Faculteit der Letteren en Wijsbegeerte Studiegebied Kunstwetenschappen en Archeologie Promotor: Prof. Inge Bertels Ingrid Vanhaevre
VAN VOLKSBIBLIOTHEEK NAAR OPENBARE BIBLIOTHEEK Een architectuurhistorisch onderzoek naar de evolutie van Antwerpse openbare bibliotheken in de periode tussen 1862 en 1978 1. Onderzoek
Proeve ingediend voor het behalen van de graad van Master in de Kunstwetenschappen en Archeologie
Academiejaar 2011-2012
FROM POPULAR LIBRARY TO PUBLIC LIBARY An architectural-historical study on Antwerp public libraries in the period between 1862 and 1978
Ik verklaar plechtig dat ik de masterproef, Van volksbibliotheek naar openbare bibliotheek. Een architectuurhistorische onderzoek naar de evolutie van Antwerpse openbare bibliotheken in de periode tussen 1862 en 1978, zelf heb geschreven. Ik ben op de hoogte van de regels i.v.m. plagiaat en heb erop toegezien om deze toe te passen in deze masterproef.
15 juli 2012
Ingrid Vanhaevre
1
Inhoudstafel 1. Onderzoek
Inhoudstafel .............................................................................................................................. 2 Samenvatting ............................................................................................................................ 4 Voorwoord ................................................................................................................................ 8 1
Inleiding ..................................................................................................................... 10 1.1
Afbakening van het onderzoeksonderwerp .......................................................................... 12
1.2
Methodologie........................................................................................................................ 16
1.3
Opbouw ................................................................................................................................ 21
2
De architectuur van openbare bibliotheken: een korte historische schets .......... 23 2.1
De origine van openbare bibliotheken .................................................................................. 23
2.2
De architecturale vormgeving van openbare bibliotheken ................................................... 36
3
Van volksbibliotheek tot openbare bibliotheek in België ...................................... 42 3.1
Volksboekerijen in de negentiende eeuw ............................................................................. 42
3.2
Een wet op openbare bibliotheken in 1921 .......................................................................... 58
4
Het fenomeen van openbare bibliotheken in Antwerpen ...................................... 88 4.1
De ontwikkeling van de openbare bibliotheken in de provincie Antwerpen ........................ 88
4.2
Ontwikkeling van een stedelijk netwerk van openbare bibliotheken in Antwerpen ............ 94
5
Casestudies: een architectuurhistorische onderzoek van zes openbare bibliotheken in de (groot)stad Antwerpen ........................................................... 111 5.1
De architectuurgeschiedenis van de centrale bibliotheek van de stad Antwerpen in de Blindestraat (1895-1925) .................................................................................................... 112
5.2
Filiaal 1 in de Brederodestraat ............................................................................................ 124
5.3
Het eerste openbare bibliotheekgebouw: Hoboken ............................................................ 130
5.4
Een openbare bibliotheek in het scholencomplex van de Luchtbal .................................... 139
5.5
Filiaal 4 in de Zurenborgwijk ............................................................................................. 146
5.6
De centrale openbare bibliotheek van Deurne .................................................................... 151
6
Algemeen besluit...................................................................................................... 161 6.1
De ontwikkeling van openbare bibliotheken in ons land.................................................... 162
6.2
De bouw en inrichting van openbare bibliotheken ............................................................. 163
6.3
Zes waardevolle bibliotheekgebouwen .............................................................................. 165
2
6.4
Reflecties over de erfgoedwaarde van het bibliothekenpatrimonium in de provincie Antwerpen .......................................................................................................................... 168
6.5
Verder onderzoek ............................................................................................................... 170
7
Lijst tabellen ............................................................................................................ 172
8
Literatuurlijst .......................................................................................................... 173
9
8.1
Afkortingen......................................................................................................................... 173
8.2
Onuitgegeven bronnen........................................................................................................ 174
8.3
Literatuur ............................................................................................................................ 186
8.4
Tentoonstellingscatalogi ..................................................................................................... 194
8.5
E-bronnen ........................................................................................................................... 196
Bijlage: oproep in het tijdschrift Meta .................................................................. 199
2. Illustraties
3
Samenvatting De architectuur van openbare bibliotheken werd in België nauwelijks bestudeerd. De meeste studies over bibliotheken vertrekken vanuit cultuurhistorisch en bibliotheekwetenschappelijk perspectief en leggen de nadruk op de analyse van de collecties, zelden op het gebouw. Vanuit de architectuurgeschiedenis is de beschikbare literatuur, in het bijzonder over de openbare bibliotheken, dan ook vrij beperkt. In onze studie willen we daarom ingaan op de openbare bibliotheekgebouwen vanuit dit architectuurhistorisch perspectief. We willen ze daarbij situeren in een bredere maatschappelijke context. Zo hebben we niet enkel oog voor de architecturale vormgeving, bouwtechnieken en gebruikte materialen maar besteden we ook aandacht aan de opdrachtgevers, de bouwheren, de geografische omgeving enz. We gaan eveneens in op het sociaal-culturele
gegeven
van
de
openbare
bibliotheken
zoals
dit
in
de
democratiseringsbeweging van de negentiende eeuw gestalte kreeg. We kozen ervoor om de bouwkundige erfgoedwaarde van een aantal openbare bibliotheken in de Antwerpse provincie te onderzoeken voor de periode tussen 1862 en 1978. Onder het fenomeen ‘openbare bibliotheek’ verstaan we een bibliotheek met een algemene collectie die toegankelijk is voor iedereen en waarvan de publieke overheid de opdrachtgever is. Het begin van onze onderzoeksperiode valt samen met een ministeriële omzendbrief die elke gemeente aanbeval om, als aanvulling op de school, een openbare bibliotheek op te richten, terwijl het einde ervan ingeluid wordt door het Vlaamse decreet op de openbare bibliotheken van 1978. Een mijlpaal hierbinnen is de wet van 1921 op de openbare bibliotheken die elke gemeente verplichtte om over een openbare bibliotheek te beschikken. Deze wet leidde tot de oprichting van honderden bibliotheken en bibliotheekjes. In een eerste deel gingen we vanuit onze literatuurstudie dieper in op de architectuur van bibliotheken in het algemeen, en van openbare bibliotheken in het bijzonder. We keken naar de oorsprong van het fenomeen en naar het samenspel van factoren die de bouw en materiële inrichting ervan beïnvloeden: er is bijvoorbeeld de vorm van de informatiedragers, het tijdsgebonden karakter, de gebruikte bouwmaterialen of bouwstijlen maar ook de locatie waar de bibliotheek wordt gebouwd en de maatschappelijke betekenis die ze heeft.
4
In een tweede deel schetsten we de ontwikkeling van openbare bibliotheken in België zoals deze zijn ontstaan vanuit de volksbibliotheken. Deze ontwikkelingsgeschiedenis begint in de tweede helft van de negentiende eeuw in het spoor van de industriële revolutie. Ze situeert zich binnen het moraliserende gedachtengoed van volksverheffing en groeit na de Tweede Wereldoorlog uit tot een instrument van cultuurspreiding. We gingen hierbij in op zowel de theoretische behandeling van openbare bibliotheken binnen het architecturale denken als op de wettelijke voorschriften voorzien door de Belgische overheid. Daarnaast ging onze aandacht naar de interpretatie en praktische toepassing van deze ideeën door verschillende maatschappelijke actoren zoals een advocaat, een architect, een bibliotheekinspecteur en een lesgever binnen de opleiding van bibliothecarissen. In een volgend deel bestudeerden we, na een schets van de historische ontwikkeling van de openbare bibliotheken in de provincie Antwerpen, zes openbare bibliotheken uit het stedelijke bibliotheeknetwerk van de huidige grootstad en spitsten ons daarbij toe op de bouwfase en/of eerste verbouwingen ervan. We kozen twee gebouwen uit de periode van vóór de wet van 1921. Het betreft de centrale volksboekerij toen ze gehuisvest was in de Blindestraat en het hulplokaal 1 in de Brederodestraat. De volgende twee bibliotheekgebouwen dateren uit het interbellum. De gemeentelijke bibliotheek van Hoboken werd in 1933 als eerste in Vlaanderen specifiek voor dat doeleinde gebouwd. Het filiaal in de wijk Luchtbal werd in 1939 eveneens hiervoor speciaal ontworpen, maar dan als onderdeel van een scholencomplex. De laatste gevalstudies dateren van na de Tweede Wereldoorlog. Het filiaal in de Zurenborgwijk stamt uit de jaren 60 en de gemeentelijke bibliotheek van Deurne werd gebouwd in de jaren 70 naar een ontwerp van Jul De Roover. Aan de grondslag van de moderne bibliotheekbouw ligt een functioneel denken waarbij de boeken, de lezers en de bibliotheektechnische dienstverlening belangrijke elementen vormen voor het bouwprogramma. In de openbare bibliotheken werd vanaf het begin een afstand ingebouwd tussen de boeken en het personeel enerzijds en de lezer anderzijds. Dat vertaalde zich letterlijk doordat tot in het interbellum een beschot met (uitleen)balie tussen beide wordt gebouwd. De gebruikers krijgen de boeken slechts te zien via een loket waar hen de boeken, gekozen uit een catalogus, overhandigd worden. Dit heeft te maken met de oorspronkelijke doelgroep, met name de arbeidende klasse, die vanuit een paternalistische visie niet rijp werd geacht om zelfstandig zijn lectuur te kiezen. Eerst tijdens het interbellum wordt het
5
openkastsysteem ingevoerd, waarbij de lezers – nu gezien als alle burgers zonder onderscheid – zich vrij tussen de boekenrekken kunnen bewegen om zelf hun boeken te kiezen. De leeszaal voor opzoekingswerk wordt in meerdere bibliotheken, afhankelijk van de beschikbare ruimte, gebruikelijk vanaf de jaren 20. Het gaat om een rustige, overvloedig verlichte ruimte die aangekleed wordt met de nodige ‘opvoedkundige’ platen en ‘huiselijk’ opgefrist wordt met planten. Mettertijd, wanneer het opvoedkundige aspect van lectuur plaats ruimt voor de democratische gedachte van cultuurparticipatie, zal de aankleding minder strak worden. Met jeugdafdelingen werd in sommige bibliotheken vanaf de Eerste Wereldoorlog geëxperimenteerd, om de ‘verwildering’ van de jeugd tegen te gaan. Het bibliotheektechnische beheer vergt steeds meer afzonderlijke ruimtes. Waar dit rond de 1900 nog een ontsmettingskamer omvatte, valt deze na de Tweede Wereldoorlog weg. Het boekbinden en het catalogiseren zullen daarentegen nog decennialang een essentieel onderdeel van het bouwprogramma uitmaken voor de zelfstandige openbare bibliotheken. Met deze studie wilden we bijdragen tot een beter begrip voor de architecturale waarde van het sociaal-culturele fenomeen van openbare bibliotheken in ons land. In de inventaris van ons erfgoed staan enkele, vooral oudere, bibliotheekgebouwen geregistreerd. Voor sommige van de door ons bestudeerde gebouwen ligt een ontwerp van beschermingsdossier voor omwille van hun erfgoedwaarde. We menen dat het fenomeen meer systematische aandacht binnen de monumentenzorg verdient. Ons inziens dreigt anders dat sommige recentere waardevolle bibliotheekgebouwen uit ons erfgoed zullen verdwijnen.
6
Abstract This research presents an architectural-historical view on public libraries in Antwerp. In the second half of the nineteenth century, popular libraries in Belgium developed into a widespread socio-cultural phenomenon. The establishment saw them as an education tool for the working class, in this new era of industrial revolution. In the twentieth century, they evolved into public libraries, with free access for all, in a spirit of democratic cultural participation. In the original building program, the users were separated from books and staff. They were only allowed in a waiting room where they must ask for books at a counter. From the twenties onwards, reading rooms were gradually introduced. Only after the second world war, readers were considered sufficiently raised to get direct access to the books. In view to protect this heritage, further research is needed, in order to safeguard our public library buildings.
Keywords: Architectural history, public libraries, Belgium, nineteenth century architecture
Architectuurgeschiedenis, openbare bibliotheken, België, negentiende-eeuwse architectuur
7
Voorwoord Deze masterproef is het orgelpunt van een boeiende opleiding Kunstwetenschappen en Archeologie aan de Vrije Universiteit Brussel. Ik wil hierbij sommige mensen speciaal danken voor hun steun bij het afleggen van dit traject als werkstudent. In de eerste plaats dank ik Prof. Balis voor zijn inspirerende rondleidingen doorheen de wereld van de kunsten. Ook Prof. Coomans ben ik ontzettend dankbaar voor de passie die hij in mij opriep voor de architectuur en hoe hij mij leerde kijken naar gebouwen. Prof. Bertels wil ik danken om mij wegwijs te maken in de monumentenzorg en haar steun bij mijn onderzoek en het geleidelijk opbouwen van deze masterproef. Maar dit werk zou ook nooit tot zijn huidige vorm uitgegroeid zijn zonder de opbouwende commentaren van Nelleke Teughels, plaatsvervangend docente tijdens het zwangerschapsverlof van Prof. Bertels. Ik wil ook in het bijzonder een aantal mensen bedanken die mij hielpen tijdens deze studie. Bruno Vermeeren, directeur van de VVBAD, wil ik speciaal bedanken voor de hulp in mijn zoektocht om inzicht te krijgen in de intrigerende bibliotheekwereld en voor de lancering van een
oproep
naar
die
wereld
in
het
tijdschrift
Meta.
We
danken
ook
de
bibliotheekmedewerkers die reageerden op deze oproep voor informatie over de bibliotheekgebouwen en in het bijzonder Rudy Balemans van de bibliotheek van Deurne, evenals Karolien Verloo van het District Hoboken, de archivaris Jaak Bormans en zijn collega’s van de heemkundige kring Hobuechen 1135. Dit onderzoek is gebaseerd op ontelbare archiefbronnen. Zo kregen we dankzij de archivaris Marc Vanhauter toegang tot de honderden inspectieverslagen in het Provinciearchief van Antwerpen (P.A.A.). Wij zijn hem hier heel erkentelijk voor. Ook het Architectuurarchief van de provincie Antwerpen (A.P.A.) en het Felixarchief van de stad (S.A.A.) waren erg belangrijke informatiebronnen. We zijn in het bijzonder Dirk Laureys en Stefaan Grieten van het Architectuurarchief dankbaar voor het meedenken in onze zoekstrategieën. Tevens willen we hier Ellen van Impe van het Vlaams Architectuur Instituut (Vai) vermelden evenals Greet Plomteux en Sibylle De Sadeleer werkzaam bij het team stedelijk oost van de dienst Onroerend Erfgoed van Antwerpen. We zijn hen ontzettend dankbaar voor hun motiverende hulp bij onze studie en de inzage in hun beschermingsdossiers.
8
Alhoewel heel wat bibliotheken anno 2012 niet langer functioneren als bibliotheek, konden we rekenen op de vriendelijke behulpzaamheid van de huidige verantwoordelijken uit allerhande kringen van het onderwijs en/of de stedelijke administratie waardoor we heel wat hedendaags fotomateriaal konden nemen. Tot slot wil ik mijn vrienden bedanken die steeds achter mij zijn blijven staan, ondanks alle moeilijkheden die ik tijdens het onderzoek tegenkwam. Ook gaan warme gedachten uit naar de verantwoordelijke en de collega-gidsen van de vereniging Korei met wie ik de passie voor architectuur steeds verder kan uitdiepen. Een heel speciale vermelding verdienen Isabel Vermote, Catherine Nolens en Nathalie Van Hoey, die een stuk van het studietraject met mij deelden. Hun vriendschap en verfrissende ideeën hebben deze studiejaren geweldig verrijkt.
Brussel, juli 2012
9
1 Inleiding Over bibliotheken verscheen heel wat wetenschappelijke literatuur. De studie van manuscripten en van de sociaal-economische en cultuurgeschiedenis legt echter veelal de nadruk op de analyse van de collecties. Ook de bredere belangstelling voor de ontsluiting van archieven en de groeiende immateriële en roerende erfgoedzorg bekijkt het fenomeen van bibliotheken vanuit die invalshoek. Vaak gebeurde het onderzoek vanuit de context en de bouwcomplexen waarbinnen de collecties werden aangelegd. Zo is onder meer heel wat studie verricht met betrekking tot specifieke tempel-, kasteel-, abdij-, universitaire en/of nationale bibliotheken. Tijdens onze literatuurstudie troffen we heel wat werken aan die bijvoorbeeld de situatie schetsen van abdij- en andere bibliotheken in Duitsland, Oostenrijk, Frankrijk, Engeland… Historische overzichtswerken zijn vooral sterk ontwikkeld in het buitenland.1 De analyse van het fenomeen
bibliotheken
is
echter
veelal
gemaakt
vanuit
cultuurhistorisch
en
bibliotheekwetenschappelijk perspectief. Naar de architectuur van bibliotheken werd eveneens wetenschappelijke studie verricht. Binnen
de
archeologie
zijn
bijvoorbeeld
verschillende
vermaarde
paleis-
en
tempelbibliotheken uit de oudheid bestudeerd. De hier in de voetnoot geciteerde historische werken behandelen zijdelings ook de bouw en de inrichting van de besproken bibliotheken. Vooral Clark’s werk van 1901 is gefocust op de architectuur van deze gebouwen tot aan het einde van de achttiende eeuw. Van recentere datum zijn voornamelijk studies die westerse monumentale bibliotheekgebouwen sinds de middeleeuwen analyseren. 1
Van de uitmuntende historische overzichtsstudies vermelden we slechts enkele voorbeelden. Voor verdere literatuur verwijzen we onder meer naar de uitgebreide bibliografieën die we erin aantroffen. CLARK John Willis, The Care of Books: an Essay on the Development of Libraries and their Fittings, from the earliest Times to the end of the eighteenth Century, Londen, Variorum Reprints, 1975. De oorspronkelijke versie van dit rijkelijk geïllustreerde werk dateert uit 1901 en de herdruk uit 1902 is als e-book volledig online beschikbaar gesteld door het Gutenborgproject: http://www.gutenberg.org/ebooks/26378. HARRIS Michael H., History of Libraries in the Western World, Metuchen (NJ)-Londen, The Scarecrow Press, 1995 (4 ed.). STAIKOS Konstantinos Sp., The great Libraries: from Antiquity to the Renaissance (3000 B.C. to A.D. 1600), New Castle (Del.)-Londen, Oak Knoll Press, 2000. STAIKOS Konstantinos Sp., The History of the Library in Western Civilization. 1. From Minos to Cleopatra. The Greek World from the Minoans’ Archival Libraries to the Universal Library of the Ptolemies, New Castle (Del.)-Londen, Oak Knoll Press, 2000. STAIKOS Konstantinos Sp., The History of the Library in Western Civilization. 2. The Roman World. From Cicero to Hadrian. The Roman World from the Beginnings of Latin Literature to the Monumental and Private Libraries of the Empire, New Castle (Del.)-Londen, Oak Knoll Press, 2003. STAIKOS Konstantinos Sp., The History of the Library in Western Civilization. 3. The Byzantine World. From Constantine the Great to Cardinal Bessarion, New Castle (Del.)-Londen, Oak Knoll Press, 2007. STAIKOS Konstantinos Sp., The History of the Library in Western Civilization. 4. From Cassiodorus to Furnival, New Castle (Del.)-Londen, Oak Knoll Press, 2010.
10
Vanuit de architectuurgeschiedenis is de voorhanden zijnde literatuur daarentegen vrij beperkt. In het standaardwerk van Pevsner History of Building Types uit 1975 is een hoofdstuk gewijd aan bibliotheken en musea.2 Ook de Belgische architect en hoogleraar Cloquet besteedt er een hoofdstuk aan in zijn Traité d’architecture uit 1901.3 Beide doen dit echter veelal puur typologisch beschrijvend. Over de architectuur van een bijzonder type van bibliotheek, met name de openbare bibliotheken is er nog minder gepubliceerd. De literatuur is eerst sinds de jaren 50 van vorige eeuw, nadat de Unesco er aandacht gaat aan besteden, toegenomen. Deze is echter heel functioneel met als doel om een praktische leidraad te bieden bij de bouw van heel concrete gebouwen. In onze studie willen we daarom hierop verder ingaan. We zullen in onze architectuurhistorische analyse de thematiek bovendien ruim benaderen: we willen immers de gebouwen situeren in een breed maatschappelijke context en hun verankering in de samenleving onder de loep nemen. Zo zullen we niet enkel oog hebben voor de architecturale vormgeving, bouwtechnieken en gebruikte materialen maar eveneens aandacht besteden aan de opdrachtgevers, de bouwheren, de geografische omgeving enz. We kunnen evenmin voorbijgaan aan het culturele gegeven van de openbare bibliotheken zoals ze in de democratiseringsbeweging van de negentiende eeuw gestalte kregen. Een bibliotheekgebouw neemt immers een welbepaalde plaats in binnen een cultuur: de sociale ideologie van een bibliotheek hangt bijvoorbeeld samen met het belang dat gehecht wordt aan lezen en schrijven in de samenleving. We zullen bestuderen welke drijvende krachten hierachter schuilen. Wanneer we in het bijzonder focussen op de architecturale vormgeving van de openbare bibliotheken zullen we tegelijkertijd de sterke beïnvloeding die uitging van onder meer sociale, economische en politieke omstandigheden in onze analyse betrekken. 2
PEVSNER Nicolaus, “Libraries” in: PEVSNER Nicolaus, A History of Building Types, Londen, Thames and Hudson, 1975, p. 91110. Ook hij stelt in zijn bibliografie dat ondanks de immense hoeveelheid literatuur over bibliotheken deze vrijwel steeds gaat over de collecties en er nauwelijks pagina’s gewijd worden aan de bibliotheekgebouwen. Idem, p. 303. 3 CLOQUET Louis, Traité d’architecture, vol. 4, Estétique, Composition et décoration, Parijs-Luik, Ch. Béranger, 1901, p. 289305. In het Duitse taalgebied geldt het Handbuch der Architectuur van het begin van de twintigste eeuw als een standaardwerk. Het gaat om een serie van werken waarvan een boekdeel van de reeks over gebouwen uit de kunstwereld, het onderwijs en de wetenschap een heel uitgebreid hoofdstuk bevat over bibliotheken en archieven. We komen er later nog op terug. KÖRTUM Albert, “Bibliotheke”, in: KÖRTUM Albert & OPFERMANS Rudolf, Handbuch der Architectur 4, Entwerfen, Anlage und Einrichtung der Gebäude 6, Gebäude für Erziehung, Wissenschaft und Kunst 4, Gebäude für Sammlungen und Ausstellungen, Stuttgart, Kroner, 1906, p. 176-210.
11
Ook de maatschappelijke waarde die gehecht wordt aan bibliotheken zal de vormgeving ervan beïnvloeden. De architecturale ontwikkeling van bibliotheken hangt immers niet enkel samen met de vorm van de informatiedragers, of is niet enkel tijdsgebonden en gelinkt aan de gebruikte bouwmaterialen of kunstperiodes maar ze is eveneens eigen aan de locatie waar de bibliotheek wordt gebouwd en de sociale betekenis die ze heeft. Hoewel het buiten het bestek van dit beperkt onderzoek valt om een typologie voor bibliotheekgebouwen op te stellen, behouden we in ons achterhoofd de vraag of er zoiets als een typologie van openbare bibliotheekgebouwen überhaupt zou kunnen onderkend worden en hoe deze eruit zou kunnen zien. We zullen hierbij onder meer ingaan op de behandeling van bibliotheekgebouwen binnen het architecturale denken. Als een aanzet voor verder typologisch onderzoek zien we het als onze opdracht op zoek te gaan naar gemeenschappelijke architecturale karakteristieken van de door ons bestudeerde openbare bibliotheekgebouwen uit de provincie Antwerpen.
1.1 Afbakening van het onderzoeksonderwerp We kozen voor ons onderzoek om de bouwkundige erfgoedwaarde van een aantal openbare bibliotheken in de Antwerpse provincie van nabij te bekijken. Het is hierbij belangrijk om goed af te bakenen wat we verstaan onder het begrip ‘openbare bibliotheken’ en waarom we juist deze regio en onze onderzoeksperiode uitkozen.
1.1.1 Openbare bibliotheken De term ‘bibliotheek’ wordt in ons taalgebruik begrepen als zowel de collectie als het gebouw. In deze paper behandelen we enkel het gebouw. Wanneer de collectie ter sprake komt, is dit omwille van de architecturale gevolgen. Bibliotheken waren als architecturale constructie doorheen de eeuwen meestal een onderdeel van een ander complex: paleizen, kastelen, abdijen, universiteiten of colleges. Het valt buiten het bestek van deze paper om de algemene geschiedenis van bibliotheken te beschrijven, maar het is belangrijk om ons onderzoeksterrein af te bakenen en te definiëren wat we hier verstaan onder een openbare bibliotheek. Zeker voor de oudste gekende bibliotheken was het onderscheid met bijvoorbeeld archieven niet steeds even eenvoudig te trekken. Voor de 12
algemene definitie van een bibliotheek sluiten we ons aan bij de werkdefinitie die Harris naar voor schuift in zijn geschiedenisoverzicht History of Libraries in the Western World.4 Hij spreekt over een ‘bibliotheek’ als een collectie van grafische materialen: 1. Die op een systematische manier wordt bewaard waardoor de collectie op een eenvoudige manier kan gebruikt worden; 2. Waarvoor zorg wordt gedragen door iemand die vertrouwd is met het bewaarsysteem; en 3. Die toegankelijk is voor, een al dan niet beperkt aantal, gebruikers. Onder deze definitie ressorteren ook de vroegste religieuze en overheidsarchieven waarin allerlei gegevens werden opgeslagen ten behoeve van het functioneren van de samenleving. Dergelijke vroege bewaarplaatsen konden overigens ontwikkeld zijn door privépersonen zoals bijvoorbeeld in het geval van de collectie van familiemanuscripten. We zullen het in ons onderzoek echter niet hebben over archieven noch over documentatiecentra, al kunnen ze soms aan elkaar gekoppeld zijn.5 We zullen ons bovendien voor deze masterproef minder concentreren op bibliotheken in de betekenis van ‘bewaarplaats’ dan wel van het ‘gebruik’ van ‘geschriften’ waarbij het gaat om opgeslagen gegevens die ook historische, literaire of informatieve bronnen omvatten en die verder reiken dan de gegevens van de oorspronkelijke eigenaar en waarvan het gebruik absoluut niet beperkt bleef tot deze eigenaar. We zullen focussen op het specifieke type van de openbare bibliotheken die vandaag de dag gekenmerkt worden door drie belangrijke karakteristieken: 1. De opdrachtgever en eigenaar is de publieke overheid; 2. De collectie is erg breed en omvat zowel algemene fictie als non-fictie. We zien hier de collectie als tegengesteld aan deze van gespecialiseerde bibliotheken die zich richten op bepaalde vakgebieden of bijzondere collecties; 3. De bibliotheek is openbaar in de betekenis dat ze toegankelijk is voor eenieder, zonder uitzondering. In deze enge zin is de openbare bibliotheek een fenomeen dat
4
HARRIS Michael H., History of Libraries in the Western World, Metuchen (NJ)-Londen, The Scarecrow Press, 1995 (4 ed.), p. 3. 5 Voor het onderscheid met deze instellingen verwijzen we naar het werk van Schneiders: S CHNEIDERS Paul, Nederlandse bibliotheekgeschiedenis. Van librije tot virtuele bibliotheek, Den Haag, Nederlands Bibliotheek en Lectuur Centrum (NBLC), 1997, p. 346.
13
eerst in Europa opduikt in de late negentiende eeuw en in zekere zin vooral tot ontwikkeling komt in de twintigste eeuw.6 Openbare bibliotheken onderscheiden zich van het klassieke type van bibliotheken van publieke of private aard, die behoren tot al dan niet autonome instellingen en die een onderdeel
vormen
van
een
groter
geheel
zoals
abdij-,
school-,
universiteits-,
kunstbibliotheken; of museumbibliotheken. Het onderscheid situeert zich bij deze laatste vooral door hun doelgroep en door hun dienstverlening en (gespecialiseerde) collectie. Het fenomeen van ‘openbare’ bibliotheken is opgekomen na de verlichting. De pioniers zijn te vinden in de liberaal getinte Angelsaksische landen. In de negentiende eeuw zijn het overwegend bibliotheken opgericht door publieke overheden zoals steden en gemeenten die bezocht worden door een geletterde elite. Ze zijn sterk filantropisch geïnspireerd en dienen als instrument van volksverheffing. Het opvoedkundig doel (autodidact) wordt benadrukt en ze komen tot stand naast musea en het onderwijs. Op het Europese vasteland ontwikkelt de openbare bibliotheek zich meer vanuit een andere optiek gebaseerd op het democratische gedachtengoed. Hoewel ook het educatieve doel centraal staat, is het moraliserende aspect minstens even belangrijk. Ze worden afgestemd op een bepaalde bevolkingslaag en krijgen de titel van ‘volksboekerijen’ (bibliothèques populaires). Naast de lokale overheden nemen velerlei private personen en verenigingen het initiatief om een dergelijke plaatselijke openbare bibliotheek te openen. In ons land speelt de verzuiling, zoals we verder zullen zien, een sterke rol in de massale uitbouw van duizenden bibliotheken en bibliotheekjes. Het numerieke aantal op het moment van de eerste Belgische wet op de openbare bibliotheken – zijnde 1.370 in 1921 in België - zegt evenwel weinig over de architecturale waarde. Het getuigt enkel van het aantal boekencollecties en slaat voornamelijk op de inhoud. In de toenmalige literatuur wordt steeds op de ‘culturele en moraliserende waarde’ gewezen. ‘Een bibliotheek uitbouwen hoefde geenszins veel te kosten…’ Investeringen in het onderdak waren dan ook zoals we zullen zien veeleer bijkomstig, zolang deze maar degelijk was en paste in het moraliserende kader van de openbare bibliotheek. Subsidies door de centrale 6
Zie ook HARRIS Michael H., History of Libraries in the Western World, Metuchen (NJ)-Londen, The Scarecrow Press, 1995 (4 ed.), p. 149-158. Harris beklemtoont in zijn historisch overzicht waar hij de ontwikkeling van openbare bibliotheken beschrijft tot aan de Eerste Wereldoorlog dat deze meestal erg simpel gehuisvest waren. Idem, p. 149. Wanneer hij de situatie in Frankrijk bijvoorbeeld aanhaalt, stelt hij dat ze gewoonlijk onderdak vonden in ongebruikte ruimtes van openbare gebouwen. Idem, p. 150.
14
overheid werden verleend onder de vorm van boeken of een vergoeding voor de bibliothecaris, niet voor de gebouwen. In ons onderzoek naar de architectuurgeschiedenis van de openbare bibliotheken zullen we nagaan hoe er gedacht werd over de wijze waarop de collecties konden worden ondergebracht.
1.1.2 Van 1862 tot 1978 De geschiedenis van de bibliotheken kent in ons land drie grote mijlpalen. Zo worden de gemeenten in 1862 in een ministeriële omzendbrief opgeroepen om in aanvulling op het onderwijs een openbare bibliotheek op te richten. Dit feit markeert de beginperiode van onze architectuurhistorische analyse. In 1921 zal de eerste Belgische wet op de openbare bibliotheken, de zogeheten wet Destrée, worden gestemd. Hierdoor worden de gemeenten aangemaand om minstens over een bibliotheek te beschikken: het hoefde geen eigen gemeentelijk initiatief te zijn, want de gemeenten konden ook vrije bibliotheken opgericht door privé-initiatiefnemers erkennen en ‘aannemen’. Deze wet zal een grote invloed uitoefenen op de explosieve ontwikkeling van bibliotheken in ons land. Het einde van ons onderzoek wordt ingeluid door het Vlaamse decreet op de openbare bibliotheken dat definitief het daglicht ziet in 1978. Gezien een uitgebreide studie werd gevoerd over het bouwen van bibliotheken in Vlaanderen sinds het decreet7, laten we deze periode buiten beschouwing.
1.1.3 Het Antwerpse stedelijke bibliotheeknetwerk Ons onderzoek spitst zich toe op de openbare bibliotheken in de provincie Antwerpen. In deze provincie zullen al vrij vroeg volksboekerijen worden opgericht, vooral in de grotere agglomeraties zoals Antwerpen (1846) en Mechelen (1864).8 Gezien de beperkte middelen die voor 1978 geïnvesteerd werden in de bouw van openbare bibliotheken, en de vrij spoedige vaststelling dat de vrije bibliotheken om de haverklap verhuisden, gingen we van de veronderstelling uit dat we meer kans maakten om 7
HOFLACK Marijke, Bibliotheken bouwen in Vlaanderen. Twintig jaar openbare bibliotheekbouw. 1978-1997, Antwerpen, VVBAD, 1998. 8 MOONS Ad., Ontstaan en ontwikkeling der stedelijke volksboekerijen van Antwerpen. 1865-1925, Antwerpen, Uitgeversfirma Ruquoy-Delagarde-Van Uffelen, 1925, p. 11.
15
bouwkundige sporen terug te vinden van de gemeentelijke initiatieven. Als onderzoeksterrein kozen we, hoofdzakelijk om pramatische redenen, uiteindelijk heel concreet om het stedelijke bibliotheeknetwerk van Antwerpen van nabij te bekijken. We zullen hierbinnen enkele bibliotheekgebouwen in de huidige (groot)stad Antwerpen bestuderen die specifiek gebouwd en/of verbouwd werden met het doel om een openbare bibliotheek te herbergen.
1.2 Methodologie We zullen ons in onze studie toespitsen op de architecturale vormgeving van de Antwerpse openbare bibliotheken en die situeren in een sociaal-culturele en historische context. Niet de inhoud van de bibliotheken - noch het boekenbezit, noch de collectievorming - is hierbij onze focus. Wel zal de ruimtelijke omgeving bestudeerd worden, met name de locatie binnen de sociale setting, de ruimtelijke structuren en de aankleding ervan, de gebruikte materialen, en de toegankelijkheid. In België lijkt een typologische bibliotheekarchitectuur op eerste zicht nauwelijks te onderkennen al hebben heel wat bibliotheken ons inziens een bouwkundige en sociaalculturele erfgoedwaarde, en verdienen zij bijzondere aandacht binnen de monumentenzorg omwille van hun zeldzaamheid. De meeste bibliotheekgebouwen waarover we nu nog beschikken, werden eerst gebouwd sinds de negentiende eeuw en het merendeel ervan dateert zelfs van de twintigste eeuw toen het concept van een bibliotheek heel functioneel was geworden. In deze paper zullen we ons beperken tot de openbare bibliotheken in de provincie Antwerpen die opgericht werden tussen 1862 en 1978. We zullen ons concentreren op zes specifieke gebouwen die belangrijk lijken vanuit hun erfgoedwaarde en voor deze gevalstudies proberen te achterhalen welke architecturale karakteristieken zij gemeenschappelijk hebben en hoe deze kaderen in de erfgoedwaarde van een bibliotheekgebouw.
