Projectmedewerker/ervaringsdeskundige in de armoede en sociale uitsluiting
Functiebenaming/graad en functionele loopbaan Projectmedewerker/ervaringsdeskundige armoede, C1-C3. (PT)
Doel van de functie Het verhogen van de ontwikkelingskansen van kinderen, door o.m.: Participatie van de doelgroep ondersteunen en verhogen. Het vertalen van de mogelijke drempels voor kansarme gezinnen binnen het bestaand dienst- en hulpverlenend aanbod. Dienstverleners ondersteunen, vormen en sensibiliseren in het omgaan met mensen in armoede. Samen met de doelgroep en dienstverleners zoeken naar drempelverlagende oplossingen van het aanbod.
Plaats in de organisatie Rapporteert aan het diensthoofd Sociaal Huis welwel.
Resultaatsgebieden 1. Optreden als vertrouwenspersoon voor ouders in kansarmoede om de link te vormen tussen de ouders en dienstverleners. Dat houdt onder meer in: (30%) Informeren over verloop dienstverlening Opbouwen van een vertrouwensband Tolken tussen de ouders en de dienstverleners … 2. Begeleiden van ouders in kansarmoede en zoeken naar oplossingen zodat hun weerbaarheid vergroot wordt. Dat houdt onder meer in: (10%)
Mee voeren van individuele ondersteuningsgesprekken met leden van de doelgroep
Activeren, motiveren en ondersteunen van de doelgroep (bv om iets aan hun situatie te veranderen)
Toeleiden naar andere diensten
Mee organiseren van ontmoetingsmomenten met en tussen ouders
Afleggen van huisbezoeken bij kansarme gezinnen
Informeren van ouders in armoede zodat zij zelf keuzes kunnen maken
…
3. Adviseren van het beleid van dienstverleners, opdat een beter begrip en verruimd inzicht bekomen wordt mbt kansarmoede: Dat houdt onder meer in: (40 %)
Adviseren van het beleid door vanuit eigen armoede ervaring te duiden te duiden wat het betekent om in kansarmoede te leven (duiden van de leefwereld van de arme en de overlevingsstrategieën die ze ontwikkelen) Signaleren van situaties of beslissingen die geen of onvoldoende rekening houden met de leefwereld van kansarmen Bevragen van de doelgroep over hun wensen, verwachtingen, … Geven van feedback over de werking van een organisatie Meewerken aan de ontwikkeling van brochures mbt het aanbod en de werking van de organisatie Nagaan op welke manier men het aanbod toegankelijker kan maken en beter kan doen aansluiten bij de noden en behoeften van mensen in kansarmoede. Signaleren van situaties of problemen van mensen in kansarmoede …
4. Samenwerking en netwerkvorming met alle actoren binnen het beleid: Dat houdt onder meer in: (15%) Actief deelnemen aan overleg Samenwerken in duo zowel met de beleidsmedewerker kinderarmoede als met kernpartners project kinderarmoede als met beleidsmedewerkers van het Sociaal Huis. Delen van kennis en expertise,
Formuleren van suggesties of aanbrengen van verbeterinitiatieven die kunnen bijdragen tot een betere, klantgerichte dienstverlening ten aanzien van de doelgroep
5. Verzorgen van dienst- en teamondersteunende taken. Dat houdt onder meer in: (5%) ▪ Initiatief nemen en bijdragen tot een positieve en collegiale werksfeer en elkaar stimuleren (interne communicatie, samenwerken, elkaar ondersteunen, teambuilding, problemen oplossen,…) ▪
Actief meewerken aan een goeie werkorganisatie van de dienst op basis van een taakverdeling (afspraken m.b.t. uurroosters naleven, respect voor elkaars taken, problemen helpen oplossen, organisatorische taken opnemen (bv. telefoonpermanentie, economaat, balie enz.), correct overdracht en opvolging (bv. bij verlof, ziekte, kleine verschuivingen in het takenpakket, …)
▪
Actief meewerken aan de verdere uitbouw en ontwikkeling van de dienst (bv. gezamenlijke visie, externe communicatie, kwaliteit, klachten, enz.)
▪
Actieve deelname aan het werkoverleg
▪
Open samenwerking met de direct leidinggevende (overleg, coaching, gesprekken, briefing, signaleren, …)
▪
Initiatief nemen en samenwerken aan gemeenschappelijke taken, thema’s of projecten zowel binnen de dienst als met andere diensten (binnen en buiten het Departement Burger en Welzijn)
▪
Actief meewerken aan ‘een lerende dienst’: binnenbrengen, uitwisselen, ontwikkelen en benutten van alle nieuwe informatie, ontwikkelingen, ervaringen en kennis met collega’s (binnen de dienst én andere diensten).
