. Het brede kunstbegrip van de respondent in kwestie strookt met de aanname dat mensen met een hogere klassepositie tegenwoordig in mindere mate esthetische exclusiviteit vertonen en er juist een breed cultureel smaakpatroon op na houden. Op basis van de hierboven uiteengezette, empirische bevindingen kan het eerste deel van de onderzoeksvraag worden beantwoord: wat zijn de overeenkomsten en verschillen in smaak tussen mensen van verschillende klasseposities met betrekking tot de filmkunst? Het antwoord luidt als volgt:
Mensen met een hogere klassepositie verkiezen vorm boven functie. De interviews indiceren dat zij de vormgeving en de visuele aspecten het belangrijkst achten. Het draait niet alleen om het ervaren van emoties, maar ook om de beelden, de regisseur, originaliteit en creativiteit.
Mensen met een lagere klassepositie verkiezen functie boven vorm. De interviews indiceren dat zij de functionele en inhoudelijke aspecten van een film het belangrijkst vinden. Het draait om het verhaal, de verbondenheid met de personages, het opgaan in de film, de spanning en aan het beeld gekluisterd zijn.
Mensen met een lagere klassepositie, waarbij de hoeveelheid cultureel kapitaal van doorslaggevend belang is, voelen zich meer aangesproken tot het genre actie/avontuur. De 70
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
frequenties van de genres die door de respondenten zijn betiteld als favoriet, indiceren dat hetzelfde geldt voor het genre sciencefiction.
Mensen met een hogere klassepositie, waarbij de hoeveelheid cultureel kapitaal van doorslaggevend belang is, voelen zich meer aangesproken tot de genres drama, surrealisme en documentaire, zo blijkt uit de frequenties van favoriete genres binnen de opleidingsniveaus.
Mensen met een hogere klassepositie vertonen een voorkeur voor het filmhuis en filmhuisfilms, maar bezoeken ook de grote commerciële bioscoop. Cultureel kapitaal is hierbij van doorslaggevend belang: het aantal filmhuisfilms gezien, neemt sterk toe naarmate men hoger is opgeleid.
Mensen met een lagere klassepositie vertonen een voorkeur voor ‘blockbusters’. De hoeveelheid economisch kapitaal is hierbij van doorslaggevend belang: het aantal bekeken blockbusters neemt af naarmate men een hogere functie vervult.
Mensen met een lagere klassepositie vertonen een sterke voorkeur voor de grote commerciële (Pathé) bioscoop.
Mensen met een hogere klassepositie vertonen tegenwoordig een breder cultureel smaakpatroon. De gegevens indiceren dat mensen die later zijn geboren meer blockbusters bekijken en zodoende een bredere filmsmaak vertonen. Mensen met een hogere klassepositie gaan niet uitsluitend naar het filmhuis, maar richten zich ook in toenemende mate op populaire kunst.
Mensen met een hogere klassepositie hebben vaak een smallere definitie van kunst dan mensen met een lagere klassepositie. De interviews indiceren dat de lager opgeleide respondenten kunde en bekwaamheid; iets maken wat weinig mensen kunnen, als voornaamste criterium zien, terwijl de hoger opgeleiden de grens tussen kunst en vermaak leggen bij originaliteit en de compositie van het beeld.
Distinctie Respondenten van verschillende klasseposities spreken vrijwel allemaal hun afkeuring uit over mensen die volgens hen een slechte smaak aanhangen. Respondent 1 betitelt mensen die van musicals houden als ‘vreemd’ en ‘zielig’. Respondent 2 vindt horrors, die hij omschrijft als films met veel zinloos geweld, sadisme en veel bloed, minderwaardig. Mensen die hiervan houden zijn zelf sadistisch ingesteld. Volgens Respondent 3 is sciencefiction alleen voor kinderen bedoeld. Respondent 5 spreekt afkeurend over mensen met slechte smaak (films met een slecht verhaal en slechte animatie): het zijn domme mensen, kinderen of dementen. 71
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
De lager opgeleide respondenten hebben met elkaar overeen dat ze zich onderscheiden op basis van bepaalde filmgenres, zoals: spaghettiwesterns, horror, musical en sciencefiction. De meerderheid van deze lager opgeleide respondenten is van lagere sociale afkomst en heeft een besteedbaar inkomen onder het Nederlandse gemiddelde (< €30.000). Twee hoger opgeleide respondenten onderscheiden zich op geheel eigen wijze van het hele publiek van een bepaalde soort bioscoop. Respondent 4, een hoger opgeleid individu met een artistiek beroep en een relatief laag inkomen (< €15.000), bezoekt voornamelijk de grote commerciële bioscoop en onderscheid zich van het publiek van het filmhuis. Hij keurt het af als mensen zich proberen te onderscheiden met behulp van hun smaak. Hij heeft sterk het gevoel dat filmhuisbezoekers zichzelf betere mensen voelen vanwege hun betere filmsmaak: “…dit zijn de betere films, dit is de betere bioscoop. Ik zit hier dus dan ben ik ook een beter mens.” De respondent heeft dit gevoel niet in de grote commerciële bioscoop: “Nou, hier [Pathé de Munt] heb ik niet dat ik oppik…dit zijn mensen die zich een tikkie beter vinden vanwege hun filmsmaak.” Respondent 5, een hoger opgeleide student met een relatief laag inkomen (< €15.000), bezoekt uitsluitend het filmhuis. Hij onderscheidt zich van mensen die van films met een slecht verhaal en slechte animatie houden en van het publiek van de grote commerciële bioscoop als geheel. Hij schetst een beeld van schreeuwende, popcorn-etende gastjes in de grote commerciële bioscoop tegenover leukere, fatsoenlijke, bewustere mensen in de filmhuizen. Deze gegevens indiceren enerzijds dat mensen met veel cultureel kapitaal die uitsluitend het filmhuis bezoeken, meer geneigd zijn om zich te onderscheiden van het publiek van de grote commerciële bioscoop, terwijl anderzijds mensen met veel cultureel kapitaal die voornamelijk de grote commerciële bioscoop bezoeken, eerder geneigd zijn om zich te onderscheiden van het filmhuispubliek. Tot slot onderscheid de hoog opgeleide respondent, met een lagere sociale afkomst en een relatief hoog inkomen, zich niet expliciet is artistieke termen, maar wel in morele termen. Respondent 6, de respondent in kwestie, vindt bloederige horrorfilms getuigen van slechte smaak en kan zich niet voorstellen “…dat je dat met je geest verzint om zulke films te maken, zulke scripts te schrijven…” Wat opvalt is dat alle respondenten tolerante uitspraken doen, terwijl zij zich tegelijkertijd afkeurend uitlaten en in een zekere mate onderscheiden. Men lijkt zich niet expliciet te willen verheffen boven andere mensen. Alle respondenten benadrukken namelijk hun tolerante houding tegenover mensen met een anders smaak. ‘Smaken verschillen’ krijgt de nadruk. Iedereen moet elkaar accepteren zoals ze zijn. “Jij dit, ik dat.” (respondent 1). 72
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
“Nou, ik ken die mensen niet….” (respondent 2). “…ik denk dat elke film wel een boodschap heeft over te brengen op wat voor manier dan ook.” “En de mensen die…aangetrokken worden tot die films, om dat te gaan bekijken, die vinden het niet minderwaardig, voor hun heeft het een meerwaarde.” (respondent 3). “Nee, niet slechte smaak…gewoon een slechte film.” (respondent 4). “…minderwaardige mensen bestaan volgens mij niet.” (respondent 5). “O, dat moeten ze gewoon doen. Ja, nee, absoluut.” (respondent 6). Zoals eerder beschreven, heeft de verschuiving naar een tolerantere samenleving gezorgd voor een meer pluralistisch cultuurbegrip. Er zijn echter nog altijd grenzen aan dit pluralistische cultuurbegrip. Mensen doen wel tolerante uitspraken, maar spreken tegelijkertijd de meest sterke waardeoordelen uit over andere mensen, dan wel op artistieke of morele gronden. Op basis van de bevindingen kan het tweede deel van de onderzoeksvraag worden beantwoord: in hoeverre gebruikt men smaak als distinctiemiddel? Alle respondenten onderscheiden zich van, en spreken hun afkeuring uit over, mensen met slechte smaak. De manier waarop lijkt te zijn verbonden aan klassepositie. De gegevens indiceren dat lager opgeleide mensen, met een lagere sociale achtergrond en een relatief laag inkomen, zich onderscheiden van de aanhangers van bepaalde genres binnen de filmkunst. Terwijl de respondenten met veel cultureel kapitaal zich lijken te onderscheiden van bredere groepen aan de hand van plekken waar films kunnen worden bezichtigd. De respondenten, van verschillende klasseposities, laten zich voornamelijk negatief uit over propagandafilms, pornofilms, films met veel zinloos geweld of films die discrimineren, haatgevoelens oproepen en vrouwen als seksobjecten neerzetten. De respondenten beschouwen eigenlijk alleen deze films als minderwaardig. Deze gegevens indiceren dat mensen van verscheidene klasseposities zich tegenwoordig sterker op basis van morele termen onderscheiden dan aan de hand van artistieke termen. Het onderzoek indiceert dat statusgrenzen en culturele scheidslijnen nog altijd aanwezig zijn binnen kunstgenres. Smaakvoorkeuren verschillen binnen de filmkunst naar klassepositie, net als de definitiebreedte van kunst. Mensen met een hogere klassepositie zijn zich in de loop der tijd meer gaan richten op populaire cultuur, maar er is geen bewijs dat een breder smaakpatroon onder de hoger opgeleiden heeft geleid tot minder uitsluiting binnen de filmkunst. Mensen blijven zich onderscheiden. De manier waarop lijkt echter te zijn veranderd. Het uiten van artistieke kennis over films heeft als onderscheidingsmiddel niet meer de overhand. Morele distinctie, distinctie op morele gronden, lijkt de overhand te hebben gekregen op artistieke distinctie. 73
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
Slotwoord Tot slot, moet de validiteit van het onderzoek worden besproken. De beperkte grootte van het onderzoek verplicht mij het één en ander te zeggen over de geldigheid. Er zijn grenzen aan de externe validiteit: de generaliseerbaarheid van de uitkomsten. De resultaten van het onderzoek zijn tijdsgebonden en kunnen, meestal, vanwege de grootte van de steekproef, niet gegeneraliseerd worden naar de onderzoekspopulatie. Het kan hoogstens gelden als een indicatie. Vanwege de beperkte opzet van een masterscriptie ontkomt men hier helaas niet aan. Desalniettemin, heb ik getracht om te voldoen aan de kwaliteitscriteria voor sociologisch kwantitatief en kwalitatief onderzoek.140 Ik heb het onderzoeksproces zo nauwkeurig en transparant mogelijk beschreven, wat mijn inziens heeft geleid tot een hoge mate van repliceerbaarheid. Daarnaast heb ik bij de operationalisering stil gestaan bij de construct validiteit. Dit richt zich op de vragen: meet je wat je denkt te meten? En: hoe meet je een begrip? Het belangrijkste begrip was klassepositie. Aan de hand van de indicatoren opleidingsniveau, beroep en inkomen kan een goede inschatting worden gemaakt van iemands klassepositie. Ik ben daarom sterk overtuigd van een goede meetvaliditeit. Daarnaast heb ik continu stilgestaan bij de verklarende kracht van regressiemodellen en causaliteit. De interne validiteit is zodoende ook besproken: veroorzaakt X wel Y of komt het (ook) door iets anders? Tot slot, hebben mijn eigen waarden niet een rol gespeeld in het onderzoek en gezorgd voor objectiviteit. Dit is vanaf het vertrekpunt duidelijk gemaakt. Als besluit wil ik de mensen van harte bedanken die behulpzaam zijn geweest. Allereerst, de scriptiebegeleiding. Nico Wilterdink heeft me uitstekend begeleid en van deskundige feedback voorzien. Mijn dank hiervoor. Hij gaf mij in het begeleidingsproces grote vrijheid om zelfstandig te werken. Bedankt voor het vertrouwen. Daarnaast wil ik Marcel van den Haak bedanken voor zijn feedback bij het opstellen van de vragen voor het gestructureerde interview. Chip Huisman heeft mij goed op weg geholpen met zijn statistische uitleg. De ‘statistical dummy refresher course’ was essentieel om de statistiek opnieuw te doorgronden. Bedankt voor de tijd en moeite. Ik wil Karin Franssen van de Nederlandse Vereniging van Filmdistributeurs bedanken voor het aanleveren van alle benodigde filmgegevens. Ruben de Ruiter: bedankt voor je hulp bij het afnemen van de enquêtes. Je had niet direct zelf een belang bij de medewerking en dat getuigt van goede vriendschap. Bedankt voor 140 Zie de kwaliteitscriteria van onder andere LeCompte en Goetz (1982) en Guba en Lincoln (1981) in Bryman, A., Social Research Methods, pp. 28-30
74
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
je enthousiasme. Ik wil Oleńka Brugman in het bijzonder bedanken voor haar liefdevolle, eindeloze steun en inspiratie. Tot slot wil ik al de respondenten, die ik vanwege de beloofde anonimiteit niet bij naam kan noemen, bedanken voor hun medewerking en informatie. De respondenten die een interview hebben afgegeven, wil ik in het bijzonder bedanken. Zonder hen was dit onderzoek niet mogelijk geweest.