1.2.1 Onderzoeksproblematiek Onze eerste stap was een zicht te krijgen op het fenomeen van openbare bibliotheken die de tand des tijds hadden doorstaan. Richtsnoer was daarbij de Inventaris van Ons Erfgoed die we
16
in september 2011 consulteerden vanuit de noemer ‘bibliotheken’.9 Voor België kwamen we toen via dit trefwoord bij 52 bibliotheken voor Vlaanderen, waarvan elf in de provincie Antwerpen. Het ging om (1) het filiaal van de openbare bibliotheek van de stad Antwerpen in de Lange Beeldekensstraat; (2) het gebouw van de stedelijke centrale der openbare bibliotheken in de Lange Nieuwstraat; (3) de universiteitsbibliotheek in de Prinsstraat; (4) het scholencomplex in de wijk Luchtbal; (5) de bibliotheekcentrale van Deurne; (6) een school met bibliotheek in de Nekkerspoelstraat te Mechelen; (7) ’t Getouw’, het administratief en cultureel centrum van Mol; (8) de gemeentelijke bibliotheek van Schoten; (9) een burgerhuis in de Emile Verhaerenstraat te Sint-Amands; (10) het café met feestzaal ‘De Leeuw’ eveneens in Sint Amands; en (11) het voormalig hulpgemeentehuis en ‘Erfgoedhuis’ te Oppuurs. Toen we in juni 2012 opnieuw dezelfde zoekactie uitvoerden, waren de school met bibliotheek uit Mechelen en de laatste drie gebouwen niet langer via de typologie ‘bibliotheken’ terug te vinden en leverde ze bijgevolg slechts zeven resultaten op.10 Uit de vroegere studie voor onze bachelorpaper
over
abdijbibliotheken
ontdekten
we
overigens
dat
een
aantal
bibliotheekgebouwen niet systematisch op de lijst als dusdanig terug te vinden waren omdat deze een onderdeel vormen van een ander gebouwencomplex. De inventaris bood ons dus weinig of geen houvast. Uit de literatuur wisten we dat ons land in het begin van onze onderzoeksperiode honderden en zelfs meer dan duizend bibliotheken rijk was. Het was echter niet evident de lijst van openbare bibliotheken uit die periode terug te vinden. Intuïtief startten we daarom ons onderzoek vanuit de actuele lijst van openbare bibliotheken die we aantroffen in de telefoongids en een tweede lijst die we kregen van de Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek-, Archief- en Documentatiewezen (VVBAD)11. Maar het was niet vanzelfsprekend om deze actuele lijsten tegen het licht van een opsomming van openbare bibliotheken van de negentiende eeuw te houden. Uit de literatuur konden we in aanvang enkel greep krijgen op het fenomeen vanuit de individuele geschiedenis van specifieke bibliotheken. Hierin bleek echter zelden aandacht voor de architectuurhistorische analyse. 9
ONROEREND ERFGOED, De Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (online). https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe (september 2011). 10 Het gaat respectievelijk om de relicten met nummer ID 7115, ID 6149, ID 5763, ID 206838, ID 11321, ID 1491, ID 52734, ID 14340, ID 2105, ID 2125, ID 2195. ONROEREND ERFGOED, De Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (online). https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relicten?naam=&provincie=10000&gemeente=&deelgemeente_naam=&straat_n aam=&typologie=bibliotheken&datering=&stijl=&persoon_naam=&zoeken=zoeken (13 september 2011 en 5 mei 2012). 11 Voor de geschiedenis van de Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek-, Archief- en Documentatiewezen (VVBAD) die haar zetel heeft in Berchem, Antwerpen, verwijzen we naar het werk dat in 1996 verscheen naar aanleiding van hun 75-jarig bestaan: HEYMANS Frans, ‘Nu van hooger hand…’. Vijfenzeventig jaar Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek-, Archief- en Documentatiewezen, Antwerpen 1996.
17
Een nieuwe poging om informatie op te sporen over de architectuurgeschiedenis van openbare bibliotheken bestond in het richten van een oproep naar de bibliotheekwereld. Met de hulp van de VVBAD, waarvoor we Bruno Vermeeren, directeur van de vereniging, van harte danken, konden we een oproep plaatsen in hun tijdschrift Meta in november 2011.12 (Zie bijlage 1 achteraan.) Opmerkelijk was echter dat we als antwoord op die oproep een tiental reacties kregen van bibliotheken – ook niet openbare - die evenwel door de respondenten blijkbaar rechtstreeks erkend worden als ‘erfgoed’. Voor verschillende van de betrokken bibliotheken bestaat zo bijvoorbeeld een beschermingsdossier of is dit in de maak. Als bij toeval stuitten we in een publicatie uit 1924 van een inspecteur van openbare bibliotheken13 op een volledige lijst waarin alle bibliotheken per provincie stonden opgesomd met hun type (gemeentelijk, aangenomen, of vrij) en een algemene aanduiding van hun locatie. Deze lijst zou uiteindelijk een cruciale basis worden voor de selectie van onze gevalstudies. In een nieuwe poging vertrokken we van deze lijst, maar hier deed zich het fenomeen voor dat de toenmalige negentiende-eeuwse locatie niet vanzelfsprekend terug te situeren was binnen de hedendaagse context. Naast de typfouten van gemeentenamen en de wijzigingen van gemeentegrenzen – heel wat gehuchten zijn opgegaan in nieuwe administratieve entiteiten - veranderden straatnamen. Snel zou ook blijken dat de openbare bibliotheken om de haverklap verhuisden van locatie en dat ze grotendeels werden ondergebracht in bestaande ruimtes die hiervoor werden aangepast. We ontdekten bovendien uit de literatuur dat er reeds in 1907 een lijst was opgemaakt door de vereniging Biblion. Deze publicatie was echter niet eenvoudig terug te vinden.14 Wegens de heel uitgebreide lijst die ook andere dan de openbare bibliotheken omvat, gebruikten we deze opsomming enkel om onze telling van de gemeentelijke bibliotheken uit de provincie Antwerpen van 1924 hiermee te vergelijken. We komen hier in hoofdstuk 3.1.3 uitgebreid op terug.
12
VANHAEVRE Ingrid, “Oproep. Onderzoek geschiedenis bibliotheekgebouwen, provincie Antwerpen”, Meta, 8 (2011), p. 4. DEPASSE Charles, La bibliothèque publique. Complément indispensable de l’école. Comment la créer à peu de frais, Luik, Biblio, 1925. 14 Deze lijst werd oorspronkelijk gepubliceerd als brochure in 1907 door Biblion, een brochure waarop we – zoals verwacht niet de hand konden leggen door haar onvindbaarheid. Zie LIESEN Bruno, Bibliothèques populaires et bibliothèques publiques en Belgique (1860-1914). L’action de la Ligue de l’enseignement et le réseau de la Ville de Bruxelles, Luik, Editions du C.L.P.C.F., p. 115. De lijst werd evenwel het jaar daarop opnieuw heruitgegeven. “Liste générale des bibliothèques de Belgique”, in: LA FONTAINE Henri et. al., Annuaire de la Belgique scientifique, artistique et littéraire. Services administratifs, associations, instituts, musées, archives, bibliothèques, collections publiques et privées, enseignement supérieur, documentation, Bruxelles, Institut International de Bibliographie, 1908, p. 223-240. 13
18
1.2.2 Onderzoek Voor de geschiedenis van de openbare bibliotheken in ons land konden we ons enerzijds baseren op literatuuronderzoek, wat in de eerste plaats de wetgeving en de wetenschappelijke literatuur hieromtrent betreft. Zoals gezegd bestaan er voor sommige specifieke bibliotheken historische studies waarin de architectuur zijdelings ter sprake komt. Een belangrijke bron was de bibliotheek van de VVBAD en in het bijzonder hun tijdschrift De bibliotheekgids15 dat verschijnt vanaf 1921. Om een overzicht te krijgen over de feitelijke toepassing van de wetgevende initiatieven konden we anderzijds terecht in verschillende archieven en erfgoedbibliotheken. Dankzij de statistieken jaarlijks gepubliceerd voor het land en bewaard in het Rijksarchief te Brussel kregen we bijvoorbeeld een cijfermatig overzicht van het fenomeen. Daarenboven kenden openbare bibliotheken als ze erkend waren door de staat en/of de provincie
jaarlijks
een
inspectiebezoek
van
een
inspecteur.
Deze
honderden
inspectieverslagen konden we – hoewel hun inhoud nog niet geïnventariseerd is – dankzij de archivaris Marc Vanhauter, inkijken in het Provinciearchief van Antwerpen (P.A.A.).16 Ook het Architectuurarchief van de provincie Antwerpen en het Felixarchief van de stad waren belangrijke informatiebronnen. We konden er terecht voor gegevens over zowel onze gevalstudies als voor meer algemene informatie over de bibliotheken, hun architecten en over bijvoorbeeld de schoolarchitectuur waarbinnen sommige van de geselecteerde bibliotheken zich situeerden. We zijn in het bijzonder Dirk Laureys en Stefaan Grieten van het Architectuurarchief dankbaar voor het meedenken in onze zoekstrategieën. Tevens willen we Ellen van Impe van het Vlaams Architectuur Instituut (Vai) vermelden voor haar hulp bij het opstarten van onze moeizame zoektocht. Zoals vroeger aangestipt, spitsen we ons concreet architectuurhistorisch onderzoek toe op zes bibliotheekgebouwen van het Antwerpse stedelijke bibliotheeknetwerk. We selecteerden hieruit allereerst twee gebouwen die als bibliotheek ingericht werden vooraleer we in ons land een wetgeving op de openbare bibliotheken kregen. Het gaat met name om de centrale
15
Het tijdschrift veranderde door de jaren van naam: achtereenvolgens kreeg het de titel Bibliotheekgids, De Bibliotheekgids, Bibliotheek- en archiefgids. Anno 2012 draagt het de titel Meta. 16 Doordat de archiefstukken van het Provinciebestuur van Antwerpen van de dienst openbare bibliotheken nog niet geïnventariseerd werden, dragen ze nog geen archiefnummer. We zullen ze daarom omschrijven als Serie Openbare Bibliotheken (O.B.).
19
volksbibliotheek in het centrum van Antwerpen en het eerste filiaal dat in het zuiden van de stad werd opgericht. Voor de periode na de wetgeving van 1921 kozen we vervolgens twee gebouwen uit het interbellum. Het betreft enerzijds de centrale bibliotheek in de toenmalige randgemeente Hoboken en anderzijds het negende filiaal dat in de wijk Luchtbal binnen een scholencomplex werd gebouwd. Het gebouw uit Hoboken trok onze bijzondere aandacht omdat dit het eerste bibliotheekgebouw in ons land was dat speciaal hiervoor werd ontworpen. Tenslotte kozen we twee bibliotheken die na de Tweede Wereldoorlog werden gebouwd. Het gaat enerzijds om het vierde filiaal van het stedelijk netwerk waarvoor in de jaren 60 een nieuw gebouw werd opgetrokken in de wijk Zurenborg en anderzijds om de centrale bibliotheek van de toenmalige randgemeente Deurne die in de jaren 70 werd gebouwd. Voor de analyse van de zes gevalstudies consulteerden we naast meer algemene literatuur en de briefwisseling en nota’s over de betreffende bibliotheken ook de bouwdossiers voor zover we die konden terugvinden in de archieven en in het bijzonder in het Felixarchief van de stad Antwerpen. Dit was zeker het geval voor de centrale volksbibliotheek in de Blindestraat en de eerste twee filialen van het stedelijk bibliotheeknetwerk. Voor twee bibliotheken, met name die van de wijk Luchtbal en deze van de gemeente Deurne kregen we toegang tot de ontwerpbeschermingsdossiers van de Vlaamse dienst die zorg draagt voor ons onroerend erfgoed. We zijn Greet Plomteux en Sibylle De Sadeleer, werkzaam bij het team stedelijk oost van de dienst Onroerend Erfgoed van Antwerpen, hiervoor ontzettend dankbaar. Voor Hoboken, een bibliotheekgebouw dat in de jaren 70 werd afgebroken, was nauwelijks bouwinformatie te vinden. Noch het district Hoboken noch de plaatselijke heemkundige kring konden ons aan de bouwplannen helpen. Voor vijf van de zes bibliotheekgebouwen konden we gelukkig nog een bezoek brengen aan de locatie, al was deze ondertussen vaak van functie veranderd of van inrichting sterk gewijzigd. Dankzij de behulpzaamheid van de huidige verantwoordelijken konden we in het voorjaar van 2012 heel wat hedendaags fotomateriaal nemen.
20
1.3 Opbouw Deze scriptie bestaat uit twee volumes. In het eerste volume brengen we de resultaten van ons onderzoek terwijl het tweede volume de illustraties bevat. In ons onderzoek gaan we in een eerste deel (hoofdstuk 2) vanuit onze literatuurstudie dieper in op de architectuur van bibliotheken in het algemeen, en van openbare bibliotheken in het bijzonder. We kijken naar de oorsprong van het fenomeen en naar wat de factoren zijn die de bouw en materiële inrichting van bibliotheken beïnvloeden. We stellen ons hier bijvoorbeeld de vraag wat de waarde was die aan openbare bibliotheken gehecht werd en wordt binnen de samenleving en in hoeverre dit het ontstaan en de bouw ervan bepaalde. Zo bestaat er een wisselwerking tussen de visie op een bibliotheek en het belang dat gehecht wordt aan het lezen en schrijven in de samenleving alsook met de denkbeelden over bijvoorbeeld de doelgroepen van de openbare bibliotheek. We zullen bestuderen welke drijvende krachten achter de oprichting ervan schuilden en kijken hoe de sociale, economische en politieke omstandigheden hierbij onder meer een rol speelden. De architecturale ontwikkeling van bibliotheken hangt immers niet enkel samen met de vorm van de informatiedragers, of is niet alleen tijdsgebonden en gelinkt aan de gebruikte bouwmaterialen of kunstperiodes maar ze is eveneens eigen aan de locatie waar de bibliotheek wordt gebouwd en de sociale betekenis die ze heeft. We willen in onze studie hierbij niet enkel ingaan op de theoretische behandeling van bibliotheekgebouwen binnen het architecturale denken maar ook heel concreet op zoek gaan naar de architecturale karakteristieken van dit type van gebouwen. Daarom schetsen we in een tweede deel (hoofdstuk 3) kort het onderzoeksterrein, met name de ontwikkeling van openbare bibliotheken in België zoals deze zijn ontstaan vanuit de volksbibliotheken.17 De ontwikkelingsgeschiedenis begint bij ons in de tweede helft van de negentiende eeuw. We kunnen drie mijlpalen in de geschiedenis van de Belgische openbare bibliotheken onderscheiden. In 1862 verscheen een ministeriële omzendbrief waarbij de gemeenten werd aanbevolen om een openbare bibliotheek in aanvulling op het onderwijs op hun grondgebied te voorzien. In 1921 verscheen vervolgens de eerste wet op de openbare 17
Sinds 14 september 2009 heeft Vlaanderen een eenduidige en overzichtelijke lijst vastgesteld van het in Vlaanderen gebouwde patrimonium met erfgoedwaarde. De vaststelling heeft juridische consequenties. De lijst bevat 66.000 zowel beschermde als niet-beschermde gebouwen.
21
bibliotheken die gemeenten verplichtte om over een openbare bibliotheek te beschikken. Dit betekende daarom nog niet dat elke gemeente zelf een bibliotheek moest oprichten, gezien ze ook een bestaand privé-initiatief kon aannemen of een vrije bibliotheek kon erkennen. In 1978, na een staatshervorming, was het bibliotheekbeleid niet langer een nationale aangelegenheid en ziet voor Vlaanderen een Vlaams decreet op de openbare bibliotheken het daglicht. Deze mijlpalen waren determinerend voor de afbakening van ons onderwerp en bepaalden zoals gezegd de keuze van onze gevalstudies in de provincie Antwerpen. In een derde deel (hoofdstukken 4 en 5) bestuderen we de gekozen gevalstudies architectuurhistorisch.
Vooraleer
concreet
in
te
gaan
op
de
zes
geselecteerde
bibliotheekgebouwen, bespreken we in hoofdstuk 4 het openbare bibliothekenpatrimonium in de provincie Antwerpen en situeren dit binnen de sociale en culturele context van het ontstaan en de diversificatie van bibliotheken in de regio. Vervolgens spitsen we ons in hoofdstuk 5 toe op de architecturale vormgeving van de geselecteerde bibliotheekgebouwen en situeren die in een historische context. Onze bedoeling zal zijn om te analyseren hoe de architecturale vormgeving van de zes bibliotheken eruit ziet en of we daarin gemeenschappelijke karakteristieken kunnen onderscheiden. We zullen daarbij nagaan welke factoren een rol speelden bij de bouw en inrichting ervan. In een laatste deel (hoofdstuk 6) zullen we onze conclusies confronteren met de vraag wat de erfgoedwaarde kan zijn van een openbare bibliotheek en in hoeverre het fenomeen zijn plaats krijgt binnen de monumentenzorg. Een eerste indruk bestaat daarbij dat er in België wel veel bibliotheekruimtes, vooral dan de laatste eeuw, uit de grond verrezen maar dat we vóór de jaren 60 van de twintigste eeuw nauwelijks van een diepgaande architecturale reflectie over openbare bibliotheken kunnen spreken.
22
2 De architectuur van openbare bibliotheken: een korte historische schets 2.1 De origine van openbare bibliotheken In de geschiedschrijving van bibliotheken in de westerse wereld beklemtoont men vaak de bibliotheken in abdijen en kathedralen in de middeleeuwen. Maar bewaarplaatsen van boeken zijn reeds veel eerder te vinden, namelijk in het vierde en derde millennium voor onze tijdrekening in Mesopotamië en Egypte.18 Vanaf wanneer we kunnen spreken van de vroegste bibliotheken is onbekend, al is het vanzelfsprekend dat hun ontstaan samenhangt met de ontwikkeling van het geschreven woord. De oude bibliotheek van Alexandrië is in de bibliotheekgeschiedenis belangrijk omdat ze kan beschouwd worden als een prototype van de grote nationale en universele moderne bibliotheken. Ondanks de mythe rond de bibliotheek van Alexandrië (uit de derde eeuw BC) is over de fysieke vormgeving echter weinig of niets geweten.19 Ook ‘openbare’ bibliotheken bestaan al langer. In Rome waren er in de vierde eeuw niet minder dan 28 openbare bibliotheken, waarvan er acht bij naam gekend.20 Caesar (13 juli 100 BC – 15 maart 44 BC) had reeds plannen gehad om een publieke bibliotheek te bouwen die deze van Alexandrië zou evenaren maar hij zou dit plan niet meer kunnen realiseren voor hij vermoord werd. De eerste openbare bibliotheek werd gesticht in 39 BC door Gaius Asinius Pollio (75 BC – 4 AD) op de Aventijnheuvel in de Tempel van de Vrijheid (Atrium Libertatis). Clark haalt Plinius de Oudere aan die in zijn The Natural History schrijft “he was
18
HARRIS Michael H., History of Libraries in the Western World, Metuchen (NJ)-Londen, The Scarecrow Press, 1995 (4 ed.), p. 19. Van de periode toen de Assyriërs aan het bewind waren, zijn meerdere sporen van ware bibliotheken terug te vinden waarin gegevens gerangschikt waren per onderwerp en geconsulteerd konden worden door middel van een primitieve vorm van catalogi. Deze Assyrische bibliotheken zouden open geweest zijn voor het publiek dat kon lezen en zouden ook veel gebruikt zijn geweest. De teruggevonden sporen van deze vroege bibliotheken vormden echter overwegend een onderdeel van tempelen paleizencomplexen. 19 Zie BERTI Monica & COSTA Virgilio, The Ancient Library of Alexandria. A Model for Classical Scholarship in the Age of Million Book Libraries, CLIR proceedings of the International Symposium on the Scaife Digital Library, (online), 1 maart 2011. http://www.perseus.tufts.edu/publications/Berti-Costa_Alexandria_Kentucky.pdf, p. 3. 20 HARRIS Michael H., op. cit., p. 58. Zie ook PINNER H.L., The World of Books in classical Antiquity, Leiden, Sijthoff, 1949, p. 56. In de kleinere steden bestonden eveneens openbare bibliotheken. Zo bouwde Plinius er een in Como en Gellius schrijft over een andere in Tivoli waar rijkere Romeinen de zomer doorbrachten. In de laatste bibliotheek konden bezoekers boeken uitlenen, waar dit in andere openbare bibliotheken zelden het geval was en de boeken ter plekke moesten worden geconsulteerd.
23
the first to make the works of genius the property of the public (ingenia hominum rem publicam fecit)”.21 Vele Romeinse keizers zoals Augustus, Tiberius, Trajanus, Hadrianus… zullen naar het voorbeeld van de bibliotheek van Pergamon (uit de tweede eeuw BC)22 monumentale publieke bibliotheekgebouwen bij tempels oprichten voor het bewaren en lezen van boeken. (Figuur 1) We moeten hier echter de bemerking maken, dat de term ‘publiek’ veeleer slaat op de opdrachtgever, zijnde de overheid, dan wel op de toegankelijkheid voor iedereen. De eerste bibliotheken werden immers gebouwd voor de pure opslag en bewaring van kennis, zonder echte notie van openbare dienstverlening. Ze behoorden toe aan de koning, de kerk of de adel en werden gebouwd als onderdeel van een tempel of paleis en waren vaak monumentale structuren opgesmukt met standbeelden en schilderijen.23 Ze waren slechts toegankelijk voor een beperkt aantal geprivilegieerden. Toch is de bibliotheek in deze context vaak ook belangrijk gebleken als een instrument in de scholing van deze groep van bevoorrechten. Eerst met het humanisme zal het concept van een moderne bibliotheek, toegankelijk voor een veel breder publiek, opkomen. Vanaf de renaissance vormt het kunnen lezen een belangrijke vaardigheid... een kunst die aangeleerd wordt in burgermiddens. Het valt buiten het bestek van deze paper om de algemene geschiedenis van bibliotheken in extenso te beschrijven en het is dan ook belangrijk om hier te herinneren aan de afbakening van ons onderzoeksterrein van openbare bibliotheek in de inleiding tot dat aspect van ‘bestemd zijn voor de gehele bevolking’. Het uitbouwen van boekencollecties met een doel van volksontwikkeling, om de gehele bevolking bijvoorbeeld aan te sporen tot lezen, is van recente datum. Dit werd eerst na de verlichting en in het spoor van de democratiseringsbewegingen de jongste eeuwen het doel. 21
Geciteerd in CLARK John Willis, The Care of Books: an Essay on the Development of Libraries and their Fittings, from the earliest Times to the End of the eighteenth Century, Londen, Variorum Reprints, 1975, p. 12. Zie ook PLINY the Elder, The Natural History, Book XXXV, chap 2, (online) gepubliceerd in de Perseus Digital Library van de Tufts University, in de serie Greek and Roman Materials. PLINY the Elder, The Natural History, Book XXXV, chap 2, (online), in: BOSTOCK John et al. (ed.), Perseus Digital Library, Greek and Roman Materials, (online). http://www.perseus.tufts.edu/hopper/text?doc=Perseus:text:1999.02.0137 (25 april 2012). 22 CLARK John Willis, op. cit., p. 7-12. 23 ROMERO Santi, Library Architecture. Recommendations for a comprehensive Research Project, Barcelona, Collegi d'Arquitectes de Catalunya (COAC), 2008, p. 24.
24
In de negentiende eeuw zien we een type bibliotheek opduiken dat nauwelijks of niet gericht is op de functie van het bewaren van geschriften, maar wel op het gebruik zelf van de geschriften. Waar in die beginperiode in publieke bibliotheken opgericht door overheden van grote agglomeraties de consultatie ter plekke nog belangrijk is – let op de aanwezigheid van leeszalen - zal uiteindelijk het uitlenen zowat de kern van de missie van het nieuwe type bibliotheek worden. We onderkennen hier het fenomeen van de openbare bibliotheek. Hoe dit fenomeen zich vanuit de Angelsaksische wereld ook in ons land vanaf de negentiende eeuw heeft kunnen ontwikkelen, hangt samen met de gevolgen van de industrialisering en het ontstaan van een groeiend proletariaat, dat door de leidende klasse vanuit moreel oogpunt met argwaan werd bekeken. De industriële samenleving zal geleidelijk meer en meer nood doen ontstaan aan geschoolde arbeiders. Gelijklopend zien we dan ook de opkomst van volksbibliotheken voor de arbeidersklasse. (Cf. infra) De ondersteuning voor het fenomeen van openbare bibliotheken was omstreeks 1900 immers gebaseerd op een aantal veronderstellingen: zo werd lezen gezien als een onschuldige vorm van ontspanning; het gedrukte woord werd beschouwd als een efficiënt middel om sociaal en politiek gedrag te controleren; en de vrije toegang tot informatie werd beoordeeld als een parameter voor het democratisch gehalte van de overheid.24 Vanuit de volksbibliotheken is de stap niet meer groot: er zullen zich uiteindelijk publieke instituten ontwikkelen die gericht zijn op de gehele bevolking. Deze veranderde opvattingen over bibliotheken zullen zich weerspiegelen in de vormgeving. Na de Eerste Wereldoorlog zal er worden geëxperimenteerd met reizende bibliotheken, kinderbibliotheken, bibliotheken in bedrijven, voor zeelieden, in gevangenissen… Naargelang van de initiatiefnemer – vanuit de kerk (parochie), een politieke beweging of de lokale overheid – werden andere accenten gelegd. De diversiteit en met andere woorden de concurrentie maakte dat het accent, zoals we zullen zien, zwaar kwam te liggen op de collectie en minder op de architecturale omgeving. We willen hier kort aanstippen dat in de Belgische wet op de openbare bibliotheken van 1921 geen definitie van deze instellingen is opgenomen. Daarvoor is het in ons land wachten tot de jaren 40 van vorige eeuw toen de Hoge Raad voor de Openbare bibliotheken zich ging buigen over de opdracht van de openbare bibliotheek. Dit resulteerde in de definitie: “Om als openbare bibliotheek beschouwd te worden moet een boekerij toegankelijk zijn voor iedereen en beschikken over een boekenfonds berekend op het ontwikkelen, opvoeden, ontspannen en 24
HARRIS Michael H., History of Libraries in the Western World, Metuchen (NJ)-Londen, The Scarecrow Press, 1995 (4 ed.), p. 157-158, 218.
25
inlichten van de bevolking. De openbare bibliotheek mag op geen enkel ogenblik aanleiding geven tot politiek, noch tot godsdienstige of antigodsdienstige propaganda. Zij is uitsluitend een werk voor volksopleiding.”25 Deze definitie weerspiegelt de tijdsgeest met een expliciete visie op de opdracht van de openbare bibliotheek. We komen er later nog op terug wanneer we dieper ingaan op de evolutie van openbare bibliotheken in ons land. We willen slechts samenvattend herhalen wat de algemene karakteristieken zijn voor het fenomeen van openbare bibliotheken, zonder ons vast te pinnen op een definitie die kan variëren naargelang de maatschappelijke context. Het gaat dan om instellingen, met een universele collectie, die toegankelijk zijn voor iedereen en die gesteund worden – al dan niet financieel - door de overheid. Dat die toegang kosteloos moet zijn, is bijvoorbeeld een discussie waarvan de conclusie in de tijd kan fluctueren. Zo ook is het feit of de overheid al dan niet zelf de initiatiefnemer moest zijn in België decennialang niet vanzelfsprekend geweest.
2.1.1 Maatschappelijke factoren die het ontstaan en de inrichting van openbare en andere bibliotheken beïnvloeden Vooraleer in te gaan op de factoren die de architecturale vormgeving van bibliotheken beïnvloeden, lijkt het ons goed om kort stil te staan bij de algemene maatschappelijke voorwaarden die een rol spelen in de ontwikkeling van bibliotheken. Deze kunnen, in navolging
van
Harris,
worden
ingedeeld
in
sociale,
economische
en
politieke
omstandigheden.26 Deze zijn uiteraard niet specifiek enkel valabel voor de opkomst van openbare bibliotheken, maar ze zijn ook voor de evolutie van dit fenomeen belangrijk. 2.1.1.1 Sociale factoren Tot de sociale omstandigheden die een gunstig invloed uitoefenen, is de groei van stedelijke omgevingen. Hoe complexer een samenleving en hoe groter de bevolking, hoe meer er gegevens zullen worden opgeslagen en hoe gesofisticeerder de informatiestromen. In grotere
25
Geciteerd in VALGAEREN Luc, Plaats en taak van de openbare bibliotheek in Vlaanderen. Schets van de evolutie van volksbibliotheek naar openbare bibliotheek, (Bibliotheekkunde. Verhandelingen aansluitend bij Bibliotheekgids 33), Antwerpen, VVBAD, 1976, p. 12, 18. 26 HARRIS Michael H., History of Libraries in the Western World, Metuchen (NJ)-Londen, The Scarecrow Press, 1995 (4 ed.), p. 4-5.
26
agglomeraties zoals Luik, Namen, Antwerpen, Gent… zien we bijvoorbeeld al vroeg stadsbibliotheken opgericht door de openbare besturen ontstaan. Ook de formele en informele opvoedingssystemen van een samenleving veronderstellen een ondersteuning van bibliotheken. Vanzelfsprekend zal de alfabetiseringsgraad van de bevolking uiteindelijk belangrijk zijn voor de groei van bibliotheken. Zeker voor het succes van openbare bibliotheken is dit laatste cruciaal. We zien overigens dat deze openbare bibliotheken doelbewust ingezet worden in het kader van de volksverheffing en de vorming van het brede publiek. Hiervan getuigt de zienswijze van de Belgische overheid die in oorsprong expliciet openbare bibliotheken beschouwde als een aanvulling op het onderwijs. We komen hier later nog op terug. Tenslotte moeten we eveneens de sociale stabiliteit en de beschikbaarheid van vrije tijd hier vernoemen. De invoering van de achturige werkdag in 1921 zal bijvoorbeeld een enorme stimulans betekenen voor de implementatie van de wetgeving op de openbare bibliotheken die in hetzelfde jaar tot stand kwam. 2.1.1.2 Economische omstandigheden Zonder de budgetten die voortvloeien uit een welvaartssurplus kunnen bibliotheken moeilijk wijdverspreid uitgroeien. Omgekeerd doet een groeiende economie de informatienoden aangroeien, al was het maar omwille van de voor die economie vereiste registratie en analyse van fundamentele informatie. Bibliotheken kunnen gezien worden als een belangrijke instrumentalisering voor de maatschappelijke voorspoed. We willen tenslotte wijzen op het belang van de beschikbaarheid en kostprijs van informatiedragers. Zo gold de hoge boekenprijs na de Eerste Wereldoorlog als een van de argumenten voor de overheid om de oprichting aan te moedigen van openbare bibliotheken voor de arbeidende bevolking, die deze als individu niet kon bekostigen. De massaproductie van boeken was zonder de eerste voorwaarde overigens niet mogelijk. Maar ook het functioneren van de boekenmarkt met al zijn actoren is bepalend voor het succes van bibliotheken.
27
2.1.1.3 Politieke voorwaarden Politieke stabiliteit en sociale vrede in een regio bevorderen normalerwijze de ontwikkeling van bibliotheken. Toch is dit niet steeds het geval. Zo zullen we zien dat tijdens de twee wereldoorlogen de openbare bibliotheken in ons land een spectaculair succes kenden. Dit heeft evenwel meer te maken met de enorme vrije tijd waarover het massale aantal werklozen beschikte dan met de politieke situatie op zich. Ook een gunstige houding van de politieke overheid tegenover het bibliotheekwezen heeft een positieve invloed op de ontwikkeling ervan. Zo zal financiële en/of andere overheidssteun de oprichting van openbare bibliotheken bevorderen. Een effectieve overheid lokt op haar beurt overigens een uitgebreide informatieregistratie uit die zal opgeslagen worden in bibliotheken.
Samenvattend kunnen we stellen dat de mix van verschillende maatschappelijke factoren maken dat openbare bibliotheken net als andere bibliotheken kunnen ontwikkelen. Om deze evolutie te begrijpen moeten we in gedachten houden dat de sociale ideologie van een bibliotheek samenhangt met het belang dat gehecht wordt aan lezen en schrijven in de samenleving en met de verspreiding van geschriften en boeken in de samenleving.27
2.1.2 Factoren die een rol spelen in de architecturale vormgeving De architecturale vormgeving van een bibliotheek wordt beïnvloed door een samenspel van factoren. De volgende elementen kunnen tot de belangrijkste worden gerekend28: 1. De aard en omvang van het materiaal; 2. Het publiek en de ontsluiting van de collectie; 3. Het werk dat in de bibliotheek moet worden verricht; 4. De inzichten van stichter of opdrachtgever, mecenas, geldschieter omtrent de geest waarvan de bibliotheek getuigenis moet afleggen en de functie die haar wordt toegewezen; 27
HARRIS Michael H., History of Libraries in the Western World, Metuchen (NJ)-Londen, The Scarecrow Press, 1995 (4 ed.), p. 5-7. 28 Zie ook ELSEN M., Bibliotheekbouw en –inrichting. Grepen uit twintig eeuwen ontwikkeling, (Bouwstudies, vol. 11), Rotterdam, Stichting Bouwcentrum, 1965, p. 7.
28
5. De opvattingen van de architect over opzet en stijl; 6. De visie van de bibliothecaris op zijn ‘bedrijf’, op het karakter, functie en structuur van zijn bibliotheek en daardoor van de ruimtelijke behoeften; 7. De beschikbare geldmiddelen. Verder in deze studie zal duidelijk worden dat deze invloeden duidelijk zijn bij de bouw van algemene bibliotheken en meer subtiel bij de openbare bibliotheken, zeker als we het hebben over de openbare bibliotheken in België die gebouwd werden in de periode voor de jaren 60 van vorige eeuw. 2.1.2.1 De aard en omvang van het materiaal in de collectie Uit de weinige architecturale resten die teruggevonden zijn van de vroegste bibliotheken toen het kleitafeltje of de boekenrol of volumen in papyrus of later perkament nog de belangrijkste informatiedragers waren, kunnen we stellen dat de geschriften waarschijnlijk, al dan niet in houten kisten, in stenen nissen werden opgeborgen in verschillende rijen boven elkaar. De Celsus-bibliotheek in Efeze in Klein Azië uit circa 107 na Christus is hier een sprekende illustratie van. Toen de codex – die de voorloper is van ons hedendaagse boek – ruime verspreiding kende, merken we de introductie van de eerste boekenkasten op, die met de term ‘armarium’ werden aangeduid. Doordat in de middeleeuwen de geschriften vaak door monniken, met de hand werden opgesteld en hierdoor als zeldzaam en vooral kostbaar bezit werden beschouwd, treffen we de boekencollecties meer en meer in zogeheten ‘kettingbibliotheken’ aan: de manuscripten liggen aan een ketting op de schuin gestelde legbladen van lezenaars waar de bibliotheekbezoeker de werken kan raadplegen. Toen de omvang van het boekenfonds toenam, werden boven of onder de lezenaars rekken aangebracht. In combinatie met zitbanken werd deze oplossing waarschijnlijk voor het eerst aangetroffen in Italië.29 We moeten echter niet zo ver in de tijd terug gaan om de wisselwerking tussen aard en omvang van materialen en de bibliotheekarchitectuur te onderkennen. De uitbreiding van de informatiedragers van gedrukte geschriften naar multimediale uitgaven (dia’s, (micro)film, grammofoonplaten, geluidsbanden, video’s, dvd,…) om uiteindelijk te belanden in het huidige digitale tijdperk van de computer heeft de architecturale vormgeving van openbare 29
ELSEN M., Bibliotheekbouw en –inrichting. Grepen uit twintig eeuwen ontwikkeling, (Bouwstudies, vol. 11), Rotterdam, Stichting Bouwcentrum, 1965, p. 11.
