MIGRANTENSTUDIES, 2008, NR. 1
In- en uitsluiting in het online publieke debat De discussie over eerwraak1
Tamara Witschge*
Introductie De Nederlandse multiculturele samenleving – ooit gezien als schoolvoorbeeld van de manier waarop verschillende culturen kunnen samenleven – staat onder druk. Hoewel tolerantie lang als een Nederlands handelsmerk werd gezien, lijkt de houding jegens immigranten en minderheidsculturen het afgelopen decennium te zijn verhard (Entzinger in: Thra¨nhardt, 2000, p. 172). Bijna dagelijks rapporteren de media over de tegenstelling tussen de autochtone en allochtone cultuur. Spanningen treden op de voorgrond en zijn in kracht toegenomen na gebeurtenissen als 11 september en de moord op filmmaker Theo van Gogh door een moslimfundamentalist in 2004. Het publieke debat over immigratie richt zich dan ook steeds meer op het vraagstuk van sociale cohesie en de vraag of autochtonen en allochtonen wel ku´nnen samenleven (Gijsberts & Dagevos, 2005, p. 66). In een situatie waarin angst en minachting voor de ander het publieke debat domineren, is het de vraag hoe op een democratische manier met de bestaande verschillen kan worden omgegaan. In een samenleving die in toenemende mate polariseert kan het moeilijk zijn om een dialoog te bewerkstelligen. Er wordt van het internet vaak gezegd dat het garant zou staan voor een meer inclusief debat, aangezien iedereen er zijn of haar mening kan formuleren (zie: Witschge, 2004). Er zouden minder barrie`res zijn die van deelname afhouden dan in de offline media en dus zouden er meer mensen en meer verschillende meningen gerepresenteerd kunnen worden. Exemplarisch voor het ongeloof over de openheid van de offline media en het geloof in de belofte van de ruimte om online gehoord te worden zijn de volgende citaten uit een discussie op het Marokkaans-Nederlandse webforum Maghrebonline: Ephimenco, Hirsi Ali, Tahir, Elian, Ebru Umar krijgen alle ruimte van de Nederlandse media. Waarom? Alleen maar omdat ze als ex-moslim of als
7
MIGRANTENSTUDIES, 2008, NR. 1
iemand die uit een moslimland afkomstig is, de islam zwart maakt en aanvalt (Elsid, op Maghrebonline, 9 mei 2004, 03:04). In reactie hierop stelt een andere deelnemer: Dat de media de ruimte geeft alleen aan de meelopers en huichelaars is niet nieuw en zal ook zo blijven. Ik ken een hoop mensen die columns sturen naar bekende kranten maar helaas worden deze stukken niet gepubliceerd omdat deze een ander geluid willen laten horen. De tijd van de kranten is bijna voorbij, men heeft nu de mogelijkheid om via Internet zijn geluid te laten horen... (Ilyas28, op Maghrebonline, 9 mei 2004, 12:16). Deze twee stellingen – dat traditionele media een beperkt of verstoord beeld van moslims en islam geven en dat het internet hiervoor een oplossing kan bieden – worden steeds vaker aangetroffen op verschillende webfora en websites waar het vraagstuk van immigratie en integratie wordt behandeld. In dit artikel onderzoek ik in hoeverre er verschillende actoren en standpunten aanwezig zijn in de online discussie over immigratie en integratie en hoe dat zich verhoudt tot de actoren en standpunten in kranten. Daarnaast wordt er specifiek gekeken naar wie er van het debat wordt uitgesloten. De volgende elementen worden geanalyseerd: – representatie van actoren; – representatie van opvattingen; – uitsluiting door middel van het discours. Via een casestudie gericht op het onderwerp eerwraak worden de representatie en uitsluiting onderzocht. Het onderwerp eerwraak stond sterk in de belangstelling nadat Ayaan Hirsi Ali (een toenmalig lid van de Tweede Kamer) in de Tweede Kamer een debat over het onderwerp initieerde en er in een interview in de Volkskrant een aantal uitspraken over deed (in februari 2005). Het interview met Hirsi Ali is gekozen als startpunt van de analyse (aangezien dit een duidelijke periode voor de analyse biedt). De online discussie wordt vergeleken met de offline discussie.
Methodologie Deze studie is erop gericht inzicht te verkrijgen in de diversiteit aan actoren en opvattingen in het online debat door deze te vergelijken met die in de offline media. De discussie over eerwraak op drie webfora wordt vergeleken met de discussie over hetzelfde onderwerp in zeven kranten. De keuze voor de artikelen in kranten als vergelijkingsmateriaal met de webfora laat zich als volgt verklaren: kranten worden van oudsher gezien als onderdeel van de publieke sfeer; als een trefplaats voor discussie. De tekortkomingen van kranten in dit opzicht hebben ertoe geleid dat vele onderzoekers naar het internet zijn gaan kijken voor een opleving van de publieke sfeer (voor een overzicht van deze studies, zie Witschge, 2007). Kranten (in tegenstelling tot andere media zoals
8
TAMARA WITSCHGE: In- en uitsluiting in het online publieke debat
televisie en radio) zijn vergelijkbaar met webfora, aangezien het hier tevens een geschreven uitwisseling van gedachten betreft.2 Mensen kunnen zowel in het online debat als in kranten bijdragen aan de inhoud, hoewel een bijdrage in de krant wel een andere status heeft en een andere selectieprocedure kent. De sectie ingezonden brieven en de andere delen van de krant die erop gericht zijn om de opvattingen van lezers te publiceren, verschaffen ruimte aan mensen om deel te nemen aan het publieke debat. Een aantal kranten heeft deze ruimte in de afgelopen jaren uitgebreid, maar de vraag blijft in hoeverre er echt sprake is van diversiteit in termen van actoren en opvattingen en hoe deze diversiteit zich verhoudt tot het online debat. Er wordt vaak beweerd dat de selectieprocedure van kranten nog steeds veel strikter is dan die voor het online debat. ‘Typically, editors select well-written and cogently argued contributions [...] rather than openly offensive pieces [...] and these are generally in keeping with the established ideological direction of the publication’ (Morrison & Love, 1996, p. 45-46). De verwachting is dan ook dat het online debat meer variatie laat zien aan inhoud, gelet op de goede toegankelijkheid van het debat. Ten slotte heeft onderzoek van Liina Jensen (2003, p. 370) uitgewezen dat deelnemers aan online discussie zelf vinden dat deze discussies het best vergelijkbaar zijn met ingezonden brieven.