75
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
Literatuur Allen, M.P, Lincoln, A.E., Critical Discourse and the Cultural Consecration of American Films, Social Forces, Vol. 82, No. 3 (Maart 2004), pp. 871-893 Allison, P.D., Multiple Regression: A Primer ( Pine Forge Press, 1999) Becker, H.S, Art Worlds (University of California Press, Berkeley, 1982) Berger, P., Luckmann, T., The Social Construction of Reality (Penguin Books, New York, 1966) Bordwell, D., Thompson, K., Film Art: An Introduction. (Addison-Wesley Publishing Company, 1979) Bourdieu, Distinction; A Social Critique of the Judgement of Taste (Routlegde Taylor & Francis Group, 2006) Bryman, A., Social Research Methods (second edition) (Oxford University Press, 2004) CBS, Standaard beroepenclassificatie, 1992 CBS, Standaardonderwijsindeling SOI-1978, deel 2. Editie 1986 CBS, Opleidingsniveaus van de SOI- 2006 Dibbets, K., Maden, van der, F., (red.) - Geschiedenis van de Nederlandse film en bioscoop tot 1940 (Het Wereldvenster, 1986) Eijck, K. Van, Knulst, W., No more need for snobbism: highbrow cultural participation in a taste democracy. European Sociological Review, Vol. 21, No. 5 (Nov., 2005), pp. 513-528 Van Eijck, K., Bargeman, B., The changing impact of social background on lifestyle: “culturalization” instead of individualization. Hicks, A., Petrova, V., Auteur discourse and the cultural consecration of American films, Poetics, Vol. 34 (2006), pp. 180-203 Hofstede, B., In het wereldfilmstelsel. Identiteit en organisatie van de Nederlandse film sedert 1945 (Uitgeverij Eburon, Delft, 2000) Houtman, D., Achterberg, P. The politics of the omnivores. Elite culture, popular culture, and libertarianism (2004) Janssen, S., Vervagende grenzen. De classificatie van cultuur in een open samenleving. In: Boekman, Tijdschift voor kunst, cultuur en beleid. 17e jaargang, 2005, Vol. 65, pp. 6-20
76
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
Monaco, J., Film. Taal, techniek, geschiedenis. (Het Wereldvenster, Houten, 1984) Orginele titel: How To Read a Film (Oxford University Press Inc., New York, 1977) Nederlandse Vereniging van Filmdistributeurs, Teleport Boulevard 110, Postbus 59329 1040 KH te Amsterdam. www.filmdistributeurs.nl, www.nfcstatistiek.nl Peterson, R.A., Kern, R.M., Changing Highbrow taste: from snob to omnivore. American Sociological Review, Vol. 61, No. 5 (Okt., 1996), pp. 900-907 Peterson, R.A., Simkus, A., How Musical Tastes Mark Occupational Groups. In: Lamont, M., Fournier, M. (red.), Cultivating Differences: Symbolic Boundaries and the Making of Inequality (University of Chicago, 1992), pp. 152-186. Seaver, R., Lane, H.R., Manifestoes of Surrealism (Ann Arbor University of Michigan Press, 1969) Van der Stichele, A. Laermans, R., Cultural participation in Flanders: testing the cultural omnivore thesis with population data. Poetics, Vol. 34, 2006, pp.45-64 Stienen, F., Schaamteloos elitair. In: Boekman, Tijdschift voor kunst, cultuur en beleid. 17e jaargang, 2005, Vol. 65, pp. 69-75 Swaan, A. de, Alles is in beginsel overal (maar de mosselman is nergens meer): over het internationaal cultuurstelsel en het nationaal cultuurbeleid. In: Heilbron, J., Vries, G. de (red.), De draagbare De Swaan (Uitgevrij Bert Bakker, Amsterdam, 2008) Swaan, A. de, Kwaliteit is klasse: de sociale wording en werking van het cultureel smaakverschil. In: Heilbron, J., Vries, G. de (red.), De draagbare De Swaan (Uitgevrij Bert Bakker, Amsterdam, 2008) Swaan, A. de, Uitgaansbeperking en uitgaansangst. Over de verschuiving van bevelshuishouding naar onderhandelingshuishouding. In: Heilbron, J., Vries, G. de (red.), De draagbare De Swaan (Uitgevrij Bert Bakker, Amsterdam, 2008) Thomas, W.I., Thomas, D.S., The child in America: Behavior problems and programs (New York, Knopf, 1928), pp. 571-572 Wallace, R.A., Wolf, A., Contemporary Sociological theory: Expanding the Classical Tradition (Pearson Education, Inc., New Jersey, 2006) Werfhorst, H. van der, Logistische regressie: een handleiding voor beginners (Universiteit van Amsterdam, juni 2005) Wilterdink, N., Blijvende grenzen. In: Boekman, Tijdschift voor kunst, cultuur en beleid. 17e jaargang, 2005, Vol. 65, pp. 36-40
77
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
Bijlage 1: enquête Geslacht: M / V (In te vullen door onderzoeker) Wat is uw geboortejaar? _______ Wat is uw hoogst voltooide opleiding? HAVO (hoger algemeen voortgezet onderwijs) HBO (hoger beroepsonderwijs) HBS (hogere burgerschool) HTS (hogere technische school) LAVO (lager algemeen voortgezet onderwijs) LO (lager onderwijs) LBO (lager beroepsonderwijs) LTS (lagere technische school)
MAVO (middelbaar alg. voortgezet onderwijs) MBO (midelbaar beroeps onderwijs) (M)ULO (meer uitgebreid lager onderwijs) MTS (middelbare technische school) VGLO (voortgezet gewoon lager onderwijs) V(M)BO (voorbereidend middelbaar beroepsonderw.) VWO (voorbereidend wetensch. onderwijs) WO (wetenschappelijk onderwijs)
Wat is uw beroep? _________________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________ Wat is de hoogst voltooide opleiding en beroep van uw vader? Opleiding (kies een bovenstaande categorie): _______________________________________ Beroep: _____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ Wat is de hoogst voltooide opleiding en beroep van uw moeder? Opleiding (kies een bovenstaande categorie): _______________________________________ Beroep: _____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ Wat is het jaarlijkse besteedbare inkomen van uw huishouden? Minder dan €10.000 €10-15.000 €15-20.000
€20-30.000 €30-40.000 €40-50.000
€50-60.000 Meer dan € 60.000
Hoe vaak bezoekt u gemiddeld een bioscoop of filmhuis? Eén keer per week of meer Eén keer in de 2 weken Eén keer in de 3 weken Eén keer per maand
Eén keer in de twee maanden Eén keer in de drie maanden Eén keer in de zes maanden Eén keer per jaar of minder
Welk type bioscoop heeft u wel eens bezocht? Pathé Filmhuis
Filmmuseum Anders
Bijvoorbeeld:
(Tuschinksi, Arena, de Munt)
(Cinecenter, De Balie, Ketelhuis, Rialto) (Cinerama, Vondelpark) (Kriterion, Filmtheater de Uitkijk)
78
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
Wat zijn uw favoriete filmgenres als u er drie moet uitkiezen? Animatie Actie/Avontuur Documentaire Drama Horror Anders:
Komedie Misdaad / Thriller Mysterie Romantiek Sciencefiction
Surrealisme Oorlogsfilm Western
Wat interesseert u het meest in een film? Rangschik de onderstaande onderwerpen van: 1 (meest interessant) tot 4 (minst interessant). Acteurs Regisseur Plot Vormgeving
Welke films in deze lijst heeft u gezien? Geef die films een cijfer van 1 (zeer slecht) tot 10 (zeer goed). Geef voor elke film, indien bekend, de namen van de regisseur en de acteur(s).
Film Anonyma - Eine Frau in Berlin Drama / Oorlog - 2008
Gezien
Cijfer
Regisseur
Acteurs
Bloody Mondays & Strawberry Pies Documentaire - 2008
Calimucho Drama – 2008
Caos Calmo (Quiet Chaos) Drama – 2008
The Dark Knight Actie / Misdaad - 2008
Day The Earth Stood Still Drama / Science-Fiction - 2008
Der Baader Meinhof Komplex Drama / Misdaad - 2008
79
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
Film Entre les murs Drama – 2008
Gezien
Cijfer
Regisseur
Acteurs
Indiana Jones & The Kingdom Of The Crystal Skull Actie / Avontuur - 2008
Il y a longtemps que je t'aime (I've Loved You So Long ) Drama - 2008
Into the wild Drama / Avontuur - 2007
The Kite Runner Drama – 2007
Le Scaphandre et le papillon (The Diving Bell and the Butterfly) Drama – 2007
Madagascar: Escape 2 Africa Animatie /Avontuur - 2008
Mamma Mia! The Movie Muziek / Komedie - 2008
Oorlogswinter Oorlog / Avontuur - 2008
Quantum Of Solace (James Bond 22) Actie / Thriller - 2008)
Rightous Kill Misdaad / Drama - 2008
Saw V Horror / Thriller - 2007
Seven Pounds Drama – 2008
80
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
Film Sex And The City: The Movie Komedie / Romantiek - 2008
Gezien
Cijfer
Regisseur
Acteurs
Le Silence de Lorna (The Silence of Lorna) Drama – 2008
Un conte de Noël Drama – 2008
Versailles Drama – 2008
Vicky Cristina Barcelona Drama / Komedie - 2008
Yes Man Komedie -2008
Tot slot. Bent u wellicht geïnteresseerd in een kort diepte-interview (ca. 15 min ) over hetzelfde onderwerp? Nee Ja. Naam:___________________________________________________________ Telefoonnummer: ___________________________
Doorgevoerde wijzigingen ten opzichte van pilot-enquête - De genres ‘misdaad’ en ‘thriller’ werden samengevoegd tot een categorie ‘misdaad/thriller’. Dit kon nog worden veranderd, omdat de 10 respondenten tot dan toe niet beide hebben aangekruist als favoriete genre, dat op zichzelf ook een indicatie is dat de genres vaak samenvallen. De respondenten hebben immers tot nu toe niet misdaad en thriller bewust van elkaar onderscheiden - Het genre ‘Film-Noir’ werd verwijderd. Het genre werd niet genoemd.
81
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
Bijlage 2: gestructureerd interview Voor alle respondenten - Van wat voor soort films houdt u? Waarom? - Wat vindt u er mooi/bijzonder aan? - Van wat voor soort films houdt u niet of minder en waarom? - Is uw filmsmaak in de loop van uw leven veranderd? - Van wat voor films houden de mensen met wie u veel omgaat (familie, vrienden)? - Komt uw smaak daarmee grofweg overeen? - Beschouwt u de films die u mooi vindt ook als kunst? Waarom wel/niet? - Zijn er ook films die niet/wel kunst zijn? Welke zijn dit? - Zijn bepaalde films volgens u minderwaardig? Waarom? - Getuigen bepaalde films volgens u van een slechte smaak? Welke zijn dat? - Wat voor mensen houden van dat soort films, denkt u? - Wat vindt u van deze mensen? Buiten de grote bioscopen om, zoals Pathe, bestaan er ook kleinere bioscopen. In Amsterdam zijn dit onder andere de Rialto, Cinecenter, het Ketelhuis en de Uitkijk. Deze bioscopen worden filmhuizen genoemd. -
Bezoekt u wel eens een filmhuis? Hoe vaak?
Voor liefhebbers populaire films - Wat voor soort films worden volgens u in de filmhuizen vertoond? - Wat vindt u van deze filmhuisfilms? - Films die in het filmhuis draaien worden vaak als echte kunst gezien. Wat vindt u daarvan? Voor liefhebbers filmhuis - Is er volgens u een verschil tussen de films in gewone bioscopen en in de filmhuizen? Wat voor verschil? - Wat vindt u van films die niet in, of buiten, het filmhuis, maar in de grotere bioscopen worden vertoond? - Houdt u ook van deze meer populaire films? Van welke wel/niet? Waarom? - Populaire films, die niet in het filmhuis worden gedraaid, worden vaak niet als echte kunst gezien? Wat vindt u daarvan?
82
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
Bijlage 3: codeboek Geslacht: 0 = Man 1 = Vrouw Geboortejaar 19xx Wat is uw hoogst voltooide opleiding?141 0 = Geen 1 = Lager onderwijs LO 2 = Lager middelbaar onderwijs LTS, LBO, MAVO, LAVO, MULO, VGLO, VMBO 3 = Hoger middelbaar onderwijs MTS, MBO, HAVO, VWO, HBS 4 = Hoger onderwijs HTS, HBO, WO Wat is uw beroep? 0 = Geen 1 = Elementaire beroepen 2 = Lagere beroepen 3 = Middelbare beroepen 4 = Hogere beroepen 5 = Wetenschappelijke beroepen
Zie: CBS Standaard beroepenclassificatie 1992 systematische lijst van beroepen
Wat is de hoogst voltooide opleiding en beroep van uw vader en moeder? Zie bovenstaande tabellen. Wat is het jaarlijkse besteedbare inkomen van uw huishouden? 1 = Minder dan €10.000 2 = €10-15.000 3 = €15-20.000 4 = €20-30.000 5 = €30-40.000 6 = €40-50.000 7 = €50-60.000 8 = Meer dan € 60.000 Hoe vaak bezoekt u gemiddeld een bioscoop of filmhuis? 1 = Eén keer per jaar of minder 2 = Eén keer in de zes maanden 3 = Eén keer in de drie maanden 4 = Eén keer in de twee maanden 5 = Eén keer per maand 6 = Eén keer in de 3 weken 7 = Eén keer in de 2 weken 8 = Eén keer per week of meer
141
De indeling van opleidingen in categorieen is gebaseerd op de standaardonderwijsindeling van de CBS: CBS, standaardonderwijsindeling soi-1978, deel 2. Editie 1986. O.a. te downloaden op de site van de Radboudt Universiteit Nijmegen: /www.ru.nl/aspx/download.aspx?File=/contents/pages/488829/indelingonderwijsniveausp51.pdf CBS, Opleidingsniveaus van de SOI 2006. Te downloaden van de cbs site: www.cbs.nl/NR/rdonlyres/80CE9F0A-6ADD-4AFE-AFDB-BAD17E0516AE/0/2008iveauindeling0809.pdf
83
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
Welk type bioscoop heeft u wel eens bezocht? 0 = Nee 1 = Ja Pathé Filmhuis 0 = Nee 1 = Ja 0 = Nee 1 = Ja Filmmuseum 0 = Nee 1 = Ja Anders
Wat zijn uw favoriete filmgenres als u er drie moet uitkiezen? 0 = Nee 1 = Ja Animatie 0 = Nee 1 = Ja Actie/Avontuur 0 = Nee 1 = Ja Documentaire 0 = Nee 1 = Ja Drama 0 = Nee 1 = Ja Horror 0 = Nee 1 = Ja Komedie 0 = Nee 1 = Ja Misdaad/Thriller 0 = Nee 1 = Ja Mysterie 0 = Nee 1 = Ja Romantiek 0 = Nee 1 = Ja Sciencefiction 0 = Nee 1 = Ja Surrealisme 0 = Nee 1 = Ja Oorlogsfilm 0 = Nee 1 = Ja Western 0 = Nee 1 = Ja Anders
Wat interesseert u het meest in een film? Acteurs 1 = meest interessant 2 = behoorlijk interessant 3 = weinig interessant 4 = minst interessant Regisseur Zie ‘acteurs’ Plot Vormgeving
Welke films in deze lijst heeft u gezien? Geef die films een cijfer. Geef voor elke film, indien bekend, de namen van de regisseur en de acteur(s). 0 = Nee 1 = Ja Film A – Gezien Film A – Cijfer 1 = zeer slecht t/m 10 = zeer goed 0 = Nee 1 = Ja Film A – Regisseur benoemd 0 = Nee 1 = Ja, één 2 = Ja, twee 3 = Ja, drie Film A – Acteurs benoemd acteur
Film B, C, …
acteurs
of meer acteurs
Idem
Tot slot. Bent u wellicht geïnteresseerd in een kort diepte-interview (ca. 15 min ) over hetzelfde onderwerp? 0 = Nee 1 = Ja
Locatie van enquêteren respondent: 1 = Pathe 2 = Filmhuis
84
Bijlage 4: beargumentatie categorisering films François Stienen beschrijft in zijn artikel Schaamteloos elitair enkele belangrijke begrippen waarmee men kan bepalen of een film behoort tot de ‘hoge cultuur’(filmhuisfilm) en de ‘lage cultuur’(blockbuster).142 De begrippen zijn het aantal kopieën in omloop, het aantal bezoekers, de opbrengst, onderscheidingen, de grootte van de distributeur en de grootte van het budget. Er bestaat volgens Stienen ook een tussencategorie: de cross-overfilm. Het betreft ‘een soort duivelspact tussen commercialiteit en artisticiteit. Commercieel gezien gaat het in de meeste gevallen om Amerikaanse producties, met middelgrote budgetten, van tussen de 10 en 50 miljoen dollar. Ze onderscheiden zich op artistiek vlak van de blockbuster, in die zin dat de regisseur wel de ruimte heeft om eigenzinnige keuzes te maken met betrekking tot zaken als het scenario en de beeldtaal. In de meeste gevallen wordt ook een arthousefilm gedragen door een of meerdere sterren en is er een ruim pr-budget beschikbaar om de film, zoals dat heet, goed in de markt te kunnen zetten.’143 Door het afwegen van de, door Stienen beschreven, begrippen zal worden bepaald welke films uit het onderzoek filmhuisfilms, blockbuster en cross-overfilms zijn. Het onderscheid wordt in de onderstaande tabellen aangeduid met respectievelijk de kleuren groen, oranje en rood.
