VAN ZEECONTAINER TOT GRACHTENPAND Een woonwensenonderzoek onder Amsterdamse studenten
Amersfoort, 28 april 2005
Colofon In opdracht van: Gemeente Amsterdam AWV De Key DUWO Intermezzo Rochdale Ymere Universiteit van Amsterdam Vrije Universiteit
Auteurs: Joost Wegstapel Dorien Buckers Laagland’advies Postbus 2000 3800 AC Amersfoort
VOORWOORD
Op verzoek van de gemeente Amsterdam, de woningcorporaties AWV, DUWO, Intermezzo, De Key, Rochdale en Ymere, de Universiteit van Amste rdam en de Vrije Universiteit heeft Laagland’advies een internetenquête uitgevoerd naar de woonwensen van de Amsterdamse studenten. Er is een begeleidingscommissie in het leven geroepen voor de begeleiding van het onderzoek. Deze was samengesteld uit de volgende personen: • • • • • • • • • • • •
De heer S. Arlman (Universiteit van Amsterdam) De heer R. van Bemmel (SRVU Studentenvakbond) Mevrouw H.A. Eijkelestam (Vrije Universiteit) Mevrouw C. Hooiveld (AWV) Mevrouw M. Leclercq (gemeente Amsterdam, Dienst Ruimtelijke Ordening) Mevrouw J. Kürschner (gemeente Amsterdam, Dienst Ruimtelijke Ordening) Mevrouw I. Middel (ASVA Studentenunie) Mevrouw M. Prins (Ymere) Mevrouw M. Rensburg (gemeente Amsterdam, Ontwikkelingsbedrijf) Mevrouw C. Veltrop (gemeente Amsterdam, Dienst Wonen) De heer W. de Waard (De Key) De heer F. van der Zon (DUWO)
Gedurende het onderzoek is deze groep een aantal keren bijeengekomen om de voortgang en uitkomsten van het onderzoek te bespreken. Wij danken de leden van de begeleidingscommissie voor hun zinvolle opmerkingen en aanvullingen tijdens de bijeenkomsten. Ook gaat onze dank uit naar de Universiteit van Amsterdam, de Vrije Universiteit, de Hogeschool van Amsterdam, de Hogeschool voor Economische Studies, INHOLLAND Diemen, de Rietveld Academie en de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten voor hun medewerking bij het ve rsturen van de aankondigingsmail aan alle studenten. Tenslotte willen we alle studenten bedanken die aan deze grote internetenquête over studentenhuisvesting in Amsterdam hebben meegedaan. Het rapport is geschreven door Joost Wegstapel en Dorien Buckers.
INHOUD
Samenvatting en conclusies ..........................................................................I 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6
Inleiding.............................................................................................1 Achtergrond van het onderzoek ............................................................ 1 Doel- en vraagstelling van het onderzoek.............................................. 2 Methode van onderzoek........................................................................ 3 Respons en verantwoording.................................................................. 4 Achtergrondkenmerken van de respondenten........................................ 6 Opzet van dit rapport............................................................................ 7
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9 2.10 2.11 2.12
De Huidige huisvestingssituatie .......................................................9 Huidige woonsituatie........................................................................... 10 Huidige woonlocatie............................................................................ 12 Eigenaar/verhuurder huidige woonsituatie........................................... 15 Huidige woonlasten............................................................................. 16 Waarborgsom en sleutelgeld ............................................................... 21 Huidige omvang.................................................................................. 22 Inkomenssituatie ................................................................................ 25 Gemiddeld aantal huisgenoten............................................................ 27 Type huurcontract en onderhuur......................................................... 28 Wooncarrière ...................................................................................... 29 Tevredenheid met de woonsituatie...................................................... 32 Conclusie ............................................................................................ 36
3 3.1 3.2 3.3 3.4
Verhuisplannen................................................................................39 Verhuisgeneigdheid............................................................................. 39 Verhuisredenen................................................................................... 41 Zoektijd en reeds ondernomen activiteiten.......................................... 43 Conclusie ............................................................................................ 47
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9
Woonwensen ...................................................................................49 Gewenste woonvorm .......................................................................... 49 Gewenste omvang.............................................................................. 51 Gewenste woonlasten......................................................................... 53 Gewenst aantal huisgenoten ............................................................... 55 Gewenste eigen of gedeelde voorzieningen ......................................... 55 Gewenste locatie ................................................................................ 56 Gewenste eigenaar/verhuurder........................................................... 60 Afwegingsproces in zoekgedrag........................................................... 60 Conclusie ............................................................................................ 65
5 5.1 5.2 5.3
Tekorten en overschotten...............................................................67 Absoluut tekort................................................................................... 67 Kwalitatief tekort................................................................................ 69 Conclusie ............................................................................................ 71
6 6.1 6.2 6.3
Het imago van Amsterdam als studiestad .....................................73 Hoe oriënteer je je op je studie? ......................................................... 74 Naar welke stad gaat je voorkeur uit?................................................. 75 Waarom gaat je voorkeur uit naar Amsterdam?................................... 78
C:\Temp\Tijdelijke Internet-bestanden\OLK3F\Van zeecontainer tot grachtenpand.doc
6.4 6.5 6.6
Wat is het belang van woonruimte in de keuze studiestad?.................. 79 Imago van Amsterdam wat betreft woonruimte................................... 80 Conclusie ............................................................................................ 81 Bijlagen: Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6
Begrippenlijst..................................................................... 83 Literatuurlijst ..................................................................... 85 Vragenlijst.......................................................................... 87 Vragenlijst straatenquête Studie Beurs ............................. 105 Ongewogen frequentietabellen ......................................... 107 Wegingstabellen............................................................... 123
SAMENVATTING EN CONC LUSIES
Woonwensenonderzoek onder Amsterdamse studenten In opdracht van de gemeente Amsterdam, de corporaties DUWO, AWV, Rochdale, Ymere, Intermezzo, De Key en de Amsterdamse universiteiten heeft Laagland’advies een onderzoek uitgevoerd onder de Amsterdamse studenten. Het doel van het onderzoek was als volgt omschreven: Een betrouwbaar inzicht bieden in de huidige woonsituatie van Amsterdamse studenten en de kwalitatieve en kwantitatieve woonwensen van studenten, met het oog op het realiseren van een passend huisvestingsaanbod voor studenten in Amsterdam. In 1. 2. 3. 4.
het onderzoek komen de volgende onderwerpen aan de orde: De huidige woonsituatie van de Amsterdamse studenten De verhuisplannen en woonwensen van Amsterdamse studenten De tekorten aan studentenhuisvesting in Amsterdam Het imago van Amsterdam als studiestad onder scholieren
Onderzoeksopzet en uitvoering Voor het onderzoek zijn twee enquêtes gehouden: een internetenquête onder alle Amsterdamse studenten en een straatenquête bij de Studie Beurs onder scholieren. Deze laatste enquête heeft betrekking op het in kaart brengen van het imago van Amsterdam als studiestad, met als doel het achterhalen van de rol die de beschikbaarheid van woonruimte speelt in de keuze om in Amsterdam te gaan studeren. De werving van de respondenten voor de internetenquête is gebeurd aan de hand van de e -mailbestanden van de onderwijsinstellingen. Alle voltijd- en deeltijdstudenten hebben per e-mail een uitnodiging tot deelname ontvangen (exclusief buitenlandse studenten). In deze rapportage worden uitsluitend de resultaten van de 68.830 ingeschreven voltijdstudenten weergegeven. Aan de inte rnetenquête hebben in totaal 12.447 voltijdstudenten meegedaan. Een respons van 17,9%. De respons wordt weergegeven in Tabel 1.1: Tabel 1.1 Respons per onderwijsinstelling Onderwijsinstelling
Respons
Populatie
Responsperce ntage
Universiteit van Amsterdam Vrije Universiteit
6.529 1.652
21.984 15.254
31,2% 10,8%
Hogeschool van Amsterdam
2.162
17.991
12,0%
Hogeschool voor Economische Studies INHOLLAND Dieme n
634 843
5.035 8.365
15,7% 10,1%
Rietveld Academie Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten
146 361
424 1.847
34,4% 19,5%
Andere onderwijsinstelling
100
-
-
2 18
-
-
12.447
68.830
17,9%
Afgestudeerd/gestopt Geen antwoord Totaal Bron: Internetenquête, onderwijsinstellingen
I Laagland’advies
De belangrijkste resultaten van het onderzoek A. De huidige woonsituatie van de Amsterdamse studenten De huidige woonsituatie Van alle 68.830 voltijdstudenten aan de Amsterdamse onderwijsinstellingen woont ongeveer 43% nog thuis bij de ouders. Dit zijn ruim 29.000 studenten. De Amsterdamse studenten wonen daarmee aanmerkelijk vaker nog thuis bij de ouders dan studenten in steden als Leiden of Delft. De belangrijkste redenen dat men nog thuis woont, zijn dat thuis wonen relatief goedkoop en gema kkelijk is, en dat men nog geen andere woonruimte heeft kunnen vinden. Het zijn met name HBO-studenten die nog vaak thuis wonen. Naast de thuiswonenden is 57% van de Amsterdamse studenten uitwonend. Dit komt overeen met ongeveer 39.400 studenten. De meeste van deze studenten (25.600 studenten) wonen reeds in Amsterdam, Diemen of Amstelveen. Van deze uitwonenden in Amsterdam, Diemen of Amstelveen wonen 9.400 studenten in een zelfstandige woning. Er wonen vooral veel studenten in een zelfstandige huurwoning. De meeste uitwonende studenten in Amsterdam, Diemen of Amstelveen wonen echter in onzelfstandige woonruimte 1. Het gaat hierbij om ongeveer 13.000 studenten. Het gemiddeld aantal huisgenoten in onzelfstandige woonruimte in Amsterdam, Diemen of Amstelveen bedraagt 5,3 personen. De huidige woonlocatie, woonlasten en oppervlakte Het centrum van Amsterdam is de belangrijkste woonlocatie van de 25.600 uitwonende studenten in Amsterdam, Diemen en Amstelveen. In het centrum wonen naar schatting 4.100 studenten. Dit is 16% van alle uitwonende studenten in Amsterdam, Diemen en Amstelveen. Ook in Oud-Zuid woont bijna 16%. Na het centrum en Oud-Zuid wonen er veel studenten in Amstelveen (11%) en Oost/Watergraafsmeer (9%). In Amstelveen wonen vooral studenten van de Vrije Universiteit. Dit heeft te maken met de locatie van de VU nabij Amstelveen. In de westelijke stadsdelen Geuzenveld-Slotermeer, Osdorp en Slotervaart wonen de minste studenten. In al deze stadswijken samen woont slechts 5% van alle uitwonende studenten in Amsterdam, Diemen en Amste lveen. De belangrijkste verhuurder/eigenaar van studentenhuisvesting in Amsterdam, Diemen en Amstelveen is de particuliere eigenaar. Zo'n 8.700 studenten wonen in woonruimte van een particuliere eigenaar2. Ook huren veel s tudenten bij één van de Amsterdamse corporaties3 (6.400 studenten).
1
Men deelt voorzieningen zoals bijvoorbeeld keuken en toilet met anderen.
2
Onder particuliere eigenaar vallen o.a. ouders van studenten, 'huisbazen' en studenten die zelf een woning hebben gekocht.
3
Onder de Amsterdamse corporaties worden de mede -opdrachtgevers voor dit onderzoek bedoeld: AWV, De Key, DUWO, Intermezzo, Rochdale en Ymere.
II Laagland’advies
De gemiddelde woonlasten voor zelfstandige woonruimte in Amsterdam, Diemen of Amstelveen bedragen € 326,-. Voor een kamer moet gemiddeld € 266,- neergeteld worden. Vooral de kamers in een studentencomplex zijn relatief goedkoop. Bijna 80% heeft een huur beneden de € 250,- per maand. De gemiddelde oppervlakte van onzelfstandige woonruimte in Amsterdam, Diemen of Amstelveen is 16,5 m2. Naast het feit dat de kamers in een studentencomplex goedkoop zijn, zijn het gemiddeld ook de kleinste. Bijna 70% van deze kamers is kleiner dan 15 m2. Het gemiddelde totale inkomen van de onzelfstandig wonende studenten bedraagt € 711,- per maand. Dit betekent dat deze studenten ruim eenderde van hun inkomen aan woonlasten kwijt zijn. Zelfstandig wonende studenten hebben gemiddeld € 829,- per maand te besteden. Hiervan wordt bijna 40% aan woonlasten besteed. Thuiswonenden hebben veruit het minste te besteden. Ruim 60% heeft een inkomen onder de € 400,- per maand. Wooncarrière Studenten maken vanaf het begin van hun studie een wooncarrière door. Van alle studenten woont 43% nog thuis bij de ouders. Onder de 1 e jaars studenten is het aandeel dat nog thuis bij de ouders woont met 57% relatief groter. Dit aandeel neemt echter af met het vorderen van de studie. Onder de 6 e jaars+ studenten is nog slechts 21% thuiswonend. Het aandeel zelfstandig wonenden vertoont het omgekeerde patroon. Hoe langer men studeert, hoe vaker men in een zelfstandige woning woont. Onder de 1 e jaars studenten woont 17% zelfstandig, onder de 6e jaars+ studenten is dit aandeel gegroeid tot 39%. Tevredenheid met de woonsituatie De meeste uitwonende studenten in Amsterdam, Diemen en Amstelveen zijn tevreden met hun woonsituatie (72%). Het minst tevreden zijn de studenten over de geluidsisolatie, de hoeveelheid bergruimte en de inbraakveiligheid. De voorzieningen in de omgeving en de bereikbaarheid van het centrum krijgen de hoogste rapportcijfers. Vooral de studenten in zelfstandige woonruimte zijn zeer te spreken over hun huidige woonsituatie (84%). De bewoners van studente ncomplexen (58%) en studenten bij hospita's (56%) beoordelen hun situatie het minst gunstig. De onzelfstandige woonruimte van de Amsterdamse corporaties wordt in verhouding met die van andere corporaties of particuliere eigenaren minder goed beoordeeld (58% om 79% en 71%), al scoort deze woonruimte op slechts één aspect een onvoldoende (hoeveelheid bergruimte). B. De verhuisplannen en de woonwensen van Amsterdamse studenten Verhuisplannen Van alle studenten is 33% op dit moment op zoek naar andere woonruimte. Dit zijn 22.900 direct verhuisgeneigde4 studenten. Thuiswonenden zijn met 38% 4
Studenten die hebben aangegeven op dit moment andere woonruimte te zoeken
III Laagland’advies
vaker op zoek naar andere woonruimte dan de onzelfstandig en de zelfstandig wonende studenten. Naast de direct verhuisgeneigden wil ook nog eens 24% van de studenten binnen twee jaar verhuizen. De belangrijkste verhuisredenen die worden genoemd door de direct verhuisgeneigde studenten zijn ‘zelfstandig willen gaan wonen’, ‘minder reistijd naar onderwijsinstelling’ en ‘niet meer bij mijn ouders’. De laatste twee redenen spelen vooral bij 1 e jaars studenten. Voor ouderejaars zijn 'ik wil groter wonen' en 'ik wil bete re faciliteiten' belangrijk. De gemiddelde tijd dat iemand al op zoek is naar andere woonruimte bedraagt voor de direct verhuisgeneigden 11,1 maanden. Het zijn vooral de studenten die op zoek zijn naar zelfstandige woonruimte die al lang zoeken (12,6 maanden). Deze studenten geven de lange wachttijden ook aan als belangrijkste knelpunt in hun zoektocht. De studenten die onzelfstandige woonruimte wensen, zijn reeds gemiddeld 6,7 maanden op zoek. Deze groep studenten klaagt met name dat de kamers vaak te duur zijn. De belangrijkste activiteit die direct verhuisgeneigden reeds hebben ondern omen om andere onzelfstandige woonruimte te vinden, is 'informeren bij vrienden en familie' (71%). Ook via internet wordt veel gezocht. Voor het vinden van zelfstandige woonruimte is naast bovengenoemde activiteiten het ‘inschrijven als woningzoekende bij WoningNet’ (49%) de meest ondernomen activiteit. Gewenste woonsituatie De favoriete woning van de studenten die binnen 2 jaar denken te verhuizen, is een zelfstandige huurwoning. Voor 58% is dit de gewenste woonsituatie. In totaal wil zelfs 78% zelfstandig wonen. Dit komt overeen met ongeveer 30.700 studenten. Vooral ouderejaars zoeken zelfstandige woonruimte. Slechts 18% zoekt een onzelfstandige woonvorm. Deze studenten willen gemiddeld met maximaal 7,2 huisgenoten samenwonen. Dit is duidelijk meer dan het huidige aantal huisgenoten (5,3). De meeste studenten die onzelfstandige woonruimte wensen, hebben geen problemen om bepaalde voorzieningen te delen. Sanitaire voorzieningen zoals toilet, douche en wastafel wil men met maximaal 4 personen delen. De keuken en buitenruimte is men bereid met meerderen te delen. Alleen een wastafel wil 56% voor zichzelf. Gewenste woonlocatie, woonlasten en oppervlakte Van alle studenten met verhuiswensen wil 74% in Amsterdam, Diemen of Amstelveen wonen. Dit zijn naar schatting ruim 29.000 studenten. Vooral universitaire en allochtone studenten zoeken vaker woonruimte in Amsterdam, Diemen en Amste lveen. Het centrum is zoals verwacht de favoriete woonlocatie voor de studenten met verhuisplannen. Zo'n 67% zou hier graag willen wonen. Ook de wijken rond de binnenstad, zoals Oud-Zuid (61%) en Oud-West (39%), zijn populair. De stadsdelen Zuid -Oost (66%), Osdorp (37%) en Noord (36%) worden het vaakst genoemd als locaties waar men absoluut niet wil wonen.
IV Laagland’advies
De maximale woonlasten die studenten voor hun volgende woonruimte bereid zijn te betalen, liggen hoger dan de huidige woonlasten. Voor zelfstandige woonruimte is men bijvoorbeeld bereid € 58,- meer te betalen dan men nu gemiddeld doet (€ 384,- om € 326,-). Ook voor de gewenste onzelfstandige woonruimte hebben de studenten meer over dan men nu gemiddeld betaalt. De maximale woonlasten voor onzelfstandige woonruimte komen op € 302,- per maand. Men is dus bereid gemiddeld € 36,- meer te betalen (€ 302,- om € 266,-). De gemiddelde minimale oppervlakte die men wenst voor zelfstandige woonruimte is 33,6 m2 en voor onzelfstandige woonruimte 17,0 m2. Ouderejaars zijn bereid meer te betalen voor hun volgende woonruimte dan 1 e jaars studenten. Ook zoeken ze grotere woonruimte. Zowel wat betreft zelfstandige als onzelfstandige woonruimte. Afwegingsproces Studenten kunnen nooit al hun woonwensen realiseren. Een zelfstandige huurwoning in het centrum voor € 350,- is er nagenoeg niet. Zij zullen in hun zoektocht prioriteiten moeten stellen en daarmee verschillende alternatieven tegen elkaar afwegen. Om dit afwegingsproces in beeld te krijgen, zijn aan de studenten 7 woonbeelden voorgelegd. Van de voorgelegde woonbeelden was een zelfstandige woning in een studentencomplex met meer dan 50 eenheden het populairst. Tweederde van de studenten zou dit woonbeeld accepteren als dit de komende drie maanden zou worden aangeboden. In het afwegingsproces bij de keuze voor volgende woonruimte speelt, naast de woonlasten, vooral het feit dat het om zelfstandige of onzelfstandige woonruimte gaat de belangrijkste rol. C. De tekorten aan studentenhuisvesting in Amsterdam Tekort aan studentenhuisvesting in Amsterdam De in dit onderzoek gepresenteerde tekorten aan studentenhuisvesting in Amsterdam zijn theoretische tekorten, wanneer alle verhuisgeneigde studenten hun woonwensen zouden kunnen realiseren. In die theoretische situatie wordt de vraag naar studentenhuisvesting in Amsterdam, Diemen en Amstelveen van thuiswonenden geschat op 7.911 eenheden. De vraag van uitwonenden is ongeveer 8.161 eenheden. Het aanbod aan huisvesting van direct verhuisgeneigde studenten die momenteel in Amsterdam, Diemen of Amstelveen wonen, wordt geschat op 6.171. Het absolute tekort aan studentenhuisvesting in Amsterdam, Diemen en Amstelveen komt hiermee op ongeveer 9.900 eenheden (7.911 + 8.161 - 6.171). Wanneer de tekorten worden uitgesplitst naar verschillende woonsituaties, dan blijkt het tekort bijna volledig te bestaan uit zelfstandige huurwoningen (9.359). Aan onzelfstandige woonruimte in studentencomplexen is er geen tekort in Amsterdam, Diemen en Amstelveen. Er is zelfs sprake van een klein overschot (-225). Er is wel een tekort aan kamers in studentenhuizen (1.134).
V Laagland’advies
D. Het imago van Amsterdam als studiestad onder scholieren In dit onderzoeksdeel stond de vraag centraal of de situatie op de markt voor studentenhuisvesting in Amsterdam een negatieve invloed heeft op de populariteit van Amste rdam als studiestad onder scholieren. Om deze vraag te kunnen beantwoorden, zijn niet de resultaten van de internetenquête onder alle Amste rdamse studenten geanalyseerd, maar is er tijdens de landelijke Studie Beurs in de Utrechtse Jaarbeurs een straatenquête gehouden onder aankomende studenten die zich net gaan oriënteren op hun studiekeuze. Uit de resultaten van deze straatenquête blijkt dat Amsterdam onder veel re spondenten de studiestad van hun voorkeur is. Deze voorkeur wordt relatief vaak bepaald door het ruime aanbod aan studiemogelijkheden in Amsterdam. Voor de respondenten die Amsterdam niet als voorkeursstad hebben opgegeven, speelt de situatie op de markt voor studentenhuisvesting in Amsterdam nauwelijks een rol in hun keuze. Veruit de belangrijkste rol is weggelegd voor de afstand tussen Amsterdam en de woonplaats van de respondenten. De kleine rol van de situatie op de markt voor studentenhuisvesting wordt echter grotendeels bepaald door het feit dat de respondenten nauwelijks een beeld hebben van de situatie op de markt voor studentenhuisvesting in de verschillende studentensteden. De scholieren die wel een beeld konden schetsen, beoordeelden de situatie in Amsterdam het slechtste in vergelijking met de andere voorgelegde steden. Vooral de oudste respondenten zijn kritisch over de situatie op de markt voor studentenhuisvesting in Amsterdam. Deze groep geeft ook minder vaak aan dat Amsterdam de studiestad van hun voorkeur is. Uit de analyse kan geconcludeerd worden dat onder scholieren de situatie op de markt voor studentenhuisvesting nauwelijks een rol speelt in hun keuze voor hun studiestad. Er zijn echter aanwijzingen dat deze rol in een later stadium in het keuzeproces belangrijker wordt. E. Conclusie Uit het voorgaande kan geconcludeerd worden dat er in Amsterdam, Diemen en Amstelveen een indicatief tekort bestaat aan studentenhuisvesting van 9.900 eenheden. Kijken we naar de aard van het tekort, dan blijkt dat er vooral behoefte is aan zelfstandige huurwoningen. Aan onzelfstandige eenheden in Amsterdam, Diemen en Amstelveen is momenteel geen tekort. Wel moet men rekening houden met het feit dat studenten wellicht gaan samenwonen in een zelfstandige eenheid. Hierdoor zijn er in de praktijk minder zelfstandige eenheden nodig om aan de totale vraag te voldoen. Uit onderliggend onderzoek blijkt dat studenten kieskeurig zijn. Ze accepteren niet elke woning die hen wordt aangeboden. Zeker onzelfstandige woonvormen worden vaak niet geaccepteerd, zelfs door thuiswonenden. Uit de voorgelegde reële woonbeelden komt naar voren dat vooral het volgende woonbeeld grote kans van slagen heeft:
VI Laagland’advies
Zelfstandige woning in studentencomplex (met meer dan 50 eenheden) Woonvorm: Zelfstandige woonruimte met eigen toilet, douche en keuken Woonlasten: € 300,- inclusief Oppervlakte: 30 m2 (2 kamers) Locatie:
Buiten het centrum
De acceptatiegraad van dit woonbeeld zou zelfs tot 82% oplopen wanneer deze woonruimte in het centrum zou liggen. Een ander kansrijk woonbeeld kan gedistilleerd worden uit de woonwensen die de studenten hebben opgegeven. Dit woonbeeld komt enigszins overeen met het eerder genoemde populaire reële woonbeeld. Woonvorm: Maximale woonlasten: Minimale oppervlakte: Favoriete locatie:
Zelfstandige woonruimte met eigen toilet, douche en keuken € 384,33,6 m2 Centrum of Oud-Zuid.
Opgemerkt dient te worden dat het berekende tekort een momentopname b etreft. Toekomstige ontwikkelingen, zoals de groei of afname van de studente naantallen en verandering in de woonwensen, zullen de tekorten beïnvloeden. Het doorrekenen van toekomstscenario ’s en het opzetten van een monitor kan hier een uitkomst bieden.
VII Laagland’advies
VIII Laagland’advies
1
INLEIDING
1.1
Achtergrond van het onderzoek
Amsterdam behoort samen met Utrecht sinds jaar en dag tot de studentensteden met de grootste druk op de woningmarkt. De kamernood houdt het hele jaar door aan. De gemiddelde wachttijd voor een kamer in het centrum van deze steden bedraagt op dit moment volgens onderzoek van de LSVb (zie kader) vijf jaar.
Utrecht, 14 juli 2004 — De kamernood in de Nederlandse studentensteden is inmiddels gestegen tot immense proporties. Bijna 30.000 studenten wachten op dit moment op een kamer. In Utrecht en Amsterdam is de wachttijd voor een kamer in het centrum zo’n vijf jaar. Dit blijkt uit een landelijke inventarisatie van de Landelijke Studenten Vakbond (LSVb).
Uit de wachttijdinventarisaties van het LSVb blijkt ook dat de afgelopen jaren het tekort aan studentenhuisvesting in Amsterdam alleen maar is toegenomen. Hieraan liggen drie factoren ten grondslag: -
toenemende vraag door stijgende studentenaantallen; afnemend aanbod door teruglopend particulier aanbod; stagnerende doorstroming van afgestudeerden door algehele krapte op de woningmarkt.
Om de toenemende druk op de markt voor studentenhuisvesting terug te dringen, is door de gemeente Amsterdam de projectgroep Studentenhuisvesting ingesteld. Dit heeft inmiddels geleid tot afstemming van activiteiten tussen de verschillende partijen en een inventarisatie van de initiatieven voor het vergroten van het aanbod aan studentenhuisvesting. Daarnaast is de projectgroep voornemens een stedelijke visie studentenhuisvesting op te stellen, waarin de plannen voor een gezamenlijke aanpak voor het oplossen van de kamernood worden beschreven. Een goede visie is gebaseerd op nauwkeurig inzicht in de kwantitatieve en kwalitatieve vraag-/aanbodverhoudingen. Echter, het ontbreekt momenteel aan exacte aantallen. Aanvullend onderzoek is nodig. Op verzoek van de gemeente Amsterdam, de corporaties DUWO, AWV, Rochdale, Yme re, Intermezzo, De Key en de Amsterdamse universiteiten heeft Laagland'advies een onderzoek uitgevoerd naar vraag en aanbod op de markt voor studentenhuisvesting.
1
1.2
Doel- en vraagstelling van het onderzoek
Het centrale doel van het onderzoek kan als volgt worden geformuleerd: Een betrouwbaar inzicht bieden in de huidige woonsituatie van Amsterdamse studenten en de kwalitatieve en kwantitatieve woonwensen van studenten, met het oog op het realiseren van een passend huisvestingsaanbod voor studenten in Amsterdam. Deze doelstelling is uitgewerkt in de volgende onderzoeksvragen: Huidige situatie: 1. Wat is het aantal studenten in Amsterdam, onderscheiden naar WO/HBO, faculteit en voltijd/deeltijd? 2. Hoe wonen de Amsterdamse studenten nu (uit- of thuiswonend en waarom, wat, waar, hoe groot, hoe duur, welke verhuurder, hoeveel huisgenoten etc.)? 3. Wat is het huidige aanbod aan studentenhuisvesting in Amsterdam (wat, waar, hoe groot, hoe duur, hoeveel huisgenoten etc.)? 4. In hoeverre zijn studenten tevreden met de huidige woonsituatie? 5. Wat is de differentiatie van het bovenstaande naar studiejaar en WO/HBO? 6. Wat zijn de achtergrondkenmerken zoals inkomen, leeftijd, studierichting, studiejaar, geslacht, autochtoon/allochtoon? Verhuisgeneigdheid en kwantitatieve en kwalitatieve woonwensen: 1. Wat is de verhuisgeneigdheid? 2. Waarom wil men verhuizen? 3. Kwantitatieve woonwensen: wat is de omvang van de vraag naar woonruimte in Amsterdam (naar mate van urgentie)? 4. Kwantitatieve woonwensen: wat is de omvang van de vraag naar woonruimte buiten Amsterdam (naar mate van urgentie)? 5. Kwalitatieve woonwensen: wat is de aard van de vraag naar woonruimte in Amsterdam (uit- of thuiswonend, wat, waar, hoe groot, hoe duur, welke verhuurder, hoeveel huisgenoten etc.)? 6. Informatie over achtergrondkenmerken zoals inkomen, leeftijd, studierichting, studiejaar, geslacht, autochtoon/allochtoon. 7. Op welke manier wordt woonruimte gezocht en welke afwegingen in alternatieven (substitutieproces) worden gemaakt? Tekorten: 1. Wat is het kwantitatieve tekort (overschot) aan woonruimte? 2. Wat is het kwalitatieve tekort (overschot) aan woonruimte? Imago Amsterdam als studiestad 1. In hoeverre speelt het woonruimtetekort in Amsterdam een rol bij de afweging van aankomende studenten om al dan niet in Amsterdam te gaan studeren en wonen?
2
1.3
Methode van onderzoek
De dataverzameling van dit onderzoek is grotendeels via een online internete nquête verlopen. Via deze methode kunnen per e-mail alle studenten worden bereikt, waardoor een steekproef niet nodig is. Om de onderzoeksvraag over het imago van Amsterdam als studiestad te kunnen beantwoorden, is er een ‘straatenquête’ gehouden onder aankomende studenten tijdens de Studie Beurs die van 13-16 oktober 2004 is gehouden in de Jaarbeurs te Utrecht. De Studie Beurs is het grootste, landelijke evenement voor studiekeuze en beroepsoriëntatie en wordt bezocht door zo’n 88.000 jongeren, die bezig zijn met het maken van een studie- of beroepskeuze. 1.3.1
De internetenquête
Werving De werving van de respondenten is gebeurd aan de hand van de e -mailbestanden van: • Universiteit van Amsterdam (UvA) • Vrije Universiteit (VU) • Hogeschool van Amsterdam (HvA) • Hogeschool voor Economische Studies (HES) • INHOLLAND Diemen • Rietveld Academie • Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten (AHK) Alle studenten in de bestanden hebben een e -mail ontvangen van het college van bestuur van de betreffende onderwijsinstelling. In deze e -mail is het doel van het onderzoek kort toegelicht en is de studenten gevraagd om hun medewerking. Via een hyperlink in de e -mail kwamen de studenten op de eerste pagina van de vragenlijst terecht. Om de respons op de enquête te verhogen is halverwege het veldwerk per e-mail een herinnering verstuurd aan alle studenten. Verloop werving De werving verliep niet bij alle onderwijsinstellingen even soepel. De studenten aan de VU en de HvA kregen later de aankondigingsmail toegestuurd dan de bedoeling was. Voor de VU had dit te maken met het feit dat niet alle e-mailadressen centraal geregistreerd zijn. Hierdoor was de medewerking van verschillende personen noodzakelijk. De vertraging bij de HvA werd veroorzaakt door het stringente e-mailbeleid. Slechts enkele personen zijn gemachtigd om alle studenten een e -mail te sturen. Het regelen van deze machtiging kostte tijd. De vragenlijst Aan de hand van bestaande vragenlijsten voor onderzoek naar de huisvestingswensen van studenten is een conceptvragenlijst opgesteld. Het concept is afg estemd met de begeleidingscommissie en heeft daarna zijn definitieve vorm gekregen. De vragenlijst bestond uit 59 vragen. De invulduur van de vragenlijst bedroeg afhankelijk van de antwoorden maximaal 20 minuten. Een deel van de vragen
3
kende veel antwoordklassen. Om te voorkomen dat de onderste antwoordklassen door de studenten niet gelezen werden, hebben bij deze vragen de antwoordklassen gerouleerd. De vragenlijst is als bijlage bij dit rapport gesloten. Dataverzameling De dataverzameling via internet is uitgevoerd door ProInfo Interactive. Voora fgaand aan de dataverzameling heeft overleg plaatsgevonden over de vormgeving van de vragenlijst. De vragenlijst is van 15 november 2004 tot en met 5 december 2004 online geweest.
1.4
Respons en verantwoording
Alle ingeschreven studenten van de Amsterdamse onderwijsinstellingen (inclusief INHOLLAND Diemen) zijn voor het onderzoek benaderd. Uitwisselingsstudenten hebben geen aankondiging ontvangen. In totaal hebben 13.412 respondenten de vragenlijst ingevuld. 793 van de respondenten heeft aangegeven in deeltijd/duaal te studeren. 174 respondenten hebben deze vraag niet beantwoord. Deze groepen zijn niet in de analyses opgenomen. Deeltijdstudenten wonen namelijk vaak al in zelfstandige woonruimte en vormen daarmee niet de doelgroep die van studentenhuisvesting afhankelijk is. Volgens de onderwijsinstellingen bedraagt het aantal voltijdstudenten dat in Amsterdam studeert 70.900. Bij de voltijdstudenten van de HvA zitten ook de studenten van samenwerkingsverbanden met Hogeschool INHOLLAND en Hogeschool iPABO. De totale respons van voltijdstudenten bedroeg 12.447. Dit is een respons van 17,6%. In Tabel 1.1 is de respons uitgesplitst naar onderwijsinstelling. Dit percentage is vrij laag, gezien ervaringen bij eerdere onderzoeken in Leiden (19%) en Delft (19%). Tabel 1.1 Respons voltijdstudenten naar onderwijsinstelling Onderwijsinstelling
Respons
Populatie
Responsperce ntage
Universiteit van Amsterdam Vrije Universiteit
6.529 1.652
21.984 15.254
31,2% 10,8%
Hogeschool van Amsterdam
2.162
17.991
12,0%
Hogeschool voor Economische Studies INHOLLAND Diemen
634 843
5.035 8.365
15,7% 10,1%
Rietveld Academie
146
424
34,4%
Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten Andere onderwijsinstelling
361 100
1.847 -
19,5% -
2 18
-
-
12.447
68.830
17,9%
Afgestudeerd/gestopt Geen antwoord Totaal Bron: Internetenquête, onderwijsinstellingen
Onder ‘andere onderwijsinstelling’, zijn onder andere de Educatieve Faculteit Amsterdam (een samenwerkingsverband van HvA en INHOLLAND) en iPABO (een samenwerkingsverband van HvA en PABO Almere) genoemd. Ook respondenten die aan twee Amsterdamse onderwijsinstellingen studeren, zijn opgenomen in deze categorie.