Selectie van vraagstuk en periode van analyse Op 4 februari 2005 publiceerde de Volkskrant een interview met Ayaan Hirsi Ali, dat voornamelijk ging over haar opvattingen over de multiculturele samenleving. Een aantal van de opmerkingen in dit interview waren direct gerelateerd aan de discussie over eerwraak. Hirsi Ali stelde voor om de nieuwe terrorismewet (die het toelaat dat informatie van de inlichtingendiensten in de rechtszaal als bewijsvoering wordt gebruikt) aan te wenden om op te treden tegen eerwraak. Meer specifiek stelde ze voor om families die verdacht worden van het plegen van eerwraak permanent in de gaten te houden en hun telefoons af te tappen. Dit interview werd gepubliceerd een week voordat een debat in de Tweede Kamer (10 februari 2005) werd gehouden. Zowel offline als online is er veel discussie geweest over het voorstel van Hirsi Ali. Ik analyseer de bijdragen aan het debat tot een maand na het interview (4 februari tot 4 maart 2005).
Selectie van de krantenartikelen Voor de selectie van de artikelen binnen de gekozen tijdspanne zijn zeven nationale kranten gebruikt (het aantal artikelen per krant staat tussen haakjes): Het Algemeen Dagblad (AD) [4], NRC Handelsblad (NRC) [3], Het Parool [4],3 Metro [5], De Telegraaf [4], Trouw [4]en de Volkskrant [6]. Alle artikelen, ingezonden brieven, columns en andere opiniestukken waarin eerwraak wordt
9
MIGRANTENSTUDIES, 2008, NR. 1
genoemd zijn geselecteerd.4 In totaal leverde dit twintig krantenartikelen en tien opiniestukken op.
Selectie van de webfora De online discussies die voor dit artikel geanalyseerd werden komen van drie diverse, maar alle zeer populaire webfora: Fok, Weerwoord en Maroc. Deze webfora zijn gekozen na een inventarisatie van discussies over eerwraak op een diversiteit van webfora in de betreffende tijdspanne. Deze selectie omvat verschillende soorten grote webfora: – Fok is een algemene discussiesite met duizenden leden en honderdduizenden bijdragen in duizenden ‘threads’.5 – Weerwoord is een discussieforum dat zich specifiek richt op politieke onderwerpen.6 Hier plaatste Koos een bericht in de sectie ‘Immigratie en integratie’ op 4 februari om 4:08 uur. De thread was getiteld ‘Hirsi Ali wil AIVD inzetten tegen eerwraak’. Er kwamen 64 reacties op het eerste bericht dat een citaat bevatte van een online nieuwsbericht over Hirsi Ali’s plannen. Het laatste bericht dateert van 6 februari, om 18:40 uur. – Maroc is een website die zich specifiek richt op mensen van Marokkaanse afkomst die in Nederland wonen. De site wordt echter ook steeds meer bezocht door autochtonen.7
Analyse van het debat Representatie van actoren in de geselecteerde kranten is onderzocht door vast te stellen wie er zijn/haar opvatting kan uiten, of direct als auteur van een opiniestuk, column of ingezonden brief, dan wel door geciteerd te worden in een krantenartikel. Ik spreek hier van een citaat zowel wanneer actoren direct geciteerd worden als wanneer zij geparafraseerd worden (voor een soortgelijke manier van coderen, zie: Ferree et al., 2002). Van de actoren zijn relevante identiteitskenmerken als gender, afkomst (autochtoon of allochtoon) gegeven en tevens of ze deel uitmaken van de politieke elite. De status van de actoren is opgedeeld in de volgende categoriee¨n: politicus voor regeringspartij (inclusief leden van de regering); politicus voor de oppositie; ambtenaar; academicus; burger; en columnist. Voor de webfora zijn alle deelnemers aan het debat gecodeerd als actor en waar mogelijk zijn hun relevante kenmerken gecodeerd (gender en afkomst). Naast de vraag wie er gerepresenteerd is, wordt het eerwraakdebat gebruikt voor een diepgaande analyse van de manier waarop het discours groepen indan wel uitsluit. Deelnemers kunnen uitgesloten worden door te suggereren dat deze deelnemers en/of hun opvattingen inferieur zijn aan andere(n) of door deelnemers en hun bijdragen te negeren. Daarnaast kunnen uitsluiting en ongelijkheid in het debat tot stand komen door verwijzingen naar ‘wij’ en ‘zij’. Dit brengt een onderscheid tot stand tussen diegenen die gezien worden als lid van de samenleving/publiek/groepen en diegenen die dat niet zijn. In dit artikel wordt het proces van uitsluiting onderzocht door middel van discoursanalyse.
10
TAMARA WITSCHGE: In- en uitsluiting in het online publieke debat
Wie is er gerepresenteerd? Binnen een maand zijn er in zeven kranten in totaal 30 artikelen verschenen (waarvan 20 nieuwsartikelen, acht opiniestukken en columns en twee ingezonden brieven) en waren er op de drie discussiefora 139 bijdragen.