Estimated Production Budget Aantal kopieën in omloop (NL) Aantal bezoekers Opbrengst Grootte van de distributeur Onderscheidingen Sterren als hoofdrolspelers
Filmhuisfilms < €6.500.000 8 - 22 < 150.000 < €1.000.000 Klein, gesubsidieerd Ja (op 2 na) Nee
Blockbuster < $200.000.000 46 - 192 < 990.000 < €6.981.332 Groot Nee (op 1 na) Ja
Cross-overfilms ± $15.000.000 23 - 26 < 170.000 €990.000 - €1.200.000 Klein Ja Ja
De film Der Baader Meinhof Komplex kwam ook in aanmerking voor de label cross-overfilm. Na afwegen heb ik de film alsnog betiteld als filmhuisfilm, vanwege het relatief lage aantal bezoekers, de relatief lage opbrengst en het ontbreken van zeer bekende hoofdrolspelers.
142 143
Stienen, F., Schaamteloos elitair. In: Boekman, Tijdschift voor kunst, cultuur en beleid. 17e jaargang, 2005, Vol. 65, pp. 69-75Stienen, F., Schaamteloos elitair. In: Boekman, Tijdschift voor kunst, cultuur en beleid. 17e jaargang, 2005, Vol. 65, p. 73
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
Film
Distributeur
Estimated Production Budget144
Aantal kopieen (max)
Release Date (Nederland)
Admissions (tot 29 april 2009)
Box office in € (tot 29 april 2009)
Sterren145
Filmprijzen146
Anonyma - Eine Frau in Berlin Bloody Mondays & Strawberry Pies
A-Film Distribution
-
15
15-01-2009
8.155
51.257
NEE
-
Cineart
-
8
08-01-2009
3.012
20.447
NEE
Nederlands Film Festival – winnaar Gouden Kalf 2008 (Beste Lange Documentaire)
8
11-09-2008
3.323
17.500
NEE
Prijs van de Nederlandse Filmkritiek 2008 Berlin International Film Festival 2008 nominatie Gouden Beer
Calimucho
A-Film Distribution
Caos Calmo
Cineart
€5,500,000
12
28-08-2008
49.476
287.756
NEE
The Dark Knight
Warner Bros
$185,000,000
91
24-07-2008
598.706
4.971.267
JA
-
Day The Earth Stood Still
Fox Film
$80,000,000
96
11-11-2008
210.908
1.658.634
JA
-
€350,000
147
Der Baader Meinhof Komplex
A-Film Distribution
Entre les murs
Cineart
Indiana Jones & The Kingdom Of The Crystal Skull
Universal Pictures Int.
Il y a longtemps que je t'aime
Benelux Film Distribution
-
22
05-06-2008
147.024
932.649
NEE
Into the wild
A-Film Distribution
$15,000,000
23
24-04-2008
170.539
1.201.198
JA
The Kite Runner
Universal Pictures Int.
$20,000,000
88
10-01-2008
642.780
4.753.715
NEE
€20,000,000
$3,000,000
148
$125,000,000
27
20-11-2008
32.457
223.298
NEE
19
27-11-2008
89.105
593.978
NEE
136
22-05-2008
579.322
4.414.478
JA
Academy Awards, USA Nominated Best Foreign Language Film of the Year Germany. 2009 BAFTA Film Award 2009 Nominated Best Film Not in the English Language Academy Awards, USA 2009 Nominated Best Foreign Language Film of the Year Cannes Film Festival 2009 Won Gouden Palm BAFTA Film Award 2009 Won Best Film Not in the English Language Berlin International Film Festival – 2009 Nominated Golden Berlin Bear Broadcast Film Critics Association Awards – 2008 nominated Critics Choice Awards Best Picture, Best Director BAFTA Film Award 2008 Nominated Best Film Not in the English Language Broadcast Film Critics Association Awards 2008
144
Bron: www.imdb.com, behalve als anders aangegeven. Betreft de vraag: spelen er wereldbekende acteurs in de film? 146 Betreft noemenswaardige filmprijzen in categorieën beste film, beste regisseur, te weten: Academy Awards, BAFTA Awards, Berlin International Film Festival, Broadcast Film Critics Association Awards, Cannes Film Festival Nederlands Film Festival 147 Bron: http://www.screendaily.com/dutch-film-fund-explains-details-for-168m-matching-fund/4030577.article 148 Bron: http://www.wickedlocal.com/plymouth/archive/x1732141785/Plimoth-cinema-The-Class-Entre-les-murs 145
86
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
Nominated Critics Choice Awards Best Picture
The Diving Bell and the Butterfly
A-Film Distribution
-
18
13-09-2007
44.739
271.171
NEE
Academy Awards, USA Nominated Best Achievement in Directing 2008 BAFTA Film Award 2008 Nominated Best Film Not in the English Language Broadcast Film Critics Association Awards – 2008 Won Critics Choice Awards Best Foreign Language Film, nominated Best Picture, Best Director Cannes Film Festival 2007 nominated Golden Palm, won best director
Madagascar: Escape 2 Africa Mamma Mia! The Movie
Universal Pictures Int.
$150,000,000
192
19-11-2008
941.351
6.475.366
JA
-
$52,000,000
110
17-07-2008
989.928
6.630.032
JA
-
€4,000,000
102
27-11-2008
824.022
6.106.986
NEE
-
$200,000,000
148
06-11-2008
893.431
6.981.332
JA
-
$55,000,000
46
15-01-2009
78.842
589.264
JA
-
$65,000,000
109
12-06-2008
493.001
3.998.511
JA
-
Oorlogswinter Quantum Of Solace Seven Pounds
Universal Pictures Int. Benelux Film Distribution Sony Pictures Releasing Sony Pictures Releasing
Sex And The City: The Movie
Paradiso
Le Silence de Lorna
Cineart
€4,000,000
149
7
16-10-2008
18.102
118.139
NEE
Un conte de Noël
Independent Films
€6,360,000
150
3
11-12-2008
4.763
32.116
NEE
Versailles
Benelux Film Distribution
€2,000,000
5
01-01-2009
3.624
22.201
NEE
Vicky Cristina Barcelona
Cineart
$15,500,000
26
11-12-2008
137.368
990.088
JA
Yes Man
Warner Bros
$70,000,000
89
08-01-2009
389.733
2.978.781
JA
Cannes Film Festival 2008 nominated Golden Palm, won Best Screenplay Broadcast Film Critics Association Awards 2009 nominated Critics Choice Awards Best Foreign Language Film Cannes Film Festival 2008 nominated Golden Palm Broadcast Film Critics Association Awards – 2009 Critics Choice Award nominated Best Comedy Movie -
Bron: Nederlandse Vereniging van Filmdistributeurs, Teleport Boulevard 110, 1043 EJ Amsterdam, www.filmdistributeurs.nl, www.nfcstatistiek.nl
149 150
Bron: http://cineuropa.org/newsdetail.aspx?documentID=80275 Bron: http://www.ecranlarge.com/box_office-movie-7799.php
87
Bijlage 5: SPSS syntax Compute oplnivouders = max(opleiding_vader, opleiding_moeder). exe. Compute beroepouders = max(beroep_vader, beroep_moeder). exe. reliability/var opleiding beroep inkomen beroepouders oplnivouders. ==> Cronbachs alfa REGRESSION /MISSING LISTWISE /STATISTICS COEFF OUTS R ANOVA /CRITERIA=PIN(.05) POUT(.10) /NOORIGIN /DEPENDENT Totaal_aantal_acteurs_benoemd /METHOD=ENTER Inkomen /METHOD=ENTER Beroep /METHOD=ENTER Opleiding oplnivouders beroepouders . REGRESSION /MISSING LISTWISE /STATISTICS COEFF OUTS R ANOVA /CRITERIA=PIN(.05) POUT(.10) /NOORIGIN /DEPENDENT Totaal_aantal_regisseurs_benoemd /METHOD=ENTER Inkomen /METHOD=ENTER Beroep /METHOD=ENTER Opleiding oplnivouders beroepouders . REGRESSION /MISSING LISTWISE /STATISTICS COEFF OUTS R ANOVA /CRITERIA=PIN(.05) POUT(.10) /NOORIGIN /DEPENDENT Vormgeving_recode /METHOD=ENTER Inkomen /METHOD=ENTER Beroep /METHOD=ENTER Opleiding oplnivouders beroepouders . REGRESSION /MISSING LISTWISE /STATISTICS COEFF OUTS R ANOVA /CRITERIA=PIN(.05) POUT(.10) /NOORIGIN /DEPENDENT Regisseur_recode /METHOD=ENTER Inkomen /METHOD=ENTER Beroep /METHOD=ENTER Opleiding oplnivouders beroepouders . LOGISTIC REGRESSION VARIABLES Documentaire /METHOD = ENTER Inkomen Beroep Opleiding oplnivouders beroepouders /CRITERIA = PIN(.05) POUT(.10) ITERATE(20) CUT(.5) . LOGISTIC REGRESSION VARIABLES Drama /METHOD = ENTER Inkomen Beroep Opleiding oplnivouders beroepouders /CRITERIA = PIN(.05) POUT(.10) ITERATE(20) CUT(.5) . LOGISTIC REGRESSION VARIABLES Surrealisme /METHOD = ENTER Inkomen Beroep Opleiding oplnivouders beroepouders /CRITERIA = PIN(.05) POUT(.10) ITERATE(20) CUT(.5) . LOGISTIC REGRESSION VARIABLES Actie_Avontuur
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
/METHOD = ENTER Inkomen Beroep Opleiding oplnivouders beroepouders /CRITERIA = PIN(.05) POUT(.10) ITERATE(20) CUT(.5) . LOGISTIC REGRESSION VARIABLES Sciencefiction /METHOD = ENTER Inkomen Beroep Opleiding oplnivouders beroepouders /CRITERIA = PIN(.05) POUT(.10) ITERATE(20) CUT(.5) . LOGISTIC REGRESSION VARIABLES Misdaad_Thriller /METHOD = ENTER Inkomen Beroep Opleiding oplnivouders beroepouders /CRITERIA = PIN(.05) POUT(.10) ITERATE(20) CUT(.5) . REGRESSION /MISSING LISTWISE /STATISTICS COEFF OUTS R ANOVA /CRITERIA=PIN(.05) POUT(.10) /NOORIGIN /DEPENDENT Aantal_blockbusters_gezien /METHOD=ENTER Inkomen /METHOD=ENTER Beroep /METHOD=ENTER Opleiding oplnivouders beroepouders . REGRESSION /MISSING LISTWISE /STATISTICS COEFF OUTS R ANOVA /CRITERIA=PIN(.05) POUT(.10) /NOORIGIN /DEPENDENT Gemiddelde_cijfer_blockbuster /METHOD=ENTER Inkomen /METHOD=ENTER Beroep /METHOD=ENTER Opleiding oplnivouders beroepouders . REGRESSION /MISSING LISTWISE /STATISTICS COEFF OUTS R ANOVA /CRITERIA=PIN(.05) POUT(.10) /NOORIGIN /DEPENDENT Aantal_prijswinnende_films /METHOD=ENTER Inkomen /METHOD=ENTER Beroep /METHOD=ENTER Opleiding oplnivouders beroepouders . REGRESSION /MISSING LISTWISE /STATISTICS COEFF OUTS R ANOVA /CRITERIA=PIN(.05) POUT(.10) /NOORIGIN /DEPENDENT Gemiddelde_cijfer_prijsw /METHOD=ENTER Inkomen /METHOD=ENTER Beroep /METHOD=ENTER Opleiding oplnivouders beroepouders . LOGISTIC REGRESSION VARIABLES Locatie_enquete /METHOD = ENTER Inkomen /METHOD = ENTER Beroep /METHOD = ENTER Opleiding oplnivouders beroepouders /CRITERIA = PIN(.05) POUT(.10) ITERATE(20) CUT(.5) . LOGISTIC REGRESSION VARIABLES Zowel_pathe_als_filmhuis_bezocht /METHOD = ENTER Inkomen Beroep Opleiding oplnivouders beroepouders /CRITERIA = PIN(.05) POUT(.10) ITERATE(20) CUT(.5) . compute opl_gebcohort = opleiding * geboortecohort. compute ber_gebcohort = beroep * geboortecohort. compute ink_gebcohort = inkomen * geboortecohort.
89
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
compute oplnivoud_gebcohort = oplnivouders * geboortecohort. compute berouders_gebcohort = beroepouders * geboortecohort. REGRESSION /MISSING LISTWISE /STATISTICS COEFF OUTS R ANOVA /CRITERIA=PIN(.05) POUT(.10) /NOORIGIN /DEPENDENT Aantal_blockbusters_gezien /METHOD=ENTER opl_gebcohort ber_gebcohort ink_gebcohort oplnivoud_gebcohort berouders_gebcohort .