4
1.4.1
Weging van de onderzoeksresultaten
Zoals uit Tabel 1.1 duidelijk wordt, is de respons niet overal gelijk. UvAstudenten hebben veel vaker meegewerkt aan de enquête dan bijvoorbeeld de VU-studenten. Voor de analyse van dit onderzoek is een representatieve respons gewenst. Daarom zijn de resultaten van de enquête ‘gewogen’ om voor dit soort verschillen te corrigeren. Aan de hand van gegevens van de Informatie Beheer Groep5 is gekeken welke groepen studenten onder- dan wel oververtegenwoordigd zijn in de enquête. Aan de meningen van deze groepen zijn respectievelijk een zwaarder en een minder zwaar gewicht gehangen. Om de resultaten te kunnen wegen, zijn er weegfactoren berekend. Een weegfactor is de verhouding tussen de werkelijke populatiefractie (bijvoorbeeld 20.908 UvA-studenten) en dezelfde fractie uit de enquête (6.529 UvArespondenten). Wanneer deze twee op elkaar worden gedeeld, krijg je de weegfactor voor UvA-studenten. In onderstaande tabel wordt een voorbeeld gegeven van de berekening van de weegfactor voor UvA-studenten en VU-studenten. Hieruit wordt duidelijk dat de meningen van de VU-studenten een stuk zwaarder mee zullen wegen dan de meningen van de UvA-studenten, aangezien de groep VU-studenten ondervertegenwoordigd is in de enquête. Tabel 1.2 Voorbeeld berekening weegfactoren Populatie
respons
weegfactor
UvA
20.908
6.529
3,202328
VU
15.254
1.652
9,233656
Bron: Internetenquête, onderwijsinstellingen
In dit onderzoek zijn de resultaten niet alleen, zoals in het voorbeeld, gewogen naar onderwijsinstelling, maar ook naar leeftijd, geslacht en de situatie uit-/thuiswonend. Aan de hand van gegevens van de Informatie Beheer Groep is een populatietabel opgesteld. Om de weegfactoren te berekenen, is deze tabel gedeeld door exact dezelfde tabel uit de enquête. De wegingstabellen zijn opgenomen in Bijlage 6. 1.4.2
Betrouwbaarheid van de onderzoeksresultaten
Doordat niet alle studenten aan het onderzoek hebben meegedaan zijn de resultaten niet 100% betrouwbaar en nauwkeurig. De werkelijke waarde ligt binnen bepaalde grenzen rond de uitkomsten en wel met een bepaalde mate van zeke rheid. In de navolgende berekeningen is uitgegaan van een (gebruikelijke) gewenste zekerheid van 95%. Bij een respons van 12.447 respondenten kan met 95% zekerheid worden vastgesteld dat bij een waarde van p=50% (het percentage dat een bepaalde eigenschap heeft), het enquêteresultaat niet meer dan 0,8 % afwijkt van de waarde die gevonden zou worden bij de totale populatie.
5
De Informatie Beheer Groep (IB- groep) is de instantie die verantwoordelijk is voor de studiefinanciering.
5
Met andere woorden: indien uit het onderzoek zou blijken dat 50% van de geenquêteerden heeft aangegeven tevreden te zijn met de huidige woonsituatie, dan betekent dit dat van de gehele onderzoekspopulatie het percentage dat tevreden is met 95% zekerheid niet meer is dan 50,8 % en niet minder dan 49,2 %. Bij uitspraken voor een deel van de populatie, bijvoorbeeld alleen de studenten van de VU, ligt de nauwkeurigheid lager. In Tabel 1.3 worden de nauwkeurigheidspercentages en marges voor de onderwijsinstellingen weergegeven. Aangezien 5% een gebruikelijke marge is bij wetenschappelijk onderzoek, kan gesteld worden dat de resultaten van dit onderzoek bijzonder nauwkeurig zijn. Tabel 1.3 Nauwkeurigheidsmarges bij een betrouwbaarheid van 95% Nauwkeurig-
Nauwkeurigheidsinterval
heidsma rge
bij p= 50%
Universiteit van Amsterdam Vrije Universiteit
+/- 1,0% +/- 2,3%
49,0% - 51,0% 47,7% - 52,3%
Hoge school van Amsterdam Hogeschool voor Economische Studies
+/- 2,0% +/- 3,6%
48,0% - 52,0% 46,4% - 53,6%
INHOLLAND Diemen
+/- 3,2%
46,8% - 53,2%
Rietveld Academie Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten
+/- 6,6% +/- 4,6%
43,4% - 56,6% 45,4% - 54,6%
Bron: Internetenquête
1.5
Achtergrondkenmerken van de respondenten
Op basis van de gewogen enquêteresultaten wordt in Figuur 1.1 de leeftijdsverdeling van de Amsterdamse studenten weergegeven. De verdeling laat nagenoeg een 'normale verdeling' zien. De gemiddelde leeftijd ligt tussen de 21 en 22 jaar. Figuur 1.1 Leeftijdsverdeling 16%
14%
12%
10%
8%
6%
4%
2%
0% 17 jaar en jonger
18 jaar
19 jaar
20 jaar
21 jaar
22 jaar
N = 12.447
6
23 jaar
24 jaar
25 jaar
26 jaar
27 jaar en ouder
Een andere kenmerk van de Amsterdamse studentenpopulatie is dat er in Amsterdam met 52,5% meer vrouwen dan mannen studeren. Van alle studenten is 76,3% autochtoon en 23,7% allochtoon volgens de brede definitie van het CBS. Iemand is allochtoon wanneer tenminste één van de ouders in het buitenland is geboren. Van ruim 10% is één ouder in het buitenland geboren. Van de overige 13,3% zijn beide ouders in het buitenland geboren. Uit Tabel 1.4 blijkt dat de meeste Amsterdamse studenten (54,1%) een gammaopleiding (gedrag, maatschappij, economie, rechten enz.) volgen. Vooral aan de HES en INHOLLAND worden gamma-opleidingen gevolgd.
Tabel 1.4 Studierichting per onderwijsinstelling 6 Alfa
Bèta
Gamma
Medisch
N
Universiteit van Amsterdam Vrije Universiteit
26,7% 24,1%
12,2% 19,9%
55,6% 47,6%
11,7% 14,8%
6.529 1.652
Hogeschool v an Amsterdam
12,6%
38,0%
41,2%
14,7%
2.162
HES INHOLLAND Diemen
6,6% 17,6%
2,4% 5,4%
96,3% 80,7%
0,0% 3,2%
634 843
Rietveld Academie Amsterdamse Hogeschool voor
90,4% 87,2%
4,5% 12,2%
3,9% 5,0%
0,0% 0,4%
146 361
22,1%
19,1%
54,1%
10,9%
12.327
de Kunsten Totaal N = 12.327
1.6
Opzet van dit rapport
Naast dit inleidende hoofdstuk, bestaat het rapport uit 5 andere hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt de huidige huisvestingssituatie van de studenten besproken. Ook wordt aandacht besteed aan de tevredenheid met de huidige situatie. Vervolgens worden in hoofdstuk 3 de verhuisplannen behandeld. De woonwensen komen in hoofdstuk 4 aan de orde. Hoofdstuk 5 gaat in op de tekorten aan studentenhuisvesting in Amsterdam. Hoofdstuk 6 tenslotte richt zich op het imago van Amsterdam als studiestad onder aankomende studenten. Elk hoofdstuk begint met een stroomdiagram waarin de belangrijkste gegevens worden samengevat en duidelijk wordt gemaakt op wie de uitspraken in het hoofdstuk van toepassing zijn. Naast de algemene resultaten zullen ook de resultaten worden uitgesplitst naar enkele achtergrondkenmerken van de studenten, zoals studiejaar, onderwijsinstelling, etniciteit en geslacht. Elk hoofdstuk wordt afgesloten met een overzicht van de belangrijkste conclusies.
6
De percentages in de tabel tellen niet op tot 100% aangezien studenten ook meer dan één studi e kunnen volgen
7
8
2
DE HUIDIGE HUISVESTINGSSITUATIE
In dit hoofdstuk wordt de huidige huisvestingssituatie van de studenten weerg egeven. Hierbij wordt een beeld gegeven hoe de Amsterdamse studenten momenteel wonen en hoe zij hun huidige woonsituatie beoordelen. Voor een nadere omschrijving van de gehanteerde begrippen in dit hoofdstuk wordt verwezen naar Bijlage 1. In totaal studeren er aan de Amsterdamse onderwijsinste llingen 68.830 voltijd studenten. Uit Figuur 2.1 blijkt dat er van deze studenten ruim 29.000 nog thuis bij de ouders wonen (43%), waarvan de meeste buiten Amsterdam, Diemen of Amstelveen. De overige bijna 40.000 studenten zijn uitwonend. Dit komt ove reen met 57%. In vergelijking met eerdere onderzoeken van Laagland’advies in Delft (2003) en Leiden (2004) blijkt dat dit een laag aandeel is. In Delft was ruim 80% uitwonend. Voor Leiden kwam dit aandeel uit op tweederde (66%). Van de uitwonende studenten wonen ongeveer 14.000 niet in Amsterdam, Diemen of Amstelveen. Bijna 26.000 uitwonende studenten wonen wel in deze drie gemeenten. Dit is 65% van alle uitwonende studenten. In Delft en Leiden lagen deze percentages respectievelijk op 82% en 75%. Figuur 2.1 Stroomdiagram huidige huisvestingssituatie
Amsterdamse studenten:
Thuiswonend: 29.400 (43%)
Binnen Amste rdam: 5.400 (8%)
68.800 Buiten Amsterdam: 24.000 (35%) Uitwonend: 39.400 (57%)
Binnen Amsterdam: 25.600 (37%)
Onzelfstandig 13.000 (19%)
Zelfstandig: 9.400 (14%)
Buiten Amsterdam: 13.800 (20%)
Anders: 1.700 (2%)
Onzelfstandig 5.500 (8%)
Zelfstandig: 6.600 (10%)
Anders: 3.200 (4%)
N = 12.447
In dit hoofdstuk staat vooral de woonsituatie van deze laatste groep studenten centraal. In het stroomdiagram is deze groep daarom rood gekleurd. Van de 26.000 uitwonende studenten binnen de regio wonen ruim 13.000 studenten in onzelfstandige, ruim 9.000 in zelfstandige en ongeveer 3.000 in andere woonruimte (tijdelijke studentenhuisvesting of sloop/verkoop/renovatiepand).
9
2.1
Huidige woonsituatie
Huidige woonsituatie van uitwonende studenten in Amsterdam, Diemen of Amstelveen Uit de inleiding van het hoofdstuk werd duidelijk dat 42,7% van alle studenten die in Amsterdam studeren nog thuis bij de ouders woont (29.400 studenten). De belangrijkste redenen die deze studenten aangeven voor het feit dat men nog thuis woont, zijn dat men thuis wonen goedkoop vindt (25,6%) en dat men nog geen andere woonruimte heeft kunnen vinden (24,6%). Ook geven veel studenten aan dat thuis wonen 'g emakkelijk' (18,7%) is. Van alle 68.830 Amsterdamse studenten woont 37,2% uitwonend in Amsterdam, Diemen of Amstelveen. Zoals reeds eerder vermeld zijn dit ongeveer 25.600 uitwonende studenten. In Figuur 2.2 wordt de huisvestingssituatie van deze groep studenten weergegeven. Figuur 2.2 Huidige huisvestingssituatie van uitwonende studenten die in Amsterdam, Diemen of Amstelveen wonen zelfstandig
studentencomplex
studentenhuis
hospita/inwonend
overig onzelfstandig
sloop/verkoop/renovatie
tijdelijke vorm
0,0%
5,0%
10,0%
15,0%
20,0%
25,0%
30,0%
35,0%
40,0%
N = 5.328
Ruim eenderde van alle uitwonende studenten in Amsterdam, Diemen of Amstelveen (36,7%) woont in zelfstandige woonruimte. Dit zijn ongeveer 9.400 studenten. Deze studenten wonen vooral in een zelfstandige huurwoning (7.000 studenten), gevolgd door een zelfstandige koopwoning (1.600 studenten). Een beperkt aantal studenten (800 studenten) woont in een zelfstandige huurwoning in een studentencomplex. Bijna 42% van de uitwonende studenten in Amsterdam, Diemen of Amstelveen woont momenteel in onzelfstandige woonruimte (13.000 studenten). Dit is woonruimte waar voorzieningen zoals keuken, douche en toilet met andere studenten worden gedeeld. De meeste studenten in onzelfstandige woonruimte (17,4%) wonen op een kamer in een studentencomplex. Dit komt overeen met 4.500 studenten. Ook woont een aanzienlijk deel (14,3%) in een studenten- of dispuutshuis.
10
Slechts 1,6% van de uitwonende studenten die in Amsterdam, Diemen of Amstelveen wonen, bewoont momenteel een tijdelijke vorm van studentenhuisvesting, zoals bijvoorbeeld een container7- of een prefabwoning8. Dit waren, ten tijde van het veldwerk (15 november tot 5 december 2004), absoluut gezien ongeveer 400 studenten. Intussen zijn er in Amsterdam meerdere tijdelijke eenheden bijgekomen. Huidige woonsituatie van subgroepen Bij een uitsplitsing naar achtergrondkenmerken van de studenten blijken er ve rschillen in de huisvestingssituatie te bestaan. Zo wonen HBO -studenten met 52,4% veel vaker nog thuis bij de ouders dan de studenten aan de universite iten (33,4%). Ook onder de uitwonende studenten in Amsterdam, Diemen en Amstelveen is de huisvestingssituatie soms verschillend. In Tabel 2.1 wordt deze huidige huisvestingssituatie van uitwonende studenten weergegeven, uitgesplitst naar onderwijsinstelling, etniciteit en studiejaar. De uitwonende universitaire studenten wonen in Amsterdam, Diemen en Amstelveen relatief vaker in onzelfstandige woonruimte, terwijl de uitwonende HBO-studenten relatief vaker zelfstandig wonen. Ook wonen HBO-studenten relatief vaker in 'andere' woonruimte zoals in tijdelijke studentenhuisvesting of in een sloop/verkoop/renovatiepand. Absoluut gezien wonen zowel in de onzelfstandige (9.100 om 3.900), de zelfstandige (6.000 om 3.400), als in de 'andere' woonruimte (1.900 om 1.400) in Amsterdam, Diemen of Amstelveen meer universitaire studenten. Een zelfde patroon, hoewel minder duidelijk, komt naar voren tussen de autochtone en allochtone uitwonende studenten in Amsterdam. De autochtone studenten wonen relatief iets vaker onzelfstandig en de allochtonen zelfstandig. In totaal wonen er in Amsterdam, Diemen en Amstelveen naar schatting 19.700 autochtone en 5.800 allochtone studenten. Tabel 2.1 Huidige huisvestingssituatie van uitwonende studenten die in Amsterdam, Diemen of Amstelveen wonen Onzelfstandig
Zelfstandig
Anders uitwo-
Absoluut in
uitwonend
uitwonend
nend
Amsterdam
Universiteit Hogeschool
53,7% 45,1%
35,4% 39,3%
11,0% 15,6%
16.900 8.700
Autochtoon Allochtoon
51,7% 47,5%
36,1% 38,7%
12,2% 13,8%
19.700 5.800
1e jaars 2e jaars
49,3% 55,2%
35,6% 32,1%
15,2% 12,7%
5.700 5.000
3e jaars 4e jaars
49,6% 54,5%
37,2% 34,1%
13,2% 11,5%
4.700 4.300
5e jaars 6e jaars en hoger
50,9% 42,9%
38,1% 47,7%
11,0% 9,4%
2.900 3.200
N = 5.328
7
zie bijlage 1 voor een foto.
8
zie bijlage 1 voor een foto.
11
Naar studiejaar komt een minder helder beeld naar voren. Wel wordt duidelijk dat de 6 e jaars+ studenten aanmerkelijk vaker zelfstandig wonen. Opvallend is dat absoluut gezien het aantal 1 e jaars studenten dat uitwonend is in Amsterdam, Diemen of Amstelveen (5.700) aanmerkelijk groter is dan het aantal 6 e jaars+ studenten (3.200). Relatief gezien is het beeld echter totaal anders. Van alle 1 e jaars studenten woont 27% uitwonend in Amsterdam, Diemen of Amstelveen, van de 6e jaars+ studenten is dit aandeel toegenomen tot 58%. Het beeld naar studiejaar komt in paragraaf 2.10 nog eens aan de orde. In deze paragraaf wordt de wooncarrière van studenten behandeld.
2.2
Huidige woonlocatie
Huidige woonlocatie van uitwonende studenten in Amsterdam, Diemen of Amstelveen Uit het stroomdiagram aan het begin van dit hoofdstuk werd duidelijk dat ongeveer 25.600 van alle uitwonende studenten in Amsterdam, Diemen of Amstelveen wonen. Dit komt overeen met ongeveer 65% van alle uitwonende studenten. Dat betekent dat zo'n 35% buiten deze drie gemeenten woont. Figuur 2.3 Huisvestingslocatie van uitwonende studenten in Amsterdam
N = 5.328
In Figuur 2.3 wordt weergegeven in welke stadsdelen de 25.600 uitwonende studenten in Amsterdam, Diemen of Amstelveen wonen. Hieruit blijkt dat 15,9% van deze studenten in het centrum woont. Dit zijn naar schatting bijna 4.100 studenten.
12
Na het centrum wonen de meeste uitwonende studenten in de stadsdelen die direct aan het centrum grenzen: In Oud-Zuid wonen ongeveer 4.000 studenten (15,7%) en in Oost/Watergraafsmeer 2.200 (8,6%). Ook wonen er veel studenten, ± 2.800, in Amstelveen (10,9%). Dit heeft te maken met het grote studentencomplex Uile nstede dat daar gelegen is. In de westelijke stadsdelen buiten de ring A-10 (Geuzenveld-Slotermeer, Osdorp en Slotervaart) wonen de minste studenten. In deze stadsdelen samen woont slechts 5,2% van alle uitwonende studenten. In Figuur 2.4 wordt het aantal uitwonende studenten per stadsdeel geperce nteerd op de totale bevolking per stadsdeel. Hieruit blijkt dat ook relatief gezien in het centrum en Oud-Zuid de meeste uitwonende studenten wonen. Figuur 2.4 Percentage uitwonende studenten ten opzichte van de totale bevolking per stadsdeel
N = 5.328
13
Huidige woonlocatie per subgroep Er zijn een aantal verschillen in de woonloca tie tussen de zelfstandig en onzelfstandig wonende studenten in Amsterdam. Deze worden weergegeven in Tabel 2.2. De zelfstandig wonende studenten in Amsterdam, Diemen of Amstelveen wonen relatief vaker in populaire stadsdelen als Oud-Zuid, het centrum, De Baarsjes en Oud-West. In Amstelveen wonen in verhouding veel meer onzelfstandig wonende studenten. Dit wordt uiteraard veroorzaakt door het grote studentencomplex Uilenstede in Amste lveen. In de categorie 'anders' scoort stadsdeel Westerpark opvallend goed. Onder 'anders' worden tijdelijke studentenhuisvesting en sloop/verkoop/renovatiepanden verstaan. In Westerpark staan sinds dit studiejaar dan ook verschillende tijdelijke vormen van studentenhuisvesting aan de 'Houthavens'. Tabel 2.2 Woonlocatie van onzelfstandig wonenden en zelfstandig wonenden in Amsterdam Onzelfstandig
Zelfstandig
Anders
Totaal
Centrum Oud- Zuid
15,8% 13,9%
17,1% 18,8%
12,5% 13,4%
15,9% 15,7%
Amstelveen Oost/Watergraafsmeer
1 8 ,6% 8,1%
3,4% 8,6%
1,4% 11,1%
10,9% 8,6%
Zuideramstel
6,2%
6,9%
9,1%
6,8%
De Baarsjes Westerpark
5,2% 3,4%
7,8% 6,6%
5,1% 11,1%
6,1% 5,6%
Oud- West
3,8%
7,6%
6,4%
5,5%
Bos en Lommer Zuid-Oost
4,2% 4,7%
4,4% 3,1%
5,0% 4,3%
4,4% 4,1 %
Zeeburg Noord
2,9% 3,0%
4,8% 3,1%
6,5% 7,1%
4,0% 3,6%
Diemen
4,8%
2,5%
1,3%
3,5%
Slotervaart Osdorp
2,6% 1,7%
2,5% 1,4%
1,8% 2,9%
2,5% 1,7%
Geuzenveld-Slotermeer Duivendrecht
1,0% 0,1%
1,4% 0,0%
0,2% 0,2%
1,0% 0,1%
Westpoort Absoluut in Amsterdam
0,0%
0,0%
0,5%
0,1%
13.000
9.400
3.200
25.600
N = 5.328
In tabel 2.3 wordt het percentage uitwonende studenten dat in Amsterdam, Diemen of Amstelveen woont, uitgesplitst naar onderwijsinstelling en studiejaar. De universitaire studenten blijken aanmerkelijk vaker in Amsterdam, Diemen of Amstelveen te wonen dan de studenten van de hogescholen (78,0% om 59,4%). tabel 2.3
Percentage uitwonende studenten dat in Amsterdam, Diemen of Amstelveen woont naar studiejaar en onderwijsinstelling Universiteit
Hoge school
Totaal
N
1e jaars 2e jaars
75,2% 76,1%
61,0% 61,4%
68,5% 69,9%
1.602 1.336
3e jaars
79,1%
60,0%
70,1%
1.210
4e jaars 5e jaars
78,9% 78,4%
56,4% 54,9%
68,7% 70,6%
1.107 856
6e jaars en hoger
81,5%
60,7%
78,9%
994
Totaal
78,0%
59,4%
70,5%
7.105
N = 7.105
14
Bij een vergelijking naar studiejaar zijn de verschillen erg klein. Onder de uitw onende 1 e jaars studenten woont reeds 68,5% in Amsterdam, Diemen of Amstelveen. Alleen de 6 e jaars+ studenten wonen aanmerkelijk vaker in Amsterdam, Diemen of Amstelveen (78,9%). In Tabel 2.4 is van alle uitwonende studenten in Amsterdam, Diemen of Amstelveen weergegeven welke percentages in het centrum, Oud-Zuid en Amstelveen wonen. Hieruit komt naar voren dat in het centrum relatief veel universitaire en autochtone studenten wonen. Ook wonen er relatief veel universitaire studenten in Amstelveen. Dit zijn vooral studenten van de Vrije Univers iteit. Dit heeft te maken met de locatie van de VU dicht bij Amstelveen. Tabel 2.4 Percentage uitwonende studenten in Centrum, Oud-Zuid of Amstelveen naar studiejaar, etniciteit en onderwijsinstelling Centrum
Oud-Zuid
Amstelveen
Universiteit
17,4%
15,4%
12,9%
Hogeschool
12,9%
16,2%
7,0%
Universiteit van Amsterdam
22,7%
15,7%
2,6%
Vrije Universiteit Hogeschool van Amsterdam
9,4% 10,8%
14,8% 13,3%
28,4% 7,9%
Hogeschool voor Economische Studies INHOLLAND Diemen
11,6% 15,0%
26,4% 15,7%
3,0% 9,6%
Rietveld Academie
10,2%
12,0%
3,2%
Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten
19,9%
20,2%
3,3%
Autochtoon
16,8%
16,3%
10,7%
Allochtoon
12,9%
13,6%
11,5%
1e jaars 2e jaars
12,1% 15,5%
15,5% 14,1%
7,6% 11,1%
3e jaars
1 7 ,6%
17,1%
8,5%
4e jaars 5e jaars
14,6% 18,2%
14,7% 20,0%
15,0% 12,2%
6e jaars en hoger
20,0%
13,5%
12,9%
Totaal
15,9%
15,7%
10,9%
N = 5.328
In verhouding zijn het vooral de ouderejaars die een plekje in de binnenstad hebben weten te bemachtigen. Van de uitwonende 6 e jaars+ studenten die in Amsterdam, Diemen of Amstelveen wonen, woont 20,0% in het centrum. Van de 1 e jaars is dit perce ntage nog slechts 12,1%.
2.3
Eigenaar/verhuurder huidige woonsituatie
Aan de uitwonende studenten die in Amsterdam, Diemen of Amstelveen wonen, is gevraagd wie de eigenaar of verhuurder van hun huidige woonruimte is. Uit Figuur 2.5 blijkt dat de particuliere eigenaar veruit de belangrijkste eig enaar/verhuurder is. Bijna 34% van de studentenhuisvesting in Amsterdam, Diemen of Amstelveen kent een particuliere eigenaar. Absoluut gezien, zijn dit naar schatting 8.700 studenten. Onder 'particuliere eigenaar' vallen bijvoorbeeld ouders van studenten, ‘huisbazen’, maar ook studenten die zelf een woning hebben gekocht. Het betreft zowel onzelfstandige als zelfstandige woonruimte. In de categorie 'anders uitwonend' vallen de studenten die tijdelijke woonruimte of een sloop/renovatiewoning huren.
15
Na de particuliere eigenaar geven de meeste studenten aan woonruimte te huren bij één van de Amsterdamse corporaties (Intermezzo, De Key, DUWO, Ymere, Rochdale en AWV). Het gaat om in totaal 6.400 studenten (25%). Vooral Intermezzo (9,0%) en De Key (8,8%) zijn de corporaties waar veel studenten woonruimte huren. Dit betreft vooral onzelfstandige woonruimte. Naast de particuliere eigenaar en de Amsterdamse corporaties huurt ook een aanzienlijk deel woonruimte van een andere huurder of zit in onderhuur (10,0%). Dit zijn 2.600 studenten. Figuur 2.5 Huidige verhuurder/eigenaar van zelfstandige en onzelfstandige woonruimte in Amsterdam, Diemen of Amstelveen onzelfstandig uitwonend
zelfstandig uitwonend
anders uitwonend
Particuliere eigenaar Andere huurder/onderhuur Intermezzo De Key Andere corporatie Makelaar Anders Hospita/hospes DUWO Amsterdam Ymere Rochdale Anti-kraakorganisatie Weet ik niet Studentenvereniging/dispuut AWV Bank/beleggingsmaatschappij 0,0%
5,0%
10,0%
15,0%
20,0%
25,0%
30,0%
35,0%
40,0%
N = 5.328
2.4
Huidige woonlasten
Huidige woonlasten van uitwonende studenten in Amsterdam, Diemen of Amstelveen Het gemiddeld bedrag dat uitwonende studenten in Amsterdam, Diemen of Amstelveen kwijt zijn aan huur of hypotheek bedraagt € 282,-. Deze woonlasten liggen daarmee boven die in andere steden, zoals Delft (€ 225,- in 2003) en Leiden (€ 268,- in 2004). Dit bedrag is na aftrek van eventuele huursubsidie. Van alle uitwonende studenten die in Amsterdam, Diemen of Amstelveen wonen, ontvangt 13,4% huursubsidie. Gemiddeld ontvangen deze studenten per maand € 86,- aan huursubsidie. Amsterdam ligt hiermee tussen Leiden (€ 97,- in 2004) en Delft (€ 71,- in 2003) in. De gemiddelde woonlasten voor onzelfstandige woonruimte in Amsterdam, Diemen of Amstelveen bedragen € 266,- per maand. Voor zelfstandige woonruimte wordt gemiddeld € 326,- betaald.
16
In Figuur 2.6 zijn de woonlasten uitgesplitst naar woonvorm. Hieruit blijkt dat onzelfstandige woonruimte in een studentencomplex goedkoop is in vergelijking met andere onzelfstandige woonsituaties. Bijna 80% van de woonruimte in een studentencomplexen heeft een huur beneden de € 250,-. Onzelfstandige woonruimte in een studentenhuis is relatief duur. Bijna tweederde van de studenten in dit type huisvesting betaalt meer dan € 250,- per maand. Voor zelfstandige woonruimte moet het meeste betaald worden. Ongeveer 70% van de studenten in een zelfstandige woning heeft woonlasten boven de € 250,per maand. Figuur 2.6 Huidige woonlasten van uitwonende studenten in Amsterdam, Diemen of Amstelveen naar woonsituatie tot € 150
€ 150 - € 200
€ 200 - € 250
€ 250 - € 300
€ 300 - € 350
€ 350 - € 400
€ 400 of meer
studentencomplex
sloop/verkoop/renovatie
tijdelijke vorm
hospita/inwonend
overig onzelfstandig
studentenhuis
zelfstandig 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
N = 4.896
Ondanks dat de huur in bijna 80% van de kamers in een studentencomplex onder de € 250,- ligt, blijkt uit Tabel 2.5 dat een dergelijke kamer relatief gezien juist duur is. Per vierkante meter moet gemiddeld € 16,61 betaald worden. Hoewel de gemiddelde woonlasten in de studentenhuizen dus aanmerkelijk hoger liggen dan in studentencomplexen (gemiddeld € 285,- om € 241,-), betaalt men gemiddeld juist iets minder per vierkante meter. De kamers in deze studentenhuizen zijn gemiddeld dus aanmerkelijk groter dan in de studentencomplexen (17,3 m2 om 14,5 m2). Bij de vergelijking van woonlasten per vierkante meter moet wel worden opgemerkt dat de woonlasten ook bepaald worden door de omvang van de gemeenschappelijke ruimten. Deze omvang verschilt uiteraard per woonvorm. Dit vertekent de hier weergegeven vergelijking. Voor zelfstandige woonruimte in Amsterdam, Diemen of Amstelveen moet gemiddeld € 336,- worden betaald. De gemiddelde oppervlakte is 36,1 m2. Per vierkante meter wordt in Amsterdam, Diemen of Amstelveen dus gemiddeld € 9,03 neergeteld.
17
Tabel 2.5 Oppervlakte en woonlasten van uitwonenden in Amsterdam, Diemen of Amstelveen naar onzelfstandige woonvorm Woonvorm
Hospita
Studenten-
Studenten-
Anders o n-
complex
huis
zelfst.
Totaal o nzelfst.
Gem. oppe rvlakte Gem. woonlasten
17,4 m 2 € 260
14,5 m 2 € 241
17,3 m 2 € 285
18,6 m 2 € 292
16,5 m 2 € 266
Woonlasten per m2
€ 14,92
€ 16,61
€ 16,45
€ 15,72
€ 16,11
491
813
795
420
2.608
Totaal n N = 2.608
In Figuur 2.7 is weergegeven hoe de woonlasten variëren naar verhuurder/eigenaar van de onzelfstandige woonruimte. De onzelfstandige woonruimte van de Amsterdamse corporaties is veruit het goedkoopste. Ruim 80% van de kamers van de corporaties heeft een huur beneden de € 250,-. Dit komt overeen met het beeld wat betreft de woonlasten voor studentencomplexen. De gemiddelde huurprijs ligt bij de Amsterdamse corporaties op € 240,-. Studenten die in een particuliere kamer wonen, betalen het meeste. Ongeveer 70% van deze studenten betaalt meer dan € 250,- per maand. Voor een particuliere kamer moet in Amsterdam, Diemen of Amstelveen gemiddeld € 287,- worden neergeteld. Figuur 2.7 Huidige woonlasten van uitwonenden in Amsterdam, Diemen of Amstelveen naar eigenaar van onzelfstandige woonruimte tot €150
€150 - €200
€200 - €250
€250 - €300
€300 - €350
€350 - €400
€400 of meer
totaal onzelfstandig
Amsterdamse corporaties
andere corporaties
hospita/inwonend
andere huurder/onderhuur
overig
particulier 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
N = 2.608
Behalve dat de particuliere kamers aanmerkelijk duurder zijn dan de kamers van de Amsterdamse corporaties, zijn de kamers ook groter. Per vierkante meter moet echter voor een particuliere kamer in Amsterdam, Diemen of Amstelveen nog steeds meer betaald worden dan voor een kamer van een Amsterdamse corporatie (€ 17,10 om € 15,70). Hierbij moet bovendien worden opgemerkt dat, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de particuliere eigenaren, bij de corporaties de servicekosten (zoals bijvoorbeeld abonnementsgeld kabel, inte rnet, schilderwerk, OZB enz.) bij de woonlaste n zijn inbegrepen.
18
Tabel 2.6 Oppervlakte en woonlasten van uitwonenden in Amsterdam, Diemen of Amstelveen naar eigenaar van onzelfstandige woonruimte Gem. oppe rvl.
Gem. woo nlasten
woonlasten per m2
N
Particulier
17,2 m
2
€ 294,-
€ 17,10
874
Amsterdamse corporaties Andere corporaties
15,1 m 2 18,5 m 2
€ 237,€ 250,-
€ 15,70 € 13,49
763 88
Hospita/inwonend Andere huurder/onderhuur
16,6 m 2 17,0 m 2
€ 266,€ 274,-
€ 16,03 € 16,15
292 278
Eige naar/verhuurder
Overig
17,3 m 2
€ 263,-
€ 15,22
301
Totaal
16,5 m2
€ 266, -
€ 16,11
2.608
N = 2.608
Naast een uitsplitsing naar eigenaar/verhuurder zijn de gemiddelde woonlasten in Tabel 2.7 ook naar woonlocatie weergegeven. Hieruit blijkt dat de studenten die onzelfstandige woonruimte in het centrum hebben, niet het meeste voor hun woonruimte betalen. In Oud-Zuid liggen de gemiddelde woonlasten met € 282,- het hoogste. De woonlasten van onzelfstandige woonruimte in Amstelveen liggen met gemiddeld € 233,- het laagste. Naast de hoogste woonlasten is ook de gemiddelde oppervlakte van de woonruimte in Oud-Zuid met 19,3 m2 het grootste. De gemiddeld kleinste kamers zijn te vinden in Amstelveen (13,7 m2). Hierdoor moet in Amstelveen ook relatief het meeste betaald worden per vierkante meter (€ 17,03). Ook in de stadsdelen waar niet zo veel studenten wonen (overige stadsdelen) is de prijs per vierkante meter hoog. Tabel 2.7 Oppervlakte en woonlasten per maand naar huidige woonwijk van onzelfstandige woonruimte Gem. oppe rvl.
Gem. woonla sten
woonlasten per m2
n
Centrum Oud- Zuid
19,0 m 2 19,3 m 2
€ 274,€ 282,-
€ 14,39 € 14,62
507 378
Oost/Watergraafsmeer Amstelveen
17,0 m 2 13,7 m 2
€ 279,€ 233,-
€ 16,39 € 17,03
223 307
Wijk
Overige stadsdelen
15,8 m 2
€ 269,-
€ 17,07
1.193
Totaal
16,5 m2
€ 266, -
€ 16,11
2.608
N = 2.608
Huidige woonlasten per subgroep Er zijn enkele verschillen in woonlasten waar te nemen tussen bepaalde groepen studenten. In Figuur 2.8 worden de woonlasten voor onzelfstandige woonruimte weergegeven naar studiejaar, etniciteit en onderwijsinstelling.
19
Figuur 2.8 Woonlasten voor onzelfstandige woonruimte in Amsterdam, Diemen of Amstelveen naar studiejaar, etniciteit en onderwijsinstelling tot €150
€150-€200
€200-€250
€250-€300
€300-€350
€350-€400
€400 of meer
universiteit hogeschool autochtoon allochtoon 1e jaars 2e jaars 3e jaars 4e jaars 5e jaars 6e jaars en hoger 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
N = 2.608
HBO-studenten blijken meer voor onzelfstandige woonruimte kwijt te zijn dan universitaire studenten. Ongeveer 54% van de HBO-studenten betaalt meer dan € 250,- per maand. Voor de universitaire studenten ligt dit percentage op 44%. Naar studiejaar blijkt dat 1e jaars hogere woonlasten voor onzelfstandige woonruimte kennen dan ouderejaars studenten. Van de 1 e jaars studenten betaalt 31% meer dan € 300,- per maand. Onder de 6 e jaars+ studenten is dit aandeel gezakt tot 17%. Tussen autochtone en allochtone studenten zijn er geen verschillen in woonlasten waar te nemen. In Figuur 2.9 zijn ook de woonlasten voor zelfstandige woonruimte in Amsterdam, Diemen of Amstelveen weergegeven naar studiejaar, etniciteit en onderwijsinstelling. Ook hier zijn het de HBO-studenten die de hoogste woonla sten hebben. Allochtone studenten betalen meer voor zelfstandige woonruimte dan autochtone studenten. Van de allochtonen is 51% meer dan € 300,- kwijt tegenover 44% van de autochtone studenten.
