Internationale dag tegen armoede en sociale uitsluiting
Armoede & (geen) werk
Brussel, 13-14-15 oktober 2010
Vooraf Tewerkstelling kreeg een centrale plaats in de Lissabondoelstellingen en ook in de nieuwe EU2020 doelstellingen krijgt arbeid een belangrijke plaats. Zo bevestigt het Europees beleid dat tewerkstelling de belangrijkste factor blijft in de strijd tegen armoede. Toch is de werkloosheid de laatste jaren in alle Europese landen enorm gestegen. Ook België ontsnapt niet aan deze tendens en Brussel heeft van de drie gewesten met voorsprong het hoogste werkloosheidspercentage. Korte termijnmaatregelen in de verschillende landen hebben de werkloosheid hoogstens afgeremd. In sommige landen lijkt de focus momenteel meer te liggen op mensen hun job te laten behouden. In België wordt gemerkt dat er net een activeringspolitiek gaande is. Dit alles zorgde ervoor dat we in 2010, het internationale armoedejaar, de link tussen werkloosheid/tewerkstelling en armoede in de kijker willen plaatsen. Heel wat Brusselse organisaties zetten zich immers dagelijks in om de kloof naar opleiding en werk te overbruggen. In het kader van de internationale dag tegen armoede en sociale uitsluiting openen dan ook een aantal van deze organisaties hun deuren. Scholieren en studenten, welzijnswerkers en beleid(smedewerkers) van het lokale tot het Europese niveau kunnen gratis aan deze bezoeken deelnemen op 13, 14 en 15 oktober. Naast achtergrondinformatie over de tewerkstellings- en werkloosheidsproblematiek in Brussel worden er tijdens deze bezoeken een aantal good practices voorgesteld. Vanuit de ervaringen vanuit risicogroepen als eenoudergezinnen, mensen zonder papieren, laaggeschoolden en de ‘working poor’ worden de drempels die mensen ervaren naar een gepaste opleiding en tewerkstelling belicht. Deze brochure omvat informatie over de bezoeken en een inleiding tot de demografische context en Brusselse werkloosheids- en tewerkstellingsproblematiek op basis van de publicaties van het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn en het het Observatorium voor de Werkgelegenheid. Vanuit oude en nieuwe getuigenissen vanuit de verschillende risicogroepen worden de diverse drempels geschetst waarmee mensen in armoede geconfronteerd worden in hun zoektocht naar een passende tewerkstelling. Tenslotte maken we gebruik van de brochure om een aantal aandachtspunten en signalen mee te geven. De brochure en de bezoeken op 13,14 en 15 oktober zijn het resultaat van samenwerking tussen verschillende Brusselse organisaties die rond armoede en/of tewerkstelling werken. De Brusselse Welzijns- en gezondheidsRaad (BWR) fungeerde als centraal overlegplatform waardoor er themabepaling, overleg en voorbereiding kon plaatsvinden. Achteraan de brochure vindt u een overzicht van de geraadpleegde en aanbevolen literatuur en een lijst van de partners.
Brussel: Armoede en (geen) werk
2
13-14-15 oktober 2010
Inhoud
Tewerkstellingsbezoeken op 13,14 en 15 oktober 2010
4
Demografische gegevens Brussels Gewest
5
Situering
6
Tewerkstelling en Werkloosheid
8
Tewerkstelling Werkloosheid
8 8
Drempels om toe te treden op de arbeidsmarkt
10
Financiële drempels Gevoelsmatig en gekwetste binnenkant Lichamelijke drempels Drempels betreffende de kennis Drempels uit omgeving en netwerk Drempels verbonden aan de job Drempels verbonden aan de organisatie Praktische drempels Socio-culturele drempels Drempels verbonden aan de opleiding
10 10 11 11 11 11 12 12 12 12
Risicogroepen
13
Werknemers zonder papieren Laaggeschoolden Min 25-jarigen Langdurig werkzoekenden Leefloongerechtigden Etnische discriminatie Eenoudergezinnen Vrouwen Arbeidshandicap Ouderen Working Poor
13 14 15 16 17 18 18 20 22 23 24
Aandachtspunten en signalen
26
Bibliografie en literatuur
27
Partners
29
Brussel: Armoede en (geen) werk
3
13-14-15 oktober 2010
De Tewerkstellingsbezoeken Het doel van ieder bezoek is drieledig: algemene schets van de armoedeproblematiek in Brussel, gelinkt aan de doelstellingen van de eigen organisatie voorstelling van de eigen organisatie een getuigenis van een persoon met armoede-ervaring of over de werking van de organisatie Hieronder vindt u een lijst van de organisaties die hun deuren openstellen, ernaast vindt u de specifieke thematiek die ze in de kijker plaatsen: -ABVV Brussel -Atelier groot eiland
laaggeschoolden en medisch, psychologisch, mentale problematiek
-Buurthuis Bonnevie vzw
belang van werk-werkervaring, drempels om werk te vinden
-CAD De Werklijn
arbeidshandicap en kansarmoede
-CAW Archipel - HOBO
thuislozen en hun zoektocht naar werk
-groep INTRO - Bouwopleidingen
laaggeschoolden, anderstaligen, etnische achtergrond
-groep INTRO - Zorg- en verkoopsopleiding
laaggeschoolden, anderstaligen, etnische achtergrond
-Huis Biloba
ouderen, diversiteit, buurtontwikkeling
-JES Straathoekwerk
laaggeschoolden , allochtonen, nieuwkomers
-Micro marché
micro-ondernemerschap-zelfinitiatief
-OR.C.A.
werknemers zonder papieren
-Schoolinterventieteam vzw
laaggeschoolden - langdurig werklozen
-VZW Buurtsport Brussel
langdurig werklozen
-Wijkhuis Chambéry vzw
laaggeschoolden
Voor de inbreng van getuigenissen werd een beroep gedaan op de deelnemende organisaties, maar ook op de zeven verenigingen waar armen het woord nemen.