90
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
Bijlage 6: afgenomen interviews Interview respondent 1. Datum: 22 mei 2009 Locatie: Spanbroek Van wat voor soort films houdt u? Het moet iets wezen waar ik een bepaalde herinnering aan heb, dus oorlogsfilms, zoals laatst dan Oorlogswinter, ehm, nou ja, der Untergang en het Nurnberg Proces. Het hoeft er niet helemaal de nadruk op te leggen, het mag ook subtiel zijn. En zijn het alleen oorlogsfilms? Nee. We waren laatst naar de Bucket List…enne…Nicholson is eigenlijk een beetje een man waarvan ik denk…Die film van One Flew Over the Cuckoo’s Nest, ik denk dat ik hem wel drie keer gezien heb. Geweldig! Nee hoor, het is niet alleen echt oorlogsfilms. Het is ook een klein beetje dat we zoeken naar iets…wat ik laatst over de telefoon tegen jou zei…dat mysterie…hoe heet dat. Angels en Demons. Het Bernini Mysterie? Ja, nou daar zien we van af. Ik vond deze [The Da Vinci Code] al een klein beetje ongrijpbaar en dat doen we dan niet. Het moet niet te ingewikkeld zijn, realistisch blijven. We kijken gewoon iedere maand wat we gaan doen. Wat doet u bepalen welke film u gaat bekijken? Recensies. Elke vrijdag in onze plaatselijke krant staan ze over de nieuwste films. Vrij uitgebreide recensies zelfs en die lees ik. En als ik dan denk…hé, dat is eigenlijk wel wat. En als je kijkt naar welke genres u mooi vindt? Naast oorlogsfilms dan… De laatste film die mijn vrouw en ik gezien hebben is die film van dat jongetje in, ik dacht dat het India was…van die quiz. Slumdog Millionaire? Ja. Ik vind dat geweldig. En waarom? Ehm…hoe moet ik dat nou toch uitleggen. Het is een kwestie van je voelt je eigen een beetje verbonden met het figuur. Als je ziet wat er allemaal omheen draait, dat is natuurlijk ongelofelijk. Zo slim, zo geslepen als dat zooitje allemaal is en die jongen, ja het is natuurlijk een film, maar ik heb daar wel wat mee. En dat is belangrijk voor een film dat je je ermee verbonden voelt? Ja…ja. Zijn er nog ander dingen die belangrijk zijn bij het bekijken van een film? Als wij naar een film gaan, dan gaan we altijd naar Amsterdam en dan gaan we meestal naar Pathé de Munt. Het is van onze kant een combinatie van twee dingen: de sfeer van de bioscoopzaal en het doek én de film. Het is dan ook wel eens zo dat we denken we gaan naar Amsterdam toe en dan weten we niet wat er draait. Dan gaan we kijken en denken we…goh, dat lijkt eigenlijk wel leuk, en dan gaan we erheen. Het is niet echt…ehm…bepaalde films
91
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
van de recensies van de krant wel…daar gaan we heen, want die is dan echt goed, maar dat is niet altijd. We gaan ook wel eens op de….hier zeggen ze dan op de bonnefooi. En dan zien we wel hoe dat loopt. Heeft u een favoriete film? Of iets wat je heel mooi vond de afgelopen tijd? Wat ik heel goed vond dat was The Bucket List. En wat vond u er mooi of bijzonder aan? Het is zo begrijpbaar. Ze liggen alle twee natuurlijk in het ziekenhuis, ze hebben alle twee die ziekte en dan…het zijn natuurlijk ook twee topmensen die die rollen spelen. En dan…ehm…ik vind het zo begrijpelijk, je kan er zo verrukkelijk in meegaan. Je weet eigenlijk al wat er gebeurd. En dan is het mooie van die film…dat is inderdaad ook zo, want…ja, ze beleven natuurlijk de meest gekke dingen en dat kan normaliter bijna niet, maar de gedachte dat het eventueel echt zou kunnen gebeuren, dat vind ik het mooiste van die film. En dan die andere van…ehm…maar dat is natuurlijk van generaties terug. One Flew Over the Cuckoo’s Nest, maar dat is een film, dat is ongelofelijk zoals zo’n man dat weet te brengen. Ja…die film dan van die Bucket List en van Slumdog Millionaire ook wel, maar dat is een heel ander genre. Dat is heel effe anders. En van wat voor soort films, of genres, houdt u niet of minder en waarom? Van wat voor films houd ik niet? Science-fiction. Ik heb het wel eens geprobeerd. Mijn dochter is er helemaal krankjorum van…er is een serie geweest ofzo...Enterprise. Ik heb het wel eens geprobeerd, maar het doet me helemaal niets, dus ik kijk niet. En tekensfilms niet. Ik kan Walt Disney ofzo…nee, nee. Is het alleen science-fiction? Nee, ook zulke tekenfilms, zoals de Lion King ofzo weet je wel, dat is allemaal getekend. Dat boeit niet, ons alle twee niet trouwens, dat is heel raar. En waarom? Hoe moet ik dat toch uitleggen? Als ik een sf-film zie, dan denk ik, ik vind dit zo’n totale onzin en dat is met tekensfilms die stemmen. Ik sneuvel altijd op die stemmen. Dat is voor mij helemaal niks en dat houterige bewegen enzo. Nee, het pakt me niet. Is uw filmsmaak in de loop van uw leven veranderd? Nee. Die is altijd constant gebleven? Ja. Ja. Ik ben thuis de jongste en wij hebben altijd andere gesprekken dan met mijn schoonfamilies kant. Wij hebben er wel eens serieuze gesprekken over, maar eigenlijk hebben we dat allemaal een beetje. [gezoem] O, de buurman gaat aan het werk. Nee, nee, dat is…altijd wel een beetje hetzelfde gebleven. Maar ik kan ook wel eens een heel enkele keer…zo ben ik hier eens een keer geweest te kijken, mijn schoonmoeder met twee zusjes van mijn vrouw, en die gingen kijken naar die film van Eeuwig Zingende Bossen [Und Ewig Singen die Walder, drama, 1959] en Winden Waaien om de Rotsen [Das Erbe von Bjorndal, drama, 1960]. Dat is een gebeuren in Zweden of zo, iets over een rijke familie, en gek, die heb ik ook gezien. Maar dat is niet mijn favoriet, maar ik kijk er wel naar.
92
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
Van wat voor films houden de mensen waar u veel mee omgaat? Familie en vrienden? Ik ben eenmaal een uitzondering, tenminste bij mijn schoonfamilie wel. Wij zijn namelijk de enigste van mijn vrouws kant, en van mijn kant trouwens ook...wij zijn de enigste dat als we iets zien gaan, dat we naar de bioscoop gaan. Ik vind dat als ik een mooie film zie, moet je het niet zien op dit [wijzend naar televisie], dat vind ik zo kleinig en benauwdig. Ik vind dat.... ...en als je echt alleen kijkt naar het soort film wat gekeken wordt, of de genres, komt die smaak overeen? Nee. Beschouwt u de films die u mooi vind ook als kunst? Ja. En waarom? Ehm...ik denk wel eens...hoe dat allemaal toch zo perfect in elkaar zit en dan moet ik denken aan de mensen die dit uitbeelden. Die de kunde hebben omdat zo te doen dat dit resultaat er is. Ik vind dat geweldig. Vind ik prachtig. Als je nou hier die Nederlander heb...hoe heet ie ook alweer? Hij is nu bezig met die Jezus-studie. Hij heeft ook Robocop gemaakt. Paul Verhoeven? Paul Verhoeven. Nou, ik vind...als ik die man zie word ik helemaal warm...haha. En zijn er ook films die niet kunst zijn? Films die niet kunst zijn. Ja, ik kijk altijd naar een soort film...ehm...ik heb die gedachte niet. Het is allemaal eigenlijk wel kunst, maar het is met kunst ook zo...wat jij mooi vindt, kan ik weer helemaal niet mooi vinden. Smaken kunnen verschillen. Maar u vindt eigenlijk alle films wel kunst? Ik vind van wel. Laatst hebben we nog die film gehuurd van Ben-Hur. De oude film met Charlton Heston? Ja, die ouwe...nou dat is toch ongelofelijk. Dat zo’n kramer dat klaar krijgt. Ik vind dat echt kunst. Zijn bepaalde films volgens u minderwaardig? Ik begrijp deze vraag eigenlijk niet zo goed. Hoe bedoel je dat? Nou ja, dat ze minder waarde hebben ten opzichte van andere film? O ja, die zijn er zeker. Ja, god, ik heb...ja trouwens van dat soort dingen, niet echt films, maar hetzelfde met...ehm...hoe moet ik dat nou toch zeggen. Ja, ik vind van wel. En wat voor films zijn dat dan volgens u? Ik kan mij ergeren aan...ehm...ze noemen dat Spaghettiwesterns. En dan denk ik...ik vind dit toch eigenlijk helemaal niks. En waarom? Nou, ik vind dat allemaal zo...vervelend. Een soort van sentiment lijkt er wel van af te druipen. En god, als die film begint dan zie je één man, dan denk je...ja dat is de man, en dan komt er natuurlijk eentje met niet zo’n mooie kop. Het is allemaal zo uitgetekend.
93
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
Getuigen bepaalde films volgens u ook van een slechte smaak? Ja. Dat soort dingen, ja. En zijn er nog meer? Nou, ja, nogmaals wij bepalen ons altijd tot datgene wat we lezen en daar gaan we dan naartoe. Kijk ik ga bijvoorbeeld niet naar een film, dat ik denk, o god, dat zal wel niks zijn. Maar toch schrijven sommige recensies dat een film goed is en andere weer niet. Wij hebben wel eens...ehm...maar dan bepaal ik me een beetje tot thuis, want in de gids heb je het ook, hè. Voorin de Veronica-gids staan alle films met recensies en die worden aangeduid met sterren. En dan heb je soms een film met drie of vier sterren en dan denk ik, dan ga ik kijken en dan kan ik hem niet pakken. En sommige hebben hele slechte recensies en dan zit je mooi te kijken en dan denk je...ja, dat is toch wel leuk. Nee, wij trekken ons er eigenlijk weinig van aan, laten we het zo stellen, van de recensie gebeuren. Wat we lezen, dat lezen we en daar bepalen we ons gedrag op. Zou u nog meer categorieën films kunnen noemen die getuigen van een slechte smaak? U noemde al Spagettiwesterns. Zijn er nog meer van dat soort groepen of genres films? Het zal misschien wel heel dom klinken, maar als we hier thuis zijn en er is iets op tv. En dan denk ik na vijf minuten, het is gebeurd. Ik ga wel even boven zitten. Ik heb boven een computer en dan... ehm...kijk ik niet. En wat voor film is dat dan bijvoorbeeld?Wat voor soort film? Daar genieten wij dan wel van...mijn vrouw die kan dan echt mooi...ehm...het langdradige gebeuren dat is...Er is laatst iets geweest en dat was die film van Dirty Dancing. Enne dat vindt zij geweldig en ik weer niet. Ik vind daar helemaal niks aan, met hoe heet ie ook alweer... Patrick Swayze. Ja. Patrick, maar hij heeft wel een leuke kop hoor. En er was die andere...die vond mijn vrouw ook zo mooi...Grease met Travolta en Olivia. Dat zijn beide musical-films. Daar heeft u het niet op? Nee! Helemaal niet! Trouwens helemaal niet met musicals. En waarom niet? U zei al langdradig. Ik weet het niet. Wij wonen hier in een rustig dorp en mijn buurvrouw die is erg operette en weet ik allemaal. Heeft me nooit geboeid. Het zou misschien wel niet goed wezen van mij, maar ik heb ook geen zin om mijn energie daarin te steken. Wat voor soort mensen houden van dat soort films? De meeste die daar wel van houden, ik mag het eigenlijk niet zeggen, maar dat vind ik maar vreemde mensen. En waarom? Wat maakt het vreemd? Mijn buurman gaat dan ook wel eens mee en dan probeer ik daar een uitleg van te krijgen en nou...Ik ben met mijn vrouw mee geweest naar de operette en ik zeg wat vind je er nou van? Ach, dan krijg je nooit een duidelijk antwoord. Ik denk dan altijd...dat had ik laatst ook...hij kon daar geen antwoord opgeven. Ik verdiep me eigen er niet in en dan denk ik...ik vind dat
94
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
een beetje zielige mensen. Ik mag het eigenlijk niet zeggen, maar ik vind dat. Ik vind het echt helemaal niks. Maar dat gaat bijvoorbeeld om die westernfilms, musicalfilms en dat soort dingen? Ja, maar ik moet erbij zeggen...ik kijk er ook niet meer naar hoor. Ik probeer het wel, maar het is meestal zo na tien minuten...ik ga lekker naar boven toe. Ik vind het zonde van mijn tijd. Buiten de grote bioscopen om, zoals Pathé de Munt, heb je ook kleinere bioscopen, zoals Rialto of Cinecenter in Amsterdam. Die heten filmhuizen. Bezoekt u wel eens zo’n filmhuis? Nee. Het is ons wel aangeraden, maar wij hebben nog niet de moeite gedaan om dat te doen. En wat voor soort films worden er volgens u in die filmhuizen vertoond? Ik heb zo op mijn maag het idee dat het meestal films zijn dat je een beetje intellectuele instelling moet kunnen hebben om daar naartoe te gaan. Wat vindt u dan van die filmhuisfilms? Afgezien van dat intellectuele, wat voor gevoel heeft u daarbij? Ik heb eigenlijk het gevoel dat ik...ehm...als ik daar naar toe zou gaan...dan moet ik me er eigenlijk echt toe zetten. Het is net of er een soort drempel is om daar naartoe te gaan. En waardoor is die drempel er, denkt u? Omdat ik van me eigen denk dat daar een soort mensen naar zit te kijken die qua niveau op een veel hoger niveau zitten als ik. Dat stoort u ook? Dat probeer ik je uit te leggen. Het is net alsof ik er niet thuis hoor. De films die in het filmhuis draaien worden vaak gezien als echte kunst. Wat vindt u daarvan? Ja, dat vind ik ook wel, maar het is een soort kunst die ik niet begrijp. Het is kunst. Nogmaals alle films vind ik kunst. Er zijn bepaalde stromingen waarvan ik denk...nou ja god, ik hoef daar niet naartoe. Als ik ergens naartoe ga, wil ik ook echt op me gemak. U vindt dat alle films kunst zijn. Nu zijn er sommige mensen die alleen de filmhuisfilms als kunst zien. Daar bent u het dus niet mee eens? Als hun dat willen, maar ik hoef dat niet... Laat ik mijn vraag anders formuleren: wat vindt u ervan dat sommige mensen beweren dat andere films dan geen kunst zijn? Ja, ik weet niet of ze dat zeggen...maar ik zal ze er niet op aanvallen, maar ze moeten het mij niet aanpraten. Ik leef zo en ik probeer me gedachten nou zou goed mogelijk te verwoorden. Maar als hun dat denken, vind ik dat prima, maar ze moeten het mij niet aanpraten. Ik heb die drempel gewoon, ik weet niet wat dat is. We kregen laatst mensen in huis en die zeggen tegen me...wat heb je nou toch allemaal in huis? [tientallen grote Maria-beelden] Nou, ik zeg, dat is in de loop der jaren allemaal zo gegroeid. Ze zegt: dat zou ik niet in me huis willen hebben. Ik denk...dat is goed, ik ga er geen discussie aan wijden dan. Mensen gaan dan door, hè. Ik zeg, nou ja, moet je luisteren, ik hoef er niet meer over te praten, als jij daar niks in ziet, dat vind ik prima, maar dat ik er wel wat zie dat moet je ook maar prima vinden. Ik praat jou helemaal niets aan. Jij dit, ik dat. En dat is met het filmgebeuren ook zo. Nogmaals die drempel bij die filmhuizen, ik weet niet wat het is.