20
Figuur 2.9 Woonlasten voor zelfstandige woonruimte in Amsterdam, Diemen of Amstelveen naar studiejaar, etniciteit en onderwijsinstelling tot €150
€150-€200
€200-€250
€250-€300
€300-€350
€350-€400
€400 of meer
universiteit hogeschool autochtoon allochtoon 1e jaars 2e jaars 3e jaars 4e jaars 5e jaars 6e jaars en hoger 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
N = 1.969
2.5
Waarborgsom en sleutelgeld
Naast woonlasten per maand hebben een aantal studenten ook een waarborgsom en sleutelgeld moeten betalen voor hun woonruimte. Onder sleutelgeld worden de overname -, bemiddelings- en administra tiekosten verstaan die men betaalt voordat men de woning krijgt. Bij de corporaties heeft sleutelgeld alleen betrekking op de administratiekosten. Figuur 2.10
Waarborgsom voor onzelfstandige woonruimte in Amsterdam, Diemen en Amstelveen
25%
20%
15%
10%
5%
0% tot €200
€200-€250
€250-€300
N = 859
21
€300-€350
€350-€400
€400 of meer
Van alle uitwonende studenten die onzelfstandige woonruimte huren in Amsterdam, Diemen of Amstelveen heeft 38,0% een waarborgsom betaald. Slechts 5,7% van de studenten heeft sleutelgeld moeten betalen. Het gemiddelde bedrag dat de onzelfstandig wonende student in Amsterdam, Diemen of Amstelveen aan waarborg kwijt was, is € 331,-. Dat komt overeen met de woonlasten van ruim één maand. Uit Figuur 2.10 wordt duidelijk dat de waarborgsom nogal scheef verdeeld is. Ruim 45% van de studenten heeft minder dan € 250,- aan waarborg betaald. Dit zijn met name studenten die huren bij een Amsterdamse corporatie. Daarnaast moest ruim 20% van de studenten meer dan € 400,- neertellen. Hierbij gaat het vooral om studenten in particuliere kamers. Figuur 2.11
Sleutelgeld voor onzelfstandige woonruimte in
Amster-
dam, Diemen en Amstelveen 30%
25%
20%
15%
10%
5%
0% tot €20
€20-€50
€50-€100
€100-€200
€200-€400
€400 of meer
N = 131
In Figuur 2.11 wordt weergegeven hoeveel de studenten, die in onzelfstandige woonruimte in Amsterdam, Diemen of Amstelveen wonen, aan sleutelgeld kwijt zijn. Het gemiddelde bedrag dat aan sleutelgeld is betaald komt op € 217,-. Maar ook hier is sprake van een vreemde verdeling. Bijna 45% heeft minder dan € 50,- betaald. Ook dit zijn weer vooral studenten die bij een Amsterdamse corporatie huren. Daarnaast moest 27% (vooral bij particuliere kamers) meer dan € 200,- aan sleutelgeld neertellen.
2.6
Huidige omvang
Huidige omvang woonruimte van uitwonenden in Amsterdam, Diemen of Amstelveen De gemiddelde woonoppervlakte van een studentenkamer (onzelfstandig) in Amsterdam, Diemen of Amstelveen is 16,5 m2.
22
In Figuur 2.12 wordt de oppervlakte per woonsituatie weergegeven. Hieruit blijkt dat van de onzelfstandige woonvormen, de kamer in een studentencomplex het kleinste is. Ruim tweederde (67,7%) is kleiner dan 15 m2. Van de kamers in studentenhuizen is 43,1% kleiner dan 15 m2. Uiteraard zijn de zelfstandige w oningen aanmerkelijk groter. Van de zelfstandige woningen heeft 59,7% een o ppervlakte boven de 30 m2.. Figuur 2.12
Oppervlakte van woonruimte in Amsterdam, Diemen of Amstelveen naar woonsituatie <10m2
10-15m2
15-20m2
20-25m2
25-30m2
30m2 of meer
studentencomplex
hospita/inwonend
studentenhuis
tijdelijke vorm
overig onzelfstandig
sloop/verkoop/renovatie
zelfstandig 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
N = 4.972
Bij een vergelijking van de oppervlakte van onzelfstandige woonruimte in Amsterdam, Diemen of Amstelveen naar verhuurder/eigenaar, springen de Amsterdamse corporaties er direct uit. Uit Figuur 2.13 blijkt dat ongeveer 65% van alle kamers van de Amsterdamse corporaties een oppervlakte kennen tussen de 10 m2 en 15 m2. Hiermee zijn de kamers van de corporaties aanmerkelijk kleiner dan die van de andere verhuurders.
23
Figuur 2.13
Oppervlakte onzelfstandige woonruimte in Amsterdam, Diemen of Amstelveen naar eigenaar/verhuurder <10m2
10-15m2
15-20m2
20-25m2
25-30m2
30m2 of meer
totaal onzelfstandig
studentenhuisvesters
andere huurder/onderhuur
hospita/inwonend
particulier
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
N = 2.632
Huidige omvang per subgroep In figuur 2.14 is weergegeve n hoe de kameromvang in Amsterdam, Diemen of Amstelveen varieert naar studiejaar, etniciteit en onderwijsinstelling. Naarmate de studieduur vordert, wonen uitwonende studenten steeds minder vaak in de relatief kleine kamers. In de eerste drie jaar van de s tudie woont nog meer dan 50% van de studenten in een kamer tot 15 m2. Voor de 6 e jaars+ is dit aandeel afgenomen tot 39,5%. figuur 2.14
Oppervlakte onzelfstandige woonruimte in Amsterdam, Diemen of Amstelveen naar studiejaar, etniciteit en onderwijsinstelling <10m2
10-15m2
15-20m2
20-25m2
25-30m2
30m2 of meer
totaal onzelfstandig universiteit hogeschool autochtoon allochtoon 1e jaars 2e jaars 3e jaars 4e jaars 5e jaars 6e jaars en hoger 0%
10%
20%
30%
40%
N = 2.632
24
50%
60%
70%
80%
90%
100%
De verschillen tussen HBO -studenten en universitaire studenten en tussen a utochtone en allochtone studenten zijn klein. Universitaire en allochtone studenten zitten iets vaker in een kame r kleiner dan 15 m2.
2.7
Inkomenssituatie
Inkomenssituatie van alle Amsterdamse studenten Volgens de uitkomsten van dit onderzoek hebben de studenten gemiddeld € 610,- per maand te besteden. In Figuur 2.15 wordt het inkomen weergeven naar huidige woonsituatie van alle Amsterdamse studenten. Hieruit blijkt dat thuiswonenden een duidelijk lager inkomen hebben dan de uitwonende studenten. Ruim 60% heeft minder dan € 400,- per maand te besteden. Dit wordt deels verklaard door het feit dat thuiswonenden een lagere studiebeurs van de IB-Groep ontvangen. De zelfstandig wonende studenten hebben het hoogste inkomen. Nog geen 10% verdient minder dan € 400,- per maand. Figuur 2.15
Inkomenssituatie van de Amsterdamse studenten
tot €400
€400-€500
€500-€600
€600-€700
€700-€800
€800-€900
€900 of meer
thuiswonend
onzelfstandig uitwonend
zelfstandig uitwonend
anders uitwonend
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
N = 10.486
Inkomenssituatie per subgroep Wanneer in Figuur 2.16 naar het inkomen per subgroep wordt gekeken, dan blijkt dat het inkomen toeneemt met de duur van de studie. Van de 1e jaars heeft ruim 47% een inkomen beneden de € 400,- per maand. Onder de 6 e jaars+ studenten is dit percentage nog slechts 12%. Ook blijkt uit de figuur dat universitaire studenten meer te besteden hebben dan de studenten van de hogeschool. Tussen allochtone en autochtone studenten zit er nauwelijks een verschil in inkomen.
25
Figuur 2.16
Inkomenssituatie naar studiejaar, etniciteit en onderwijsinstelling tot €400
€400-€500
€500-€600
€600-€700
€700-€800
€800-€900
€900 of meer
universiteit hogeschool autochtoon allochtoon 1e jaars 2e jaars 3e jaars 4e jaars 5e jaars 6e jaars en hoger 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
N = 10.486
In Tabel 2.8 is het gemiddelde inkomen van universitaire en HBO-studenten uitgesplitst naar de huidige woonsituatie. Ook in deze tabel komt duidelijk naar voren dat de thuiswonenden minder te besteden hebben dan de uitwonende studenten. De zelfstandig wonende universitaire studenten verdienen het meest. Thuiswonenden hebben per maand € 409,- te besteden. Dit is ongeveer de helft van wat de uitwonende studenten per maand aan inkomen hebben. Het gemiddelde inkomen van onzelfstandig wonenden is € 711,-. Eerder bleek al dat de gemiddelde woonlasten voor onzelfstandige woonruimte in Amsterdam, Diemen of Amstelveen € 266,- bedragen. De onzelfstandig wonende student is dus gemiddeld ruim eenderde van zijn besteedbaar inkomen kwijt aan woonlasten. Tabel 2.8 Gemiddeld inkomen per maand naar woonsituatie Onzelfstandig
Zelfstandig
Thuiswonend
Overig uitwonend
Universiteit Hogeschool
€ 728€ 681,-
€ 839,€ 815,-
€ 425,€ 398,-
€ 685,€ 644,-
Gemiddeld
€ 711, -
€ 829, -
€ 409, -
€ 666, -
3.153
2.692
3.826
815
Totaal n N = 10.486
De zelfstandig wonende studenten zijn relatief zelfs nog meer inkomen kwijt aan woonlasten. Het gemiddelde inkomen per maand bedraagt € 829,-. Ruim 40% van dit inkomen wordt besteed aan woonlasten (€ 336,-). Inkomensbronnen In Tabel 2.9 wordt duidelijk dat het inkomen van de Amsterdamse studenten voor het grootste gedeelte is opgebouwd uit inkomsten uit werk, de basisbeurs en een ouderlijke bijdrage. Zo'n 76% van de studenten ontvangt inkomsten uit werk en 73% krijgt een basisbeurs. Een ouderlijke bijdrage is voor de helft van de studenten weggelegd. Opvallend is dat de thuiswonende studenten relatief
26
het meest hebben aangegeven voor hun inkomen van werk afhankelijk te zijn (77%). Een lening komt in deze groep juist erg weinig voor. Tabel 2.9 Inkomensbronnen naar woonsituatie Onzelfstandig
Zelf standig
Thuiswonend
A nders
Totaal
Werk Basisbeurs
73,3% 71,4%
76,2% 60,4%
77,3% 80,5%
74,3% 72,2%
75,8% 72,8%
Bijdrage ouders / verzorgers Lening
64,5% 40,4%
51,7% 42,8%
41,0% 12,2%
49,5% 37,8%
50,4% 28,7%
Aanvullende beurs Anders
24,0% 3,8%
21,4% 7,6%
22,3% 4,1%
2 6 ,2% 5,4%
22,8% 5,0%
Uitkering
0,5%
1,5%
0,5%
1,5%
0,8%
Onbekend
0,3%
0,5%
0,7%
0,2%
0,5%
Totaal n
3.597
3.180
4.722
923
12.422
N = 12.422
2.8
Gemiddeld aantal huisgenoten
Het gemiddeld aantal huisgenoten onder de onzelfstandig wonende studenten in Amsterdam, Diemen of Amstelveen is 5,3. Dit aantal is lager dan het aantal huisgenoten van onzelfstandige studenten in Leiden (7,7) en Delft (5,6). Het aantal huisgenoten varieert per onzelfstandige woonsituatie. De studenten in de grootschalige studentencomplexen kennen de meeste huisgenoten. Ruim 70% heeft meer dan 10 huisgenoten. Het gemiddeld aantal huisgenoten ligt dan ook op 10,9. Uiteraard ligt het gemiddeld aantal huisgenoten bij de hospita/inwonend het laagste (1,6). Bijna 80% van deze studenten heeft maar één of twee huisgenoten. Figuur 2.17
Aantal huisgenoten in onzelfstandige woonruimte in Amsterdam, Diemen en Amstelveen 1-2
3-4
5-10
11-15
meer dan 15
Grootschalig complex
Kleinschalig complex
Studentenhuis
Hospita/inwonend
Overig onzelfstandig
0%
10%
20%
30%
40%
N = 2.531
27
50%
60%
70%
80%
90%
100%
De onzelfstandig wonende studenten hebben in Tabel 2.10 aangegeven welke voorzieningen zij in hun huidige woonsituatie moeten delen met andere studenten. Hieruit blijkt dat de keuken door ruim driekwart van de studenten in onzelfsta ndige woonruimte in Amsterdam, Diemen of Amstelveen wordt gedeeld, met gemiddeld 6 personen. Slechts 14% heeft de beschikking over een eigen keuken. Ruim 40% van de studenten heeft wel een eigen wastafel tot zijn beschikking. En wanneer men wel een wastafel moet delen is dit met gemiddeld drie personen. Ook de andere sanitaire voorzieningen worden met ongeveer 3 personen gedeeld. Tabel 2.10
Delen van voorzieningen bij onzelfstandige woonruimte in Amsterdam, Diemen en Amstelveen
Gemeensch. woonkamer/keuken Keuken Douche/badkamer Toilet Wastafel Gemeensch. buitenruimte
Voorziening is er niet
Eigen voo rziening
Voorziening delen
Gem. aantal personen
33,6% 1,7% 1,2%
14,3% 29,5%
63,0% 78,5% 63,5%
6,6 6,0 3,4
0,6%
30,4%
62,0%
3,1
7,9% 27,5%
42,5% 22,5%
44,5% 46,3%
3,0 7,2
N = 3.472
2.9
Type huurcontract en onderhuur
Aan de uitwonende studenten die woonruimte huren in Amsterdam, Diemen of Amstelveen is gevraagd welk type huurcontract zij hebben. Bijna de helft heeft een huurcontract voor onbepaalde tijd. Dit komt overeen met ongeveer 11.200 studenten. Ruim 19% heeft helemaal geen huurcontract: 4.700 studenten. Vooral de onzelfstandig wonende studenten (22,9%) hebben vaak geen huurcontract. Tabel 2.11
Type huurcontract naar woonsituatie in Amsterdam, Diemen
en Amstelveen Onzelfstandig
Zelfstandig
A nders
Totaal
Huurcontract voor onbepaalde tijd Geen huurcontract
45,4% 22,9%
62,9% 11,7%
14,0% 24,3%
46,9% 19,5%
Tijdelijk huurcontract voor meer dan een jaar Tijdelijk huurcontract voor minder dan een jaar
15,0% 7,7%
11,6% 5,1%
18,1% 18,4%
14,3% 8,3%
Contract voor onderhuur Weet ik niet
4,9% 3,1%
4,0% 3,4%
2,6% 4,7%
4,3% 3,4%
Gebruikerscontract
0,4%
0,5%
12,2%
2,0%
Contract voor huisbewaarde rschap
0 ,5%
0,9%
5,6%
1,3%
13.000
7.800
3.200
24.000
Absoluut in Amsterdam N = 4.960
Ook in de categorie ‘anders’ hebben veel studenten in Amsterdam, Diemen of Amstelveen geen huurcontract (24,3%). Onder ‘anders’ vallen o.a. tijdelijke woonvormen, sloop/renova tiewoningen en (anti-)kraakpanden. Hierdoor scoort het tijdelijk huurcontract van minder dan een jaar hoog in deze categorie
28
(18,4%). Ook het gebruikerscontract en het contract voor huisbewaarderschap komen relatief vaak voor onder deze studenten.
2.10
Wooncarrière
Om meer inzicht te krijgen in de wooncarrière van de Amsterdamse studenten, wordt in Figuur 2.18, Figuur 2.19 en Figuur 2.21 weergegeven hoe de studenten tijdens het verloop van hun studie wonen. Het gaat in deze paragraaf om alle 68.830 Amsterdamse studenten en niet alleen de 25.600 uitwonende studenten in Amsterdam. In Figuur 2.18 is de huidige woonsituatie afgezet tegen het studiejaar. Het aandeel onzelfstandig wonenden neemt toe naarmate men langer studeert, om bij de 6 e jaars+ studenten weer licht af te nemen. Het aandeel zelfstandig wonenden groeit alleen maar met de jaren. Woont onder de 1 e jaars nog slechts 15,7% zelfstandig, bij de 6 e jaars+ studenten ligt dit percentage boven de 42%. Figuur 2.18
Huidige woonsituatie naar studiejaar onzelfstandig uitwonend
zelfstandig uitwonend
thuiswonend
anders
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 1e jaars
2e jaars
3e jaars
4e jaars
5e jaars
6e jaars en hoger
N = 12.422
Het aandeel dat nog thuis woont bij de ouders neemt enorm af naarmate men langer studeert. Onder de 1 e jaars woont nog 56,8% thuis, bij de 6 e jaars+ studenten is dit nog slechts 20,6%. Als de eindstreep van de studie in zicht komt, krijgen studenten behoefte aan meer rust en een eigen plek. Dit wordt vertaald in een toenemend belang van zelfstandige woningen onder ouderejaars studenten. Van de 1 e jaars studenten woont 15,7% in een zelfstandige woning. Onder de 6 e jaars+ studenten is het aandeel zelfstandig wonenden gegroeid tot 42,1%. In Figuur 2.19 wordt de huidige woonsituatie naar studiejaar uitgesplitst voor universitaire en hbo-studenten. Hieruit blijkt dat onder de 1e jaars studenten universitaire studenten iets vaker zelfstandig wonen dan studente n van de hogescholen (17,1% om 14,6%). Ook onder 6 e jaars+ wonen de universitaire studenten vaker in een zelfstandige woning dan de studenten van de hogescholen (43,4% om 35,6%).
29
Het grootste verschil tussen de studenten van de universiteiten en de studenten van de hogescholen zit in het aandeel thuiswonenden. Voor beide typen studenten neemt wel het aandeel thuiswonenden af naarmate men langer studeert, maar de percentages voor studenten van de hogescholen liggen aanmerkelijk hoger dan voor univers itaire studenten. Het aandeel thuiswonenden onder de 6 e jaars+ universitaire studenten is slechts 17,0%. Onder de 6 e jaars+ studenten van de hogescholen ligt dit percentage nog op 38,8%. Figuur 2.19
Huidige woonsituatie naar studiejaar en onderwijsinstelling onzelfstandig uitwonend
zelfstandig uitwonend
thuiswonend
anders
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10%
6e jaars > hogeschool
5e jaars hogeschool
4e jaars hogeschool
3e jaars hogeschool
2e jaars hogeschool
1e jaars hogeschool
6e jaars > universiteit
5e jaars universiteit
4e jaars universiteit
3e jaars universiteit
2e jaars universiteit
1e jaars universiteit
0%
N = 12.305
Het hoge percentage thuiswonenden onder de studenten van de hogescholen heeft te maken met het feit dat de hogescholen veel meer een regionale functie hebben dan de universiteiten en daardoor relatief meer studenten uit de omgeving aantrekken. Voor universitaire studenten verloopt de wooncarrière dus anders dan voor studenten van de hogescholen. Het verschil zit hem met name in de stap van thuiswonend naar onzelfstandige woonruimte. Studenten va n de hogescholen lopen bij het ‘uit huis gaan’ ongeveer 2 jaar achter (zie Figuur 2.19). Van de 1 e jaars studenten van de universiteiten is reeds meer dan de helft uitwonend. Bij de studenten aan de hogescholen is pas in het derde studiejaar meer dan de helft uitwonend. Ook bij de stap naar zelfstandige woonruimte lopen de studenten van de hogescholen enigszins achter bij de universitaire studenten. Een ve rklaring voor het verschil in wooncarrière tussen universitaire en HBO-studenten is het feit dat HBO -studenten eerder beginnen met hun studie. Van de 1 e jaars HBO-studenten is bijvoorbeeld 11% jonger dan 18 jaar. Voor de universitaire studenten is dit aandeel nog geen 1%. In Figuur 2.20 word t de wooncarrière van allochtone en autochtone studenten weergegeven. Hieruit blijkt dat de situatie tussen 1 e jaars autochtone en allochtone studenten nauwelijks verschilt. Onder de ouderejaars zijn er wel verschillen
30
waar te nemen. Allochtone studenten g aan minder snel het huis uit dan autochtonen. Onder de 6 e jaars+ autochtone studenten woont nog 17% thuis bij de ouders. Bij de 6 e jaars+ allochtone studenten ligt dit aandeel nog op bijna 32%. Figuur 2.20
Huidige woonsituatie naar studiejaar en etniciteit onzelfstandig uitwonend
zelfstandig uitwonend
thuiswonend
anders
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10%
6e jaars > allochtoon
5e jaars allochtoon
4e jaars allochtoon
3e jaars allochtoon
2e jaars allochtoon
1e jaars allochtoon
6e jaars > autochtoon
5e jaars autochtoon
4e jaars autochtoon
3e jaars autochtoon
2e jaars autochtoon
1e jaars autochtoon
0%
N = 12.422
De woonsituatie uit Figuur 2.18 naar studiejaar, geeft de wooncarrière van studenten aardig weer. In Figuur 2.21 is nog eens de woonsituatie van de onzelfstandig wonende studenten naar studiejaar weergegeven, uitgesplitst naar woonvorm. Hieruit blijkt dat hospita/inwonend relatief het meest ‘in trek’ is bij 1 e jaars (24,3%). Van de onzelfstandig wonende 6e jaars+ studenten woont overigens nog steeds 14,3% bij een hospita/inwonend. Een opvallend hoog aandeel gezien de situatie in steden als Leiden en Delft, waar nagenoeg niemand van de 6e jaars+ studenten nog bij een hospita woont. In absoluut opzicht gaat het echter om een kleine groep van ongeveer 240 studenten. Opvallend is ook het hoge aandeel met een kamer op een studentencomplex onder de onzelfstandig wonende 6 e jaars+ (41,1%). Indien 6 e jaars+ studenten dus (nog) niet zelfstandig wonen, zijn zij relatief vaak woonachtig in een kamer in een studentencomplex.
31
Figuur 2.21
Onzelfstandige woonsituaties naar studiejaar studentenhuis
studentencomplex
hospita/inwonend
overig onzelfstandig
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 1e jaars
2e jaars
3e jaars
4e jaars
5e jaars
6e jaars en hoger
N = 3.476
2.11
Tevredenheid met de woonsituatie
Ruim 73% van alle 39.400 uitwonende studenten geeft aan (zeer) tevreden te zijn met de huidige woonsituatie. De uitwonende studenten in Amsterdam, Diemen of Amstelveen zijn naar verhouding iets minder tevreden dan de uitwonende studenten buiten Amsterdam, Diemen of Amstelveen (72% om 75%). In deze paragraaf komt de tevredenheid met de woonsituatie van de 25.600 uitw onende studenten in Amsterdam, Diemen of Amste lveen aan de orde. In Figuur 2.22 is de tevredenheid naar woonsituatie weergegeven van de studenten die in Amsterdam, Diemen of Amstelveen wonen. De zelfstandig wonende studenten zijn het meest tevreden. Bijna de helft van hen is zelfs zeer tevreden (48,7%) met zijn huidige woonsituatie. Na de zelfstandig wonende studenten beoordelen de studenten in een studentenhuis hun situatie het meest positief. De studenten die een tijdelijke vorm van studente nhuisvesting of een sloop/renovatiepand/(anti-)kraakpand bewonen zijn meer tevreden met hun woonsituatie dan de studenten met een kamer in een studentencomplex. Van deze laatste groep geeft 57,6% aan tevreden te zijn. Zoals verwacht mag worden zijn de studenten die bij een hospita huren of inwonen bij familie het minst te spreken over hun woonsituatie.
32
Figuur 2.22
Tevredenheid met de woonsituatie van uitwonende studenten in Amsterdam, Diemen en Amstelveen zeer tevreden
tevreden
niet tevreden/niet ontevreden
ontevreden
zeer ontevreden
zelfstandig
studentenhuis
sloop/verkoop
tijdelijke vorm
overig onzelfstandig
studentencomplex
hospita/inwonend
0%
20%
40%
60%
80%
100%
N = 5.017
Bij een uitsplitsing naar verhuurder/eigenaar blijken de studenten die in zelfstandige woonruimte in Amsterdam, Diemen of Amstelveen wonen positiever over hun woonsituatie te oordelen dan de respondenten in onzelfstandige woonruimte (zie Tabel 2.12). Van de studenten die onzelfstandig wonen, zijn de studenten in een kamer van een andere corporatie dan de Amsterdamse corporaties het meest tevreden over hun woonsituatie (79%), gevolgd door de studenten met een kamer van een particuliere eigenaar (71%). De studenten die een kamer huren bij een van de Amsterdamse corporaties (AWV, De Key, DUWO, Ymere, Intermezzo en Rochdale) zijn iets minder vaak tevreden. Ongeveer 58% geeft aan dat ze tevreden wonen. Tabel 2.12
Percentage uitwonenden in Amsterdam, Diemen of Amstelveen dat tevreden is met de woonsituatie naar eigenaar Onzelfstandig
Zelfstandig
Totaal
N
Andere corporaties Particulier
79% 71%
81% 87%
80% 80%
419 1.886
Amsterdamse corporaties Andere huurder/onderhuur
58% 59%
73% 68%
63% 61%
1.256 520
Hospita/inwonend
52%
-
53%
324
Gemiddeld
65%
84%
72%
5.328
N = 5.328
De studente n die in zelfstandige woonruimte in Amsterdam, Diemen of Amstelveen wonen zijn bij elk type eigenaar een stuk positiever over hun woonsituatie. Vooral de studenten die in een zelfstandige woning van een particuliere eigenaar wonen, zijn vaak tevreden (87%).
33
De studenten is gevraagd om door middel van rapportcijfers hun tevredenheid met verschillende aspecten van de woonsituatie uit te drukken. De gemiddelde rapportcijfers zijn weergegeven in Tabel 2.13 uitgesplitst naar woonvorm. Slechts één aspect krijgt een cijfer beneden de 6 (geluidsisolatie). Ook over de hoeveelheid bergruimte en de inbraak- en brandveiligheid zijn de studenten niet erg positief. De voorzieningen in de omgeving, de bereikbaarheid van het ce ntrum en de onderwijsinstellingen en de sfeer in huis krijgen de hoogste rapportcijfers. Tabel 2.13
Gemiddeld rapportcijfer van uitwonende studenten in Amsterdam, Diemen en Amstelveen stude ntenhuis
studentencomplex
hospita/ inwonend
Voorzieningen omgeving Bereikbaarheid van het centrum Bereikbaarheid van de onderwijs
8,0 7,9 7,5
7,4 7,0 7,8
7,9 7,7 7,3
Sfeer in huis*
7,7
6,4
Faciliteiten Grootte van mijn kamer(s)
7,0 6,8
6,4 5,9
Prijs
6,5
Verwarming/warmte -isolatie Onderhoudsniveau
6,8 6,6
Aantal huisgenoten* Schoonhouden woonruimte*
zelfstandig
totaal
8,0 8,1 7,4
7,8 7,7 7,5
6,9
-
7,2
6,4 6,4
7 ,4 7,4
7,0 6,9
6,6
6,5
6,7
6,7
7,1 6,5
6,3 6,4
6,8 6,8
6,6 6,6
6,8 6,5
5,9 5,7
6,4 6,6
-
6,4 6,4
Voorzieningen*
7,0
6,3
6,1
-
6,3
Brandveiligheid Inbraakveiligheid
6,2 6,1
6,4 6,0
6,1 6,3
6,4 6,4
6,2 6,2
Hoeveelheid bergruimte Geluidsisolatie
6,0 5,5
5,2 6,2
5,7 5,6
6,5 5,7
6,0 5,6
N = 5.328 * alleen gevraagd aan onzelfstandig wonenden
Eerder bleek dat de studenten bij een hospita het minst tevreden zijn met hun woonsituatie. Het is daarom opvallend dat deze studenten op slechts vijf aspecten het slechtste rapportcijfer geven. De studenten met een kamer in een studentencomplex zijn het meest kritisch over de verschillende aspecten. Op acht punten geven zij gemiddeld het laagste rapportcijfer. Vooral de hoeveelheid bergruimte wordt als onvoldoende ervaren. Zoals verwacht mocht worden, geven de zelfstandig wonende studenten de hoogste cijfers voor hun woonsituatie. Vooral de voorzieningen in de omgeving en de bereikbaarheid van het centrum scoren zeer goed. In Tabel 2.14 wordt de waardering van studenten die in Amsterdam, Diemen of Amstelveen wonen voor verschillende aspecten van de onzelfstandige woonruimte per eigenaar/verhuurder weergegeven. Ook hier valt op dat de studenten die bij een hospita huren op veel aspecten niet het laagste rapportcijfer geven. De onzelfstandige woonruimte van de Amsterdamse corporaties wordt op de meeste aspecten het minst goed beoordeeld, al scoort men op slechts één aspect een onvoldoende (hoeveelheid bergruimte). De Amsterdamse corporaties krijgen de beste beoordeling wat betreft de bereikbaarheid van de onderwijsinstellingen.
34
Tabel 2.14Rapportcijfers naar verhuurder/eigenaar voor onzelfstandige woonruimte in Amsterdam, Diemen en Amstelveen Particulier
Amsterdamse
Hospita
corporatie
Andere
Onzelf -
corporatie
standig
Voorzieningen omgeving Bereikbaarheid onderwijs inst.
8,0 7,4
7,4 7,9
7,9 7,4
7,6 7,4
7,7 7,6
Bereikbaarheid van het centrum
7,8
7,0
7,6
7,9
7,5
Sfeer in huis Verwarming/warmte -isolatie
7,5 6,7
6,4 7,1
6,8 6,3
7,0 6,1
7,1 6,8
Faciliteiten Voorzieni ngen
7,0 6,7
6,4 6,4
6,3 5,8
6,5 6,1
6,7 6,5
Prijs
6,2
6,7
6,3
6,3
6,5
Onderhoudsniveau Grootte van mijn kamer(s)
6,7 6,6
6,5 6,0
6,2 6,3
6,0 6,3
6,5 6,4
Aantal huisgenoten Schoonhouden woonruimte
6,7 6,7
6,0 5,7
6,4 6,6
6,5 6,2
6,4 6,3
Brandveiligheid
6,1
6,4
6,0
5,4
6 ,2
Inbraakveiligheid Geluidsisolatie
6,3 5,4
6,0 6,2
6,3 5,7
5,6 5,2
6,1 5,7
Hoeveelheid bergruimte
5,9
5,2
5,7
5,4
5,6
N = 2.660
35
2.12
Conclusie
Uit- of thuiswonend • Ongeveer 43% van de Amsterdamse studenten woont nog thuis bij de ouders. Dit zijn 29.400 studenten. De Amsterdamse studenten wonen aanme rkelijk vaker nog thuis bij de ouders dan in andere studentensteden als Le iden of Delft. • De belangrijkste redenen dat men nog thuis woont, zijn dat thuis wonen goedkoop en gemakkelijk is, en dat men nog geen a ndere woonruimte heeft kunnen vinden. • 57% van de studenten is uitwonend. Dit komt overeen met ongeveer 39.400 studenten. De meesten (25.600 studenten) wonen in Amsterdam, Diemen of Amstelveen. • Van deze uitwonenden in Amsterdam, Diemen of Amstelveen wonen 9.400 studenten in een zelfstandige woning. De meeste uitwonende studenten in Amsterdam, Diemen of Amstelveen wonen op kamers (13.000 studenten). • HBO-studenten wonen vaker dan universitaire studenten nog thuis bij de ouders. Van de uitwonende HBO-studenten wonen er relatief meer zelfsta ndig. Locatie, woonlasten en oppervlakte • Ongeveer 65% van de uitwonende studenten woont in Amsterdam, Diemen of Amstelveen. Dit komt overeen met o ngeveer 25.600 studenten. • De meeste uitwonende studenten in Amsterdam, Diemen of Amstelveen wonen in het centrum (16%). Absoluut gezien gaat het om naar schatting 4.100 studenten. Na het centrum wonen er veel studenten in Oud-Zuid (16%), Amstelveen (11%) en Oost/Watergraafsmeer (9%). • In Amstelveen wonen vooral studenten van de Vrije Universiteit. Dit heeft te maken met de locatie van de VU nabij Amstelveen. • In de westelijke stadsdelen Geuzenveld-Slotermeer, Osdorp en Slotervaart wonen de minste studenten. In al deze stadswijken samen woont slechts 5% van alle uitwonende studenten in Amsterdam. • De meeste studenten in Amsterdam, Diemen of Amstelveen (8.700 studenten) wonen in woonruimte van een particuliere eigenaar. Ook huren veel studenten bij één van de Amsterdamse corporaties (6.400 studenten). • De gemiddelde woonlasten voor zelfsta ndige woonruimte in Amsterdam, Diemen of Amstelveen bedragen € 326,-; voor een kamer moet gemiddeld € 266,- betaald worden. HBO-studenten betalen meer voor onzelfstandige woonruimte dan de universitaire studenten. • Vooral de kamers in een studentencomplex zijn goedkoop. Bijna 80% heeft een huur beneden de € 250,- per maand. • De gemiddelde oppervlakte van onzelfstandige woonruimte in Amsterdam, Diemen of Amstelveen is 16,5 m2. De kamers in een studentencomplex in Amsterdam, Diemen of Amstelveen zijn het kleinste. Bijna 70% van deze kamers is kleiner dan 15 m2. Ouderejaars studenten wonen aanmerkelijk groter dan 1 e jaars, maar betalen per vierkante meter minder. • Het gemiddelde inkomen van onzelfstandig wonende studenten bedraagt € 711,- per maand. Dit betekent dat deze studenten ruim eenderde van hun inkomen aan woonlasten kwijt zijn. Zelfstandig wonende studenten hebben
36
•
gemiddeld € 829,- te besteden. Hiervan wordt bijna 40% aan woonlasten besteed. Thuiswonenden hebben veruit het minste te besteden. Ruim 60% heeft een inkomen onder de € 400,- per maand. Het gemiddeld aantal huisgenoten in onzelfstandige woonruimte in Amsterdam, Diemen of Amstelveen bedraagt 5,3 personen.
Wooncarrière • Het aandeel thuiswonenden onder alle 68.830 Amsterdamse studenten neemt af met het vorderen van de studie, van 57% onder de 1 e jaars tot 21% onder de 6 e jaars+ studenten. • Het aandeel zelfstandig wonenden vertoont het omgekeerde patroon. Hoe langer men studeert, hoe vaker men in een zelfstandige woning woont (van 17% onder 1 e jaars tot 39% onder 6 e jaars+). Tevredenheid met de woonsituatie • De meeste uitwonende studenten in Amsterdam, Diemen of Amstelveen zijn tevreden met hun woonsituatie (72%). • Het minst tevreden zijn de studenten over de geluidsisolatie, de hoeveelheid bergruimte en de inbraakveiligheid. De voorzieningen in de omgeving en de bereikbaarheid van het centrum krijgen de hoogste rapportcijfers. • Vooral de studenten in zelfstandige woonruimte zijn zeer te spreken over hun huidige woonsituatie (84%). De bewoners van studentencomplexen (58%) en studenten bij hospita's (56%) beoordelen hun situatie het minst gunstig. • De onzelfstandige woonruimte van de Amsterdamse corporaties wordt in verhouding met die van andere corporaties of particuliere eigenaren minder goed beoordeeld (58% om 79% en 71%), al scoort deze woonruimte op slechts één aspect een onvoldoende (hoeveelheid bergruimte).