Brussel: Armoede en (geen) werk
4
13-14-15 oktober 2010
Demografische gegevens Brussels Hoofdstedelijk Gewest De situatie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is paradoxaal: het is één van de rijkste regio’s in Europa op het vlak van bruto binnenlands product per capita, maar toch leeft een groeiend deel van de bevolking in armoede. Algemeen kunnen we stellen: Er is een verjonging van de bevolking: De bevolkingsstructuur in Brussel is jonger dan in de andere Gewesten en de verjonging zet zich verder. Bovendien is er een tendens dat veel jonge mensen zich (tijdelijk) in Brussel komen vestigen. De verjonging zal zich in de volgende jaren voortzetten: het Federaal Planbureau voorspelt een groei van de Brusselse bevolking van bijna 30 procent in de komende vijftig jaar. Er is een verkleuring van de bevolking: Het procentueel aandeel van de buitenlandse bevolking in Brussel schommelt sedert 2000 rond de 28%. De instroom van buitenlanders is groter dan de stadsvlucht van Belgen uit Brussel. Samenstelling huishoudens: Het Brussels Gewest telt verhoudingsgewijs minder paren zonder kinderen dan de andere Belgische grote steden. Ongeveer de helft van de Brusselse huishoudens bestaat uit een alleenstaande. Bovendien is één gezin op drie een éénoudergezin. In de verschillende levensdomeinen is er in Brussel een armoederisico: 28,2% van de inwoners heeft een inkomen dat lager is dan de Europese armoederisicogrens. Gezondheid: Mensen die in de ‘arme sikkel’ wonen voelen zich veel vaker in slechte gezondheid dan mensen die in het rijke zuidoosten van het gewest. Brusselse jongeren en jongvolwassenen (< 40 jaar) voelen zich vaker ongezonder dan in de rest van het land. Onderwijs: 1 jongere op 4 tussen 18 en 24 jaar heeft geen diploma van secundair onderwijs. Het onderwijs slaagt er niet in om de talenten van alle kinderen te ontwikkelen en veel jongeren verlaten vroegtijdig de school zonder diploma en eigen succesverhalen. Maatschappelijke participatie en integratie: Slechts 20% van de Brusselaars van 16 jaar en ouder neemt deel aan sportieve, recreatieve of artistieke activiteiten. Slechts 59,3% van de Brusselaars kunnen zich één week vakantie weg van huis veroorloven. Huisvesting: Brussel telt 60% huurders. Brusselaars wonen daarenboven massaal in een appartement. De huurprijzen swingen de pan uit, de kwaliteit is vaak ondermaats. Hoewel er een enorm tekort is aan betaalbare woningen, staan vele woningen en kantoorgebouwen leeg. De eigenschappen, drempels en knelpunten wat Arbeid betreft, worden in de volgende delen van deze brochure behandeld. Brussel: Armoede en (geen) werk
5
13-14-15 oktober 2010
Situering De situatie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is zeer bijzonder, omdat het tegelijkertijd een van de drie gewesten van het land en daarnaast ook een stadsgewest is. Dit maakt van Brussel een van de kleinste regio’s van Europa met een zeer grote bevolkingsdichtheid. Bovendien is Brussel de hoofdstad van België én de hoofdstad van de Vlaamse en Franse Gemeenschap. Brussel herbergt daarenboven talrijke Europese instellingen en een groot aantal internationale organisaties. Deze verschillende functies van Brussel hebben een weerslag op de aard van de Brusselse werkgelegenheid en op de aantrekkingskracht die Brussel op arbeidskrachten uit alle windstreken uitoefent. Net als een groot aantal Europese steden ontsnapt ook het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ook niet aan de confrontatie met een aanzienlijke stijging van de economische en sociale ongelijkheden. Het Brussels Gewest blijft nationaal kampioen inzake inkomensongelijkheid. De ongelijkheid steeg tussen 1990 en 2007 met een kwart en was nog nooit zo hoog. Belangrijk is het vermelden van de hoge instroom pendelaars in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: 358 000 personen komen dagelijks naar Brussel om te werken. Dit is een typisch fenomeen voor grote steden en verhoogt de concurrentiestrijd op de regionale arbeidsmarkt. Het aantal pendelaars dat in de hoofdstad werkt, is met 12 % gestegen sinds de oprichting van het Gewest, maar het totale aantal jobs is min of meer stabiel gebleven rond 53 %. De achteruitgang van de industrie in Brussel en de ontwikkeling van de diensteneconomie hebben geleid tot een uitgesproken ruimtelijke specialisatie van het Gewest. De tertiaire sector (diensten en handel) vertegenwoordigt vandaag nagenoeg 90 % van de totale werkgelegenheid. Met oog op de bevolkingsgroei zullen de gezondheidszorg, de sociale dienstverlening het onderwijs in de toekomst verder uitgebreid moeten worden. Meer dan de helft van de arbeidsplaatsen in Brussel wordt ingenomen door personen met een diploma van het hoger of universitair onderwijs. Er gaapt dan ook een zeer grote kloof tussen de laag- en hooggeschoolden. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft in twintig jaar meer dan 40 procent van de laaggeschoolde werkgelegenheid verloren. In diezelfde periode is de werkgelegenheid voor werknemers met een hoger diploma met 60 procent gestegen. De internationale rol van Brussel en de verdere ontwikkeling van de Europese infrastructuur leiden in de toekomst tot nog meer rechtstreekse werkgelegenheid voor hooggeschoolden en die moeilijk toegankelijk is voor een groot deel van de Brusselse werkzoekenden. Het Brussel Gewest wordt stilletjes aan een “institutionele nachtmerrie”. Zo is het beleid voor werkgelegenheid en beroepsopleidingen in Brussel verspreid over drie verschillende niveaus: de federale overheid, de twee gemeenschappen en het gewest. Dit vindt u terug in het schema hieronder:
Brussel: Armoede en (geen) werk
6
13-14-15 oktober 2010
Gewest
Gemeenschap
Federale Staat
Bevoegd voor
Bevoegd voor
Arbeidsbemiddeling
Beroepsopleiding
Bevoegd voor Werkloosheidsreglementering en (enkele) activeringsmaatregelen
Brussel
VDAB - RDB Regionale Dienst voor Beroepsopleiding Brussel
Bruxelles
Actiris
IBFFP Institut Bruxellois Francophone de Formation
RVA / ONEM
Professionnelle
De institutionele rol van Brussel, het beperkte en uitermate open karakter van de Brusselse markt en de aantrekkingskracht die Brussel uitoefent op de werknemers zijn elementen die werkgevers ertoe aanzetten om vaker buiten de grenzen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest te rekruteren. Door onder andere het grote aanbod aan sociale diensten oefenen grote steden bovendien een specifieke aantrekkingskracht uit op de meest kansarme bevolkingsgroepen. Voor velen blijft de stad synoniem staan met kans op werk, ook staat de realiteit helaas vaak haaks op deze beeldvorming.
“Ik heb drie zaterdagvoormiddagen in een restaurant gewerkt. Daarvoor kreeg ik juist geteld 27 euro. Antwoord: ‘als je niet akkoord bent moet je niet meer komen.’ Ik ben veroordeeld tot een job in de marge.”
Brussel: Armoede en (geen) werk
7
13-14-15 oktober 2010
Tewerkstelling en Werkloosheid in Brussel A. Tewerkstelling in Brussel Met een tewerkstellingsgraad tussen 53,8% en 57,3% blijft Brussel nog steeds ver onder de 70% die de Europese lidstaten in navolging van de Lissabondoelstellingen moesten halen tegen 2010. De lage tewerkstellingsgraad wordt veelal verklaard doordat meer aangeboden banen in het Brussels Gewest zich richten tot personen met een hoge scholingsgraad terwijl veel werkzoekenden over een te laag studieniveau beschikken. De vacante betrekkingen in het Gewest gaan dus vooral naar pendelaars uit Vlaams-Brabant en Waals-Brabant. Van deze werkende beroepsbevolking werkte 67,1% in 2008, ongeacht de werkplaats, in de dienstensector. Meer specifiek werkt 33,6% in de sectie openbaar bestuur, onderwijs, gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening plus gemeenschapsvoorzieningen en 20% in de financiële instellingen incl. onroerende goederen, verhuur en diensten aan bedrijven. Die aandelen blijven vrij constant over de periode van 2000-2008. 11,4% van de Brusselaars is aan de slag in die andere typische stedelijke sector van groot- en kleinhandel: reparatie van auto’s en huishoudelijke artikelen. 5% van de werkende Brusselaars is actief in de Horecasector, en 6% is actief in de sector van vervoer, opslag en communicatie. B. Werkloosheid in Brussel De werkloosheid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is van iets meer dan 12 procent in 1989 gestegen tot meer dan 20% in 2010 en ligt hiermee een flink stuk boven de andere gewesten. De economische crisis heeft hier zeker toe bijdragen. “Soms begon ik om vier uur ’s morgens en eindigde ik om
In het Brussels Gewest zes uur ’s avonds. Bovendien was ik heel slecht betaald. Ik had niet meer dan 25 euro per dag. Om niet te zeggen dat worden bepaalde socioik slechts af en toe werk had. De arbeidsvoorwaarden economische categorieën waren heel slecht, maar dat had nog goed gemaakt kunnen worden als ik een goeie baas zou gehad hebben. Maar voor meer geconfronteerd met mensen die van tijd tot tijd werken en die geen vaste job werkloosheid dan andere. In hebben, zijn ook de chefs niet zoals het zou moeten: ze vergelijking met de rest van behandelen je slecht, ze beledigen je en soms tonen ze helemaal geen respect tegenover iemand zonder papieren. het land laat het Brussels Bijgevolg is de illegaliteit de belangrijkste hinderpaal om Gewest meer laaggeschoolde een job te hebben.” werkzoekenden, meer langdurig werklozen en meer werkzoekende met een vreemde nationaliteit registreren. De jongerenwerkloosheid is ook zorgwekkend. Een derde van de jongvolwassen Brusselaars die zich aanbieden op de arbeidsmarkt blijft werkloos. De werkloosheidsgraad van vrouwen is systematisch iets hoger dan voor mannen, met een significant verschil voor alleenstaande moeders: één alleenstaande moeder op twee zoekt werk. Deze verschillende risicogroepen worden in een volgend hoofdstuk meer toegelicht.