Representatie in kranten In de zeven kranten kregen 22 mensen een platform om hun gedachten over het eerwraakdebat weer te geven. Zeven van hen waren auteurs van columns, opiniestukken en ingezonden brieven. De andere vijftien werden geciteerd in krantenartikelen.8 Er is een vrij evenredige verdeling te zien in termen van gender en afkomst (zie voor een overzicht van de actoren bijlage I). Tien van de 22 actoren zijn vrouw, 10 zijn man (van twee mensen is het geslacht onbekend). Wanneer we de representatie van allochtonen in het debat vergelijken met het aantal allochtonen in de samenleving, zien we dat allochtonen goed gerepresenteerd zijn. Vijf actoren zijn van allochtone afkomst, terwijl er zestien autochtoon zijn. Het aantal actoren dat lid is van de politieke elite is oververtegenwoordigd in het krantendebat (zie tabel 1). Zes van de 22 actoren zijn politici van regeringspartijen (inclusief twee ministers) tegenover drie leden van oppositiepartijen. Krantenlezers komen verder slechts in zes artikelen in aanraking met de mening van de oppositie; in zeventien artikelen komen leden van regeringspartijen aan het woord. Lezers van de Volkskrant kunnen in het geheel niets lezen over de mening van oppositieleden over dit vraagstuk. Het Algemeen Dagblad citeert de oppositie daarentegen vijf keer. De politieke elite voert meer dan twee derde van het krantendebat (44 van 56 citaten). De vijf burgers hebben slechts 5 uit 56 stemmen en komen alleen in de gratis krant Metro en het Algemeen Dagblad aan het woord.
Tabel 1 Actoren per krant. krant actor pol. (reg.) pol. (opp.) ambtenaar burger columnist academicus totaal
Volkskrant
AD
NRC
Trouw
Parool
Metro
Telegraaf
Actoren Citaten
8 – 2 – – – 10
6 5 1 1 – 1 14
5 1 – – 1 – 7
3 1 – – 3 – 7
3 1 1 – – 1 6
1 – – 4 1 – 6
5 1 – – – – 6
6 3 2 5 5 1 22
31 9 4 5 5 2 56
11
MIGRANTENSTUDIES, 2008, NR. 1
Representatie online Online zijn er meer deelnemers dan aan het krantendebat (43 deelnemers in drie fora die 49 bijdragen plaatsten) en is er tevens een andere verdeling (zie bijlage II voor een overzicht). Zeer opvallend is de ongelijkheid in termen van gender op Fok. Vrouwen zijn bijna niet vertegenwoordigd; er is slechts e´e´n vrouw (van in totaal 36 bijdragen) en deze vrouw plaatst ook maar e´e´n bericht. Op Weerwoord is er geen informatie over de gender van de discussianten. Wanneer we echter de namen van de actor als indicator nemen,9 zijn er twee overduidelijk vrouw en vijf man. Op Maroc treffen we meer informatie en meer gelijkheid aan. Vijf actoren geven aan een vrouw te zijn, vier een man en van vier is het geslacht niet af te leiden. Waar de politieke elite het krantendebat domineerde, zien we dat deze in het online debat in het geheel niet gerepresenteerd is. Met betrekking tot de afkomst van de deelnemers is er weinig informatie voorhanden op Fok en Weerwoord. Wanneer we de namen als indicator nemen, lijkt er erg weinig diversiteit te zijn. Op Fok hebben zes van de veertien actoren een ‘Nederlandse’ naam. Van de andere namen valt niets af te leiden over een specifieke afkomst. Uitzondering vormt desiredbard die naar Ierland als zijn thuisland refereert (de meeste namen zijn, zoals deze, nicknames). Op Weerwoord vinden we zeven Nederlandse namen en e´e´n deelnemer die naar Curac¸ao refereert als land van afkomst. Er is geen informatie gevonden die suggereerde dat een van de deelnemers van allochtone afkomst was. Op Maroc is er wel informatie voorhanden over het land van afkomst; deelnemers wordt gevraagd om een vlag te kiezen wanneer ze zich registreren. Maar zelfs op deze site (hoewel gericht op Nederlandse Marokkanen) is de meerderheid van de vlaggen Nederlands. Dit hoeft natuurlijk niet te betekenen dat de deelnemers niet allochtoon zijn, maar ze presenteren zichzelf in ieder geval als Nederlands. Naast de Nederlandse vlag, komen de volgende vlaggen voor (elk e´e´n keer): Marokkaans, Spaans, Surinaams, Turks en die van Liechtenstein.10
Het online en krantendebat vergeleken Het krantendebat telt 22 actoren met 30 bijdragen verspreid over 7 kranten. In de 3 fora plaatsten 43 actoren 139 bijdragen. De webfora boden dus plaats aan meer deelnemers en interacties, maar wil dat ook zeggen dat er sprake is van een bredere representatie? Vergelijking van de twee platformen leert dat ze op een aantal punten overeenkomen. In beide gevallen zijn er e´e´n of twee overheersende deelnemers. In de krant bepalen Tweede Kamerlid Hirsi Ali en minister Donner samen bijna 40% van het debat. Online geldt dat de drie meest frequente discussianten samen bijna 30% van de discussie bepalen. Op beide platformen zien we daarnaast dat de meerderheid van de deelnemers autochtoon is (of dat lijkt te zijn). Toch lijken allochtonen beter vertegenwoordigd te zijn in kranten, zowel wat betreft het aantal deelnemers als de hoeveelheid bijdragen. De politieke elite vindt zich vooral gerepresenteerd in de kranten, terwijl burgers overheersen in het online debat. Een laatste belangrijk verschil is de vertegenwoordi-
12
TAMARA WITSCHGE: In- en uitsluiting in het online publieke debat
ging van gender: 10 van de 22 deelnemers in het krantendebat zijn vrouw, terwijl er online zijn maar 8 vrouwen deelnemen (van in totaal 42 deelnemers, van wie de gender van 12 deelnemers onbekend blijft). Deze acht vrouwen zijn verantwoordelijk voor slechts 13% van de bijdragen. Hoewel de politieke elite in het krantendebat overheerst, vinden we hier toch een meer divers publiek dan in het online debat. Dit staat haaks op de algemene verwachtingen over online discussies. Online discussie zouden toegankelijk zouden moeten zijn voor een breed publiek. Maar waar de vertegenwoordiging van verschillende groepen in het krantendebat het resultaat is van een selectieprocedure van de redacteur van de krant, is de representatie online in hoge mate het product van zelfselectie. Er zijn online geen mechanismen die erop gericht zijn een gebalanceerde representatie te waarborgen. Er zijn slechts procedures om mensen uit te sluiten, niet om mensen actief in te sluiten. We moeten echter niet uit het oog verliezen dat Ayaan Hirsi Ali als vrouw van buitenlandse komaf in haar eentje bepalend is voor de representatie van allochtonen en vrouwen. De vraag blijft in hoeverre representatie de inhoud van het debat beı¨ nvloedt. Betekent meer diversiteit in termen van deelnemers ook meer diversiteit in termen van posities?