37
38
3
VERHUISPLANNEN
Dit hoofdstuk beschrijft de verhuisplannen en verhuisredenen van de Amste rdamse studenten. Uit Figuur 3.1 blijkt dat van de in totaal 68.830 Amsterdamse voltijdstudenten er ongeveer 22.900 op het moment van ondervragen op zoek zijn naar andere woonruimte. Dit is 33%. Het zijn deze ‘direct verhuisgeneigde’ studenten die in dit hoofdstuk centraal staan. Absoluut gezien zijn het vooral thuiswonende studenten (ruim 11.000) die willen verhuizen. Het aandeel direct verhuisgeneigden ligt in Amsterdam ongeveer gelijk met dat in Leiden (34%). Figuur 3.1 Stroomdiagram verhuisgeneigden
Amsterdamse studenten:
Niet verhuisgeneigd:
68.800
29.500 (43%)
Direct verhuisgeneigd:
Overig verhuisgeneigd: 16.400 (24%)
22.900 (33%)
Onzelfstandig 6.700 (10%)
Zelfstandig: 3.000 (4%)
Thuiswonend: 11.100 (16%)
Anders: 2.100 (3%)
N = 12.447
Naast de direct verhuisgeneigden hebben 16.400 studenten aangegeven dat ze wel binnen 2 jaar willen verhuizen. Deze worden in het stroomdiagram 'overige verhuisgeneigden' genoemd. De studenten die hebben aangegeven niet of pas na twee jaar te willen verhuizen zijn als 'niet verhuisgeneigd' aangemerkt. Dit zijn ongeveer 29.500 studenten.
3.1
Verhuisgeneigdheid
Algemene verhuisgeneigdheid Studenten zijn per definitie snel verhuisgeneigd. De Amsterdamse studenten zijn gemiddeld 2,6 keer verhuisd sinds ze in Amsterdam studeren. De zelfstandig wonende studenten en de universitaire studenten zijn gemiddeld iets vaker ve rhuisd. Ruim 33% van alle 68.830 Amsterdamse studenten is op dit moment op zoek naar andere woonruimte. Dit komt overeen met ongeveer 22.900 studenten. Uit het stroomdiagram wordt duidelijk dat het absoluut gezien vooral thuiswonende
39
studenten (± 11.100) zijn die willen verhuizen. Daarnaast vormen de onzelfstandig wonende studenten de grootste groep direct verhuisgeneigden. Naast de 33,4% direct verhuisgeneigde studenten zijn ook nog eens 24,0% van de studenten van plan om binnen twee jaar te verhuizen. Van alle direct verhuisgeneigden zoeken ongeveer 19.300 studenten (83,9%) woonruimte in Amsterdam. Verhuisgeneigdheid per subgroep Uit Tabel 3.1 wordt duidelijk dat ook relatief gezien thuiswonenden met 37,8% vaker op zoek zijn naar andere woonruimte dan de onzelfstandig (36,2%) en de zelfstandig wonende studenten (18,8%). De studenten die een kamer bij een hospita huren, zijn zeer verhuisgeneigd. Bijna 49% zoekt op dit moment andere woonruimte. Naar studiejaar zijn er nauwelijks verschillen. Alleen de 6 e jaars+ studenten zijn minder vaak op zoek. Absoluut gezie n zijn het vooral 1 e jaars studenten die andere woonruimte zoeken (7.200). Tabel 3.1 Percentage studenten op dit moment op zoek is naar andere woonruimte % direct verhui sgeneigd
Abs. direct verhuisgeneigd
Huidig: Thuiswonend Huidig: Uitwonend onzelfstandig Huidig: Uitwonend zelfstandig
37,8% 36,2% 18,8%
11.100 6.700 3.000
Huidig: Studentenhuis Huidig: Studentencomplex
29,6% 36,9%
1.700 2.100
Huidig: Hospita
48,9%
1.800
Student Universiteit Student Hogeschool
33,7% 33,0%
11.800 11.200
Autochtoon
32,7%
17.100
Allochtoon
35,2%
5.700
Man
34,6%
11.300
Vrouw
32,2%
11.600
Allochtone man
35,7%
2.700
Allochtone vrouw
34,8%
3.000
1 e jaars 2 e jaars
33,5% 32,4%
7.000 4.600
3 e jaars
33,1%
3.900
4 e jaars 5 e jaars
35,3% 34,9%
3.700 2.100
6 e jaars>
30,7%
1.700
Totaal
33,4%
22.900
N = 12.447
Er is wel een verschil in verhuisgeneigdheid tussen allochtone en autochtone studenten. Relatief gezien zijn allochtonen met 35,2% iets vaker direct verhuisgeneigd. Naar de toekomst toe is dit een belangrijke groep, gezien hun groeipotentieel.
40
3.2
Verhuisredenen
Algemene verhuisredenen Aan de direct verhuisgeneigde studenten, is gevraagd wat de belangrijkste redenen zijn dat ze willen verhuizen (zie Figuur 3.2). Veruit de meest genoemde reden is dat men zelfstandig wil wonen. Deze reden is door 54,8% van de direct verhuisgeneigde studenten genoemd. Daarnaast is 'minder reistijd naar mijn onderwijsinstelling' voor 34,6% een belangrijke verhuisreden. ‘niet meer bij ouders willen wonen’ is voor 29,4% van de studenten die nu op zoek zijn een reden om te verhuizen. Ook ‘op een andere locatie wonen’ en 'ik wil groter wonen' worden vaak als reden opgegeven.
Figuur 3.2 Verhuisredenen van direct verhuisgeneigden9 Ik wil zelfstandig gaan wonen Ik wil minder reistijd naar mijn onderwijsinstelling Ik wil niet meer bij mijn ouders wonen Ik wil op een andere locatie wonen Ik wil groter wonen Ik wil betere faciliteiten Anders Ik wil goedkoper wonen Ik heb een tijdelijk huurcontract In verband met werk of vervolgopleiding Vanwege mijn huisgenoten Vanwege sloop of renovatie Huidige woonbuurt is onaangenaam Vanwege (geluids)overlast Vanwege de slechte staat van onderhoud Ik heb mijn studie beëindigd Vanwege het verbreken van mijn relatie 0,0%
10,0%
20,0%
30,0%
40,0%
50,0%
60,0%
N = 4.116
Verhuisredenen per subgroep Er bestaan echter grote verschillen in verhuisredenen wanneer deze worden uitgesplitst naar de huidige woonsituatie. Uit Tabel 3.2 blijkt dat de reden ‘zelfstandig willen wonen’ (82,5%) en uiteraard ‘niet meer bij mijn ouders willen wonen’ (59,2%) in verhouding het meest door de thuiswonenden als verhuisreden worden opgegeven. Ook ‘minder reistijd naar onderwijsinstelling’ scoort erg hoog onder de thuiswonenden. Of 83% 'zelfstandig willen wonen' ook daadwerkelijk betekent dat 83% van de thuiswonenden een zelfstandige woning wil, valt nog te bezien. Waarschijnlijk hebben veel thuiswonenden dit antwoord gegeven omdat ze gewoon het huis uit willen en op eigen benen willen staan. Voor de onzelfstandig (46,37%) en zelfstandig wonende studenten (44,0%) is 'ik wil groter wonen' de belangrijkste verhuisreden.
9
De percentages in deze figuur tellen niet op tot 100% aangezien de studenten maximaal drie verhuisredenen op mochten geven.
41
Tabel 3.2 De twaalf belangrijkste verhuisredenen van direct verhuisgeneigden naar woonsituatie 1 0 Onzelfstan-
Zelfstan-
Thuiswo-
dig
dig
nend
Anders
Totaal
Ik wil zelfstandig gaan wonen Ik wil minder reistijd naar onderwijs
39,7% 23,3%
11,1% 22,4%
82,5% 46,9%
19,8% 23,8 %
54,8% 34,6%
Ik wil niet meer bij mijn ouders wonen Ik wil op een andere locatie wonen
0,7% 30,8%
1,2% 31,5%
59,2% 27,0%
3,9% 19,4%
29,4% 28,0%
Ik wil groter wonen Ik wil betere faciliteiten Anders
46,3%
44,0%
3,7%
15,7%
22,5%
28,3% 16,9%
16,2% 17,8%
0,8% 5,7%
17,2% 20,9%
12,4% 11,9%
Ik wil goedkoper wonen
21,0%
26,0%
0,5%
13,5%
11,0%
Ik heb een tijdelijk huurcontract In verband met werk of ople iding
15,4% 2,4%
19,3% 5,7%
0,2% 8,6%
36,5% 2,2%
10,5% 5,8%
Vanwege mijn huisgenoten Vanwege sloop of renovatie
14,4% 2,3%
5,3% 5,3%
0,3% 0,4%
2,9% 33,7%
5,3% 4,7%
Huidige woonbuurt is onaangenaam
5,7%
10,9%
1,5%
9,2%
4,7%
Vanwege (geluids)overlast Vanwege slecht onde rhoud
7,8% 8,4%
12,4% 7,2%
0,5% 0,2%
5,3% 8,4%
4,6% 4,2%
Ik heb mijn studie beëindigd Vanwege het verbreken van relatie
3,3% 0,6%
6 ,1% 3,0%
4,5% 0,2%
0,3% 0,6%
4,0% 0,8%
N
1.311
576
1.831
398
4.116
N = 4.116
Bij een vergelijking van de verhuisredenen naar studiejaar in Tabel 3.3 valt op dat de redenen 'ik wil niet meer bij mijn ouders wonen' en 'ik wil minder reistijd naar onderwijs' onder de 1 e jaars studenten nog tot de allerbelangrijkste redenen horen, maar onder de 6e jaars+ studenten spelen ze een veel minder zware rol. Het omgekeerde is het geval bij de redenen 'ik heb mijn studie beëindigd', 'ik wil betere faciliteiten' en 'ik wil groter wonen'. Deze redenen worden met het verloop van de studie juist steeds belangrijker. Naar etniciteit en onderwijsinstelling zijn er geen grote verschillen in verhuisredenen waar te n emen. HBO-studenten geven relatief vaker aan 'niet meer bij hun ouders te willen w onen' (32,1% om 26,8%). Ook geven HBO-studenten vaker 'zelfstandig willen wonen' (57,6% om 52,2%) als verhuisreden op. WO-studenten willen relatief vaker 'groter wonen' (27,4% om 20,4%). De verschillen tussen allochtone en autochtone studenten zitten in het feit dat allochtonen vaker 'goedkoper willen wonen' (18,8% om 8,4%) en voor autochtonen zijn 'ik wil dichter bij mijn onderwijsinstelling wonen' (36,6% om 29,3%) en 'ik wil niet meer bij mijn ouders wonen' (30,9% om 25,1%) relatief belangrijkere redenen.
10
De percentages in deze tabel tellen niet op to t 100% aangezien de studenten maximaal drie verhuisredenen op mochten geven.
42
Tabel 3.3 De twaalf belangrijkste verhuisredenen van direct verhuisgeneigden naar studiejaar 1 1 1e
2e
3e
4e
5e
6e
jaars
jaars
jaars
jaars
jaars
jaars+
totaal
Ik wil zelfstandig gaan wonen Ik wil minder reistijd naar onderwijs
54,2% 47,4%
55,4% 38,0%
53,4% 31,8%
56,5% 26,6%
57,4% 19,0%
52,3% 16,6%
54,8% 34,6%
Ik wil niet meer bij ouders wonen Ik wil op een andere locatie wonen
32,5% 30,1%
32,1% 29,7%
30,6% 27,5%
27,4% 28,0%
22,1% 21,0%
20,3% 24,4%
29,4% 28,0%
Ik wil groter wonen
14,4%
17,0%
24,7%
27,0%
35,8%
39,6%
22,5%
Ik wil betere faciliteiten Anders
8,3% 10,4%
12,6% 13,6%
14,4% 14,9%
12,3% 9 ,9%
15,1% 11,5%
20,8% 11,8%
12,4% 11,9%
Ik wil goedkoper wonen
10,8%
11,1%
13,3%
11,0%
9,9%
8,6%
11,0%
Ik heb een tijdelijk huurcontract In verband met werk of o pleiding
9,6% 4,1%
8,7% 4,7%
11,0% 5,7%
13,2% 8,5%
11,5% 6,1%
11,0% 9,8%
10,5% 5,8%
Vanwege mijn huisgenoten Vanwege sloop of renovatie
5,0% 3,9%
5,9% 4,0%
6,7% 5,8%
3,0% 5,8%
6,5% 5,0%
5,8% 4,6%
5,3% 4,7%
Huidige woonbuurt is onaangenaam
5,0%
5,1%
4,2%
4,8%
4,8%
2,5%
4,7%
Vanwege (geluids)overlast Vanwege slecht onde rhoud
3,6% 2 ,0%
4,8% 4,7%
4,3% 5,7%
3,8% 4,4%
8,2% 5,7%
6,8% 7,2%
4,6% 4,2%
Ik heb mijn studie beëindigd Vanwege het verbreken van relatie
0,2% 0,5%
0,9% 1,2%
3,1% 0,6%
7,2% 0,3%
10,1% 1,5%
15,4% 1,0%
4,0% 0,8%
N
1.336
831
642
579
377
359
4.124
N = 4.124
3.3
Zoektijd en reeds ondernomen activiteiten
Zoektijd Aan de studenten die hebben aangegeven reeds op zoek te zijn, is gevraagd hoe lang ze al zoeken. De gemiddelde tijd blijkt 11,1 maanden te zijn. Thuiswonende studenten die op zoek zijn naar andere woonruimte zijn reeds aanmerkelijk langer op zoek, dan uitwonende studenten. Dit wordt duidelijk uit Figuur 3.3. Van de thuiswonenden is bijna 70% al langer dan 3 maanden aan het zoeken. De gemiddelde tijd dat men al op zoek is, ligt voor de thuiswonenden op 13 maanden. Er is ook een duidelijk verschil in zoektijd tussen studenten die graag onzelfstandige woonruimte wensen en studenten die juist zelfstandige woonruimte zoeken. Het is niet vreemd dat deze laatste groep vaak langer op zoek is. Gemiddeld zijn deze studenten al 12,6 maanden op zoek. Ongeveer 16% is zelfs meer dan 2 jaar bezig. Voor de studenten die een kamer zoeken, ligt dit perce ntage op ongeveer 5%. Ook de gemiddelde zoektijd ligt met 6,7 maanden aanmerkelijk lager.
11
De percentages in deze tabel tellen niet op tot 100% aangezien de studenten maximaal drie verhuisredenen op mochten geven.
43
Figuur 3.3
Tijd die verhuisgeneigde studenten inmiddels hebben gezocht naar andere woonruimte 1 maand 13-24 maanden
2-3 maanden 25-36 maanden
4-6 maanden 37-48 maanden
7-12 maanden meer dan 48 maanden
onzelfstandig uitwonend
zelfstandig uitwonend
thuiswonend
gewenst onzelfstandig uitwonend
gewenst zelfstandig uitwonend
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
N = 4.020
In Figuur 3.4 is de zoektijd ook weergegeven voor verschillende groepen studenten. Hieruit blijkt dat er vooral verschillen naar studiejaar zijn. Van de 1 e jaars is ongeveer 50% maximaal 3 maanden op zoek, van de 6 e jaars+ studenten is dit slechts 27%. Hoe langer men studeert, hoe langer men ook reeds op zoek is naar andere woonruimte. Ook allochtonen zoeken iets langer dan de autochtone studenten. Figuur 3.4
Tijd die verhuisgeneigde studenten inmiddels hebben gezocht naar andere woonruimte per subgroep 1 maand
2-3 maanden
4-6 maanden
7-12 maanden
13-24 maanden
meer dan 24 maanden
universiteit hogeschool autochtoon allochtoon 1e jaars 2e jaars 3e jaars 4e jaars 5e jaars 6e jaars en hoger 0%
10%
20%
30%
40%
N = 4.020
44
50%
60%
70%
80%
90%
100%
Ondernomen activiteiten In Figuur 3.5 wordt aangegeven welke activiteiten studenten reeds hebben o ndernomen tijdens hun zoekproces, uitgesplitst naar gewenste woonsituatie. Van de studenten die momenteel onzelfstandige woonruimte zoeken, heeft 71,2% geïnformeerd bij vrienden en familie. Voor studenten die zelfstandige woonruimte willen, is dit ook de meest ondernomen activiteit (63,8%). Via via blijkt de meest populaire strategie, ongeacht naar welk type woonruimte studenten op zoek zijn. Van de studenten die zelfsta ndige woonruimte wensen, heeft slechts 48,8% zich ingeschreven als woningzoekende bij WoningNet. WoningNet is de uitvoerder van het woonruimteverdelingssysteem van de Amsterdamse woningcorporaties. Slechts 35,7% heeft ook daadwerkelijk regelmatig gereageerd op advertenties van WoningNet. Figuur 3.5 Ondernomen activiteiten van direct verhuisgeneigden om andere woonruimte te vinden naar gewenste woonsituatie 1 2 gewenst onzelfstandig
gewenst uitwonend
Geïnformeerd bij vrienden Anders via internet gezocht Ingeschreven bij Woningnet Intensief advertenties gelezen Regelmatig gereageerd op Woningnet Contact opgenomen met een makelaar Ingeschreven bij StudentenWoningWeb Ingeschreven bij corporaties buiten Amsterdam Contact met een kamerbemiddelingsbureau Regelmatig gereageerd op StudentenWoningWeb Advertentie(s) geplaatst Geïnformeerd bij de onderwijsinstellingen Overige activiteiten Ingeschreven sloop/renovatiewoning Ingeschreven bij DUWO hospiteeravonden afgelopen Geen activiteiten ondernomen Kraakacties
0,0%
10,0%
20,0%
30,0%
40,0%
50,0%
60,0%
70,0%
80,0%
N = 4.124
Knelpunten De reden waarom WoningNet zo'n beperkte populariteit geniet, wordt iets duid elijker uit Tabel 3.4. Hierin zijn de knelpunten opgenomen die een rol spelen in de zoektocht van studenten. Het belangrijkste knelpunt: 'de veel te lange wachttijden'. Vooral de studenten die een zelfstandige woning zoeken, voeren dit punt op (71,2%%). Voor studenten die een kamer zoeken, is de prijs van de kamers het belangrijkste knelpunt (87,7%).
12
De percentages in deze figuur tellen niet op tot 1 00% aangezien de studenten meerdere activiteiten op mochten geven.
45
Tabel 3.4 Knelpunten van direct verhuisgeneigden in de zoektocht 1 3 Gewenst onzelfstandig
Gewenst zelfstandig
Totaal
Veel te lange wachttijden De kamers zijn vaak te duur
53,9% 87,7%
71,2% 48,3%
66,9% 57,5%
De zelfstandige woonruimte is vaak te duur Te weinig aanbod aan zelfstandige woonruimte
20,0% 17,1%
58,2% 57,7%
49,5% 48,3%
Te weinig aanbod aan kamers Matige kwaliteit van de kamers
60,9% 36,8%
29,1% 20,7%
36,2% 24,5%
Matige kwaliteit van de zelfstandige woonruimte
5,6%
18,8%
16,1%
Te hoge sleutelgeld of waarborgsom Anders
13,7% 8,4%
11,3% 6,6%
11,9 % 7,5%
Steeds weer instemmingen / hospiteeravonden af moeten lopen
14,2%
4,1%
6,1%
868
3.047
4.124
N N = 4.124
13
De percentages in deze tabel tellen niet op tot 100% aangezien de studenten meerdere knelpunten op mochten geven.
46
3.4 •
• • • • •
•
•
•
•
Conclusie Van alle studenten is 33% op dit moment op zoek naar andere woonruimte. Dit zijn 22.900 direct verhuisgeneigde studenten die op zoek zijn naar woonruimte binnen of buiten Amsterdam. Thuiswonenden zijn met 38% vaker op zoek naar andere woonruimte dan de onzelfsta ndig en de zelfstandig wonende studenten. Het meest direct verhuisgeneigd zijn de studenten die momenteel bij een hospita wonen (49%). Relatief gezien zijn allochtonen met 35% ook iets vaker direct verhuisgeneigd. Naast de direct verhuisgeneigden wil 24% van de studenten binnen twee jaar verhuizen. De belangrijkste verhuisredenen die worden genoemd door de direct ve rhuisgeneigde studenten zijn ‘zelfstandig willen gaan wonen’, ‘minder reistijd naar onderwijsinstelling’ en ‘niet meer bij mijn ouders’. De laatste twee redenen spelen vooral bij 1 e jaars studenten. Voor ouderejaars zijn 'ik wil groter wonen' en 'ik wil betere faciliteiten' belangrijk. De gemiddelde tijd dat iemand al op zoek is naar andere woonruimte bedraagt voor de direct verhuisgeneigden 11,1 maanden. Het zijn vooral de studenten die op zoek zijn naar zelfstandige woonruimte die al lang zoeken (12,6 maanden). De studenten die onzelfstandige woonruimte wensen, zijn reeds gemiddeld 6,7 maanden op zoek. De belangrijkste activiteiten die direct verhuisgeneigden reeds hebben o ndernomen om andere onzelfstandige woonruimte te vinden, zijn 'informeren bij vrienden en familie' (71%). Ook via internet wordt veel gezocht. Voor het vinden van zelfstandige woonruimte is naast bovengenoemde activiteiten ‘ingeschreven als woningzoekende bij WoningNet’ (49%) de meest ondernomen activiteit. Het belangrijkste knelpunt van direct verhuisgeneigden bij hun zoektocht naar onzelfstandige woonruimte is dat de kamers vaak te duur zijn. De studenten die een zelfstandige kamer zoeken, klagen vooral over de lange wachttijden.
47
48
4
WOONWENSEN
In hoofdstuk 3 kwam naar voren dat 33,4% van de 68.830 Amsterdamse studenten momenteel op zoek is naar andere woonruimte. Naast de 33,4% studenten met directe verhuisplannen is ook nog eens 24,0% van de studenten van plan om binnen twee jaar te verhuizen. In totaal zijn dit 39.300 studenten. In dit hoofdstuk komen de woonwensen van al deze studenten met verhuisplannen aan de orde. Verreweg de meeste van deze studenten wensen een zelfsta ndige woonvorm (30.700). Figuur 4.1
Gewenste woonsituatie naar verhuisgeneigdheid
Amsterdamse studenten: 68.800
Niet verhuisgeneigd: 29.500 (43%)
Direct verhuisgeneigd: 22.900 (33%)
Overig verhuisgeneigd: 16.400 (24%)
Gewenst onzelfstandig 6.900
(18%)
Gewenst zelfstandig: 30.700 (78%)
Gewesnt anders: 1.700 (4%)
N = 12.447
4.1
Gewenste woonvorm
Gewenste woonvorm van alle Amsterdamse studenten In Figuur 4.2 wordt de populariteit weergegeve n van de verschillende woonsituaties onder verhuisgeneigde studenten. Bijna 18% van alle verhuisgeneigde studenten zoekt onzelfstandige woonruimte. Binnen deze groep zijn ‘een kamer in een studentenhuis/dispuutshuis’ (25,0%) en ‘een kamer op een kleinschalig studentencomplex’ (19,1%) het populairst. Wonen op ‘een kamer in een grootschalig studentencomplex’ (5,1%), ‘wonen bij een hospita’ (2,7%) en ‘inwonend bij familie of kennissen’ (1,2%) worden nauwelijks gewenst. Ruim de helft van de verhuisgeneigde studenten wil verhuizen naar een zelfstandige huurwoning (57,8%). In totaal wil zelfs ruim driekwart zelfstandig gaan wonen (78,1%). Zoals uit het stroomdiagram duidelijk werd, zijn dit naar schatting 30.700 studenten. Slechts 2,0% van de studenten met verhuisplannen heeft een voorkeur voor een tijdelijke vorm van studentenhuisvesting.
49
Figuur 4.2
Gewenste woonsituatie naar verhuisgeneigdheid
Zelfstandige huurwoning
Op kamers/onzelfstandige woonruimte
Zelfstandige koopwoning
Zelfstandige huurwoning in een studentencomplex
Anders
Tijdelijke vorm van studentenhuisvesting Terug naar (één van de) ouders/verzorgers 0,0%
10,0%
20,0%
30,0%
40,0%
50,0%
60,0%
70,0%
N = 7.070
Gewenste woonvorm per subgroep Uit Figuur 4.3 blijkt dat er ook naar studiejaar grote verschillen in woonwensen zijn. Absoluut gezien is de zelfstandige huurwoning onder zowel de jongerejaars als ouderejaars studenten de populairste woonvorm. Echter naarmate men langer studeert, neemt de behoefte aan deze woonvorm toe. Van de 1e jaars wenst 43,6% een zelfstandige huurwoning, onder de 6 e jaars+ studenten is dit aandeel gegroeid tot 75,3%. Ditzelfde patroon komt ook naar voren bij de zelfstandige koopwoning. Figuur 4.3
Gewenste woonsituatie naar studiejaar 1e jaars
2e jaars
3e jaars
4e jaars
5e jaars
6e jaars en hoger
Zelfstandige huurwoning
Op kamers/onzelfstandige woonruimte
Zelfstandige koopwoning
Zelfstandige huurwoning in een studentencomplex
Anders
Tijdelijke vorm van studentenhuisvesting Terug naar (één van de) ouders/verzorgers 0,0%
10,0%
20,0%
30,0%
40,0%
50,0%
60,0%
70,0%
80,0%
N = 7.070
Ook verschillen de woonwensen van autochtone en allochtone studenten. Autochtonen zoeken relatief vaker onzelfstandige woonruimte (19,1% om 12,6%), terwijl allochtonen vaker e en zelfstandige huurwoning willen betrekken (63,9% om 55,8%).
50
Tussen universitaire en HBO-studenten zitten nauwelijks verschillen in gewenste woonsituatie.
4.2
Gewenste omvang
Minimaal gewenste omvang van alle Amsterdamse studenten De gemiddelde minimale oppervlakte die studenten met een verhuiswens nog acceptabel vinden voor hun volgende onzelfstandige woonruimte bedraagt 17,0 m2. Voor zelfstandige woonruimte ligt dit gemiddelde op 33,6 m2. Ook uit Figuur 4.4 blijkt dat men voor zelfstandige woonruimte beduidend meer ruimte vraagt. Ruim 40% wil minimaal 30 m2 voor zelfstandige woonruimte. Figuur 4.4
Minimaal gewenste oppervlakte naar gewenste woonvorm tot 10 m2
10-15 m2
15-20 m2
20-25 m2
25-30 m2
meer dan 30 m2
onzelfstandig uitwonend
zelfstandig uitwonend
anders
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
N = 4.355
Gewenste omvang per subgroep In Figuur 4.5 is de minimaal gewenste oppervlakte voor onzelfstandige woonruimte uitgesplitst naar studiejaar, etniciteit en onderwijsinstelling. Het zijn vooral de ouderejaars die meer oppervlakte wensen. Onder de 1 e jaars studenten is nog 66% tevreden met een kamer van minimaal 15 m2. Bij de 6 e jaars+ studenten is dit aandeel gezakt tot 35%. Net als 1e jaars studenten willen ook universitaire studenten vaker een kamer van minimaal 15 m2 (67% om 57%). Tussen allochtone en autochtone studenten zijn er nauwelijks verschillen waar te nemen.
51
Figuur 4.5
Minimale gewenste oppervlakte van gewenste onzelfstandige woonruimte naar studiejaar, etniciteit en instelling tot 10 m2
10-15 m2
15-20 m2
20-25 m2
25-30 m2
meer dan 30 m2
totaal gewenst onzelfstandig universiteit hogeschool autochtoon allochtoon 1e jaars 2e jaars 3e jaars 4e jaars 5e jaars 6e jaars en hoger 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
N = 989
Bij een overzicht van de gewenste oppervlakte voor zelfstandige woonruimte blijkt ook dat naarmate de studie vordert men meer ruimte wenst. Onder de 1 e jaars is nog 69% tevreden met een oppervlakte tot 30 m2. Van de 6 e jaars+ studenten is dit aandeel nog maar 35%. Er zijn nauwelijks verschillen naar etniciteit en onderwijsinstelling. Figuur 4.6
Minimale gewenste oppervlakte van gewenste zelfstandige woonruimte naar studiejaar, etniciteit en instelling tot 10 m2
10-15 m2
15-20 m2
20-25 m2
25-30 m2
meer dan 30 m2
totaal gewenst zelfstandig universiteit hogeschool autochtoon allochtoon 1e jaars 2e jaars 3e jaars 4e jaars 5e jaars 6e jaars en hoger 0%
10%
20%
30%
40%
N = 3.163
52
50%
60%
70%
80%
90%
100%
4.3
Gewenste woonlasten
Gewenste woonlasten van alle Amsterdamse studenten Men is bereid voor de volgende onzelfstandige woonruimte beduidend meer te betalen dan men nu doet. De maximaal acceptabele woonlasten liggen voor onzelfstandige woonruimte op € 302,-. Dat is € 36,- meer dan de € 266,- die men momenteel gemiddeld in Amsterdam, Diemen of Amstelveen betaalt. De maximaal acceptabele woonlasten voor zelfstandige woonruimte bedragen € 384,-. Ook deze zijn hoger dan de woonlasten die men nu voor zelfstandige woonruimte in Amsterdam, Diemen of Amstelveen betaalt (€ 326,-). In Figuur 4.7 zijn de maximaal acceptabele woonlasten uitgesplitst naar gewenste woonsituatie. Ook hieruit blijkt dat men voor zelfstandige woonruimte aanmerkelijk meer over heeft dan voor onzelfstandige woonruimte. Bijna 60% is bereid meer dan € 300,- per maand te betalen voor zelfstandige woonruimte. Voor onzelfstandige woonruimte ligt dit percentage op 30%. Figuur 4.7
Maximaal gewenste woonlasten naar gewenste woonvorm tot 150
150-200
200-250
250-300
300-350
350-400
400 en meer
onzelfstandig uitwonend
zelfstandig uitwonend
anders
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
N = 4.196
Gewenste woonlasten per subgroep In Figuur 4.8 worden de maximaal acceptabele woonlasten voor onzelfstandige woonruimte van verschillende groepen studente n weergegeven. Ouderejaars zijn bereid meer te betalen voor onzelfstandige woonruimte dan de 1 e jaars studenten. Tussen allochtone en autochtone studenten en universitaire en HBO-studenten zijn de verschillen klein.
53
Figuur 4.8
Maximaal gewenste woonlasten van gewenste
on-
zelfstandige woonruimte naar studiejaar, etniciteit en
in-
stelling tot €150
€150-€200
€200-€250
€250-€300
€300-€350
€350-€400
€400 en meer
totaal gewenst onzelfstandig universiteit hogeschool autochtoon allochtoon 1e jaars 2e jaars 3e jaars 4e jaars 5e jaars 6e jaars en hoger* 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
* te weinig respons N = 966
Hetzelfde beeld komt naar voren bij de maximaal acceptabele woonlasten voor zelfstandige woonruimte. Hoe langer men studeert, hoe meer men bereid is te betalen. Figuur 4.9
Maximaal gewenste woonlasten van gewenste zelfstandige woonruimte naar studiejaar, etniciteit en instelling
tot €150
€150-€200
€200-€250
€250-€300
€300-€350
€350-€400
€400 en meer
totaal gewenst zelfstandig universiteit hogeschool autochtoon allochtoon 1e jaars 2e jaars 3e jaars 4e jaars 5e jaars 6e jaars en hoger 0%
10%
20%
30%
40%
N = 3.034
54
50%
60%
70%
80%
90%
100%
4.4
Gewenst aantal huisgenoten
In Tabel 4.1 wordt het maximum aantal huisgenoten waarmee men wil samenwonen weergegeven naar studiejaar. De studenten die onzelfstandig willen w onen, vinden het niet erg om in relatief grote groepen te wonen. Het maximaal acceptabele aantal huisgenoten bedraagt 7,2 tegenover een gemiddelde van 5,3 huisgenoten in de huidige woonsituatie. Tabel 4.1 Gewenste maximum aantal huisgenoten voor onzelfstandige woonruimte naar studiejaar Maximum aantal huisgenoten
n
Universiteit Hogeschool
7,2 7,2
557 263
Autochtoon Allochtoon
7,3 6,1
685 138
Man Vrouw
7,2 7,2
330 493
Allochtone man Allochtone vrouw
5,6 6,4
53 85
1e jaars 2e jaars 3e jaars
8,3 6,7 6,5
433 169 114
4e jaars
4,8
62
5e jaars 6e jaars en hoger
4,5 6,2
32 14
Totaal onzelfstandig
7,2
824
N = 824
Het maximum aantal huisgenoten dat men in de volgende onzelfstandige woonruimte wenst, verschilt naar studiejaar. Het zijn vooral de 1 e jaars studenten die geen bezwaar hebben tegen grote groepen (8,3). Het zijn ook vooral de 1 e jaars studenten die onzelfstandige woonruimte wensen (zie Figuur 4.3). Uit Tabel 4.1 blijkt dat hoe langer men studeert, hoe minder huisgenoten men wenst. Ook blijken allochtonen minder huisgenoten te wensen dan autochtone studenten (6,1 om 7,3).
4.5
Gewenste eigen of gedeelde voorzieningen
Aan de studenten met de wens onzelfstandig te willen wonen, is gevraagd met hoeveel personen zij maximaal bepaalde voorzieningen willen delen. Uit Figuur 4.10 wordt duidelijk dat de meeste studenten geen problemen hebben om bepaalde voorzieningen te delen. Slechts 36% wil bijvoorbeeld een eigen toilet. Alleen een wastafel wil de meerderheid (56%) niet delen.
55
Figuur 4.10
Delen van voorzieningen wil eigen voorziening
wil voorziening delen
wil voorziening niet
Buitenruimte
Wastafel
Toilet
Douche/badkamer
Keuken
Gemeenschappelijke woonkamer/woonkeuken 0%
20%
40%
60%
80%
100%
N = 1.110
De studenten die aangeven bepaalde voorzieningen te willen delen, zijn bereid om de sanitaire voorzieningen zoals toilet, douche en wastafel met ongeveer 4 personen te delen. Men is bereid de keuken, woonkamer en buitenruimte met meer personen te delen. Respectievelijk 1 keuken per 4,8 personen, 1 woonkamer per 5,0 personen en 1 buitenruimte per 5,4 personen.
4.6
Gewenste locatie
Ongeveer 74% van de studenten met verhuisplannen wil graag in Amsterdam, Diemen of Amstelveen wonen. Vooral de studenten die een tijdelijke vorm (91,2%), een zelfstandige huurwoning (88,5%) of een kamer (86,1%) zoeken, willen graag in Amsterdam, Diemen of Amstelveen wonen. Ook zoeken de universitaire en allochtone studenten vaker woonruimte in Amsterdam, Diemen of Amstelveen.