95
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
Interview respondent 2. Datum: 28 mei 2009 Locatie: Pathé de Munt Van wat voor soort films houdt u? Spannende films, en romantisch en dramatisch mag ook van mij. Als alles er maar een beetje erin zit weetje wel. En waarom houdt u daarvan? Naja, het is geen garantie natuurlijk dat als je naar een film gaat en hij is een beetje dramatisch, dat het ook echt dramatisch is. Dat gebeurt ook vaak natuurlijk. Maar ja, het gebeurt ook vaak dat je denkt van ehh nu moet ik uitkijken dat ik mijn tranen niet laat lopen. Als u enkele favoriete genres zou moeten kiezen? Welke zijn dat dan? Van humoristische films houd ik helemaal niet. Ik ben helemaal niet humoristisch ingesteld. Als een ander ze eigen kapot zit te lachen, dan denk ik bij me eigen waar lach je eigenlijk om? Er is niets grappigs aan. Wat vindt u nou mooi of bijzonder aan de films waar u van houdt? Nou kijk, de spanning moet je aan het beeld gekluisterd houden, hè. Zou dat je eigenlijk wil dat er daarna nog veel meer komt. Enne...het is wel vaak zo, dat dat dan juist niet gebeurd. En het gebeurt soms ook op momenten dat je het helemaal niet verwacht. U zei al komedie, maar van wat voor soort films houdt u daarnaast niet of minder? Nou, ik heb laatst die D…ehm, hoe noem je dat….dat je een bril op moet? 3D? Ja, dat heb ik gezien, nou dat was het voor mij ook niet hoor. Dat staat toch zo in de kinderschoenen. Nee, dat vind ik echt niks nog. Waarom houdt u niet van komedies? De grappen die erin voorkomen, daar kan ik niet om lachen. Het moet dan wel verschrikkelijk goed zijn, wil ik erom kunnen lachen, hoor. Daarom ga ik er niet heen, ik zit me eigen soms kapot te ergeren, weet je wel, om het niet grappig is. Is uw filmsmaak ik de loop van uw leven veranderd? Nou nee, dat kan ik niet zeggen dat het erg veranderd is. Nee, dat is nog steeds hetzelfde. Ik ging vroeger al met me vader naar cowboyfilms, weetjewel, dat was toen in trek. Tenminste ik ben in 1940 geboren, dus als je zegt dat je dus 14 jaar was in die tijd en je gaat naar de film. Ik ging altijd met een vriend hoor naar de film. En nou ja, dan koos je meestal cowboyfilms of Tarzan, Sjonnie Weismuller bijvoorbeeld, dat was in. Dat was spannend. Dat was hartstikke goed in die tijd. Van wat voor soort films houden de mensen met wie u veel omgaat? Familie, vrienden, kennissen? Ik heb eigenlijk geen idee hoor. Ik bedoel, ik ga meestal in mijn eentje naar film. En dat is zo gegroeid natuurlijk. Kijk als je een vrouw hebt en kinderen, dat heb ik niet dus ehm, dan ga je met die kinderen naar de bioscoop en als je dan naar een kinderfilm gaat en er gebeuren daar
96
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
dan grappige dingen in dan kan je soms wel meegaan daarin. Ik heb dat nooit gehad dus ik heb daar nooit in mee kunnen groeien zeg maar… En de mensen waar u het meeste contact mee heeft? Ik vraag nooit of ze naar de bioscoop gaan of zoiets dergelijks. Ze vragen het aan mij ook niet dus ehh. Denk u dat die smaak overeenkomt? Nou, ja, sommige wel ja, daar komt die smaak wel mee overeen. Ziet u de films die u mooi vindt ook als kunst? Nou, ik ben nogal Egyptisch ingesteld. Ik heb veel boeken over het oude Egypte. En daar zijn ook wel films van. Die prachtig mooi zijn…enne…ja, dan heb je mij te pakken natuurlijk, want ik ben gek op Egyptische ehh… En de films waar u naartoe gaat in de bioscoop ziet u die ook als kunst? Ja, soms wel ja, dan denk ik hoe hebben ze dat voor elkaar gekregen? Wat vindt u dan bijzonder? Wat maakt het kunst? Dat is een moeilijke vraag dit…ehm…het hangt er ook vanaf hoe het gefilmd wordt hè. Kijk, zelfs zonder woorden en alleen maar beeld kan je dus al iets dramatisch uitbeelden. En dat vind ik dus ook wel heel erg goed. Er wordt niet bij gesproken, de beelden spreken voor zichzelf, en dat vind ik wel kunst. Dat vind ik wel kunst ja, hoe dat voor elkaar gebracht wordt enne ja, dat zal allemaal wel met knippen en etcetera gebeuren om iets zo, zodanig in elkaar te zetten dat het dus ook echt overkomt. Ze zijn niet achterlijk natuurlijk. Zijn er ook films die niet kunst zijn? Ja, genoeg denk ik. Ik denk hoofdzakelijk vechtfilms. Daar kunnen ze zomveel onzin mee uithalen, dat het echt niet mee op kunst lijkt. Naast vechtfilms, zijn er nog andere films die volgens u niet tot kunst behoren? Eh…moeilijke vraag vind ik dat hoor…dat is eh onder woorden te brengen. De laatste film die ik gezien heb, Star Trek, die beelden waren gigantisch mooi, naja, naar mijn mening heh, ik keek ernaar, je had ogen te kort om alles goed te bekijken. Nou heb ik dat toch hoor, want ik ga meestal wel drie keer of vier keer zelfs naar een film toe die ik dus echt goed vind. Er zijn zoveel facetten in zo’n film dat je dus kijkt en je ziet ze niet, omdat je naar iets anders kijkt. En er gebeurd dan zoveel eigenlijk, dat je dat niet in één keer op kan nemen. Dat behoort dus tot de kunst? Ja, als je dat wel op kan nemen, zeg maar en je hebt net even genoeg tijd om dat allemaal goed te bekijken, dan vind ik dat wel kunst ja. Er zijn ook films waarbij dat niet nodig is, die spreken voor zichzelf die beelden. Dat vind ik dus ook kunst. Dat vind ik uitermate kunst. Dat het echt sprekend is…dat het echt de moeite waard is om naar te kijken. Je kan het ook omkeren. Wat vindt u van films met beelden die minder sprekend zijn? Is dat dan geen kunst? Ik denk dat je dan meer in de buurt van dramatische films komt, waar de woorden dus echt meedoen, weetjewel, in het dramatische…om het dramatisch te maken. En de tranen die men
97
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
laat vloeien, hoe ze dat voor elkaar krijgen altijd, dat vind ik ook wel kunst hoor. Ik denk dat ze met een bos uien zitten ofzo…haha. Dat vind ik ook wel kunst ja. Er valt veel onder kunst volgens u? Ja, ik denk het wel. Denk wel dat er veel in films zit wat je onder kunst kan rangschikken. Toch zijn er volgens u ook genres die niet tot de kunst behoren? U zei al vechtfilms. Ja, vechtfilms, ja kijk, kunst komt bij mij over als iets wat mooi is, wat interessant is, maar als daar dus een één of andere knuppel in een auto allerlei fratsen zit uit te halen enne dan denk ik bij me eigen, man, waar ben je mee bezig, want dat kan helemaal niet. Maar het moet spectaculair zijn, dus het wordt gebracht zo. En daar zit ik eigenlijk nog steeds op te wachten, met vechtfilms en waar ze met auto’s racen en weet ik veel allemaal, waar de gekste dingen gebeuren, dan denk ik nou die is al zes keer de pijp uit geweest. En hij komt iedere keer weer levend eruit. Dat is echt geen kunst. Zijn bepaalde films volgens u minderwaardig? Als je het vergelijkt? Ik denk het wel. Ik ben ook wel eens naar een film toegegaan, dat ik dacht bij me eigen, nou ik loop maar uit. Wat voor soort film was dat? Ja, dat weet ik niet. Dat is mijn mank hè, ik ben zo slecht in de namen onthouden van films. U hoeft niet een naam van een film te noemen. Is dat een bepaalde soort of genre film? Nou, ik heb een keer een film gezien die ging over twee jongens die gewoon inbraken en dan ging de ene aanbellen en die vroeg dan om eieren, ze hadden geen eieren meer, een rotsmoes natuurlijk, die vrouw had wel een beetje argwaan, nou ja uiteindelijk heb ze toch die eieren gegeven weetjewel. Ik weet het niet precies meer hoor, maar die twee gingen die vrouw dus terroriseren zeg maar. Het was in ieder geval een verschrikkelijk bloederige toestand, want die vrouw werd op een gegeven ogenblik sadistisch om het leven gebracht. Nou, eigenlijk is dat het soort type film waar ik er dan uit wil gaan. Er komt geen eind aan. En waarom vindt u dat minderwaardig? Het hele gezin werd op een gegeven moment uitgemoord. En aan het einde van de film hadden ze alweer een nieuw slachtoffer gevonden, dan gingen ze ook alweer op dezelfde manier…ze presenteerde dus of ze eieren konden lenen. Wat maakt het minderwaardig? Het bloederige sowieso. Kijk, dat sadistische gedoe, werd zo dus in het treurige doorgevoerd. En er kwam geen einde aan in die film. Er kwam echt geen einde aan, het was van het begin tot het einde hetzelfde liedje. Ze begonnen iedere keer weer opnieuw. Als die vrouw zeg maar iets zei wat ze niet aanstond, dan begonnen ze weer. Nou ja, dat zijn films waarvan ik zeg maar op een gegeven ogenblik het liefst uit zou weglopen, weetjewel. En getuigen bepaalde films volgens u ook van een slechte smaak? Ik kan het niet zo gauw voor me halen hoor. Het is altijd wel zo dat je bepaalde films minder vindt als…Meestal probeer ik dat te voorkomen door zeg maar te lezen wat er over geschreven staat enne dan denk ik bij me eigen, en ja, dan heb ik nog dat ik denk…het kon wel een goede film zijn, maar het gebeurt evengoed wel is dat je denkt dat het een redelijke film zal zijn en het valt tegen.
98
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
Wat voor soort mensen houden van films die niet uw smaak zijn? Je moet zelfs sadistisch ingesteld moet zijn, als je daar dus van houdt, dan ga je naar dat soort films toe denk ik. Zijn er verder nog films dat u denkt: wat een slechte smaak? Het komt gelukkig niet zo idioot veel voor hoor. Wat denkt u van de mensen die naar de films gaan waar u niet van houdt? Daar kan ik moeilijk eigenlijk een oordeel over vormen. Wat vind je van die mensen? Nou, ik ken die mensen niet dus ehh….Als ik in de film zit enne dat was verleden week ook zo, welke film was dat nou? Ik kan er niet zo gauw opkommen, maar er zat een man en die werkelijk overal om te lachen, nou begin ik me mateloos te irriteren op een gegeven ogenblik en dan denk ik bij me eigen: man, man, man, man. Ook een film die geschikt was voor kinderen, veel ouders namen hun kinderen mee, welke film was dat nou ook al weer… …een animatiefilm? Nee, ja, animatie, kijk, vroeger vond ik animatiefilms wel leuk, dat ik jong was, maar hoe ouder ik werd, hoe minder ik erom gaf. Ik heb ook nog voor Marten Toonder gewerkt, dus eh, die had dan een stripafdeling. En daar kwam ik dan als leerling striptekenaar te werken. Daarnaast zat de filmafdeling en als je dan dus zag hoe die mensen die films in elkaar zaten te doen. Ik denk, daar heb ik het geduld niet voor. Ik vond van me eigen dat ik wel redelijk geduldig was, maar om dat werk te doen, dacht ik bij me eigen, dat loopt de spuigaten uit. Ik bedoel duizend keer zowat hetzelfde zitten te tekenen. U had het over die man die zat te lachen… Ja, die had ik het liefst eruit gezet. …dat komt zo nu en dan voor. Maar er is niet een bepaalde groep mensen, waarvan u denkt: die kijken dat soort films en daar heb ik een mening over? Nee, dat moeten ze voor zichzelf weten of ze daar naartoe gaan. Als je er toevallig bij zo iemand zit, kan je je er natuurlijk wel aan ergeren als iemand om de flauwste dingen keihard, gewoon keihard lachen hè, weetjewel, overdreven. Nou daar erger ik me eigen aan. Buiten de grote bioscopen om, zoals Pathe, zijn er ook kleinere bioscopen. Die worden filmhuizen genoemd. Bezoekt u weleens een filmhuis? Nee. Heeft u dat weleens gedaan? Nee, ook niet. Wat voor soort films worden in die filmhuizen vertoond, denkt u? Moeilijk te vertellen als je dus nooit eigenlijk in zo’n filmhuis geweest bent. Ja, kijk, ik denk dat ze daar dus films presenteren die dus door een heel groot publiek niet gedragen wordt. Als een film niet loopt en bestemd is voor een bepaald publiek, dan worden ze eerder in zo’n filmhuis gedraaid. Een heel groot deel van de mensen vinden die specifieke films niet interessant genoeg.
99
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
U zegt een bepaald soort publiek. Aan wat voor soort publiek denkt u dan? Dat hangt er vanaf waar die film uit bestaat natuurlijk. Dat verschilt per film. Kijk, ik noem maar wat, zeg dat die film over Herman Brood gaat, nou, dan zou ik van ze levens niet daarheen gaan, maar hij heeft wel een bepaald publiek. Waarom zou die film niet in Pathé gedraaid kunnen worden? Ik denk dat een heel groot gedeelte van het publiek daar niet in geïnteresseerd is in Herman Brood, van wat ie gedaan heeft, wat ie geschilderd heeft en wat voor muziek ie gemaakt heeft en of hij aan de drugs was, ja of de nee. Wat vindt u van de filmhuisfilms? Ik ben er alleen maar langsgelopen… Is daar een speciale reden voor? Nee, daar is geen speciale reden voor. Ik dacht wel altijd van nou daar worden speciale films gedraaid voor bepaalde groepen van mensen. U dacht nooit nou een van die films is wel wat voor mij? Nee, ja, ik heb er eigenlijk ook nooit echt stil gestaan om is een keer te gaan kijken ofzo. Ik weet niet waarom, dat is gewoon een gevoelskwestie. Toen ik jong was ging ik ook wel is naar andere theaters, weetjewel, maar ja, dat is eigenlijk gewoon gegroeid zo. Op een gegeven ogenblik kreeg je dit soort gigantische gebouwen met zoveel keuze van films, dan is het gewoon makkelijk, je gaat naar binnen, meestal neem ik dan een bakkie koffie enne en ik ga daarna rustig me film kijken. Denkt u dat het hier beter is dan in het filmhuis? Nee, ik denk niet dat het beter is, maar het is wel zo, ik kom hier altijd donderdags en dan krijg je op een gegeven ogenblik dat je dus personeel wat hier werkt gaat leren kennen. Dat groeit gewoon. Het had net zo goed kunnen zijn dat ik in het filmhuizen een keer was wezen kijken en dat het me bevallen had, en dan had ik misschien vaker naar zo´n filmhuis toegegaan, maar dat is nou eenmaal niet gebeurd. Films die in het filmhuis draaien worden vaak als echte kunst gezien. Wat vindt u daarvan? Nou, daar heb je het weer, dat is moeilijk te beoordelen als je dus nooit naar zo´n filmhuis bent geweest. Ik kan me wel een voorstelling maken van wat voor soort films maken. Ik heb al het voorbeeld gegeven van Herman Brood. Of dat ze een film gemaakt hebben van iemand oeuvre. Ik bedoel dat films in het filmhuis als echte kunst worden gezien, terwijl films die hier draaien niet zo worden gezien. Wat vindt u daarvan? Ja, ja, ja, wat is het verschil ik heb echt geen idee. Ik ben er nooit geweest. Het zou best kunnen, ja. Daar heb je het al, het is een bepaald soort publiek die naar de filmhuizen gaan, die kennen elkaar ook allemaal. Heeft dat publiek, de mensen die naar het filmhuis gaan, ook andere kenmerken gemeen? Ja, kijk, misschien zijn ze wat intelligenter dan de mensen die hier komen kijken. Het is natuurlijk vermaak.