Welke posities zijn gerepresenteerd? Het meest belangrijke verschil tussen het online en offline debat ligt in de hoeveelheid informatie die er gegeven wordt. De krantenartikelen richten zich bijna exclusief op de werking van het debat en niet op de inhoud. Slechts in negen van de dertig artikelen wordt de eigenlijke inhoud van Hirsi Ali’s voorstel ten aanzien van eerwraak besproken (in vijf artikelen wordt een negatieve houding aangenomen, in e´e´n een positieve en in drie artikelen een neutrale positie). De meeste krantenartikelen richten zich op de actoren die een rol spelen en hoe deze actoren elkaar bekijken. Hirsi Ali’s voorstel wordt negatief ontvangen door leden van de regering en leden van enkele oppositiepartijen. De aandacht die de kranten aan het debat besteden richt zich het meest op deze kritiek. De weinige uitspraken die wel gerelateerd zijn aan het vraagstuk van eerwraak laten opvallend weinig variatie zien: twee actoren zijn voor de koppeling van eerwraak aan terrorisme en tien zijn daartegen. Vier uitspraken geven geen mening weer over het voorstel, of zijn in ieder geval onzeker, zoals het volgende voorbeeld laat zien: ‘We kunnen iedereen wel verdenken van eerwraak. En als we het daarbij doen, waarom dan niet bij een gewone moord?’ (minister Donner van Justitie, de Volkskrant 11 februari 2005). De argumentatie achter de opvattingen van de actoren blijkt grotendeels afwezig in het krantendebat over eerwraak. Er wordt zeer weinig daadwerkelijke informatie gegeven over wat eerwraak is. Behalve e´e´n artikel dat verslag doet van een interview met de landelijk coo¨rdinator eerwraak, is er bijna geen informatie beschikbaar over eerwraak, de mogelijke oorzaken ervan en oplossingen ervoor. Online wordt deze informatie juist wel gegeven. Hier wordt het vraagstuk
13
MIGRANTENSTUDIES, 2008, NR. 1
bediscussieerd en worden argumenten gepresenteerd. Debaters reageren op elkaar en presenteren de nodige informatie. Er wordt een varie¨teit aan opvattingen besproken en het onderwerp wordt vanuit een breder perspectief belicht. De analyse van het discours over eerwraak, zoals dat hierna gepresenteerd wordt, is vooral gebaseerd op het online debat, aangezien de krantenartikelen zelden of nooit inhoudelijke tekst presenteerden. In het discours kunnen we twee thema’s onderscheiden: hoe eerwraak gezien moet worden en hoe we ermee moeten omgaan. Wat het eerste thema betreft (hoe eerwraak gezien dient te worden) zijn er twee overheersende opvattingen: 1) als een terroristische daad; 2) als cultureel of religieus fenomeen. Bij de vraag hoe met eerwraak om te gaan, worden de volgende punten naar voren gebracht: 1) wie is er wettelijk gezien verantwoordelijk voor eerwraak; 2) is eerwraak een issue dat opgelost dient te worden door een signaal van afkeuring af te geven. In de volgende paragraaf bespreek ik de opvatting dat eerwraak een cultureel of religieus fenomeen is, aangezien het samengaat met het uitsluiten van groepen in de samenleving. De vraag wie zich moet bezighouden met eerwraak hangt in grote mate samen met de vraag hoe eerwraak beschouwd moet worden. Moeten moorden uit eerwraak als ‘gewone’ moorden gezien worden, zoals minister Donner lijkt te suggereren? Of is er iets aan eerwraak wat het fundamenteel doet verschillen van andere moorden en moet het dus anders behandeld worden? En als er een fundamenteel verschil is, waarin schuilt dat verschil dan? Deze vragen worden in de kranten nauwelijks besproken. In de online discussie staan ze juist centraal. Veel discussianten beschouwen eerwraak niet als gewone misdaad. De volgende citaten zijn daarvoor exemplarisch: In het bijzijn van de hele familie de nek van het meisje doorsnijden... Een ‘gewoon’ misdrijf... Het wordt tijd dat Donner eens persoonlijk lastiggevallen gaat worden door de terreur die er binnen de samenleving [...] plaatsvindt (Torero, Weerwoord, 4 februari 2005, 14:32). Je kan eerwraak niet vergelijken met een moord na een cafe´ ruzie. Het is een cultureel gedragen verschijnsel waarbij de moordenaar de groepsnorm oplegt aan het slachtoffer (Simon, Maroc, 20 februari 2005, 12:53). Deze citaten lijken niet alleen te suggereren dat moorden uit eerwraak verschillen van andere moorden, maar ook dat ze ‘barbaarser’ zijn. Er is een verborgen schaal van ernstig-zijn: gewone moorden, moorden uit eerwraak en terrorisme. Een van de deelnemers gebruikt deze schaal in zijn redenering waarom eerwraak niet als terrorisme moet worden behandeld: Door duidelijk niet-terroristische zaken, zoals eerwraak, als terrorisme aan te duiden, neemt zij [Hirsi Ali] het echte terrorisme niet serieus genoeg (Pool, Fok, 4 februari 2005, 15:39). Deze indeling komt overeen met de opvatting dat de AIVD niet zou moet worden ingezet bij eerwraakzaken. De AIVD moet zich met ‘serieuzere’ zaken
14
TAMARA WITSCHGE: In- en uitsluiting in het online publieke debat