Brussel: Armoede en (geen) werk
8
13-14-15 oktober 2010
In het algemeen kunnen we stellen dat de werkloosheid te wijten is aan:
de zeer hoge kwalificatievereisten in Brussel, terwijl een belangrijk deel van de arbeidsreserve laaggekwalificeerd is het onderwijs is niet aangepast aan de behoeften van talrijke anderstalige en kansarme kinderen en versterkt de al aanwezige dualisering de zwakke tweetaligheid (Nederlands-Frans) van de Brusselse werkzoekenden, dit staat haaks op de hoge eisen die de werkgevers stellen inzake talenkennis, zelfs voor bepaalde laaggekwalificeerde arbeidsplaatsen. de uiterst hoge concurrentiedruk op de Brusselse arbeidsmarkt de omvang van de discriminatie op basis van origine bij aanwerving het Gewest telt het grootste aantal van nieuwkomers op de arbeidsmarkt, maar slaagt er niet in om ze in te schakelen op de arbeidsmarkt de demografische factoren, beschreven in een eerder hoofdstuk
Brussel: Armoede en (geen) werk
9
13-14-15 oktober 2010
De drempels om toe te treden tot de arbeidsmarkt In dit deel willen we een idee geven van de drempels en problemen die mensen ervaren in hun zoektocht naar een correcte tewerkstelling. We geven hierbij een overzicht van de diverse drempels waarmee mensen in armoede geconfronteerd worden als ze op zoek gaan naar een geschikte job. Hierbij moet vermeld worden dat ze vaak niet één drempel, maar meerdere drempels moeten overwinnen. A. Financiële drempels Veel mensen moeten rondkomen met een zeer laag loon. In bepaalde situaties moet er bijkomend gezorgd worden voor kinderopvang, vervoer,… Hierdoor is het voor deze ouders soms voordeliger om van een uitkering te genieten en thuis te blijven voor de kinderen. Dit wordt de werkloosheidsval genoemd. Indien men toch aan de slag gaat, moeten er ook grote investeringen gebeuren op zeer korte termijn zoals het aankopen van een auto, wasmachine,… B. Gevoelsmatig en de gekwetste binnenkant
“Mijn eerste job als poetsvrouw was niet echt een keuze. Ik wou geen poetsvrouw zijn, niet voor de inhoud van de job en ook het geld kon me gestolen worden. Het moest wel een job zijn waar de meeste werknemers vrouwen waren, onbewust was ik namelijk nog op zoek naar de gemiste moederliefde. Aangezien geen enkele andere vrouw die moederliefde kan vervangen werk ik steeds weer in mijn gevoel teleurgesteld, en voelde ik me in de steek gelaten. De pijn plakte op mijn lijf en dit had als gevolg dat ik van de een op de andere dag niet meer kwam opdagen om m’n werk. Al snel was ik onwettig afwezig en kreeg ik de ene aangetekende brief na de andere. Tenslotte kreeg ik m’n ontslagbrief. Ik was razend kwaad op de maatschappij omdat ze er niets van begrepen. Ik zat opnieuw in een straatje zonder einde en bleef in de ogen van de maatschappij ‘spelen’ met mijn toekomst. Een maatschappij die m’n gedrag niet kon vatten, plaatsen of begrijpen. En ik, ik voelde me onbegrepen en in de steek gelaten en dus wou ik niet meer meedoen in die ‘rotte’ maatschappij.”
Sommige mensen zijn bang voor de verandering die een nieuwe tewerkstellingssituatie in hun leven zal brengen. Veel veralgemeningen komen er na slechte ervaringen. Zo kunnen er vooroordelen bestaan in de relatie tussen werkzoekende en hulpverlener en in de relatie tussen werknemer en werkgever. Sommige vooroordelen zijn echter zeer hardnekkig en mensen laten die niet zo snel los. De factor zelfbescherming (dit is het vooruitlopen op een mogelijke negatieve reactie van de werkgever bij testen en gesprekken) speelt hierbij een belangrijke rol. Bovendien staat voor sommige mensen hulp vragen gelijk aan zichzelf verlagen. Het schaadt met andere woorden hun eigenwaarde wanneer ze iemand om hulp vragen.
Andere gevoelens waar mensen mee kunnen geconfronteerd worden zijn onzekerheid en faalangst, minderwaardigheidscomplex, depressieve gevoelens en passief gedrag, trauma-ervaring van uitsluiting, lage frustratietolerantie en de schrik om gepest te worden op het werk. De gekwetste binnenkant belemmert zeer vaak mensen om dingen te ondernemen. Als men zich daarvan meer bewust zou worden, zou er meer begrip zijn. Zoeken naar werk is en blijft een investering, die financieel meestal niet op korte termijn loont. Mensen willen vaak onmiddellijk resultaat en zien niet altijd het nut Brussel: Armoede en (geen) werk
10
13-14-15 oktober 2010
in van bepaalde stappen voor ze ‘echt’ werk gaan zoeken. Het is ook niet evident om mensen, die meerdere faalervaringen achter de rug hebben, te overtuigen om nog maar eens met een opleiding te starten. Dit alles wil niet zeggen dat werkgevers problematisch gedrag altijd kunnen blijven tolereren. C. Lichamelijke drempels Lichamelijke drempels (handicap, ziekte,…) maken dat mensen minder mobiel zijn. Hierdoor kunnen ze letterlijk niet naar de nodige diensten gaan om een opleiding te volgen of om te solliciteren. Bovendien kunnen ze hierdoor niet om het even welk (fysiek) zwaar werk doen. D. Drempels betreffende de kennis Kennis (of eerder een gebrek daaraan) vormt voor veel mensen een drempel. Niet enkel de algemene kennis die ze door een gebrek aan scholing niet meekregen speelt een grote rol. Ook door het niet kennen van bepaalde diensten, vinden ze de juiste hulp niet. Zo horen ze te weten bij welke organisatie ze zich moeten inschrijven voor een werkloosheidsuitkering. De doelgroep heeft duidelijk nood aan informatie over solliciteren, gedragsregels op de werkvloer,… E. Drempels uit omgeving en netwerk Beleefdheid, geduld, telefoongesprekken voeren, het openbaar vervoer nemen, zijn niet voor iedereen zo vanzelfsprekend. Het zijn allemaal dingen die je al dan niet geleerd hebt vanuit je sociale omgeving. Als je dit niet genoeg beheerst kan het zijn dat je heel wat dingen misloopt. Sociale controle kan er toe leiden dat mensen niets durven veranderen aan hun situatie. Wanneer iemand geen sociale omgeving heeft, raakt deze persoon geïsoleerd. Deze mensen zijn zeer kwetsbaar omdat ze geen hulp krijgen van anderen wanneer ze in de problemen zitten. F. Drempels verbonden aan de job Iedereen wil een correcte job hebben met de nodige kwaliteit en zinvolle invulling. Wanneer mensen merken dat dit niet het geval is, dreigen ze af te haken. Er is echter maar een beperkt aanbod van interessante laaggeschoolde jobs en de doorgroeimogelijkheden voor laag opgeleiden en kortgeschoolden zijn bovendien quasi nihil. Ook de arbeidsomstandigheden kunnen voor drempels zorgen: vuile omgeving, veel lawaai, vochtige omgeving, onveilig werk, fysiek zwaar, … Tenslotte maken werkgevers soms misbruik van ‘onwetende’ mensen.
Brussel: Armoede en (geen) werk
11
13-14-15 oktober 2010
G. Drempels verbonden aan de organisatie Als werkzoekende je weg moeten zoeken in een groot gebouw kan bepaalde mensen afschrikken. Ook een gesprek voeren in een grote ruimte waar anderen je kunnen horen is niet bevorderend voor het zelfvertrouwen. Soms is er een moeilijk onderscheid te maken tussen de benamingen van verschillende organisaties. Dit heeft onder andere te maken met de institutionele context in Brussel en met de versnippering van de bevoegdheden. Wegens tijdsgebrek kunnen consulenten soms niet zoveel tijd als wenselijk is besteden aan het individueel contact, dit hangt echter af van dienst tot dienst. In Brussel is er een specifiek opleidings- en tewerkstellingsaanbod voor laaggeschoolden, waar er meer ruimte is voor een individuele aanpak. H. Praktische drempels De bereikbaarheid van een dienst of firma hangt nauw samen met de vervoersmiddelen waarover de werkzoekende beschikt. Sommige werkzoekenden hebben hulp nodig bij het opstellen van een sollicitatiebrief. Anderen hebben nood aan tips over de kledij die gepast is om te dragen tijdens een gesprek, sollicitatie of de eigenlijke tewerkstelling. Ook het werken met een agenda en het leren op tijd zijn (klok lezen, wekker instellen) kunnen invloed hebben op het functioneren van de werkzoekende/ werknemer. Tenslotte zorgt het niet hebben van een vast adres voor een bijkomende drempel. I. Socio-culturele drempels Hiertoe behoren stigmatisering, racisme en discriminatie. Ook een chaotische thuissituatie, godsdienstbeleving, onbegrip en vooroordelen spelen een rol. Het Mattheuseffect valt hier ook onder te plaatsen: specifieke tegemoetkomingen voor activering van mensen in armoede komen niet altijd terecht bij de juiste doelgroep. J. Drempels verbonden aan de opleiding
“Voor de vormingen die het meest nuttig zijn voor de werkgevers, zijn de wachtlijsten zeer lang en moet men al over een diploma beschikken. In feite nemen ze enkel reeds gevormde mensen op. Daarentegen geven de andere vormingen ons een schuldgevoel: waartoe dient een ‘motivatiecursus’ als geen enkele werkgever me wil, gemotiveerd of niet gemotiveerd?”