100
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
Maar ook kunst? Dat hangt ook van de persoon af die daarheen gaat. Ik bedoel, ik had net zo goed iemand kunnen zijn die nooit naar de film gaat. Ik hou van kunst, waarom hou ik van kunst, omdat ik zelf tekenaar ben, illustrator. Ik maak allerlei verschillende soorten tekeningen, schilderijen, wat je maar kan bedenken, stripverhalen. Dat is kunst. Probeer maar is zo´n plaatje uit een stripverhaal te maken. Probeer het maar…dat is het criterium. Je kan het of je kan het niet. U heeft dus een breed kunst begrip? Ja, als het iets bijzonders is wat niet iedereen kan, dan valt het al gauw onder kunst. Daar hebben je natuurlijk wel weer gradaties in. Ik bedoel, iemand die van Rembrandt houdt, houdt weer niet van strips, die vindt dat rotzooi, maar maak maar eens een strippagina na. Dan zie je al heel gauw dat ze er niks van maken. En als iemand zegt: alleen in het filmhuis draait echte kunst en elders niet. Nou, dat vind ik dus niet zo. Er zijn genoeg films. Kijk, zo´n film duurt anderhalf uur, maar in werkelijkheid wordt ie niet in anderhalf uur gemaakt. Het gaat wel een langere periode duren voordat je die hele film zodanig in elkaar hebt gezet en dat noem ik kunst, voor een heel groot gedeelte. De kwaliteit hangt weer af van wie het geschreven heeft, wie het bedacht heeft. Er zijn zoveel facetten die je kunst kan noemen. En het uiteindelijke product wat er uit komt daar gaat het om. En als iemand zegt dat kunst exclusief is… …dan kom ik al gauw terug op die filmhuizen. Dat is vaak bedoeld voor mensen die dus daarvan houden en dat zien als kunst. En zetten die mensen zich af van anderen? Nou, dat kan ik niet beoordelen. Ik ken die mensen daarheen gaan verder niet. Dat waren al mijn vragen. Dank u wel. Interview respondent 3. Datum: 3 juni 2009 Locatie: McDonald’s Amsterdamse Poort, Bijlmerplein Van wat voor soort films houd je? Om te beginnen. Heel divers: horror, thrillers, psychologische thrillers, drama, romantische komedies. Ja, en wat je er mooi en bijzonder aan vindt? Nou, horror, gewoon omdat het ehm…omdat het een beetje de angst-trigger. Psychologische thrillers, omdat je dan een beetje mee mag denken. Het zijn tenminste films waar je een beetje je hersenen bij moet gebruiken. Ja, romantische drama’s, romantische komedies…gewoon lekker verstand op nul, kijken en meegenieten. Wat van voor soort films houd je niet of minder? Sciencefiction, vind ik minder. Gewoon ehm…heeft me nooit aangetrokken. Ja, ik weet niet waarom.
101
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
Hoe komt dat? Als je het gevoel zou moeten verwoorden. Ehm…ja, ik weet het niet. Ik weet niet wat het is. Nee, ja, ik weet niet wat het is. Ik vind gewoon, ja, minder realistisch of het verhaal, de opbouw, ja, ik weet niet. Ik houd wel, weet je wel, van avonturen films, hè, fantasie-avonturenfilms, dat dan wel weer, maar sciencefiction gaat me net iets te ver…Star Trek…nee, nee, nee. Is je filmsmaak in de loop van je leven veranderd? Ehm…ik denk het eigenlijk niet. Ja, ik heb meer waardering leren opbrengen voor ehm documentairefilms, die gebaseerd zijn op documentaires. Dat vond je vroeger, ja, niet interessant, weet je, omdat je de diepgang ervan niet snapte of niet interessant vond. Dat stukje is erbij gekomen, denk ik. Je filmsmaak is breder geworden? Ja. Van wat voor films houden de mensen met wie je veel omgaat? Familie, vrienden. Ehm…eigenlijk hetzelfde soort, maar merk ik wel dat ehm inderdaad als je dan gaat over de mannen, mijn zoon en mijn vriend, die houden dan weer niet van die romantische drama’s, en als ik dan kijk naar mijn zusters en zo die houden dan toch vaak niet echt van horror en psychologische thrillers. Komt de smaak over het algemeen redelijk overeen? Ja, jawel. Beschouw je de films die je mooi vindt ook als kunst? Sommige wel. Kijk, als je bijvoorbeeld, ik was laatst naar…was dat nou Free fighter met Jet Li en die Kung Fu en Shaolin, ja, dat is gewoon kunst. Dat is kunst. Waarom is dat volgens jou kunst? Ehm…omdat het sowieso…het zijn vaak mensen die echt die kungfu trainingen doen, die shaolin kungfu, ja dat is gewoon járen training en ervaring en beheersing van je lichaam. Ja, dat vind ik prachtig, dat is gewoon een kunst op zich. Zijn er ook nog andere soorten films kunst? Ehm…ja, wat is kunst? Dat verschilt per persoon. Wat is jouw definitie? Mijn definitie van kunst is zoiets inderdaad als zo’n film van ehm, wat ik zei met die Kungfu fighters, maar bijvoorbeeld ook die documentaire van Mohummed Ali die Will Smith vertolkt heeft [Ali, reg: Michael Mann, 2001, biografie, drama, sport]. Dat vind ik kunst. Die film van Malcolm X, prachtig [reg: Spike Lee, 1992, biografie, drama, historie]. Dat vind ik kunst. Dat zijn verhalen die op de waarheid zijn berust… …ja, en die dusdanig ten beeld zijn gebracht dat je echt denk van…wow, weet je, dat het echt heel realistisch is en dat je…ik weet nog voor het eerst dat ik die film van Malcolm X had gezien en nou, die hele zaal in de bioscoop was gewoon stil, aangeslagen, nou ja, niet emotioneel aangeslagen, maar het had gewoon een impact. Toen iedereen uit die zaal wegliep…het was gewoon echt stil, weet je, en dan je gewoon…It just hit you like a…weet je…
102
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
Zo indrukwekkend… Ja. Zijn er dan ook films die niet tot de kunst behoren? Ja, sciencefiction, dat vind ik echt ehm… Waar komt dat door dan? Ja, door het verhaal en door de personages…tsjaa, het zijn gewoon kinderfilms. De manier waarop iets in beeld is gebracht speelt niet een rol verder? Nee, nee, nee, want als je bijvoorbeeld..ehm…hoe heette die films nou…ehm…The Wrestler [reg: Darren Aronofsky, 2008, drama, sport], die draaide een hele tijd geleden. En als je dus kijkt, ik was daar met mijn zoon naartoe, dat vond ik wel heel mooi, want toen die film begon, zei ie, mam, het is een B-film, weet je, door de cast, de manier van hoe het neergezet was, maar naarmate de film vorderde, hij is dan twaalf, ging hij steeds meer mee in het verhaal en aan het eind vond hij het zo’n mooie film. En dan zie je dus eigenlijk dat het er niet toe doet of het inderdaad op een B-manier gefilmd is, zoals hij het zegt, het gaat om het verhaal dat neergezet wordt en de acteurs, hoe het gespeeld wordt, of het je pakt of niet. Zijn bepaalde films ook minderwaardig? Nou, ik zou geen film minderwaardig noemen, want ik denk dat elke film wel een boodschap heeft over te brengen op wat voor manier dan ook. Het is dan niet my way, maar… En getuigen sommige films van een slechte snaak? Nou ja, je hebt inderdaad films die van slechte smaak getuigen. Welke zijn dat dan? Films die wat mij, voor mij….met discriminatie of die haatgevoelens oproepen of ehm…waar vrouwen als seksobjecten neergezet worden, weet je, dat soort dingen, omdat ik denk er gaat heel veel jeugd naartoe, die zijn ontzettend beïnvloedbaar, weet je, pubers, ja… Dat soort films is niet minderwaardig? Nou, ehm…voor mij als persoon wel, maar als je het denk ik, in het algemeen, bekijkt, vind ik ze niet minderwaardig, want degene die ze neergezet heeft, doet het met een doel. En de mensen die…aangetrokken worden tot die films, om dat te gaan bekijken, die vinden het niet minderwaardig, voor hun heeft het een meerwaarde. Wat voor soort mensen zouden er dan kunnen genieten van die films? Mensen met een laag IQ…haha. Ja…mensen die gewoon bang zijn, denk ik, voor het onbekende en die, waarvan hun leven misschien zelf niet loopt zoals ze het wilden, die onrust gevoelens worden dan bevestigd door zo’n film. Ik denk dat…dat soort mensen… Wat vind je daar dan van? Kijk mijn inziens, zou het verboden moeten worden, maar ja. Vrijheid van meningsuiting, hè. Ja, kijk, het is dan jouw keuze of je naar zo’n film toe gaat of niet, kijk, ik word niet gedwongen om naar zo’n film te gaan. Als ik naar de bioscoop ga, kan ik kiezen welke film ik wil zien, weet je, way way way way back, werd er één film gelanceerd, dat draaide en take it or leave it. Maar nu heb je gewoon een keuze daarin, wat wil je wel zien en wat wil je niet zien. En ik denk dat je soms gewoon ook dingen moet proberen, want misschien als ik wel
103
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
naar zo’n films zou gaan, het is voor mij wel een stukje kennis, een stukje inzicht, van hoe die mensen denken, hoe die mensen, ja, hoe je denken, hoe ze bewegen. Wat ze eruit zouden kunnen halen. Buiten de grote bioscopen om, zoals Pathé, zijn er ook de kleinere bioscopen, zoals Rialto, waar je de enquête voor mij hebt ingevuld. Waar ga je vaker naartoe: de grote bioscopen of de kleinere filmhuizen? Ik ga wel vaker naar de grote bioscopen. Dat is gewoon puur omdat ik anders bijna niemand anders meekrijg. Wat voor soort films worden er volgens jou in de filmhuizen vertoond? Ja, ik weet niet of ik het cultfilms moet noemen, maar ik denk, meer films die commercieel, zeg maar, niet zo goed zouden lopen omdat het niet Hollywood is, weet je, maar die wel ontzettend veel diepgang hebben en echt heel mooi, heel mooi dingen kunnen neerzetten. En wat vind je van die filmhuisfilms? Het filmhuis? Ja, van de films die daar draaien over het algemeen? Ja, ik vind het mooie films. Ik vind het echt ehm…ja, ik vind die films wel mooi, weet je, het zijn net zoals die film Trade [reg: Marco Kreuzpaintner, 2007, misdaad, drama, thriller], daar had ik jou volgens mij al over verteld tijdens de enquête. Ja, die heb ik in de tussentijd gezien. Ja, prachtig toch. Het is een hele indrukwekkende film en nu zie je in de Pathe Arena, doen ze wel eens dat soort films, dan even overhevelen naar zo’n grote bioscoop en dat wordt dan kort gedraaid, één of twee weken, en dan zie je toch dat veel mensen er dan toch wel naartoe gaan. Maar als zo’n film alleen in het filmhuis of in Railto of zo, zou draaien, dan heb je een ander soort…je trekt een ander soort publiek en dat vind ik soms wel jammer, omdat ik denk, dat je daar juist veel meer films met veel meer diepgang zou moeten draaien. In de grote bioscopen? Ja. Dat mis je? Creëer gewoon een klein zaaltje, weet je, het zal niet heel vol lopen, maar dan moet je het gewoon in een kleinere setting vertonen. Hoe zou je het publiek typeren in het filmhuis? En wat zijn mogelijke verschillen? Ja, ik denk…ik denk dat als je het ehm...ik wil het niet zo typeren, maar ik denk dat het inderdaad als alternatief wordt gezien. Toch wel, of mensen, die ehm, ja…misschien de wat meer hoogopgeleiden ofzo. Ik denk niet zo, hè, maar dat is hoe ik denk dat mensen het zien. Ik zie het zelf niet zo, hoor. Nu wordt er wel eens gezegd dat de films die in het filmhuis draaien, behoren tot de echte kunst, terwijl wat elders gedraaid worden niet. Wat vind jij daarvan? Ik snap wel wat ze daarmee bedoelen. Ik snap het wel, ik kan me daar wel wat bij indenken, maar ik ben het er niet helemaal mee eens. Ik vind dat in de gewone bioscopen ook wel kunst
104
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
gedraaid wordt, net zoals ik net vertelde, alleen, ik vind, het heeft niks met kunst te maken, maar wel even net iets meer met diepgang. Ik denk…het Hollywood-sfeertje. Je vindt het dus onterecht? Ja, ik vind het wel onterecht. Ik ben wel van mening dat ik die films vaak zelf ook wel veel mooier vind, omdat het gewoon….ja, het heeft meer diepgang, het raakt je meer, het heeft meer raakvlakken met de realiteit, zeg maar, maar ja, of dat nou per definitie nou kunst is? Dat waren al mijn vragen. En daar heb je zoveel moeite voor gedaan, joh! Interview Respondent 4. Datum: 19 mei 2009 Locatie: Pathe de Munt Oke, de eerste vraag is een hele open vraag: van wat voor soort films houd je? Ehh…nou daar kan ik ook een vrij open antwoord op geven. In principe…alles. Ik houd van grote blockbuster genrefilms, slechte slappe komedies, art-house. Ja, in principe alles. Ik ga niet zo vaak naar Europese films. Ik ging toevallig nu dan naar deze film [Ricky, 2009, regie: Francois Ozon, Frankrijk], omdat de regisseur ehh...dat leek me wel interessant. En waarom ga je niet of wat minder vaak naar Europese films? Nou omdat, het is niet echt mijn smaak. Vanwege, ik denk het meest vanwege, de personages en het realisme. Zoals al op het enquêteformulier stond, ik ben ook zelf scenarioschrijver. Ik vind dat films niet de werkelijkheid moet zijn, ik bedoel, er moet natuurlijk wel werkelijkheid in zitten, maar een film die letterlijk gaat over…ehm…zoals het leven is en dat zo letterlijk en realistisch mogelijk neer te zetten, daar houd ik niet van. Het moet wel….ehm…iets bovenrealistisch in zich hebben. Als je een favoriet genre, of een soort film, zou moeten kiezen, welke zou dat dan zijn? Waar houd je heel erg van? Ik denk dat ik dan, zoals ik al zei…ik houd van alles, maar ik word dan, denk ik, bestempeld als horrorliefhebber, dus ik denk dat ik dan maar horror kies. En waarom horror? Wat vind je daar mooi aan? Ehm…ja, het is echt persoonlijke smaak. Het is een heel breed genre. Je hebt natuurlijk veel subgenres; monsters, zombies, geesten, psychologische horror….ehm…ik weet het niet, ik denk de spanning, dat het eng is, het creatieve ervan… Het creatieve ervan? Ja, binnen horror kunnen ze gewoon hele creatieve ideeën ook hebben. Je hebt bijvoorbeeld ook een subgenre dat is het Troma.151 Dat is een filmmaatschappij, maar het is zo apart dat het automatisch ook een genre is geworden. Volgens mij zijn die vanaf de jaren tachtig …ehm… 151
Troma is een filmproductie en distributie bedrijf opgericht door Lloyd Kaufman en Michael Herz in 1974. Het bedrijf produceert onafhankelijke low-budget films, waarvan vele een cult-status hebben gekregen.