bezighouden, zoals terrorisme. Vele discussianten zijn het eens met deze opvatting. Er zijn echter ook discussianten die wel parallellen zien tussen terreur en eerwraak. Hier ligt de focus echter op terreur jegens individuen, meer dan op eigenlijk terrorisme. Een aantal deelnemers staat hier stil bij de positie van het slachtoffer; voor hen is het duidelijk dat het slachtoffer geterroriseerd wordt: Eerwraak vind ik wel terreur. Veelal tegen de vrouw en zeker tegen het individu (John Wervenbos (moderator) Weerwoord, 4 februari 2005, 19:07). Vrouwen en individuen die zich niet mogen ontwikkelen en emanciperen op straffe van doodslag en moord worden welbeschouwd ook geterroriseerd; concreter kan het niet (John Wervenbos, Weerwoord, 5 februari 2005, 00:01). Dit roept verschillende tegenreacties op: Maar volgens die redenering zijn er zoveel geweldsdelicten die je onder ‘terreur’ kunt scharen. Ik zie terreur toch voornamelijk als poging om met geweld invloed uit te oefenen op de regering of publieke opinie (Xeno, Weerwoord, 4 februari 2005, 23:46). Natuurlijk is ‘eerwraak’ een gewoon misdrijf en geen terrorisme. Familieterreur is geen terrorisme (Gert, Weerwoord, 6 februari 2005, 18:15). De discussianten hanteren duidelijk zeer specifieke, maar verschillende, definities van terrorisme. Voor sommigen is het feit dat een individu geterroriseerd wordt genoeg om eerwraak als terrorisme te beschouwen, terwijl voor anderen de term terrorisme alleen geldt voor misdaden tegen de staat. Nog weer anderen stellen dat eerwraak gezien kan worden als verzet tegen de Nederlandse samenleving, aangezien culturele waarden boven de geldende wet worden geplaatst (een gedachtegang die ook terugkomt in de volgende paragraaf): Of je het terreur kunt noemen weet ik niet, maar je kan het denk ik wel zien als een rituele moord door mensen die hun cultuur/religie belangrijker vinden dan onze wetten (Koos, Weerwoord, 4 februari 2005, 19:17). De discussie over de wettelijke manier om met eerwraak om te gaan laat zien dat de deelnemers verschillende oplossingen bespreken, anders dan de bespreking in kranten. De actoren hanteren verschillende perspectieven om te bepalen of de nieuwe Anti-terrorismewet wel de juiste manier is om eerwraak aan te pakken. Veel van de deelnemers aan de internetdiscussies vinden dat de huidige opsporingsmogelijkheden van de politie voldoende zijn om eerwraak aan te pakken en dat de AIVD daarbij dus niet hoeft worden ingeschakeld: wat hebben deze leden met de staatsveiligheid te maken? zaak van de
15
MIGRANTENSTUDIES, 2008, NR. 1
politie.. die kunnen ook tappen.. (waarbenik, Weerwoord, 4 februari 2005, 11:39). De AIVD heeft de ‘handen al vol’ en het zou niet de juiste organisatie zijn om zich met deze misdaad bezig te houden. Anderen zijn het eens met Hirsi Ali en geven daarvoor voornamelijk pragmatische redenen: Maar de AIVD heeft wel de organisatie om dit soort misdrijven op te sporen en in kaart te brengen. Dat het niet gaat om terrorisme vind ik geen motief. En dat het bij wet niet mogelijk is ook niet. Dan veranderen ze de wet maar (Moppersmurf, Weerwoord, 4 februari, 22:24). Het discours in het online debat laat zien dat velen eerwraak zien als een zeer ernstige misdaad. Ook is duidelijk dat discussianten vinden dat het probleem niet de aandacht krijgt die het verdient. Volgens de online deelnemers wordt er met het vraagstuk te voorzichtig omgegaan, zowel in de wet als door de politiek. Deel van het probleem is dat het signaal van afkeuring vanuit het publiek en de rechterlijke en politieke macht te zwak is. De deelnemers aan het internetdebat roepen dan ook op om dit maatschappelijke signaal luider te laten klinken om de ‘Nederlandse’ afkeur over deze misdaad duidelijk te maken: Eerwraak was jarenlang een verzachtende omstandigheid bij de bepaling van de strafmaat. Niet te geloven. Het zou juist veel zwaarder bestraft moeten worden dan een ‘gewone’ moord. En het moet niet alleen met wetten bestreden worden, ook doormiddel van de publieke opinie. Dus niet meer verzwijgen zoals Nederland nog steeds doet maar goed duidelijk maken dat we het schandelijk vinden (Koos, Weerwoord, 4 februari 2005, 19:17). Een van de deelnemers stelt de juistheid van de term eerwraak ter discussie en verbindt deze term aan de manier waarop het vraagstuk wordt bezien: Dergelijke moord met voorbedachten rade zou helemaal niet met de eufemistische term eerwraak benoemd moeten worden. Naar mijn idee is het beter de onvolwassenheid en gewetenloosheid van de lieden die meewerken aan deze moord genadeloos te belichten (sjun, Fok, 6 februari 2005, 08:35). Daarnaast wordt het afkeuren van eerwraak door de Nederlandse samenleving verbonden aan een mogelijke afkeuring door de gemeenschap waarin eerwraak praktijk is: Daarom is het ook zo belangrijk dat binnen de [islamitische] gemeenschap eerwraak afgekeurd gaat worden. Daarvoor moet eerst door politici duidelijk het standpunt naar buiten worden gebracht dat eerwraak niet getolereerd wordt (Koos, Weerwoord, 5 februari 2005, 17:21 – curs. van auteur).