Er zijn lange wachtlijsten voor sommige opleidingen en bij het volgen van een opleiding kan een negatieve schoolervaring terug naar boven komen. Een opleiding is een opstap naar tewerkstelling, maar geen garantie. Ook bij de toegang tot een opleiding vormen het niet hebben van het juiste diploma, of een verouderd diploma, het niet spreken van andere talen en het niet hebben van bepaalde sociale vaardigheden belangrijke drempels. Andere competenties worden soms niet gezien en het ontwikkelingspotentieel wordt zeer laag ingeschat. Vrijwilligerswerk wordt niet altijd gehonoreerd als voortraject in activering.
Brussel: Armoede en (geen) werk
12
13-14-15 oktober 2010
Risicogroepen In het Brussels Gewest worden bepaalde sociale groepen meer geconfronteerd met werkloosheid dan andere. In vergelijking met de rest van het land telt Brussel meer laaggeschoolde werkzoekenden, langdurig werklozen of werkzoekenden van allochtone afkomst. Ook de jongeren kampen met een zorgwekkend hoge werkloosheid. In dit hoofdstuk vindt u dan ook een overzicht van deze risicogroepen met hun kenmerken en de verklaring waarom ze een risicogroep zijn. Bij sommige van deze groepen is er een overlapping mogelijk. “Tijdens mijn tweede oproep voor de werkloosheidscontrole, toonde ik de originelen van de brieven met negatief antwoord van de werkgevers bij ik gesolliciteerd had. Men zei me dat deze antwoorden niet telden en dat ik sollicitatiebrieven moest laten zien. Hiervoor werd ik gesanctioneerd.”
A. Werknemers zonder papieren Cijfers Hoeveel werknemers zonder papieren er precies zijn, is onmogelijk te zeggen. Per definitie zijn ze nergens geregistreerd. Er wordt gesproken over 100 000 migranten zonder wettig verblijf in België of meer. Bovendien wordt er in Brussel ook gesproken over de ‘twintigste gemeente’. Dit slaat op alle mensen zonder papieren die naar Brussel komen. “In 2008 ben ik samen met een vriend beginnen zoeken naar Kenmerken
informatie omtrent sans papiers. We vormden een kleine groep van een tiental personen die zich met vallen en opstaan ontwikkelde, en we hebben een hongerstaking op poten gezet, de hongerstaking van de Begijnhofkerk. Van tien mensen groeiden we tot een groep van 250 personen. We hebben geleden om het recht te bekomen om op een wettelijke manier te leven en te werken. Dat kostte ons vijf maanden van druk uitoefenen, 79 dagen zonder eten. Uiteindelijk hebben we het gehaald. Bij de regularisatie van 19 juli 2009 werd ook ik geregulariseerd.”
Werknemers zonder papieren vormen maar een klein stukje van de irreguliere arbeidsmarkt in België. Het grootste deel van het zwartwerk wordt immers door Belgen gedaan. Men kan aannemen dat het grootste deel van de migranten zonder wettig verblijf clandestien aan het werk zijn. Ze hebben immers nauwelijks andere mogelijkheden om een inkomen te verwerven. De meesten beschikken niet over een verblijfsvergunning. Andere categorieën, zoals asielzoekers in de eerste fase van hun procedure en toeristen, mogen immers wel legaal verblijven maar niet werken. Meestal, maar niet altijd, werken clandestiene arbeidsmigranten in het zwart: zonder dat er belastingen of sociale zekerheidsbijdragen worden betaald. Wat alle werknemers zonder papieren gemeen hebben, is de onzekere situatie. Ze leven voortdurend in angst dat ze worden opgepakt en uitgewezen. Indien hun werkgever beslist om hen niet meer te betalen of wanneer ze het slachtoffer Brussel: Armoede en (geen) werk
13
13-14-15 oktober 2010
worden van een arbeidsongeval, blijven ze vaak met lege handen achter. Op het moment dat ze hun job verliezen, weten ze niet of ze een andere zullen vinden. Ze kunnen geen beroep doen op een werkloosheidsuitkering of OCMW-steun.. We willen er op wijzen dat deze mensen ook zekere rechten hebben. Arbeidsnormen zijn namelijk van toepassing op al wie werkt. Ook bij clandestiene en zwarte tewerkstelling gelden de regels in verband met minimumlonen, arbeidstijden, arbeidsongevallen, en een veilige en gezonde werkomgeving. Er zijn echter hinderpalen om die rechten in praktijk af te dwingen. Vele werknemers zonder papieren verkiezen slecht werk boven geen werk, of zijn bang van hun werkgever of de Belgische autoriteiten. Bovendien is een clandestiene tewerkstelling moeilijk te bewijzen voor de rechtbank. Verklaring “Ik heb eens een paar dagen kunnen werken, Wat maakt nu dat deze groep tot een risicogroep maar werd er niet voor behoort? betaald. We kunnen nu niet betalen was het Sommige sectoren waar werknemers zonder papieren antwoord. Wat moest ik tewerkgesteld zijn, kenmerken zich door lange doen? Naar de politie werkdagen, slechte omstandigheden, minder verdienen gaan? Dan werd ik gearresteerd en dan een minimumloon, onzekerheid en geen enkel misschien het land uitzicht op werkloosheidsuitkeringen of een pensioen. uitgezet.” Sommige sectoren zijn bovendien extra gevoelig: sectoren waar veel onderlinge concurrentie heerst en werkgevers zoveel mogelijk proberen te beknibbelen op arbeidskosten. Niet enkel de prijs, maar ook de flexibiliteit kan een rol spelen. sectoren waar de vraag naar (laaggeschoolde) werknemers heel onregelmatig is. Het ene moment heeft men heel veel volk nodig, het volgende moment wil men die werknemers liever kwijt. Sectoren waar het werk zo lastig en laagbetaald is dat er geen legale werknemers voor te vinden zijn.
Bovendien kan de situatie van werknemers zonder papieren moeilijk in algemene termen worden beschreven. De omstandigheden waarin ze werken hangen af van hoe sterk hun onderhandelingspositie is ten opzichte van hun werkgever. Deze wordt dan weer beïnvloed door een heleboel factoren zoals de startsituatie in het thuisland, de keuze aan jobs die de werknemer heeft, het sociale netwerk van de werknemer, zicht op regularisering, … B. Laaggeschoolden Cijfers Tussen 1989 en 2007 is het aantal laaggeschoolde werknemers in het Brussels Gewest met 41% gedaald, terwijl het aantal werknemers met een hoog diploma met 62% is toegenomen.
Brussel: Armoede en (geen) werk
14
13-14-15 oktober 2010
Kenmerken Er is een fenomeen van stijgende kwalificatievereisten. Dit doet zich in de meeste Europese regio’s voor, maar het komt duidelijker naar voren in de grote steden met een internationaal karakter. De werkloosheidscijfers in Brussel zijn voor alle opleidingsniveaus systematisch hoger dan in de rest van het land. Het opleidingsniveau is er dus sneller op vooruitgegaan dan de werkloosheid. De hoge werkloosheid van deze groep kan niet eenvoudigweg tot een kwalificatieprobleem worden gereduceerd, gezien het grote aantal werkzoekenden met een diploma van het hoger onderwijs die eveneens in de werkloosheid verzeilen. Verklaring De hoge werkloosheidsgraad bij deze risicogroep kan deels worden verklaard door factoren die te maken hebben met het onderwijs, zoals de dualisering van het onderwijs in Brussel, maar ook de langere duur van deze studies. De behoefte aan laaggeschoold personeel is sterker aanwezig bij ondernemingen van de secundaire sector, en deze zijn vooral gevestigd in de andere twee gewesten van het land. “Ik heb mijn studies nog niet afgerond en moet hier en daar kleine baantjes accepteren. Gedurende 10 jaar heb ik als interim gewerkt en telkens ik een werkonderbreking had, werd ik door de RVA opgeroepen om me te verantwoorden en te bewijzen dat ik opnieuw werk zocht. Tijdens de schoolvakanties kon ik geen activiteiten voor mijn kinderen betalen, maar als ik thuisbleef om voor hen te zorgen, werd ik bedreigd met schorsing van de dop.”