105
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
die hebben meestal ook hele absurde titels. De creativiteit die ik daarin zie, het zijn super lowbudgetfilms, maar de grappen die ze maken, ja dat, zie ik gewoon niet terug in mainstreamfilms. Het zijn vaak…ehm…ik bedoel, het kan vaak zolang doorgaan dat het dan niet meer leuk is, maar af en toe worden de visuele elementen of dialogen grappig gemaakt. Volgende vraag: is je filmsmaak in de loop van je leven veranderd? Ehm…ik denk het niet. De kijkervaring is misschien wel veranderd, maar niet de smaak. Ik heb van kinds af aan al wel een voorkeur gehad voor het fantastische. Als kind keek ik liever naar Superman, dan naar een Zweedse kinderfilm. Hebben de mensen waar je veel mee omgaat, familie en vrienden, ongeveer dezelfde smaak als jij hebt? Ik denk de vriendengroep…ja, ja. Familie zit in Limburg, dus die zie ik niet zo heel vaak, maar ik heb een vrij grote vriendengroep hier en de smaak is wel ongeveer hetzelfde. Beschouw je de films die je mooi vindt ook als kunst? Ja. En waarom zie je het als kunst? Ehm…het is een beetje moeilijk uit te leggen. Natuurlijk ook, omdat ik het zelf doe. En…ehm…ik krijg er een kunstenaarsuitkering voor…haha…dus blijkbaar…. Sommige zijn wel echt kunst en sommige zijn gewoon vermaakfilms. Dat onderscheid kunst en vermaak, waar ligt de grens ongeveer? Wat zie jij als vermaak en wat als kunst? Ehm…ik denk dan dat het echt visueel is. Ik denk niet dat het verhaaltechnisch is, maar als ik kijk naar filmbeelden waar ze bewust bezig zijn geweest met het plaatje maken, dat het dan wel echt kunst is. Een slappe komedie waar de camera niets anders doet dan de dialogen vastleggen dan ja…ja. Het gaat dus meer richting de artistieke vormgeving? Nou het hoeft niet eens artistiek over te komen, maar, ja, als de camera wel echt wordt gebruikt als, nou ja, een verfkwast om iets vast te leggen, ook al is het bewegend…ehm…dat het wel bedoelt is om iets moois te laten zien. Als de camera bewust op die positie is neergezet, zodat de compositie van het beeld van belang is. Zijn er volgens jou ook films minderwaardig? Ehm…ja, ik vind, ja, in de zin van het is gewoon een slechte film… Ik bedoel, zeg maar, dat je je er misschien ook wat meer van afzet… Nee, ik denk dat ik dan eerder kijk naar: oftewel dit is mijn smaak niet of technisch gezien is dit een slechte film, maar als minderwaardig, nee, op die manier bestempel ik het niet. Als een film gewoon echt slecht is, los van mijn smaak, dus een slecht scenario, slecht camerawerk, acteurs die niet kunnen acteren en een regisseur die het er ook niet uit heeft kunnen halen, dan ja…. Zo definieer jij slechte smaak? Dat zijn de elementen… Nee, niet slechte smaak…gewoon een slechte film.
106
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
Oke, dus filmtechnisch gezien zou dat een slechte film zijn? Ja. Hoe zou je die categorie films noemen? Slechte films, ja…ehm…ik ga niet categoriseren…Een gigantische low-budgetfilm, ja, zoals ik al zei, die Troma-films, daar kan ik zeker nog van genieten. Dan is het mijn eigen smaak en dan kan ik het wel waarderen wat ze gedaan hebben. Aan de andere kant, een grote films, zoals Transformers, die vond ik ook heel erg leuk, maar dat was dan meer jeugdsentiment en ik vond het er ook wel leuk uitzien, maar die had naar mijn mening een heel slecht scenario, maar omdat ik hem wel leuk vindt, vind ik het nog niet een slechte film. Als ik kijk naar een film die en niet goed is geschreven, me niks doet, slecht camerawerk, noem maar op…echt amateurisme…en het is ook nog eens niet leuk, dan…ehm…dan Laten we dat ‘niet leuk’ even opzij zetten en bijvoorbeeld kijken naar slecht camerawerk en volgens jouw smaak een slecht verhaal. Voor wie zijn die films bedoeld, denk je? Ehm…ik denk als het echt low-budgetfilms zijn met slecht camerawerk en dergelijke…Ik denk dan dat, ja, het ligt eigenlijk aan het genre. Ik denk dat als je richting de horrorkant gaat, of horrorkomedie, dan is het echt gemaakt voor cult-liefhebbers. Ja, je hebt natuurlijk ook tal van straight-to-dvd actiefilms, daar houd ik ook niet van, dat is dan niet mijn smaak. En, ja, als je iets groots hebt, zoals Transformers, met niet een al te best scenario, maar wel een enorm budget en een grote regisseur en grote acteurs. Ja, ongeacht het scenario is het wel bedoeld voor het grote publiek. Hoe typeer je het grote publiek? Nou ja, we zitten in Pathe de Munt, als het hier draait, is het meestal voor het grote publiek. Ja…ehm…nou dan denk ik in ieder geval wel aan Amerikaanse films, er zitten af en toe wel Britse films tussen, maar ik denk vooral dat de grote, Hollywoodproducties van de bekende maatschappijen dat die het voor het grote publiek doen. In tegenstelling tot Pathé heb je ook allerlei filmhuizen. In Amsterdam bijvoorbeeld Rialto, Cinecenter etcetera. Bezoek je dit soort filmhuizen wel eens? Soms. Maar je gaat vaker naar de Pathé -bioscoop? Ja, dat heb ik altijd al wel gedaan, maar ik denk voorheen omdat…een jaar geleden heb ik hier gewerkt…ehm….voorheen, omdat ik hier veel kwam toen ik hier werkte, omdat ik hier gratis naar de film kon. Toen ik hier stopte, omdat ik nog veel vrienden had die hier werkten en dus gratis mee naar de film kon en sinds die aan het uitsterven zijn nu, heb ik een ‘Pathé Unlimited’ pas, waardoor ik hier vrijwel gratis naar de film kan en niet in Kriterion. Maar, als ik een film echt wil zien, en hij draait nou eenmaal niet hier en wel ergens anders, dan ga ik hem daar kijken. Wat voor soort films worden er in het filmhuis gedraaid? Af en toe is het verbazingwekkend wat hier, in Pathé de Munt, ineens draait. Dan kan er wel ineens een film draaien waarvan ik denk…waarom draait dit in de Munt en niet hiernaast in Tuschinski. Maar mijn beeld van de filmhuizen, naja, in het Ketelhuis zijn voornamelijk Nederlandse producties. Kriterion kan nog wel heel variërend zijn. Die kunnen soms nog best dezelfde films draaien als hier in de Munt…ehm…In Cinecenter en The Movies daar kom ik bijna nooit, Rialto trouwens ook niet, maar dat komt door het aanbod van films.
107
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
Hoe zie je dat aanbod over het algemeen? Soms zit er iets tussen waar je heen wilt? Nou, ik let er niet eens op! Ik ga naar de Pathé-bioscoop, die dan de trailers laten zien van de films die zij dan hoogstwaarschijnlijk zelf zullen draaien. Dus ik weet wat hier draait…ehm…als ik een filmladder erbij pak, kijk ik niet van “O, wat draait er in Railto?”. En daar kan ik pas echt meer van op de hoogte zijn als iemand anders me zegt; van “O ik heb zo’n zin in die film”, dan is het meestal een titel waar ik niet eens van gehoord heb. Meer mond op mond reclame dus… Ja. Het is wel zo dat films die in het filmhuis draaien vaak als echte kunst worden gezien, in tegenstelling tot films die hier draaien. Wat vind je daarvan? Nou, misschien dat ik er ook niet heel vaak kom, omdat ik weet dat de mensen die daar komen…ehm…ook zó denken. Ik vind dat er meestal van afstralen. Meestal hebben ze er ook zo’n barretje… En wat straalt er dan precies van af? Ehm…soort van dat…ehm…het zelf bepaalde intellectuele daarvan. En dat mensen er zelf zo over denken van…ehm…dit zijn de betere films, dit is de betere bioscoop. Ik zit hier dus dan ben ik ook een beter mens. Die vibe pik ik zelf op. Denk je dat het ook echt zo is? Nou, er zitten natuurlijk ook persoonlijke dingen in van mij, maar ik ben van mening…mijn levenservaring tot nu toe is dat mijn inschatting meestal wel juist is over mensen en hoe ze denken… En dan voel je je hier meer ontspannen? Nou, hier heb ik niet dat ik oppik van dit zijn mensen die zich een tikkie beter vinden vanwege hun filmsmaak. Probleem van hier is dat het grote publiek ook weer mensen kan aantrekken waar ik ook wel weer problemen mee heb. Maar dan weer op een andere manier. En dat komt sporadisch voor? Meestal verwacht ik het van te voren naar het type film waar ik naar toe ga. Als ik ga naar een romantische komedie dan kan ik bijvoorbeeld niet een rumoerig groepje jongeren verwachten die eigenlijk, die ik wel bij horrorfilms verwacht. Dat is een kwestie van je er op instellen? Ja, ik ga naar die film en het is mogelijk dat dat type mensen erbij zitten. Bij romantische komedies zie ik de laatste twee jaar heel vaak groepjes kleine jongeren naartoe gaan, van twaalf jaar ofzo… Dat waren al mijn vragen. Hartelijk bedankt. Oké. Graag gedaan.
108
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
Interview respondent 5. Datum: 29 mei 2009 Locatie: Rialto Van wat voor soort films hou je? Over het algemeen arthouse. Kan je uitleggen waarom? Omdat die minder voorspelbaar zijn, meer thema’s hebben die mij interesseren. En ehm…vooral het onvoorspelbare vind ik leuk. Ik laat me graag verrassen. De wat meer standaard Hollywood-films, die ik ook wel kijk, daar moet je een andere mood voor hebben zeg maar. De arthouse films dat zijn films die ook hier [Rialto] draaien? Ja, hoewel ik deze vaak weer wat te vaag vind, omdat…het is meer wereldcinema. En ik vind dat wel lastig soms omdat het hele andere culturen zijn om me daar in te leven, zeg maar dus. Het is wel interessant, maar het staat veel verder van mij vandaan. Ik hou meer van Europese arthouse, westerse arthouse. Wat vind je mooi of bijzonder aan de arthouse films? Vaak toch wel de eigenheid van een bepaalde regisseur, zeg maar, die zet een hele eigen stempel, in Nederland bijvoorbeeld, Alex van Warmerdam is er eentje die ik heel erg goed vind. Omdat hij gewoon een heel eigen stempel drukt op zijn films, heel herkenbaar. Dat geldt voor David Lynch en voor Michael Haneke en dat soort mensen. Van wat voor soort films houd je niet of minder en waarom? Nou, wat ik heel slecht vind is…ehm, even kijken hoor…de laatste James Bond bijvoorbeeld. Die daarvoor vond ik nog wel goed, Casino Royal, maar Quantum of Solace was echt gewoon belachelijk, gewoon alleen maar vechten, en ik snapte helemaal niet waar het om ging. Wie wie was en dat was gewoon zo’n flinterdun verhaallijntje. Ik heb hem niet eens uitgekeken dus…ik hou heel erg van dialoog als ze goed zijn, maar heel veel zinloos geweld, om even me antwoord kort samen te vatten, zinloos geweld, daar houd ik niet van. Goede actie wel, maar heel veel actie is zo over the top, dat ik het niet meer geloof en dat ik erom ga lachen, en dat is niet goed, je moet er wel in meegaan. Enne…ja, films met dezelfde acteurs. Als je Tom Hanks ziet ofzo, dat is een hele goede acteur, maar die, als je die ziet dan zit ik naar Tom Hanks te kijken, Forrest Gump bijvoorbeeld, weet je wel, dat deed hij heel goed maar, ik zie altijd Tom Hanks er doorheen en dat vind ik storend. Is je filmsmaak in de loop van je leven veranderd? Ja, jeetje, als je kind bent dan heb je niet echt zo’n smaak, maar vanaf je twaalfde…naarmate jezelf van kind als puber gaat ontwikkelen, krijg je natuurlijk ook een smaak. Enne…daarbij heb ik ook wel vrienden om mij heen die heel erg van films houden, dus die ook een brede smaak hebben en daardoor heb ik ook wel een brede smaak. Dat was eigenlijk mijn volgende vraag: van wat voor films houden de mensen met wie je veel omgaat en komt dat overeen? Ja, dat komt overeen.
109
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
Beschouw je de films die je mooi vindt ook als kunst? Ehm, dat is lastig heh, wat is kunst? Ik denk het wel ja, omdat het ehm…als ze heel, als ze heel origineel zijn en mij heel erg raken, dan vind ik het wel kunst, maar wat vaak uit Hollywood komt is vaak wel heel erg goed gemaakt en heel ambachtelijk, maar het verrast me niet zo, dus dan vind ik het niet zo kunstzinnig. Het zijn dus Hollywood-films die je niet als kunst ziet? Ja, dat noem ik maar Hollywood films natuurlijk, maar je snapt wat ik bedoel, gewoon de commerciële Pathé Arena film, zeg maar. Dat behoort niet tot de kunst? Nee, dat vind ik niet. Maar ja, dat is natuurlijk heel persoonlijk. Zijn bepaalde films ook minderwaardig? Haha, minderwaardig. Een waardeoordeel hè. Misschien Triumph des Willens [een Duitse propagandafilm uit 1935]. Misschien is die minderwaardig. Maar ja, minderwaardig is zo…minderwaardige mensen bestaan volgens mij niet. Minderwaardige films ook niet, nee, maar wel hele slechte films. Er zijn dus wel films die volgens jou van slechte smaak getuigen? Ja, vind ik wel. Om welke films gaat het dan? Ehm…een voorbeeld noemen…tsjaa…slechte smaak… Je kan bijvoorbeeld denken aan een bepaald type film… Owh ja…pornofilms. En als je kijkt naar de films die, zeg maar, echt in bioscopen draaien? Er zijn natuurlijk wel bioscopen die dat vertonen… Ja, dat klopt. Lastige vraag, slechte smaak…nee, ik kan er niet zo één noemen ofzo. Gewoon wel van een hele slechte regisseur of een ongeloofwaardig verhaal ofzo, maar dat is dan…Smaak is echt zo…ehm…lastig. Ja, iets heel plats ofzo, wat ik totaal niet grappig vind of goed is. Maar, ja, Jaws III of Jaws IV ofzo. Dan komen we wel redelijk in de buurt ja, in tegenstelling tot Jaws I. Sequels [vervolgfilms] vind je niet goed? Die zijn heel commercieel. The Matrix 2 en 3 vind ik ook heel erg slecht. Die zijn pas geschreven en gemaakt nadat…Lord of the Rings of zo, waar ik zelf niet zo’n fan van ben, maar die zijn wel allemaal in één keer opgenomen, weet je en bedacht. Dat is niet vanuit…net als de Godfather 1 en 2 in ieder geval, 3 weet ik niet, maar daar hangt het vaak van af. Back to the Future is ook heel erg goed. Die zijn ook allemaal geschreven voordat er één uitkwam, weet je wel, er waren al plannen van we gaan die doen. Kijk, als het dan een flop wordt, dan kan ik me voorstellen dan het dan geen geld oplevert, maar Saw V, dan denk ik, dat heb ik dan wel gehad dan.