16
TAMARA WITSCHGE: In- en uitsluiting in het online publieke debat
De discussie over een signaal van afkeuring uit de maatschappij hangt samen met het idee dat eerwraak zijn oorsprong heeft in de cultuur van etnische en religieuze minderheden. Veel deelnemers brengen eerwraak expliciet in verband met een vreemde cultuur en religie. Deze opvatting komt in de volgende paragraaf aan de orde. Ik eindigde de vorige paragraaf met de conclusie dat het krantendebat relatief meer insluitend, divers en open is, aangezien vrouwen en immigranten er beter vertegenwoordigd zijn dan in het online debat. In termen van de diversiteit aan opvattingen die gepresenteerd worden loopt het online debat ruimschoots voor op het krantendebat. Online wordt er meer informatie gegeven, worden meer opvattingen gepresenteerd en worden ook meer alternatieve oplossingen besproken. In het krantendebat worden bijna geen opvattingen besproken en wordt er zeer weinig informatie gepresenteerd. Dit zou zeer wel een gevolg kunnen zijn van de nieuwswaarde die bepaalt waarover wordt gerapporteerd; de vorm van het debat heeft meer aandacht gekregen dan de inhoud ervan.
Discursieve uitsluiting Een groot deel van de discussie over hoe eerwraak gezien moet worden, draait om de vermeende culturele en religieuze aard van het fenomeen. De discussianten sluiten hiermee andere deelnemers en hun opvattingen op verschillende manieren buiten. Uitsluiting komt in het debat over eerwraak voornamelijk tot stand door het verwijzen naar ‘wij’ versus ‘zij’. De nadruk ligt daarbij sterk op de normen die volgens de discussianten in deze samenleving zouden moeten gelden. In het online debat (en soms ook in de kranten) wordt duidelijk dat eerwraak wordt gezien als een fenomeen dat ‘buiten’ de Nederlandse samenleving staat. Eerwraak wordt gezien als een misdaad die de Nederlanders ‘vreemd’ is. Sommige discussianten impliceren daarbij dat het misschien past in een buitenlandse cultuur, maar zeker niet in de Nederlandse. De volgende voorbeelden laten dit zien: Gewoon is het [eerwraak] zeker niet, althans in onze cultuur NOG niet (xeno, Weerwoord, 4 februari 2005, 17:52 – curs. van auteur). Het moet mensen goed duidelijk gemaakt worden dat eerwraak hier niet meer getolereerd wordt (Koos, Weerwoord, 4 februari 2005, 19:17 – curs. van auteur) Het discours zegt niet alleen iets over welke praktijken afgewezen worden, maar ook over diegenen die dergelijke praktijken begaan. De daad zelf wordt gezien als ‘oneigen’ en dus zijn het automatisch ‘vreemdelingen’ die hem begaan. De discussie draait om de vraag of iemand die zo’n misdaad begaat wel beschouwd kan worden als een Nederlands burger. Eerwraak wordt niet gezien als elke andere willekeurige misdaad, maar als een daad die de fundamenten van de staat ondermijnt. Daarom plaatsen sommige discussianten
17
MIGRANTENSTUDIES, 2008, NR. 1
eerwraak onder de noemer ‘terrorisme’; alsof eerwraak iets is wat de gehele rechtsstaat ondermijnt. [Eerwraak is] moord met het oogmerk om tegen het heersende rechtssysteem in te gaan. In die zin zou je eerwraak kunnen vergelijken met terrorisme. [...] De leus: ‘Jouw staat is de mijne niet’. doet al jaren opgeld in Nederland (opa, Fok, 4 februari 2005, 23:10 – curs. van auteur). De volgende voorbeelden laten zien dat niet iedereen eerwraak als iets ‘uitheems’ ziet. Tegelijkertijd laten ze ook zien dat terrorisme een sterk etnische en religieuze connotatie heeft: Er zijn vast wel autochtonen geweest die in de familiesfeer iemand hebben vermoord wat erg op een eerwraak kan lijken. Daarom lijkt het me ook geen terrorisme (pberends, Fok, 4 februari 2005, 20:34). Aangezien eerwraak in meerdere culturen voorkomt zoals ook de christelijke, kan je het onmogelijk onder de noemer van terrorisme plaatsen m.i. (anne, Weerwoord, 6 februari 2005, 15:42). Zouden christelijke culturen ook zoiets als eerwraak kennen, dan kan eerwraak niet gezien worden als terrorisme. Ook hier overheersen echter gevoelens van superioriteit en vervreemding. Eerwraak wordt gezien als iets barbaars: Mij lijkt het bijzonder zinvol om alle vormen van door achterlijke buitenlandse culturele ‘waarden’ ingegeven daden te controleren en op te sporen (Torero, Weerwoord, 6 februari 2005, 00:02 – curs. van auteur). al die islam sjit zijn we zat. hard aanpakken is de enige remedie tegen dergelijke barbaarse zaken! (GewoneMan, Fok, 4 februari 2005, 23:36 – curs. van auteur). Als