C. Min 25-jarigen Cijfers Ondanks een reële verbetering, bedroeg de werkloosheid onder jongeren nog 32 procent in 2007. In 2007 maakte bijna 30 procent van de Brusselse jongeren (tussen 20 en 24 jaar) het hoger secundair onderwijs niet af. Het aandeel van de jeugdwerkloosheid (32,2%) blijft ver boven het Belgische (18,0%) en Europese gemiddelde (15,5%). Kenmerken Ondanks het feit dat de jongeren almaar langer studeren en het behaalde opleidingsniveau hoger ligt dan vroeger, kampt het Brussels Hoofdstedelijk Gewest nog met een grote kloof in het onderwijs (voornamelijk in het technisch en beroepsonderwijs).
Brussel: Armoede en (geen) werk
15
13-14-15 oktober 2010
De kloof in het onderwijssysteem volgt dezelfde lijn als de sociaalruimtelijke scheiding. De hoge werkloosheid bij jongeren treft vooral de gemeenten in de eerste kroon en die met oudere stadswijken. Meer dan de helft van de jonge werklozen leeft in de gemeenten Brussel-stad, Schaarbeek, Molenbeek en Anderlecht. Jongeren die zijn afgestudeerd aan het hoger onderwijs, vinden het snelst een job, gevolgd door universitairen. Verklaring De jeugdwerkloosheid is heel gevoelig voor de economische omstandigheden. De crisis versterkt de al aanwezige problematiek van de jongerenwerkloosheid. De jongeren zijn oververtegenwoordigd onder de sollicitanten en als bedrijven willen afdanken, wordt er vaak aan de werknemers gedacht die het laatst toekwamen in het bedrijf, in dit geval de jongeren. De succesvolle integratie van deze nieuwkomers op de arbeidsmarkt is sterk afhankelijk van de mate van hun academische kennis en de eisen van bedrijven (kennis, vaardigheden en competenties). Verschillende factoren kunnen verklaren waarom er een bijzondere hoge werkloosheid onder jongeren in Brusselse regio, ondanks de aanwezigheid van een economische dynamiek en veel potentiële arbeidsplaatsen. het gebrek aan professionele ervaring het onderwijs dat de bestaande dualisering nog versterkt de vaardigheden waar je moet aan voldoen de eisen op het gebied van taalvaardigheden de hoge concurrentiedruk op de arbeidsmarkt in Brussel de herstructurering van de werkgelegenheid in Brussel: de verplaatsing van een aantal sectoren verklaren gedeeltelijk de verdwijning van banen voor laaggeschoolden en tussentijdse kwalificatie etnische discriminatie bij aanwerving het fenomeen van discriminatie bij aanwerving is zorgwekkend in Brussel waar veel jongeren wonen met een allochtone achtergrond D. Langdurig werkzoekenden Cijfers Voor het eerst neemt het aandeel van de langdurig werkzoekenden bij de niet werkende werkzoekenden (NWW) af. In 2008 was 62,6% van de NWW minstens een jaar en 46,4% minstens twee jaar werkloos. Het aandeel zeer langdurig werkzoekenden blijft verder stijgen. Kenmerken
Brussel: Armoede en (geen) werk
16
13-14-15 oktober 2010
Voor heel wat mensen is de werkloosheid niet tijdelijk, maar een situatie die langere tijd duurt. Er zijn systematisch meer NWW bij mannen dan vrouwen, behalve bij de NWW met een inactiviteitduur van minstens 5 jaar. De langdurige werkloosheidsgraad is veel hoger in het Brussels Gewest dan in de rest van het land. De langdurige werkloosheidsgraad is zeer hoog bij de vreemdelingen die afkomstig zijn van buiten de Europese Unie. In vergelijking met de Belgen is de langdurige werkloosheidsgraad bij niet-Europeanen in 2008 bijna 2 keer hoger in het Brussels Gewest. In het Brussels Gewest loopt de langdurige werkloosheidsgraad zorgwekkend hoog op tot bijna een vijfde van de eenoudergezinnen. Ook de langdurige werkloosheidsgraad bij alleenstaande Brusselse mannen ligt boven het gewestelijk gemiddelde. Waarbij het “Waar is mijn zelfbeeld? Ik ben onherkenbaar voor mezelf risico op depressie toeneemt en voor de anderen. Waarom mis ik steeds de trein? Ik ben ondertussen boven de 50. Ik ben al jaren op zoek naar naarmate men langer werk. Mijn ervaring telt niet meer. Het wordt hopeloos.” werkloos is. Verklaring De problematiek van de werkloosheid van lange duur blijft bestaan in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Langdurige inactiviteit is nadelig voor de herinschakeling van werkzoekenden. Het streven om nieuwkomers snel na hun intrede op de arbeidsmarkt op te vangen, zou niet ten koste mogen gaan van wie reeds langer zonder werk zit. Het gaat hier om een tegenstrijdige opgave, hoewel ze in beide gevallen grotendeels hetzelfde segment van de laag- of ongeschoolde betrekkingen betreft. Langdurige werkloosheid leidt in de meerderheid van de gevallen tot inkomensarmoede en de kansen op het vinden van een nieuwe job nemen na verloop van tijd ook verder af, omdat men minder over de vaardigheden en kennis beschikt die werkgevers vaak verlangen. E. Leefloongerechtigden Cijfers Sinds de tweede jaarhelft van 2008 steeg het aantal leefloongerechtigden gevoelig in alle grote steden en in het land. Kenmerken Jongeren ervaren schaamte wanneer ze beroep moeten doen op het OCMW. Vooreerst is ‘iets moeten gaan vragen aan anderen’ al een drempel op zich, en dit tast het eergevoel aan. Ten tweede overheerst nog steeds het stereotiepe beeld dat veel mensen hebben van het OCMW als zijnde ‘voor armen en sukkelaars’.
Brussel: Armoede en (geen) werk
17
13-14-15 oktober 2010
Er wordt te weinig rekening gehouden met de achterliggende problematiek (bijvoorbeeld gebrekkige huisvesting, psychische problemen) en hun mogelijkheden en beperkingen (bijvoorbeeld mobiliteitsbeperkingen van alleenstaande moeders) Verklaring De economische crisis is niet de enige verklaring voor een toename van deze risicogroep. Enerzijds zit het aantal steungerechtigden al sinds enkele jaren in stijgende lijn, anderzijds zijn er de seizoenseffecten die elk jaar opnieuw voor een stijging zorgen. Deze risicogroep kan geen beroep doen op de werkloosheidsverzekering. Hoe strenger de toegangs- en uitsluitingsregels in de werkloosheidsverzekering, hoe groter de kans dat men op het leefloon moet terugvallen. Omwille van de relatief strenge referte-eis om recht te hebben op een werkloosheidsuitkering behoren jonge werklozen met een onvoldoende arbeidsverleden tot de risicogroep voor de bijstand. F. Etnische discriminatie Kenmerken In deze multiculturele stad is het probleem van de discriminatie bij aanwerving bijzonder zorgwekkend. Iemands kansen op de arbeidsmarkt worden sterk bepaald door de herkomst. Onderzoek uit 2009 bevestigde dat allochtonen van de tweede generatie met een hoger diploma die wel een job vinden, zich vaker tevreden moeten stellen met een baan onder hun niveau. De meerderheid van hen heeft ook minstens één ervaring met discriminatie en uitsluiting. Verklaring Het opleidingsniveau, het sociale netwerk, de toegang tot informatie, de sociale afkomst, het gebrek aan beroepservaring, onvoldoende kennis van het Nederlands en etnische discriminatie bij aanwerving zijn bepalende factoren die maken dat de allochtonen bevolking moeilijk aan werk geraakt en minder werkzekerheid heeft. Het behalen van een diploma van het hoger secundair onderwijs of het hoger onderwijs biedt deze groepen minder garanties op een toetreding tot de arbeidsmarkt. Bij een gelijke kwalificatie lopen ze meer risico op werkloosheid. G. Eenoudergezinnen Cijfers
Brussel: Armoede en (geen) werk
18
13-14-15 oktober 2010
Een Brussels huishouden op tien bestaat uit een alleenstaande moeder met kinderen en 3% van de huishoudens bestaat uit een alleenstaande vader met kinderen. De eenoudergezinnen vertegenwoordigen 14% van alle huishoudens. Wanneer we echter alleen naar gezinnen kijken bedraagt hun aandeel 33,7%. Kenmerken Eenoudergezinnen kunnen uit drie situaties ontstaan: Door het overlijden van een van de ouders Door koppels die uiteengaan of scheiden Door alleenstaande moeders die hun kinderen alleen opvoeden hetzij omdat ze daar bewust hebben voor gekozen, hetzij als gevolg van een ongewenste zwangerschap of omdat de vader het kind bij de geboorte niet heeft erkend Een vergelijking van de werkgelegenheidsgraad tussen eenoudergezinnen en tweeoudergezinnen leert ons dat de werkgelegenheidsgraad bij ouders, zowel mannen als vrouwen, die hun kind(eren) alleen opvoeden beduidend lager is. Ook het studieniveau van Belgische eenoudergezinnen is lager dan dat van tweeoudergezinnen. De werkloosheidsgraad neemt proportioneel toe met het aantal kinderen in huishouden, en dit vooral bij vrouwen. Bovendien geldt: hoe jonger het kind, kleiner de arbeidsparticipatie. Bij de moeders vermindert dus tewerkstellingsgraad in functie van het aantal kinderen terwijl zich bij mannelijke tegenhangers het omgekeerde voordoet.