29
bibliotheken erg beïnvloed. De integratie van de ‘mediatheek’ vanaf de jaren 60 van de vorige eeuw, zoals deze in de hoofdbibliotheek van Deurne, en de dominante plaats die de computer er heden ten dage inneemt zijn illustratief. (Figuur 2) Het hoeft geen betoog dat de opslag van speciale materialen zoals bijvoorbeeld kaarten, tijdschriften, brochures, dvd’s, en dergelijke een andere bibliotheekinrichting vereisen dan boeken. Tegenwoordig zijn er allerhande speciale kasten, laden en andere opbergsystemen voorhanden. Soms worden deze materialen in afzonderlijke ruimtes opgesteld, maar bouwkundig stellen ze geen bijzondere eisen. 2.1.2.2 Het publiek en de ontsluiting van de collectie Bibliotheken zijn niet altijd voor eenieder vrij toegankelijk geweest. In functie van de bezoekers en/of gebruikers zijn niet enkel verschillende soorten privé en publieke bibliotheken te onderscheiden maar is eveneens een invloed op de bibliotheekbouw merkbaar. Dit hangt ook vaak samen met de al dan niet vergaande specialisatie van de collecties. In de middeleeuwse abdijbibliotheken was, zoals bij de Grieken en Romeinen, veelal een zuilengalerij – de kloostergang – naast de boekenruimte gebruikelijk. Hier kon de monnik in alle rust de werken al wandelend lezen, of wanneer er nissen ‘carrels’ tussen de vensteropeningen waren, kon de monnik er zittend werken. Toen de behoefte aan meer bergruimte groeide, ontwikkelde zich in Engeland uit het lezenaarssysteem in vele bibliotheken een dwarsgeplaatste dubbele boekenopstelling waardoor de boekenzaal in nissen werd opgedeeld. Dit Engelse zogeheten ‘stall-system’ vinden we nu nog terug in verschillende bibliotheken zoals bijvoorbeeld binnen de universiteiten onder de vorm van individuele en collectieve studieruimtes voor studenten. Het stall-syteem gaf de Engelse zaalbibliotheken een veel intiemer aanzien dan deze op het Europese vasteland waar de boeken hoog tegen de zaalwanden werden opgeborgen. Een mooi voorbeeld is te vinden in de bibliotheek van het El Escorial in Spanje naar een ontwerp van Juan de Herrera uit 1567-1584. Het zaaltype van het El Escorial waar de boeken zelf het sierend element worden, zal op het continent veel navolging kennen. Tijdens de barok culmineerde de boekenzaal daar tot ware pronkzalen die de bezoeker moesten imponeren. Maar de hoge muren met boeken tot helemaal bovenaan opgestapeld konden enkel met de ladder worden bereikt en hielden aldus een gevaar in. Het valrisico werd daarom ingeperkt door het aanbrengen van galerijen of een balkon halverwege. Een schoolvoorbeeld vinden we 30
in de bibliotheek van kardinaal Mazarin in Frankrijk, nu een onderdeel van de huidige Franse Nationale bibliotheek. Dichter bij huis vinden we dergelijke imponerende zaalbibliotheek met galerij later nog terug in bijvoorbeeld de centrale universiteitsbibliotheek van Leuven (Figuur 3) en in de Nottebohmzaal van de stadsbibliotheek – nu Hendrik Consciencebibliotheek – te Antwerpen. De openbare bibliotheken bestemd voor de gewone burger en voor de arbeidersbevolking in het bijzonder vormden in het begin van de negentiende eeuw daarentegen een totaal ander verhaal. Omwille van hun belang in de volksverheffing werd er in België nauwelijks of geen aandacht besteed aan de behuizing en ging alle belangstelling naar de (morele) inhoud van de collectie. Als er een leeszaal was, dan moest ze veeleer huiselijk zijn, zonder echter enige zweem van private ruimtelijkheid te hebben die zou kunnen afschrikken. De bibliotheken waren kleine ruimtes, vaak in gehuurde privéwoningen waarvan de leeszaal aangekleed werd met planten en educatieve illustraties. Een foto van de leeszaal van de Antwerpse centrale bibliotheek omstreeks 1923 illustreert dit. (Figuur 4) 2.1.2.3 Het werk dat in de bibliotheek moet worden verricht en de functies van het gebouw De middeleeuwse abdijbibliotheken waren evenzeer productiecentra als bewaarplaatsen van kennis. Voor de uitvinding van de boekdrukkunst werden de werken er met de hand gekopieerd. Dit vereiste net als voor het lezen veel lichtinval. Vitruvius stelde reeds veel eerder in zijn De architectura (20 BC) dat bibliotheken naar de opkomende zon moesten gericht zijn, omdat het gebruik van die ruimtes de ochtendzon vereist. In bibliotheken die naar het middag- of avondlicht zijn gewend, zouden volgens hem boeken sneller beschadigen door de vochtigheid die beschimmeling en aantasting door ongedierte veroorzaakt.30 Dit advies werd heel lang nagevolgd, tot en met betrekking tot de openbare bibliotheken uit de twintigste eeuw, zo getuigt het handboek voor de bibliothecaris uit 1923.31 De behoefte aan natuurlijk daglicht werd evenzeer weerspiegeld in de aanwezigheid van vensteropeningen. Zo is het opmerkelijk dat op het plan van Sankt Gallen, daterend van omstreeks 900 en dat beschouwd werd als prototype voor een abdijgebouw, op de ruimte waar de bibliotheek boven het
30
PAYOT Daniël, “La bibliothèque comme espace architectural: digressions théoriques”, in: B ERTRAND Anne-Marie et al., Ouvrages et volumes: architecture et bibliothèques, (Collection bibliothèques / Cercle de la librairie 2), Parijs, Editions du cercle de la librairie, 1997, p. 13-14. 31 VAN MEEL Jan, Openbare Boekerijen. Vak- en kinderbibliotheken. Leeszalen, reizende boekerijen. Handboek voor hunne beheerders en bibliothecarissen, Antwerpen, Veritas, 1923, p. 47.
31
scriptorium is ingetekend, ramen uitdrukkelijk staan aangeduid, iets wat elders op het plan nauwelijks het geval is.32 Kijkend naar de eerste volksbibliotheken in België aan het begin van de twintigste eeuw, merken we dat deze meestal (nog) niet over een leeszaal beschikten. Hun functie was volledig afgestemd op de ontlening van boeken die overigens niet in open boekenkasten waren opgeslagen waar de lezers aankonden. Men beschouwde de arbeidersbevolking immers niet rijp om zelf vrij boeken te kunnen kiezen en de werken waren in oorsprong van de bezoekers afgescheiden via een loket. Het was een bibliotheekbediende die een werk op aanvraag aan de lezer bezorgde. De lezer kon in de wachtzaal een werk kiezen uit de catalogus op papier of op steekkaarten. Gemeenschappelijk aan de negentiende-eeuwse bibliotheken is de groeiende afstand tussen het personeel en de gebruiker en tussen de gebruiker en de boeken. 33 Er staat letterlijk een muur en een loket tussen. (Figuur 5) De openbare bibliotheek heeft anno 2012 opnieuw aansluiting gevonden bij haar vroegste betekenis ten tijde van het Romeinse imperium: niet enkel een plek waar boeken en andere documentatie worden bewaard, maar eveneens waar mensen elkaar ontmoeten. We zien dit allereerst weerspiegeld in haar inbedding binnen het culturele beleid in Vlaanderen: heel wat openbare bibliotheken zijn sinds het decreet van 1978 gelokaliseerd binnen het culturele centrum van de gemeente. Ook bieden de bibliotheekruimtes vaak plaats voor culturele activiteiten zoals lezingen, voordrachten, geanimeerde werkateliers en tentoonstellingen.34 De bibliotheken staan als instrument voor democratische cultuurspreiding niet meer ter discussie. Daarnaast zien we dat het een plek wordt waar mensen de krant kunnen komen lezen, al dan niet bij een kopje koffie. Dit laatste is bijvoorbeeld in Nederland een vanzelfsprekendheid. Maar ook in eigen land is het Brusselse initiatief van een jaarlijkse ‘bibdate’ tekenend: hierbij worden lezers via hun favoriete boek of film omstreeks Valentijndag samengebracht. De bibliotheek als ontmoetingsruimte vertaalt zich in het buitenland in de architecturale vormen
32
HORN Walter & BORN Ernest, The Plan of Sankt Gallen, A study of Architecture and Economy of, and Life in a paradigmatic Carolingian Monastery, vol. 1, Berkeley-Los Angeles-Londen, University of California Press, 1979, p. 95. 33 HOFLACK Marijke, Bibliotheken bouwen in Vlaanderen. Twintig jaar openbare bibliotheekbouw. 1978-1997, Antwerpen, VVBAD, 1998, p. 13. 34 Zie ook KUPIEC Anne, “Culture et bibliothèque”, in: BERTRAND Anne-Marie et al., Ouvrages et volumes: architecture et bibliothèques, (Collection bibliothèques / Cercle de la librairie 2), Parijs, Editions du cercle de la librairie, 1997, p. 87-90.
32
van het ‘atrium’ overgenomen uit de commerciële winkelcentra. Voorbeelden zijn hier de gemeentelijk bibliotheek van Genève en de stadsbibliotheek in Toronto.35 2.1.2.4 De inzichten van stichter of opdrachtgever, mecenas, geldschieter omtrent de geest waarvan de bibliotheek getuigenis moet afleggen en de functie die haar wordt toegewezen Heel lang moesten bibliotheken niet enkel bijdragen aan het prestige van de stad of de eigenaar, maar ook een zekere visie op de toenmalige cultuur visualiseren. De moderne bibliotheekbouw wordt ingezet met het ideaalplan voor een bibliotheek van Leopoldo della Santa uit 1816 waaraan een functioneel denken aan de grondslag ligt. We komen hier later op terug. Toch zien we dat bij verschillende bibliotheken uit de negentiende en twintigste eeuw de opdrachtgevers en ontwerpers – hoewel al meer aandacht schenkend aan de functionele eisen van een bibliotheekgebouw – nog het geestelijk aspect van het leven dat in een bibliotheek naar voor komt, vorm willen gegeven in een indrukwekkend symbool. Het verheven karakter van de bibliotheken wordt dan gerepresenteerd door ze een aanzien van een classicistische tempel of van een monumentale kathedraal te verlenen.36 De boekentoren van de universiteit van Gent (1934 en later) naar het ontwerp van Henri Van de Velde (18631957) als tegenspeler van de drie historische torens van het Belfort, Sint-Baafs en Sint-Pieter (Figuur 6) is hier een schoolvoorbeeld uit de jaren 30 van vorige eeuw.37 De neiging tot monumentalisme treffen we ook aan in de Stadsbibliotheek van Stockholm uit de jaren 19251927 van de Zweedse architect E. Gunnar Asplund. Deze bibliotheek heeft een simpel grondplan dat bestond uit een vierkant dat een cirkel omsluit. Uit deze cirkel stijgt een cilinder op met een plat dak (die aanvankelijk een koepel zou moeten geweest zijn maar niet werd uitgevoerd). Het vierkant dat in de ruimte een kubus wordt, was architecturaal indrukwekkend, maar niet zo praktisch door de grote ruimteverspillingen. Met de vroegste openbare bibliotheken in België geldt hetzelfde beginsel, maar dan vanuit het andere extreem. De titel uit een werk van een bibliothekeninspecteur Charles Depasse uit 35
KUPIEC Anne, “Bibliothèques et architecture: quelques affinités”, in: BERTRAND Anne-Marie et al., Ouvrages et volumes: architecture et bibliothèques, (Collection bibliothèques / Cercle de la librairie 2), Parijs, Editions du cercle de la librairie, 1997, p. 50-51. 36 ELSEN M., Bibliotheekbouw en –inrichting. Grepen uit twintig eeuwen ontwikkeling, (Bouwstudies, vol. 11), Rotterdam, Stichting Bouwcentrum, 1965, p. 24. 37 Het gebouw dat als een icoon wordt beschouwd van de modernistische architectuur uit het Interbellum, is sinds 1992 beschermd. Zie verder “Universiteitsbibliotheek en Hoger Instituut voor Kunstgeschiedenis en Oudheidkunde (ID: 21049)”, in: ONROEREND ERFGOED, De Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (online). https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/21049 (12 mei 2012).
33
1925 spreekt boekdelen: ‘La-bibliothèque publique. Comment la créer à peu de frais’38 beklemtonend dat het niet de architectuur was waarnaar de aandacht moest gaan, dan wel de collectie die de volksverheffing moest dienen. Het gevolg was dat de honderden openbare bibliotheekjes die België omstreeks 1900 kende, meestal gehuisvest waren in simpele huiskamers in huurwoningen of in lokalen van het gemeentehuis of de gemeentelijke school, naargelang de stichter en omdat – vooral dan de vrije bibliotheken – om de haverklap verhuisden. We komen er later nog uitvoerig op terug (Cf. hoofdstuk 4). 2.1.2.5 De opvattingen van de architect over opzet en stijl In de voorgaande factoren die belangrijk zijn voor de bouw van bibliotheken kwam reeds de wisselwerking naar voor met de figuur van de architect. Voor sprekende voorbeelden moeten we niet ver in de tijd terug te gaan. Illustraties van openbare bibliotheken waar de architect een belangrijke rol speelde, vinden we in Vlaanderen na het decreet van 1978, toen de overheid mee de bouw ging subsidiëren. Zo zijn bijvoorbeeld de bibliotheek ontworpen door Renaat Braem (1910-2001) in de gemeente Schoten39 (Figuur 7) en de centrale bibliotheek van Deurne van Jul De Roover (1913-2010), beide opgetrokken in de jaren 70 van vorige eeuw, staaltjes van de invloed van de visie van de architect op het aanzien van het bibliotheekgebouw. We komen later in onze gevalstudies nog terug op het laatste gebouw. (Cf. hoofdstuk 5) 2.1.2.6 De visie van de bibliothecaris op zijn ‘bedrijf’, op het karakter, functie en structuur van zijn bibliotheek en daardoor van de ruimtelijke behoeften De geschiedenis van de openbare bibliotheken in de provincie Antwerpen leert ons dat in Vlaanderen de inbreng van de bibliothecaris niet altijd evenveel meespeelde als zou mogen verwacht worden. Zo vonden we op een nota uit 1894 van de bibliothecaris Constant Jacob Hansen (1831-1910)40 in de archieven in het Felixarchief een klacht dat de nieuwe ingenieur
38
DEPASSE Ch., La bibliothèque publique. Complément indispensable de l’école. Comment la créer à peu de frais, Luik, Biblio, 1925. 39 Zie verder BRAEKEN Jo, “Gemeentelijke Bibliotheek”, in: BRAEKEN Jo (ed.), Renaat Braem. 1910 – 2001. Architect (Relicta monografieën 6), vol. 2, Brussel, VIOE, 2010, p. 331-338. 40 Hansen was in augustus 1873 benoemd tot bibliothecaris van de van de volksbibliotheek. MOONS Ad., Ontstaan en ontwikkeling der stedelijke volksboekerijen van Antwerpen. 1865-1925, Antwerpen, Uitgeversfirma Ruquoy-Delagarde-Van Uffelen, 1925, p. 38.
34
Royers hem niet zo bij de ontwerpen voor de verbouwingen van de bibliotheek betrok, wat blijkbaar wel het geval was met de voormalige stadsbouwmeester Pieter Dens.41 (Cf. infra) 2.1.2.7 De beschikbare geldmiddelen Het is vanzelfsprekend dat het beschikbare budget mee bepaalt hoe een bibliotheek er uiteindelijk zal uitzien. Opvallend is dat er door de wet van 1921 op de openbare bibliotheken geen overheidsgelden werden vrijgemaakt voor het oprichten en inrichten van specifieke gebouwen. Ons onderzoek zal aantonen dat dit vergaande gevolgen kende, waarbij we nauwelijks van een bibliotheekarchitectuur kunnen spreken voor 1978. Er blijken in Vlaanderen tot dan nauwelijks bibliotheken te zijn gebouwd. Het eerste specifieke openbare bibliotheekgebouw werd gebouwd in 1933 in Hoboken door het gemeentebestuur, een tweede volgde in Leuven in 1934 en een derde in 1941 in Beringen. Eerst vanaf de jaren 60 van vorige eeuw zien we verschillende pogingen om een speciaal bibliotheekgebouw voor openbare bibliotheken op te richten.
41
S.A.A., 480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Nota d.d. 12 november 1894 van Hansen aan Cupérus, de voorzitter van de commissie van toezicht, 1894.
35
2.2 De architecturale vormgeving van openbare bibliotheken Op 24-25 november 2003 had in Wenen een congres plaats over het bouwen van bibliotheken. In het tijdschrift van de VVBAD dat toendertijd de titel Bibliotheek- & archiefgids droeg, schreef de toenmalige directeur Marc Storms een uitbreid verslag.42 Hij citeert daarin onder meer een van de sprekers, de architect Jean Marie Meuwissen uit Amsterdam: “Hun gehele geschiedenis lang zijn bibliotheken er niet in geslaagd een architecturale iconografie te ontwikkelen. En door het samenbrengen van bibliotheken onder één dak met andere instellingen lijkt de bibliotheek nog meer te verdwijnen in haar omgeving. Bibliotheken zitten daarenboven gevangen in het spanningsveld tussen de focus op het boek – met het bibliotheekrek als architecturaal structurerend element – en een focus op de lezer waarbij de leeszaal centraal staat.” De auteur noemde het intrigerende uitspraken, maar betreurde dat de spreker helaas geen suggesties aanbracht om het probleem aan te pakken. Dit citaat lijkt ons een goede vertolking van de probleemstelling van ons onderzoek. We zullen ons hier immers de vraag stellen of er architecturale gemeenschappelijke karakteristieken van openbare bibliotheken bestaan.
2.2.1 De bibliotheek als ‘amfitheater van boeken’ Architectuur is zelden neutraal. Voor sommigen is een bibliotheek als een amfitheater van boeken. Zo ziet Etienne-Louis Boullée (1728-1799) in zijn werk Architecture, essai sur l’art het bouwen van een bibliotheek als een verering van de klassieken. Naar aanleiding van de bouw van een leeszaal van de koninklijke bibliotheek van Frankrijk noemt hij in 1785 een bibliotheek een subliem architecturaal model dat hij vergelijkt met het schilderij De school van Athene van Raphaël.43 De boeken zelf langsheen de wanden vormen de spectaculaire decoratie. Zijn ontwerp bestaat weliswaar enkel op papier, maar het zogeheten ‘wall-system’ was wel gebruikelijk in die periode en zou nog als standaard beschreven worden in publicaties over architectuur in het begin van de negentiende eeuw.44 Bij de veel latere discussies met
42
STORMS Marc, “Tekenen des tijds: bibliotheekarchitectuur als teken van cultuur- en vormingsbeleid, Wenen, 24-25 november 2003”, Bibliotheek- & archiefgids, 1 (2004), p. 34-38. Ook online beschikbaar: http://www.vvbad.be/sites/www.vvbad.be/files/artikel/file/200401_Tekenen.pdf (16 januari 2012). 43 PAYOT Daniël, “La bibliothèque comme espace architectural: digressions théoriques”, in: BERTRAND Anne-Marie et al., Ouvrages et volumes: architecture et bibliothèques, (Collection bibliothèques / Cercle de la librairie 2), Parijs, Editions du cercle de la librairie, 1997, p. 13-14., p. 23-28. 44 Zie ook PEVSNER Nicolaus, “Libraries”, in: PEVSNER Nicolaus, A History of Building Types, Londen, Thames and Hudson, 1975, p. 102-103.
36
betrekking tot de invoering van het openkastsysteem in openbare bibliotheken, zien we dit argument van de boeken als decoratie overigens terug opduiken. We komen er nog op terug. Andere
voorbeelden
zijn
de
barokke
pronkbibliotheken
of
de
monumentale
bibliotheekgebouwen tijdens de negentiende eeuw. Ook de talrijke presidentiële bibliotheken in de Verenigde Staten zijn een illustratie van hoe architectuur staat voor macht. 45 De vraag die zich stelt is echter of dit eveneens opgaat voor openbare bibliotheken en haar voorlopers, de volksbibliotheken uit de negentiende eeuw.
2.2.2 Bibliotheken als onderdeel van andere bouwcomplexen Tot de Franse revolutie vormen de meeste bibliotheken een onderdeel van vorstelijke paleizen, religieuze gebouwen zoals tempels, kloosters of kathedralen, opleidingsinstituten zoals scholen, colleges en universiteiten…46 De architecturale vormgeving wordt dan ook sterk bepaald vanuit die bredere context. Dit fenomeen van opgaan in de architecturale identiteit van de omgeving is later nog van toepassing. We stippen hier het voorbeeld aan van de negentiende-eeuwse lagere schoolbibliotheken. Zoals we verder zullen zien, kunnen we de ontwikkeling van de openbare bibliotheken in ons land zien als een aanvulling op het onderwijs.47 De eerste gemeentelijke initiatieven zijn trouwens vaak in de gemeentelijke schoolomgeving gesitueerd. Wanneer we kijken, zonder een diepgaande studie uit te voeren gezien dit buiten het bestek van ons onderzoek valt, naar de vernieuwde wettelijke voorschriften voor de bouw van scholen uit 187448 dan merken we dat volgens de instructies binnen de verschillende bijgevoegde typeplannen voor de modelscholen een schoolbibliotheek achteraan in elke klas is voorzien. Hiervoor worden een of twee kasten voorzien. (Figuren 8-9) Het bindend karakter 45
SUDJIC Deyan, De macht van het bouwen. Hoe macht en geld de wereld aanzien geven (oorspr. titel The Edifice Complex. How the Rich and Powerful shape the World, (Londen, Penguin, 2005), vertaling Witteveen Albert, Amsterdam, AmboAnthos uitgevers, 2005, p. 240-271. 46 HOFLACK Marijke, Bibliotheken bouwen in Vlaanderen. Twintig jaar openbare bibliotheekbouw. 1978-1997, Antwerpen, VVBAD, 1998, p. 9. 47 Het opvoedkundig aspect staat centraal bij veel negentiende-eeuwse bibliotheken, zoals ook voor de musea het geval was. Lectuur moest de mens verbeteren. 48 MINISTÈRE DE L’INTÉRIEUR, Instructions concernant la construction et l’ameublement des maisons d’école suivies de plans et de devis types, Huy, Imprimerie et lithographie de L. Degrace, 1875, p. 13. Zie verder BERTELS Inge, “Technical discourses on primary educational buildings: governmental publications in XIXth century Belgium”, in: NEGRE Valérie et al (ed.), Les avatars de la "littérature" technique: formes 'inprimées' de la diffusion des savoirs liés à la construction, Parijs, Conservatoire National des Arts et Métiers (CNAM) – Institut national d’histoire de l’art (INHA), 2007, p. 233-241. JURION-DE WAHA Françoise, “Schoolarchitectuur in Brussel”, Erfgoed Brussel, 1 (2011), p. 11 e.v.
37
van deze voorschriften vergemakkelijkte de verspreiding ervan over het land. In 1877 zal de Parijse stadsarchitect Felix Narjoux (1836-1891) die een rondreis maakt om een overzicht te krijgen van de Belgische schoolarchitectuur naar die plannen refereren in zijn publicatie Les écoles publiques. Construction et installation en Belgique et en Hollande.49 In zijn beschrijving getuigt hij dat elke school van een zekere omvang over een schoolbibliotheek en een schoolmuseum beschikt, al dan niet in dezelfde ruimte of in twee verschillende lokalen. De vormgeving is volgens zijn zeggen echter niets bijzonders.50
2.2.3 Het functionele plan van Leopoldo della Santa In 1816 ontwierp de Italiaan Leopoldo della Santa, als eerste, een ideaalplan voor een bibliotheek waaraan een functioneel denken aan de grondslag ligt. Hierbij vertrekt hij vanuit de drie elementen die belangrijk zijn voor een dergelijk gebouw, met name (1) de boeken, (2) de lezers en (3) de bibliotheektechnische dienstverlening.51 (Figuur 10) Voor de boeken voorziet hij 48 gelijkvormige, smalle, diepe kamers en vier bijzondere ruimtes voor handschriften en zeldzame werken, voor de lezers een grote centrale leeszaal en voor de bibliotheekmedewerkers nog elf andere lokalen. Ondanks zijn ideaalplan werd nog lang vastgehouden aan het type van de zaalbibliotheek waarbij boeken en lezers samen met het bibliotheekpersoneel in dezelfde ruimte verbleven. Stilaan zal echter de afstand groeien tussen het personeel en de gebruiker van de boeken die vreemd is aan de instelling.52 Dit vertaalt zich vrij letterlijk doordat in de eerste volksbibliotheken van het begin van de twintigste eeuw een (uitleen)balie tussen beide wordt ingebouwd. Een leeszaal is er in aanvang nauwelijks of niet aan de orde en de gebruikers krijgen de boeken zoals hoger aangehaald slechts te zien via het loket waar hen hun boek, gekozen uit een catalogus, overhandigd wordt. Er is sinds Della Santa’s driedelige indeling – boeken, lezers en zorg voor boeken en lezers – nog steeds een driedeling maar het gaat nu om verwante begrippen – materialen, gebruikers, 49
NARJOUX Félix, Les écoles publiques. Construction et installation en Belgique et en Hollande, Parijs, A. Morel et Cie, 1878. Idem, p. 87. Daarnaast is ook in elke klas een bibliotheek aanwezig met boeken die nodig zijn voor de les en met woordenboeken die te duur zijn om door de leerlingen zelf te worden gekocht. Het gaat op dat moment volgens een bijgevoegde illustratie om een of twee gesloten boekenkasten in gevernist dennenhout. Idem, p. 167-168. 51 ELSEN M., Bibliotheekbouw en –inrichting. Grepen uit twintig eeuwen ontwikkeling, (Bouwstudies, vol. 11), Rotterdam, Stichting Bouwcentrum, 1965, p. 24. 52 HOFLACK Marijke, Bibliotheken bouwen in Vlaanderen. Twintig jaar openbare bibliotheekbouw. 1978-1997, Antwerpen, VVBAD, 1998, p. 13. 50
38
en de zorg voor materiaal en gebruikers.53 Het zaaltype is veelal verlaten en de inrichting is veel complexer geworden, onder meer door de grotere diversiteit van grafische materialen en de toenemende verscheidenheid inzake dienstverlening. De openbare bibliotheek is ook vaak tot een documentatiecentrum geworden, waar de ontsluiting van de informatie een eigen ruimte in beslag neemt. De steeds toenemende aangroei van de collectie droeg bij tot de grotere scheiding tussen lezerszone en boekenzone. Het was de verdienste van de Franse architect Labrouste (18011875) om als eerste meer aandacht te besteden aan afzonderlijke boekenmagazijnen in de Sint-Geneviève bibliotheek (1843-1858) en bij de verbouwing van de Nationale Bibliotheek in Parijs (1854-1875).54 Met de invoering van het openkastsysteem in de openbare bibliotheken is en blijft het een discussie of magazijnen gepast zijn, zoals voor minder gebruikte materialen. Het nadeel van grote magazijnen is dat bij het boekentransport heel wat afstand te overbruggen kan zijn. Dit is meer bij gespecialiseerde of wetenschappelijke bibliotheken toepasselijk, en werd daar soms opgelost door torenmagazijnen en liften. We herinneren aan de universiteitsbibliotheek van Gent. Voor een goed functioneren van de bibliotheek wordt naarmate de ruimtelijke structuur complexer wordt, de onderlinge relatie en de circulatie des te belangrijker. In veel openbare bibliotheken in de twintigste eeuw zien we dat studieruimtes en leeszaal terug geïntegreerd worden en de scheiding tussen boeken en lezers opnieuw doorbroken wordt. Ook het toezicht is in de openbare en andere bibliotheken steeds een aandachtspunt geweest. In vele openbare bibliotheken zien we dat in de inrichting de zichtlijnen erg belangrijk werden geacht. Vaak ligt de uitleenbalie centraal en is het mogelijk om van daaruit de verschillende ruimtes, zelfs bij niveauverschillen, tegelijk te overzien. De oplossing van galerijen ligt hier voor de hand. We zullen dit bijvoorbeeld op een vernuftige manier toegepast zien in onze gevalstudie in de wijk Zurenborg. (Figuur 11) Dit heeft vanzelfsprekend ook een bibliotheekeconomisch aspect, gezien dit een personeelsbesparend effect kan hebben.
53
ELSEN M., Bibliotheekbouw en –inrichting. Grepen uit twintig eeuwen ontwikkeling, (Bouwstudies, vol. 11), Rotterdam, Stichting Bouwcentrum, 1965, p. 32. 54 Idem, p. 34 e.v.
39
2.2.4 De bibliotheek in de architectuuropleiding aan het begin van de twintigste eeuw We zien de factoren die de bouw van bibliotheken beïnvloeden zoals we die hiervoor bespraken,
terugkomen
in
de
bouwkundige,
technische-wetenschappelijke
architectuuropleiding in Gent bij de figuur van architect en hoogleraar Louis Cloquet (18491920).55 Cloquet bepaalde aan het begin van de twintigste eeuw mede het architecturaal denken in België. Hij combineerde tijdens zijn leven de beroepen van architect en hoogleraar met een derde als auteur. Van groot belang zijn bijvoorbeeld zijn artikels in La revue de l’art Chrétien, waarin hij schrijft over het verschil in monumentenzorg in verband met “dode” en “levende” monumenten.56 Het belangrijkste werk uit zijn carrière als auteur is echter Traité d’Architecture, een handboek voor architecten opgedeeld in vijf delen, dat een samenvatting is van zijn lessen aan de Gentse universiteit.57. In het vierde deel van zijn werk gaat Cloquet nader in op de architectuur van openbare en andere bibliotheken en hij vertrekt hierbij van grote voorbeelden in binnen- en buitenland. De tekst is rijkelijk geïllustreerd met schetsen.58 Het bouwprogramma is volgens hem erg eenvoudig en bevat 5 elementen: een vestibule, een leeszaal, de boekenmagazijnen, de werkruimtes voor het bibliotheekpersoneel, en speciale ruimtes voor bijvoorbeeld kostbare manuscripten en speciale materialen uit de collectie.59 De indeling van de bibliotheek moet het klassement en de bewaring van boeken vergemakkelijken, het toezicht toelaten, de uitreiking aan de lezers en de ernstige studie simpel maken. Dit veronderstelt volgens Cloquet een eenvoudig grondplan en losstaande en brandveilige
gebouwen.
Zo
moeten
de
bibliotheek
en
de
woning
van
de
bibliotheekverantwoordelijke gescheiden zijn, waarbij hij verwijst naar de brand in de bibliotheek van het Prado in Madrid in 1891. 55
“Architectuuronderwijs”, in: VAN LOO Anne (ed.), Repertorium van de architectuur in België, Antwerpen, Mercatorfonds, 2003, p. 530. 56 “Cloquet Louis” (online), in: ONROEREND ERFGOED, De Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed. https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/persoon/787 (3 april 2012). 57 “Cloquet Louis”, in: VAN LOO Anne (ed.), Repertorium van de architectuur in België, Antwerpen, Mercatorfonds, 2003, p. 211-212. CLOQUET Louis, Traité d’architecture, vol. 4, Estétique, Composition et décoration, Parijs-Luik, Ch. Béranger, 1901, p. 289305. 58 Idem, p. 289-305. 59 Idem, p. 291.
40
Cloquet vindt het tevens belangrijk dat de bezoekers de vreugde kunnen ervaren om de collectie in zijn geheel te zien. Dit is in zijn ogen de mooiste decoratie voor een bibliotheek. Hij onderscheidt in een bibliotheek de volgende ruimtes: de inkompoort, de portierswoning, de vestiaire, de inkomhal, de trappen, de boekenzaal, de ruimte voor kostbare werken, verschillende zalen voor afdrukken en medailles, een boekbinderij, de hoofdleeszaal en speciale studieruimtes, de werkruimte van de bibliothecaris, burelen, koeren, een bureau voor het wettelijk deponeren van boeken en auteursrechten en tenslotte een tijdschriftenzaal.60 In zijn beschrijving gaat Cloquet dieper in op het eenvoudige grondplan en een meer complexer plan voor grote bibliotheken. Daarnaast behandelt hij de leeszaal en het boekenmagazijn. Hij bespreekt telkenmale verschillende concrete bibliotheekgebouwen. Wat betreft het eenvoudige grondplan ziet hij twee grondvormen: de rotonde en de rechthoekige. De enkele rotonde treffen we aan in de Radcliffe bibliotheek in Oxford die een weinig efficiënte benutting is van ruimte, wat in de ronde bibliotheek van het British Museum is opgevangen door omheen de centrale ronde hal afzonderlijke boekenafdelingen op te stellen. Voor de rechthoekige grondvorm verwijst Cloquet naar de bibliotheek van SainteGeneviève in Parijs die ingedeeld is door zuilen en waar het bibliotheekpersoneel zich in het midden bevindt.61 In grote bibliotheken is een simpel grondplan niet meer realistisch en vermeldt de auteur twee grondvormen, met name de H-vorm en een kruis-vorm waarin de leeszaal telkens centraal ligt. Om bij deze grondvormen de ruimte beter te benutten, kunnen eromheen afzonderlijke ruimtes worden gecreëerd. Cloquet verwijst voor de H-vorm naar de Bodleian bibliotheek in Oxford en voor de geperfectioneerde kruis-vorm naar de bibliotheek van Karlsruhe.62 In dergelijke complexe gebouwen is de circulatie en de verlichting enorm belangrijk. Cloquet onderstreept bovendien de voordelen van het gebruik van ijzer voor bijvoorbeeld galerijen. De auteur gaat uitvoerig in op de toekomst die elektriciteit kan bieden voor een veilige kunstverlichting. Zeker voor de leeszaal van openbare bibliotheken die nu gemakkelijker ’s avonds gaan kunnen openblijven, onderstreept hij het belang hiervan. Daarnaast ziet hij de voordelen van hydraulische toepassingen zoals boekenliften en gewone liften voor het personeel. 60
CLOQUET Louis, Traité d’architecture, vol. 4, Estétique, Composition et décoration, Parijs-Luik, Ch. Béranger, 1901, p. 292. 61 Idem, p. 292-294. 62 Idem, p. 295-296.