Functiedoelstellingen Vaktechnische doelstellingen ▪
Zelf ervaring in de kansarmoede hebben
▪
Basistoepassing van:
▪
Je kent en begrijpt de gevoeligheden van doelgroep. Je kan deze gevoeligheden kaderen. Je brengt in een open gesprek deze gevoeligheden over aan dienstverleners Je begrijpt de leefwereld van zowel de doelgroep als de dienstverleners Je slaat bruggen tussen de beide leefwerelden
Gangbare pc- en softwareprogramma’s (Word, Access, Excel, Outlook,…);
Kennis van de organisatie en de huisstijl.
COMPETENTIEPROFIEL WAARDEGEBONDEN COMPETENTIES ▪ VOORTDUREND VERBETEREN (niveau 2) U werkt continu aan het verbeteren van het eigen functioneren en van de werking van de ploeg/dienst/departement/organisatie. Uw bereidheid om te leren, mee te groeien met en mee te werken aan veranderingen werken dit in de hand.
II. U denkt/werkt actief mee aan het verbeteren van de manier waarop wordt gewerkt (binnen de eigen functie, dienst, departement, organisatie). (actief) -
-
Maakt zich vertrouwd met nieuwe materies die relevant zijn voor een goede werking (bv. nieuwe regelgeving, informaticatoepassingen, werkmethoden …). Informeert zich over nieuwe ontwikkelingen (leest vakliteratuur, neemt deel aan congressen …). Past nieuwe richtlijnen, kennis, informatie en inzichten toe in de praktijk. Gaat na of en hoe nieuwe tendensen en ontwikkelingen kunnen worden ingezet. Zoekt actief naar mogelijkheden om de uitvoering van het werk te verbeteren en werkt die mogelijkheden verder uit tot concrete voorstellen.
▪ KLANTGERICHTHEID (niveau 2) U onderkent de rechtmatige behoeften van verschillende soorten (interne en externe) klanten en reageert er adequaat op. U anticipeert op de behoeften van klanten en realiseert een kwaliteitsvolle dienstverlening.
II. Bij minder evidente vragen en problemen van klanten onderneemt u zelf acties om voor de meest geschikte oplossing te bieden. -
Past binnen de bestaande procedures en planning de dienstverlening of het product aan om de klant verder te helpen. Geeft de klant waar hij recht op heeft op de best mogelijke wijze. Levert, rekening houdend met bestaande procedures, sneller of meer dan afgesproken is aan de klant (indien mogelijk). Gaat expliciet na of de klant tevreden is met de aangeboden oplossing en dienstverlening (indien mogelijk). Probeert zelf een antwoord te geven op een vraag of klacht. Verwijst zo nodig door of zoekt hulp. Biedt een zo optimaal mogelijke oplossing voor de klant.
▪ SAMENWERKEN (niveau 2) U levert een bijdrage aan een gezamenlijk resultaat op het niveau van de ploeg/dienst/departement/organisatie, ook als dat niet onmiddellijk van persoonlijk belang is.
II. U werkt op een constructieve manier samen met zijn collega’s aan gezamenlijke opdrachten en pleegt overleg op gepaste momenten. -
Steunt de voorstellen van anderen en bouwt daarop voort om tot een gezamenlijk resultaat te komen. Stemt de eigen inbreng/prioriteiten/aanpak af op de behoeften van de groep. Komt met ideeën om het gezamenlijke resultaat te verbeteren. Vraagt spontaan en proactief de mening van anderen.
▪ BETROUWBAAR HANDELEN (niveau 2) U handelt integer, zorgvuldig, objectief, correct en transparant en vertrekt hierbij van sociale en ethische normen (diversiteit, milieuzorg,…).
II. Naast de toepassing van de organisatorische regels, gaat u bredere sociale en ethische normen handhaven in de praktijk.
-
Neemt de verantwoordelijkheid op zich voor zijn eigen handelen (past geen ‘paraplupolitiek’ toe). Respecteert vertrouwelijke en persoonlijke informatie. Komt uit voor eigen fouten, vergissingen en nalatigheden. Leeft de deontologie na die eigen is aan de functie of het functieniveau. Spreekt anderen erop aan als ze niet conform bestaande regels en afspraken handelen. Handelt consequent: neemt in soortgelijke omstandigheden soortgelijke standpunten in of een soortgelijke houding aan. Kan inschatten of informatie al dan niet verder kan of mag worden verspreid.
INTERPERSOONLIJKE COMPETENTIES omgang met anderen ▪ COMMUNICEREN (niveau 2) U drukt zich met een duidelijke taal uit bij uw gesprekspartner of publiek en zorgt door actief luisteren dat u (non-)verbale boodschappen begrijpt en opneemt.
II U zorgt voor een heldere communicatie in twee richtingen door niet alleen uw boodschap duidelijk te brengen, maar ook door op actieve wijze te luisteren en de nodige terugkoppelingen te maken om de gesprekspartner te begrijpen.