56
Tabel 4.2 Wens om in Amsterdam, Diemen of Amstelveen te wonen naar subgroep Wil wonen in Amsterdam
n
Universiteit
78,2%
4.701
Hogeschool
69,7%
2.293
Universiteit van Amsterdam
80,9%
3.743
Vrije Universiteit Hogeschool van Amsterdam
75,1% 67,7%
958 1.203
Hogeschool voor Economische Studies INHO LLAND Diemen
74,0% 67,2%
351 437
Rietveld Academie
88,0%
97
Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten
83,5%
205
Autochtoon
72,4%
5.475
Allochtoon
80,3%
1.570
Man Vrouw
76,5% 72,1%
2.928 4.114
Allochtone man Allochtone vrouw
81,2% 79,5%
624 945
1e jaars 2e jaars
83,5% 78,4%
2 .148 1.329
3e jaars 4e jaars
74,1% 69,5%
1.106 1.036
5e jaars
72,3%
703
6e jaars en hoger
76,4%
736
Totaal
74,2%
7.058
N = 7.058
4.6.1
Gewenste locatie binnen Amsterdam, Diemen of Amstelveen
Aan de studenten die graag in Amsterdam, Dieme n of Amstelveen willen wonen, is tevens gevraagd aan te geven in welke (maximaal drie) wijken zij graag zouden willen wonen. Dit wordt weergegeven in Figuur 4.11. Qua locatie is het centrum het populairste. Tweederde (67,3%) van de studenten geeft aan in het centrum te willen wonen. Ook de wijken direct om de binnenstad heen zijn als woonlocatie onder veel studenten gewild. 61% wil bijvoorbeeld ook graag in de wijk Oud-Zuid wonen. Naast het centrum en Oud-Zuid scoren ook Oud-West (38,7%) en Oost/Watergraafsmeer (22,5%) erg hoog. Het minst populair zijn de buitenwijken en buitengebieden zoals bijvoorbeeld Westpoort, Geuzenveld-Slotermeer en Osdorp. Dit blijkt ook als gevraagd wordt naar de locatie waar men absoluut niet wil wonen (zie Figuur 4.12). Amsterdam Zuid-Oost blijkt veruit het minst populair te zijn. Ruim 55% van de studenten met verhuiswensen die in Amsterdam, Diemen of Amstelveen wil wonen, zoekt absoluut geen kamer in Zuid-Oost. Ook Osdorp (37,1%) en Amsterdam-Noord (35,5%) zijn voor veel studenten onaantrekkelijke woonlocaties.
57
Figuur 4.11
Gewenste locatie van studenten met verhuiswensen die in Amsterdam, Diemen of Amstelveen willen wonen
N = 5.456
Figuur 4.12
Minst gewenste locatie van studenten met verhuiswensen die in Amsterdam, Diemen of Amstelveen willen wonen
N = 5.456
58
Gewenste woonlocatie per subgroep Wanneer de gewenste woonlocatie wordt uitgesplitst naar gewenste woonsituatie (zie Tabel 4.3), dan blijkt, dat het centrum relatief gezien vaker gewenst wordt door studenten die onzelfstandige woonruimte zoeken. Ook autochtonen en universitaire studenten willen in verhouding vaker in het centrum wonen. Allochtonen willen relatief vaak in Amstelveen wonen (19,6% om 10,9%). Allochtonen geven ook relatief vaker aan in minder populaire stadsdelen/gemeenten te willen wonen, zoals Diemen (9,1% om 3,8%), Zuid-Oost (7,4% om 3,7%) en Osdorp (5,7% om 1,5%). Tabel 4.3 Gewenste locatie naar onderwijsinstelling, etniciteit,
Centrum
Oud-Zuid
Oud-West
Oost/Watergr.
Westerpark
Zuider Am stel
Amstelveen
geslacht, gewenste woonsituatie en studiejaar 1 4
Universiteit
68,2%
68,2%
43,7%
22,3%
15,6%
17,5%
12,7%
Hogeschool
66,3%
52,2%
32,7%
23,0%
15,8%
12,8%
13,4%
Universiteit van A msterdam Vrije Universiteit
76,3% 57,8%
66,8% 70,0%
48,9% 36,9%
25,9% 17,6%
20,7% 9,0%
9,5% 27,9%
4,4% 23,5%
Hogeschool van A msterdam
63,9%
51,0%
31,8%
24,2%
15,1%
16,1%
12,4%
HES INHOLLAND Diemen
71,8% 67,0%
56,6% 48,0%
32,3% 27,5%
16,8% 20,9%
9,1% 16,7%
8,6% 10,9%
14,7% 18,9%
Rietveld Academie AHK
66,6% 71,0%
67,5% 62,8%
52,4% 51,9%
28,3% 30,9%
26,6% 26,4%
6,6% 5,2%
0 ,9% 3,0%
Autochtoon Allochtoon
69,5% 60,2%
64,6% 50,4%
40,6% 32,9%
22,8% 21,8%
16,2% 13,9%
16,4% 12,5%
10,9% 19,6%
Man Vrouw
66,8% 68,1%
60,1% 62,1%
37,8% 39,8%
22,8% 22,3%
14,5% 16,8%
16,8% 14,1%
14,1% 12,1%
Allochtone man Allochtone vrouw
56,1% 64,1%
48,2% 52,6%
33,4% 32,5%
23,2% 20,7%
12,4% 15,1%
14,2% 11,0%
21,0% 18,5%
Onzelfstandig Zelfstandig
76,4% 64,9%
60,5% 61,8%
39,9% 38,7%
21,0% 22,8%
14,2% 15,8%
14,8% 15,3%
10,2% 14,0%
1e jaars 2e jaars
71,4% 69,1%
54,9% 59,9%
33,1% 39,3%
21,7% 22,5%
14,8% 15,7%
14,9% 15,5%
11,1% 13,5%
3e jaars 4e jaars
68,3% 68,9%
65,4% 64,7%
39,8% 43,2%
22,5% 21,6%
16,3% 17,0%
14,6% 14,3%
12,3% 14,2%
5e jaars 6e jaars en hoger
60,2% 52,9%
66,4% 65,9%
46,3% 41,1%
25,7% 24,5%
13,5% 17,7%
16,0% 19,3%
13,8% 17,5%
Totaal
67,3%
61,0%
38,7%
22,5%
15,7%
15,4%
13,0%
N = 5.456
Bij een uitsplitsing naar studiejaar blijkt dat de populariteit van het centrum onder ouderejaars studenten afneemt ten gunste van de aangrenzende stadsdelen. Zuider Amstel en Amstelveen zijn vooral populair onder de VU-studenten.
14
De percentages in deze tabel tellen niet op tot 100% aangezien de studenten maximaal drie gewenste wijken op mochten geven.
59
4.7
Gewenste eigenaar/verhuurder
Zoals uit Tabel 4.4 blijkt, hebben de meeste studenten (26,7%) geen voorkeur van wie zij de woning huren. Daarnaast geeft 24,4% aan in woonruimte van een particuliere eigenaar/verhuurder te willen wonen. Hieronder vallen ook studenten die zelf een woning willen kopen. Na de particuliere eigenaar, zijn de andere woningcorporaties het populairst (24,1%). Dit heeft natuurlijk te maken met het feit dat de zelfstandige huurwoning het favoriete woningtype is van veel studenten. Slechts 9,2% heeft een voorkeur voor woonruimte van een Amsterdamse corporatie. Tabel 4.4 Voorkeur eigenaar/verhuurder volgende woonruimte voorkeur
n
Ik heb geen voorkeur Andere woningcorporatie
26,7% 24,4%
1.445 1.448
Particuliere verhuurder
24,1%
1.328
Weet ik niet Amsterdamse corporatie
10,3% 9,2%
567 505
5,2%
304
Overig N =5.606
4.8
Afwegingsproces in zoekgedrag
Studenten kunnen echter nooit al hun woonwensen vervullen. Een zelfstandige huurwoning in het centrum voor € 350,- is er nagenoeg niet. Ze zullen in hun zoektocht dus prioriteiten moeten stellen en daarmee verschillende alternatieven tegen elkaar afwegen. Heb ik liever betaalbare woonruimte of woonruimte in het centrum? Om dit afwegingsproces in kaart te brengen en een beeld te krijgen van de populariteit van het aanbod van de Amsterdamse corporaties, is aan de studenten die nu of binnen twee jaar willen verhuizen, gevraagd of zij bepaalde woonbeelden zouden accepteren als deze de komende drie maanden zouden worden aangeboden. Het gaat om de volgende 7 woonbeelden: 1. Containerwoning : Woonvorm:
Zelfstandige woonruimte in een tijdelijk complex (maximaal 5 jaar)
Woonlasten:
€ 300,- inclusief
Oppervlakte: Locatie:
24 m 2 Buiten het centrum en de directe omgeving
2. Studentencomplex met meer dan 50 eenheden: Woonvorm: Woonlasten:
Onzelfstandige woonruimte. € 220,- inclusief
Oppervlakte:
12 m 2
L ocatie: centrum Aantal afdelings - /huisgenoten:
meer dan 10
60
3. Studentencomplex met meer dan 50 eenheden: Woonvorm: Woonlasten:
Onzelfstandige woonruimte met eigen douche/toilet. € 240,- inclusief
Oppervlakte:
17 m 2
Locatie:
niet in het centrum en niet in stadsdelen grenzend aan het centrum.
Aantal afdelings - /huisgenoten:
maximaal 10
4. Tijdelijk studentencomplex : Woonvorm:
Onzelfstandige woonruimte in prefabwoning. In tijdelijk complex (maximaal 5 jaa r)
Woonlasten:
€ 225,- inclusief
Oppervlakte: Locatie:
10 m 2 in stadsdelen grenzend aan het centrum
Aantal afdelings - /huisgenoten:
3
5. Studentencomplex met minder dan 50 eenheden: Woonvorm: Onzelfstandige woonruimte Woonlasten:
€ 250,- inclusief
Oppervlakte: Locatie:
18 m 2 in stadsdelen grenzend aan het centrum
Aantal afdelings - /huisgenoten:
maximaal 6
6. Zelfstandige woning in studentencomplex (50 eenhe den >) Woonvorm: Woonlasten:
Zelfstandige woonruimte € 300,- inclusief
Oppervlakte:
30 m 2 (2 kamers)
Locatie:
Buiten het centrum
7. Zelfstandige woonruimte in renovatie-/slooppand : Woonvorm:
Zelfstandige woonruimte
Huurcontract: Woonlasten:
tijdelijk (minimaal een halfjaar en maximaal 3 jaar) € 500,- inclusief
Oppervlakte: Locatie:
60 m 2 (3 k amers) Buiten het centrum
4.8.1
Acceptatiegraad
Allereerst is met behulp van het rangordenen van de woonbeelden (op basis van het percentage studenten dat een woonbeeld accepteert) inzicht verkregen in de hiërarchie op de woningmarkt. Met andere woorden, een woonbeeld dat vaak wordt geaccepteerd, vertegenwoordigt de bovenkant van de markt en een woonbeeld dat vaak wordt geweigerd de onderkant. Om te achterhalen wat voor de Amsterdamse studenten belangrijke aspecten zijn om een woonbeeld niet te accepteren, is daarnaast gevraagd naar de redenen van weigering. In Figuur 4.13 is de belangstelling voor de verschillende woonbeelden weergegeven. Het populairste woonbeeld is woonbeeld 6 (zelfstandig studentencomplex met meer dan 50 kamers). Dit woonbeeld kent de hoogste acceptatiegraad.
61
Tweederde van de studenten die binnen twee jaar willen verhuizen zou deze woonvorm accepteren als deze de komende drie maanden zou worden aangeboden. Na woonbeeld 6 is woonbeeld 5 het meest populair (44%). Op de derde plaats komt met 41% het andere zelfstandige woonbeeld: woonbeeld 1 (zelfstandig in een containerwoning). Woonbeeld 3 vormt met 22% de onderkant van de markt. Figuur 4.13
Belangstelling voor woonbeelden
Woonbeeld 6
Woonbeeld 5
woonbeeld 1
Woonbeeld 7
Woonbeeld 2
Woonbeeld 4
Woonbeeld 3
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
N = 5.456
In Tabel 4.5 is de populariteit van de woonbeelden ook uitgesplitst naar studiejaar, etniciteit, geslacht, gewenste en huidige woningtype en type onderwijsinstelling. Tabel 4.5 Belangstelling voor woonbeelden naar studiejaar, gewenste en huidige woningtype en type onderwijsinstelling. woo nbeeld 1
Woonbeeld 2
Woonbeeld 3
Woonbeeld 4
Woonbeeld 5
Woonbeeld 6
Woonbeeld 7
Universiteit Hogeschool
36% 47%
28% 27%
19% 25%
28% 24%
47% 41%
62% 73%
38% 41%
Autochtoon allochtoon
39% 46%
29% 22%
21% 25%
28% 23%
47% 36%
64% 76%
38% 41%
Man
42%
29%
24%
25%
43%
69%
39%
vrouw
39%
27%
20%
28%
46%
65%
39%
Huidig: onzelfstandig
38%
30%
18%
29%
53%
64%
37%
Huidig: zelfstandig Huidig: thuiswonend
28% 48%
19% 29%
11% 29%
21% 26%
34% 40%
55% 74%
43% 38%
Gewenst: onzelfstandig Gewenst: zelfstandig
46% 38%
55% 19%
36% 18%
43% 21%
74% 35%
59% 69%
29% 42%
1e jaars 2e jaars
48% 45%
37% 31%
29% 23%
31% 29%
53% 47%
68% 70%
36% 39%
3e jaars 4e jaars
41% 38%
26% 21%
21% 18%
27% 23%
44% 40%
67% 69%
39% 42%
5e jaars 6e jaars en hoger
30% 21%
16% 14%
13% 12%
20% 17%
34% 26%
64% 56%
48% 39%
totaal
41%
28%
22%
27%
44%
67%
39%
N = 5.456
62
Naar studiejaar blijkt de belangstelling voor de onzelfstandige woonbeelden af te nemen wanneer men langer studeert. Ook de belangstelling voor de zelfstandige containerwoning neemt af naarmate men langer studeert. Blijkbaar sluit het aanbod van de Amsterdamse corporaties niet goed aan bij de wensen van de ouderejaars studenten. Dit komt wellicht doordat er geen woonbeeld van een 'normale' zelfstandige huurwoning is voorgelegd. Ook voor de studenten die zelfstandige woonruimte zoeken, lijkt het voorgele gde aanbod van de Amsterdamse corporaties niet goed aan te sluiten op de wensen. Deze groep studenten heeft veel minder belangstelling voor de verschillende woonbeelden dan de studenten die op zoek zijn naar een kamer. Uitzondering is woonbeeld 6. Dit zelfstandige woonbeeld is populairder onder de studenten die zelfstandige woonruimte zoeken. Van de thuiswonende studenten die momenteel andere woonruimte zoeken, is de belangstelling voor met name woonbeeld 1 en woonbeeld 6 relatie f groot. Dit zijn wederom de zelfstandige woonbeelden. 4.8.2
Weigeringsgronden
Wanneer in tabel 4.6 een overzicht wordt gemaakt van de drie meest voorkomende weigeringsgronden per woonbeeld, dan lijkt op het eerste gezicht niet één reden overheersend. In twee gevallen is 'onzelfstandig' de belangrijkste reden van weigering. In twee andere gevallen is het de 'locatie'. Toch kan geconcludeerd worden dat 'onzelfstandig' de belangrijkste weigeringsreden is o nder Amsterdamse s tudenten. Want bij de woonbeelden waar deze reden niet als belangrijkste wordt aangegeven, gaat het om woonbeelden met zelfstandige woonruimte of wordt 'onzelfstandig' als tweede weigeringsreden genoemd. De acceptatie van alle woonbeelden zou dramatisch toenemen, wanneer het in alle gevallen om zelfstandige woonruimte zou gaan. Deze resultaten bevestigen nogmaals de enorme vraag naar zelfstandige woonruimte in Amste rdam. tabel 4.6
Meest genoemde weigeringsredenen per woonbeeld Reden 1
Reden 2
Reden 3
woonbeeld 1 woonbeeld 2
Woningtype (34,3%) Onzelfstandig (44,2%)
Locatie (31,3%) Grootte (24,2%)
Woonlasten (17,2%) Huisgenoten (20,5%)
woonbeeld 3
Locatie (50,7%)
Onzelfstandig (27,1%)
Grootte (7,3%)
woonbeel d 4 woonbeeld 5
Grootte (45,2%) Onzelfstandig (64,6%)
Onzelfstandig (34,1%) Huisgenoten (11,9%)
Woningtype (8,6%) Grootte (9,6%)
woonbeeld 6 woonbeeld 7
Locatie (44,1%) Woonlasten (59,0%)
Woonlasten (25,8%) Tijdelijk huurcontrac t (22,7%)
Grootschaligheid (13,6%) Locatie (9,9%)
N = 5.456
Uit Figuur 4.13 bleek dat woonbeeld 3 het minst populair was. Uit de weig eringsgronden kan worden opgemaakt dat wanneer het woonbeeld op een andere locatie zou zijn gesitueerd, de acceptatie enorm toe zou nemen. Ook het onzelfstandige karakter was een belangrijke reden van weigering. Naast woonbeeld 3 ligt ook woonbeeld 4 niet erg goed in de markt. Hier is de belangrijkste weigeringsreden de grootte (10 m2) van deze tijdelijke woonvorm, gevolgd door het onzelfstandige karakter. Woonbeeld 2 is vaak geweigerd va nwege het onzelfstandige karakter.
63
Na 'onzelfstandig' is de belangrijkste weigeringsreden de locatie. Het gaat in die gevallen om woonbeelden die buiten het centrum zijn gelokaliseerd. 4.8.3
Budget
Om naast de woonbeelden nog meer zicht te krijgen in welke mate bepaalde aspecten een rol spelen in de keuze voor de volgende woonruimte van studenten, konden de studenten een budget van 10 punten verdelen over een dertie ntal aspecten variërend van 'prijs' tot 'hoeveelheid bergruimte'. In Figuur 4.14 zijn de gemiddelde puntenaantallen voor deze dertien aspecten weergegeven. Het aspect dat de grootste rol speelt in het keuzeproces van studenten z ijn de woonlasten. Dit is het enige aspect dat gemiddeld meer dan 2 punten kreeg toebedeeld (2,32). De woonlasten waren echter geen grote weigeringsreden bij de voorgelegde woonbeelden. Blijkbaar hadden de voorgelegde woonbeelden een betaalbare huurprijs meegekregen. De huurprijzen van de voorgelegde woonbeelden liggen ook allemaal ver onder de gemiddelde woonlasten die studenten maximaal voor onzelfstandige (€ 302,-) en zelfstandige (€ 384,-) woonruimte over hebben. Figuur 4.14
Budgetverdeling voor woonruimtekeuze Prijs
Zelfstandig/onzelfstandige woonruimte Grootte van mijn kamer(s) Bereikbaarheid van het centrum Faciliteiten (keuken, douche, toilet etc) Bereikbaarheid van de onderwijsinstelling Aantal huisgenoten Huur/koop Voorzieningen omgeving (supermarkt, OV etc) Voorzieningen (internet, wasmachine etc.) Onderhoudsniveau uitstraling woonruimte Hoeveelheid bergruimte 0
0,5
1
1,5
2
2,5
N = 4.927
Na de woonlasten speelt, zoals verwacht mocht worden uit de vorige paragraaf, het feit of het een zelfstandige of onzelfstandige woonruimte betreft (1,96) een belangrijke rol. Dit aspect wordt gevolgd door de grootte van de woonruimte (1,83) en de bereikbaarheid van het centrum (1,65).
64
4.9
Conclusie
Gewenste woonsituatie • De favoriete woning van de studenten die binnen 2 jaar denken te verhuizen, is een zelfstandige huurwoning. Voor 58% is dit de gewenste woonsituatie. In totaal wil zelfs 78% zelfstandig wonen. Dit komt overeen met ongeveer 30.700 studenten. Vooral ouderejaars zoeken zelfstandige woonruimte. Gewenste woonlasten en omvang • Voor zelfstandige woonruimte is men bereid € 58,- meer te betalen dan men nu gemiddeld doet (€ 384,- om € 326,-). De gemiddelde minimale oppervlakte die men wenst voor zelfstandige woonruimte is 33,6 m2. Ouderejaars zijn bereid meer te betalen voor zelfstandige woonruimte dan 1 e jaars studenten. Ze vragen ook grotere woonruimte. • Ook voor de gewenste onzelfstandige woonruimte hebben de studenten meer over dan men nu gemiddeld betaalt. De maximale woonlasten voor onzelfstandige woonruimte komen op € 302,- per maand. Men is dus bereid gemiddeld € 36,- meer te betalen (€ 302,- om € 266,-). De gemiddelde minimale oppervlakte die de studenten voor onzelfstandige woonruimte wensen, is 17,0 m2. Ook bij onzelfstandige woonruimte zijn het de ouderejaars die meer over hebben voor dit type woonruimte dan de 1 e jaars studenten. Ook zijn ze op zoek naar een grotere kamer. Gewenste aantal huisgenoten en delen van voorzieningen • De studenten die onzelfstandige woonruimte zoeken, willen gemiddeld met maximaal 7,2 huisgenoten samenwonen. Dit is duidelijk meer dan het huid ige aantal huisgenoten (5,3). • De meeste studenten die onzelfstandige woonruimte wensen, hebben geen problemen om bepaalde voorzieningen te delen. Sanitaire voorzieningen zoals toilet, douche en wastafel wil men met maximaal 4 personen delen. De keuken en buitenruimte is men bereid met meerderen te delen. Alleen een wastafel wil 56% voor zichzelf. Gewenste woonlocatie • Van alle studenten met verhuiswensen wil 74% in Amsterdam, Diemen of Amstelveen wonen. Dit zijn naar schatting ruim 29.000 studenten. Univers itaire en allochtone studenten zoeken vaker in Amsterdam, Diemen of Amstelveen. • Het centrum is zoals verwacht de favoriete woonlocatie voor de studenten met verhuisplannen. Zo'n 67% zou hier graag willen wonen. Ook de wijken rond de binnenstad, zoals Oud-Zuid (61%) en Oud-West (39%), zijn populair. • Buitenwijken zoals Geuzenveld-Slotermeer (2%) en Osdorp (3%) worden het minst vaak als meest populaire locatie aangegeven. • De stadsdelen Zuid-Oost (66%), Osdorp (37%) en Noord (36%) worden het meest genoemd als locaties waar men absoluut niet wil wonen. • Met de voortgang van de studieduur neemt de populariteit van het centrum af ten gunste van de aangrenzende stadsdelen.
65
Afwegingsproces • Aan de studenten zijn 7 woonbeelden voorgelegd om het afwegingsproces bij het zoekgedrag in beeld te krijgen. • Van de voorgelegde woonbeelden was een zelfstandige woning in een studentencomplex met meer dan 50 eenheden het meest populair. Tweederde van de studenten zou dit w oonbeeld accepteren als dit de komende drie maanden zou worden aangeboden. • In het afwegingsproces bij de keuze voor volgende woonruimte speelt naast de woonlasten, vooral het feit dat het om zelfstandige of onzelfstandige woonruimte gaat de belangrijkste rol.
66
5
TEKORTEN EN OVERSCHOTTEN
In dit hoofdstuk worden de tekorten en overschotten aan studentenhuisvesting in Amsterdam, Diemen of Amstelveen weergegeven. De gepresenteerde teko rten zijn theoretische tekorten wanneer alle verhuisgeneigde studenten hun woonwensen zouden kunnen realiseren. Figuur 5.1 toont een absoluut tekort aan van ongeveer 10.000 studenteneenheden in Amsterdam. De aantallen in dit stroomdiagram zijn afgerond op honderdtallen. Allereerst zal in dit hoofdstuk het absolute tekort worden toegelicht. Vervolgens zal het tekort worden uitgesplitst naar verschillende woonsituaties. Figuur 5.1 Stroomdiagram tekort
Amsterdamse studenten:
Thuiswonend: 29.400 (43%)
68.800
Uitwonend: 39.400 (33%)
Direct verhuisgeneigd:
Vraag in Amsterdam:
Woont in Amsterdam:
11.100 (24%)
7.900
1.700
Direct verhuisgeneigd:
Vraag in Amsterdam:
11.800 (17%)
8.200
Aanbod in Amsterdam: 6.200
(11%)
(2%)
(12%)
Woont in Amsterdam: 5.500 (8%)
Tekort in Amsterdam: 9.900
(9%)
N = 12.477
5.1
Absoluut tekort
Aan de hand van de enquêteresultaten is een schatting gemaakt van het absolute tekort aan studentenhuisvesting in Amsterdam. Anders dan huishoudens op de reguliere woningmarkt, verhuizen studenten per definitie vaker. Zij zetten vaak in een beperkte tijd een aantal stappen in hun wooncarrière. Daarom wordt bij het bepalen van het tekort aan studentenhuisvesting in Amsterdam, Diemen of Amstelveen alleen gekeken naar de vraag van direct verhuisgeneigde studenten en niet naar de vraag van studenten die aangeven binnen twee jaar te willen verhuizen.
67
Het absoluut tekort wordt gevormd door: 1. De vraag van thuiswonende studenten die direct op zoek zijn naar woonruimte in Amsterdam, Diemen of Amstelveen 2. En de vraag van uitwonende studenten die direct op zoek zijn naar woonruimte in Amsterdam, Diemen of Amstelveen 3. Minus het aanbod van direct verhuisgeneigde uitwonende studenten die momenteel in Amsterdam, Diemen of Amste lveen wonen. De absolute vraag bestaat uit zowel het aantal thuiswonende als uitwonende studenten dat direct op zoek is naar woonruimte in Amsterdam, Diemen of Amstelveen. Echter, direct verhuisgeneigde uitwonende studenten die momenteel in Amsterdam, Diemen en Amstelveen wonen, zorgen voor vrijkomende woonruimte wanneer ze verhuizen. Deze ve rhuisbewegingen leveren extra woonruimte op, zodat het absoluut tekort afneemt. Dit aantal moet dus van de vraag worden afgetrokken. Het tekort aan huisvesting voor studenten in Amsterdam, Diemen of Amstelveen is in feite de directe vraag minus het pote ntieel vrijkomend aanbod. Bij de berekening van het tekort is de vraag van 5 e en 6e jaars+ studenten niet meegenomen. Er wordt van uitgegaan dat de vraag van deze groepen studenten betrekking heeft op de reguliere woningmarkt. Aan de aanbodkant zijn woonsituaties als huisbewaarderschap, gebruikerscontract en een tijdelijk huurcontract voor minder dan een jaar, buiten beschouwing gelaten, aangezien dit aanbod bij verhuizing niet beschikbaar komt voor andere studenten. De berekening van het absoluut tekort ziet er derhalve als volgt uit: • Van alle voltijdstudenten is 42,7% thuiswonend. Dit komt overeen met 29.400 studenten (42,7% van het totaal aantal van 68.830 studenten). Van deze thuiswonende studenten is 37,8% direct verhuisgeneigd. Dit zijn 11.117 studenten. Van deze direct verhuisgeneigde thuiswonende studenten zoekt 78,4% woonruimte in Amsterdam. Dit komt overeen met 8.717 studenten. Hiervan is 90,8% geen 5 e of 6 e jaars+ student. Daarmee bedraagt het aantal thuiswonenden dat direct op zoek is naar woonruimte in Amsterdam, Diemen of Amstelveen ongeveer 7.911 studenten. • 57,3% van de voltijdstudenten is uitwonend. Van de uitwonende studenten is 30,0% direct verhuisgeneigd. Dit komt overeen met ongeveer 11.833 studenten. Van deze direct verhuisgeneigde uitwonende studenten zoekt 89,1% woonruimte in Amsterdam. Dit zijn ongeveer 10.554 studenten. Van deze studenten is 77,3% nog geen 5e of 6 e jaars+ student. Daarmee komt de vraag van uitwonende studenten naar woonruimte in Amsterdam, Diemen of Amstelveen op 8.161. •
Het aanbod wordt gevormd door alle direct verhuisgeneigde uitwonende studenten die momenteel in Amsterdam, Diemen of Amstelveen wonen. Van alle 11.833 direct verhuisgeneigde uitwonende studenten woont momenteel 62,9% in Amsterdam. Dit komt overeen met ongeveer 7.447 studenten.
68
Hiervan heeft 82,9% geen contract voor huisbewaarderschap15, een gebrui-
•
kerscontract16 of een huurcontract voor korter dan een jaar. Het totale aanbod komt daarmee op 6.171. Het absolute tekort aan studentenhuisvesting in Amsterdam, Diemen of Amstelveen komt daarmee op ongeveer 9.902 eenheden aan woonruimte (7.911 + 8.161 – 6.171).
5.2
Kwalitatief tekort
Naast het absolute tekort is er ook een inschatting gemaakt hoe het tekort is verdeeld naar verschillende vormen van huisvesting. Hierbij is alleen rekening gehouden met de studenten die momenteel andere woonruimte zoeken. Van de naar schatting 7.911 thuiswonenden die momenteel woonruimte in Amsterdam, Diemen of Amstelveen zoeken, wil 26,2% een onzelfstandige woonruimte. Dit komt overeen met 2.074 studenten. 66,8% is op zoek naar zelfsta ndige woonruimte in Amsterdam, Diemen of Amstelveen. Dit zijn 5.281 studenten. Tijdelijke vorm van huisvesting (containerwoning, prefab) is door 5,0% als gewenste woonvorm aangegeven (399 studenten). Onder de ongeveer 8.402 uitwonende studenten die in Amsterdam, Diemen of Amstelveen woonruimte zoeken, wil 21,8% (1.780 studenten) onzelfstandige en 73,7% (6.010 studenten) zelfstandige woonruimte. Slechts 1,7% (136 studenten) is op zoek naar een tijdelijke vorm van huisvesting. Van de studenten die woonruimte achterlaten, woont momenteel 63,5% in onzelfstandige (3.917 studenten) en 24,2% in een zelfstandige woning (1.496 studenten). Tabel 5.1 Kwalitatief tekort aan studentenhuisvesting in Amsterdam, Diemen en Amstelveen Vraag
Vraag
Aanbod
thuisw onenden
uitwonenden
uitwonenden
Tekort
Vraag
Vraag
Aanbod
thuisw onenden
uitwonenden
uitwonenden
Studentencomplex
672
487
1.385
-225
8,5%
6,0%
22,5%
Studentenhuis Hospita/inwonend
919 116
1.056 46
841 1.017
1.134 -855
11,6% 1,5%
12,9% 0,6%
13,6% 16,5%
Overig onzelfstandig
367
191
674
-116
4,6%
2,3%
10,9%
238 3.725
314 4.887
117 1.201
435 7.410
3,0% 47,1 %
3,8% 59,9%
1,9% 19,5%
1.318 399
809 136
178 84
1.949 451
16,7% 5,0%
9,9% 1,7%
2,9% 1,4%
Zelfstandige koopwoning Zelfstandige huurwoning Zelfstandige huurwoning in Een studentencomplex Tijdelijke vorm Anders
157
231
672
-284
2,0%
2,8%
10,9%
Totaal
7.911
8.157
6.169
9.899
100,0%
100,0%
100,0%
N = 2.924
15
Huisbewaarderschap houdt in dat je tijdelijk in een woning woont van iemand anders die voor werk of studie in het buitenland is of langdurig elders verpleegd of verzorgd moet worden.
16
Gebruikerscontract houdt in dat je zonder huur te betalen tijdelijk in een sloop- , verkoop- of renovatiewoning woont.
69
In Tabel 5.1 worden deze kwalitatieve vraag en het aanbod naar studentenhuisvesting in Amsterdam, Diemen of Amstelveen naast elkaar gezet. Wanneer deze van elkaar worden afgetrokken, ontstaat het kwalitatieve tekort. Hieruit blijkt dat het tekort van 9.899 eenheden bijna geheel wordt veroorzaakt door het tekort aan zelfstandige huurwoningen. Hierbij dient wel te worden o pgemerkt dat de meeste zelfstandige eenheden ruimte bieden voor twee samenwonende studenten. Het tekort van 9.359 betekent dus niet automatisch dat er 9.359 zelfstandige huureenheden in Amsterdam, Diemen of Amstelveen bij moeten komen. Opvallend is ook dat er geen tekort bestaat aan onzelfstandige woonruimte in studentencomplexen. Er is zelfs sprake van een potentieel overschot van 225 eenheden, wanneer alle studenten hun woonwensen zouden kunnen realiseren. Ook is er een potentieel overschot aan hospitakamers. Dit overschot wordt voor het belangrijkste deel veroorzaakt door de geringe vraag naar hospita/inwonend. Er is wel een flink tekort aan kamers in een studentenhuis (1.134). In Tabel 5.2 zijn de kwalitatieve tekorten ook uitgesplitst naar binnen en buiten Amsterdam, Diemen of Amstelveen. Hieruit blijkt dat naast het tekort van 9.901 eenheden in Amsterdam, Diemen of Amstelveen er een overschot bestaat aan 848 eenheden buiten Amsterdam, Diemen of Amstelveen. Tabel 5.2 Tekorten naar woonvorm binnen en buiten Amsterdam, Diemen en Amstelveen Vraa g
Aanbod
Tekort
3 3.854
11.117 3.917
-11.114 -63
11.296 922
1.496 757
9.799 165
Thuiswonend Onzelfstandig in Amsterdam Zelfstandig in Amsterdam Anders in Amsterdam Onzelfstandig buiten Amsterdam
373
2.180
-1.808
2.587 96
1.2 15 508
1.372 -412
16.072 3.056
6.171 3.904
9.901 -848
Zelfstandig buiten Amsterdam Anders buiten Amsterdam Totaal tekort in Amsterdam Totaal tekort buiten Amsterdam N = 2.924
5.2.1
Vraag van 5 e en 6 e jaars+ studenten
Zoals reeds eerder vermeld is bij de berekening van de tekorten de vraag van 5 e en 6 e jaars+ studenten niet meegenomen, aangezien deze groepen met name op de reguliere woningmarkt geörienteerd zijn. Dit blijkt ook uit Tabel 5.3. De 5 e en 6 e jaars+ studenten vragen nagenoeg allemaal een zelfstandige huurwoning.
70
Tabel 5.3 Vraag van 5 e en 6 e jaars+ studenten naar woonruimte in Amsterdam, Diemen en Amstelveen
Studentencomplex Studentenhuis Hospita/inwonend Overig o nzelfstandig Zelfstandige koopwoning Zelfstandige huurwoning Zelfstandige huurwoning in een studentencomplex
Vraag thuis-
Vraag uitwo-
Totale vraag
wone nden
nenden
5e en 6e jaars
6 8
28 97
34 105
0
2
2
27 39
44 90
71 129
664 57
2.009 70
2.673 126
Tijdelijke vorm
6
0
6
Anders
0
57
57
Totaal
807
2.396
3.203
N = 640
5.3 • •
•
Conclusie De gepresenteerde tekorten zijn theoretische tekorten wanneer alle verhuisgeneigde studenten hun woonwensen zouden kunnen realiseren. De vraag naar studentenhuisvesting in Amsterdam, Diemen en Amstelveen van thuiswonenden wordt geschat op 7.911 eenheden. De vraag van uitw onenden is ongeveer 8.161 eenheden. Het aanbod aan huisvesting van direct verhuisgeneigde studenten dat momenteel in Amsterdam, Diemen of Amstelveen woont, wordt geschat op 6.171. Het absolute tekort aan studentenhuisvesting in Amsterdam, Diemen en Amstelveen komt hiermee op ongeveer 10.199 eenheden (7.911 + 8.161 - 6.171). Wanneer de tekorten worden uitgesplitst naar verschillende woonsituaties, dan blijkt het tekort bijna volledig te bestaan uit zelfstandige huurwoningen (9.359). Aan onzelfstandige woonruimte in studentencomplexen is er geen tekort in Amsterdam, Diemen of Amstelveen. Er is zelfs sprake van een klein overschot (-225). Er is wel een tekort aan kamers in studentenhuizen (1.134).