41
3 Van volksbibliotheek tot openbare bibliotheek in België In het spoor van de Verlichting en van de Franse Revolutie dook ook in ons land de idee van ‘openbare’ bibliotheek op. Het zou echter nog heel lang duren vooraleer de termen ‘openbare bibliotheek’ en ‘bibliothèque publique’ hun huidige betekenis (cf. supra) zouden krijgen. In het Nederlandstalige landsgedeelte zou dit tot diep in de twintigste eeuw duren. In het Franstalige gedeelte raakte de terminologie weliswaar vlugger ingeburgerd maar in de zin van ‘toegankelijk voor iedereen’ bleef het veeleer theoretisch terwijl de boekencollectie in de praktijk vooral was afgestemd op een gevormd publiek.63
3.1 Volksboekerijen in de negentiende eeuw De eerste volksbibliotheken ontstonden in België vanaf 1830 op privé-initiatief onder impuls van het principe van vrijheid van vereniging dat in de grondwet was opgenomen. De eerste gemeentelijke initiatieven zien het licht omstreeks de helft van de negentiende eeuw.64 De later zogeheten ‘vrije’ openbare bibliotheken worden enerzijds opgericht omdat de liberale burgerij de arbeiders intellectueel en zedelijk wil verheffen. Anderzijds lanceerden de Belgische bisschoppen oproepen om parochiale bibliotheken te stichten met een propagandistisch doel. Ze werden door de kerk gezien als wapen in de strijd voor het geloof en de christelijke moraal en tegen ‘slechte’ boeken. Zo geraakte het lezen in België sterk in de ban van de verzuiling.65 Geleidelijk aan ging men inzien dat alfabetisering en culturele verheffing een maatschappelijk nut konden hebben en geestelijke en sociale ontsporingen konden tegengaan. Waar men zich in de jaren 1840 nog afvroeg of de arbeider wel kon leren lezen en schrijven en de aangeboden lectuur afgestemd was op pure ontspanning met ‘lage’ lectuureisen, ging men
63
Bij de onafhankelijkheid van België stelden zich verschillende bibliotheken als openbaar op en voor het algemene publiek toegankelijk. Voorbeelden zijn de Koninklijke Bibliotheek, de universiteitsbibliotheken van Leuven, Gent en Luik, de stadsbibliotheken van Antwerpen en Mechelen… Zie verder HEYMANS Frans, ‘Nu van hooger hand…’ vijfenzeventig jaar Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek-, Archief- en Documentatiewezen, Antwerpen, VVBAD, 1996, p. 17-18. Het valt buiten het bestek van ons onderzoek om op de fenomenen van leeskabinetten, leesgezelschappen of leesmusea van voor de Belgische onafhankelijkheid in te gaan. Zie verder: Idem, p. 18 e.v.; LIESEN Bruno, Bibliothèques populaires et bibliothèques publiques en Belgique (1860-1914). L’action de la Ligue de l’enseignement et le réseau de la Ville de Bruxelles, Luik, Editions du C.L.P.C.F., 1990, p. 57-58. 64 LIESEN Bruno, op. cit., p. 58. 65 HEYMANS Frans, op. cit., p. 20-21.
42
twintig jaar later beseffen dat het ingewikkelder productieproces werkkrachten vereiste die effectief konden lezen, schrijven en rekenen.66 Hiertoe zal stilaan vakliteratuur worden opgenomen in de volksboekerijen en zullen nog later vakbibliotheken worden toegevoegd aan de openbare bibliotheken. Maar op dat moment zijn de regering en het parlement zich al gaan inlaten met de ‘openbare bibliotheek’. (Cf. infra) Laat ons hier echter eerst even naar het buitenland kijken, waar het fenomeen van openbare bibliotheken al langer vaste voet aan de grond had gekregen.
3.1.1 Voorlopers van onze openbare bibliotheken in het buitenland Het fenomeen van de openbare bibliotheken, de ‘public libraries’, betreft een stroming die in de negentiende eeuw vooral in de Angelsaksische landen furore kent: rond 1850 verschijnen de eerste gemeentelijke bibliotheken in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten en op het einde van de negentiende eeuw kennen beide landen een belangrijk bibliothekennetwerk – zowel kwantitatief als kwalitatief qua service – en verschillende wetgevende maatregelen.67 Maar ook daar bestaan reeds veel langer talrijke privé-initiatieven. Drie factoren werken de ontwikkeling van gemeentelijke openbare bibliotheken in de hand: de ontwikkeling van een openbaar onderwijsnetwerk, de bevestiging van het democratisch gedachtengoed en een gunstige economische evolutie.68 3.1.1.1 Groot-Brittannië In Groot-Brittannië69 ontstonden reeds in de achttiende eeuw verschillende types van openbare bibliotheken. Zo groeiden er op initiatief van de Londense pastoor Thomas Bray heel wat parochiale bibliotheken en waren er rondreizende bibliotheken opgericht vanuit het commerciële boekhandelcircuit. Daarnaast namen verenigingen in de grote steden het initiatief om bibliotheken uit te bouwen waar, tegen een financiële bijdrage, ‘serieuze’ literatuur werd aangeboden. Doordat deze eerder bezocht werden door de aristocratie en rijkere burgers vormden ze een tegengewicht tegen de commerciële initiatieven met een meer volks publiek. Tenslotte zijn de bibliotheken van de Mechanics Institutes belangrijk om te 66
HEYMANS Frans, ‘Nu van hooger hand…’ vijfenzeventig jaar Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek-, Archief- en Documentatiewezen, Antwerpen, VVBAD, 1996, p. 22. 67 LIESEN Bruno, Bibliothèques populaires et bibliothèques publiques en Belgique (1860-1914). L’action de la Ligue de l’enseignement et le réseau de la Ville de Bruxelles, Luik, Editions du C.L.P.C.F., 1990, p. 33-55. 68 Idem, p. 47. 69 Idem, p. 33-35.
43
vermelden. In oorsprong arbeidersverenigingen, boden ze permanente vorming aan voor ambachtslui en arbeiders waaronder de instrumenten van uitleenbibliotheken en leeszalen werden gerekend. De verenigingsbibliotheken zijn de voorlopers van de gemeentelijke openbare bibliotheken die vrij toegankelijk zijn. Twee andere feiten hebben in Groot-Brittannië eveneens een cruciale rol gespeeld in de massale verspreiding van gemeentelijke openbare bibliotheken. Enerzijds werd in 1850 de Public Libraries Act gestemd en anderzijds werd in 1877 de Library Association opgericht. Dankzij de Public Libraries Act kregen de lokale overheden de toelating om een jaarlijkse belasting te heffen om gemeentelijke bibliotheken in te richten waardoor verschillende openbare bibliotheken zullen oprijzen. Het waren tegelijkertijd uitleenbibliotheken en referentiebibliotheken met een leeszaal waar algemene werken konden worden geconsulteerd. Ze werden gekarakteriseerd door een decentralisatie waaraan bijlokalen en rondreizende bibliotheken werden toegevoegd. Toch zal dit vooral succes kennen in de steden waar vanaf de jaren 1880 ook kinderbibliotheken worden ingericht en het open kastsysteem wordt ingevoerd.70 De Library Association, die een vereniging is van bibliothecarissen, zal de uitbouw van gemeentelijke bibliotheken aanmoedigen. Ze zal erin slagen om in 1892 een betere wet op de openbare bibliotheken te laten stemmen en een belangrijke technische reflectie veroorzaken door haar congressen en publicaties. 3.1.1.2 De Verenigde Staten van Amerika In de Verenigde Staten waren al vroeg verenigingsbibliotheken, reizende bibliotheken en volksbibliotheken (social libraries) ontstaan.71 In het bijzonder te vermelden zijn de bibliotheken van Thomas Bray (cf. supra), de zondagschoolbibliotheken en de schooldistrictbibliotheken.72 Als eerste verenigingsbibliotheek wordt deze van Benjamin Franklin in Philadelphia beschouwd. Franklin stichtte er in 1731 de Library Company of Philadelphia: het was tegelijkertijd een uitleen- en referentiebibliotheek waarvoor de aangeslotenen een financiële 70
LIESEN Bruno, Bibliothèques populaires et bibliothèques publiques en Belgique (1860-1914). L’action de la Ligue de l’enseignement et le réseau de la Ville de Bruxelles, Luik, Editions du C.L.P.C.F., 1990, p. 35. 71 HEYMANS Frans, ‘Nu van hooger hand…’ vijfenzeventig jaar Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek-, Archief- en Documentatiewezen, Antwerpen, VVBAD, 1996, p. 14. 72 LIESEN Bruno, op. cit., p. 36-38.
44
bijdrage betaalden. De meeste verenigingsbibliotheken zullen evenwel hun oprichters niet lang overleven waardoor publieke initiatieven meer kans maken. Een eerste overheidsinitiatief is de wet die in 1835 in de staat New York wordt gestemd waardoor een belasting mag geheven worden om een bibliotheek in te richten in een schooldistrict. De School District Libraries zijn zowel toegankelijk voor volwassenen als voor kinderen.
Hoewel
deze
wet
navolging
kent
in
andere
staten
zullen
de
schooldistrictbibliotheken geen lang leven beschoren zijn, doordat hun beheer verwaarloosd werd door de schooladministraties en leerkrachten als zijnde bijkomstig aan het onderwijs. De bibliotheek van Boston, opgericht in 1854 met belastinggeld, wordt meestal aanzien als de eerste moderne stedelijke openbare bibliotheek. Ze was tegelijkertijd een uitleenbibliotheek voor het grote publiek als een studiebibliotheek voor onderzoekers en studenten. De massale verspreiding van publieke bibliotheken zullen een sterke impuls krijgen in 1876 door enerzijds het verschijnen van een studierapport van het ministerie van Binnenlandse Zaken over de situatie inzake openbare bibliotheken en door anderzijds de oprichting van de American Library Association, zijnde de Amerikaanse vereniging van bibliothecarissen, vergelijkbaar met deze in Engeland. De eerste opleiding van bibliothecarissen ter wereld wordt aan de universiteit van Columbia opgericht in 1887.73 Een belangrijke factor die de evolutie van de bibliotheken in Amerika beïnvloedt, is de filantropie die er een nog groter belang heeft dan in Groot-Brittannië. Het gekendste voorbeeld is de industrieel Andrew Carnegie die vanaf 1890 een groot deel van zijn immens fortuin gaat besteden aan de oprichting van openbare bibliotheken. We komen er verder nog op terug wanneer we ingaan op de nota van een Belgische architect die onder meer deze bibliotheken beschrijft. (Cf. hoofdstuk 3.2.4.) De openbare bibliotheken nemen in de Verenigde Staten een belangrijke plaats in binnen het onderwijssysteem.
Ze
zullen een grote rol
spelen in
de uitbreiding van het
universiteitsonderwijs. Op het einde van de negentiende eeuw zullen ze het jeugdonderwijs beïnvloeden door de uitbouw van kinderbibliotheken. Net als in Engeland vindt het openkastsysteem al ruim ingang in de negentiende eeuw in Amerika.
73
LIESEN Bruno, Bibliothèques populaires et bibliothèques publiques en Belgique (1860-1914). L’action de la Ligue de l’enseignement et le réseau de la Ville de Bruxelles, Luik, Editions du C.L.P.C.F., 1990, p. 38.
45
3.1.1.3 Frankrijk In het zog van de Franse Revolutie met zijn gedachtengoed van gelijkheid en vrijheid ontwikkelen er zich in Frankrijk een hele resem van openbare bibliotheken die gezien worden als een instrument in het kader van het openbaar onderwijs en de volksopvoeding. Het fenomeen is er veeleer gericht op slechts één laag van de bevolking, met name op de arbeidersklasse. Bovendien zal de ontwikkeling ervan – tot 1945 – veelal ontspruiten aan lokaal privé-initiatief.74 Ook de ministeriële omzendbrief van de minister van Openbaar Onderwijs Gustave Rouland die op 31 mei 1860 verschijnt, zal een oproep betekenen naar de privéwereld. Deze omzendbrief luidt echter twee vernieuwingen in: enerzijds zien we vanuit de
coöperatieve
idee
bibliotheeknetwerken
groeien,
en
anderzijds
zien
we
propagandaverenigingen ontstaan die de lokale bibliotheekjes gaan ondersteunen met gemeenschappelijke diensten.75 We moeten nog vermelden dat zich parallel aan de ontwikkeling van de volksbibliotheken in dezelfde periode van 1860-1880 in Frankrijk een officieel netwerk van schoolbibliotheken ontwikkelt die echter bij gebrek aan financiële steun en personeel tegen het einde van de eeuw veel in belang zullen inboeten.76 In 1908 zullen we in Frankrijk overigens een reactie zien ontstaan die zich richt tegen de volksbibliotheken en het populisme ervan. Het verval van de volksbibliotheken wordt er veroorzaakt door enerzijds het dualisme tussen de traditionele gemeentelijke bibliotheken die zich naar een geletterde elite richtten en anderzijds de moraliserende en opvoedkundige conceptualisering van de volksbibliotheek.77 Tegelijkertijd zullen, naar het Angelsaksische model, nieuwe ideeën groeien van een bibliotheek die openstaat voor heel de bevolking zonder onderscheid van standen, een idee die via twee Belgen Paul Otlet en Henri La Fontaine in het kader van l’Institut international de Bibliographie in 1908 op het vasteland gelanceerd werd. Toch zal deze vernieuwing van ideeën eerst echt doorgang vinden na de Eerste Wereldoorlog terwijl we voor de feitelijke hervorming nog zullen moeten wachten tot na 1945.78
74
LIESEN Bruno, Bibliothèques populaires et bibliothèques publiques en Belgique (1860-1914). L’action de la Ligue de l’enseignement et le réseau de la Ville de Bruxelles, Luik, Editions du C.L.P.C.F., 1990, p. 39. 75 Idem, p. 40-42. 76 Idem, p. 43. 77 Idem, p. 43-44. 78 Idem, p. 44.
46
3.1.1.4 Nederland Omdat het ideeëngoed uit Nederland voor Vlaanderen belangrijk was – de Vlaamse vereniging van bibliothecarissen zal later geregeld aandacht schenken aan de evolutie bij onze Noorderburen– willen we nog kort even wijzen op de ontwikkelingen in dit land. Leesmusea voor de ontwikkelde burgerij, volksbibliotheken en volksleeszalen voor de lagere middenstand en het gewone volk gingen er vooraf aan de openbare bibliotheken. De Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen, een in 1784 opgericht caritatief genootschap van welgestelde burgers, speelde hierbij een belangrijke rol. Onder invloed van de Amerikaanse free public library-idee pleitte deze vereniging voor de oprichting van een volksbibliotheek in elke gemeente.79 Daarnaast waren er volksbibliotheken van rooms-katholieke en protestantse signatuur die vooral het eigen geloof en de propaganda van de eigen opvattingen beijverden.80 Rond de eeuwwisseling ontstond in Nederland een brede discussie over de openbare bibliotheek. Belangrijk in de evolutie is bijvoorbeeld de in 1906 gepubliceerde doctoraatsverhandeling Openbare leesmusea en volksbibliotheken van Henri Ekhard Greve. In zijn studie geeft hij, volgens Heymans, alle elementen aan van het begrip ‘openbaar’: “uit publieke middelen bekostigd; voor iedereen toegankelijk; zich bewust tot ieder burger richtend; niemand door een beperkte boekenkeuze uitsluitend; aangepast aan alle opleidingsniveaus; technisch en financieel goed onderbouwd en werkend met opgeleid personeel.”81 Deze geest van openheid zal bij ons weliswaar opgemerkt worden in de debatten die gevoerd werden binnen de Belgische bibliotheekwereld, maar de feitelijke toepassing ervan zal eerst na de Tweede Wereldoorlog bij ons kans beginnen maken. We komen er verder op terug.
3.1.2 De eerste volksbibliotheken in België Ook in België werden in de negentiende eeuw volksboekerijen opgericht, sommige door de gemeente, andere met hun steun82: in Andenne in 1848; in Veurne in 1849; in Dendermonde in 1850; in Antwerpen door de Antwerpsche Maatschappij in 1846. Sint-Joost-ten-Noode stichtte een gemeentelijke volksboekerij op 17 september 1858 terwijl de gemeenteraad van 79
HEYMANS Frans, ‘Nu van hooger hand…’ vijfenzeventig jaar Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek-, Archief- en Documentatiewezen, Antwerpen, VVBAD, 1996, p. 15. 80 LIESEN Bruno, Bibliothèques populaires et bibliothèques publiques en Belgique (1860-1914). L’action de la Ligue de l’enseignement et le réseau de la Ville de Bruxelles, Luik, Editions du C.L.P.C.F., 1990, p. 47. 81 HEYMANS Frans, op. cit., p. 16. 82 MOONS Ad., Ontstaan en ontwikkeling der stedelijke volksboekerijen van Antwerpen. 1865-1925, Antwerpen, Uitgeversfirma Ruquoy-Delagarde-Van Uffelen, 1925, p. 10-11.
47
Luik op 26 april 1861 besliste tot de oprichting van een eerste volksboekerij die op 9 februari 1862 ingehuldigd werd in de zolders van de vleeshal.83 In Hognoul, een gemeente met 500 inwoners werd een boekerij geopend op 22 maart 1862.84 De gemeenteraad van Jemappes stemde op 20 juni 1862 een som van 600 frank voor de inrichting van een eerste volksboekerij. 1862 betekende in België een mijlpaal in de ontwikkeling van de volksboekerijen toen de overheid met de omzendbrief van het ministerie van Binnenlandse Zaken de oprichting van volksboekerijen aanbeval. De volksboekerij van Dendermonde werd heringericht en opnieuw opengesteld op 25 november 1862; Brussel stichtte een gemeentelijke volksboekerij op 30 december 1862. Verschillende steden openden in 1863 nieuwe volksboekerijen: Stavelot op 18 januari; Luik op 20 april; Ieper op 3 augustus als aanhangsel van de stadsbibliotheek; Hoei op 16 september... Charleroi, Ougrée en Tilff volgden. In Antwerpen werden twee nieuwe volksboekerijen op privé-initiatief in november 1863 gesticht. Mechelen zal een stedelijke volksboekerij openen in 1864.85
3.1.3 De omzendbrief van 1862 van minister van den Peereboom In een omzendbrief van 13 september 1862 aan de provinciegouverneurs pleit de liberale minister van Binnenlandse Zaken Alphonse van den Peereboom (1812-1884) voor de oprichting van een volksbibliotheek in elke gemeente, als aanvulling op de gemeentelijke school: “Il serait heureux que bientôt chaque commune vit se former à côté de l’école, la bibliothèque populaire qui en est le véritable complément.”.86 De brief weerspiegelt dat de nationale overheid het belang van de lectuurvoorziening voor de bevolking onderkent. “Propager le goût de la lecture, c’est rendre aux populations un service inappréciable. Les bonnes lectures élèvent, ennoblissent les sentiments du peuple.” Als maatschappelijk motief ziet de minister het weghouden van het werkvolk van “d’autres distractions” (zonder twijfel drankgelegenheden), “dont l’usage est nuisibles et ruineux”. Verder konden openbare bibliotheken bijdragen tot het aanwakkeren van patriottische
83
LIESEN Bruno, Bibliothèques populaires et bibliothèques publiques en Belgique (1860-1914). L’action de la Ligue de l’enseignement et le réseau de la Ville de Bruxelles, Luik, Editions du C.L.P.C.F., 1990, p. 60. 84 Idem, p. 61. 85 MOONS Ad., Ontstaan en ontwikkeling der stedelijke volksboekerijen van Antwerpen. 1865-1925, Antwerpen, Uitgeversfirma Ruquoy-Delagarde-Van Uffelen, 1925, p. 11. 86 De integrale brief staat afgedrukt in: HEYMANS Frans, ‘Nu van hooger hand…’ vijfenzeventig jaar Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek-, Archief- en Documentatiewezen, Antwerpen, VVBAD, 1996, p. 23.
48
gevoelens, het beter leren kennen van de wetten, het vormen van betere werkkrachten door literatuur over landbouw aan te reiken op het platteland en over de nijverheid in de steden.87 In zijn brief sluit de minister een financiële tussenkomst van de staat om bibliotheken op te richten uit. Hij ziet het als de taak van de gemeenten en hun inwoners om deze te organiseren en te bekostigen. En hij voegt eraan toe: “A défaut de ces administrations, il est à espérer qu’il se trouvera des sociétés ou des particuliers qui auront à cœur d’attacher leur nom à la création de ces établissements.”88 De ministeriële omzendbrief bracht een tweede golf van volksbibliotheken op gang. Volgens Heymans telde ons land in 1860 twintig volksbibliotheken en dit aantal groeide aan tot 85 in 1865.89 Liesen citeert resultaten van een enquête uitgevoerd voor de Ligue de l’enseignement: op 1 december 1865 waren er volgens deze bron 52 gemeentelijke volksbibliotheken en 32 bibliotheken opgericht door verenigingen. Volgens Liesen is het laatste cijfer onvolledig omdat de openbare bibliotheken van katholieke signatuur er niet in begrepen zijn.90 3.1.3.1 Een amalgaam aan bibliotheken in België De tweede golf van volksbibliotheken omvatte heel uiteenlopende projecten. Zo zullen naast de talrijke gemeentelijke bibliotheken de verschillende zuilen elk hun eigen initiatieven ontplooien. Zowel het in 1851 opgerichte Willemsfonds, als het in 1875 opgerichte Davidsfonds zullen tientallen volksbibliotheken oprichten terwijl de socialistische beweging, naarmate ze zich organiseerde, bibliotheken in haar volkshuizen zal inrichten.91 We illustreren dit aan de hand van enkele losse cijfers geciteerd en besproken in Heymans92 en Liesen93: in 1914 zullen bijvoorbeeld 31 Willemfondsafdelingen 60 volksbibliotheken onderhouden;
aan
de
vooravond
van
de
Eerste
Wereldoorlog
waren
er
74
Davidsfondsbibliotheken waaronder 18 rondreizende; in 1913 werden 42 leden-bibliotheken geteld die waren aangesloten bij de in 1912 opgerichte Centrale voor Socialistische- en Vakbondsbibliotheken.
87
HEYMANS Frans, ‘Nu van hooger hand…’ vijfenzeventig jaar Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek-, Archief- en Documentatiewezen, Antwerpen, VVBAD, 1996, p. 24. 88 Zie ook HEYMANS Frans, op. cit., p. 24. 89 Ibidem. 90 LIESEN Bruno, Bibliothèques populaires et bibliothèques publiques en Belgique (1860-1914). L’action de la Ligue de l’enseignement et le réseau de la Ville de Bruxelles, Luik, Editions du C.L.P.C.F., 1990, p. 59. 91 Zie verder LIESEN Bruno, op. cit., p. 64-81; HEYMANS Frans, op. cit., p. 25-30. 92 HEYMANS Frans, op. cit., p. 26, 28, 30. 93 LIESEN Bruno, op. cit., p. 69, 81.
49
Belangrijk om te vermelden is, dat in Vlaanderen de oprichting van openbare bibliotheken net als de gehele beweging van volksopvoeding gelinkt was aan de Vlaamse beweging die zich vooral op het culturele en literaire vlak uitte. Zo kregen de openbare bibliotheken in het noorden van het land een bijkomende specifieke dimensie: het bevorderen van de Nederlandse taal en cultuur. Naast deze en andere verenigingen zullen andere maatschappelijke actoren openbare bibliotheken oprichten: patronaten94, industriëlen (vooral uit de Waalse staalnijverheid, maar ook bijvoorbeeld de firma Delhaize in Molenbeek)95, de volkshogescholen96… . Opmerkelijk is dat de openbare bibliotheek veelal gezien wordt als een vanzelfsprekende aanvulling op het onderwijs.97 Vaak werd gesuggereerd om ze onder te brengen in gemeentehuizen of scholen van het lager onderwijs.98 We zullen later zien dat heel wat openbare bibliotheken in deze periode onderdak vonden in gemeentelijke scholen. (Cf. hoofdstuk 4). De onderwijzer werd gezien als de natuurlijke bibliothecaris. Op beleidsvlak zijn nog enkele gebeurtenissen belangrijk voor het bibliotheekwezen in ons land. In 1890 had de regering de bibliotheken erkend als instelling van openbaar nut en voorzag zij een krediet van 50.000 frank op de begroting. Later werd dit verhoogd tot 100.000 frank, wat zo zou blijven tot 1921.99 Dit geld was echter niet bedoeld om de bouw van bibliotheken te financieren, maar wel om de instellingen te voorzien van boeken. In 1898 werd een dienst voor de volksbibliotheken opgericht die regelmatig boeken zou toezenden.100
94
Patronaten waren oorspronkelijk onderwijsinstellingen die op zondag kinderen en jongeren opvingen en hen godsdienstles gaven. Ze werden in België opgericht door priesters en vrome burgers. Voorbeeld zijn de patronaten van de Vincentianen (Congregatie der Missie, ook wel Lazaristen genaamd naar hun eerste klooster; het is een congregatie gesticht door de Heilige Vincentius a Paulo in 1625) en van de Broeders van de Christelijke scholen (een congregatie opgericht in 1680 door de priester Jean-Baptiste de la Salle en vooral actief op het vlak van onderwijs en vorming). 95 LIESEN Bruno, Bibliothèques populaires et bibliothèques publiques en Belgique (1860-1914). L’action de la Ligue de l’enseignement et le réseau de la Ville de Bruxelles, Luik, Editions du C.L.P.C.F., 1990, p. 77-78. 96 Idem, p. 81-84. 97 We willen beklemtonen dat hier niet de schoolbibliotheken worden bedoeld. Ook binnen het onderwijs werd immers aanbevolen dat elke school, zowel deze voor kinderen als deze voor volwassenen, over een eigen bibliotheek zou beschikken. De collectie werd aangelegd in functie van het educatief gebeuren en stond onder toezicht van de schoolinspectie. (Cf. supra, hoofdstuk 2) LIESEN Bruno, op. cit., p. 81-82. 98 Dit gebeurde onder meer in 1878 in een briefwisseling tussen de liberale minister van Binnenlandse Zaken en de eveneens liberale minister van het pas opgerichte ministerie van Openbaar Onderwijs. HEYMANS Frans, ‘Nu van hooger hand…’ vijfenzeventig jaar Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek-, Archief- en Documentatiewezen, Antwerpen, VVBAD, 1996, p. 33. 99 Ibidem. 100 Idem, p. 35.
50
Belangrijk zijn enkele initiatieven gelinkt aan het in 1906 door Paul Otlet in Brussel opgerichte Musée du livre.101 In 1907 richtten een groot aantal vertegenwoordigers uit de wereld van wetenschap, literatuur, kunst en onderwijs die zich verenigd hadden in dit Musée du livre een verzoek tot de regering om een Ministerie van Wetenschappen en Kunsten op te richten. De regering ging op deze vraag in en de vertegenwoordigers besloten daarop om de nieuwe minister bij te staan door, naar aanleiding van de begrotingsbesprekingen, jaarlijks een Cahier de desiderata op te stellen. In 1911 werden onder meer volgende wensen met betrekking tot openbare bibliotheken geformuleerd: de regering werd gevraagd om vrije en gemeentelijke volksbibliotheken te steunen door het toezenden van boeken; de volksbibliotheken moesten een cultuurinstrument zijn voor de hele natie op basis van een globaal plan, waarbij de staat, de provincies én de gemeenten moesten worden betrokken; er werd aangedrongen op het oprichten van een model leeszaal; er moest een bibliotheekinspectie komen en een officiële centrale bibliotheekcommissie;... .102 3.1.3.2 Statistische balans Het is niet eenvoudig om een kwantitatief overzicht te schetsen van de evolutie in ons land van de openbare bibliotheken voor de Eerste Wereldoorlog. De statistische gegevens waarover we beschikken, komen immers uit erg uiteenlopende bronnen. Ze zijn niet enkelvoudig te duiden en alleszins erg moeilijk vergelijkbaar. Zo worden er vanaf 1884 in het statistisch jaarboek van België, de Annuaire statistique de la Belgique de cijfers gepubliceerd over het aantal bestaande bibliotheken.103 Het gaat om gemeentelijke
openbare
bibliotheken
en
door
de
gemeente
‘aangenomen’
101
LIESEN Bruno, Bibliothèques populaires et bibliothèques publiques en Belgique (1860-1914). L’action de la Ligue de l’enseignement et le réseau de la Ville de Bruxelles, Luik, Editions du C.L.P.C.F., 1990, p. 92, 117. 102 HEYMANS Frans, ‘Nu van hooger hand…’ vijfenzeventig jaar Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek-, Archief- en Documentatiewezen, Antwerpen, VVBAD, 1996, p. 35-36. Zie ook SCHMOOK Ger, Boek en bibliotheek. Handleiding voor de bibliotheekpractijk 6, Antwerpen, De Sikkel, s.d., p. 694. 103 Annuaire Statistique de la Belgique, jaargangen 1884 t.e.m. 1910. Vanaf 1911 verschijnt het statistisch jaarboek onder de titel Annuaire statistique de la Belgique et du Congo. Tijdens de oorlogsjaren werd het jaarboek niet jaarlijks uitgegeven, maar verscheen een samenvatting in 1919. Annuaire statistique de la Belgique et du Congo, jaargangen 1911 t.e.m. 1919. Vanaf 1930 zal het jaarboek ook in het Nederlands verschijnen. Na de onafhankelijkheid van Congo in 1960 zal de titel opnieuw naar Statistisch Jaarboek van België veranderen. Het statistisch jaarboek werd, en wordt anno 2012, nog steeds uitgegeven door de Belgische overheid. Centraal stond in aanvang het ministerie (nu Federale Overheidsdienst) van Binnenlandse Zaken. Afhankelijk van de bevoegdheidsverdeling kan dit departement als verantwoordelijke uitgever vermeld worden als ministerie van Binnenlandse Zaken en Openbaar Onderwijs (jaargangen 1885 t.e.m. 1907); als ministerie van Binnenlandse Zaken en Landbouw (1908, 1909), ministerie van Binnenlandse Zaken (jaargangen 1907, 1912 tot 1914), als ministerie van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid (jaargangen 1915 t.e.m. 1919). Vanaf 1930 zullen de statistieken opgemaakt worden door het Statistisch Bureau voor de Statistiek, later Nationaal Instituut voor de Statistiek (NIS). In de voetnoten zulen we voor de statistieken geen uitgever vermelden. 103 VAN DEN EECKHOUT Patricia et. al., Bronnen voor de studie van het hedendaagse België, 19e – 21e eeuw, Brussel, Koninklijke commissie voor geschiedenis, 2009 (2 ed.).
51
volksbibliotheken.104 Dit betekent dat in die cijfers zowel universiteitsbibliotheken zoals die van Brussel, Gent, Luik en Leuven te vinden zijn, als studie- en bewaarbibliotheken, volksbibliotheken… . Daarentegen zijn bibliotheken die niet onder de ‘patronage’ van de gemeentelijke administraties vallen, er niet in opgenomen.105 Een tweede bron is de, al hoger in onze inleiding vermelde, lijst die de vereniging Biblion publiceerde in 1907.106 Deze lijst omvat per provincie en per gemeente alle categorieën van bibliotheken: volksbibliotheken, zowel de gemeentelijke als de vrije; parochiale bibliotheken; schoolbibliotheken; abdijbibliotheken; allerhande verenigingsbibliotheken; archieven; enz. Het gaat dus om een heel ruime lijst met contactgegevens, die Liesen in zijn studie in een hanteerbare tabel goot, waarbij hij de volksbibliotheken opsplitste van de andere bibliotheken.107 De verschillen tussen de officiële statistische cijfers en de publicatie uit 1907 van Biblion springen in het oog. De lijst repertorieert 1.318 bibliotheken verspreid over 807 gemeenten108 terwijl de officiële statistieken respectievelijk gewagen van 844 bibliotheken in 655 gemeenten in 1906 en van 819 bibliotheken in 624 gemeenten in 1907.109 (Tabel 1) Over de situatie inzake volksbibliotheken zijn de cijfers even verwarrend. We baseren ons voor dit overzicht op het beeld dat Liesen schetste op basis van zijn analyse van de lijst van Biblion. Van de 1.318 bibliotheken telt hij naast 282 andere bibliotheken 1.036 volksbibliotheken en hij concludeert dat slechts 30% van de 2.629 gemeenten toen over minstens een volksbibliotheek beschikte. Op een totaal van de 1.036 volksbibliotheken zijn er 629 gemeentelijke tegenover 407 vrije bibliotheken. Van die vrije bibliotheken is meer dan de helft, met name 227, van katholieke signatuur.110
104
“Bibliothèques publiques communales et bibliothèques populaires établies sous le patronage des administrations communales” is tot 1922 de volledige titel van de tabellen in de opeenvolgende jaarboeken. 105 Zie ook LIESEN Bruno, Bibliothèques populaires et bibliothèques publiques en Belgique (1860-1914). L’action de la Ligue de l’enseignement et le réseau de la Ville de Bruxelles, Luik, Editions du C.L.P.C.F., 1990, p. 93. 106 “Liste générale des bibliothèques de Belgique”, in: LA FONTAINE Henri et. al., Annuaire de la Belgique scientifique, artistique et littéraire. Services administratifs, associations, instituts, musées, archives, bibliothèques, collections publiques et privées, enseignement supérieur, documentation, Bruxelles, Institut International de Bibliographie, 1908, p. 223-240. Deze lijst is opgemaakt met de centrale dienst van openbare bibliotheken verbonden aan het ministerie van Wetenschappen en Kunsten die onder de leiding van Th. Rouvez stond. 107 LIESEN Bruno, op. cit, p. 267. 108 Idem, p. 94. 109 “Bibliothèques publiques communales et bibliothèques populaires établies sous le patronage des administrations communales- année 1906”, Annuaire Statistique de la Belgique 38, Brussel, Ministère de l’Intérieur et de l’Instruction publique, 1907, p. 194-195; “Bibliothèques publiques communales et bibliothèques populaires établies sous le patronage des administrations communales – année 1907”, Annuaire Statistique de la Belgique 39, Brussel, Ministère de l’Intérieur et de l’Agriculture, 1908, p. 188-189. 110 LIESEN Bruno, op. cit, p. 94, 267.