-
Gaat regelmatig na of de eigen boodschap voor de andere duidelijk is. Biedt zijn gesprekspartner(s) de mogelijkheid om vragen te stellen. Geeft de gesprekspartner de ruimte om zich te uiten en onderbreekt hem niet Schept een situatie die uitnodigt tot een gesprek (bv. stiltes laten) door o.a. via gedrag en houding blijk te geven van interesse voor wat de andere brengt. Geeft tussendoor een correcte samenvatting van wat is gezegd om zo te toetsen of hij goed begrijpt wat de andere wil zeggen. Vraagt opheldering, een reden of oorzaak als hij niet begrijpt wat de andere zegt of wanneer de gesprekspartner boodschappen niet afwerkt (vb. halve zinnen, aarzelingen). Vraagt door op gegeven informatie en reageert inhoudelijk op wat de gesprekspartner zegt. Integreert de inbreng van anderen in zijn eigen uiteenzetting. Reageert (verbaal) op non-verbale signalen van zijn gesprekspartner.
-
-
-
▪ ASSERTIEF HANDELEN (niveau 2) U komt op voor de eigen mening (of het eigen belang) met respect voor anderen, zelfs als er vanuit de omgeving druk wordt uitgeoefend om dat niet te doen.
II. U komt spontaan met eigen standpunten naar voor. -
Komt op een respectvolle wijze op voor de eigen standpunten of de belangen van de ploeg/dienst/departement/organisatie. Kiest eerder voor directe confrontatie en directe beïnvloeding dan voor manipulatieve of indirecte beïnvloedingstechnieken. Brengt gevoelige of negatieve boodschappen op een duidelijke en directe manier. Komt uit eigen beweging met standpunten naar voren die afwijken van de standpunten van zijn gesprekspartner. Handhaaft bij de verdediging van eigen voorstellen voldoende openheid en flexibiliteit voor tegenargumenten, weerstand en kritiek.
-
▪
EMPATHIE TONEN (niveau 2)
U bent in staat uitgesproken en onuitgesproken informatie op te pikken en daarop adequaat te reageren ten aanzien van medewerkers, collega’s, klanten, hiërarchie,…
II. U reageert (via houding en handelen) gepast op door anderen geuite gedachten, gevoelens, behoeften en verwachtingen.
-
Communiceert begrip voor de gevoelens, de behoeften en de belangen van de andere. Toont begrip door het eigen non-verbale gedrag. Houdt bij beleidsvoorbereiding rekening met de standpunten van relevante actoren. Toont begrip voor de reacties van anderen in een bepaalde situatie. Gaat adequaat in op persoonlijke of emotionele boodschappen.
PERSOONSGEBONDEN COMPETENTIES
▪ ZICH FLEXIBEL OPSTELLEN (niveau 2) U kan de eigen gedragsstijl veranderen om een vooropgesteld doel te bereiken. In verschillende situaties of ten aanzien van verschillende personen kan u op een efficiënte wijze uw gedrag aanpassen..
II U past op eigen initiatief uw gedrag doelgericht aan om de gestelde doelstellingen beter (sneller, efficiënter) te kunnen bereiken (proactief). -
-
Anticipeert: schat de mogelijke hindernissen vooraf in en past gedrag daaraan aan. Evalueert kritisch en regelmatig het (te verwachten) resultaat, met als doel de gekozen aanpak tijdig te kunnen bijsturen. Reageert alert op informatie die het bijsturen van een gekozen aanpak noodzakelijk maakt (merkt de informatie op, schat gevolgen in, overloopt alternatieven). Formuleert meerdere concrete alternatieven om de doelstellingen beter en efficiënter te kunnen bereiken. Signaleert problematische doelstellingen ruim op voorhand en onderneemt meteen actie om deze doelstelling alsnog te kunnen halen door het gedrag aan te passen.
ONDERNEMENDE COMPETENTIES ▪ PLANNEN EN ORGANISEREN (niveau 1) Het vermogen om te overzien welke doelstellingen binnen de functie/dienst/ het departement behaald moeten worden en wat daarbij prioriteit heeft. Aangeven welke activiteiten, door wie en met welke middelen ondernomen moeten worden om deze doelstellingen te behalen en dit organiseren.
I.
U plant en/of organiseert het eigen werk.
-
-
Stelt doelen en prioriteiten voor zichzelf en voor de werkzaamheden en houdt hierbij rekening met de nodige uitvoeringstijd. Bespreekt planning van het eigen werk met anderen en stemt zo verder af met de planning van andere werkzaamheden. Werkt ordelijk en systematisch volgens planning (maakt ‘to do’-lijst, houdt agenda bij) Neemt tijd voor en treft goede voorbereidingen. Zorgt ervoor de juiste middelen op het juiste moment ter beschikking te hebben om de vooropgestelde planning te kunnen volgen.