71
72
6
HET IMAGO VAN AMSTERDAM ALS STUDIESTAD
Dit onderdeel van het onderzoek naar studentenhuisvesting in Amsterdam geeft antwoord op de vraag in hoeverre het woonruimtetekort in Amsterdam een rol speelt in de afweging om in Amsterdam te gaan studeren en wonen. Met andere woorden, verliest Amsterdam als studiestad aan populariteit vanwege de krapte op de woningmarkt? Om deze vraag te kunnen beantwoorden, zijn niet de resultaten van de internetenquête onder alle Amsterdamse studenten geanalyseerd, maar is er een andere enquête gehouden onder aankomende studenten die zich net gaan oriënteren op hun studiekeuze. De onderzoeksresultaten zijn daarom alleen representatief voor deze groep. Of het imago van Amsterdam in een later stadium van het keuzeproces een rol speelt kan op deze wijze niet worden beantwoord. Tijdens de grote Studie Beurs, die van 13-16 oktober 2004 is gehouden in de Jaarbeurs te Utrecht (www.studiebeurs.nl)17, zijn 384 scholieren ondervraagd. Een deel (88) is in de buurt van de stand van de Vrije Universiteit en de rest is buiten geënquêteerd. In Figuur 6.1 worden al enkele resultaten van de enquête weergegeven. Figuur 6.1 Stroomdiagram imago Amsterdam Totaal aantal respondenten 100% (384)
Geen voorkeur voor Amste rdam 79% (305)
Woonruimte moeilijk te vinden: 1% (2)
Woonruimte te duur: 2% (4)
Voorkeur voor Amsterdam: 21% (79)
Woonruimte vinden is eenvoudig: 0% (0)
Woonruimte is betaalbaar: 0% (0)
N = 384
17
Studie Beurs is het grootste, landelijke evenement voor studiekeuze en beroepsoriëntatie en wordt bezocht door zo’n 88.000 jongeren, die bezig zijn met het maken van een studie- of beroepskeuze
73
6.1
Hoe oriënteer je je op je studie?
De eerste vraag die de scholieren voorgelegd kregen, betrof de wijze van orië ntatie op de vervolgstudie. De scholieren konden aangeven welke activiteiten ze reeds hadden ondernomen om zich te informeren. Figuur 6.2 Ondernomen activiteiten ter oriëntatie 90,0% 80,0% 70,0% 60,0% 50,0% 40,0% 30,0% 20,0% 10,0%
Contact met onderwijsinstellingen
Nog niets
TKMST gelezen
Meeloopdagen gevolgd
Contact met studerende bekenden
Anders (vooral 'voorlichting op school')
Overleg decaan
Open dagen bezocht
Folders bekeken
Gezocht op internet
Studiebeurs bezocht
0,0%
Bron: Enquête Studie Beurs
Zoals blijkt uit Figuur 6.2, scoorde het ‘bezoeken van de Studie Beurs’ met 82% natuurlijk het hoogste, gevolgd door ‘zoeken op Internet’ (54%). Vooral onder de oudere scholieren (18 jaar of ouder) is internet een populair medium (zie Tabel 6.1). Oudere scholieren hebben in verhouding ook veel meer ‘contact met studerende bekenden’. Hoe ouder de respondent, hoe meer activiteiten men reeds heeft ondernomen. Tabel 6.1 Ondernomen activiteiten naar leeftijd < 16 jaar
16 jaar
17 jaar
18 jaar
> 18 jaar
Totaal
Studie Beurs bezocht Gezocht op internet Folders bekeken
87% 45% 20%
81% 52% 28%
77% 58% 36%
81% 75% 31%
85% 71% 18%
82% 54% 28%
Open dagen bezocht
15%
23%
36%
25%
24%
25%
Overleg decaan Anders ('voorlichting op school')
20% 9%
16% 10%
13% 8%
13% 13%
12% 0%
15% 9%
Contact met studerende beke nden Meeloopdagen g evolgd
7% 5%
6% 4%
7% 4%
13% 0%
24% 9%
8% 4%
TKMST gelezen
1%
2%
4%
0%
0%
2%
Nog niets Contact met onderwijsinstelli ngen
5% 0%
1% 1%
2% 0%
0% 0%
0% 3%
2% 1%
76
167
91
16
34
384
N Bron: Enquête Studie Beurs
74
In Tabel 6.2 worden de ondernomen activiteiten uitgesplitst naar schoolklas. Hieruit blijkt dat vooral de HBO-studentens relatief veel ‘zoeken op internet’ (76%) en ‘contact hebben met studerende bekenden’ (33%). Tabel 6.2 Ondernomen activiteiten naar schoolklas 4 HAVO
5 HA VO
5 VWO
6 VWO
MBO
HBO
Totaal
Studie Beurs b ezocht Gezocht op internet
87% 46%
77% 60%
79% 53%
90% 56%
85% 60%
71% 76%
82% 54%
Folders bekeken
20%
36%
29%
28%
20%
29%
28%
Open dagen bezocht Overleg decaan
14% 18%
36% 14%
18% 19%
51% 5%
30% 10%
19% 10%
25% 15%
Anders (vooral 'voorlic hting op school')
9%
8%
10%
10%
10%
0%
9%
Contact met studerende
3%
5%
11%
5%
10%
33%
8%
bekenden Meeloopdagen g evolgd
6%
3%
3%
5%
0%
14%
4%
TKMST gelezen
2%
4%
3%
0%
0%
0%
2%
Nog niets Contact met onderwijs-
0% 6%
0% 1%
1% 0%
0% 0%
0% 0%
5% 0%
1% 2%
104
77
123
39
20
21
384
instellingen N Bron: Enquête Studie Beurs
6.2
Naar welke stad gaat je voorkeur uit?
De scholieren is ook de vraag gesteld in welke studiesteden ze overwegen om te gaan studeren. Van alle benaderde scholieren geeft 41% aan Amsterdam als studiestad te overwegen (zie Tabel 6.3). Amsterdam is daarmee veruit de populairste studiestad. Alleen Utrecht komt met 32% bij Amsterdam in de buurt. Tabel 6.3 Welke steden overweeg je? Amsterdam Utrecht Rotterdam Andere studiestad
VU stand
Buiten
Totaal
58% 34% 10%
37% 31% 16%
41% 32% 15%
5%
14%
12%
Groningen Nijmegen
10% 11%
12% 11%
11% 11%
Leiden
14%
10%
11%
Maastricht Weet ik nog niet
10% 11%
8% 8%
9% 9%
Tilburg Den Haag
6% 2%
9% 9%
8% 7%
Delft
5%
5%
5%
Breda Enschede
3% 1%
5% 5%
4% 4%
Arnhem Haarle m
1% 6%
4% 2%
4% 3%
Zwolle
0%
3%
2%
Eindhoven Wageningen
1% 2%
2% 1%
2% 2%
Leeuwarden
1%
1%
1%
88
296
384
N Bron: Enquête Studie Beurs
75
Uit Tabel 6.3 blijkt dat Amsterdam vaker als studiestad wordt overwogen door de respondenten die in de buurt van de VU-stand zijn geënquêteerd (58%) dan door de scholieren die buiten de Jaarbeurs zijn ondervraagd (37%). Maar Amsterdam is voor beide groepen de meest genoemde stad. Figuur 6.3 Welke steden overweeg je? VWO/HBO
HAVO/MBO
Amsterdam Utrecht Rotterdam Andere studiestad, namelijk Groningen Nijmegen Leiden Maastricht Weet ik nog niet Tilburg Den Haag Delft Eindhoven Breda Arnhem Haarlem Zwolle Wageningen Enschede Leeuwarden
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
Bron: Enquête Studie Beurs
Bij een uitsplitsing naar schooltype in Figuur 6.3, blijkt dat Amsterdam vaker wordt ove rwogen door VWO-ers en HBO -ers (48%) dan door Havisten en MBO-ers (35%). Over het algemeen worden de universiteitssteden vaker door VWO-ers en HBO-ers overwogen. Tenslotte is gekeken of de respondenten die bekend zijn met de situatie op de markt voor studentenhuisvesting in Amsterdam andere studiesteden overwegen dan de respondenten die niet bekend zijn met die situatie. Indien de situatie op de markt voor studentenhuisvesting een negatieve invloed heeft op de oriëntatie, dan mag men verwachten dat Amsterdam minder populair is onder de respondenten die bekend zijn met deze situatie. Dit is niet het geva l. Onder beide groepen is Amsterdam de meest genoemde studiestad. Onder de groep die bekend is met de situatie wordt Amsterdam zelfs vaker als studiestad genoemd (48% tegenover 38%). Amsterdam is de populairste studiestad. Ook op de vraag welke van de ove rwogen steden de voorkeur verdient, komt Amsterdam met 21% van de stemmen als meest populaire studiestad uit de bus (zie Figuur 6.4). Utrecht volgt met 17%. Bijna 16% van de ondervraagde scholieren weet nog niet in welke stad zij wil gaan studeren. Dit zijn met name de jonge respondenten. Volgens de gegevens van de IB-groep, studeert in Amsterdam 14% van alle studenten in Nederland. Dit percentage ligt aanmerkelijk lager dan de 21% voorkeursstemmen die Amsterdam onder aankomende studenten krijgt. Blijkbaar verandert de voorkeur in een later stadium in het keuzeproces.
76
Figuur 6.4 Voorkeur studiestad 25,0%
20,0%
15,0%
10,0%
5,0%
Wageningen
Leeuwarden
Zwolle
Enschede
Haarlem
Eindhoven
Delft
Breda
Arnhem
Groningen
Den Haag
Tilburg
Leiden
Maastricht
Rotterdam
Nijmegen
Andere studiestad
Weet ik nog niet
Utrecht
Amsterdam
0,0%
Bron: Enquête Studie Beurs
Ook bij deze vraag is de populariteit van Amsterdam met 28% groter onder de groep die bij de VU-stand is ondervraagd. Tabel 6.4 Voorkeur studiestad naar leeftijd < 16 jaar
16 jaar
17 jaar
18 jaar
> 18 jaar
Totaal
Amsterdam Utrecht
21% 21%
21% 14%
24% 12%
6% 25%
15% 29%
21% 17%
Weet ik nog niet Andere studi estad
21% 37%
20% 46%
10% 54%
6% 63%
6% 50%
16% 47%
76
167
91
16
34
384
N Bron: Enquête Studie Beurs
Bij een uitsplitsing naar leeftijd in Tabel 6.4 blijkt dat onder de oudere respondenten Amsterdam niet de favoriete studiestad is. Bij deze groep scoort Utrecht verreweg het beste. Blijkbaar wordt Amsterdam minder vaak als voorkeursstad genoemd, wanneer men serieus gaat nadenken over een vervolgstudie. Tenslotte is gekeken of bekendheid met de situatie op de markt voor studentenhuisvesting in Amsterdam een rol speelt in de studiestadkeuze. Amsterdam krijgt vaker de voorkeur onder de scholieren die bekend zijn met de situatie op de markt voor studentenhuisvesting (24%) dan onder de scholieren die geen zicht hebben op die situatie (19%). Blijkbaar speelt deze situatie nauwelijks een rol in de oriëntatie.
77
6.3
Waarom gaat je voorkeur uit naar Amsterdam?
De voorkeur voor Amsterdam wordt relatief vaak bepaald door het ruime aanbod aan studiemogelijkheden in Amsterdam (47%). Op de tweede plaats staat de nabijheid van de studiestad (42%). Ook wordt ‘gezelligheid’ (37%) relatief vaak als reden aangegeven waarom Amsterdam de voorkeur verdient (zie Tabel 6.5). Opvallend is dat geen enkele respondent met een voorkeur voor Amsterdam de kwaliteit van het onderwijsprogramma als reden noemt. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat het bij deze vraag ging om de spontane antwoorden van de respondent. Respondenten die een andere stad dan Amsterdam als voorkeur opgaven, noemen de nabijheid van deze stad bij hun woonplaats als veruit de belangrijkste reden. Tabel 6.5 Redenen voorkeur studiestad Amsterdam
Andere steden
Totaal
Deze stad ligt dicht bij mijn woonplaats In deze stad kan ik de studie van mijn keuze volgen
42% 47%
51% 35%
49% 38%
Het is een gezellige stad Vanwege kwaliteit onderwijsprogramma in deze stad
37% 0%
28% 13%
30% 10%
Het studentenleven in deze stad spreekt me aan Ik ken in deze stad veel mensen
6% 5%
10% 10%
9% 9%
Anders, namelijk
8%
7%
7%
Deze stad is goed bereikbaar De stad is niet te groot
5% 0%
6% 4%
6% 3%
Deze stad ligt ver van mijn woonplaats
1%
1%
1%
In deze stad is het makkelijk om aan woonruimte te komen Woonruimte is in deze stad goed b etaalbaar
0% 0%
1% 0%
1% 0%
79
251
330
Totaal Bron: Enquête Studie Beurs
Aan de respondenten die Amsterdam niet als voorkeur hebben opgegeven, is gevraagd waarom zij niet in Amsterdam willen studeren. Deze redenen zijn weergegeven in Figuur 6.5. Veruit de meest genoemde reden (52%) is dat Amsterdam niet dicht bij de woonplaats van de respondent ligt. Ook vindt 21% Amsterdam een te grote stad. Woonruimte speelt maar een kleine rol in het besluit van scholieren om Amsterdam niet als voorkeursstad te noemen. Slechts 2% van de respondenten geeft als reden dat in Amsterdam woonruimte te duur is. En maar 1% is bang geen woonruimte te kunnen vinden in Amste rdam.
78
Figuur 6.5 Redenen geen voorkeur voor Amsterdam niet dichtbij mijn woonplaats te grote stad te onbekend kan niet juiste studie volgen Anders, namelijk geen gezellige stad te bekend woonruimte is te duur studentenleven spreekt mij niet aan te dichtbij mijn woonplaats moeilijk aan woonruimte te komen vanwege kwaliteit onderwijs Ik ken niet veel mensen 0,0%
10,0%
20,0%
30,0%
40,0%
50,0%
60,0%
Bron: Enquête Studie Beurs
6.4
Wat is het belang van woonruimte in de keuze studiestad?
Wanneer de respondenten om een spontane reactie wordt gevraagd, speelt de situatie op de markt voor studentenhuisvesting in Amsterdam dus geen rol van betekenis in de keuze om Amsterdam niet als voorkeursstad op te geven. Om verder het belang te achterhalen van de situatie op de kamer-/woonruimtemarkt in de studiestadkeuze van scholieren, is aan de respondenten gevraagd een budget van 100 punten te verdelen over een aantal aspecten die bij deze keuze een rol zouden kunnen spelen. In Tabel 6.6 wordt het gemiddelde aantal punten per aspect weergegeven. Opvallend is dat geen enkel aspect er uitspringt. De studiestadkeuze hangt dus samen met een flink aantal factoren. Tabel 6.6 Budget: Gemiddeld aantal punten per aspect Aspecten
Voorkeur Amsterdam
Niet voorkeur A msterdam
Totaal
Passend studieaanbod Aantrekkelijk studentenleven Goed bereisbare afstand tot je woonplaats
25,0 22,4 16,1
28,7 22,6 18,7
28,0 22,6 18,1
Woonruimte is goed betaalbaar
10,8
12,3
12,0
Er is voldoende woonruimte Er wonen al vrienden en familie
11,4 14,3
12,0 10,2
11,9 11,1
79
305
384
N Bron: Enquête Studie Beurs
Het aspect dat door de scholieren als belangrijkste wordt ervaren is een ‘passend studieaanbod’. Dit aspect krijgt gemiddeld 28 punten toegekend. Na het studieaanbod krijgt ook een ‘aantrekkelijk studentenleven’ een grote rol toebedeeld. De situatie op de markt voor studentenhuisvesting blijkt veel minder van
79
belang voor scholieren bij hun keuze voor hun studiestad. ‘Woonruimte is b etaalbaar’ en ‘er is voldoende woonruimte’ krijgen beiden gemiddeld 12 punten. Ook onder scholieren met een voorkeur voor Amsterdam krijgen de aspecten een ‘passend studieaanbod’ en een ‘aantrekkelijk studentenleven’ de meeste punten. Onder deze groep respondenten scoren ‘Woonruimte is goed betaalbaar’ en ‘Er is voldoende woonruimte’ slechter dan onder de groep die geen voorkeur heeft voor Amsterdam. Blijkbaar is de situatie op de markt voor studentenhuisvesting in Amsterdam voor de scholieren met een voorkeur voor Amsterdam minder belangrijk. Bij een uitsplitsing naar leeftijd blijkt dat de jonge scholieren meer punten toekennen aan de aspecten ‘woonruimte betaalbaar’ en ‘voldoende woonruimte’ dan de oudere scholieren. Een scholier van jonger dan 16 geeft bijvoorbeeld gemiddeld 13,4 punten voor het aspect ‘voldoende woonruimte’ tegenover de 10,3 punten van een 18-plusser.
6.5
Imago van Amsterdam wat betreft woonruimte
Tot slot is gekeken naar wat het imago is van Amsterdam wat betreft woonruimte. Wordt de markt voor studentenhuisvesting in Amsterdam slechter beoordeeld dan in Enschede? De scholieren is gevraagd aan een zestal steden een rapportcijfer te geven over de situatie op de markt voor studentenhuisvesting (zie Tabel 6.7). Het gaat om de steden Delft, Enschede, Amsterdam, Groningen, Rotterdam en Utrecht. Veel scholieren geven aan de situatie in de verschillende steden niet te kennen. Dit verklaart voor een belangrijk deel de kleine rol die de situatie op de markt voor studentenhuisvesting blijkt te spelen bij de voorkeur voor de studiestad onder scholieren. Vooral voor steden als Delft en Enschede kon slechts 19% een cijfer geven. De situatie in Amsterdam is wel het meest bekend onder de studenten. Toch kan ook voor Amsterdam slechts eenderde van de respondenten een rapportcijfer geven. De respondenten met een voorkeur voor Amsterdam hebben iets vaker zicht op de situatie op de markt voor studentenhuisvesting (39%). Tabel 6.7 Rapportcijfer situatie markt voor studentenhuisvesting Stad
Totaal
N
Enschede Delft
Voorkeur A msterdam 4,9 5,6
Niet voorkeur Amsterdam 6,7 6,1
6,4 6,0
72 71
Groningen Rotterdam
5,5 5,3
6,1 5,3
6,0 5,3
90 87
Utrecht Amsterdam
4,9 4,4
5,2 4,3
5,1 4,3
111 127
Bron: Enquête Studie Beurs
Amsterdam scoort met een 4,3 veruit het slechtste van de voorgelegde studentensteden. Ook Utrecht (5,1) en Rotterdam (5,3) krijgen een onvoldoende. Het meest positief is men over de situatie in Enschede. Wellicht speelt de aanwezigheid van een campus hierin een rol.
80
Zowel onder de respondenten met een voorkeur voor Amsterdam als onder de respondenten met een andere voorkeursstad werd de situatie op de Amsterdamse markt het slechtst beoordeeld, gevolgd door de situatie in Utrecht. Over het algemeen zijn de respondenten met een voorkeur voor Amsterdam kritischer. Opvallend is de lage score van de situatie in Enschede door deze groep (4,9). Wel moet worden opgemerkt dat dit cijfer op de mening van slechts 13 respondenten is gebaseerd. Onder de scholieren met een andere voorkeur dan Amsterdam verschillen de rapportcijfers veel meer dan onder de scholieren die in Amsterdam willen studeren. Naar leeftijd zijn er geen grote verschillen waar te nemen in de rapportcijfers. Alleen de 18-plussers zijn beduidend kritischer dan de overige scholieren. Amsterdam scoorde onder deze groep slechts een 3,6. Onder de oudere scholieren was Amsterdam ook relatief minder vaak de studiestad van hun keuze.
6.6
Conclusie
In dit onderzoeksdeel stond de vraag centraal of de situatie op de markt voor studentenhuisvesting in Amsterdam een negatieve invloed heeft op de populariteit van Amsterdam als studiestad. Amsterdam blijkt onder veel respondenten de studiestad van hun voorkeur. Deze voorkeur wordt relatief vaak bepaald door het ruime aanbod aan studiemogelijkheden in Amsterdam. Voor de respondenten die Amsterdam niet als voorkeursstad hebben opgegeven, speelt de situatie op de markt voor studentenhuisvesting in Amsterdam nauwelijks een rol in hun keuze. Deze kleine rol wordt echter grotendeels bepaald door het feit dat de respondenten nauwelijks een beeld hebben van de situatie op de markt voor studente nhuisvesting in de verschillende studentensteden. De scholieren die wel een beeld konden schetsen, beoordeelden de situatie in Amsterdam het slechtste in vergelijking met de andere voorgelegde steden. Vooral de oudste respondenten zijn kritisch over de situatie op de markt voor studentenhuisvesting in Amsterdam. Deze groep geeft ook minder vaak aan dat Amsterdam de studiestad van hun voorkeur is. Uit de analyse kan geconcludeerd worden dat onder scholieren de situatie op de markt voor studentenhuisvesting nauwelijks een rol speelt in hun keuze voor hun studiestad. Er zijn echter aanwijzingen dat deze rol in een later stadium in het keuzeproces belangrijker wordt.
81
82
Bijlage 1
Begrippenlijst
Begrip
Omschrijving
Allochtoon Amsterdam
Tenminste één van de ouders is niet in Nederland geboren Wanneer in het rapport over Amsterdam of Amsterdam, Diemen of Amstelveen gesproken wordt, dan worden daar de gemeenten Amsterdam, Diemen en Amstelveen onder verstaan Amsterdamse corporaties Wanneer in het rapport over de Amsterdamse corporaties gesproken wordt, dan worden hiermee AWV, De Key, DUWO Amsterdam, Intermezzo, Rochdale en Ymere bedoeld; de mede-opdrachtgevers voor dit onderzoek Campuscontract Een tijdelijk huurcontract voor de duur van je studie Containerwoning
Direct verhuisgeneigd
Studenten die hebben aangegeven op dit moment andere woonruimte te zoeken
Gebruikerscontract
Een gebruikerscontract houdt in dat je zonder huur (maar mogelijk wel een vergoeding voor servicekosten) te betalen aan de eigenaar tijdelijk in een sloop-, verkoop of renovatiewoning woont. Het geldt voor de periode nadat de termijn voor tijdelijke verhuur in het kader van de Leegstandswet is verlopen. Huisbewaarderschap houdt in dat je tijdelijk in een woning woont van iemand anders die voor werk of studie in het buite nland is óf langdurig elders verpleegd of verzorgd moet worden. Huisbewaarderschap ga je aan voor een periode van minimaal drie maanden tot maximaal twee jaar.
Huisbewaarderschap
Illegale onderhuur
Onderhuur
Men huurt de gehele woonruimte van een hoofdhuurder die zelf niet in de woning woont, zonder dat er sprake is van een huurcontract Men huurt de gehele woonruimte van een hoofdhuurder, die zelf niet in de woning woont
Onzelfstandige woonruimte Particuliere eigenaar/verhuurder Prefabwoning
Men deelt voorzieningen zoals bijvoorbeeld keuken en toilet met anderen Hieronder vallen ouders van studenten, 'huisbazen', en studenten die zelf een woning hebben gekocht.
Servicekosten
Kosten voor onder andere schoonmaak, internet, glasverzekering en tuinonderhoud In dit onderzoek wordt onder sleutelgeld de overname-, bemiddelings- en administratiekosten verstaan die je moet betalen voordat je de woning krijgt Deze is bedoeld voor het geval dat na vertrek uit de woonruimte blijkt dat de woonruimte niet in goede staat is achtergelaten. De verhuurder kan de opknapkosten verrekenen met de waarborgsom Een woning waar men eigen voorzieningen, zoals douche, toilet en keuken heeft en die men hooguit deelt met de partner
Sleutelgeld
Waarborgsom
Zelfstandige woning
83
84
Bijlage 2 • • • •
Literatuurlijst
Buckers, D. & J. Wegstapel (2003); Wonen naar wens op de nieuwe campus, een woonwensenonderzoek onder Delftse studenten. Laagland’advies. Buckers, D. & J. Wegstapel (2003); Wonen naar wens in Leiden, een woonwensenonderzoek onder Leidse studenten. Laagland’advies. Leclercq, M. (2002); Studeren en wonen in Amsterdam, niet om over naar huis te schrijven. Doctoraalscriptie Planologie, Universiteit van Amsterdam. WISH (2004); Studentenhuivestingsonderzoek 2004. AM Wonen
85
86
Bijlage 3
Vragenlijst
Leuk dat je meedoet aan dit onderzoek over studentenhuisvesting, waarmee je een ‘Apple i-Pod’ kunt winnen. Verschillende partijen zijn momenteel hard bezig om de kamernood onder studenten op te lossen. Denk bijvoorbeeld aan de tijdelijke studentenhuisvesting (containerwoningen, cruiseschip enz) die sinds deze zomer wordt aangeboden. Daarnaast zijn er ook structurele oplossingen nodig. De gemeente Amsterdam, enkele woningcorporaties en de onderwijsinstellingen willen de mening van studenten weten. We willen weten hoe studenten momenteel wonen en hoe zij graag zouden willen wonen. Op deze wijze kan hiermee rekening worden gehouden in het (bouw)beleid. Nu en in de toekomst. De vragenlijst die je krijgt voorgelegd, neemt ongeveer 20 minuten in beslag. Je antwoorden worden vanzelfsprekend vertrouwelijk behandeld en niet doorgegeven aan derden. De anonimiteit van de deelnemers wordt gewaarborgd. Boven in beeld vind je een ‘voortgangsbalk’ waarop je kunt zien hoever je in de vragenlijst bent gevorderd. Mocht je de vragenlijst niet in een keer willen invullen dan is dit mogelijk door op de stopknop te drukken. Je krijgt dan een persoonlijke code waarmee je op een later tijdstip de vragenlijst kunt hervatten op het punt waar je bent gestopt. Vanuit de vragenlijst kan een helppagina worden geraadpleegd waarin de werking van de vragenlijst en definities van verschillende begrippen worden toegelicht. Ook kan je op deze pagina om hulp vragen via een ‘e-mail helpdesk’ of via een ‘call me now’ button. Alvast hartelijk bedankt voor je medewerking.
87
HUIDIGE HUISVESTING Allereerst willen we een paar vragen stellen over je huidige huisvesting. Zo willen we in kaart brengen hoe en waar de studenten wonen. 1.
Wat is je huidige woonsituatie? Uitleg met link naar pop-up. q Op kamers / in onzelfstandige woonruimte (je deelt voorzieningen zoals bijvoorbeeld keuken en toilet met anderen) >naar vraag 3 q Zelfstandige koopwoning (je hebt eigen voorzieningen die je hooguit deelt met je partner) >naar vraag 4 q Zelfstandige huurwoning (je hebt eigen voorzieningen die je hooguit deelt met je partner) >naar vraag 4 q Zelfstandige huurwoning in een studentencomplex (je hebt eigen voorzieningen die je hooguit deelt met je partner) >naar vraag 4 q Tijdelijke vorm van studentenhuisvesting (bijvoorbeeld containerwoning (foto), prefabwoning (foto), cruiseschip enz) >naar vraag 4 q Tijdelijk in een sloop-, verkoop- of renovatiewoning >naar vraag 4 q Anti-kraakwoning >naar vraag 4 q Kraakpand >naar vraag 4 q Thuis bij (één van de) ouders/verzorgers q Anders namelijk………………………………………………………………… >naar vraag 4
2.
Wat is de belangrijkste reden dat je nog thuis woont bij je ouders? Slechts 1 antwoord mogelijk. Rouleren q q q q q q q q
Ik heb nog geen andere woonruimte kunnen vinden Het is goedkoop Het is ruim Het is gemakkelijk Ik wil nog niet op kamers Ik woon dichtbij mijn onderwijsinstelling Vanwege sociale contacten Anders, namelijk………………………………………………………………
>naar >naar >naar >naar >naar >naar >naar >naar
vraag 18 vraag 18 vraag 18 vraag 18 vraag 18 vraag 18 vraag 18 vraag 18
3.
In wat voor soort kamer woon je? q In een grootschalig studentencomplex (meer dan 50 kamers) q In een kleinschalig studentencomplex (tot 50 kamers) q In een studentenhuis, dispuutshuis of coöptatiepand q Bij een hospita / hospes q Bij familie of kennissen q In een huis gekocht door ouders met andere studenten q In een zelf gekochte woning met andere studenten q Anders, namelijk…………………………………………………
4.
Hoeveel kamers heb je tot je beschikking? Laat de keuken, douche / toilet en eventuele gemeenschappelijke ruimten buiten beschouwing. q …………………………………kamers
5.
Hoeveel m 2 is de oppervlakte van je kamer(s)? Laat eventuele gemeenschappelijke ruimten, keuken en douche / toilet buiten beschouwing. q …………………………………m 2
6.
Hoeveel huis- of afdelingsgenoten heb je? Vul het aantal in. N.B. als je geen huis- of afdelingsgenoten hebt, vul dan een 0 in. Skip indien vraag 1 is ‘zelfstandige koopwoning’ of ‘zelfstandige huurwoning’ q …………………huisgenoten
88
7.
Wat zijn je maandelijkse woonlasten? Het gaat om het totale bedrag, dus de kale huur of hypotheek inclusief gas, water, elektriciteit en servicekosten (bijvoorbeeld kosten voor schoonmaak, internet, glasverzekering, tuinonderhoud), en na de aftrek van eventuele huursubsidie. N.B. Het gaat hier om je persoonlijke woonlasten. Als je met meerdere mensen samenwoont, deel dan de totale woonlasten door het aantal mensen waarmee je samenwoont! Uitleg servicekosten met link naar pop-up q € ………………………………
8.
Ontvang je huursubsidie? Zo ja, hoeveel per maand? N.B. Als je met een partner samenwoont en huursubsidie ontvangt, deel dan het totale huursubsidiebedrag per maand door twee. Skip indien vraag 1 is ‘zelfstandige koopwoning’, ‘tijdelijke vorm’, ‘tijdelijk in sloop’, ‘anti-kraak’, ‘kraakpand’ of vraag 3 is ‘zelf gekochte woning’ of ‘woning gekocht door ouders’ q Ja: € …………………………………… q Ja, maar ik weet niet precies hoeveel q Nee
9.
Sinds wanneer woon je in je huidige woonruimte? q …………………maand…………………jaar
10. Van wie huur je je woonruimte? Skip indien vraag 1 is zelfstandige koopwoning of vraag 3 = ‘zelf gekochte woning’ of ‘woning gekocht door ouders’ Onder onderhuur wordt verstaan dat men de gehele woonruimte huurt van een hoofdhuurder, die zelf niet in de woning woont. Uitleg onderhuur met link naar pop-up. q Particuliere verhuurder q Hospita / hospes q Anti-kraakorganisatie q Makelaar q Studentenvereniging/dispuut q Andere huurder / onderhuur q AWV q DUWO Amsterdam q Intermezzo q De Key q Rochdale q Ymere q Een andere Amsterdamse woningcorporatie q Een woningcorporatie buiten Amsterdam q Bank/beleggingsmaatschappij q Weet ik niet q Anders, namelijk: …………………………………………………
89
11. Welk type huurcontract heb je? Skip indien vraag 1 is ‘zelfstandige koopwoning’ of vraag 3 is ‘zelf gekochte woning’ Uitleg met link naar pop-up q Geen huurcontract >naar vraag 13 q Een tijdelijk huurcontract voor minder dan een jaar q Een tijdelijk huurcontract voor meer dan een jaar q Een contract voor onderhuur >naar vraag 13 q Een huurcontract voor onbepaalde tijd >naar vraag 13 q Een contract voor huisbewaarderschap >naar vraag 13 q Een gebruikerscontract >naar vraag 13 q Weet ik niet >naar vraag 13 12. Kun je aangegeven wat voor soort tijdelijk huurcontract je hebt? q Tijdelijk huurcontract gekoppeld aan de duur van mijn studie q Tijdelijk huurcontract voor sloop-, verkoop- of renovatiewoning q Tijdelijk huurcontract voor een cabin/prefab/containerwoning q Anders, namelijk……………………………………………… q Weet ik niet 13. Heb je een waarborgsom moeten betalen voor je woonruimte? Waarborg is bedoeld voor het geval dat na vertrek uit de woonruimte blijkt dat de woonruimte niet in goede staat is achtergelaten. De verhuurder kan de opknapkosten verrekenen met de waarborgsom. Skip indien vraag 1 is zelfstandige koop of huurwoning of vraag 3 = ‘zelf gekochte woning’ of ‘woning gekocht door ouders’ Uitleg waarborg met link naar pop-up. q Ja, € …………… (vul in) q Nee q Weet ik niet 14. Heb je sleutelgeld moeten betalen voor je woonruimte? Onder sleutelgeld worden de overname-, bemiddelings- en administratiekosten verstaan die je moet betalen voordat je de woning krijgt. Skip indien vraag 1 is zelfstandige koop of huurwoning of vraag 3 = ‘zelf gekochte woning’ of ‘woning gekocht door ouders’ Uitleg sleutelgeld met link naar pop-up. q Ja, € …………… (vul in) q Nee q Weet ik niet 15. Geef aan of je onderstaande voorzieningen met anderen dan je eventuele partner moet delen. Zo ja, geef aan met hoeveel bewoners je deze voorziening moet delen. Bijvoorbeeld: 2 toiletten voor een afdeling van 10 personen is 1 toilet per 5 personen. Skip indien vraag 1 = ‘zelfstandige koopwoning’, ‘zelfstandige huurwoning’ of ‘thuis bij ouders’ Elke subvraag apart naar voren laten komen. Dus niet allemaal tegelijk op het scherm maar een voor een. 15.a. Gemeenschappelijke woonkamer/woonkeuken? q Nee, er is geen gemeenschappelijke woonruimte/woonkeuken q Ja, 1 per …………………… personen 15.b.
Keuken? q Nee, ik heb een eigen keuken q Nee, er is geen keuken q Ja, 1 per …………………… personen
90
15.c.
Douche / badkamer? q Nee, ik heb een eigen douche q Nee, er is geen douche/badkamer q Ja, 1 per …………………… personen
15.d.
Toilet? q Nee, ik heb een eigen toilet q Nee, er is geen toilet q Ja, 1 per …………………… personen
15.e.
Wastafel? q Nee, ik heb een eigen wastafel q Nee, er is geen wastafel q Ja, 1 per …………………… personen
15.f.