52
Het laatste cijfermateriaal dat we hier willen vermelden, is afkomstig uit een rapport gepubliceerd in 1911 door de directeur van de centrale dienst van openbare bibliotheken verbonden aan het ministerie van Wetenschappen en Kunsten, Th. Rouvez en dat geciteerd wordt in Liesen.111 Volgens dit rapport zouden er voor 1862 ongeveer 100 volksbibliotheken bestaan hebben. Onder impuls van de omzendbrief van minister van den Peereboom zou dit aantal in 1880 al gestegen zijn naar 550 à 600 waarna de groei, volgens hetzelfde rapport, in de daaropvolgende twee decennia minder spectaculair toenam met zo’n 300 bibliotheken. Na opnieuw een sterk elan vanaf 1898 meldde het rapport in 1911 een totaal van meer dan 1.600 volksbibliotheken.112 Hoewel alle cijfers kritisch moeten bekeken worden, zijn ze vooral interessant omwille van de grootteorde. We mogen echter niet uit het oog verliezen dat hoge cijfers ook propagandistisch ingezet werden als waardemeter van het ogenblik. Ze golden als bewijs van de wervingskracht, “het volume van de volgelingen”113 zeker als het erom ging wanneer het aantal lezers en uitleningen geteld werden. Daarom lieten we deze cijfers van lezers en uitleningen, die in het kader van ons onderzoek minder relevant zijn, buiten beschouwing.
We nemen de cijfers van Liesen hier onveranderd over. Zoals we verder zullen zien voor de provincie Antwerpen, ontdekten we immers dat er verkeerdelijk twee West-Vlaamse gemeenten (Westrozebeke en Moorsele) in de lijst van 1907 ook opgenomen zijn in Antwerpen. Daar schrapten we de dubbels wel. 111 LIESEN Bruno, Bibliothèques populaires et bibliothèques publiques en Belgique (1860-1914). L’action de la Ligue de l’enseignement et le réseau de la Ville de Bruxelles, Luik, Editions du C.L.P.C.F., 1990, p. 95. 112 Ibidem. 113 SCHMOOK Ger, Boek en bibliotheek. Handleiding voor de bibliotheekpractijk 6, Antwerpen, De Sikkel, s.d., p. 689.
53
Tabel 1: Gemeentelijke openbare bibliotheken en volksbibliotheken in België (1884-1919)
Luxemburg
Namen
OostVlaanderen
WestVlaanderen
27 27 28 34 32 33 37 37 36 35 35 35 35 32 39 38 37 51 47 58 63 74 76 75 97 82 83 110 79 -
26 30 29 35 23 34 34 38 39 38 37 37 35 36 39 37 37 42 47 50 85 83 75 74 74 74 75 81 90 -
75 83 85 87 87 95 94 69 73 78 78 82 126 111 111 132 143 154 154 152 147 148 149 148 162 167 174 175 182 -
38 48 48 51 49 50 76 78 78 76 75 75 76 79 81 84 84 90 90 90 95 90 94 95 101 103 107 109 106 -
36 40 40 35 34 39 40 38 37 37 35 35 29 33 31 32 39 48 49 45 44 48 47 55 71 71 81 74 95 -
47 42 43 42 46 47 61 64 60 59 60 59 61 59 59 58 64 66 65 65 69 69 66 61 78 82 88 78 92 -
43 32 31 39 41 41 44 47 41 44 44 44 43 43 45 44 46 46 50 57 64 65 68 69 76 76 77 71 75 -
401 423 427 446 451 478 570 538 535 536 528 537 576 569 581 606 636 696 720 735 811 826 844 819 913 923 981 998 1.053 -
214
169
79
237
109
70
88
32
1.102 770
Aantal gemeenten met bibliotheek
Luik
104 115 117 116 134 132 146 132 137 136 132 136 139 142 144 150 157 161 173 171 174 172 187 173 177 180 195 186 198 -
Totaal
Limburg
Rijk
Henegouwen
Jaar 5 1884 6 1885 6 1886 1887 7 5 1888 7 1889 38 1890 35 1891 34 1892 33 1893 32 1894 34 1895 32 1896 34 1897 32 1898 31 1899 29 1900 38 1901 45 1902 47 1903 70 1904 77 1905 82 1906 69 1907 77 1908 81 1909 1910 101 1911 114 19121 1913 136 1914-
Rijk
Brabant
Antwerpen
Provincies
371 405 406 422 417 434 480 442 440 442 442 443 472 464 483 494 519 558 574 566 620 653 655 624 717 727 766 785 820 -
19182
1919
202
1
In 1912 werden opnieuw de cijfers van 1911 gepubliceerd. 2 Tijdens de oorlogsjaren verscheen geen statistisch jaarboek. In 1920 worden de cijfers voor 1919 gepubliceerd. In 1920 en 1921 worden geen statistische gegevens verzameld.
Bronnen: Annuaire Statistique de la Belgique, jaargangen 1884 t.e.m. 1909; Annuaire statistique de la Belgique et du Congo, jaargangen 1910 t.e.m. 1920. (Cf. voetnoot 103)
54
3.1.3.3 Een architectuurwedstrijd voor het ontwerp van een openbare bibliotheek In 1894 schreef de Koninklijke Academie van Schone Kunsten van Luik haar driejaarlijkse architectuurwedstrijd uit voor het ontwerp van een openbare bibliotheek. Het ging om een vrijstaand gebouw dat kon worden opgericht op een terrein van 3.500 m². Het winnende resultaat van de wedstrijd, een ontwerp van de architect C. François, werd afgedrukt in het architectuurtijdschrift Emulation in de jaargang van 1895.114 (Figuren 12-13) Hoewel we heel weinig informatie konden terugvinden over de wedstrijd, is deze toch het vermelden waard omdat ze ervan getuigt dat in die periode de bouw van een openbare bibliotheek, zo niet feitelijk dan toch theoretisch aandacht kreeg. Bovendien hebben we het vermoeden dat er wel degelijk heel concreet gedacht werd aan de bouw van een specifiek bibliotheekgebouw. Zo weten we uit de literatuur dat de Luikse volksboekerij in 1907 naar een gebouw werd verhuisd dat speciaal voor dit doel was gebouwd.115 Binnen het kader van ons onderzoek konden we niet achterhalen of het gebouw dat er uiteindelijk werd opgericht verband houdt met het wedstrijdresultaat. Evenmin viel te weten te komen binnen ons tijdsbestek hoe het nieuwe openbare bibliotheekgebouw er uitzag in 1907 en of dit nog overeind staat. We konden het niet terugvinden in de inventaris van het Waalse patrimonium. Wat het winnend ontwerp ons wel leert, is dat de bouwstijl negentiende-eeuws klassiek was: een monumentale strakke brede neoclassicistische voorgevel en een wellicht volledig onderkelderde bouwlaag. De horizontale lijn domineert het zicht. De voorgevel is elf traveeën breed waarvan de middelste vijf lichtjes vooruitspringen. De traveeën worden afgeboord door pilasters. Een breed bordes met trappen leidt in het midden naar de indrukwekkende toegang die drie traveeën omvat en ondersteund wordt door vier Korintische zuilen. Langs de buitenkant wordt de ingang geflankeerd door twee grote beelden. Ook op het dak, merken we decoratieve beelden. Het grondplan laat een basilicale grondvorm zien, met een apsis achteraan.
114
“Projet de bibliothèque publique”, Emulation, 12 (1895), kolom 187, platen 33-34. LIESEN B., Bibliothèques populaires et bibliothèques publiques en Belgique (1860-1914): l’action de la Ligue de l’enseignement et le réseau de la Ville de Bruxelles, Luik, Editions du C.L.P.C.F., 1990, p. 60. Vanaf dat jaar krijgt de volksboekerij overigens de wetenschappelijke werken van de stad Luik, die tot toen in de universiteit van Luik bewaard werden, in depot. De volksboekerij vervulde vanaf dan eveneens de functie van wetenschappelijke bibliotheek. 115
55
Het bouwprogramma omvatte vooraan: een grote inkomhal (1), een diensttrap (2), een bureel voor de gebruikte catalogi (3), een tijdschriftenzaal (4), de ruimte met catalogi (5), een voorkamer (6), en het bureel van de bibliothecaris (7) en van de hulpbibliothecaris (8). De grote leeszaal (9) ligt in het winnend ontwerp centraal, met daarrond 6 boekenmagazijnen met galerijen (10). Daarachter bevinden zich naast elkaar 4 zalen voor medailles (11), oudheden (12), stempels (13) en manuscripten (14). Een binnenkoer waar het licht binnenvalt langs ramen (16) geeft toegang naar een hoge halfronde conferentiezaal (17) die ook kan betreden worden via een afzonderlijke ingang (18). Hierlangs liggen enkele kleine wachtzalen (19).
3.1.4 Voorlopige conclusie Waar er in de negentiende eeuw tientallen bibliotheken en bibliotheekjes voor de arbeidersbevolking worden opgericht, kunnen we ons nauwelijks van de indruk ontdoen dat er weinig of geen specifieke gebouwen voor werden opgetrokken. Op basis van een lijst van bibliotheken uit 1907 kunnen we stellen dat de gemeentelijke bibliotheken in de minderheid zijn. De openbare bibliotheken worden gezien als een aanvulling op het onderwijs en de gemeentelijke initiatieven worden meestal ondergebracht in gemeentehuizen en/of gemeentelijke scholen. De vrije openbare bibliotheken bevinden zich vaak in huurwoningen die hiervoor worden aangepast. Qua bouwprogramma ligt het accent sterk op de uitleen van de collectie. Centraal staat dan ook de wachtzaal met een loket waar de lezer op basis van een catalogus een boek kan aanvragen. Er is een overduidelijke scheiding tussen de lezer en de boekencollectie. Het is nog te vroeg om een leeszaal als onmisbaar element van de uitleenbibliotheek te onderscheiden. In de ontwikkelingsgeschiedenis van het stedelijke bibliothekennetwerk in Antwerpen in aanloop van onze gevalstudies komen we hier verder op terug.
3.1.5 De oorlogsjaren Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog kende België een grote verscheidenheid aan bibliotheken. Tijdens de oorlogsjaren wordt, toen haast heel de bevolking tot werkloosheid gedwongen was, een ongebreidelde leeshonger onderkend. Het in 1915 opgerichte Comité voor Volkslectuur (voluit “Hoofdcomiteit der Werken voor Volkslectuur” geheten) zal daarom 56
in dat jaar de financiële middelen (48.000 frank) krijgen van het Commission for Relief in Belgium om 950 reizende bibliotheken in omloop te brengen. Deze bevatten telkens 95 werken.116 Zo speelde het comité de jaren daarop een belangrijke rol in de heropbloei van 182 door de oorlog verwoeste bibliotheken en in de stichting van honderden nieuwe bibliotheken.117 Dit succes zal leiden tot de wet op de openbare bibliotheken van 1921.
116
SCHMOOK Ger, Boek en bibliotheek. Handleiding voor de bibliotheekpractijk 6, Antwerpen, De Sikkel, s.d., p. 696. RECHT P., De openbare bibliotheken in België, Praktische verklaring der wet van 17 October 1921 ten dienste van de openbare mandatarissen, van de gemeenteambtenaars en van de bibliothecarissen, Brussel, A. De Boeck, 1928, p. 8. Na de oorlog zal het comité blijven bestaan en in 1928, zo getuigt Recht, bijdragen tot de stichting van 1.031 nieuwe bibliotheken terwijl er ook nog steeds 1.225 kisten met boeken in omloop waren. 117
57
3.2 Een wet op openbare bibliotheken in 1921 Na de oorlog was het herstel van het land de eerste opdracht. De centrale overheid besefte echter dat het heropbouwen van het land ook een intellectuele dimensie moest hebben en dat de bibliotheken daarbij een rol konden spelen naast allerlei andere naschoolse werken.118 Zo baarde bijvoorbeeld de ‘verwildering’ van de jeugd zorgen en werd, naast de in 1914 gestemde wet op het verplichtend onderwijs, de roep om kinderbibliotheken en verteluren luider.119 De invoering van de achturige werkdag in 1921 en de hierdoor ontstane vrije tijd van de arbeiders die ‘onschuldig’ moest kunnen worden ingevuld, creëerden eveneens een gunstig sociaal klimaat voor de ontwikkeling van openbare bibliotheken. In zijn memorie van toelichting bij de wet van 1921 zal de minister van Kunsten en Wetenschappen het later als volgt uitdrukken: “De ontwikkeling der openbare bibliotheek moet dus voor den wetgever een voorwerp van bezorgdheid uitmaken. Op het huidige uur komt die plicht bijzonder dringend voor, om drie hoofdredenen: de eerste dat een nationale wederopbouw moeilijk kan worden opgevat zonder geestelijke herstelling; de tweede bestaat hierin dat het in voege komen van het achturen-werk in de werkhuizen voor gevolg heeft aan de werklieden acht uren vrijen tijd te bezorgen, en dat de hervorming slechts op een halven maatregel zou uitloopen zoo, na het werkmisbruik in de fabriek te hebben verboden, zij niet vergezeld ging met de bezorgdheid om aan de werkers een nuttig en gezond tijdsverbruik voor hun nieuwe vrije stonden te verschaffen; de derde is de hooge prijs welke de boeken heden ten dage bereiken, als gevolg der opvolgenlijke verstoringen door den oorlog teweeggebracht
en
welke
noodzakelijk
den
individuelen
aankoop
er
van
verzeldzamen.”120 Herinneren we ons overigens dat de bourgeoisie de bibliotheek zagen als een middel om hun waarden betreffende orde, werk, familie… te verspreiden. Ook politiek waren de omstandigheden gunstig, met de toenemende uitbreiding van de democratie en de invoering
118
Geciteerd in RECHT P., De openbare bibliotheken in België, Praktische verklaring der wet van 17 October 1921 ten dienste van de openbare mandatarissen, van de gemeenteambtenaars en van de bibliothecarissen, Brussel, A. De Boeck, 1928, p. 8. 119 SCHMOOK Ger, Boek en bibliotheek. Handleiding voor de bibliotheekpractijk 6, Antwerpen, De Sikkel, s.d., p. 696. 120 RECHT P., op. cit., p. 8-9.
58
van het algemeen enkelvoudig stemrecht voor mannen in 1919.121 De eensgezindheid bij de stemming van de wet op de openbare bibliotheken zal opmerkelijk blijken.
3.2.1 Voorgeschiedenis Op 15 april 1920 kwam de liberale minister Jules Destrée (1863-1936) met een mededeling over richtlijnen voor de subsidiëring en de ordening van losstaande volksbibliotheken. Hij wou deze in een systeem van ‘openbare bibliotheken’ samenbrengen. Op 30 augustus wordt een studiecommissie ingesteld, die de hervorming in een wetsontwerp moest gieten. Naast de vraag of de toestand moest geregeld worden bij wet of door een Koninklijk Besluit was een van de belangrijke punten van discussie of er voorrang moest worden gegeven aan gemeentelijke initiatieven dan wel of de vele bestaande privé-initiatieven evenveel voorrechten moesten krijgen dan het centrale gezag. Er bestond een verwarring tussen ‘volksbibliotheken’ en ‘openbare bibliotheken’. Volgens een eerste wetsvoorstel zou elke gemeente van meer dan 3.000 inwoners verplicht zijn om minstens een leeszaal te openen die, gratis en vrij, elke dag toegankelijk zou moeten zijn en minstens een boek voor elke tien inwoners zou bevatten. In het uiteindelijke wetsontwerp werd dit echter, rekening houdend met de vele private initiatieven, gewijzigd in de formulering “Daar is in ieder gemeente ten minste eene gemeentelijke of door de gemeente aangenomen bibliotheek”. Dit werd aangevuld met een artikel “De openbare gemeentelijke, aangenomen of vrije bibliotheek genieten de hulp en de toelagen van de Staat…”.122 In de definitieve wet werd deze formulering nog verder afgezwakt en zal het vrije initiatief als gelijkwaardig worden beschouwd. Tijdens de parlementaire debatten werd er in de situatieschets van het bibliotheekwezen op gewezen dat 1.490 gemeenten geen bibliotheek bezaten. In het rapport van de volksvertegenwoordiger Heyman werd volgens Depasse benadrukt dat van de 1.404 bestaande bibliotheken er “haast de helft (625) minder dan 300 boeken bevatten; 1.180 minder dan 1000 werken bezat; 178 tussen de 1.000 en 3.000 volumes had en dat er slechts 46 waren met meer dan 3.000 volumes”.123
121
LIESEN Bruno, Bibliothèques populaires et bibliothèques publiques en Belgique (1860-1914): l’action de la Ligue de l’enseignement et le réseau de la Ville de Bruxelles, Luik, Editions du C.L.P.C.F., 1990, p. 98. 122 RECHT P., De openbare bibliotheken in België, Praktische verklaring der wet van 17 October 1921 ten dienste van de openbare mandatarissen, van de gemeenteambtenaars en van de bibliothecarissen, Brussel, A. De Boeck, 1928, p. 12-13. 123 DEPASSE Charles, La Bibliothèque, Publique-Type, Luik, Biblio, 1936, p 30.
59
3.2.2 De wet Destrée 3.2.2.1 Principes124 De minister Jules Destrée gebruikte in zijn Memorie van toelichting dezelfde bewoordingen als zijn voorganger minister Alphonse van den Peereboom in diens omzendbrief van 1862: “Steeds heb ik de openbare bibliotheek als de onmisbare aanvulling der school aanzien.”125 Als basisprincipe schoof de wetgever naar voor dat elke gemeente over minstens een bibliotheek zou beschikken. Dit betekende evenwel geen absolute verplichting voor de gemeente om er zelf één op te richten. Volgens de wet kregen de gemeenten immers in de plaats daarvan de vrijheid om een of meer vrije bibliotheken aan te nemen.126 Ook als er een vrije bibliotheek in de gemeente bestond, hoefde de lokale overheid niets meer te doen. De drie categorieën van openbare bibliotheken werden volstrekt gelijkwaardig bevonden. De gemeente kreeg dus een heel ruime vrijheid. Artikel 2 van de wet luidde: “In de gemeente waar geen bibliotheek bestaat welke binnen de termen der wet valt, zal het gemeentebestuur verplicht zijn er eene te stichten, zoodra een aantal kiezers, een vijfde van het kiezerskorps vormend, dit bij hem aanvragen.”127 De wettelijke voorwaarden waaraan een openbare bibliotheek moest voldoen, zijn vastgelegd in artikel 6: “Art. 6. – De openbare, gemeente-, aangenomen of vrije bibliotheken genieten de hulp en de toelagen van den Staat indien zij aan de volgende voorwaarden voldoen: a) Ingericht zijn in een degelijk lokaal; b) In bezit zijn van een minimum boekdeelen en een minimum uitleeningen doen; c) Voor allen toegankelijk zijn; d) Kosteloos zijn, behalve een geringe inning voor uitleeningen ten huize;
124
RECHT P., De openbare bibliotheken in België, Praktische verklaring der wet van 17 October 1921 ten dienste van de openbare mandatarissen, van de gemeenteambtenaars en van de bibliothecarissen, Brussel, A. De Boeck, 1928, p. 20-31. 125 MOONS Ad., Ontstaan en ontwikkeling der stedelijke volksboekerijen van Antwerpen. 1865-1925, Antwerpen, Uitgeversfirma Ruquoy-Delagarde-Van Uffelen, 1925, p. 78. Zie ook DEPASSE Charles, op. cit., p. 22. 126 Aangenomen bibliotheken zijn gewezen vrije bibliotheken, ingericht en bestuurd door particulieren. De aanneming gebeurt door de gemeenteraad en het hoeft daarbij niet om een door de staat of provincie erkende bibliotheek te gaan. Zie verder RECHT P., op. cit., p. 35. 127 De volledige wettekst, afgekondigd op 17 oktober 1921, verscheen in het Belgisch Staatsblad van 19 november 1921, p. 10362-10363, en is opgenomen in RECHT P., op. cit, p. 15-16.
60
e) Ten minste een zitting per week hebben in de gemeenten met minder dan 3,000 inwoners, twee in die met 3,000 tot 20,000 inwoners, drie in de overigen; f) Zich aan het Staatstoezicht onderwerpen; g) Bestuurd zijn door een bibliothecaris van Belgische nationaliteit, man of vrouw, in bezit van een bekwaamheidsgetuigschrift, tenzij hij daarvan vrijgesteld is bij ministerieel besluit.”128 Wat onze aandacht in deze studie in het bijzonder zal vragen, betreft het “degelijk” lokaal (punt a). Samen met de voorwaarde van “openbaarheid” in de zin van ‘voor iedereen toegankelijk’ (punt c) geeft het richting aan de bouwkundige vereisten van de openbare bibliotheken. De gebruikte terminologie is evenwel zo algemeen dat het veel mogelijkheid tot ruime interpretatie laat. We zullen daarom verder in dit deel enkele actoren, zijnde (1) een architect, (2) een advocaat en gewezen staatsinspecteur, (3) een secretaris van een provinciale commissie en lesgever, en (4) een staatsinspecteur in actieve dienst hierover aan het woord laten. Door de wet werd de gemeente, indien ze een bibliotheek sticht of aanneemt, volgens artikel 4 verplicht ten minste 25 centiem per inwoner te besteden aan de inrichting, het onderhoud en de uitbreiding ervan.129 Eens een gemeentebibliotheek opgericht was of een bibliotheek aangenomen, kon de gemeente zonder de goedkeuring van de koning ze niet meer afschaffen of de aanneming terugtrekken. 3.2.2.2 Toezicht Wanneer de bibliotheken de voordelen van de wet – met name hulp en toelagen – aanvroegen, onderwierpen ze zich aan het toezicht van de staat.130 Voldeden ze aan de voorwaarden, dan kregen ze een officiële erkenning. In de praktijk kregen de openbare bibliotheken minstens om de twee jaar bezoek van de staatsinspecteurs verbonden aan de Dienst der openbare bibliotheken, die ressorteerde onder
128
“Wet van 17 october 1921 betreffende de openbare bibliotheken”, Belgisch Staatsblad, 19 november 1921, p. 10362. Ibidem. 130 Zoals we eerder aanhaalden, vroeg de stad Antwerpen geen staatstoelagen aan tot in de jaren 60 van de twintigste eeuw voor haar stedelijke bibliothekennetwerk. 129
61
het Algemeen Bestuur der Schoone Kunsten, Letteren en Openbare Bibliotheken.131 Het jaar dat er geen bezoek plaatsvond, werd de bibliotheek door middel van een vragenlijst ondervraagd. In 1928 waren er vijf inspecteurs voor zowat 2.200 bibliotheken.132 Deze keken toe op de toepassing van de wet en het gebruik van de staatstoelagen, maar hadden daarnaast ook een adviserende rol. “Hun zending is vooral opbouwend”, want het te bereiken doel is de vermenigvuldiging en het verbeteren van de bibliotheken, zo luidde het tijdens de voorbereidende besprekingen van de wet.133 De bibliotheken konden eveneens de erkenning en dus toelage van de provincie aanvragen. De meeste provincies ondersteunden het bibliotheekwezen, zij het dat de omvang en de wijze van betoelaging verschilde van provincie tot provincie.134 De provincie Antwerpen had reeds op 20 juni in 1910 zijn eerste krediet van 4.000 frank ingeschreven en in 1911 was een Provinciale Commissie voor openbare bibliotheken en Vlaamse letterkunde opgericht.135 De provincie Antwerpen torende van bij het begin boven de andere provincies uit met zijn subsidiebedrag.136 De provinciale inspectieverslagen137 (Figuren 14-16) waren voor onze studie een belangrijke informatiebron voor het ontstaan en de ontwikkeling van de door ons bestudeerde bibliotheken in de provincie Antwerpen. Naast de statistische gegevens troffen
131
RECHT P., De openbare bibliotheken in België, Praktische verklaring der wet van 17 October 1921 ten dienste van de openbare mandatarissen, van de gemeenteambtenaars en van de bibliothecarissen, Brussel, A. De Boeck, 1928, p. 98-99. Aan deze dienst was ook een adviesraad ingesteld: de Hoogere Raad der Openbare Bibliotheken. Idem, p. 100-109, 135-136. 132 Idem, p. 86. In het Ministerieel Besluit van 19 oktober 1927 werden de vijf toezichtsgebieden vastgelegd: (1) Provincie Brabant, streek Eupen-Malmedy; (2) Provincies Oost- en West-Vlaanderen; (3) Provincies Antwerpen en Limburg; (4) Provincie Luik en Luxemburg; en (5) Provincies Henegouwen en Namen. Het Ministerieel Besluit is weergegeven in RECHT P., op. cit., p. 138-139. 133 RECHT P., op. cit., p. 86. 134 HEYMANS Frans, ‘Nu van hooger hand…’. Vijfenzeventig jaar Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek-, Archief- en Documentatiewezen, Antwerpen, VVBAD, 1996, p. 79. Met uitzondering van de provincie Luxemburg, waarover we geen informatie vonden, kenden alle toenmalige acht provincies een provinciale subsidie. Zie ook DEPASSE Charles, La bibliothèque publique. Complément indispensable de l’école. Comment la créer à peu de frais, Luik, Biblio, 1925, p. 45-56. 135 SCHMOOK Ger, “Vijftig jaar provinciale commissie voor openbare bibliotheken en Vlaamse letterkunde van Antwerpen, 1911-1960, Verslag over mensen en zaken”, Noordgouw, 1/2 (1968), p. 101. 136 HEYMANS Frans, op. cit., p. 79-80. In 1920 zal het bedrag al opgetrokken zijn naar 14.000 frank, en in 1930 tot 400.000. In 1940 is het teruggezakt naar 250.000 om op het einde van de oorlog in 1945 terug op 550.000 frank te belanden. SCHMOOK Ger, op. cit., p. 144-145. 137 Voor het bestaan van de wet werden al statistieken door de staat opgemaakt. Omstreeks 1910 droegen de folioformulieren de titel “Statistiek over de beweging der openbare Gemeente- en vrije Volksboekerijen.” Hierin werden naast de formele identificatiegegevens (naam en zetel bibliotheek) enkel vragen gesteld over de collectie (aantal boekdelen), het aantal lezers en uitleningen. Als er meerdere bibliotheken waren per gemeente werden deze vaak op hetzelfde blad ingevuld. Circa een decennium later heetten de folioformulieren “Statistiek over den toestand en de werkzaamheden der openbare boekerijen” en werden er per bibliotheek afzonderlijke bladen ingevuld met gelijkaardige gegevens. Eerst rond de jaren 30 worden deze formulieren veel uitgebreider en kregen ze de titel “Verslag en statistiek over den toestand en de werkzaamheden der openbare bibliotheken tijdens het leesjaar 1 juli19… - 30 juni 19…”. Hierin werden naast de statistische gegevens informatie gevraagd over de locatie (aard lokaal, eigenaar ervan, van gebruik van de ruimte voor andere functies). Uit de opmerkingen van de inspectie kwamen soms de omstandigheden – meestal in negatieve zin – aan het licht (verhouding ruimte en omvang collectie, de netheid, het verval van de ruimte…).
62
we er af en toe ook informatie van de inspecteur in aan over de locatie en de omstandigheden van de ruimte waarin de boeken waren bewaard.
3.2.3 De invloed van de wet op de ontwikkeling van openbare bibliotheken Tijdens de eerste jaren van de wet publiceerde het ministerie van Binnenlandse Zaken in haar Statistisch Jaarboek138 in een tabel getiteld “Bibliothèques publiques soumises à la loi du 17 octobre 1921” naast de cijfers van het aantal erkende bibliotheken ook het aantal niet-erkende bibliotheken. Zie tabel 2. Van 1922 tot 1924 steeg het aantal erkende bibliotheken van 1.370 eenheden naar 1.950 terwijl het aantal niet-erkende niet evenredig afnam. Vanaf 1926 worden enkel nog de erkende openbare bibliotheken geteld en in voetnoot aangegeven dat er daarnaast nog andere niet-erkende bibliotheken bestaan. Zie tabellen 3-4. Het aantal openbare bibliotheken zal gestaag toenemen van 1.950 in 1925 naar 2.449 in 1936, om vervolgens terug in aantal af te nemen. Tijdens de oorlogsjaren werden geen cijfers genoteerd. Voor 1949, ligt het aantal op 2.092. Merk op dat vanaf 1925 niet langer de het aantal gemeenten met minstens één bibliotheek wordt vermeld, maar dat toen overgegaan werd tot het vermelden van het aantal gemeenten zonder bibliotheek. Dit zal gebeuren tot in 1949. In 1955 werden geen statistieken verzameld. Na 1956 verdwijnt de jaarlijkse periodiciteit en ontbreken voor meerdere jaren cijfers. In 1964 verschijnen voor een eerste keer de cijfers opgesplitst naar de Nederlandstalige en Franstalige taalrol. Vooral in de provincie Brabant geeft dit wijzigingen. In 1969 verschijnt Brussel voor het eerst in de statistieken.139
138
Van 1919 tot 1932 werden de statistieken, nog steeds enkel in het Frans, uitgegeven door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid (Ministère de l’Intérieur et l’Hygiène). Vanaf 1933 werden ze opgemaakt door het Centraal Bureau voor de Statistiek van het ministerie van Binnenlandse Zaken, dat vanaf 1940 onder het ministerie van Economische Zaken ressorteert. 139 Wanneer de eerste overheveling van de culturele materies naar de taalgebieden van België plaatsvindt in de jaren 60, zullen de bevoegdheden over de openbare bibliotheken mee transfereren en zullen de bibliotheken in de statistieken vanaf 1964 worden opgesplitst per taal (Nederlands en Franstalige bibliotheken). Vanaf 1969 worden de cijfers van Brabant opgesplitst in Brussel hoofdstad, Halve-Vilvoorde-Leuven en Nijvel. Wij geven de cijfers enkel opgeteld weer.
63
Tabel 2: Aantal erkende en niet-erkende openbare bibliotheken in België (1922-1923)
WestVlaanderen
Totaal
32 63
81 101
52 98
35 82
19 116
37 85
427 943
Subtotaal Niet-erkende
207
178
184
95
182
150
117
125
122
1.370
Gemeentelijke Vrije
4 29
67 49
26 65
21 12
41 77
33 31
16 29
11 24
13 26
232 342
Subtotaal
33
116
91
33
118
64
45
35
39
574
Rijk Aantal gemeenten met minstens één bibliotheek
OostVlaanderen
62 122
Luik
67 111
Limburg
42 165
Brabant
Gemeentelijke* Vrije
Antwerpen
Namen
Rijk Luxemburg
Henegouwen
Provincies
1922 Erkende 1.370
1923 Erkende Gemeentelijke* Vrije
82 102
76 136
63 150
56 58
131 141
58 92
55 98
31 134
43 131
595 1.042
Subtotaal Niet-erkende
184
212
213
114
272
150
153
165
174
1.637
Gemeentelijke* Vrije
3 15
65 18
37 57
17 9
4 37
39 32
22 30
10 24
8 7
205 229
Subtotaal
18
83
94
26
41
71
52
34
15
434
1.453
1924 Erkende Gemeentelijke* Vrije
88 144
95 148
76 178
65 69
145 159
73 105
66 114
35 164
46 142
689 1.193
Subtotaal Niet-erkende
202
243
254
134
304
178
180
199
188
1.882
Gemeentelijke* Vrije
3 10
55 8
44 28
12 2
4 7
30 32
21 24
9 8
26 6
204 125
Subtotaal
13
63
72
14
11
62
45
17
32
329
1.565
1925 Erkende Gemeentelijke* Vrije
104 108
94 156
115 153
78 66
154 171
71 113
66 117
52 159
61 112
795 1.155
Subtotaal Niet-erkende
212
250
268
144
325
184
183
211
173
1.950
Gemeentelijke* Vrije
3 9
66 15
28 46
10 0
8 10
36 23
22 19
12 10
14 38
199 170
Subtotaal
12
81
74
10
18
59
41
22
52
369
1.428
* In de cijfers wordt onderscheid gemaakt tussen de gemeentelijke en door de gemeente aangenomen bibliotheken enerzijds en de vrije bibliotheken anderzijds.
Bron: Annuaire statistique de la Belgique et du Congo, Brussel, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid, jaargangen 1922, 1923-1924 & 1925-1926.