een hoe de hun
Moeders die door een scheiding aan het hoofd van een eenoudergezin komen te staan, kunnen het bijzonder zwaar krijgen. Wanneer zij hun kinderen alleen moeten opvoeden, moeten zij opboksen tegen de nadelen die aan hun sociale rol evenals aan het nieuwe statuut van eenoudergezin zijn verbonden. Door langdurige werkloosheid worden vrouwen veel gemakkelijker uitgesloten van een (re)integratie op de arbeidsmarkt. De arbeidsmarkt lijkt ook te strak georganiseerd, waardoor het steeds moeilijker wordt om zich nog in te werken na een lange duur van inactiviteit. Tenslotte zijn er geografisch volgende kenmerken: oververtegenwoordiging in de wijken met belangrijke sociale wooneenheden en eerder in het algemeen in zones waar de huurprijzen lager liggen. minder gesitueerd in het centrum van de stad, maar eerder in de tweede kroon, behalve in het Zuidoosten. vooral gelokaliseerd in wijken, waar veel koppels met kinderen wonen, met uitzondering voor de wijken in het Noordoosten op de uiterste rand van de tweede kroon. Verklaring
Brussel: Armoede en (geen) werk
19
13-14-15 oktober 2010
Er zijn twee hypotheses die het grote aandeel van dit type huishouden in Brussel kunnen verklaren. 1. Brussel wordt op sommige momenten een toevluchtsoord. Jonge huishoudens met een gemiddeld inkomen die een gezin willen stichten, verlaten het Brussels Gewest om een woning in de rand van Brussel te betrekken die op dat moment betaalbaar is en aan de noden van een jong gezin is aangepast. Na een scheiding of een overlijden keren deze gezinnen, intussen eenoudergezinnen, terug naar de stad. Dit heeft verschillende redenen: de verplaatstingstijd tussen werkplek, school en woonplaats, de nabijheid van diensten en handelszaken en de nood aan een woning die aan de nieuwe gezinssituatie is aangepast. 2. De sociale voordelen die huishoudens met het statuut van eenoudergezinnen genieten (verhoogde kinderbijslag, hogere werkloosheidsuitkering voor alleenstaanden met kinderen ten laste, tarief “Ik koos ervoor om mijn leven voor de crèche berekend op één inkomen enz.) een andere wending te geven en voor de kinderen te zorgen kunnen huishoudens met een laag inkomen voor een betere toekomst en ertoe brengen om zich zo op te geven zelfs als integratie. Eens dat is gelukt, dit niet (of niet meer) het geval is. zal ik opnieuw opnemen wat ik liet vallen.”
Het directe gevolg van tewerkstelling (het netto maandloon) voor iemand die begint te werken na een werkloosheidsperiode, compenseert voor een geïsoleerde moeder niet altijd de talrijke organisatorische problemen waarmee ze geconfronteerd wordt als ze de job aanvaardt. Naast het financiële aspect verbonden aan het al dan niet aanvaarden van een mindere job, kunnen we veronderstellen dat er een verplichting is voor alleenstaande ouders om enerzijds een voltijdse baan te accepteren, maar anderzijds ook om om te gaan met de praktische obstakels zoals kinderopvang, baby-sitting, naar school brengen… en dit nog in veel sterkere mate als de uurroosters atypisch zijn. Dit wordt de werkloosheidsval genoemd. Aangezien de aanwezigheid van ouders met jonge kinderen op de arbeidsmarkt afhankelijk is van de toegang tot de kinderopvang-diensten zal het tekort aan opvangstructuren in het Brussels Gewest en het daaruit volgende gebrek aan plaatsen waarschijnlijk een rol spelen. Alleenstaande ouders worden meer blootgesteld aan onzekerheid dan ouders die in koppel leven o.a. om de volgende redenen: alleenstaande ouders hebben alle belang bij “voltijdse tewerkstelling van onbepaalde duur”, maar ze (vooral vrouwen) werken halftijds en dit meestal niet uit eigen vrije keuze. Het loon van alleenstaande ouders ligt vaak lager en concentreert zich onderaan de hiërarchie met specifieke problemen als de opvang van kinderen en een onevenwicht tussen het beroeps- en familiaal leven. H. Vrouwen Kenmerken Ondanks de globale toename van het studieniveau bij vrouwen telt het Brussels Gewest het hoogste aandeel laaggeschoolde jonge vrouwen. Brussel: Armoede en (geen) werk
20
13-14-15 oktober 2010
Hoewel de vrouwelijke activiteit in België voortdurend toeneemt, moeten we toch noodgedwongen vaststellen dat de professionele ongelijkheden tussen mannen en vrouwen aanhouden. De ongelijkheden op het vlak van tewerkstelling treffen op een meer uitgesproken manier bepaalde categorieën van vrouwen, namelijk vooral laaggeschoolden, moeders en vrouwen van buitenlandse nationaliteit of herkomst. De verschillen tussen mannen en vrouwen beperken zich niet tot de toegang tot het arbeidsproces. Zo zijn de vrouwen minder aanwezig in kaderfuncties en is er een uitgesproken ondervertegenwoordiging in de zelfstandige tewerkstelling. Nog actuele ongelijkheden zijn de loonkloof die onverklaarbaar is en het feit dat er een frequentere werkonzekerheid is. Tenslotte combineren vrouwen vaker het werk en het gezinsleven en zijn vrouwen op de arbeidsmarkt blootgesteld aan diverse risico’s (ongewenst seksueel gedrag en pesterijen). Verklaring Op lange termijn hebben de vrouwen meer dan de mannen profijt getrokken van de banenschepping in de tertiaire sector, de kleinhandel en de non-profit sector. Echter, de werkgelegenheidsvoorwaarden, met name in termen van toegang tot de arbeidsmarkt van de werknemers, lonen, statuten, verantwoordelijkheden of ook nog deeltijdse arbeid blijven verregaand nadelig voor vrouwen. Vrouwen bevinden zich in grotere mate dan mannen in inactieve categorieën (thematisch verlof, tijdskrediet, werklozen vrijgesteld van controle om studies te hervatten of wegens sociale of familiale redenen). Hierdoor is het verschil tussen de werkzaamheidgraad van vrouwen en mannen groter dan het verschil tussen hun respectieve werkloosheidsgraad. De werkzaamheidsgraad vermindert reeds na de komst van het eerste kind. Het feit dat er geen passende opvangstructuur te vinden is, belet hen de nodige stappen te doen om werk te vinden. De voorwaarden die verbonden zijn aan het gebruik van de opvangstructuren (attest van de werkgever, kosten, …) houden maar zelden rekening met de specifieke situatie van de vrouwelijke werkzoekenden. De situatie van vrouwen met een gezinslast is nog moeilijker wanneer zij als enige de kinderlast moeten dragen (zie eenoudergezinnen). “Zij is een moeder van vijf kinderen, ze staat er alleen voor. De VDAB wil dat ze werk vindt. Je doet niet genoeg moeite zeggen ze. Het gesprek met de baas stuit op de gezinssituatie. Eeuwige pech…”
Brussel: Armoede en (geen) werk
21
13-14-15 oktober 2010