110
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
Je gebruikte om slechte smaak te omschrijven, verwoordingen als ‘plat’ en ‘dun verhaal’. Wat voor mensen gaan naar de films die jij ziet als slecht? Hele domme mensen…nee, ja, mensen die ehm…ja, ik kan me er niet zo goed bij inleven bij wie dat goed zou vinden, Jaws IV ofzo, een heel slecht verhaal en slechte animatie, het is nooit eng en het is gewoon heel grappig om te zien. Mensen die gewoon geen kijk….ja, kinderen en dementen, denk ik. Voor de rest kan ik het niet voorstellen dat iemand dat goed vind, nee. Wat vind je er dan van als iemand dat wel goed vindt? Dan vind ik dat ie een hele slechte smaak heeft. Ja…maar voor de rest vind ik niet zoveel van iemand hoor, dan vind ik hem niet als mens slechts ofzo, maar dan vind ik het een mens met een slechte filmsmaak. Wat bezoek je vaker eigenlijk: een filmhuis of een Pathé bioscoop? Wat denk je? Ik denk het filmhuis. Ja! Is er een verschil tussen de films in de gewone bioscopen en het filmhuis? Ja, maar dat is wel ongeveer hetzelfde wat we net bespraken. Waar ligt specifiek dat verschil dan? Het publiek is sowieso leuker. Het publiek is fatsoenlijker in de filmhuizen. Ik stoor mij altijd heel erg aan schreeuwende mensen, vooral van die popcorn-etende gastjes in de Pathé. Die komen hier eigenlijk helemaal nooit en dat vind ik heel prettig. Zijn dat de voornaamste eigenschappen van het publiek? Ik denk ook dat daar mensen minder specifiek naar een bepaalde film gaan, maar meer gaan om met ze allen uit te gaan ofzo en dat ze vooraf een filmpje pikken. Ze zijn dan met een groepje en dan maakt het verder niet zoveel uit naar welke film ze gaan, als het maar gewoon een, ja… “goeie film is” [op een lacherige, platte manier gezegd; fonetisch: goeijuh fillem isch]. En hier gaan mensen toch wel specifieker naar films toe, dat ze van te voren, of de regisseur kennen of eerdere films van hem hebben gezien, of dat ze recencies bewust hebben gelezen, of gewoon vaak hier komen omdat ze erop vertrouwen dat er goede films zijn. Ze zijn iets bewuster, ze kiezen bewuster. Wat vind je van de films die over het algemeen buiten het filmhuis draaien? Ja, dat is eigenlijk wat ik net al zei, toch? Of niet? Ik ga een beetje in de herhaling vallen. Ja? Denk het wel. Herhaal het dan kort en bondig? Dan moet je het even terug luisteren…nee, ik vind ze niet zo interessant. Soms heb ik wel een bui ofzo dat ik zin heb in zo’n film waar je niet bij na hoeft te denken. Zo noem ik ze dan eventjes snel, bijvoorbeeld Mission Impossible. Een goed gemaakte film en ook wel als film, als product, moet ik zeggen, als product heel goed, maar ehm…je hoeft er niet bij na te denken. Het is gewoon echt fastfood en hele lekkere fastfood soms, maar dat vind ik niet zo
111
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
interessant om als kunstwerk of als film op in te gaan. Het is het verschil tussen McDonalds en een sjiek restaurant zeg maar.... …om er als kunstwerk op in te gaan? Je ziet het als kunst? Alleen, wat ik zei net, eigenlijk als het me verrast of als het origineel is, oorspronkelijk is en persoonlijk. Populaire films worden vaak niet als echte kunst gezien, terwijl filmhuisfilms wel als echte kunst worden betiteld. Wat vind je daarvan? Ja, dat vind ik ook wel. Het heet ook wel art-cinema, dus dat is letterlijk. Het is niet alleen een idee dat bestaat. Het is dus berust op de waarheid? Nou ja, nee, want dan kom je op de discussie van wat kunst is en dat is natuurlijk een onmogelijke discussie. Over smaak valt niet te twisten. Wie bepaald wat kunst is…tsjaa…ik zie sommige kunst in musea, dat ik denk nou, dat vind ik geen kunst, omdat het niks zegt ofzo. En sommige schilderijen zijn heel mooi. Dat is geen waarheid, helaas. Hoewel, er is wel een mooie uitspraak. Over smaak valt weldegelijk te twisten, als iemand een rotte appel verkiest boven een gave, dan durf ik te zeggen dat zijn smaak niet deugd. Dat is wel een mooi citaat. Ja, daar kan jij je ook wel in vinden? Ja, het is natuurlijk wel een geintje, meer een verdraaiing, maar ja, ik haal het wel vaak aan als ik een discussie heb ofzo, of als ik een mening geef en iemand anders zegt dat ie het er niet mee eens is. Dat waren al mijn vragen. Dank je wel. Interview respondent 6. Datum: 1 juni 2009 Locatie: Café Alverna, Bilderdijkstraat. Van wat voor soort films houd je? Pfff…..we hadden het net al even over Control [reg: Anton Corbijn, 2007, biografie, drama]. Dat vind ik een heel mooi genre, meer het beeldende, minder gesproken, maar het beeld vind ik prachtig. Dat vind ik mooie films. Toevallig ben ik net in Italië geweest en Il Postino [reg: Michael Radford, biografie, drama, komedie] op een mooi doek geprojecteerd en met vrienden gekeken. Het is echt zo’n beeldende film met weinig monoloog, dat vind ik mooi. Ehm…maar ik vind ook mooi, bijvoorbeeld The Dark Knight [reg: Christopher Nolan, 2008, actie, misdaad] van Batman…echt ehm…een beetje donkere natuurlijk, maar actie, het gekke…ehm…dat vind ik ook mooie films. Het is dus heel breed eigenlijk. Documentaires vind ik ook heel erg mooi. Als je het zou moeten verwoorden, wat is mooi en bijzonder aan? Ehm…ik vind het knap…ik probeer me altijd te verplaatsen in de regisseur, die wil een verhaal vertellen en ik vind het knap hoe de regisseur dan keuzes maakt omdat met beeld en met dialogen, omdat ehm te gaan vertellen, het verhaal wat hij wil brengen. En ehm…dat vind ik vaak heel bijzonder en ik vind ook wel mooi met licht een bepaalde sfeer te creëren…ehm…en soms met heel weinig woorden…met licht een bepaalde scène neer te
112
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
zetten waardoor het je aangrijpt en dat je echt gezogen wordt in dat moment van die film en dat je voelt dat iemand boos is, of gewelddadig…dat vind ik ehm… …en dat is voornamelijk met vormgeving en stijl? Ja, ik ben wel heel visueel ingesteld. Van wat voor soort films houd je niet of minder? Horror is niet echt mijn smaak. Hoe komt dat? Ehm… Het kan immers ook heel visueel zijn. Ja, absoluut. Eerlijk gezegd, ik heb me er niet heel erg in verdiept, maar vaak vind ik het …ehm…iets te onrealistisch ofzo…of te, te, te extreem luguber. Het dient geen doel. Zijn er nog andere bepaalde soorten films of genres waar je minder van houdt? Nee, het hangt een beetje van mijn mood af, wat ik leuk vind om te gaan kijken…ehm…nee, ik kan allerlei soorten films verder wel waarderen. Is je filmsmaak in de loop van je leven veranderd? Ja, ja zeker weten. Ik ben me er sowieso meer in gaan verdiepen…ehm…met name de documentaire vind ik erg….heeft heel erg mijn aandacht getrokken. Vorig jaar een cursus documentaire maken gedaan in Frankrijk en daardoor geleerd van, ja ook, hoe vertel je nou een verhaal met film en daardoor ben ik ook films die ik misschien eerst keek en dacht van ja, leuk, leuke film, nu wat meer begrijp van wat gebeurt er nou in die film en wat, wat heeft die regisseur nou gedacht. Dus mijn smaak is wel veranderd in die zin dat ik meer ben gaan waarderen: het verhaal meer ben gaan beleven, dus ook wat complexere films interessant ben gaan vinden…ehm…en dat ik wat breder ben geworden in mijn keuze. Vroeger meer actie en leuke tv-films of in de bioscoop, maar nu wat meer de cultfilms, de arthouse films, dus het is wat breder geworden. Van wat voor soort films houden de mensen met wie je veel omgaat? Ehm…nou, toch wel het gangbare Amerikaanse genre met een beetje actie of een drama, wat minder de arthouse en de cult omgeving. Ik zit ze wel een beetje aan te steken daarmee ofzo, door ze mee te nemen naar de bioscoop bijvoorbeeld. De enquête heb ik toen ingevuld in Rialto…ehm…toen zijn we naar Gomorra [reg., jaar, genre] geweest. Omdat die vriend die er was echt alleen maar naar die Amerikaanse blockbusters gaat, ik dacht van nou, ik moet hem misschien is wat anders laten zien. Het is natuurlijk ook leuker om met iemand te gaan die er wat over kan vertellen. Ja, je blijft er ook wel over napraten. Beschouw je de films die je mooi vindt ook als kunst? Ehm…ja, zeker. En waarom? Omdat ehm, dat wat ik net zei, dat verhaal van de…die regisseur heeft iets in zijn hoofd: van, het is een boek dat hij wil verfilmen of een script wat hij heeft gezien en gelezen. En hoe je
113
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
het dan voor elkaar krijgt, als je dat hebt gelezen, het te brengen naar beeld. Ja, dat is wel echt een, naast een vak, ook wel een kunst omdat te doen. De emotie wil je ook de kijker laten beleven en ehm…ook al is een film misschien heel slecht, er zitten altijd wel een of twee momenten in, waarin dat in ieder geval wel even lukt, met mij als kijker. Dat vind ik echt wel kunst, net als een schilderij wat je bekijkt en wat iets met je doet, wat je raakt. Je zei, in elke film zit wel een element dat kunst bevat. Houd je er een brede definitie van kunst op na? Ja, voor mij is kunst…het moet me raken, als het mij blij, verdrietig, emotioneel maakt op wat voor manier dan ook, dat vind ik wel een kunst. Zijn bepaalde films ook minderwaardig? Minderwaardig. Hoe bedoel je dat? Minderwaardig? …of bepaalde films minder van waarde zijn. Ja, maar dat is altijd mijn persoonlijke mening. Iedereen heeft…ja, ik, ik geen waarde heeft voor mij bijvoorbeeld de porno-industrie, pornofilms hebben voor mij geen waarde. Getuigen bepaalde films van een slechte smaak? Ja, ja. Welke zijn dat dan? Slechte smaak…nou, ik zou niet zo een titel kunnen noemen, maar er zijn wel heel veel, bijvoorbeeld…ik weet het wel…de Saw films [Saw I t/m V, horror]. Nou, dat vind ik echt helemaal niks. Ik kan niet voorstellen dat je dat met je geest verzint om zulke films te maken, zulke scripts te schrijven. Komt het dan echt neer op het verhaal alleen? De beelden met name. Het is natuurlijk ultiem visueel, hè. Ik bedoel, het wordt zo extreem uitvergroot en zo visueel mogelijk gemaakt dat je ervan gaat grillen. Wat voor soort mensen houden van dat soort films, denk je? Ja, dat is gissen…dat zou ik niet weten. Het wordt natuurlijk wel gemaakt voor een bepaalde doelgroep. Heb je niet een bepaalde doelgroep voor ogen? Ik kan me voorstellen dat het mensen zijn die op een andere manier hun zintuigen willen prikkelen zeg maar, met andere extreme…nee, ik zou dat niet, nee, ik zou er geen stempel op kunnen drukken. Wat vind je van de mensen die dat soort films bezoeken? O, dat moeten ze gewoon doen. Ja, nee, absoluut. Naast Rialto, waar ik de enquêtes ook heb afgenomen, zijn er ook grotere bioscopen, zoals de Pathé. Wat bezoek je vaker het filmhuis of de Pathé bioscoop? Het filmhuis, ja. Wat voor soort films worden er in het filmhuis vertoond, volgens jou? Titels bedoel je?
114
S. Blok
-
Het ‘post-Bourdieu’ debat: een verkennend sociologisch onderzoek naar smaakvoorkeuren en distinctie binnen de filmkunst
Nee, wat algemener, in vergelijking met bijvoorbeeld de Pathé bioscoop. De films met een wat kleiner budget. Ik denk dat je die films niet in de Pathé ziet. Ehm…films met ehm…uit verschillende landen, dus wat minder de mainstream Amerikaanse films. Ehm…films die…ehm…met misschien een wat complexer verhaal, wat minder….laat ik het zo zeggen…in de grote cinema worden vaak de grote verhalen die iedereen wel aanspreekt verteld en daarbinnen is vaak ook weer een klein verhaal te vertellen en die vind je weer wat vaker in.. het uitdiepen van een karakter of de uitdieping van een situatie…in de kleinere filmhuizen. Wat vind je van de filmhuisfilms? Soms drama…ze kunnen ook wel heel slecht zijn…ja, en ik had ook wel eens echt dat je denkt van; hûh. Maar ik vind wel dat er steeds meer, het lijkt wel alsof er steeds meer films komen ook, op basis waarvan filmhuizen hun keuzes kunnen maken. Ik weet nog wel, tenminste misschien is dat mijn eigen ontwikkeling, vroeger was het toch wel heel ehm…misschien een, twee films die vertoond werden over een wat langere tijd en je ziet nu het aanbod, zie je in Amsterdam qua filmhuizen toenemen. Of ieder geval plekken waar verschillende films worden vertoond, zie ik toenemen. En de keuze wordt wat breder, lijkt wel, en waardoor filmhuizen ook weer in staat zijn om de echte goede films eruit te halen en een breder assortiment neer te zetten. Je zei soms kan het ook dramatisch slecht zijn…Schiet er iets te binnen? En waar ligt dat dan aan? Ten eerste, kan het aan mij liggen. Aan de mindset waarmee je zelf binnenstapt, daar kan het ook absoluut aan liggen. Ehm...het kan liggen dat er soms bijvoorbeeld een festival is waarin één land wordt gekozen en daar verschillende films uit vertoond. Daar zitten wel eens een dramatische tussen. Het is wel leuk als je meerdere films…bijvoorbeeld een Arabisch filmfestival, volgens mij Arabische films…laatst geweest en dan zie je wel het brede spectrum waar er uit landen als Jordanië, Syrie en Beirut komt. En dat maakt het natuurlijk ook wel weer leuk. Er zitten ook stukken tussen waarvan je denkt…nou ja, goed, prima, leuk… Films die in het filmhuis draaien worden vaak als echte kunst gezien in vergelijking met de films die in grotere bioscopen draaien. Wat vind je daarvan? Nou, dat vind ik niet ehm…dat geldt niet voor mij. Het is meer de verbreding en de verdieping die ik zoek bij filmhuizen dan dat het me gaat om de kunst. We hadden het net over The Dark Knight, ja, ik vind het een kunststuk. Het is vreselijk knap hoe je in staat bent om zoiets te maken, dat is wel, niet alleen vakmanschap, maar dat is ook gewoon ja, een, een gevoel voor beeld, verhaal en emotie wat je daar neerzet. Dat vind ik echt kunst. Dus dat vind ik niet waar, nee. En als je jouw definitie zou moeten verwoorden van wat is kunst…in een paar steekwoorden, kort en bondig. Kunst moet me raken, het is gewoon mijn gevoel, er zit ook wel een soort kwaliteitspredikaat op, van het is heel knap hoe dit gemaakt is en weinig mensen kunnen dit zo. Dat is voor mij ook kunst en ehm…ik denk dat dat wel het belangrijkste is. Daar vallen allerlei soorten films onder, zolang je maar geraakt wordt en het goed in elkaar zit? Absoluut, absoluut.
115