64
Tabel 3: Erkende openbare bibliotheken onderworpen aan de wet van 17 oktober 1921 (1921-1949)
117 153 180 183 206 211 210 205 207 228 230 189 187 238 229 176
125 165 199 211 218 225 214 224 232 244 250 248 243 254 286 219
122 174 188 173 181 199 202 224 216 232 234 237 235 236 236 252
Rijk Aantal gemeenten zonder bibliotheek
150 150 178 184 194 195 180 171 199 204 199 181 179 210 215 192
Totaal
West-Vlaanderen
d
Oost-Vlaanderen
182 272 304 325 348 358 355 351 351 364 376 370 363 361 357
Namen
95 114 134 144 152 156 161 164 161 164 162 151 152 145 194 131
Luik
184 213 254 268 278 279 300 329 320 332 346 339 344 372 334 336
Rijk Luxemburg
178 212 243 250 262 272 294 351 365 373b 381 380 372 386 293 217c
Limburg
207 184 202 212 222 232 238 236 242 247 244 240 246 247 297 253
Henegouwen
Jaar 1922 1923 1924 1925 1926 1927 1928 1928-29 1929-30a 1931-32b 1932-33 1933-34 1934-35 1935-36 1936-37 1937-38 1938-39d 1939-40 1940-41 1941-42 1942-43 1943-44 1944-45 1945-46 1946-47 1947-48 1948-49
Brabant
Antwerpen
Provincies
1.370 1.637 1.882 1.950 1.243 2.061 1.152 2.127 1.079 990 2.154 984 2.555 879b 2.293 860b 2.388 807 2.441 827 2.435 b 2.430 785 758 2.449 618 2.441 c 1.776 659c,d
d
d
d
d
d
d
d
d
d
d
299 247 248 249
364 368 378 388
314 335 351 371
131 123 122 133
313 330 327 338
190 198 197 203
156 164 162 182
259 267 288 305
249 240 251 288
e
e
e
e
e
e
e
e
e
e
e
e
e
e
e
e
e
e
e
e
e
e
246 251 246 247
367 342 324 330
377 365 364 385
151 151 135 135
316 314 305 302
191 189 181 176
155 152 150 151
275 285 197 192
233 222 190 174
2.311 2.271 2.092 2.092
d
2.275 2.272 2.324 2.457
d
768 573 483 444
1.229 1.273 1.255
a
Voor 1929-30 en 1931-32 zijn de gemeentelijke, aangenomen en de bijzondere bibliotheken die bezocht werden, vermeld b De gegevens ontbreken voor twee arrondissementen c De gegevens ontbreken voor een arrondissement d De gegevens ontbreken e De gegevens werden door de oorlogsomstandigheden in 1943-1944 en 1944-1945 niet verzameld be Het gaat hier nog om de niet-gesplitste provincie Brabant
Bron: Annuaire Statistique de la Belgique et du Congo belge, jaargangen 1923 t.e.m. 1949. (Cf. voetnoot 138)
65
Tabel 4: Erkende openbare bibliotheken onderworpen aan de wet van 17 oktober 1921 (1950-1963)
Henegouwen
Limburg
Luik
Luxemburg
Namen
Oost-Vlaanderen
West-Vlaanderen
262 291 278 290 285 291 309 307 316 315 344
354 373 362 366 375 364 395 409 413 418 417
402 399 303 304 397 397 398 404 408 409 410
138 147 138 146 151 163 187 198 195 201 206
317 358 311 347 362 363 379 425 430 438 429
189 195 190 192 198 201 191 184 175 173 165
155 164 156 164 174 168 165 174 170 163 153
232 274 254 271 284 304 313 316 313 325 329
164 193 181 194 199 213 260 262 260 264 276
Jaar 1949-50 1950-51 1952 1953 1954 1955a 1956 1957-b 1960 1962 1963 1964c 1965
Totaal
Brabant
Rijk
Antwerpen
Provincies
2.213 2.394 1.882 1.950 2.061 2.173 2.597 2.679 2.680 2.706 2.729
a
In 1955 werden geen cijfers verzameld. In 1957, 58, 59 en in 1961 werden geen statistieken over de openbare bibliotheken gepubliceerd. c In 1964 en 65 werden de aantallen per taalrol opgesplitst. Dit gaf in 1964 bijvoorbeeld 1 franstalige bibliotheek in Oost-Vlaanderen en 2 Franstalige in Limburg. In Brabant werden toen 224 Franstalige en 194 Nederlandstalige bibliotheken geteld. b
Bron: Annuaire Statistique de la Belgique et du Congo belge, jaargangen 1950-51 t.e.m. 1960; Statistisch Jaarboek, jaargangen 1960 t.e.m 1967. (Cf. voetnoot 103 en 138)
66
Tabel 5: Erkende openbare bibliotheken onderworpen aan de wet van 17 oktober 1921 (1969-1978)
1969
350
1970
349
1971
347
1972
347
1973
346
1974
343
1975
335
1976
332
1977
333
1978
328
188 240 222 186 220 185 234 179 237 171 230 174 230 175 230 169 253 160 219 150
205 405
420
147
422
143
415
141
405
136
394
133
404
138
395
134
373
122
358
115
371
116
335
293
10
326
296
11
325
295
11
317
295
11
307
290
10
300
283
10
119
Totaal
10
Diverse
293
112
200 350
334
121
202 345
11 10
125
201 347
297
124
204 362
342
10
127
206 370
297
135
205 372
346
137
208 387
293
139
210 395
341 142
210 413
West-Vlaanderen
Jaar
Oost-Vlaanderen
Namen
Luxemburg
Luik
Limburg
Henegouwen
Brabant
Antwerpen
Provincies (per taalrol)a
1.429 1.312 1.424 1.314 1.416 1.283 1.416 1.252 1.416 1.207 1.401 1.221 1.389 1.202 1.375 1.143 1.385 1.110 1.330 1.116
a
De bibliotheken werden opgesplitst per taalrol (Nederlandstalig of Franstalig). We vermelden ze in die volgorde. Daarom ook de categorie diverse (bij de Franstalige ondergebracht). Voor Brabant werden de cijfers in het statistisch tijdschrift uitgesplitst voor Brussel Hoofdstad (Nederlandstalige en Franstalige bibliotheken), Halle-Vilvoorde-Leuven, en Nijvel. Hier staan ze per taalrol samengeteld.
Bron: Statistisch Jaarboek van België, jaargangen 1969 t.e.m. 1981. (Cf. voetnoot 138)
67
3.2.4 De bouw van openbare bibliotheken volgens een architect In de periode dat de wet Destrée in België werd ingevoerd, voerde ook de stad Antwerpen, hoewel ze los van de wet haar eigen bibliotheeknetwerk had en zich niet wou onderwerpen aan de wet (cf. hoofdstuk 4) een discussie over de bouw van openbare bibliotheken. Dit blijkt uit de discussienota’s die circuleerden tussen verschillende diensten. Zo bevindt zich in het Felixarchief een nota van een Brusselse architect, Ad. Perin140 die op basis van literatuur de Angelsaksische bibliotheekgebouwen beschrijft voor kleinere steden en gemeenten en daarin twee soorten onderkent: enerzijds de bibliotheek met een leeszaal waar de boeken ter plekke worden geconsulteerd en anderzijds de uitleenbibliotheek. Hij ziet ook een combinatie van beide mogelijk. Voor de bibliotheek met leeszaal beschrijft hij achtereenvolgens wat hij het Glasgowtype noemt en in Engeland gebruikelijk is en stelt deze naast het Carnegietype of Amerikaanse type dat in de Verenigde Staten furore maakte. In zijn nota stelt de auteur dat het niet zijn bedoeling is om een voorkeur uit te drukken voor een van de beide types, maar enkel beschrijvend te werk wou gaan en eindigt hij met een voorstel waaraan de bouw en inrichting van een Belgisch type zou moeten voldoen. Hij voegt eraan toe dat hij zijn stuk over de leeszalen op buitenlandse voorbeelden baseerde bij gebrek aan ervaringen in het binnenland. Perin beschrijft aan de ene kant de karakteristieken die volgens hem het Glasgowtype typeren. Zo stelt hij vast dat de leesbibliotheek twee ingangen kent, een eerste voor de volwassenen waarbij mannen en vrouwen gescheiden leeszalen hebben en een tweede voor de kinderen. Wanneer volwassenen samen met kinderen moeten binnenkomen, zouden ze zich immers vernederd kunnen voelen. Achter de ingang voor de volwassenen bevindt zich een doorloop met de uitleenhal achteraan waar de boekenrekken staan en vooraan twee draaideuren die rechtstreeks toegang geven tot de gescheiden leeszalen voor mannen en vrouwen. De lezers hoeven niet langs de uitleenhal en de mannen kunnen, volgens de auteur, aldus direct hun krant komen lezen of algemene referentiewerken consulteren. De mannen beschikken over een uitleenbalie binnen in hun zaal. In de leeszaal voor de vrouwen is geen opzichter aanwezig en zij moeten hun boeken aanvragen aan een loket dat uitgeeft op de plek waar de boekenrekken staan. Ook in de kinderleeszaal worden de geslachten gescheiden, nu door een
140
S.A.A., 621#551, Stad Antwerpen, O.B., PERIN A., Bâtiments des bibliothèques publiques, 1921.
68
grote balie in hoefijzervorm. Hier is het de bibliotheekbediende die niet enkel toezicht houdt maar tegelijkertijd de werken aan de kinderen uitreikt. In het Glasgowtype merkt de schrijver afzonderlijke toiletten voor de lezers en voor het bibliotheekpersoneel op. Voor het personeel zijn er twee bureelruimtes voorzien. Een vestiaire ontbreekt, er is hoogstens een paraplubak en soms haken aan de uiteinden van de tafels. De leeszaalbibliotheek wordt in Engeland nog vervolledigd met een ruimte voor de reiniging en ontsmetting en met een boekbindersatelier. In de uitleenhal bevindt zich een toog van twee tot vijf meter lengte en halfhoog de ruimte met op één meter afstand een balustrade. Het is hier dat de bezoekers aan glazen openingen de werken kunnen aanvragen. De boeken kunnen gekozen worden op basis van de catalogi die in de wachtruimte liggen uitgestald op lessenaars of op tafels die tegen de muur of in het midden staan. Op een indicatorbord kunnen de lezers nagaan of het gewenste boek aanwezig is en niet uitgeleend. De boekenrekken staan achter de toog, onbereikbaar voor de bezoekers. Perin omschrijft het Glasgowtype als erg compact en geeft samen met een aantal afmetingen mee dat er gemiddeld 2,45 m² ruimte wordt voorzien per lezer waardoor een bibliotheek bestemd voor zo’n 350 lezers over zowat 857 m² oppervlakte moet beschikken. Het tweede type van leeszaal, het Amerikaanse Carnegietype, zo genoemd naar de staalmagnaat die de bouw van heel wat openbare bibliotheken in de Verenigde Staten financieel aanmoedigde, kent nauwelijks of geen scheiding van geslachten en leeftijden. Hier is slechts een grote zaal te vinden waar de volwassenen en kindren van elkaar gescheiden worden door een gang. Dit brengt met zich mee dat er heel wat minder bibliotheekpersoneel moet zijn voor het toezicht en dit brengt aldus tegelijkertijd een veel minder streng uitzicht met zich mee. Het aantrekkelijke uiterlijk wordt beklemtoond door het veel lichtere meubilair dat bestaat uit kleine ronde tafels en comfortabele zetels met armsteun om het boek op te laten rusten, door gravures en tekeningen aan de muur en door groene planten. Een tweede belangrijk kenmerk is de zelfbediening: lezers kunnen zelf hun boeken nemen en terugzetten. Hier is slechts een opzichter waarlangs de bezoeker moet om de leeszaal te verlaten. De algemene referentiewerken staan in een speciale ruimte opgesteld en er worden geen kranten voor lectuur aangeboden. Perin besluit dat in Amerika de bouw veel goedkoper is en dat de lezer zich hier meer thuis moet voelen in de plaats van op bezoek bij een gastheer zoals in Engeland.
69
In een laatste deel komt Perin tot een Belgisch bibliotheektype en beschrijft hij de noden bij ons en hoe ons nationale karakter tot een eigen nationaal bibliotheekgebouw moet leiden. Hij poneert een negental principes: 1. Reductie van de bouwkosten; 2. Besparing op personeel; 3. Multifunctioneel gebruik van de ruimtes; 4. Diefstal van boeken vermijden; 5. De reinheid van het lokaal en de ontsmetting van boeken verzekeren; 6. Rekening houdend met ons nationaal karakter van tegenzin tegen dwang, van verlegenheid en voorliefde voor comfort, een thuisgevoel scheppen en vermijden dat de lezer zich in een indrukwekkende studiezaal voor een elite bevindt; 7. Toegeven dat jongeren van verschillend sekse niet gewend zijn om met elkaar om te gaan, maar ze toch beide gescheiden in dezelfde zaal toelaten, wat beter is dan een donkere cinema; 8. De lezer vormen om dagelijks een krant ter hand te nemen en hem ernstige kranten aanbieden; 9. Algemene referentiewerken in de leeszaal plaatsen zodat de lezer ze zelf vrij kan consulteren. Conform deze principes komt de auteur tot een programma voor een bibliotheekgebouw in België: 1. Een grote zaal met vijf onderdelen: een ingang; twee leeszalen, een toog om boeken terug te brengen en een centrale balie voor de bibliothecaris. Een werkatelier, een ontsmettingskamer, een kantoor voor de bibliothecaris en toiletten vervolledigen het geheel; 2. Een leeszaal voor volwassenen en een voor kinderen waarbij de geslachten van elkaar gescheiden worden door de inrichting van beide zalen, bijvoorbeeld door een lange tafel…; 3. De scheiding tussen leeszalen en gang door laag meubilair of zuilen zodat de zichtlijnen voor toezicht niet belet worden; 4. Geen boekenrekken in de leeszalen en een speciale ruimte voor het terugbrengen van boeken;
70
5. De inrichting van een balie voor de bibliothecaris zodanig dat het terugbrengen van boeken vergemakkelijkt wordt en dat hij tegelijkertijd toezicht kan houden op de ingang en de twee leeszalen; 6. De uitgang voor de lezer zodanig voorzien dat deze voorbij de bibliothecaris moet passeren. Wanneer diefstal frequent voorkomt deze uitgang desnoods afsluiten met een draaideur die moet bediend worden door de bibliothecaris; 7. Een goed verlicht herstelatelier voor de boeken op het gelijkvloers of in de kelders en een ontsmettingskamer; 8. Gescheiden lavabo’s en toiletten voor mannen en vrouwen; 9. Goede verlichting in de leeszalen en het natuurlijk daglicht eventueel aan te vullen door extra gaslantaarnlicht. Ramen van 4,20 m hoogte geven immers slechts licht tot op 7 m. Gezien de bibliotheken vooral ’s avonds worden bezocht, is kunstlicht erg belangrijk, om lezers niet af te schrikken zoals de ervaring in openbare gebouwen leert; 10. De leeszalen moeten comfortabel warm zijn tussen 18 en 20 graden, liefst door een centrale warmtebron; de auteur verwijst naar sommige Amerikaanse bibliotheken waar naast een verwarming via radiatoren een open haard is voorzien voor de gezelligheid; 11. Een goede ventilatie. Tenslotte benadrukt de schrijver door middel van enkele schetsen – die in het archiefstuk ontbreken - dat met weinig geld oude scholen van het type van 1870 kunnen worden omgevormd tot leeszalen conform aan de wet. Na de leeszaalbibliotheken eindigt de schrijver met een programma – en een schets, die ontbreekt – voor de uitleenboekerijen. Deze moeten bestaan uit: 1. Een goed verlichte boekenzaal; 2. Een gang langsheen deze zaal die breed genoeg is om te kunnen dienen als uitleenhal. Deze moet een aantal banken en enkele lessenaars of tafels bevatten voor de consultatie van de catalogi; 3. Een groot loket tussen beide ruimten; 4. Een ontsmettingsruimte en een atelier voor het herstellen van boeken; 5. Om tocht te vermijden in de gang moet deze aan de ingang afgesloten worden met een draaideur.
71
De auteur besluit zijn nota met de stelling dat de inrichting van een leeszaalbibliotheek en een uitleenbibliotheek voor de oorlog konden gebeuren voor een gemiddelde kostprijs van 150 tot 200 frank per vierkante meter. Zelfs geïndexeerd aan de huidige kostprijs beschouwt hij deze kost minimaal en zou dit geen obstakel mogen zijn voor gemeenten. Hij hoopt dan ook dat België de achterstand tegenover de Angelsaksische en Scandinavische landen zou ophalen. We komen in onze eerste gevalstudie van de stedelijke hoofdbibliotheek in het centrum van de stad Antwerpen nog terug op deze nota.
3.2.5 De inrichting van openbare bibliotheken volgens de wet De wet van 1921 spreekt in artikel 6 over een “degelijk” lokaal dat “toegankelijk” moest zijn: “Art. 6. – De openbare, gemeente-, aangenomen of vrije bibliotheken genieten de hulp en de toelagen van den Staat indien zij aan de volgende voorwaarden voldoen: a) Ingericht zijn in een degelijk lokaal; b) In bezit zijn van een minimum boekdeelen en een minimum uitleeningen doen; c) Voor allen toegankelijk zijn;…”.141 In 1928 verscheen het eerste werk van de hand van een jurist over de Belgische wetgeving. De auteur P. Recht, advocaat en gewezen staatsinspecteur van de openbare bibliotheken, wou de grondbeginselen van de wet onderzoeken, met zijn leemten en gebreken, en de wet in de onderwijsorganisatie situeren. Hij had bovendien de intentie om in een handleiding praktische oplossingen voor te stellen. Deze handleiding was bedoeld, zoals de ondertitel aangeeft, “voor de openbare mandatarissen, de gemeenteambtenaren, de bibliothecarissen en de leiders van de maatschappelijke werken”.142 3.2.5.1 Degelijk en toegankelijk Recht P. schrijft hierover in 1928 in zijn praktische verklaring van de wet het volgende: “Het lokaal moest behoorlijk, passend, gemakkelijk toegankelijk en bezoekbaar zijn”. En hij vervolgt: 141
“Wet van 17 oktober 1921 betreffende de openbare bibliotheken”, Belgisch Staatsblad, 19 november 1921, p. 1036210363. 142 RECHT P., De openbare bibliotheken in België, Practische verklaring der wet van 17 October 1921 ten dienste van de openbare mandatarissen, van de gemeente-ambtenaars en van de bibliothecarissen, Brussel, A. De Boeck, 1928, p. 5-6. Het werk was oorspronkelijk geschreven in het Frans en naar het Nederlands omgezet door een andere staatsinspecteur van de openbare bibliotheken, Leo Van Molle.
72
“Bij de beoordeeling van deze verscheiden stoffelijke bestanddeelen zal de inspecteur zich onthouden van eigen meening en niet oordeelen volgens zijn persoonlijke opvatting over lokaalhygiene, -gerieflijkheid en -waardigheid, want het is niet voor hem dat de bibliotheek degelijk moet zijn, maar voor het plaatselijk publiek, en het bijzonderste kenmerk is dat het publiek voordeel haalt uit het bestaan der bibliotheek. Men mag niet uit het oog verliezen dat de bibliothecarissen met verscheiden werken bemoeid zijn en in 't algemeen over het beste lokaal beschikken dat er te vinden was; nu, de wet heeft voor doel hen te helpen en niet hen te ontmoedigen; 't is zoo erg niet als het lokaal wat vochtig
is
of
minder
gemakkelijk
toegankelijk
dan
een
postkantoor:
de
bibliotheekkundige regel is de rechtskundige regel niet. Noch de wet, noch het organiek besluit bepalen nader de beteekenis van het woord <<degelijk>>, zoodat dient aangenomen dat het hier noch een maximum, noch zelfs een middelmaat, maar wel een minimum geldt.”143 “Hoofdzaak is”, zo vult hij aan in een voetnoot, “dat de vergaarplaats voor geestesvoedsel bestaat, dienst doet en aanlokt”.144 Heel concreet mag de bibliotheek volgens Recht niet gevestigd zijn in een koffiehuis, noch in een magazijn, noch in een lokaal dat slechts door het koffiehuis toegankelijk is (de doorgang door een magazijn werd aangenomen), noch in een keuken, noch in een slaapkamer.145 3.2.5.2 Openbaar Over de openbare aard van de bibliotheek schrijft Recht: “Het is niet noodig dat het lokaal uitsluitend voor de bibliotheek dient: 't volstaat dat het haar uitsluitend en gemakkelijk voorbehouden zij tijdens de openingsuren.” 146 “Buiten deze uren mag het lokaal voor ander gebruik dienen en niet-openbaar zijn, bij voorbeeld een feestzaal, de zaal van een patronaat of van een volkshuis; het lijkt overdreven te eischen dat het slechts voor andere opvoedingswerken dienen zou […] en niets belet dat het een gemeentenecretariaat zij, een klaszaal, een kantoor voor den ontvanger der belastingen, een bureel voor den schoolbestuurder, een werkkamer, al 143
RECHT P., De openbare bibliotheken in België, Practische verklaring der wet van 17 October 1921 ten dienste van de openbare mandatarissen, van de gemeente-ambtenaars en van de bibliothecarissen, Brussel, A. De Boeck, 1928, p. 57. 144 Ibidem. 145 Idem, p. 58. 146 Ibidem.
73
werd zij ook maar door eenen persoon gebruikt. Trouwens, zoo het gevestigd is in een particulier vertrek heeft niemand recht van onderzoek over het gebruik dat de bibliothecaris er van maakt buiten de openingsuren, en het onderzoek van de inspecteurs mag slechts de uiterlijke teekenen betreffen. 't Is evenwel aangenomen dat het niet dienen mag als particulier vertrek, als salon, als eetplaats, als bureel voor werk aan huis, niet omdat dergelijk gebruik uit zijn eigen tot strijdigheid leiden zou, maar juist omdat de uitwendige teekenen (schoone meubelen, tapijten, snuisterijen, inrichting, de intimiteit van den huiselijken kring) aanduiden dat de lezer er zich niet zoo thuis zal voelen als in een openbare plaats, en dat dus dergelijk lokaal nooit geheel openbaar zijn zal, zelfs niet tijdens de openingsuren. Anders is het wanneer de aan de bibliotheek voorbehouden kamer bijzonderlijk voor dit gebruik werd ingericht; in dit geval zal het feit, dat de bibliothecaris het lokaal buiten de openingsuren persoonlijk voor zijn werk gebruikt, den lezer niet beletten zich volkomen thuis te voelen. In dit geval echter, zal men zich strenger toonen voor de gemakkelijkheid van den toegang dan wanneer het lokaal in een ander gebouw dan een particuliere woning gevestigd was en zal er geëischt worden dat het lokaal schier rechtstreeks van de straat toegankelijk zij; want indien de lezer langs gangen, trappen of kamers van een particuliere woning moest loopen, zou hij, ook hier den indruk hebben de intimiteit van den huiselijken kring te schenden, om toegang te hebben tot een aannemelijk openbaar lokaal. Zooals men ziet, en zooals we bij 't begin van deze paragraaf zegden, dient elk geval beoordeeld als afhankelijk van den lezer; het past, meenen wij, de <
> of de openbaarheid van het lokaal te beoordeelen, niet volgens een abstracten en theoretischen maatstaf, maar door zich af te vragen of, in normale omstandigheden, de uitwendige teekenen van de lokaalinrichting den lezer den indruk kunnen geven dat hij zich in een openbaar lokaal bevindt. Om dezelfde redenen worden de zalen voor den eeredienst en de sacristieën […] evenmin aangenomen, daar sommige lezers, wegens hun overtuiging, er zich niet thuis zouden kunnen voelen. De lokalen van volkshuizen en patronaten worden nochtans aangenomen: In België is de vrije openbare bibliotheek inderdaad een verzinsel (ze heeft niets gemeen met de Engelsche <>) en het is krachtens dit verzinsel dat ze als openbaar 74
wordt beschouwd; zoo men dat echter niet deed, zouden er geen vrije bibliotheken meer zijn: het zijn haast alle katholieke of socialistische. Gewis, de pastoor zal nooit naar het volkshuis gaan en, wederkeerig, de socialisten zullen geen klanten worden van het patronaat. 't Is een verzinsel, en daarom achten wij het overdreven te vragen dat van de lokaalmuren de politieke oproepen, de aanprijzingen van een werk met wijsgeerige strekking of ten voordeele van een dagblad, zouden verdwijnen; moest men op dien weg tot het einde doorgaan, dan zouden de vrijdenkers het kruisbeeld kunnen doen wegnemen uit de patronaten en de katholieken zouden de aansporing van het vrije onderzoek en de proletariërsorganisatie kunnen doen wegruimen. Als men nu eenmaal een verzinsel aanneemt, moet men er ook de gevolgen van aannemen, en inzonderheid het bestaan van godsdienstige, wijsgeerige of politieke zinnebeelden, ofschoon zuiver politieke of strijdlustige plakkaten, van welke strekking ook, niets te maken hebben in een bibliotheek.”147 Elke situatie moet volgens Recht dus afzonderlijk beoordeeld worden vanuit de lezer. Deze moet, in normale omstandigheden, altijd de indruk krijgen om zich in een openbaar lokaal te bevinden. Hij is echter heel realistisch en wil de vrije bibliotheken, die haast allemaal van katholieke of socialistische signatuur zijn, niet uitsluiten. Dit is de reden waarom hij het begrip ‘vrije openbare bibliotheken’ in België een verzinsel noemt en dat volkshuizen en patronaten ‘aangenomen’ mogen worden. In dit juridisch geïnspireerd boek is dus niets terug te vinden van een concreet bouwprogramma, wat wel het geval is voor de hierna besproken meer administratieve publicatie.
3.2.6 De inrichting van bibliotheken volgens het handboek voor bibliothecarissen In 1923 verscheen een technisch handboek van de hand van Jan Van Meel. Van Meel was op dat moment de secretaris van de Provinciale Commissie van openbare bibliotheken en Vlaamsche Letterkunde van Antwerpen en bureeloverste bij het provinciebestuur. Zoals de 147
RECHT P., De openbare bibliotheken in België, Practische verklaring der wet van 17 October 1921 ten dienste van de openbare mandatarissen, van de gemeente-ambtenaars en van de bibliothecarissen, Brussel, A. De Boeck, 1928, p. 59-60.
75
ondertitel aangeeft, was het werk bestemd voor de beheerders van de openbare bibliotheken en voor de bibliothecarissen en bijgevolg heel praktisch gericht. Een heel hoofdstuk was enkel en alleen gewijd aan het lokaal, waarbij zowel het gebouw als de inwendige inrichting aan bod kwam.148 3.2.6.1 Bouwprogramma Om volledig te zijn, zou in het bouwprogramma van een openbare bibliotheek volgens de auteur minstens een leeszaal voor volwassenen en een kinderzaal moeten ingericht zijn, met telkens een uitleendienst eraan verbonden. De uitleendiensten zouden echter moeten zijn ondergebracht in een afzonderlijke ruimte of minstens gescheiden zijn van de leeszaal zodat de uitleners geen te grote verstoring van de lezers veroorzaken. Daarnaast zijn ook een wachtplaats, een boekenkamer, met klein magazijn en een ontsmettingszaal onmisbaar. Van Meel geeft toe dat hij over te weinig plaats beschikt om over de bouw van de moderne bibliotheek te schrijven. Hij stelt dat jonge architecten zich erg verdienstelijk zouden kunnen maken door de situatie in het buitenland te bestuderen, omdat er volgens hem in België nog geen enkel geschikt voorbeeld voorhanden is. Hij ziet enkel aangepaste gebouwen. Wel geeft de auteur een lijst van werken op die nuttig kunnen zijn voor het oprichten van een bibliotheekgebouw.149 Naast de buitenlandse boeken en tijdschriften, merken we in de bibliografie het standaardwerk van de Gentse architect en hoogleraar Cloquet op. (Cf. hoofdstuk 2)150 Naar de architectenverenigingen doet hij de aanbeveling om de bouw van bibliotheekgebouwen tijdens hun vergaderingen en in hun tijdschriften te bespreken en om wedstrijden uit te schrijven.151 Het is trouwens op deze plaats dat we een uitdrukkelijke vermelding vonden naar de architectuurwedstrijd die de KMBA (Koninklijke maatschappij
148
VAN MEEL Jan, Openbare Boekerijen. Vak- en kinderbibliotheken. Leeszalen, reizende boekerijen. Handboek voor hunne beheerders en bibliothecarissen, Antwerpen, Veritas, 1923, p. 45-55. 149 Idem, p. 49. 150 We vonden ook een referentie naar het Duitstalige Handbuch der Architectuur erin terug. Dit is een reeks van werken waarvan de vierde reeks (bestaande uit meerdere delen) volledig gewijd is aan ontwerpen, faciliteiten en inrichting van gebouwen. Een boekdeel van deze reeks over gebouwen uit de kunstwereld, het onderwijs en de wetenschap bevat een heel uitgebreid hoofdstuk over bibliotheken en archieven. Het stuk over de bibliotheken geeft na een algemene en historische introductie een ruim overzicht vertrekkende van heel concrete bibliotheekvoorbeelden. De auteur behandelt naast verschillende nationale, universitaire, wetenschappelijke en bedrijfsbibliotheken ook vele volksbibliotheken. Het geheel is geïllustreerd met 338 figuren. KÖRTUM Albert, “Bibliotheke”, in: KÖRTUM Albert & OPFERMANS Rudolf, Handbuch der Architectur 4, Entwerfen, Anlage und Einrichtung der Gebäude 6, Gebäude für Erziehung, Wissenschaft und Kunst 4., Gebäude für Sammlungen und Ausstellungen, Stuttgart, Kroner, 1906, p. 176-210. 151 VAN MEEL Jan, op. cit., p. 48.
76
der Bouwmeesters van Antwerpen) in 1921 uitschreef voor een ontwerp van bibliotheek in een stad van 30.000 inwoners. (Cf. hoofdstuk 3.2.8)152 Van Meel sluit het hoofdstuk over het lokaal af met een pleidooi voor een samenwerking tussen de bibliothecaris en de architect, niet enkel om een ‘doelmatig’ plan te bekomen maar ook vanuit het oogpunt van licht, brandveiligheid, de mogelijkheid tot uitbreiding en de vermijding van gevaarlijke of hinderlijke buren. 3.2.6.2 De locatie Volgens Van Meel is een geschikt lokaal ‘goed’ gelegen rond het centrum van de gemeente of stadswijk, altijd gemakkelijk te bereiken en mag het tot geen misbruik aanleiding geven zoals in een herberg. De kans op slagen wordt immers gunstig beïnvloed als ze gelegen is te midden van de mensen en Van Meel vergelijkt de situatie met de handelaar die een goede plek voor zijn zaak uitkiest. Hij keurt achterbuurten af en kiest voor een gelijkvloerse situering. Aan de buitenkant moet een brievenbus worden aangebracht met de vermelding ‘openbare boekerij’. Bovendien ziet hij de beste ligging van een lokaal langs de oostkant. Zo vermijdt men de hevige zonnestralen, de grote warmte of koude en de vochtigheid.153 Het ideaal is een afzonderlijk, geheel daartoe ingericht en geschikt lokaal. Wanneer dit niet kan, zal de voorkeur gaan naar een onderdak in een deel van het gemeentehuis, een openbare school, een zetel van een maatschappelijk werk of in een ander bijzonder lokaal. “De bouw of vergrooting van gemeentehuis of school zal eene gunstige gelegenheid verschaffen, om in het plan een lokaal voor bibliotheek op te nemen. Het Ministerie van Wetenschappen en Kunsten verleent eene bijzondere toelage aan de gemeenten, welke bij het opbouwen van schoollokalen, zulke zaal voorzien, alsmede aan het bestuur der instelling zelve, als hulp tot verbetering en verfraaiing van het lokaal (art. 22 KB 19 Oct 1921).”154
152
VAN MEEL Jan, Openbare Boekerijen. Vak- en kinderbibliotheken. Leeszalen, reizende boekerijen. Handboek voor hunne beheerders en bibliothecarissen, Antwerpen, Veritas, 1923, p. 48. 153 We herinneren hier aan de voorschriften van Vitrivius die dit reeds in de oudheid aanbeval. 154 VAN MEEL Jan, op. cit., p. 50. NB. Het betreft hier het Koninklijk Besluit over de openbaar onderwijs en niet de wetgeving op de openbare bibliotheken.
77
Van Meel raadt ten sterkste aan om vanaf het begin een “bestendig” lokaal te nemen, want een verhuis kost veel en is niet gunstig voor de boeken en de meubels. Bovendien moet er vanaf het begin oog voor zijn dat het lokaal, zonder aanzienlijke kosten, kan vergroot worden. Wanneer het moest gebeuren dat door de woningnood geen ander lokaal dan een deftige herberg te vinden is, dan kan deze locatie enkel als voorlopig worden beschouwd en dan nog op voorwaarde dat beide volledig van elkaar gescheiden zijn en er een afzonderlijke en behoorlijke ingang voor de lezers bestaat. In de bibliotheek mag geenszins drank geschonken worden. Om ‘reklaam’ te maken is aan de straatmuur of op de muur een bericht nodig dat aangeeft dat de bibliotheek er zich in een achterzaal bevindt en op welke uren ze open is. 3.2.6.3 Decoratie Opvallend is dat pracht als overbodig wordt beschouwd door Van Meel, maar dat de bibliotheek toch zowel binnen als buiten een ‘rein’ en aantrekkelijk uitzicht moet hebben. “Niets is immers terugstootender dan een vuil, slordig voorkomen. Tijdens de bespreking dier wet op de openbare boekerijen in de Kamer van volksvertegenwoordigers deed een spreker uitschijnen, dat door behoorlijk lokaal niet alleen dient verstaan gezondheid en confort, doch ook de kunstzijde, om van de boekerijen en leeszalen aangename plaatsen onder alle oogpunten te maken.”155 Een nette, reine gevel is dus niet te verwaarlozen, hoewel de goede interne inrichting voor van Meel het belangrijkste is. “Schildering en behangsels moeten in lichte, aangename toon zijn”, die als gezond voor de ogen worden omschreven. Van Meel heeft het dan over groen of purper. Als vloerbekleding beveelt hij dikke linoleum caoutchouc aan of tapijten in geperste kurk. 3.2.6.4 Verluchting, verlichting en verwarming Kleine, talrijke openingen onder en boven in de muren vormen volgens Van Meel de beste verluchting, met aan de vensters waaiers die enkel langs boven naar binnen openslaan. Hij schrijft daarenboven dat de vensters zeer dikwijls moeten worden geopend zowel omwille van het personeel als voor de lezers. Bij grote warmte is een windmolen die elektrisch wordt bewogen aan te bevelen.
155
VAN MEEL Jan, Openbare Boekerijen. Vak- en kinderbibliotheken. Leeszalen, reizende boekerijen. Handboek voor hunne beheerders en bibliothecarissen, Antwerpen, Veritas, 1923, p. 45.
78
Overvloedige verlichting is geen luxe: bij dag liefst door een glazen koepel of door brede vensters, terwijl ‘s avonds elektrische verlichting zijn voorkeur geniet. Hij beveelt witte matte glazen aan die het licht naar boven uitstralen. Aan de boekenschappen en op de tafels kiest hij voor talrijke lampjes. Zonneblinden moeten dan weer in de zomer het felle zonlicht weren. Maar ze mogen niet worden neergelaten ’s avonds opdat de ‘gezellig- en deftigheid der boekerij’ naar buiten moeten uitstralen en de voorbijganger uitnodigen om binnen te komen. De verwarming mag niet teveel rook en stof veroorzaken. Hij beveelt centrale verwarming met heetwaterbuizen aan. Volgens Van Meel is het overigens beter dat de temperatuur te laag is, dan te hoog. 3.2.6.5 Meubelen Van Meel is soms erg gedetailleerd wat betreft de concrete bemeubeling. Hij beveelt boekenrekken aan in de plaats van kasten. Deze moeten langs de muur van de zaal worden geplaatst en/of rond eventueel aanwezige kolommen. Om het maximum aantal boeken te kunnen rangschikken, zijn hoge rekken tot aan de zoldering gewenst. Deze zijn bereikbaar met een vaste ladder die over een staaf onderaan de rekken kan schuiven. Zolang geen openkastsysteem ingevoerd is, mogen de lezers niet aan de boeken komen waartoe een lage open afsluiting moet geplaatst worden. Van Meel keurt hoge gesloten loketten af: de boeken mogen zichtbaar zijn en hij voegt eraan toe “met achter de lessenaars vriendelijke, gedienstige bibliothecarissen”.156 In de wachtzaal horen een bank, een bord voor bekendmakingen, spuwbakjes met zand of zaagmeel, en een tafel of lessenaarsplank zoals in de postkantoren om de catalogi op te leggen. Voor het personeel is een lange tafel met stoelen vereist. Naast de nodige verlichtings- en verwarmingstoestellen vermeldt de auteur eveneens een hangklok. Tenslotte ziet hij “schoone prenten” aan de muur – over “vaderlandsche geschiedenis, aardrijkskunde, alcoolism, enz, over praktische zaken als b.v. delfstoffen, insecten, kruiden, ook van actueelen aard” – om de bibliotheek aantrekkelijk te maken. Hij ziet deze prenten als educatief zodat hij aanbeveelt om de lijst erbij te voegen van de boeken die over het vak aanwezig zijn in de bibliotheek: “zoo wordt de leerzucht geprikkeld en geleid”. Daarenboven
156
VAN MEEL Jan, Openbare Boekerijen. Vak- en kinderbibliotheken. Leeszalen, reizende boekerijen. Handboek voor hunne beheerders en bibliothecarissen, Antwerpen, Veritas, 1923, p. 53.