eerwraak geen Nederlands fenomeen is, maar iets ‘uitheems’, dan is het onduidelijk wiens probleem het dan wel is. Is het zaak voor de Nederlandse samenleving om zich ermee bezig te houden? Wordt de Nederlandse samenleving wel ‘echt’ getroffen door eerwraak, of wordt zij alleen geconfronteerd met iets waarvoor eigenlijk geen plaats is in haar maatschappij? Dat dergelijke sentimenten en vragen spelen wordt duidelijk tot uitdrukking gebracht in het volgende citaat: Dat ze ook hun eigen vrouwen het leven zuur maken is vervelend, maar moet dan maar op een andere manier opgelost worden (xeno, Weerwoord, 4 februari 2005, 8:57 – curs. van auteur). Het zijn dus niet ‘onze’ vrouwen die door eerwraak geraakt worden. Het idee dat het voor sommigen alleen een ‘vervelend’ fenomeen is, komt ook duidelijk
18
TAMARA WITSCHGE: In- en uitsluiting in het online publieke debat
naar voren uit de oplossingen die aangedragen worden. Deelnemers lijken meer problemen te hebben met waar eerwraak plaatsheeft, dan jegens wie deze gericht is. Het discours impliceert dat deelnemers eerwraak niet direct afkeuren, zolang het maar niet op Nederlandse grond gebeurt. In plaats van zich hard te maken om een oplossing te vinden voor het probleem en de onderliggende oorzaken aan te pakken in de samenleving, stellen de discussianten voor om de praktijk (en dus het probleem) buiten de landsgrenzen te plaatsen: Eerwraak is gewoon volstrekt onacceptabel in Nederland [...] Mensen die zo’n samenleving wensen, geven die wat mij betreft maar elders vorm; maar niet hier in Nederland (John Wervenbos (moderator), Weerwoord, 5 februari 2005, 0:01). Discursieve uitsluiting gaat soms gepaard met voorstellen tot daadwerkelijke uitsluiting: Eremoord in de familie? ALLEMAAL buiten zonder pardon! (Circe, Weerwoord, 5 februari 2005, 14:43 – curs. in origineel). Deze oplossing wordt door een van de deelnemers in de discussie ingebracht: Hoe ver moet je gaan met het uitzetten van mensen? Wat als de overtreders Nederlanders of Surinamers zijn? De alternatieve oplossing die deze deelnemer aandraagt, is echter minstens even uitsluitend: Achterlijken bevinden zich ook onder de Hollandse-blanke-boeren-en-burgers etniciteit. Wat wil je dat we daar mee doen? Ook uitzetten? Of Surinamers of Antillianen. Overigens vind ik wel dat als iemand een dubbele nationaliteit heeft hij of zij zonder pardon bij onomstotelijk bewijs van een zware criminaliteit het land uit gezet moet worden met intrekken van het NL-staatsburgerschap. Kinderen of geen kinderen, arm of rijk. Het zou me worst wezen....uitzetten deze verloederaars (Eduard Geenen, Weerwoord, 5 februari 2005, 13:14 – curs. van auteur). Een alternatieve oplossing die minder populair is, maar door sommigen wel wordt aangedragen, is het bewerkstelligen van een culturele omslag binnen gemeenschappen waarin eerwraak gepraktiseerd wordt. ‘Nederlandse’ waarden zouden moeten worden overgedragen. ‘Vreemdelingen’ kunnen in de inburgeringscursus leren hoe een ‘Nederlander’ omgaat met bepaalde familiekwesties. Het volgende citaat laat zien hoe een aantal discussianten deze culturele omslag ziet: Het verschijnsel eerwraak heeft een duidelijk culturele (met name Turkse) achtergrond. [...] Alleen een cultuuromslag bij deze groep mensen lost het probleem echt op [...] Eisen dat het onderwerp eerwraak nadrukkelijk in het inburgeringspakket opgenomen wordt (hoe men daar in Nederland WEL mee omgaat) zou al heel wat realistischer zijn (Theo, Weerwoord, 4 februari 2005, 17:11– nadruk in origineel)
19
MIGRANTENSTUDIES, 2008, NR. 1
Het aanschouwelijk maken van de ‘Nederlandse’ manier van leven zou bij de ander de nodige omslag in gedrag en waarden teweegbrengen. Er zijn echter ook deelnemers die een minder eenzijdige oplossing aandragen met een meer actieve rol voor de leden van de gemeenschap waarbinnen eerwraak getolereerd wordt. Deze discussianten roepen om emancipatie van deze gemeenschap om zo verandering te bewerkstelligen: Het verzet tegen primitieve zaken als ‘erewraak’ zal toch vanuit de emancipatiegolf van Moslims zelf moeten komen. (curac¸aoteam, Weerwoord, 5 februari 2005, 20:17 – curs. van aut.) We zien hier dat, hoewel een ander perspectief gepresenteerd wordt, het discours ook hier vergeven is van stereotypen over (vooral) de moslimgemeenschap. Het vraagstuk wordt echter wel als een gedeeld vraagstuk gezien, en de ‘ander’ wordt betrokken bij de voorgestelde oplossing.