I. Arbeidshandicap Cijfers De gegevens over deze doelgroep zijn verspreid over verschillende instanties. De beschikbare cijfers doen vermoeden dat veel personen met een arbeidshandicap in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest niet bereikt worden (als we de in het BHG beschikbare cijfers vergelijken met de gegevens in Vlaanderen, rekening houdend met het bevolkingsaantal). Zonder cijfers is er geen accuraat beleid of actieplan mogelijk. Kenmerken Werkzoekenden met een arbeidshandicap zijn werkzoekenden, wiens kansen op socio-professionele integratie beperkt zijn omwille van een verstandelijke handicap, fysieke beperkingen, sensorische handicap, psychische problemen, autismespectrumstoornis of een niet aangeboren hersenletsel. Veel van deze werkzoekenden in het Brussels Gewest kampen ook met een problematiek van kansarmoede, waardoor de zoektocht naar werk bemoeilijkt wordt. Veel werkzoekenden met een arbeidshandicap hebben vaak ook vragen op andere levensdomeinen. Deze vragen moeten een antwoord krijgen, wil het traject naar werk kans op slagen hebben. De zoektocht naar werk gaat ook zelden in één rechte lijn. Mensen haken tijdelijk af omwille van problemen in de privésfeer en komen dan weer terug, zodra hun situatie is opgeklaard. Vaak is een lang en intensief traject nodig om een noodzakelijk proces naar verandering door te maken. Verklaringen Er is in het Brussels Gewest een tekort aan vacatures voor laaggeschoolde arbeidskrachten. Ook uitvoerende administratieve functies zijn moeilijk te vinden. De permanente verhoging van de gestelde eisen inzake tewerkstelling op de open arbeidsmarkt, bij openbare besturen e.d., waar laaggeschoolde werkzoekenden vroeger wel aan de slag konden, zorgt voor een grotere instroom in Beschutte Werkplaatsen. De laatste jaren is het mede door de crisis moeilijker geworden om mensen te laten starten in een sociale of beschutte werkplaats. Vooral werkzoekenden met fysieke problemen dreigen hier uit de boot te vallen. Het tekort aan plaatsen in beschutte werkplaatsen en de afwezigheid van sociale werkplaatsen in Brussel maakt dat werkzoekenden zich noodgedwongen moeten wenden tot initiatieven in de rand rond Brussel. Sommigen moeten dan tot 3 uur per dag reizen om buiten het BHG aan de slag te kunnen. Tewerkstelling in een beschutte werkplaats wordt nog te weinig beschouwd als een volwaardige tewerkstelling.
Brussel: Armoede en (geen) werk
22
13-14-15 oktober 2010
Bij campagnes over diversiteit wordt er (te) weinig aandacht besteed aan de problemen van personen met een arbeidshandicap in vergelijking met andere kansengroepen. De beeldvorming over personen met een arbeidshandicap, waarbij men het vooral heeft over mensen met een fysieke of sensorische handicap, moet ook dringend bijgesteld worden. Mensen met een verstandelijke of psychische handicap, vaak gecombineerd met de problematiek van kansarmoede, blijven in de kou staan. Deze laatste komen nauwelijks aan bod in goede praktijkvoorbeelden. Ook bij vacatures, “specifiek voor personen met een arbeidshandicap”, gaat het bijna altijd over functies voor hoogopgeleide personen met een fysieke of sensorische handicap. Sommige werkzoekenden met een uitkering van de RVA hebben het omwille van medische problemen soms heel moeilijk om een job te vinden. Toch vallen ze, wat hun uitkering betreft, overal uit de boot. Omdat ze een uitkering van de RVA hebben, worden ze verondersteld stappen naar werk te zetten. Bij de mutualiteit oordeelt men dat ze wel degelijk kunnen gaan werken en ook bij de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid kunnen ze niet terecht. Sommige mensen worden letterlijk over en weer gestuurd van het ene statuut naar het andere, zonder dat er een fundamentele oplossing komt. Dit leidt tot schorsingen en definitieve armoede. Er is (te) weinig afstemming tussen de betrokken (overheids-)diensten. Werkzoekenden moeten soms bij verschillende instanties overeenkomsten afsluiten en afspraken nakomen (RVA, Actiris, …). Dit leidt tot verwarring en onzekerheid bij de betrokkenen. Tenslotte wordt er vanuit werkgeverszijde toch wel iets verwacht qua attitudes, bijvoorbeeld op tijd op afspraken komen. Ook tijdens opleidingen worden werkzoekenden hierop beoordeeld. Goede attitudes op het werk zijn van doorslaggevend belang voor het slagen van een tewerkstelling. J. Ouderen Cijfers Tussen 2002 en 2007 steeg het aantal werkzoekenden ouder dan 50 jaar in het Brussels Gewest met 15%. Hoewel de werkloosheidsgraad van 50-plussers (9,2%) lager ligt dan bij de totale bevolking (17,7%), is het aandeel langdurig werklozen er veel hoger.
“Elke keer dat ik mijn leeftijd in mijn CV zet, krijg ik geen antwoord. Nu zeg ik niet meer dat ik over de vijftig ben. Wanneer ik uitgenodigd wordt voor een gesprek, zijn de werkgevers altijd zeer verbaasd.”
Kenmerken De gegevens over de werkloosheid bij 50-plussers in de bijdrage van Actiris wijzen op een toenemende kwetsbare groep bij de 50-64-jarigen, ondanks de algemeen hogere tewerkstellingsgraad bij de Brusselse ouderen.
Brussel: Armoede en (geen) werk
23
13-14-15 oktober 2010
Gepensioneerden en weduwen mogen werken en ‘extra inkomsten’ vergaren, maar dit op beperkte wijze als ze hun pensioen niet willen zien dalen of wegvallen. Het toegestane bedrag is niet afhankelijk van het bedrag van het pensioen, waardoor een kleiner pensioen dus niet meer kan worden aangevuld dan een hoger. Verklaring Er zijn verschillende redenen waarom senioren beperkte inkomens hebben: een beroep met een laag loon, een onvolledig of deeltijdse loopbaan, of bij huisvrouwen de financiële afhankelijkheid van hun echtgenoot. Er zijn ook drempeleffecten, in het bijzonder voor het overlevingspensioen en de toegestane arbeid en voor elke aanvraag voor een pensioen of een uitkering gelden lange wachttijden. Het pensioen beschermt mannen beter tegen armoede dan vrouwen omwille van de sterke band tussen de pensioenen en de arbeidsmarkt. K. Working Poor Werkgelegenheid wordt vaak naar voren geschoven als de beste bescherming tegen armoede. Dit is echter niet altijd het geval… Naast de risicogroepen die hiervoor werden beschreven zijn er heel wat mensen die wel werken maar die leven in armoede of met een armoederisico, deze groep noemen we de working poor, of de werkende armen. Kenmerken De grootste groep, in de meeste landen toch, bestaat uit koppels met kinderen waar er maar één kostwinner is. Het armoederisico is in het algemeen groter onder vrouwen dan onder mannen en het zijn vooral de eenoudergezinnen en gezinnen met drie of meer kinderen die relatief meer kwetsbaar zijn. Ook het aantal verdieners in het gezin speelt een rol. De aanwezigheid van één arbeidsinkomen vermindert de kans op armoede aanzienlijk maar is geen garantie. Het risico neemt af naar mate de gevolgde studies hoger zijn, en qua leeftijd ligt het grootste armoederisico bij de jongste en de oudere categorieën. Jongeren, die van een uitkering leven hebben een risico dat lager ligt dan dat van de gemiddelde uitkeringstrekker, vermoedelijk omdat zij in dat geval veelal in een gezin wonen waar andere inkomens aanwezig zijn (vb. van de ouders). Het armoederisico van kinderen is bijzonder hoog als zij leven in een gezin zonder arbeidsinkomen. Kinderen die leven in een gezin waar twee of meer arbeidsinkomens aanwezig zijn hebben met ongeveer 2% een zeer laag
Brussel: Armoede en (geen) werk
24
13-14-15 oktober 2010
armoederisico. Dit illustreert dat twee (of meer) arbeidsinkomens de beste basis vormen voor financiële bestaanszekerheid. Werknemers die tijdelijk of deeltijds werken, hebben een groter risico om in armoede te geraken. Ook migranten hebben een hoger risico om in armoede te geraken waaronder laaggeschoolde jobs, weinig betaald, eenverdieners, informele economie, … Verklaring De verklaring ligt niet bij het aandeel van laagbetaalde jobs. Veeleer is het een reflectie van enerzijds socio-demografische factoren (zie kenmerken) en, vooral, de omvang van het éénverdienerschap. De meeste mensen met een laagbetaalde job leven in een gezin met meerdere inkomens. De meeste laagbetaalde werknemers zijn vrouwen en jongeren. Meestal zijn ze niet de belangrijkste kostwinner in het gezin. De minderheid van mensen die een laagbetaalde job hebben en toch voornaamste kostwinner zijn, leven doorgaans wél in armoede en niet zelden in diepe armoede. Het risico om in financiële armoede te belanden wordt groter wanneer een laag arbeidsinkomen de behoeften van meerdere afhankelijken moet dekken. Tijdens een recessie zijn er een aantal factoren die het aantal werkende armen kunnen doen stijgen: loonsverlagingen, arbeidsverkortingen, oplopende werkloosheid en bezuinigingen op de uitgaven van de centrale overheid.