79
vermeldt hij enkele moraliserende spreuken voor aan de muur. Om het interieur af te ronden beveelt hij planten aan voor het gezellig uitzicht.157
3.2.7 De inrichting van bibliotheken volgens een inspecteur Een andere praktische publicatie waarin de materiële inrichting van de openbare bibliotheken aan bod komt en die we tijdens onze literatuurstudie terugvonden, dateert uit 1931: het gaat om de Praktische Gids voor den Bibliothecaris ten dienste van de Gemeentebestuurders, van de Leden der Bestuurscommissies van openbare gemeentelijke, aangenomen en vrije Bibliotheken van de hand van K. Depasse, zoals we ons van vroegere werken herinneren (cf. supra)158, inspecteur van de openbare bibliotheken bij het ministerie van Kunsten en Wetenschappen voor de provincie Luik en het arrondissement van Nijvel.159 De oorspronkelijke versie verscheen in het Frans in 1923 en kende zo’n succes dat reeds in 1924 een tweede herziene uitgave werd gepubliceerd. De Nederlandstalige versie was in de eerste plaats gericht naar de ‘Vlaamsche bibliothecaris’. Het was geen theoretische verhandeling, maar bedoeld vanuit de ervaring van de inspecteur om een heel concrete leidraad te bieden voor de verantwoordelijken van de openbare bibliotheken. In hoofdstuk 5 bespreekt de auteur de ligging, schikking en inrichting van de bibliotheeklokalen.160 Net zoals Van Meel beseft Depasse dat dit onderwerp meer aandacht zou kunnen krijgen in een breder opgevat boek. Tegelijkertijd is hij er zich echter van bewust dat de realiteit de bibliotheekbestuurders meestal geen mogelijkheid laat om vrij hun locatie te kiezen en ze moeten nemen wat er voorhanden is. Hij vermeldt dat trouwens 90 % van de openbare bibliotheken slechts over een beperkte ruimte beschikken en dat 95 % geen leeszaal hebben.161 Inhoudelijk haalt Depasse, vertrekkend van de wetgeving dat een lokaal degelijk en toegankelijk moet zijn, bondig dezelfde elementen aan als de voorgaande auteurs Recht en Van Meel. Wat zijn boek een extra dimensie geeft, zijn de vele schetsen waarmee Depasse zijn verhaal illustreert. 157
VAN MEEL Jan, Openbare Boekerijen. Vak- en kinderbibliotheken. Leeszalen, reizende boekerijen. Handboek voor hunne beheerders en bibliothecarissen, Antwerpen, Veritas, 1923, p. 54. 158 DEPASSE Charles, La bibliothèque publique. Complément indispensable de l’école. Comment la créer à peu de frais, Luik, Biblio, 1925. 159 DEPASSE K, Praktische Gids voor den Bibliothecaris ten dienste van de Gemeentebestuurders, van de Leden der Bestuurscommissies van openbare gemeentelijke, aangenomen en vrije Bibliotheken, Brussel, Labor, 1931. 160 DEPASSE K, op. cit., p. 87-93. 161 Idem, p. 87.
80
Het lokaal moet, zoals reeds besproken, volgens de wet degelijk en toegankelijk zijn. Depasse interpreteert het eerste als ‘goed gelegen, gemakkelijk te bereiken en opgevat volgens de regels van de hygiëne en geriefelijk’ terwijl het tweede voor hem staat voor ‘iedereen ongeacht zijn politieke of godsdienstige overtuiging moet er zich thuis voelen’.162 Ook Depasse situeert de bibliotheek in het centrum van het dorp, en niet in een straat waar geen volk passeert. Ze moet de aandacht trekken door haar “bevallig voorkomen”, maar “eenvoudig van lijn” zijn.163 Tegelijkertijd moet ze ver van het lawaai gelegen zijn en vrij zijn van overdadig stof. Speciale aandacht is nodig voor de brandveiligheid. Depasse beklemtoont eveneens uitgebreid dat de bibliotheek gericht moet zijn naar het Oosten zoals, en om dezelfde redenen, als Vitrivius dit reeds eeuwen eerder aanbeval. Kan dit niet, dan zijn voldoende verwarming en behoorlijke luchtverversing en eventueel gordijnen cruciaal, en moet de schikking van de boekenrekken worden aangepast. Met twee schetsen maakt Depasse visueel hoe hij dit opvat.164 Op een derde schets tekent hij de inrichting als de bibliotheek in één ruimte is ondergebracht (Figuur 17): het lokaal is door een hekwerk in twee gedeeld waarbij het voor de lezers bestemde deel, drie kwart van de oppervlakte beslaat en het resterende deel bestemd is voor de boeken en de leestafel van de bibliothecaris. Hoewel Depasse niet tegen het openkastsysteem is, acht hij de opleiding van de lezers er toch onvoldoende voor. Een uitgewerkte tekening maakt zijn schets duidelijk. (Figuur 18)165 Hij geeft er een verhalende toelichting bij waarin hij schrijft over “heldere vensters” en “cretonnen gordijnen met lieve figuren”, “reproducties van welgekozen schilderijen, een kaart van Europa en een nieuwe wereldkaart”, “bloemen in aarden potten en schone vazen op de vensterbanken”, “een goed gekozen pleisterbeeld in bronskleur”, “met smaak opgevatte meubels”, “gemakkelijke zitplaatsen”, “boekenrekken uit rood dooraderde pitchpine die de zwarte banden en vergulde opschriften van de boeken beter doen uitkomen”… .166 Depasse hecht zowel belang aan het nuttige als aan het aangename. De bibliotheek moet een rustpunt zijn voor haar gebruikers, extra beklemtoond door het bordje “stilte”.
162
DEPASSE K, Praktische Gids voor den Bibliothecaris ten dienste van de Gemeentebestuurders, van de Leden der Bestuurscommissies van openbare gemeentelijke, aangenomen en vrije Bibliotheken, Brussel, Labor, 1931, p. 43-44. 163 Idem, p. 87. 164 Idem, p. 89. 165 Idem, p. 9. 166 Idem, p. 91.
81
De auteur betreurt de te veelvuldige miskenning van de leeszaal. Hij pleit ervoor dat ze algemeen wordt waar lezers een stille, aangename, en voor de studie geschikte omgeving kunnen vinden. De bibliothecaris kan er hen praktisch begeleiden en helpen bij hun opzoekingswerk. Ook hier benadrukt de auteur onder meer de nood aan rust, geriefelijkheid, overvloedige verlichting en voldoende verwarming. Een schets maakt zijn verhaal af.167 Over de meubels schrijft de auteur, met opzet beknopt: de meeste aandacht gaat naar de steekkaartenbakjes en de boekenrekken, weerom verlucht door schetsen. Waar voor de gewone boeken het open rek met verplaatsbare planken wordt verkozen, ziet hij voor de kostbare werken de nood aan een kast met traliewerk. (Figuur 19)
3.2.8 Een architectuurwedstrijd voor het ontwerp van een openbare bibliotheek in 1921 In 1921 schrijft de Koninklijke Maatschappij van Bouwmeesters van Antwerpen (KMBA) met de steun van het gemeentebestuur, het provinciaal bestuur en de Maatschappij ter aanmoediging van Schoone Kunsten een wedstrijd uit voor een ontwerp van openbare bibliotheek.168 In het tijdschrift van de vereniging, de Bouwgids van mei 1921 vonden we de oproep terug met het gedetailleerde programma.169 De KMBA vroeg een ontwerp voor een volksbibliotheek in een stad van 30.000 inwoners. Het gebouw, omringd met hoven, moest bestaan uit:
Een grote hal voor de raadpleging van de catalogi en de uitreiking van boeken. Voor de hal moest er een portaal, een portierswoning en een plaats voor de brandwacht worden voorzien;
Twee grote leeszalen, van elk maximum 150 m²: de ene voor de tijdschriften, dagbladen en romans, en de andere voor de vakkundige, wetenschappelijke en kunstwerken;
Een groot boekenmagazijn van maximum 200 m²;
167
DEPASSE K, Praktische Gids voor den Bibliothecaris ten dienste van de Gemeentebestuurders, van de Leden der Bestuurscommissies van openbare gemeentelijke, aangenomen en vrije Bibliotheken, Brussel, Labor, 1931, p. 92-93. 168 VAN MEEL Jan, Openbare Boekerijen. Vak- en kinderbibliotheken. Leeszalen, reizende boekerijen. Handboek voor hunne beheerders en bibliothecarissen, Antwerpen, Veritas, 1923, p. 48. De oproep werd ook vermeld in de rubriek Concours in het architectuurtijdschrift Emulation. “Anvers”, Emulation, 1 (1922), p. 10. 169 “Wedstrijden”, De Bouwgids, 5 (1921), p. 99.
82
Een zaal voor de beheerraad;
Een grote werkkamer voor de hoofdbibliothecaris;
Een kleine kamer voor de tweede bibliothecaris;
De woningen voor de hoofdbibliothecaris en voor de portier, beide met een kelder en een verdieping;
Toiletten, vestiaire, wasplaats, trappen, gangen en hallen… .
Op de gelijkvloerse verdieping moesten de lokalen voor de levering van de nieuwe boeken, de bergplaatsen van de oude boeken, de werkplaatsen voor de boekbinders en de inrichting van de centrale verwarming worden voorzien. Van de deelnemers werd een plan voor de gelijkvloerse verdieping, een ontwerp van de hoofdgevel en een doorsnede verwacht. Helaas konden we nergens de wedstrijdresultaten terugvinden, noch in het Architectuurarchief van de provincie Antwerpen en het Provinciearchief van Antwerpen, noch in het Felixarchief van de stad, en al evenmin in het Sint-Lukasarchief van Brussel of in de bibliotheek van de Artesishogeschool te Antwerpen. Dit maakt een interpretatie moeilijk. Toch spreekt de interesse van de architectenwereld door het uitschrijven van een wedstrijd met een openbare bibliotheek als onderwerp reeds voldoende voor zichzelf. Het is bovendien mogelijk dat de stad er in 1921 over dacht om een nieuw bibliotheekgebouw te laten bouwen, al konden we daar geen directe concrete aanwijzingen voor terugvinden. Tevens is het mogelijk dat er in de stad, zoals meermaals bepleit door de bibliotheekwereld – denk bijvoorbeeld aan het hoger besproken handboek voor bibliothecarissen – een overleg bestond tussen beide beroepscategorieën. We willen hier herinneren aan de eerder besproken nota van de Brusselse architect A. Perin over de bouw van openbare bibliotheken170 die in 1921 tussen verschillende stadsdiensten van Antwerpen circuleerde voor advies.
170
S.A.A., 621#551, Stad Antwerpen, O.B., PERIN A., Bâtiments des bibliothèques publiques, 1921.
83
3.2.9 Een stand van de openbare bibliotheek op de tentoonstelling voor Volksopvoeding in 1935 Individuele grote bibliotheken en/of het bibliotheekwezen als geheel namen geregeld deel aan wereld- en andere tentoonstellingen met propagandistische bedoelingen.171 Tijdens de Wereldtentoonstelling van 1935 in Brussel toonde een van de zeven standen van de tentoonstelling voor volksopvoeding een modelstand van een middelbare bibliotheek. De stand was georganiseerd door de staatsinspecteur Depasse, die hiervoor beroep deed op de grote bibliotheekverenigingen en er nadien een boek over publiceerde. 172 De bedoeling was een modelbibliotheek te tonen (Figuur 20), met meubilair en andere hulmiddelen en met foto’s van de meest prestigieuze bibliotheken in het land. Een gelegenheidscatalogus zou nadien gebruikt worden als modellijst.173 Depasse schuift in zijn tekst heel concrete voorstellen naar voor met betrekking tot de structurele organisatie van het bibliotheekwezen.174 Centraal in zijn betoog staat het verhogen van het aantal bibliotheken. Hiertoe is publiciteit en professionalisering belangrijk. Ook ziet hij een subsidie voor de materiële uitbouw, meubels en aankleding van het lokaal wenselijk. Een nieuw idee is de stichting van provinciale of regionale bibliotheken, als ‘kopstations’ van de bibliotheek van lagere orde, een soort centrale reserve-opslagplaats. Deze regionale bibliotheek moet onder meer naast de boekencollectie in gesloten kast met uitleen, een leeszaal, een kinderbibliotheek met verteluur, alsook bovenlokale rondreizende bibliotheken omvatten.
171
De stedelijke bibliotheek van Antwerpen nam bijvoorbeeld deel aan de tentoonstellingen in Antwerpen (1894), Brussel (1910), Gent (1913), Lyon (1914), Antwerpen (1930), Brussel (1935), Off. School (1937), Lof van Antwerpen (1938). VAN DEN BERGHE Victor, De stedelijke volksboekerijen van Antwerpen (1866-1941), Antwerpen, Dienst voor Propaganda en Toerisme, 1941, p. 19. Ter gelegenheid van de Wereldtentoonstelling in Luik in 1930 liet de provincie Antwerpen een levensgrote tabel ophangen met cijfers over het aantal bibliotheken, lezers, uitleningen… . SCHMOOK Ger, “Vijftig jaar provinciale commissie voor openbare bibliotheken en Vlaamse letterkunde van Antwerpen, 19111960, Verslag over mensen en zaken”, Noordgouw, 1/2 (1968), p. 108. 172 DEPASSE Charles, La Bibliothèque, Publique-Type, Luik, Biblio, 1936. 173 HEYMANS Frans, ‘Nu van hooger hand…’. Vijfenzeventig jaar Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek-, Archief- en Documentatiewezen, Antwerpen, VVBAD, 1996, p. 126. 174 DEPASSE Charles, op. cit., p. 63-71. Depasse herhaalt hier een aantal stellingen die reeds vijf jaren eerder in een officieel verslag La bibliothèque publique belge et l’utilisation des loisirs du travailleur stonden. Dit verslag omvatte tegelijkertijd een statistisch overzicht voor België en was in 1830 gemaakt op vraag van de Internationale Arbeidsorganisatie. We vonden het verslag zelf niet terug, maar we weten meer over de inhoud door een erg kritische bespreking van Ger Schmook in het tijdschrift van de bibliothecarissenvereniging. SCHMOOK Ger, “De O.B. in verband met den vrijen tijd van den arbeider. 1 e vervolg”, De bibliotheekgids, 5 (1932), p. 75-79; SCHMOOK Ger, “De O.B. in verband met den vrijen tijd van den arbeider. Beschouwingen”, De bibliotheekgids, 6 (1932), p. 97-101. NB Het woord ‘kopstations’ komt van Schmook.
84
Tegelijkertijd met de tentoonstelling vond een Internationaal Congres van den Vrijen Tijd van den Arbeider plaats. Op dit congres werd een officieel rapport ingediend over bibliotheken van de hand van Fernand Charlier, bestuurder van de Luikse rondreizende bibliotheken. In de congresresoluties staan volgens Heymans, gelijkaardige ideeën zoals het concept van de rondreizende bibliotheken voor de structurele organisatie van het bibliotheekwezen in ons land.175
3.2.10 Vijftig jaren zoektocht naar een nieuwe wet De verdienste van de wet Destrée is dat ze een enorme toename veroorzaakte van het aantal erkende bibliotheken in België en een ondersteuning betekende voor de uitbouw en het onderhoud van honderden bibliotheken in de woonkernen van ons land. Door de gelijkschakeling van alle initiatieven, gemeentelijke en vrije, grotere en kleinere… ongeacht hun ideologische signatuur hield ze echter tegelijkertijd een rem in voor de structurering van het bibliotheekwezen en betekende ze een versnippering van de beperkte financiën. Terwijl deze kritiek op de wet reeds vroeg geformuleerd werd,176 zal het heel lang duren eer er op wetgevend vlak veel zal veranderen. Onderwijl heeft België al heel wat politieke strubbelingen achter de rug: de Tweede Wereldoorlog, de problematiek van de schoolstrijd, de communautaire kwestie en de onregelmatig wisselende regeringen…177 Dit alles zal maken dat er meer dan vijftig jaren verlopen vooraleer een nieuwe bibliotheekwetgeving zal gestemd worden. In 1978 hebben we al een eerste staathervorming doorworsteld (1970) en is het bibliotheekbeleid overgeheveld naar de gemeenschappen. In Vlaanderen werd uiteindelijk op 19 juni 1978 het Decreet betreffende het Nederlandstalig openbare bibliotheekwerk door de toenmalige Cultuurraad van de Nederlandstalige Cultuurgemeenschap goedgekeurd.178 Gezien het decreet het einde inluidt van onze onderzoeksperiode valt het buiten het bestek van
175
HEYMANS Frans, ‘Nu van hooger hand…’. Vijfenzeventig jaar Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek-, Archief- en Documentatiewezen, Antwerpen, VVBAD, 1996, p. 126. 176 Ger Schmook (1898-1985), de promotor bij uitstek van het openbaar bibliotheekwezen zoals Valgaeren hem omschrijft, zal reeds in 1928 diepgaande kritiek formuleren, een kritiek die hij nog meermaals zal herhalen. VALGAEREN Luc, Plaats en taak van de openbare bibliotheek in Vlaanderen. Schets van de evolutie van volksbibliotheek naar openbare bibliotheek, (Bibliotheekkunde. Verhandelingen aansluitend bij Bibliotheekgids 33), Antwerpen, VVBAD, 1976, p. 30. Zie ook HEYMANS Frans, op. cit., p. 127-130. 177 VALGAEREN Luc, op. cit., p. 38. 178 HEYMANS Frans, op. cit., p. 213.
85
onze studie om hier dieper in te gaan. We volstaan ermee om te zeggen dat het decreet er eerst kwam na 21 pogingen van de wetgever.179 Hoewel we dus lang moeten wachten vooraleer er op wetgevend vlak iets fundamenteel zal veranderen aan het bibliotheekbeleid, beweegt er in het werkveld wel degelijk een en ander. De dynamiek op feitelijk vlak loopt gelijk op met het groeiende besef dat een bibliotheek een communicatiemiddel dient te zijn waarvan de organisatie op elk niveau als dat van een bedrijf moet worden opgevat. Daarnaast ging men het bibliotheekwerk zien als veralgemeende cultuurspreiding met actieve inslag die moet gesitueerd worden in een brede maatschappelijke context.180 De discussies worden gestimuleerd door de bibliothecarissenverenigingen en gevoed tijdens meerdere internationale en andere congressen. Door deze wetenschappelijke uitwisselingen, door het tijdschrift van de VVBAD en door studiereizen opgezet door diezelfde VVBAD – die steeds meer als een technische organisatie zal worden gezien – zal het ‘openbare bibliotheek’-gedachtengoed uit het buitenland gemakkelijker doorstromen in ons land. De professionalisering van de sector wordt mee in de hand gewerkt door de oprichting van bibliotheekscholen.181 Enkele belangrijke elementen die theoretisch geleidelijk aan meer veralgemeende ingang vinden zijn de leeszaal, de uitbouw van kinderbibliotheken en het organiseren van verteluren. Vanaf de Tweede Wereldoorlog zullen we de langzame invoering van het open kastsysteem aanvaard zien worden, waarbij de lezers zelf hun boeken uit de rekken mogen uitkiezen.182 Technische vernieuwingen in de communicatie en de media zullen tenslotte de uitbreiding veroorzaken van de bibliotheekcollectie met audiovisuele materialen en bijhorende inrichting. Ook de aandacht voor de werkruimtes van het bibliotheekpersoneel onderstreept de complexer wordende bibliotheekinfrastructuur. We zien deze evoluties eveneens weerspiegeld in de praktische bijdragen die het officieel tijdschrift van de VVBAD, De Bibliotheekgids, er door de jaren heen aan wijdt.
179
Zie HEYMANS Frans, ‘Nu van hooger hand…’. Vijfenzeventig jaar Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek-, Archief- en Documentatiewezen, Antwerpen, VVBAD, 1996, p. 213-200. Voor een uitvoerige bespreking verwijzen we naar V ALGAEREN Luc, Plaats en taak van de openbare bibliotheek in Vlaanderen. Schets van de evolutie van volksbibliotheek naar openbare bibliotheek, (Bibliotheekkunde. Verhandelingen aansluitend bij Bibliotheekgids 33), Antwerpen, VVBAD, 1976, p. 30-54. 180 VALGAEREN Luc, op. cit., p. 31. 181 De eerste Belgische bibliotheekschool werd opgericht in 1940 in Antwerpen. Luik en Brussel zullen respectievelijk in 1941 en 1942 volgen. Ze zullen in 1965 door de staat als hoger niet-universitaire technische onderwijsinstellingen worden erkend. VALGAEREN Luc, op. cit., p. 32. 182 Zie ook MOONS Ad., “Openkaststelsel in de practijk”, Bibliotheekgids, 4 (1939), p. 77-82.
86
Belangrijk om te vermelden is tenslotte nog dat in de jaren 60 het bibliotheekwezen niet enkel in de belangstelling kwam door het honderdjarig bestaan van talrijke bibliotheken,183 maar dat de bibliothecarissenvereniging ook heel wat vragen om advies kreeg met betrekking tot problemen over de bouw en verbouwing van de infrastructuur. De bouwproblematiek werd daarom centraal gesteld op het jaarlijks congres van de VVBAD van 1962 en er werd in 1963 een technische commissie van advies voor de bouw en organisatie van openbare bibliotheken en voor bibliotheekproblemen in het leven geroepen.184 Binnen het bestek van ons onderzoek konden we niet de hand leggen op mogelijke verslagen van de werkzaamheden van deze commissie. In een volgend deel van dit onderzoek zullen we analyseren hoe de wetgevende normen, ideaalbeelden en theoretische inzichten toepassing vonden in de praktijk. We zullen dit doen aan de hand van een aantal concrete voorbeelden uit het stedelijke bibliothekennetwerk van Antwerpen.
183
HEYMANS Frans, ‘Nu van hooger hand…’. Vijfenzeventig jaar Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek-, Archief- en Documentatiewezen, Antwerpen, VVBAD, 1996, p. 210. 184 Idem, p. 167, 211.
87
4 Het fenomeen van openbare bibliotheken in Antwerpen 4.1 De ontwikkeling van de openbare bibliotheken in de provincie Antwerpen Zoals we hoger zagen, geven de officiële overheidsstatistieken sinds 1884 een algemeen beeld van de openbare gemeentelijke bibliotheken en volksboekerijen in het land. In de provincie Antwerpen zien we hun aantal in 1884 van 5 toenemen tot 69 in 1907.185 Voor dat jaar kunnen we de pure statistieken, waarvan de exactheid kritisch moet bekeken worden, voor het eerst stellen tegenover een complete lijst met naam en contactgegevens van alle verschillende bibliotheken.186 52 van de 152 toenmalige gemeenten van de provincie Antwerpen (35%) beschikken in 1907 over minstens een volksboekerij. Met andere woorden 65 % (99 gemeenten) ontbreekt het aan een openbare bibliotheek. Volgens de lijst bestaan er op dat moment in de provincie 79 volksbibliotheken en 29 andere bibliotheken.187 Van de 79 volksbibliotheken zijn er 32 gemeentelijke en 47 vrije. Rond het einde van de Eerste Wereldoorlog waren er volgens Ger Schmook in zijn artikel over de werking van de provinciale commissie van openbare bibliotheken, nog maar 40 gemeenten zonder bibliotheek.188 Dit aantal zal slinken tot 21 toen de wet werd afgekondigd, 16 in 1923, 13 in 1924. en nadien tot 10 in 1925 en 8 in 1926.
185
Annuaire Statistique de la Belgique, Brussel, Ministère de l’Intérieur, jaargangen 1884 t.e.m. 1909. Cf. supra, tabel 1. Zoals besproken gaat het om de lijst van de vereniging Biblion waarin alle types van bibliotheken zijn vermeld, dus ook diegene die bijvoorbeeld een deel van een ander complex vormden zoals abdijbibliotheken, universitaire bibliotheken enz. “Liste générale des bibliothèques de Belgique”, in: LA FONTAINE Henri et. al., Annuaire de la Belgique scientifique, artistique et littéraire. Services administratifs, associations, instituts, musées, archives, bibliothèques, collections publiques et privées, enseignement supérieur, documentation, Bruxelles, Institut International de Bibliographie, 1908, p. 223-240. 187 Liesen telde er 81, maar door een vergissing zijn Westroosebeke en Moorsele, twee West-Vlaamse gemeenten – de eerste met haar gemeentelijke bibliotheek - verkeerdelijk ook in de lijst van de provincie Antwerpen vermeld. LIESEN Bruno, Bibliothèques populaires et bibliothèques publiques en Belgique (1860-1914). L’action de la Ligue de l’enseignement et le réseau de la Ville de Bruxelles, Luik, Editions du C.L.P.C.F., 1990, p. 115-116. 188 Dat de cijfers weerom meer op hun grootteorde dan hun absoluutheid moeten worden beoordeeld, blijkt uit de verschillen tussen een voetnoot en de tekst twee bladzijden verder. Schmook stelt overigens dat de provinciale commissie secuurder werkt dan de nationale, wat het verschil in cijfer misschien kan verklaren. In zijn voetnoot citeert Schmook cijfers die naar voor werden gebracht door Van Meel, namelijk dat op 2 maart 1916 wordt geconstateerd dat in het arrondissement Antwerpen nog 23, Mechelen nog 16 en Turnhout nog 25 gemeenten nog niet over een bibliotheek beschikken, wat 64 maakt op 125 wooncentra. SCHMOOK Ger, “Vijftig jaar provinciale commissie voor openbare bibliotheken en Vlaamse letterkunde van Antwerpen, 19111960, Verslag over mensen en zaken”, Noordgouw, 1/2 (1968), p. 104, 105, 106-107. 186
88
In 1924 is volgens het statistisch jaarboek het aantal bibliotheken in de provincie opgelopen tot 202 (zowel erkende als niet-erkende).189 Voor dat jaar, net na de invoering van de wet Destrée, beschikken we over een nieuwe namenlijst van bibliotheken.190 Deze keer bevat de lijst alle openbare bibliotheken die door de staat erkend zijn op basis van de wet van 1921. Volgens deze lijst telde de provincie Antwerpen in dat jaar in totaal 201 erkende gemeentelijke, aangenomen en vrije bibliotheken. Hiervan worden er 30 als een gemeentelijk initiatief opgesomd. (Zie tabel 6) We herinneren eraan dat de stad Antwerpen tot de jaren 60 van vorige eeuw geen erkenning aanvroeg voor haar bibliotheken en dat deze dus niet opgenomen zijn in deze lijst.191 Wij namen de stedelijke centrale volksbibliotheek wel op in onze tabel.192 Vergelijken we de selectie met de gemeentelijke bibliotheken uit de lijst van 1924 met deze uit 1907 dan zijn er uit de eerste lijst zeven gemeenten verdwenen en zijn er zes andere bijgekomen.193
189
Annuaire statistique de la Belgique et du Congo, 1925-1926, Brussel, Ministère de l’Interieur, 1927. Die lijst was opgenomen in een publicatie van de hand van Charles Depasse, inspecteur van openbare bibliotheken bij het ministerie van Kunst en Wetenschappen. DEPASSE Charles, La bibliothèque publique. Complément indispensable de l’école. Comment la créer à peu de frais, Luik, Biblio, 1925, p. 58-62. Ter vergelijking: in de officiële statistieken lezen we 202 erkende bibliotheken voor dat jaar. Gezien de lijst meer concrete informatie biedt, gebruiken we de lijst zelf als basis voor onze bespreking. 191 De stad kende immers reeds in 1866 een stedelijke volksboekerij naast de stadsbibliotheek en er werden reeds vroeg verscheidene filialen (hulplokalen) opgericht. MOONS Ad., Ontstaan en ontwikkeling der stedelijke volksboekerijen van Antwerpen. 1865-1925, Antwerpen, Uitgeversfirma Ruquoy-Delagarde-Van Uffelen, 1925, p. 9-79. 192 In de lijst was voor Mechelen het adres van de toenmalige stadbibliotheek meegedeeld. Er bestond in die periode heel wat verwarring. Zo was er in 1924 een geschil omtrent het feit dat in dat jaar de stadsbibliotheek – ten onrechte en door de naamsverwarring - het volledige subsidiebedrag had ontvangen. We danken de heer Willy de Vijver, de Mechelse stadarchivaris voor zijn hulp bij de ontcijfering. Zie ook zijn bijdrage in de tentoonstellingscatalogus: V AN DE VIJVER Willy, “250 jaar boeken verzamelen voor de stad, Van stadsbibliotheek tot erfgoedbibliotheek (1760-2010)”, in: PROOT Goran et al., Gedrukte stad.. Drukken in en voor Mechelen 1581-1800 (Schepenhuis, Mechelen, 16 oktober 2010 – 16 januari 2011), Mechelen, Uitgeverij van de Wiele Brugge i.s.m. de Stedelijke Musea Mechelen, 2010, p. 113-114. Zie eveneens DEHANDSCHUTTER Martha, 1865-1995: 130 jaar openbare bibliotheek te Mechelen, Leuven, KUL (licentiaatsverhandeling), 1996, p. 63. 193 Met name in de gemeenten Berchem, Berendrecht (nu stad Antwerpen), Brecht, Meerhout, Schoten, Sint-Lenaarts (nu Brecht) en Wijnegem was er volgens de lijst van Biblion in 1907 een gemeentelijke bibliotheek; in Oostmalle zelfs twee waarvan er een verdween. Blijkbaar voldeden al deze gemeentelijke initiatieven in 1924 niet aan de normen van de wet. Volgens de lijst van 1924 is er in de gemeenten Halle (nu Zoersel), Lichtaart (nu Kasterlee), Oorderen (nu Antwerpen stad), Sint-Job in t Goor (nu Brecht), Walem (nu Mechelen) en Zandhoven dan wel een gemeentelijke bibliotheek. 190
89
Tabel 6: Gemeentelijke openbare bibliotheken in de provincie Antwerpen in 1924
Gemeentelijke openbare bibliotheken in de provincie Antwerpen in 1924 Gemeente (2012) Gemeente (1924) Gemeentelijke bibliotheek (1924) 1 Antwerpen 2 3 Antwerpen Hoboken 4 Brecht 5 Heist-op-den-Berg 6 Hemiksem 7 Hoogstraten 8 9 10 11 Hulshout 12 Kasterlee 13 Lier 14 15 Malle 16 17 Mechelen 18 19 Mol 20 Nijlen 21 22 23 Oud-Turnhout 24 Schelle 25 Schilde 26 Sint-KatelijneWaver 27 Vorselaar 28 Willebroek 29 Wuustwezel 30 Zandhoven 31 Zoersel
Antwerpen-stad Oorderen Hoboken Sint-Job in t Goor Booischot Hemiksem Hoogstraten Meer Minderhout Wortel Westmeerbeek Lichtaert Lier Koninksheicht Oostmalle Westmalle Mechelen Walem Mol Kessel Niljen Bovel Oud-Turnhout Schelle ‘s Gravenwezel Onze-Lieve-VrouwWaver Vorselaar Thisselt Wuestwezel Santhoven Halle
Oud beluik van de Stadsnijverheidschool Gemeenteschool Gemeenteschool Gemeenteschool Gemeenteschool Gemeentehuis Gemeenteschool Gemeenteschool Gemeenteschool Gemeenteschool Gemeentehuis Gemeentehuis Gemeentehuis Gemeenteschool Gemeenteschool Gemeenteschool Gemeenteschool Gemeentehuis Gemeentehuis Gemeenteschool Gemeentehuis Gemeentehuis Gemeentehuis Gemeenteschool Gemeenteschool Gemeenteschool Gemeenteschool Gemeenteschool Gemeenteschool Gemeentehuis Gemeentehuis
Bronnen: DEPASSE C., La bibliothèque publique, Complément indispensable de l’école, Comment le créer à peu de frais, Luik, Biblio, 1925, p. 58-62; MOONS Ad., Ontstaan en ontwikkeling der stedelijke volksboekerijen van Antwerpen. 1865-1925, Antwerpen, Uitgeversfirma Ruquoy-Delagarde-Van Uffelen, 1925, p. 78.
90
In 1926 telde de provincie 154 gemeenten waarvan er 146 een of meerdere openbare bibliotheken hadden. M.a.w. in negen gemeenten was er geen.194 In 1928 waren er 151 gemeenten waarvan er slechts vijf geen bibliotheek hadden.195
4.1.1 De huisvesting van de vroegste gemeentelijke openbare bibliotheken In 1924 waren de meeste gemeentelijke bibliotheken (19) in de provincie Antwerpen ondergebracht in een gemeentelijke school; de andere (12) bevonden zich in het gemeentehuis. Het zal tot 1933 duren vooraleer er een specifiek openbare bibliotheekgebouw zal worden gebouwd. Hoboken komt die eer toe. Toch werd in 1921 door de Koninklijke Maatschappij van Bouwmeesters van Antwerpen (KMBA) een architectuurwedstrijd voor een openbare bibliotheek uitgeschreven en werd er binnen het stadsbestuur gediscussieerd over de bouw van openbare bibliotheken. De stad zal haar bibliotheeknetwerk echter uitbouwen binnen bestaande gebouwen.196 Dit sluit aan bij de karige aanbevelingen die de overheid in die tijd maakte. De omzendbrief van minister Van den Peereboom uit 1862 stelde de openbare bibliotheken expliciet voor als een aanvulling op de school. (Cf. hoofstuk 3.1) Dat de school als een natuurlijke habitat beschouwd werd voor de openbare bibliotheek is niet verwonderlijk. Niet enkel werd de openbare bibliotheek immers gezien als een aanvulling op de school maar een bibliotheek werd ook gezien als een onderdeel van het klasgebeuren. Zo staat in de modelontwerpen van schoolgebouwen uit 1875 in elke klas een schoolbibliotheek ingetekend.197 (Cf. supra) De vele vrije openbare bibliotheken die in het begin van de twintigste eeuw opgericht worden, bevinden zich overwegend in privéwoningen die hiervoor worden aangepast, zo kunnen we afleiden uit de honderden provinciale inspectieverslagen die we in het provinciearchief terugvonden. 194
In het tijdschrift van de VVBAD, Bibliotheekgids werden geregeld in de nieuwsrubriek cijfers weergegeven. Deze vermelding komt uit het novembernummer van 1927. Volgens Schmook was het aantal tot 10 gezakt in 1925 en naar 8 in 1926. SCHMOOK Ger, “Vijftig jaar provinciale commissie voor openbare bibliotheken en Vlaamse letterkunde van Antwerpen, 19111960, Verslag over mensen en zaken”, Noordgouw, 1/2 (1968), p. 107. 195 In 1945 zullen er volgens Schmook nog maar twee gemeenten overblijven, met name Gestel en Varendonk. SCHMOOK Ger, op. cit., p. 107. 196 “Concours. Anvers”, Emulation, 1 (1922), p. 10. 197 NARJOUX F., Les écoles publiques. Construction et installation en Belgique et en Hollande, Parijs, A. Morel et Cie, 1878, p. 87. Zie ook de modelplannen in: MINISTÈRE DE L’INTÉRIEUR, Instructions concernant la construction et l’ameublement des maisons d’école suivies de plans et de devis types, Huy, Imprimerie et lithographie de L. Degrace, 1875.