Conclusie Openheid in een debat leidt idealiter tot diversiteit in het debat zowel in termen van deelnemers als in opvattingen. We verwachten van de online discussie, wanneer deze meer open is dan de offline discussie, dat er meer verschillende deelnemers en opvattingen vertegenwoordigd zijn. In dit artikel heb ik vergeleken hoe de ruimte op webfora met een diversiteit aan opvattingen in het debat over eerwraak zich verhoudt tot een dergelijke representatie in kranten. Binnen een tijdspanne van een maand zijn zeven kranten en drie webfora geanalyseerd. Er waren respectievelijk 30 en 139 bijdragen aan het debat over eerwraak op deze discussieplatformen. In de kranten was er een diversiteit aan actoren in termen van gender en etniciteit, maar er waren bijna geen burgers of andere niet-gouvernementele actoren vertegenwoordigd. Hoewel de politieke elite de discussie in het krantendebat domineerde, was het krantendebat wel meer divers dan het debat online. In het online debat leek de vertegenwoordiging van allochtonen minimaal. Men zou kunnen argumenteren dat de aanwezigheid van allochtonen in de discussie juist van belang is, aangezien eerwraak wordt gezien als een praktijk binnen de allochtone gemeenschap. Er worden veel mogelijkheden geopperd voor wat religieuze of etnische minderheden zouden moeten doen ten aanzien van eerwraak, maar er komt in de discussie geen dialoog tot stand. Zelfs op het Marokkaans-Nederlandse forum Maroc lijkt het debat gedomineerd te worden door autochtone Nederlanders. In de kranten is het publiek dus meer divers dat deelneemt aan de discussie. Maar betekent dit nu dat er ook een grotere diversiteit is aan opvattingen? In het debat dat in deze studie centraal staat was dit niet het geval. In de kranten lag de nadruk voornamelijk op het proces van het debat. In plaats van verschillende opvattingen over eerwraak te presenteren, werd het onderwerp vooral procedureel besproken. Online was er weinig diversiteit aan deelnemers, maar er werd meer informatie gegeven, er werden meer opvattingen gepresen-
20
TAMARA WITSCHGE: In- en uitsluiting in het online publieke debat
teerd, en alternatieve oplossingen besproken. Maar kunnen we op grond daarvan ook concluderen dat het debat meer open is dan het krantendebat? Het is duidelijk dat toegang verkrijgen tot het online debat eenvoudiger is. Er zijn dan ook meer burgers vertegenwoordigd online, en er is ook echt een grotere diversiteit aan opvattingen en toch zien we dat men zich in zijn opvattingen strikt houdt aan wat als Nederlandse waarden wordt beschouwd en van wat wettelijk toelaatbaar wordt geacht. Er wordt nooit daadwerkelijk een alternatief perspectief geformuleerd. De ‘ander’ is niet vertegenwoordigd in het debat. In die zin is het debat dus niet insluitend, hoewel er geen directe aanwijzingen zijn dat mensen formeel gezien zijn buitengesloten. Aangezien het debat alleen over de ‘ander’, en niet met de ander wordt gevoerd, blijven angst, frustraties en vooroordelen onopgelost en onbesproken.
Noten *
Tamara Witschge is werkzaam bij de afdeling Media and Communications, Goldsmiths, University of London, als Research Associate bij het project ‘Spaces of News.’ Correspondentie:
[email protected]
1.
Dit onderzoek is uitgevoerd aan de Amsterdam School for Communications Research met een subsidie van het NWO (nummer 425.42.008). Zie bijvoorbeeld Kress (1986) voor een discussie over de verschillen tussen schriftelijke en verbale communicatie. Deze krant is weliswaar gericht op Amsterdam, maar vanwege de landelijke verspreiding toch opgenomen in de selectie. Met behulp van Lexis Nexis. Metro is handmatig doorgezocht door alle PDF-documenten uit die periode te doorzoeken (via www.clubmetro.nl). ‘Eerwraak geen terrorisme’, gestart op 4 februari om 15:25 uur door Umm-Qsar; 35 reacties; laatste reactie 6 februari om 13:51 uur. ‘Hirsi Ali wil AIVD inzetten tegen eerwraak’, gestart op 4 februari om 4:08 uur door Koos; 64 reacties; laatste reactie 6 februari om 18:40 uur. ‘Het debat over eerwraak’ gestart op 20 februari 2005 om 00:44 uur door Te quiero, 37 reacties; laatste reactie 21 februari om 20:47 uur. Een van de actoren is auteur en werd geciteerd in een krantenartikel. Of dit een minder betrouwbare methode is dan van de zelf opgegeven gender uit te gaan, is onduidelijk. Maar het is de representatie van gender waarin ik geı¨ nteresseerd ben, datgene wat zichtbaar is voor de andere gebruikers. Of dit nu van een naam komt of van het specifieke genderteken lijkt dan niet uit te maken. Ik wil niet beweren dat dit dan ook de landen zijn waar de betreffende deelnemers vandaan komen. Het gaat erom welke landen gerepresenteerd zijn in het debat. De keuze van de actoren voor een bepaalde vlag suggereert wel een affiliatie. Het feit dat een van de vlaggen een half jaar na de dataverzameling gewijzigd is (van Liechtenstein naar Luxemburg) laat zien dat de representatie en affiliatie niet statisch zijn.
2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
10.
21
MIGRANTENSTUDIES, 2008, NR. 1
Literatuur Ferree, M.M., Gamson, W.A., Gerhards, J., & Rucht, D. (2002). Shaping abortion discourse: Democracy and the public sphere in Germany and the United States. Cambridge: Cambridge University Press. Gijsberts, M., & Dagevos, J. (2005). Uit elkaars buurt: De invloed van etnische concentratie op integratie en beeldvorming. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Liina Jensen, J. (2003). Public spheres on the Internet: Anarchic or government-sponsored – A comparison. Scandinavian Political Studie, 26(4), 349-374. Morrison, A. & Love, A. (1996). A discourse of disillusionment: Letters to the editor in two Zimbabwean magazines 10 years after independence. Discourse and Society 7(1), 39-75. Thra¨nhardt, D. (2000). Conflict, consensus, and policy outcomes: Immigration and integration in Germany and the Netherlands. In: R. Koopmans & P. Statham (Eds.), Challenging immigration and ethnic relations politics (pp. 162-187). Oxford: University Press. Witschge, T. (2004). Online deliberation: Possibilities of the Internet for deliberative democracy. In: P. Shane (Ed.), Democracy online: The prospects for political renewal through the Internet (pp. 109-122). New York, NY: Routledge. Witschge, T. (2007). (In)difference online: The openness of public discussion on immigration. Unpublished Doctoral dissertation. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam.
22