Gemeenschappelijke buitenruimte (tuin, balkon, dakterras)? q Nee, ik heb eigen buitenruimte q Nee, er is geen buitenruimte q Ja, 1 per maximaal …………………… personen
16. Ben je tevreden met je huidige woonsituatie? q Ik ben zeer tevreden q Ik ben tevreden q Ik ben niet tevreden en ik ben niet ontevreden q Ik ben ontevreden q Ik ben zeer ontevreden q Weet niet / geen antwoord >ga naar vraag 18 17. De tevredenheid met je woonsituatie wordt bepaald door een aantal aspecten. Kun je voor elk van onderstaande aspecten aangeven in hoeverre je daarover tevreden bent? Druk dit uit in een rapportcijfer tussen de 1 en 10, waarbij 1 staat voor ‘zeer slecht’ en 10 staat voor ‘zeer goed’. Eerste vijf rouleren. Woonaspect
Rapportcijfer
Bereikbaarheid van het centrum Bereikbaarheid van de onderwijsinstelling Prijs Faciliteiten (keuken, douche, toilet etc) Grootte van mijn kamer(s) Onderhoudsniveau Brandveiligheid Inbraakveiligheid Geluidsisolatie Voorzieningen (internet, wasmachine, etc) Voorzieningen omgeving (supermarkt, OV, etc) Hoeveelheid bergruimte Verwarming / warmte isolatie Aantal huisgenoten Schoonhouden woonruimte Sfeer in huis
91
Niet van toepassing
18. Woon je in Amsterdam, Diemen of Amstelveen en wat is je volledige postcode? Als je je volledige postcode niet wilt geven, kun je ook alleen de vier cijfers opgeven. Cijfers en letters apart laten invoeren q Ja, mijn postcode is ……………… (vul in) q Nee >ga naar vraag 21 19. Sinds wanneer woon je al in Amsterdam, Diemen of Amstelveen? Skip indien vraag 1 = thuis bij ouders q …………………maand…………………jaar 20. Hoe vaak ben je verhuisd sinds je in Amsterdam of Diemen studeert? Interne verhuizingen tellen ook mee. Skip indien vraag 1 = thuis bij ouders ………………… (vul in) 21. Ben je op dit moment op zoek naar een andere kamer of woning? q Ja >ga naar vraag 23 q Nee 22. Ben je in de toekomst van plan te verhuizen? q Ja zeker q Misschien q Nee q Weet ik (nog) niet
>ga naar vraag 47 >ga naar vraag 47
23. Hoe snel wil je verhuizen? q Binnen een half jaar q Over een half jaar tot 1 jaar q Over 1 tot 2 jaar q Na 2 jaar q Onbekend wanneer
>ga naar vraag 47 >ga naar vraag 47
24. Wat zijn de belangrijkste reden(en) dat je wilt verhuizen? Er zijn maximaal drie antwoorden mogelijk. Maximaal 3 antwoorden mogelijk. Eerste vijf rouleren q Ik wil groter wonen q Ik wil goedkoper wonen q Ik wil betere faciliteiten (keuken, douche, toilet etc) q Vanwege (geluids)overlast q Vanwege de slechte staat van onderhoud van mijn huidige woonruimte q Vanwege sloop of renovatie van mijn huidige woonruimte q Ik heb een tijdelijk huurcontract q q q
Ik wil op een andere locatie wonen Huidige woonbuurt is onaangenaam Ik wil minder reistijd naar mijn onderwijsinstelling
q q q q q q q q
Ik wil zelfstandig gaan wonen (alleen of met mijn partner) Vanwege het verbreken van mijn relatie Vanwege mijn huisgenoten Ik wil niet meer bij mijn ouders wonen In verband met werk of vervolgopleiding Ik heb mijn studie beëindigd / ben afgestudeerd Anders, namelijk………………………….. Weet niet / geen antwoord
25. Sinds wanneer ben je op zoek naar andere woonruimte?
92
Alleen voor vraag 21 = ‘Ja’ q …………………maand…………………jaar 26. Wat heb je inmiddels al gedaan om (in de toekomst) een andere woonruimte te krijgen? (meerdere antwoorden mogelijk) Rouleren q Geen activiteiten ondernomen q Ingeschreven als woningzoekende bij Woningnet q Regelmatig gereageerd op aangeboden woningen op Woningnet q Ingeschreven bij StudentenWoningWeb q Regelmatig gereageerd op aangeboden woonruimte op StudentenWoningWeb q Anders via internet gezocht q Ingeschreven op een lijst voor een tijdelijke sloop-, verkoop- of renovatiewoning q Instemmingen / hospiteeravonden afgelopen q Ingeschreven bij DUWO q Ingeschreven bij woningcorporaties buiten Amsterdam, Diemen of Amstelveen q Geïnformeerd bij de onderwijsinstellingen q Contact opgenomen met een kamerbemiddelingsbureau q Contact opgenomen met een makelaar q Geïnformeerd bij familie, vrienden en kennissen q Intensief advertenties gelezen q Advertentie(s) geplaatst q Kraakacties q Overige activiteiten, namelijk………………………… 27. Wat zijn de belangrijkste knelpunten in je zoektocht naar andere woonruimte? (meerdere antwoorden mogelijk) Alleen voor vraag 21 = ‘Ja’ q Veel te lange wachttijden q Steeds weer instemmingen / hospiteeravonden af moeten lopen q Te weinig aanbod aan kamers q Te weinig aanbod aan zelfstandige woonruimte q Matige kwaliteit van de kamers q Matige kwaliteit van de zelfstandige woonruimte q De kamers zijn vaak te duur q De zelfstandige woonruimte is vaak te duur q Te hoge sleutelgeld of waarborgsom q Anders namelijk ………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………
GEWENSTE SITUATIE Nu volgen een aantal vragen over je gewenste woonsituatie. 28. Naar wat voor woonsituatie wil je verhuizen? (1 antwoord mogelijk) Uitleg kamers / onzelfstandig met link naar pop-up q Op kamers / onzelfstandige woonruimte (je deelt voorzieningen zoals bijvoorbeeld keuken en toilet met anderen) q Zelfstandige koopwoning >naar vraag 31 q Zelfstandige huurwoning >naar vraag 31 q Zelfstandige huurwoning in een studentencomplex >naar vraag 31 q Tijdelijke vorm van studentenhuisvesting (containerwoning, prefab, cruiseschip) >naar vraag 31 q Terug naar (één van de) ouders/verzorgers >naar vraag 47 q Anders namelijk:……………………………………………… 29. Naar wat voor kamer wil je verhuizen? Er zijn maximaal drie antwoorden mogelijk.
93
Maximaal 3 antwoorden mogelijk. Eerste vijf rouleren. q In een grootschalig studentencomplex (meer dan 50 kamers) q In een kleinschalig studentencomplex (tot 50 kamers) q In een studentenhuis, dispuutshuis of coöptatiepand q Bij een hospita / hospes q Bij familie of kennissen q Naar een huis gekocht door ouders met andere studenten q Naar een zelf gekochte woning met andere studenten q Anders, namelijk………………………………………………… q Weet niet / geen antwoord 30. Welk van de bij vraag 29 gekozen soorten woonruimten heeft je voorkeur? Laten kiezen uit de bij vraag 29 aangekruiste antwoorden 31. Zoek je woonruimte in Amsterdam, Diemen of Amstelveen? q Ja q Nee > ga naar vraag 47 32. Kun je aangeven waar in Amsterdam, Diemen of Amstelveen je zou willen wonen? Er zijn maximaal drie antwoorden mogelijk. Begin met je eerste keuze. Maximaal 3 antwoorden mogelijk.
94
33. Kun je aangeven waar in Amsterdam, Diemen of Amstelveen je absoluut niet zou willen wonen? Er zijn maximaal drie antwoorden mogelijk. Begin met je laatste keuze. Maximaal 3 antwoorden mogelijk.
34. Uit hoeveel kamers dient je volgende woonruimte minimaal te bestaan? Laat de eventueel gemeenschappelijke ruimte n, keuken en douche / toilet buiten beschouwing. q ………………………………………………kamer(s) 35. Wat is de minimale oppervlakte die je nog acceptabel zou vinden voor je volgende woonruimte? Laat de eventueel gemeenschappelijke ruimten, keuken en douche / toilet buiten beschouwing. q …………………………………m 2 q Weet niet / geen antwoord 36. Wat zijn de maandelijkse woonlasten die jij maximaal bereid bent te betalen voor je volgende woonruimte? Het gaat om het totale bedrag, dus de kale huur/hypotheek inclusief gas, water, elektriciteit en servicekosten (bijvoorbeeld kosten voor schoonmaak, internet, glasverzekering, tuinonderhoud). Uitleg servicekosten met link naar pop-up q € …………………… q Weet niet / geen mening
95
37. Zou je als student de volgende woonruimte accepteren als deze de komende drie maanden wordt aangeboden? 37c.
Containerwoning: Woonvorm: Zelfstandige woonruimte met eigen toilet, douche en keuken in een tijdelijk complex (maximaal 5 jaar) Woonlasten: € 300,- inclusief Oppervlakte: 24 m2 Locatie: Buiten het centrum en de directe omgeving link naar kaart q Ja >ga naar vraag 36e q Nee
37d.
Wat is de belangrijkste reden van weigering? q Container q Zelfstandig q Woonlasten q Grootte q Locatie
36e.
Studentencomplex met meer dan 50 eenheden: Woonvorm: Onzelfstandige woonruimte. Toilet, douche en keuken worden gedeeld Woonlasten: € 220,- inclusief Oppervlakte: 12 m2 Locatie: centrum link naar kaart Aantal afdelings-/huisgenoten: meer dan 10 q Ja >ga naar vraag 36g q Nee
96
37f.
Wat is de reden van weigering? q Grootschaligheid complex q Onzelfstandig q Woonlasten q Grootte kamer q Locatie q Aantal afdelings-/huisgenoten
37g.
Studentencomplex met meer dan 50 eenheden: Woonvorm: Onzelfstandige woonruimte met eigen douche en toilet, de keuken wordt gedeeld. Woonlasten: € 240,- inclusief Oppervlakte: 17 m2 Locatie: niet in het centrum en niet in stadsdelen grenzend aan het centrum. Wel in overige stadsdelen en in A’dam Noord, Diemen of Amstelveen link naar kaart Aantal afdelings-/huisgenoten:maximaal 10 q Ja >ga naar vraag 36i q Nee
37h.
Wat is de reden van weigering? q Grootschaligheid complex q Onzelfstandig q Woonlasten q Grootte kamer q Locatie q Aantal afdelings-/huisgenoten
37i.
Tijdelijk studentencomplex: Woonvorm: Onzelfstandige woonruimte in prefabwoning. Toilet, douche en keuken worden gedeeld. In tijdelijk complex (maximaal 5 jaar) Woonlasten: € 225,- inclusief Oppervlakte: 10 m2 Locatie: in stadsdelen grenzend aan het centrum (Westerpark, Oud West, Oud-Zuid, Oost-Watergraafsmeer en Zeeburg) link naar kaart Aantal afdelings-/huisgenoten:3 q Ja >ga naar vraag 36k q Nee
97
37j.
Wat is de reden van weigering? q Type prefabwoning q Onzelfstandig q Woonlasten q Grootte kamer q Locatie q Aantal afdelings-/huisgenoten
37k.
Studentencomplex met minder dan 50 eenheden: Woonvorm: Onzelfstandige woonruimte. Douche, toilet en keuken worden gedeeld Woonlasten: € 250,- inclusief Oppervlakte: 18m2 Locatie: in stadsdelen grenzend aan het centrum (Westerpark, Oud West, Oud-Zuid, Oost-Watergraafsmeer en Zeeburg) link naar kaart Aantal afdelings-/huisgenoten:maximaal 6 q Ja >ga naar vraag 36m q Nee
37l.
Wat is de reden van weigering? q Kleinschaligheid complex q Onzelfstandig q Woonlasten q Grootte kamer q Locatie q Aantal afdelings-/huisgenoten
37m.
Zelfstandige woning in studentencomplex (met meer dan 50 eenheden) Woonvorm: Zelfstandige woonruimte met eigen toilet, douche en keuken Woonlasten: € 300,- inclusief Oppervlakte: 30 m2 (2 kamers) Locatie: Buiten het centrum link naar kaart q Ja >ga naar vraag 36o q Nee
98
37n.
Wat is de reden van weigering? q Grootschaligheid complex q Zelfstandig q Woonlasten q Grootte q Locatie
37o.
Zelfstandige woonruimte in renovatie-/slooppand: Woonvorm: Zelfstandige woonruimte met eigen toilet, douche en keuken. Geschikt om met twee personen te wonen. Huurcontract: tijdelijk (minimaal een halfjaar en maximaal 3 jaar) Woonlasten: € 500 inclusief Oppervlakte: 60 m2 (3 kamers) Locatie: Buiten het centrum link naar kaart q Ja >ga naar vraag 38 q Nee
37p.
Wat is de reden van weigering? q Renovatie-/slooppand q Zelfstandig q Tijdelijk huurcontract q Woonlasten q Grootte q Locatie
99
38. Geef, doormiddel van het verdelen van 10 punten, van onderstaande aspecten aan in welke mate zij een rol spelen in je keuze voor je volgende woonruimte? Je mag zelf bepalen aan hoeveel aspecten je punten toekent. Eerste vijf rouleren. Woonaspect Bereikbaarheid van het centrum Bereikbaarheid van de onderwijsinstelling Prijs
Punten
Faciliteiten (keuken, douche, toilet etc) Grootte van mijn kamer(s) Onderhoudsniveau Uitstraling woonruimte Zelfstandig/onzelfstandige woonruimte Huur/koop Voorzieningen (internet, wasmachine etc.) Voorzieningen omgeving (supermarkt, OV etc) Hoeveelheid bergruimte Aantal huisgenoten Totaal
10
39. Naar welke categorie verhuurder gaat je voorkeur uit voor je volgende woonruimte? Skip indien vraag 28 is ‘zelfstandige koopwoning’ of vraag 29 = ‘zelf gekochte woning’ of ‘woning gekocht door ouders’ q Ik heb geen voorkeur q Amsterdamse woningcorporatie q Amsterdamse of Amstelveense corporatie gespecialiseerd in studentenhuisvesting (DUWO, Intermezzo, De Key, Rochdale, Ymere) q Een woningcorporatie buiten Amsterdam q Particuliere verhuurder q Hospita / hospes q Makelaar / beheermaatschappij q Studentenvereniging / dispuut q Weet ik niet q Anders, namelijk ……………………………………………………………………………………………… 40. Met hoeveel mensen zou je maximaal in een huis / afdeling willen wonen? Vul het aantal in. Indien je met niemand wilt samenwonen vul dan een 0 in. Skip indien vraag 28 is ‘zelfstandige huur- of koopwoning’ q Ik wil niet méér dan………………………huisgenoten q Geen voorkeur 41. Geef hieronder aan of je voorzieningen met anderen dan je eventuele partner zou willen delen. Zo ja, geef aan met hoeveel bewoners je deze voorziening maximaal zou willen delen. Bijvoorbeeld: 2 toiletten voor een afdeling van 10 personen is 1 toilet per 5 personen. Skip indien vraag 40 = 0 of skip indien vraag 28 is ‘zelfstandige huur- of koopwoning’. Elke subvraag apart naar voren laten komen. Dus niet allemaal tegelijk op het scherm maar één voor één. 41.a. Gemeenschappelijke woonkamer/woonkeuken? q Ja, 1 per maximaal …………………… personen q Maakt niet uit met hoeveel q Ik wil geen gemeenschappelijke woonruimte/woonkeuken
100
41.b.
Keuken? q Nee, ik wil een eigen keuken q Ja, 1 per maximaal …………………… personen q Maakt niet uit met hoeveel
41.c.
Douche / badkamer? q Nee, ik wil een eigen douche q Ja, 1 per maximaal …………………… personen q Maakt niet uit met hoeveel
41.d.
Toilet? q Nee, ik wil een eigen toilet q Ja, 1 per maximaal …………………… personen q Maakt niet uit met hoeveel
41.e.
Wastafel? q Nee, ik wil een eigen wastafel q Ja, 1 per maximaal …………………… personen q Maakt niet uit met hoeveel
41.f.
Buitenruimte (tuin, balkon, dakterras) delen? q Nee, ik wil eigen buitenruimte q Ja, 1 per maximaal …………………… personen q Maakt niet uit met hoeveel q Ik wil geen buitenruimte
42. Welke voorzieningen wil je bij je volgende woonruimte hebben? Meerdere antwoorden mogelijk, rouleren q Kabeltelevisie q Telefoonaansluiting q Wasmachine/droger q Breedband internet q Fietsenstalling q Voldoende parkeergelegenheid q Oefen- / werkruimte q Anders, namelijk………………………… 43. Welke voorzieningen wil je binnen een afstand van 2 km van je volgende woonruimte hebben? Meerdere antwoorden mogelijk, rouleren q Winkels voor dagelijkse boodschappen q Overige winkels (kledingzaken, warenhuis, boekhandel e.d.) q Halte(s) voor openbaar vervoer q De onderwijsinstelling waar je studeert q Café q Restaurant q Snackbar q Wasserette q Geldautomaat q Sportmogelijkheden q Medische voorzieningen q Anders, namelijk……………………………………………
101
44. Ben je bereid om woonruimte in illegale onderhuur te accepteren? Onder illegale onderhuur wordt verstaan dat men de gehele woonruimte huurt van een hoofdhuurder die zelf niet in de woning woont, zonder dat er sprake is van een huurcontract. Uitleg onderhuur met link op definitiepagina Skip indien vraag 28 is ‘zelfstandige koopwoning’ of vraag 29 is ‘zelf gekochte woning’ of ‘woning gekocht door ouders’ q Ja q Nee q Weet ik niet 45. Ben je bereid om een tijdelijk huurcontract te accepteren voor de duur van je studie (campuscontract)? Skip indien vraag 28 is ‘zelfstandige koopwoning’ of vraag 29 is ‘zelf gekochte woning’ of ‘woning gekocht door ouders’ q Ja q Nee q Weet ik niet 46. Ben je bereid om een tijdelijk huurcontract van een ½ tot maximaal 3 jaar te accepteren (voor een sloop-, verkoop- of renovatiewoning)? Skip indien vraag 28 is ‘zelfstandige koopwoning’ of vraag 29 is ‘zelf gekochte woning’ of ‘woning gekocht door ouders’ q Ja q Nee q Weet ik niet
ACHTERGRONDKENMERKEN Tot slot volgen enkele vragen over jezelf. Uiteraard zal de door jou ingevulde informatie uiterst zorgvuldig en vertrouwelijk worden behandeld en niet aan derden worden verstrekt. 47. Wat is je geboortejaar? q 19………. 48. Geslacht? q Man q Vrouw 49. Zijn je ouders allebei in Nederland geboren? q Ja q Nee, één van mijn ouders q Nee, geen van mijn ouders q Weet ik niet 50. Aan q q q q q q q q q
welke HBO-instelling of Universiteit studeer je? Ik ben inmiddels afgestudeerd of met de studie gestopt >ga naar vraag 55 Universiteit van Amsterdam Vrije Universiteit Hogeschool van Amsterdam Hogeschool voor Economische Studies INHOLLAND Diemen Rietveld Academie Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten Een andere onderwijsinstelling, namelijk……………………………
102
51. Welke studierichting volg je? Meerdere antwoorden mogelijk q Een Alfa-opleiding (taal, cultuur enz.) q Een Bèta-opleiding (technisch, natuur enz.) q Een Gamma-opleiding (gedrag, maatschappij, economie, rechten enz.) q Een Medische opleiding (geneeskunde, tandheelkunde enz.) 52. In welk jaar ben je met je huidige studie begonnen? …………………………………………………… 53. In welk jaar ben je met je eerste studie aan een HBO of Universiteit begonnen? …………………………………………………… 54. Ben je een voltijd- of deeltijdstudent? q Voltijd q Deeltijd q Duaal 55. Uit welke inkomstenbronnen ontvang je elke maand je inkomen? Er zijn meerdere antwoorden mogelijk. Meerdere antwoorden mogelijk q Basisbeurs q Werk q Bijdrage ouders / verzorgers q Aanvullende beurs q Lening q Uitkering q Anders namelijk ………………………………………. q Weet niet / geen antwoord 56. Hoeveel heb je op dit moment gemiddeld per maand te besteden voor al je uitgaven, inclusief huur, eten, studiekosten, collegegeld, telefoon, vervoer, uitgaan enz.? Denk hierbij aan studiefinanciering, bijdrage van ouders /verzorgers, inkomsten van een (bij)baan of andere inkomsten. € …………………………………………per maand q Zeg ik liever niet 57. Ben je lid van een Amsterdamse vereniging? Meerdere antwoorden mogelijk q Nee q Ja, van een sportvereniging q Ja, van een studievereniging q Ja, van een studentenvereniging q Ja, anders namelijk ………………………………………. 58. Als je verder nog opmerkingen of suggesties hebt over dit onderzoek dan kun je ze hier kwijt: …………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………… 59. Indien je kans wilt maken op een 'Apple i-Pod', vul dan hier het e-mailadres in waarop je de aankondigingsmail voor dit onderzoek hebt ontvangen ……………………………………………………………………………………………………………….. Dit is het eind van de vragenlijst. Bedankt voor je medewerking!
103
104
Bijlage 4 1.
2.
Vragenlijst straatenquête Studie Beurs
Wil je na je middelbare school gaan studeren aan een HBO of Universiteit? 1. q Ja 2. q Nee (einde vragenlijst) Wat heb je inmiddels gedaan om jezelf te informeren over een mogelijke vervolgstudie en studiestad? (meerdere antwoorden mogelijk) 1.
q
Ik heb de Studie Beurs bezocht
2.
q
Ik heb op internet gezocht
3.
q
Ik heb folders bekeken van verschillende HBO’s en Universiteiten
4.
q
Ik heb er met de decaan van mijn school over gesproken
5.
q
Ik heb open dagen van verschillende
6.
q
HBO’s of Universiteiten bezocht Ik heb gebeld of geëmaild met HBO’s of
4.
q
Breda
5.
q
Delft
6. 7.
q q
Den Haag Enschede
8.
q
Eindhoven
9. q 10. q
Groningen Haarlem
11. q 12. q
Leeuwarden Leiden
13. q
Maastricht
14. q 15. q
Nijmegen Rotterdam
16. q
Tilburg
17. q 18. q
Utrecht Wageningen
19. q 20. q
Zwolle Andere studiestad, namelijk ……………………
21. q
…………………………………………………………………
22. q
…………………………………………………………………
Universiteiten
7. q
6.
Ik heb meeloopdagen van verschillende HBO’s of Univers iteiten bezocht
8. q 9. q 10. q
Ik heb gesproken met bekenden die stu-
1.
q
Weet ik nog niet
deren
2. 3.
q q
Amsterdam Arnhem
4. 5.
q q
Breda Delft
Ik heb het tijdschrift TKMST gelezen Op een andere manier, namelijk ………………………………………………………………… …………………………………………………………………
3.
6.
q
Den Haag
………………………………………………………………… …………………………………………………………………
7. 8.
q q
Enschede Eindhoven
…………………………………………………………………
9.
q
Groningen
………………………………………………………………… …………………………………………………………………
10. q 11. q
Haarlem Leeuwarden
12. q 13. q
Leiden Maastricht
14. q
Nijmegen
15. q 16. q
Rotterdam Tilburg
17. q
Utrecht
18. q 19. q
Wageningen Zwolle
20. q
Andere studiestad, namelijk …………………… …………………………………………………………………
Wat wil je gaan studeren? …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………
4.
7.
Waarom gaat je voorkeur uit naar die studie? …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………
5.
Welke van de genoemde steden heeft je voorkeur?
Welke studiesteden overweeg je? (Drie antwoorden zijn mogelijk) 1.
q
Weet ik nog niet
2. 3.
q q
Amsterdam Arnhem
Waarom heeft deze stad je voorkeur? (maximaal drie antwoorden) 1.
q
In deze stad kan ik de studie van mijn keuze volgen
2.
q
Vanwege de kwaliteit van het onderwijs -
3.
q
programma in deze stad Het is een gezellige stad
4.
q
Het studentenleven in deze stad spreekt me aan
5.
q
De stad is niet te groot
6. 7.
q q
Ik ken in deze stad veel mensen Hier kent niemand mij
8.
q
In deze stad is het makkelijk om aan woonruimte te komen
9.
q
Woonruimte is in deze stad goed betaal -
10. q
105
baar Deze stad ligt dicht bij mijn woonplaats
11. q 12. q
11. Geef de volgende studentensteden een rapportcijfer voor de situatie op de kamer/woonruimtemarkt.
Deze stad ligt ver van mijn woonplaats Deze stad is goed bereikbaar
13. q Anders, namelijk …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………
Volgende vraag alleen stellen indien op vraag 5 en 6 Amsterdam NIET is genoemd. 8.
Waarom heb je Amsterdam niet als studiestad overwogen? (maximaal drie antwoorden) 1. 2.
q q
Ik ken Amsterdam niet goed genoeg Amsterdam is mij te bekend
3.
q
In Amsterdam kan ik niet de studie van
4.
q
mijn keuze volgen Vanwege de kwaliteit van de onderwijsin-
q q
Amsterdam is geen gezellige stad Amsterdam is een te grote stad
7.
q
Het studentenleven in Amsterdam spreekt mij niet aan
8.
q
Ik ken niet veel mensen in Amsterdam
9.
q
In Amsterdam is het moeilijk om aan woonruimte te komen
10. q 11. q
Delft
……………
of q weet ik niet
2.
Enschede
……………
of q weet ik niet
3.
Amsterdam
……………
of q weet ik niet
4.
Groningen
……………
of q weet ik niet
5.
Rotterdam
……………
of q weet ik niet
6.
Utrecht
……………
of q weet ik niet
12. Je hebt Amsterdam het cijfer ?? gegeven wat de situatie op de kamer/woonruimte markt betreft. Waarop heb je dit negatieve/neutrale/positieve beeld gebaseerd?
stelling in Amsterdam 5. 6.
1.
1.
q Gelezen in de media
2.
q Gehoord van vrienden/kennissen
3. 4.
q Zelf ervaren q Anders, namelijk …………………………………………………………………… …………………………………………………………………… …………………………………………………………………… ……………………………………………………………………
Volgende vraag alleen stellen indien op vraag 11 ‘zelf ervaren’ is geantwoord.
In Amsterdam is de woonruimte te duur Amsterdam ligt niet dichtbij mijn woonplaats
12. q
Amsterdam ligt te dichtbij mijn woonplaats
13. q
Amsterdam is slecht bereikbaar
13. Je hebt aangegeven dat je dit beeld zelf zo ervaren hebt. Kun je aangeven waaruit deze ervaring bestaat?
14. q Anders, namelijk ……………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………
9.
14. Wat is je leeftijd? ……………………………………… (vul in)
Geef, doormiddel van het verdelen van een budget van 100 punten, van onderstaande aspecten aan in welke mate zij een rol spelen in je keuze voor een studiestad. 1.
Aantrekkelijk studentenleven
……………
2.
Passend studieaanbod
……………
3.
Er wonen al vrienden en familie
……………
4.
Er is voldoende woonruimte
……………
5.
Woonruimte is goed betaalbaar
……………
6.
Goed bereisbare afstand tot je woonplaats
……………
Totaal
15. Wat is je geslacht? 1. q Man 2. q Vrouw 16. In welke schoolklas zit je?
100
q
Ja
2.
q
Nee
3.
q
Weet ik nog niet
q 4 HAVO
2. 3.
q 5 HAVO q 5 VWO
4.
q 6 VWO
5. 6.
q MBO q HBO
17. Kun je aangeven wat de vier cijfers van je postcode zijn?
10. Ben je van plan om tijdens je studie op kamers te gaan wonen? 1.
1.
…………………………………………………… (vul in)
106
Bijlage 5
Ongewogen frequentietabellen
1. Wat is je huidige woonsituatie? Frequency Valid
Op kamers / in onzelfstandige woonruimte
Percent
Valid Percent
Cumulative Percent
3.597
28,9
28,9
28,9
592
4,8
4,8
33,7
2.360
19,0
19,0
52,6
Zelfstandige huurwoning in een studentencomplex
228
1,8
1,8
54,4
Tijdelijke vorm van studentenhuisvesting
111
0,9
0,9
55,3
Tijdelijk in een sloop-, verkoop- of renovatiewoning
219
1,8
1,8
57,1
Anti-kraakwoning Kraakpand
220 28
1,8 0,2
1,8 0,2
58,9 59,1
4.722
37,9
37,9
97,0
345
2,8
2,8
99,8
25
0,2
0,2
100,0
12.447
100,0
100,0
Alleen/samen met partner in zelfstandige koopwoning Alleen/samen met partner in zelfstandige huurwoning
Thuis bij (één van de) ouders/verzorgers Anders geen antwoord Total 2. Wat is de belangrijkste reden dat je nog thuis woont bij je ouders?
Frequency Valid
Valid Percent
Cumulative Percent
1.211
9,7
25,6
25,6
Het is goedkoop
1.166
9,4
24,7
50,3
52
0,4
1,1
51,4
Het is gemakkelijk
842
6,8
17,8
69,3
Ik wil nog niet op kamers
368
3,0
7,8
77,1
Ik woon dicht bij mijn onderwijsinstelling
459
3,7
9,7
86,8
Vanwege sociale contacten
254
2,0
5,4
92,2
Anders geen antwoord
341 29
2,7 0,2
7,2 0,6
99,4 100,0
Total
4.722
37,9
100,0
System
7.725
62,1
12.447
100,0
Het is ruim
Missing
Percent
Ik heb nog geen andere woonruimte kunnen vinden
Total 3. In wat voor soort kamer woon je?
Frequency Valid
Valid Percent
Cumulative Percent
809 245
6,5 2,0
22,5 6,8
22,5 29,3
In een studentenhuis, dispuutshuis of coöptatiepand
869
7,0
24,2
53,5
Bij een hospita / hospes
464
3,7
12,9
66,4
Bij familie of kennissen
229
1,8
6,4
72,7
In een huis gekocht door ouders met andere studenten
310
2,5
8,6
81,3
23
0,2
0,6
82,0
550
4,4
15,3
97,3
98
0,8
2,7
100,0
3.597 8.850
28,9 71,1
100,0
12.447
100,0
In een zelf gekochte woning met andere studenten Anders geen antwoord Missing
Percent
In een grootschalig studentencomplex (meer dan 50 kamers) In een kleinschalig studentencomplex (tot 50 kamers)
Total System
Total 4. Hoeveel kamers heb je tot je beschikking?
Frequency Valid
Valid Percent
Cumulative Percent
9
0,1
0,1
0,1
1
4.727
38,0
61,2
61,3
2 3
1.855 702
14,9 5,6
24,0 9,1
85,3 94,4
4
289
2,3
3,7
98,1
5
88
0,7
1,1
99,3
6
17
0,1
0,2
99,5
meer dan 6
25
0,2
0,3
99,8
999
13
0,1
0,2
100,0
7.725
62,1
100,0
4.722 12.447
37,9 100,0
Total Missing Total
Percent
0
System
107 Laagland’advies
5. Wat is de oppervlakte van je kamer(s)? Frequency Valid
<10
m2
Valid Percent
Cumulative Percent
3,4
5,5
5,5
10-15m2
1.757
14,1
23,0
28,4
15-20m2
1.119
9,0
14,6
43,1
20-25m2
1.083
8,7
14,2
57,3
25-30m2
602
4,8
7,9
65,1
30m of meer
2.666
21,4
34,9
100,0
Total System
7.645 4.802
61,4 38,6
100,0
12.447
100,0
2
Missing
Percent
418
Total 6. Hoeveel huisgenoten heb je?
Frequency Valid
Valid Percent
Cumulative Percent
1.870
15,0
43,9
43,9
3-4
977
7,8
22,9
66,8
5-10 11-15
713 538
5,7 4,3
16,7 12,6
83,6 96,2
16-20
100
0,8
2,3
98,6
61
0,5
1,4
100,0
Total
4.259
34,2
100,0
System
8.188
65,8
12.447
100,0
21 of meer Missing
Percent
1-2
Total 8. Ontvang je huursubsidie?
Frequency Valid
Valid Percent
Cumulative Percent
805
6,5
12,9
12,9
Ja, maar ik weet niet precies hoeveel
213
1,7
3,4
16,4
5.174
41,6
83,2
99,5
30
0,2
0,5
100,0
Total
6.222
50,0
100,0
System
6.225
50,0
12.447
100,0
Nee geen antwoord Missing
Percent
Ja
Total 10. Van wie huur je je woonruimte?
Frequency Valid
Particuliere verhuurder
Valid Percent
Cumulative Percent
15,6
28,6
28,6
Hospita / hospes
434
3,5
6,4
35,0
Anti-kraakorganisatie
120
1,0
1,8
36,8
Makelaar
483
3,9
7,1
43,9
74
0,6
1,1
44,9
Andere huurder/onderhuur AWV
689 50
5,5 0,4
10,1 0,7
55,1 55,8
DUWO Amsterdam
150
1,2
2,2
58,0
Intermezzo
376
3,0
5,5
63,5
De Key
658
5,3
9,7
73,2
93
0,7
1,4
74,6
Ymere
171
1,4
2,5
77,1
Een andere Amsterdamse woningcorporatie
461
3,7
6,8
83,9
Een woningcorporatie buiten Amsterdam Bank/beleggingsmaatschappij
432 17
3,5 0,1
6,4 0,3
90,2 90,5 91,5
Studentenvereniging/dispuut
Rochdale
Weet ik niet
66
0,5
1,0
533
4,3
7,8
99,3
48
0,4
0,7
100,0
Total
6.800
54,6
100,0
System
5.647
45,4
12.447
100,0
Anders geen antwoord Missing
Percent
1.945
Total
108 Laagland’advies
11. Welk type huurcontract heb je? Frequency Valid
Geen huurcontract
Valid Percent
Cumulative Percent
11,2
19,6
19,6
Een tijdelijk huurcontract voor minder dan een jaar
502
4,0
7,0
26,6
Een tijdelijk huurcontract voor meer dan een jaar
926
7,4
13,0
39,6
321 3.496
2,6 28,1
4,5 49,0
44,1 93,1
Een contract voor onderhuur Een huurcontract voor onbepaalde tijd Een contract voor huisbewaarderschap
98
0,8
1,4
94,5
Een gebruikerscontract
124
1,0
1,7
96,2
Weet ik niet
262
2,1
3,7
99,9
7
0,1
0,1
100,0
Total
7.133
57,3
100,0
System
5.314
42,7
12.447
100,0
geen antwoord Missing
Percent
1.397
Total 12. Kun je aangegeven wat voor soort tijdelijk huurcontract je hebt?
Frequency Valid
Valid Percent
Cumulative Percent
473
3,8
33,1
33,1
Tijdelijk huurcontract voor sloop-, verkoop- of renovatiewon
334
2,7
23,4
56,5
Tijdelijk huurcontract voor een cabin/prefab/containerwoning
35
0,3
2,5
59,0
Anders
368
3,0
25,8
84,7
Weet ik niet geen antwoord
188 30
1,5 0,2
13,2 2,1
97,9 100,0
100,0
Total Missing
Percent
Tijdelijk huurcontract gekoppeld aan de duur van mijn studie
System
Total
1.428
11,5
11.019
88,5
12.447
100,0
13. Heb je een waarborg moeten betalen voor je woonruimte? Frequency Valid
Valid Percent
Cumulative Percent
1.482 501
11,9 4,0
33,2 11,2
Weet ik niet
2.259
18,1
50,6
95,0
221
1,8
5,0
100,0
Total
4.463
35,9
100,0
System
7.984
64,1
12.447
100,0
geen antwoord Missing
Percent
Ja Nee
Total
33,2 44,4
14. Heb je een waarborg moeten betalen voor je woonruimte? Frequency Valid
Valid Percent
Cumulative Percent
246
2,0
5,5
5,5
Nee
388
3,1
8,7
14,2
3.770
30,3
84,5
98,7
59
0,5
1,3
100,0
Total
4.463
35,9
100,0
System
7.984
64,1
12.447
100,0
Weet ik niet geen antwoord Missing
Percent
Ja
Total 15a. Gemeenschappelijke woonkamer/woonkeuken delen?
Frequency Valid
Valid Percent
Cumulative Percent
1.734
13,9
36,3
Ja
2.848
22,9
59,7
96,0
191
1,5
4,0
100,0
Total
4.773
38,3
100,0
System
7.674
61,7
12.447
100,0
geen antwoord Missing
Percent
Nee, er is geen gemeenschappelijke woonkamer/woonkeuken
Total
109 Laagland’advies
36,3
15b. Keuken delen? Frequency Valid
Nee, ik heb een eigen keuken
Valid Percent
Cumulative Percent
6,1
15,9
15,9
63
0,5
1,3
17,2
3.650
29,3
76,5
93,7
301
2,4
6,3
100,0
Total
4.773
38,3
100,0
System
7.674
61,7
12.447
100,0
Nee, er is geen keuken Ja geen antwoord Missing
Percent
759
Total 15c. Douche/badkamer delen?