Brussel: Armoede en (geen) werk
25
13-14-15 oktober 2010
Aandachtspunten en Signalen Arbeid moet een middel zijn tot persoonlijke vooruitgang bovenop de nood om de levensomstandigheden te verbeteren. Iedereen moet kunnen participeren aan het sociale en economische leven in omstandigheden die bijdragen tot het individuele welzijn en het welzijn van de hele samenleving, en die mogelijkheden biedt aan elk individu om zijn of haar capaciteiten optimaal te ontwikkelen. Er moet gestreefd worden naar een samenleving die niet alleen economisch maar ook sociaal succesvol is. Vorming en opleiding zijn essentiële elementen in de problematiek op de arbeidsmarkt en het terugdringen van de werkloosheid. We mogen echter niet geloven dat het probleem van de werkloosheid volledig kan worden opgelost door vorming en opleiding. Er zijn ook andere moeilijkheden die werkzoekenden ondervinden bij hun zoektocht naar een geschikte job: arbeidsvoorwaarden, flexibiliteitseisen, en andere obstakels die niets met kwalificatie te maken hebben. Het beleid van de begeleiding moet rekening houden met de specifieke situaties op de arbeidsmarkt. We verwijzen hiervoor naar de besproken drempels en risicogroepen. Het diversiteits- en gelijkekansenbeleid speelt hier bijgevolg een belangrijke rol. Het Brusselse onderwijs is een van de grote uitdagingen die het Brussels Gewest moet aangaan om een meer rechtvaardige toegang tot de arbeidsmarkt te creëren. Het terugdringen van de ongekwalificeerde uitstroom is een belangrijk aandachtspunt in de strijd tegen de werkloosheid. Scholing en levenslang leren moet vanuit het beleid aangemoedigd worden. We pleiten voor trajecten op maat, en voor duurzaam en kwaliteitsvol werk om zo tot een correcte diensbetrekking te komen. Hiertoe behoren ook de groeikansen in de sociale economie. Er moet een vrije keuze zijn om een job te aanvaarden. Het minimuminkomen en –uitkeringen moeten opgetrokken worden om een menswaardig bestaan te garanderen voor de werknemer en zijn gezin. Door de slechte arbeidsomstandigheden en de lage lonen die inherent zijn aan dat soort werk, behoren mensen in de informele economie vaker tot de werkende armen. Regeringen moeten dan ook hun inspanningen opvoeren om zwart werk aan te pakken. We pleiten daarnaast om aandacht te hebben voor de arbeidsrechten van mensen zonder papieren. Deze moeten toegang hebben tot een veilig loket, een laagdrempelig en bereikbaar meldpunt. Mensen zonder papieren moeten ook toegang hebben tot opleidingen en tot de arbeidsmarkt na zes maanden regularisatieperiode. Er kan zich een conflict voordoen als kwalitatief slechte banen worden geschapen waardoor het aantal werkende armen toeneemt. Brussel: Armoede en (geen) werk
26
13-14-15 oktober 2010
Bibliografie en Literatuur Tewerkstelling en werkloosheid Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid, Maart 2009, Evolutie van de werkgelegenheid en de werkloosheid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Statistische indicatoren 2009 Brussels Observatorium voor Gezondheid en Welzijn, Welzijnsbarometer 2009 Baudewyns, D., Economische structuur en groei in het Brussels grootstedelijk gebied: specialiteit of diversiteit? ,Brussels Studies nr3, februari 2007. Vranken, J., Armoede en sociale uitsluiting, jaarboek 2008 Vranken, J., Armoede en sociale uitsluiting, jaarboek 2009 Thys, S., Brussel [over] 20 jaar, Cahier van het ATO nr 7. Memorandum BNCTO (2009-2014) Introductiemap Tracé Brussel Drempels www.armoede-in-zicht.be Verenigingen waar armen het woord Nemen Brusselse Welzijns- en gezondheidsRaad, Onthaalkoffer Risicogroepen Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid, Situatie van de eenoudergezinnen op het vlak van werkgelegenheid en werkloosheid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Oktober 2009 Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid, Impact de la crise sur le chômage des jeunes en Région bruxelloise, Oktober 2009 Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid, De tewerkstelling van de Brusselse vrouwen: overzicht van de genderongelijkheden Marx I., Verbist G., Vandenbroucke P., Bogaerts K., Vanhille J., De werkende armen in Vlaanderen, een vergeten groep?- eindrapport 12 mei 2009. Brussel: Armoede en (geen) werk
27
13-14-15 oktober 2010
Eurofound, Working poor in Europe Studie van ACTIRIS met steun van het Europees Sociaal Fonds, Eenoudergezinnen, Een Brusselse verkenning. Brussels Observatorium voor Gezondheid en Welzijn, Welzijnsbarometer 2009 Brussels Observatorium voor Gezondheid en Welzijn, Armoede en (ver)ouderen, Brussels armoederapport 2008 Aan de rand van de actieve welvaartsstaat: een socio-biografisch onderzoek naar jongeren en OCMW-hulpverlening Kennis aangebracht door specifieke organisaties Federatie van de Brusselse Initiatieven voor de Ontwikkeling van de werkgelegenheid FeBIO Belgisch Netwerk Armoedebestrijding - BAPN Organisatie voor Clandestiene Arbeidsmigranten – OR.C.A. vzw Centrum Ambulante Diensten De Werklijn
Brussel: Armoede en (geen) werk
28
13-14-15 oktober 2010
Partners Volgende organisaties hielpen mee om de brochure en de voorbereiding van de tewerkstellingsbezoeken tot een goed einde te brengen. Organisaties die rond opleiding, tewerkstelling/werkloosheid werken
Verenigingen waar armen het woord nemen
ABVV Atelier Groot Eiland Brusselleer Buurtsport Brussel CAD De Werklijn Chambery Collectif solidarité contre l'exclusion De Link Eva vzw FeBIO Groep Intro HOBO JES Micro Marche OR.C.A. Schoolinterventieteam Tracé Brussel Wijkhuis Chambéry
Bonnevie / ALARM Buurtwinkel Chez Nous - Bij Ons De Schakel De Schutting - Albatros / ARA Pigment Vrienden van het Huizeke Andere Belgisch Netwerk Armoedebestrijding (BAPN) Beursschouwburg Brusselse Welzijns- en gezondheidsRaad CAW Archipel, sociale dienst Groot Eiland Forum Bruxellois de lutte contre la pauvreté KVS Samenlevingsopbouw Brussel Vlaamse Gemeenschapscommissie Welzijnszorg
Voor meer informatie en contactgegevens van deze organisaties en van andere tewerkstellingsorganisaties in Brussel, verwijzen we u graag naar de sociale kaart van Brussel: http://www.bwr.be/soka
Wenst u meer info over deze gratis Brochure of wenst u een exemplaar te ontvangen? U kan contact opnemen met de Brusselse Welzijns- en GezondheidsRaad via
[email protected] of tel. 02/413.01.52
Brussel: Armoede en (geen) werk
29
13-14-15 oktober 2010