Frequency Valid
Nee, ik heb een eigen douche/badkamer Nee, er is geen douche/badkamer Ja geen antwoord
Missing
Total System
Total
Percent
Valid Percent
Cumulative Percent
1.230
9,9
25,8
25,8
46
0,4
1,0
26,7
3.162
25,4
66,2
93,0
335
2,7
7,0
100,0
4.773 7.674
38,3 61,7
100,0
12.447
100,0
15d. Toilet delen? Frequency Valid
Nee, ik heb een eigen toilet
Valid Percent
Cumulative Percent
10,5
27,3
27,3
11
0,1
0,2
27,5
Ja
3.054
24,5
64,0
91,5
geen antwoord Total
406 4.773
3,3 38,3
8,5 100,0
100,0
Nee, er is geen toilet
Missing
Percent
1.302
System
Total
7.674
61,7
12.447
100,0
15e. Wastafel delen? Frequency Valid
Valid Percent
Cumulative Percent
1.993
16,0
41,8
41,8
Nee, er is geen wastafel Ja
385 2.098
3,1 16,9
8,1 44,0
49,8 93,8 100,0
geen antwoord Total Missing
Percent
Nee, ik heb een eigen wastafel
System
Total
297
2,4
6,2
4.773
38,3
100,0
7.674
61,7
12.447
100,0
15f. Gemeenschappelijke buitenruimte delen? Frequency Valid
Nee, ik heb een eigen buitenruimte
Valid Percent
Cumulative Percent
7,0
18,2
18,2
Nee, er is geen buitenruimte
1.395
11,2
29,2
47,4
Ja
2.274
18,3
47,6
95,1
236
1,9
4,9
100,0
Total
4.773
38,3
100,0
System
7.674
61,7
12.447
100,0
geen antwoord Missing
Percent
868
Total 16. Ben je tevreden met je huidige woonsituatie?
Frequency Valid
Valid Percent
Cumulative Percent
2.527
20,3
32,7
32,7
Ik ben tevreden
3.195
25,7
41,4
74,1
Ik ben niet tevreden en ik ben niet ontevreden
1.157
9,3
15,0
89,0
Ik ben ontevreden
617
5,0
8,0
97,0
Ik ben zeer ontevreden
199
1,6
2,6
99,6
30
0,2
0,4
100,0
7.725 4.722
62,1 37,9
100,0
12.447
100,0
Weet niet / geen antwoord Missing
Percent
Ik ben zeer tevreden
Total System
Total
110 Laagland’advies
18. Woon je in Amsterdam, Diemen of Amstelveen? Frequency Valid
Diemen Duivendrecht
Centrum
Cumulative Percent
2,1
2,1
12
0,1
0,1
2,2
5
0,0
0,0
2,3
502
4,0
4,3
6,6
1.069
8,6
9,2
15,8
Westpoort
1
0,0
0,0
15,8
Westerpark Oud-West
344 339
2,8 2,7
3,0 2,9
18,8 21,7
Zeeburg
254
2,0
2,2
23,9
Bos en Lommer
247
2,0
2,1
26,1
De Baarsjes
353
2,8
3,0
29,1
Noord
301
2,4
2,6
31,7
74
0,6
0,6
32,3
Osdorp
140
1,1
1,2
33,5
Slotervaart Zuid-Oost
167 313
1,3 2,5
1,4 2,7
35,0 37,7
Oost/Watergraafsmeer
529
4,3
4,6
42,2
Oud-Zuid
929
7,5
8,0
50,3
Zuideramstel
406
3,3
3,5
53,8
5.359
43,1
46,2
100,0
11.591
93,1
100,0
856
6,9
12.447
100,0
Geuzenveld-Slotermeer
buiten Amsterdam, Diemen of Amstelveen Total Missing
Valid Percent
2,0
Oudekerk aan de Amstel Amstelveen
Percent
247
System
Total 20. Hoe vaak ben je verhuisd sinds je in Amsterdam of Diemen studeert?
Frequency Valid
Valid Percent
Cumulative Percent
2.366
19,0
30,6
30,6
1 keer
2.172
17,4
28,1
58,7
2 keer
1.087
8,7
14,1
72,8
3 keer
794
6,4
10,3
83,1
4 keer
484
3,9
6,3
89,4
5 keer 6 keer
303 149
2,4 1,2
3,9 1,9
93,3 95,2
7 keer
95
0,8
1,2
96,4
8 keer
69
0,6
0,9
97,3
9 keer
40
0,3
0,5
97,9
10 keer
16
0,1
0,2
98,1
meer dan 10 keer
48
0,4
0,6
98,7
102
0,8
1,3
100,0
7.725 4.722
62,1 37,9
100,0
12.447
100,0
geen antwoord Missing
Percent
nog nooit
Total System
Total 21. Ben je op dit moment op zoek naar een andere kamer of woning?
Frequency Valid
Percent
Valid Percent
Cumulative Percent
Ja
4.820
38,7
38,7
Nee
7.614
61,2
61,2
99,9
13 12.447
0,1 100,0
0,1 100,0
100,0
geen antwoord Total
111 Laagland’advies
38,7
22. Ben je in de toekomst van plan te verhuizen? Frequency Valid
Valid Percent
Cumulative Percent
4.973
40,0
65,2
65,2
Misschien
1.648
13,2
21,6
86,8
Nee
505
4,1
6,6
93,4
Weet ik (nog) niet
497
4,0
6,5
99,9
4
0,0
0,1
100,0
7.627
61,3
100,0
4.820 12.447
38,7 100,0
geen antwoord Total Missing Total
Percent
Ja zeker
System
23. Hoe snel wil je verhuizen? Frequency Valid
Cumulative Percent
18,8
20,5
20,5
Over een half jaar tot 1 jaar
2.172
17,4
19,0
39,5
Over 1 tot 2 jaar
2.543
20,4
22,2
61,7
Na 2 jaar Onbekend wanneer
1.475 2.900
11,9 23,3
12,9 25,3
74,6 99,9 100,0
Total System
Total
11
0,1
0,1
11.445
91,9
100,0
1.002
8,1
12.447
100,0
24. Belangrijkste verhuisredenen Frequency Valid
Valid Percent
2.344
geen antwoord Missing
Percent
Binnen een half jaar
Ik wil groter wonen Ik wil goedkoper wonen
Percent
1.774 693
25,1 9,8
Ik wil betere faciliteiten
874
12,4
Vanwege (geluids)overlast
344
4,9
Vanwege de slechte staat van onderhoud van mijn huidige woonruimte
295
4,2
Vanwege sloop of renovatie van mijn huidige woonruimte
314
4,4
Ik heb een tijdelijk huurcontract
789
11,2
Ik wil op een andere locatie wonen Huidige woonbuurt is onaangenaam
1.886 272
26,7 3,9
Ik wil minder reistijd naar mijn onderwijsinstelling
1.963
27,8
Ik wil zelfstandig gaan wonen
3.766
53,4
41
0,6
Vanwege het verbreken van mijn relatie Vanwege mijn huisgenoten
316
4,5
1.775
25,1
In verband met werk of vervolgopleiding
531
7,5
Ik heb mijn studie beëindigd / ben afgestudeerd Anders
672 876
9,5 12,4
Ik wil niet meer bij mijn ouders wonen
Weet niet / geen antwoord Total
112 Laagland’advies
24
0,3
7.059
100,0
26. Ondernomen activiteiten Frequency Valid
Percent
Geen activiteiten ondernomen
1.443
20,4
Ingeschreven als woningzoekende bij Woningnet
2.619
37,0
Regelmatig gereageerd op aangeboden woningen op Woningnet
1.472
20,8
Ingeschreven bij StudentenWoningWeb
970
13,7
Regelmatig gereageerd op aangeboden woonruimte op StudentenWoningWeb
649
9,2
3.142 333
44,4 4,7
Instemmingen / hospiteeravonden afgelopen
313
4,4
Ingeschreven bij DUWO
318
4,5
Ingeschreven bij woningcorporaties buiten Amsterdam, Diemen of Amstelveen
736
10,4
Geïnformeerd bij de onderwijsinstellingen
354
5,0
Contact opgenomen met een kamerbemiddelingsbureau Contact opgenomen met een makelaar
635 892
9,0 12,6
Geïnformeerd bij familie, vrienden en kennissen
3.495
49,4
Intensief advertenties gelezen
1.691
23,9
577
8,2
78
1,1
Anders via internet gezocht Ingeschreven op een lijst voor een tijdelijke sloop-, verkoop- of renovatiewoning
Advertentie(s) geplaatst Kraakacties Overige activiteiten Total
422
6,0
7.070
100,0
27. Wat zijn de belangrijkste knelpunten in je zoektocht? Frequency Valid
Veel te lange wachttijden
2.709
Steeds weer instemmingen / hospiteeravonden af moeten lopen
Percent 67,4
247
6,1
Te weinig aanbod aan kamers
1.531
38,1
Te weinig aanbod aan zelfstandige woonruimte
2.031
50,5
Matige kwaliteit van de kamers
1.027
25,5
683
17,0
2.371 2.057
59,0 51,2
Te hoge sleutelgeld of waarborgsom
529
13,2
Anders
338
8,4
4.020
100,0
Matige kwaliteit van de zelfstandige woonruimte De kamers zijn vaak te duur De zelfstandige woonruimte is vaak te duur
Total 28. Naar wat voor woonsituatie wil je verhuizen?
Frequency Valid
Valid Percent
Cumulative Percent
1.324 753
10,6 6,0
18,7 10,7
18,7 29,4
Zelfstandige huurwoning
4.036
32,4
57,1
86,5
Zelfstandige huurwoning in een studentencomplex
633
5,1
9,0
95,4
Tijdelijke vorm van studentenhuisvesting
132
1,1
1,9
97,3
Terug naar (één van de) ouders/verzorgers Anders
12 162
0,1 1,3
0,2 2,3
97,5 99,7 100,0
geen antwoord Total Missing
Percent
Op kamers/onzelf standige woonruimte Zelfstandige koopwoning
System
Total
113 Laagland’advies
18
0,1
0,3
7.070
56,8
100,0
5.377
43,2
12.447
100,0
29. Naar wat voor kamer wil je verhuizen? Frequency Valid
Percent
In een grootschalig studentencomplex
294
19,8
In een kleinschalig studentencomplex
759
51,1
In een studentenhuis, dispuutshuis of coöptatiepand Bij een hospita / hospes
794 176
53,4 11,8
Bij familie of kennissen
85
5,7
Naar een huis gekocht door ouders met andere studenten
471
31,7
Naar een zelf gekochte woning met andere studenten
274
18,4
In een woongroep Anders Weet niet / geen antwoord Total
0
0,0
205
13,8
98
6,6
1.486
100,0
30. Welk van deze soorten woonruimten heeft je voorkeur? Frequency Valid
Valid Percent
Cumulative Percent
56
0,4
3,8
3,8
In een kleinschalig studentencomplex
284
2,3
19,1
22,9
In een studentenhuis, dispuutshuis of coöptatiepand
381
3,1
25,6
48,5
42
0,3
2,8
51,3
Bij familie of kennissen Naar een huis gekocht door ouders met andere studenten
18 211
0,1 1,7
1,2 14,2
52,6 66,8
Naar een zelf gekochte woning met andere studenten
106
0,9
7,1
73,9
Anders
182
1,5
12,2
86,1
Weet niet / geen antwoord
201
1,6
13,5
99,7
5
0,0
0,3
100,0
100,0
Bij een hospita / hospes
geen antwoord Total Missing
Percent
In een grootschalig studentencomplex
System
Total
1.486
11,9
10.961
88,1
12.447
100,0
31. Zoek je woonruimte in Amsterdam, Diemen of Amstelveen? Frequency Valid
Valid Percent
Cumulative Percent
5.446
43,8
77,2
Nee
1.602
12,9
22,7
99,9
10
0,1
0,1
100,0
Total
7.058
56,7
100,0
System
5.389
43,3
12.447
100,0
geen antwoord Missing
Percent
Ja
Total 32. Waar in Amsterdam, Diemen of Amstelveen wil je wonen?
Frequency
Percent
Valid Amstelveen
491
Bos en Lommer
157
2,9
3.883
71,2
385 220
7,1 4,0
60
1,1
Centrum De Baarsjes Diemen Geuzenveld-Slotermeer Noord Oost/Watergraafsmeer Osdorp
9,0
205
3,8
1.296
23,8
103
1,9
Oud-West
2.343
42,9
Oud-Zuid
3.442
63,1
114 977
2,1 17,9
Slotervaart Westerpark Westpoort
16
0,3
Zeeburg
366
6,7
Zuid-Oost
203
3,7
Zuider Amstel
700
12,8
geen antwoord Total
114 Laagland’advies
13
0,2
5.456
100,0
77,2
33. Waar in Amsterdam, Diemen of Amstelveen wil je niet wonen? Frequency
Percent
Valid Amstelveen Bos en Lommer Centrum De Baarsjes
1.744
32,0
636 160
11,7 2,9
222
4,1
Diemen
1.247
22,9
Geuzenveld-Slotermeer
1.072
19,6
Noord
1.885
34,5
Oost/Watergraafsmeer
175
3,2
2.134
39,1
Oud-West Oud-Zuid
102 97
1,9 1,8
Slotervaart
380
7,0
Westerpark
82
1,5
1.438
26,4
Osdorp
Westpoort Zeeburg Zuid-Oost Zuider Amstel geen antwoord Total
198
3,6
3.117
57,1
55
1,0
119 5.456
2,2 100,0
37a. Containerwoning Frequency Valid
Ja Nee geen antwoord Total
Missing
Percent
2.104 3.341
System
Total
16,9 26,8
Valid Percent
38,6 99,8 100,0
11
0,1
0,2
5.456
43,8
100,0
6.991
56,2
12.447
100,0
Cumulative Percent
38,6 61,2
37b. Wat is de belangrijkste reden van weigering? Frequency Valid
Missing
Container
Percent
Valid Percent
Cumulative Percent
1.096
8,8
32,8
32,8
Zelfstandig
101
0,8
3,0
35,8
Woonlasten
541
4,3
16,2
52,0
Grootte
414
3,3
12,4
64,4
Locatie geen antwoord
1.161 28
9,3 0,2
34,8 0,8
99,2 100,0
Total
3.341
26,8
100,0
System
9.106
73,2
12.447
100,0
Total
37c. Studentencomplex met meer dan 50 eenheden (gedeeld toilet, douche en keuken) Frequency Valid
Missing
Percent
Valid Percent
Cumulative Percent
Ja
1.539
12,4
28,2
Nee
3.887
31,2
71,2
99,5
geen antwoord Total
30 5.456
0,2 43,8
0,5 100,0
100,0
System
Total
115 Laagland’advies
6.991
56,2
12.447
100,0
28,2
37d. Wat is de belangrijkste reden van weigering? Frequency Valid
Grootschaligheid complex Onzelfstandig Woonlasten Grootte kamer Locatie Aantal afdelings -/huisgenoten geen antwoord
Missing
Total System
Total
Percent
Valid Percent
Cumulative Percent
332
2,7
8,5
8,5
1.641
13,2
42,2
50,8
66
0,5
1,7
52,5
945
7,6
24,3
76,8
53
0,4
1,4
78,1
839
6,7
21,6
99,7
11
0,1
0,3
100,0
3.887 8.560
31,2 68,8
100,0
12.447
100,0
37e. Studentencomplex met meer dan 50 eenheden (eigen douche en toilet / gedeelde keuken) Frequency Valid
Valid Percent
Cumulative Percent
1.022
8,2
18,7
Nee
4.403
35,4
80,7
99,4
31
0,2
0,6
100,0
Total
5.456
43,8
100,0
System
6.991
56,2
12.447
100,0
geen antwoord Missing
Percent
Ja
Total
18,7
37f. Wat is de belangrijkste reden van weigering? Frequency Valid
Grootschaligheid complex Onzelfstandig Woonlasten
Valid Percent
Cumulative Percent
1,9
5,3
5,3
1.058
8,5
24,0
29,4
86
0,7
2,0
31,3
286 2.428
2,3 19,5
6,5 55,1
37,8 93,0
298
2,4
6,8
99,7
12
0,1
0,3
100,0
Total
4.403
35,4
100,0
System
8.044
64,6
12.447
100,0
Grootte kamer Locatie Aantal afdelings -/huisgenoten geen antwoord Missing
Percent
235
Total 37g. Tijdelijk studentencomplex
Frequency Valid
Valid Percent
Cumulative Percent
1.526
12,3
28,0
Nee
3.886
31,2
71,2
99,2
44
0,4
0,8
100,0
5.456 6.991
43,8 56,2
100,0
12.447
100,0
geen antwoord Missing
Percent
Ja
Total System
Total
28,0
37h. Wat is de belangrijkste reden van weigering? Frequency Valid
Type prefabwoning Onzelfstandig Woonlasten
Valid Percent
Cumulative Percent
3,0
9,5
9,5
1.283
10,3
33,0
42,6
84
0,7
2,2
44,7
1.799
14,5
46,3
91,0
Locatie
184
1,5
4,7
95,8
Aantal afdelings -/huisgenoten
146
1,2
3,8
99,5
19
0,2
0,5
100,0
3.886 8.561
31,2 68,8
100,0
12.447
100,0
Grootte kamer
geen antwoord Missing
Percent
371
Total System
Total
116 Laagland’advies
37i. Studentencomplex met minder dan 50 eenheden Frequency Valid
Valid Percent
Cumulative Percent
2.563
20,6
47,0
Nee
2.831
22,7
51,9
98,9
62
0,5
1,1
100,0
5.456 6.991
43,8 56,2
100,0
12.447
100,0
geen antwoord Missing
Percent
Ja
Total System
Total
47,0
37j. Wat is de belangrijkste reden van weigering? Frequency Valid
Kleinschaligheid complex
Valid Percent
Cumulative Percent
0,3
1,5
1,5
1.822
14,6
64,4
65,9
Woonlasten
126
1,0
4,5
70,3
Grootte kamer
274
2,2
9,7
80,0
Locatie
177
1,4
6,3
86,3
Aantal afdelings-/huisgenoten
368
3,0
13,0
99,3
21
0,2
0,7
100,0
2.831 9.616
22,7 77,3
100,0
12.447
100,0
Onzelfstandig
geen antwoord Missing
Percent
43
Total System
Total 37k. Zelfstandige woning in studentencomplex
Frequency Valid
Valid Percent
Cumulative Percent
3.471
27,9
63,6
Nee
1.943
15,6
35,6
99,2
42
0,3
0,8
100,0
Total
5.456
43,8
100,0
System
6.991
56,2
12.447
100,0
geen antwoord Missing
Percent
Ja
Total
63,6
37l. Wat is de belangrijkste reden van weigering? Frequency Valid
Grootschaligheid complex
Valid Percent
Cumulative Percent
2,1
13,5
13,5
Zelfstandig
62
0,5
3,2
16,7
Woonlasten
448
3,6
23,1
39,7
Grootte Locatie
201 951
1,6 7,6
10,3 48,9
50,1 99,0 100,0
geen antwoord Total Missing
Percent
262
System
Total
19
0,2
1,0
1.943
15,6
100,0
10.504
84,4
12.447
100,0
37m. Zelfstandige woonruimte in renovatie-/slooppand Frequency Valid
Valid Percent
Cumulative Percent
2.086
16,8
38,2
Nee
3.320
26,7
60,9
99,1
50
0,4
0,9
100,0
Total
5.456
43,8
100,0
System
6.991
56,2
12.447
100,0
geen antwoord Missing
Percent
Ja
Total
117 Laagland’advies
38,2
37n. Wat is de belangrijkste reden van weigering? Frequency Valid
Renovatie-/slooppand Zelfstandig Tijdelijk huurcontract Woonlasten
Valid Percent
Cumulative Percent
1,6
5,8
18
0,1
0,5
5,8 6,4
766
6,2
23,1
29,4
1.884
15,1
56,7
86,2
Grootte
49
0,4
1,5
87,7
Locatie
385
3,1
11,6
99,2
25
0,2
0,8
100,0
3.320 9.127
26,7 73,3
100,0
12.447
100,0
geen antwoord Missing
Percent
193
Total System
Total
39. Naar welke categorie verhuurder gaat je voorkeur uit voor je volgende woonruimte? Frequency Valid
Valid Percent
Cumulative Percent
1.445
11,6
31,9
31,9
Amsterdamse woningcorporatie
1.415
11,4
31,2
63,1
505
4,1
11,1
74,2
33
0,3
0,7
74,9
258
2,1
5,7
80,6
14
0,1
0,3
80,9
Makelaar / beheermaatschappij
179
1,4
3,9
84,9
Studentenvereniging / dispuut Weet ik niet
56 567
0,4 4,6
1,2 12,5
86,1 98,6
55
0,4
1,2
99,8
9
0,1
0,2
100,0
Total
4.536
36,4
100,0
System
7.911
63,6
12.447
100,0
Amsterdamse of Amstelveense corporatie studentenhuisvesting Een woningcorporatie buiten Amsterdam Particuliere verhuurder Hospita / hospes
Anders geen antwoord Missing
Percent
Ik heb geen voorkeur
Total 41a. Wil je gemeenschap pelijke woonkamer/woonkeuken delen?
Frequency Valid
Valid Percent
Cumulative Percent
793
6,4
42,5
42,5
Maakt niet uit met hoeveel
175
1,4
9,4
51,8
Ik wil geen gemeenschappelijke woonkamer/woonkeuken
142
1,1
7,6
59,4
758 1.868
6,1 15,0
40,6 100,0
100,0
geen antwoord Total Missing
Percent
Ja
System
Total
10.579
85,0
12.447
100,0
41b. Wil je keuken delen? Frequency Valid
Valid Percent
Cumulative Percent
149
1,2
8,0
8,0
Ja
864
6,9
46,3
54,2
Maakt niet uit met hoeveel
119
1,0
6,4
60,6
geen antwoord
736
5,9
39,4
100,0
100,0
Total Missing
Percent
Nee, ik wil een eigen keuken
System
Total
1.868
15,0
10.579
85,0
12.447
100,0
41c. Wil je douche/badkamer delen? Frequency Valid
Valid Percent
Cum ulative Percent
387
3,1
20,7
20,7
Ja Maakt niet uit met hoeveel
708 51
5,7 0,4
37,9 2,7
58,6 61,3 100,0
geen antwoord Total Missing
Percent
Nee, ik wil een eigen badkamer/douche
System
Total
118 Laagland’advies
722
5,8
38,7
1.868
15,0
100,0
10.579
85,0
12.447
100,0
41d. Wil je toilet delen? Frequency Valid
Valid Percent
Cumulative Percent
383
3,1
20,5
20,5
Ja
676
5,4
36,2
56,7
62
0,5
3,3
60,0
747
6,0
40,0
100,0
100,0
Maakt niet uit met hoeveel geen antwoord Total Missing
Percent
Nee, ik wil een eigen toilet
System
Total
1.868
15,0
10.579
85,0
12.447
100,0
41e. Wil je wastafel delen? Frequency Valid
Valid Percent
Cumulative Percent
658
5,3
35,2
35,2
Ja
446
3,6
23,9
59,1
Maakt niet uit met hoeveel geen antwoord
91 673
0,7 5,4
4,9 36,0
64,0 100,0
100,0
Total Missing
Percent
Nee, ik wil een eigen wastafel
System
Total
1.868
15,0
10.579
85,0
12.447
100,0
41f. Wil je buitenruimte delen? Frequency Valid
Nee, ik wil een eigen buitenruimte
2,2
Ja
404
3,2
21,6
23,9
Maakt niet uit met hoeveel
716
5,8
38,3
62,2
59
0,5
3,2
65,4
647
5,2
34,6
100,0
1.868 10.579
15,0 85,0
100,0
12.447
100,0
Total System
Total 42. Welke voorzieningen wil je bij je volgende woonruimte?
Frequency Kabeltelevisie
Percent
1.043
55,8
Telefoonaansluiting
537
28,7
Wasmachine/droger
869
46,5
1.038
55,6
Fietsenstalling
569
30,5
Voldoende parkeergelegenheid
103
5,5
Oefen- / werkruimte
154
8,2
32 1.868
1,7 100,0
Breedband internet
Anders Total 43. Welke voorzieningen wil je binnen 2km?
Frequency Valid
Cumulative Percent
2,2
geen antwoord
Valid
Valid Percent
0,3
Ik wil geen buitenruimte
Missing
Percent
42
Percent
Winkels voor dagelijkse boodschappen Overige winkels
1.280 317
68,5 17,0
Halte(s) voor openbaar vervoer
1.245
66,6
De onderwijsinstelling waar je studeert
295
15,8
Café
386
20,7
Restaurant
173
9,3
Snackbar
331
17,7
Wasserette
138
7,4
Geldautomaat Sportmogelijkheden
879 297
47,1 15,9
Medische voorzieningen
147
7,9
Anders Total
119 Laagland’advies
17
0,9
1.868
100,0
44. Ben je bereid om woonruimte in illegale onderhuur te accepteren? Frequency Valid
Valid Percent
Cumulative Percent
315
2,5
6,9
6,9
Nee
426
3,4
9,4
16,3
Weet ik niet
Missing
Percent
Ja
176
1,4
3,9
20,2
geen antwoord
3.619
29,1
79,8
100,0
Total
4.536
36,4
100,0
System
7.911
63,6
12.447
100,0
Total
45. Ben je bereid om een tijdelijk huurcontract te accepteren voor de duur van je studie (campuscontract)? Frequency Valid
Ja
Valid Percent
Cumulative Percent
6,0
16,6
16,6
77
0,6
1,7
18,3
Weet ik niet geen antwoord
82 3.624
0,7 29,1
1,8 79,9
20,1 100,0
Total
4.536
36,4
100,0
System
7.911
63,6
12.447
100,0
Nee
Missing
Percent
753
Total
46. Ben je bereid om een tijdelijk huurcontract van een ½ tot maximaal 3 jaar te accepteren? Frequency Valid
Missing Total
Percent
Valid Percent
Cumulative Percent
Ja
568
4,6
12,5
12,5
Nee
185
1,5
4,1
16,6
Weet ik niet
161
1,3
3,5
20,1
geen antwoord
3.622
29,1
79,9
100,0
Total
4.536
36,4
100,0
7.911 12.447
63,6 100,0
System
47. leeftijd Frequency Valid
Missing
17 jaar en jonger
Percent
Valid Percent
Cumulative Percent
228
1,8
1,9
1,9
18 jaar
1.059
8,5
8,9
10,8
19 jaar
1.576
12,7
13,2
24,0
20 jaar 21 jaar
1.712 1.620
13,8 13,0
14,4 13,6
38,4 51,9
22 jaar
1.546
12,4
13,0
64,9
23 jaar
1.412
11,3
11,8
76,8
24 jaar
1.179
9,5
9,9
86,6
25 jaar
775
6,2
6,5
93,1
26 jaar
513
4,1
4,3
97,4
27 jaar en ouder
305
2,5
2,6
100,0
11.925 522
95,8 4,2
100,0
12.447
100,0
Total System
Total 48. Geslacht?
Frequency Valid
Percent
Valid Percent
Cumulative Percent
Man
5.153
41,4
41,4
Vrouw
7.270
58,4
58,4
99,8
24
0,2
0,2
100,0
12.447
100,0
100,0
geen antwoord Total
120 Laagland’advies
41,4
49. Zijn je ouders allebei in Nederland geboren? Frequency Valid
Percent
Valid Percent
Cumulative Percent
Ja
9.579
77,0
77,0
77,0
Nee, één van mijn ouders
1.355
10,9
10,9
87,8
Nee, geen van mijn ouders
1.487
11,9
11,9
99,8
14 12
0,1 0,1
0,1 0,1
99,9 100,0
12.447
100,0
100,0
Weet ik niet geen antwoord Total 50. Aan welke HBO-instelling of Universiteit studeer je?
Frequency Valid
Ik ben inmiddels afgestudeerd of met de studie gestopt
Percent
Valid Percent
Cumulative Percent
2
0,0
0,0
0,0
Universiteit van Amsterdam
6.529
52,5
52,5
52,5
Vrije Universiteit
1.652
13,3
13,3
65,7
Hogeschool van Amsterdam
2.162
17,4
17,4
83,1
Hogeschool voor Economisc he Studies
634
5,1
5,1
88,2
INHOLLAND Diemen
843
6,8
6,8
95,0
Rietveld Academie
146
1,2
1,2
96,2
Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten Een andere onderwijsinstelling
361 100
2,9 0,8
2,9 0,8
99,1 99,9 100,0
geen antwoord Total
18
0,1
0,1
12.447
100,0
100,0
51. Welke studierichting volg je? Frequency $v51
Percent
Een Alfa-opleiding
3.158
25,4
Een Bèta-opleiding Een Gamma-opleiding
1.953 6.696
15,7 53,8
Een Medische opleiding Total
1.399
11,2
12.447
100,0
52. studiejaar Frequency Valid
Percent
Cumulative Percent
3.881
31,2
31,2
31,2
2e jaars
2.507
20,1
20,1
51,3
3e jaars
1.979
15,9
15,9
67,2
4e jaars
1.716
13,8
13,8
81,0
5e jaars
1.148
9,2
9,2
90,2
6e jaars en hoger
1.216
9,8
9,8
100,0
12.447
100,0
100,0
Total 55. Inkomstenbronnen
Frequency Valid
Valid Percent
1e jaars
Percent
Basisbeurs
8.940
71,8
Werk
9.358
75,2
Bijdrage ouders / verzorgers
6.787
54,5
Aanvullende beurs
2.545
20,4
Lening Uitkering
3.682 100
29,6 0,8
607
4,9
Anders Weet niet / geen antwoord Total
121 Laagland’advies
57
0,5
12.447
100,0
56. Ben je lid van een Amsterdamse vereniging? Frequency Valid
Percent
Nee
7.142
57,4
Ja, van een sportvereniging
1.827
14,7
Ja, van een studievereniging
2.824
22,7
Ja, van een studentenvereniging
1.545
12,4
Ja, anders Total
122 Laagland’advies
319
2,6
12.447
100,0
Bijlage 6
Wegingstabellen
POPULATIEBESTAND (bron: IB-groep CRIHO) UvA
man
vrouw
VU
totaal man
vrouw
HvA
totaal man
vrouw
HES
totaal man
vrouw
INHOLLAND Diemen
totaal man
vrouw
Rietveld Academie
totaal man
vrouw
AHK
totaal man
vrouw
totaal
t/m 19 jaar 20 jaar 21 jaar 22 jaar 23 jaar en ouder t/m 19 jaar 20 jaar 21 jaar 22 jaar 23 jaar en ouder t/m 19 jaar 20 jaar 21 jaar 22 jaar 23 jaar en ouder t/m 19 jaar 20 jaar 21 jaar 22 jaar 23 jaar en ouder t/m 19 jaar 20 jaar 21 jaar 22 jaar 23 jaar en ouder t/m 19 jaar 20 jaar 21 jaar 22 jaar 23 jaar en ouder t/m 19 jaar 20 jaar 21 jaar 22 jaar 23 jaar en ouder t/m 19 jaar 20 jaar 21 jaar 22 jaar 23 jaar en ouder t/m 19 jaar 20 jaar 21 jaar 22 jaar 23 jaar en ouder t/m 19 jaar 20 jaar 21 jaar 22 jaar 23 jaar en ouder t/m 19 jaar 20 jaar 21 jaar 22 jaar 23 jaar en ouder t/m 19 jaar 20 jaar 21 jaar 22 jaar 23 jaar en ouder t/m 19 jaar 20 jaar 21 jaar 22 jaar 23 jaar en ouder t/m 19 jaar 20 jaar 21 jaar 22 jaar 23 jaar en ouder
thuiswonend 726 383 345 325 771 795 378 271 245 486 4725 761 424 360 355 865 844 414 325 282 566 5196 1656 815 808 663 909 1613 665 546 306 342 8323 601 210 213 170 283 286 106 83 50 83 2085 484 335 300 281 487 901 471 384 262 301 4206 4 4 2 3 10 8 1 1 4 9 46 47 17 19 20 60 118 44 23 22 26 396
123 Laagland’advies
uitwonend 367 415 500 704 2761 793 759 877 1041 3476 11693 271 323 379 437 1785 510 535 585 680 2579 8084 291 311 411 444 1503 549 534 675 689 1422 6829 91 98 132 138 414 74 82 92 107 239 1467 95 144 209 258 852 197 246 349 369 972 3691 3 8 9 10 112 16 14 29 26 144 371 36 37 42 52 285 72 77 82 94 335 1112
totaal 1093 798 845 1029 3532 1588 1137 1148 1286 3962 16418 1032 747 739 792 2650 1354 949 910 962 3145 13280 1947 1126 1219 1107 2412 2162 1199 1221 995 1764 15152 692 308 345 308 697 360 188 175 157 322 3552 579 479 509 539 1339 1098 717 733 631 1273 7897 7 12 11 13 122 24 15 30 30 153 417 83 54 61 72 345 190 121 105 116 361 1508
ENQUETEBESTAND UvA
man
vrouw
VU
totaal man
vrouw
HvA
totaal man
vrouw
HES
totaal man
vrouw
INHOLLAND Diemen
totaal man
vrouw
Rietveld Academie
totaal man
vrouw
AHK
totaal man
vrouw
totaal
t/m 19 jaar 20 jaar 21 jaar 22 jaar 23 jaar en ouder t/m 19 jaar 20 jaar 21 jaar 22 jaar 23 jaar en ouder t/m 19 jaar 20 jaar 21 jaar 22 jaar 23 jaar en ouder t/m 19 jaar 20 jaar 21 jaar 22 jaar 23 jaar en ouder t/m 19 jaar 20 jaar 21 jaar 22 jaar 23 jaar en ouder t/m 19 jaar 20 jaar 21 jaar 22 jaar 23 jaar en ouder t/m 19 jaar 20 jaar 21 jaar 22 jaar 23 jaar en ouder t/m 19 jaar 20 jaar 21 jaar 22 jaar 23 jaar en ouder t/m 19 jaar 20 jaar 21 jaar 22 jaar 23 jaar en ouder t/m 19 jaar 20 jaar 21 jaar 22 jaar 23 jaar en ouder t/m 19 jaar 20 jaar 21 jaar 22 jaar 23 jaar en ouder t/m 19 jaar 20 jaar 21 jaar 22 jaar 23 jaar en ouder t/m 19 jaar 20 jaar 21 jaar 22 jaar 23 jaar en ouder t/m 19 jaar 20 jaar 21 jaar 22 jaar 23 jaar en ouder
thuiswonend 268 126 95 102 156 381 168 121 99 138 1654 65 41 31 20 46 188 78 51 31 60 611 258 132 120 87 91 355 138 92 45 29 1347 100 40 31 26 33 103 23 23 8 16 403 64 43 34 25 30 145 75 54 30 33 533 0 0 0 1 0 3 1 0 1 21 27 10 5 6 4 30 28 7 3 3 9 105
124 Laagland’advies
uitwonend 142 168 182 220 1188 349 309 351 417 1495 4821 37 46 35 44 173 96 92 89 101 311 1024 41 39 70 42 179 109 65 72 68 120 805 8 10 22 19 47 13 18 24 22 43 226 2 12 14 27 60 22 29 35 30 71 302 2 1 0 1 43 9 5 4 6 45 116 11 8 9 12 50 14 19 22 32 73 250
totaal 410 294 277 322 1344 730 477 472 516 1633 6475 102 87 66 64 219 284 170 140 132 371 1635 299 171 190 129 270 464 203 164 113 149 2152 108 50 53 45 80 116 41 47 30 59 629 66 55 48 52 90 167 104 89 60 104 835 2 1 0 2 43 12 6 4 7 66 143 21 13 15 16 80 42 26 25 35 82 355