91
4.1.2 Een grote diversiteit aan openbare bibliotheken Tabel 7: Bibliotheken in de provincie Antwerpen (1921-1952)
Bibliotheken in de provincie Antwerpen Bijzondere Totaal Gemeentelijke Aangenomen (vrije) 1921-22 1922-23 1923-24 1924-25 1925-26 1926-27 1927-28 1928-29 1929-30 1931-32 1932-33 1933-34 1934-35 1935-36 1936-37 1937-38 1938-39 1939-40 1940-41 1941-42 1942-43 1943-44 1944-45 1945-46 1946-47 1947-48 1948-49
196
232 238 236 242 247 244 240 246 247 297 253
32
164 106 112
30 26 34 34
91 98 122 129
116 120 117 112 114 113
Aantal gemeenten zonder bibliotheek 21a 16a 13a 10a 8a 8 5 7 6 6 6 2 2 2 2 2
b
b
299 247 248 249
2 1 2
c
c
c
c
246 251 246 247
21 27 24
a
Deze gegevens werden vermeld door Ger Schmook in zijn bespreking van de werking van 50 jaren provinciale commissie voor openbare bibliotheken en Vlaamse letterkunde. b De gegevens ontbreken voor twee arrondissementen. c De gegevens ontbreken.
Bronnen: Annuaire Statistique de la Belgique et du Congo belge, jaargangen 1923 t.e.m. 1950; SCHMOOK Ger, “Vijftig jaar provinciale commissie voor openbare bibliotheken en Vlaamse letterkunde van Antwerpen, 1911-1960, Verslag over mensen en zaken”, Noordgouw,1/2 (1968), p. 106-107.
92
Tot de jaren 1932 werden de cijfers in de officiële overheidsstatistieken gedetailleerd naar type bibliotheek. Zo waren er in de provincie Antwerpen op dat moment volgens de officiële statistieken haast 250 bibliotheken. (zie tabel 7)198 Hiervan waren er op dat moment 34 gemeentelijke, 129 aangenomen en 113 bijzondere vrije bibliotheken. De provincie telde toendertijd 156 gemeenten. Voor de jaren erna ontbreken gedetailleerde gegevens. Het totale aantal openbare bibliotheken zal echter geleidelijk toenemen tot de Tweede Wereldoorlog waar er zich een terugval voordoet. Na 1950 zal het aantal blijven toenemen tot het eind van de jaren 60 waar het even blijft schommelen rond de 350 om in de tweede helft van de jaren 70 terug iets af te nemen. Tabel 8: Erkende openbare bibliotheken in de provincie Antwerpen onderworpen aan de wet van 17 oktober 1921 (1950-1978)
Jaar 1949-50 1950-51 1952 1953 1954 1955a 1956 1957-b 1960 1962 1963
Aantal 262 291 278 290 285 291 309 307 316
Jaar 1964 1965b 1969 1970 1971 1972 1973 1974 1975 1976 1977 1978
Aantal 315 344 350 349 347 347 346 343 335 332 333 328
a
In 1955 werden geen cijfers verzameld. In 1957, 58, 59 en in 1961 werden geen statistieken over de openbare bibliotheken gepubliceerd. Vanaf 1966 worden in meerdere jaargangen geen statistieken vermeld. b
Bron: Annuaire Statistique de la Belgique et du Congo belge, jaargangen 1950-51 t.e.m. 1960; Statistisch Jaarboek, jaargangen 1960 t.e.m 1967. (Cf. voetnoot 103 en 138)
198
Voor het jaar 1923-24 baseerden we ons voor het aantal gemeentelijke, aangenomen en vrije bibliotheken op de gegevens in de “Liste des bibliothèques reconnues par l’état pour le pays entier, en 1924“, in: D EPASSE C., La bibliothèque publique, Complément indispensable de l’école, Comment le créer à peu de frais, Luik, Biblio, 1925, p. 58-62.
93
4.2 Ontwikkeling van een stedelijk netwerk van openbare bibliotheken in Antwerpen De centrale openbare bibliotheek van Antwerpen verhuisde doorheen de jaren meerdere keren. Na haar stichting in 1866 in het stadhuis vond ze van 1883 tot 1895 onderdak in hetzelfde gebouw als de stadsbibliotheek aan de Wijngaardstraat. Vandaar verhuisde ze naar de Blindestraat waar ze zal blijven tot in 1979 de nieuw gebouwde locatie aan de Lange Nieuwstraat 167 in gebruik zal worden genomen. In 2010 trok ze in een totaal nieuw complex ‘Permeke’, aan het De Coninckplein 25 te 2060 Antwerpen. In onze verdere architectuurhistorisch onderzoek zullen we vooral oog hebben voor de centrale bibliotheek tijdens de periode toen ze gelegen was in de Blindestraat en meer in het bijzonder voor de periode van haar vroege uitbouw (1895-1923). Voor een goed begrip zullen we evenwel vooraf ook nog even stilstaan bij haar voorgeschiedenis. Met de bevolkingsaangroei en daarmee gepaard gaande uitbreiding van de stad zal het stadsbestuur, mede omwille van het ruimtegebrek in de centrale volksbibliotheek, al heel vroeg filialen – in het begin hulplokalen genoemd – in verder van het stadscentrum afgelegen wijken gaan uitbouwen. Voor de Eerste Wereldoorlog werden er reeds vijf opgericht, terwijl hun aantal tijdens het interbellum verdubbelde tot twaalf. Het laatste en vijftiende filiaal zal tijdens de Tweede Wereldoorlog in 1942 gecreëerd worden door de overname van een bibliotheek uit een van de toenmalige randgemeenten. De grenzen van de stad Antwerpen zijn de laatste twee eeuwen enkele keren veranderd. De annexatie van polderdorpen zoals Oosterweel (1887, 1903, 1914, 1929), Lillo (1929), Oorderen (1929), Wilmarsdonk (1929), en de aanhechting van delen van Merksem (1903, 1906, 1929), Ekeren (1904), Hoboken (1896, 1900, 1930), Berchem (1912), Wilrijk (1912) en Hoevenen (1912) vergrootte de stad enorm.199 Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd door de Duitse bezetter ‘Groot-Antwerpen’ als administratief geheel gevormd en kwamen de randgemeenten Berchem, Deurne, Hoboken en Merksem bij Antwerpen van waaruit ze tot 1945 werden bestuurd. Zo werden ook de bibliotheken van deze gemeenten tijdelijk aan het
199
“Antwerpen - fusiegemeenten (ID: 22215)”, in: ONROEREND ERFGOED, De Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (online). https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/geheel/22215 (19 mei 2012).
94
stedelijk bibliothekennetwerk als filiaal toegevoegd.200 Na de bevrijding van België werd de fusie nietig verklaard en werden de randgemeenten terug zelfstandig. In het kader van de havenuitbreiding werd vanaf de jaren 50 gekeken naar de gebieden ten noorden van de stad: zo vond in 1958 de aanhechting van de gemeenten Lillo, Berendrecht en Zandvliet bij Antwerpen plaats. De gebieden van de voormalige gemeenten Oosterweel, Oorderen, Wilmarsdonk, Lillo, een deel van Berendrecht en een deel van Zandvliet werden gekocht door de stad, en zowat volledig afgebroken voor de aanleg van de kanaaldokken. Ook de bibliotheken zullen op verschillende plaatsen moeten wijken en (tijdelijk) plaats ruimen voor een halte van een van de twee bibliobussen tot de dorpen definitief van de aardbodem verdwijnen. In 1983 vond in België een tot hiertoe laatste fusering van gemeenten plaats201: de stad Antwerpen fusioneerde toen met zeven van haar randgemeenten: Berchem, Borgerhout, Deurne, Hoboken, Ekeren, Merksem en Wilrijk. Een aantal van de gemeentelijke en vele vrije openbare bibliotheken van deze randgemeenten werden toen overgenomen door de stad. Omdat deze fusie buiten ons onderzoeksperiode valt, laten we ze volledig buiten beschouwing.
4.2.1 Ontstaan en ontwikkeling van de centrale stedelijke volksbibliotheek (1865-66) Op 1 oktober 1866 opende Antwerpen in het stadhuis een stedelijke volksboekerij naast de stadsbibliotheek die daar reeds geherbergd was sinds 1834.202 Hieraan was een lange discussie vooraf gegaan. Op de gemeenteraad van 5 december 1863 had de stad immers een brief besproken waarin de Maatschappij De Toekomst vroeg om een financiële toelage van 1.500
200
Antwerpen. 1860-1960, vol. 1 (Stedelijke feestzaal, Antwerpen, 15 oktober – 13 november 1960), Antwerpen, Gemeentebestuur van Antwerpen, 1960, p. 244. 201 Er vond enkele malen een fusie van Belgische gemeenten plaats (1964, 1969-1970, 1977, 1983). De grootste fusiegolf vond plaats op 1 januari 1977. Op die dag werd het aantal Belgische gemeenten, door de samenvoeging van vroeger autonome gemeenten, gereduceerd van 2.359 tot 596. 202 Hoewel het niet vanzelfsprekend is om de geschiedenis van de stadsbibliotheek te scheiden van deze van de stedelijke volksbibliotheek, zullen we de architectuurgeschiedenis van de stadsbibliotheek buiten beschouwing laten. Hierover bestaan verschillende studies, zie onder meer: LOMBAERDE Piet, “De architectuur van de Antwerpse Stadsbibliotheek: 1879-1936”, in De Nottebohmzaal. Boek en mecenaat, (Stadsbibliotheek, Nottebohmzaal, Antwerpen, 8 mei – 1 augustus 1993), Antwerpen, Stad Antwerpen, 1993, p. 29-39; “SintCarolus Borromeuskerk, Sodaliteit en Professenhuis (ID: 4118)”, in: ONROEREND ERFGOED, De Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (online). https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/4118 (10 april 2012); GOOSSENS M. & PLOMTEUX G. met medewerking van LINTERS A., STEYAERT R., ILLEGEMS P. & DE BARSÉE L., Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen, 3NA, Brussel-Gent, Snoeck-Ducaju, 1976, p. 105-109, 116118.
95
frank voor de uitbreiding van de door haar midden 1862 opgerichte volksboekerij.203 Hoewel het nut van een volksbibliotheek niet in twijfel werd getrokken, was de meerderheid van de gemeenteraad gekant tegen het verlenen van een financiële steun aan een maatschappij. Men vreesde dat ook andere verenigingen om een soortgelijke toelage zouden vragen, wat overigens diezelfde maand nog gebeurde door het Bestuur van de Volksbibliotheek uit de Lei, gevolgd door een gelijkaardige brief van de Algemene Werkmansbond in augustus 1864. De aanvragen werden daarom doorgestuurd naar de commissie van openbaar onderwijs van de stad die een eerste keer verslag uitbracht in de gemeenteraad van 7 januari 1865 en van oordeel was “dat een stedelijke volksbibliotheek moest gesticht worden, naast de groote publieke bibliotheek, onder leiding van het Gemeentebestuur en de verantwoordelijkheid van bijzondere tot dat einde aangestelde ambtenaars.”204 Zodoende werd afgezien van het betoelagen van de private boekerijen. Voor de uitvoering van het plan tot oprichting van een stedelijke volksboekerij werd opnieuw naar de commissie van onderwijs doorverwezen, die op 16 januari 1866 een voorstel formuleerde op de gemeenteraad. In het eerste voorstel was voorzien om een voorlopig lokaal op te bouwen op de noorderpui van het stadhuis.205 Toen op de gemeenteraad van 4 april 1866 na besprekingen met de stadsbouwmeester Pieter Dens (1819-1901)206 opgeworpen werd dat het onmogelijk was om de volksbibliotheek behoorlijk in het stadhuis te vestigen, en er een ontwerp werd voorgelegd om een aantal lokalen in het paleis Salm-Salm voor de volksbibliotheek in te richten, werd het onderzoek opnieuw doorgeschoven naar de commissie van openbaar onderwijs. Deze wou de volksbibliotheek toch samenhouden met de stadsbibliotheek onder toezicht van één hoofdbibliothecaris en stelde voor om ze onder te brengen in de militiezaal van het stadhuis. De stadsbouwmeester stelde op de gemeenteraad van 28 juli 1866 voor om het stuk van die zaal – tot aan het eerste venster langs het Paardenstraatje – voor de bibliotheek te bestemmen 203
MOONS Ad., Ontstaan en ontwikkeling der stedelijke volksboekerijen van Antwerpen. 1865-1925, Antwerpen, Uitgeversfirma Ruquoy-Delagarde-Van Uffelen, 1925, p. 12 e.v. Zie ook VAN TICHELEN Paul, “De openbare bibliotheken van Antwerpen: 100 jaar. Wat aan de stichting in 1866 van de stedelijke volksbibliotheek vooraf ging en eerste jaren van haar werking”, Bibliotheekgids, 1/2 (1967), p. 1-29. Volgens Van Tichelen begon de discussie om een volksboekerij op te richten terloops reeds eerder toen in 1861 enkele gemeenteraadsleden de wens uitten om de stadsbibliotheek ook voor het publiek te openen en er herinnerd werd aan vroegere debatten. Idem, p. 2-3. Sommige data die Moons vermeldt, stemmen niet overeen met deze bijvoorbeeld in de publicatie van Liesen en/of de tentoonstellingscatalogus Antwerpen. 1860-1960, vol. 1 (Stedelijke feestzaal, Antwerpen, 15 oktober – 13 november 1960), Antwerpen, Gemeentebestuur van Antwerpen, 1960, p. 243-244. Waar mogelijk baseren we ons op de twee laatste publicaties. 204 Geciteerd in MOONS Ad., op. cit., p. 13. 205 Het voorstel was volgens Moons uitvoerig toegelicht in een Aanhangsel van het verslag der voorstellen omtrent de uitvoeringsmiddelen ter inrichting eener stedelijke Volksbibliotheek te Antwerpen, ingevolge raadsbesluit van 7 januari 1865. Besproken in MOONS Ad., op. cit., p. 14-17. 206 Pieter Dens was stadsarchitect van Antwerpen van 1863 tot 1880. "Dens, Pieter" in: V AN LOO Anne (ed.), Repertorium van de architectuur in België, Antwerpen, Mercatorfonds, 2003, p. 257-258.
96
en het gedeelte ernaast tot leeszaal in te richten. Met de meubilering en de schildering werden de kosten op 1.080 frank geschat. Dit werd aangenomen en het nodig krediet werd gestemd.207 Het college van burgemeester en schepenen moest instaan voor de uitvoering van de genomen beslissingen. Dat besloot op 30 augustus 1866 om een bestendige commissie op te richten die zich zou bezig houden met alle maatregelen betreffende de volksbibliotheek: de Commissie van Toezicht der Volksbibliotheek werd officieel op 3 september ingesteld. Deze commissie was geen voorstander om een leeszaal in te richten omdat “ondervinding heeft geleerd dat deze lokalen weinig of niet bezocht worden en zelfs bij een aantal Volksbibliotheken niet bestaan”.208 Het college daarentegen besloot om er toch een in te richten. Op 1 oktober 1866 werd de stedelijke volksbibliotheek, met een omvang van 208 werken, uiteindelijk geopend op de eerste verdieping van het stadhuis. De leeszaal was alle dagen toegankelijk voor het publiek terwijl de uitlening van boeken in de namiddag en tijdens de opening op zondagochtend plaatsvond. De volksbibliotheek bewees haar nut: de eerste drie maanden van haar bestaan waren 312 lezers ingeschreven, bezochten 30 mensen de leeszaal en werden 1.597 uitleningen verricht.209 Dit zal in de jaren nadien snel oplopen. Tabel 9: Collectie en aantal uitleningen van de stedelijke volksbibliotheek van Antwerpen (18661871)
Jaar 1866 (3 maanden) 1867 1868 1869 1870
Aantal werken op 31 december (en volumes) 617 1.797 in 2.729 volumes 2.043 in 2.984 volumes 2.682 in 3.941 volumes 2.860 in 4.111 volumes
Aantal ontleningen 1.597 23.729 28.252 35.186 48.076
Bron: MOONS Ad., Ontstaan en ontwikkeling der stedelijke volksboekerijen van Antwerpen. 18651925, Antwerpen, Uitgeversfirma Ruquoy-Delagarde-Van Uffelen, 1925, p. 24, 26, 30, 31, 33.
De huisvesting van de bibliotheken in het stadhuis liet geleidelijk aan heel wat te wensen over, zo blijkt volgens Lissens uit interne nota’s en uiteindelijk een brief van de hoofdbibliothecaris Constant Jacob Hansen aan het college van burgemeester en schepenen op 21 november in 1878.210 Hierin stelde hij onder meer het nijpende gebrek aan ruimte aan de 207
MOONS Ad., Ontstaan en ontwikkeling der stedelijke volksboekerijen van Antwerpen. 1865-1925, Antwerpen, Uitgeversfirma Ruquoy-Delagarde-Van Uffelen, 1925, p. 17-18. 208 Idem, p. 19. 209 Idem, p. 24. 210 Zie voor de briefwisseling, geciteerd in LISSENS J. Paul, “De huisvesting van de stedelijke bibliotheken”, in: De Nottebohmzaal. Boek en mecenaat, (tentoonstellingscatalogus) (Stadsbibliotheek, Nottebohmzaal, Antwerpen, 8 mei – 1 augustus 1993), Antwerpen, Stad Antwerpen, 1993, p. 41-42.
97
kaak. Toen de verbouwingswerken aan het stadhuis onder leiding van de toenmalige stadsbouwmeester Pieter Dens uitgebreid werden tot het hele interieur, werd beslist om de bibliotheken naar een andere plaats over te brengen. 211 Verschillende mogelijkheden deden zich volgens de bibliothecaris Hansen voor: ofwel het bouwen van een nieuwe bibliotheek aan de pas aangelegde leien; ofwel het concentreren van de wetenschappelijke en artistieke voorzieningen door de bibliotheek te laten aansluiten bij andere dienstgebouwen; ofwel de bibliotheek onder te brengen in een bestaand waardevol gebouw.212
4.2.2 Voortdurend plaatsgebrek: de centrale volksbibliotheek aan de Wijngaardstraat (1879-1895) Tot 1902 bleven de stadsbibliotheek en de volksbibliotheek bestuurlijk één geheel onder de leiding van een en dezelfde hoofdbibliothecaris. Toen het stadhuis in 1878 te krap werd bevonden als onderdak voor de beide bibliotheken, werd dan ook gekozen om ze ook samen over te brengen naar eenzelfde locatie. De keuze zou uiteindelijk vallen op de Sodaliteit, een gebouw in het centrum van de stad. Op 17 april 1879 besliste de gemeenteraad eenparig en wegens ‘dringendheid’ de Sodaliteit, het voormalige professenhuis van de Jezuïetenorde, aan het Hendrik Conscienceplein aan te kopen voor 125.000 frank om er haar bibliotheken in onder te brengen.213 De stadsarchitect Pieter Dens had de opdracht om de plannen te maken voor de verbouwingen, herstellingen en inrichting. Hij tekende niet enkel de ontwerpen van de stadsbibliotheek maar ook die van de nieuw toe te voegen woning van de hoofdbibliothecaris en van de volksbibliotheek langs de huidige Leeuw-van-Vlaanderenstraat.214 Hij voorzag de voltooiing van de werken voor 1 juli 1881.
211
LOMBAERDE Piet, “De architectuur van de Antwerpse Stadsbibliotheek: 1879-1936”, in: De Nottebohmzaal. Boek en mecenaat, (Stadsbibliotheek, Nottebohmzaal, Antwerpen, 8 mei – 1 augustus 1993), Antwerpen, Stad Antwerpen, 1993, p. 29. 212 Ibidem. Lombaerde Piet verwijst naar een schrijven van hoofdbibliothecaris Hansen aan het college van burgemeester en schepenen van 28 mei 1879. 213 Volgens Lissens verscheen het besluit in het Gemeenteblad van 1879, eerste halfjaar, 9 (zitting 17/04/1879). LISSENS J. Paul, “De huisvesting van de stedelijke bibliotheken”, in: De Nottebohmzaal. Boek en mecenaat, (Stadsbibliotheek, Nottebohmzaal, Antwerpen, 8 mei – 1 augustus 1993), Antwerpen, Stad Antwerpen, 1993, p. 42, 51. 214 Zie LOMBAERDE Piet, op. cit., p. 30.
98
4.2.2.1 De volksbibliotheek in de Sodaliteit Het plan voor de volksbibliotheek van Pieter Dens kwam voor op de zitting van de commissie van toezicht van de bibliotheek op 8 januari 1880 waar het werd goedgekeurd. (Figuur 21) Volgens het verslag van de commissie van openbare werken uitgebracht op 29 maart 1880 zou “de Volksbibliotheek ingericht worden volgens hetzelfde stelsel als de groote, in den rechter vleugel der gebouwen, tegen de Jezuiëtenbrug215, met een bijzonderen ingang aan den gebroken hoek van de Jezuïetenbrug en de Wijngaardstraat. In de wachtzaal van deze bibliotheek, ter beschikking van het publiek, en die 4 m. 30 lengte moest hebben, zou het groote dienstvenster zijn”.216 Tijdens de eerste aanbesteding, toegekend aan het aannemersbedrijf G. Van Gorp en J.B. Slootmaeckers uit Antwerpen, liepen de werken door financiële problemen sterke vertragingen op. Daarop werd het contract verbroken en werd op 17 april 1881 overgegaan tot een nieuwe openbare aanbesteding waarop enkel de aannemersvennootschap Floribert Vaussure en C. Bruls uit Antwerpen inschreven, met een bedrag van 56.575 frank. 217 Eerst op 7 oktober 1882, meer dan een jaar na de aanvankelijk voorziene datum, laat Pieter Dens weten dat het gebouw klaar is voor de verhuis.218 De hoofdbibliothecaris voorziet 50 werkdagen om de stadsbibliotheek te verhuizen en daar nog eens zeven werkdagen bovenop om de kleinere volksbibliotheek en de verzameling van het Geneeskundig Genootschap over te brengen. De volksbibliotheek, met ingang langs de Wijngaardstraat, kon reeds op 16 april 1883 haar uitleningen hervatten, maar de stadsbibliotheek zou nog enkele maanden gesloten blijven omdat de meubelen nog niet geleverd waren en het schilderwerk nog niet af was.219
215
De Jezuïetenbrug heet anno 2012 de Leeuw-van-Vlaanderenstraat. Waar de totaal bezette oppervlakte voor de hoofdbibliotheek door de plaatsing van manshoge rekken verdeeld over galerijen, uiteindelijk 1.100 m² bedragen, kreeg de volksbibliotheek 165 m². LOMBAERDE Piet, “De architectuur van de Antwerpse Stadsbibliotheek: 1879-1936”, in: De Nottebohmzaal. Boek en mecenaat, (Stadsbibliotheek, Nottebohmzaal, Antwerpen, 8 mei – 1 augustus 1993), Antwerpen, Stad Antwerpen, 1993, p. 30. 216 Geciteerd in MOONS Ad., Ontstaan en ontwikkeling der stedelijke volksboekerijen van Antwerpen. 1865-1925, Antwerpen, Uitgeversfirma Ruquoy-Delagarde-Van Uffelen, 1925, p. 41-42. 217 LOMBAERDE Piet, op. cit., p. 33. Zie ook de tentoonstellingscatalogus Antwerpen. 1860-1960, vol. 1 (Stedelijke feestzaal, Antwerpen, 15 oktober – 13 november 1960), Antwerpen, Gemeentebestuur van Antwerpen, p. 243. 218 LOMBAERDE Piet, op. cit., p. 33. 219 LISSENS J. Paul, “De huisvesting van de stedelijke bibliotheken”, in: De Nottebohmzaal. Boek en mecenaat, (Stadsbibliotheek, Nottebohmzaal, Antwerpen, 8 mei – 1 augustus 1993), Antwerpen, Stad Antwerpen, 1993, p. 43.
99
4.2.2.2 Meubilair voor de volksbibliotheek Eerst tijdens de verhuis werd gedacht aan de noodzaak aan nieuw aangepast meubilair.220 Hoewel haast niets van dit meubilair van de volksbibliotheek uit die periode bewaard is gebleven, kunnen we ons inbeelden hoe ze eruitzagen dankzij het ontwerp met bijhorend lastenboek dd. 22 maart 1883 dat volgens Ria Fabri in het archief is bewaard gebleven. (Figuur 22) We baseren ons op de beschrijving die zij van deze schetsen maakte.221 Aan het loket stond een lessenaar uit pitchpine, steunend op twee accoladevormige consoles en voorzien van een schuinoplopend deksel. Onder het blad zouden één grote en twee kleine laden ingebouwd worden met porseleinen trekkers. In de bibliotheekruimte zelf zou een dubbele lessenaar uit pitchpine hebben gestaan. Aan deze lessenaar was een bijhorend dubbel boekenrek gemaakt, zodat twee klerken er naast elkaar aan konden werken. Als enige versiering was een profilering aan de pijlervormige poten aangebracht. Voor de bibliotheekruimte werd eveneens een grote tafel met drie ingewerkte en beklede schrijfbladen evenals een diensttafel ontworpen. Voor het opbergen van tijdschriften werd een speciale kast van 80 cm hoog, 200 cm breed en 100 cm diep gemaakt. Deze kast kon aan de voor- en achterzijde door drie geprofileerde deuren geopend worden. Binnenin bevonden zich aan beide zijde vijf legplanken. Tenslotte behoorden twee hoge en negen lage olmenhouten stoelen, trapladders uit rigashout, trapjes en treden uit eikenhout, een gegoten ijzeren kapstok en een regenschermbak geschilderd in bronskleur tot het meubilair. De uitvoering van de meubels ging naar de firma Van den Elsacker uit de Diepstraat voor 780.000 frank.222 4.2.2.3 Inhuldiging Op 13 augustus 1883 worden de nieuwe lokalen ingehuldigd, nadat het standbeeld van de schrijver Hendrik Conscience (1812 – 1883) van de hand van Frans Joris223 was onthuld. Dit standbeeld was door de stad opgericht ter ere van het verschijnen van het honderdste deel van 220
FABRI Ria, “Het meubilair voor de nieuwe Antwerpse stedelijke bibliotheken anno 1883”, in: De Nottebohmzaal. Boek en mecenaat, (Stadsbibliotheek, Nottebohmzaal, Antwerpen, 8 mei – 1 augustus 1993), Antwerpen, Stad Antwerpen, 1993, p. 53. 221 Idem, p. 56-57. 222 Idem, p. 57. 223 “Hendrik Conscience door Frans Joris”, in: De Nottebohmzaal. Boek en mecenaat, (Stadsbibliotheek, Nottebohmzaal, Antwerpen, 8 mei – 1 augustus 1993), Antwerpen, Stad Antwerpen, 1993, p. 284-291.
100
diens oeuvre. Tijdens de openingsrede, uitgesproken door de hoofdbibliothecaris C.J. Hansen over het nut, de geschiedenis, uitrusting en herinrichting van de bibliotheken, somde hij de vereisten op van een goede boekerij “ruimte, gerieflijkheid en schoonheid”, termen die hij volgens Lombaerde al eerder bezigde in zijn nota naar het college en als raad naar de stadsbouwmeester Pieter Dens.224 De volksbibliotheek zou tot haar verhuis naar de Blindestraat in 1895 gehuisvest blijven in de nabijheid van de stadsbibliotheek. 4.2.2.4 Een ontsmettingskas: preventie tegen besmettelijke ziekten In de tweede helft van de negentiende eeuw was door de ontdekking van bacteriën en hun werking de schrik voor besmetting erg groot. Men dacht toen dat de verspreiding van besmettelijke ziekten onder meer via de boeken ging225 en daardoor werden de volksbibliotheken bij epidemieën van pokken en cholera telkenmale gesloten. Zo ging bijvoorbeeld de volksbibliotheek van Antwerpen van 30 juni tot 27 september 1880 dicht ten gevolge van de pokkenepidemie, in 1892 enkele maanden omwille van een cholera-uitbraak, en van 20 april 1903 tot 15 juni 1904 opnieuw omwille van de pokkenziekte.226 Ook in de inrichting van de bibliotheek liet dit zijn sporen na. In 1892 maakt Hansen een nota op om een ontsmettingskas te vragen “teneinde verspreiding van cholera, typhus, tering, pokken en andere besmettelijke ziekten tegen te gaan en te voorkomen”.227 Deze moest worden geplaatst in de benedenzaal om de voortdurende ontsmetting van de boeken te kunnen invoeren. “In deze kast zouden dagelijks de boeken die werden teruggebracht, aan ontsmetting werden onderworpen, alvorens zij opnieuw in lening gegeven werden.”228 In het archief is een wetenschappelijke beschrijving van de Vereniging van Artsen van Gent uit
224
De tekst zelf is volgens Lombaerde niet teruggevonden, maar de verslaggeving in de pers was uitgebreid. Lombaerde vergelijkt deze benamingen ‘gerieflijkheid’ en ‘schoonheid’ met de termen ‘commoditas’ en ‘voluptas’ uit de klassieke architectuurtheorie. LOMBAERDE Piet, “De architectuur van de Antwerpse Stadsbibliotheek: 1879-1936”, in: De Nottebohmzaal. Boek en mecenaat, (Stadsbibliotheek, Nottebohmzaal, Antwerpen, 8 mei – 1 augustus 1993), Antwerpen, Stad Antwerpen, 1993, p. 30, 38. 225 Zie onder meer MOONS Ad., Ontstaan en ontwikkeling der stedelijke volksboekerijen van Antwerpen. 1865-1925, Uitgeversfirma Ruquoy-Delagarde-Van Uffelen, Antwerpen 1925, p. 42. 226 Idem, p. 42, 46, 53. 227 S.A.A., 480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Brief van de bibliothecaris Hansen aan het C.B.S. d.d. 5 oktober 1892, 1892; S.A.A., 480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Collegebesluit, Uittreksel uit P.V. van de zitting van 18 oktober 1892, 1892. 228 S.A.A., 480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Brief van de bibliothecaris Hansen aan het C.B.S. d.d. 5 oktober 1892, 1892; S.A.A., 480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Collegebesluit, Uittreksel uit P.V. van de zitting van 18 oktober 1892, 1892.
101
1888 opgenomen over hoe het ontsmettingsmiddel Creoline hiertoe kan gebruikt worden.229 De boeken werden niet enkel na elke epidemie, maar ook jaarlijks volledig ontsmet. 4.2.2.5 Bijkomend meubilair Dat de collectie steeds meer plaats vergde en hiervoor boekenrekken nodig waren, getuigt een offerte van de firma Bollekens van 16 mei 1893 die spreekt over het maken van twee rekken, zes trappen van twee treden en vier van drie treden naar tekeningen van de volksbibliotheek.230 De trapjes waren wellicht nodig omdat de boeken hoog opgestapeld werden. In 1894 wordt de meubilering blijkbaar opnieuw ter discussie voorgelegd aan het college van burgemeester en schepenen van de stad. Spijtig genoeg ontbreken de drie tekeningen waarvan sprake in bijlage en hebben we geen idee waaruit deze bestaat en hoe ze eruit zag.231
4.2.3 Verhuis naar de oude nijverheidsschool in de Blindestraat De volksbibliotheek zou al vrij snel veel te klein blijken. Reeds in 1884 besloot de commissie van toezicht van de bibliotheek naar het college van burgemeester en schepenen hierover te schrijven om een groter lokaal aan te vragen, en suggereerde hierbij de Sint Nikolaaskapel in de Lange Nieuwstraat ofwel de Stuiverskapel in de Blindestraat.232 Ze zou dit nog vele malen herhalen eer het college tien jaar later die vraag verhoorde en besliste om een ontwerp te laten opmaken voor het inrichten van het oude beluik van de nijverheidsschool in de Blindestraat.233 Daar was gelegenheid om op de gelijkvloerse verdieping twee grote zalen en een kleiner middenvertrek in te richten. Op de eerste verdieping was er nog een grote hoge zaal, naast een ruim lokaal dat tot lees- en studiezaal zou kunnen dienen. (Cf. hoofdstuk 5.1) De commissie betreurde enkel dat de locatie enigszins ongelukkig achterin gelegen was. Dit strookte immers niet met de opvatting dat een volksbibliotheek gemakkelijk toegankelijk moest zijn en daarom best gelijkvloers en aan de straatkant gelegen was. 229
S.A.A., 480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., ‘La Créoline’. Un nouveau antiseptique par le docteur Prégaldino, Extrait des annales de la Société des Médecins de Gand, 1888. 230 S.A.A., 480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Offerte van de firma Bollekens d.d. 16 mei 1893, 1893. De tekeningen konden we niet terugvinden. 231 S.A.A., 480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Stuk nr. 15273 van 6 december 1894 gericht aan het C.B.S., 1894. 232 MOONS Ad., Ontstaan en ontwikkeling der stedelijke volksboekerijen van Antwerpen. 1865-1925, Antwerpen, Uitgeversfirma Ruquoy-Delagarde-Van Uffelen, 1925, p. 44. 233 Er was nog even gedacht aan het verbouwen van een huis in de Gildekamerstraat, maar dit idee werd reeds na één maand verlaten. MOONS Ad., op. cit., p. 47.
102
Bij de uitvoering zal er van de plannen voor de gelijkvloerse verdieping echter niets terecht komen en op de verdieping zal enkel een wachtzaal, een boekenzaal en een werkkamer voor de bibliothecaris, naast een ‘catalogiseerlokaal’ in orde worden gebracht. Hoewel de zalen klaar waren in november 1894, vond de verhuis eerst in juli van het jaar erna plaats.234 De nieuwe locatie werd ingehuldigd op 20 augustus 1895.235 We zullen later in onze eerste gevalstudie in hoofdstuk 5.1 in detail ingaan op de verschillende werken die in de Blindestraat doorheen de jaren werden uitgevoerd.
4.2.4 De uitbreiding van de volksbibliotheek met hulplokalen Opnieuw duurde het niet lang of de bibliothecaris uitte klachten over het gebrek aan ruimte in brieven aan het college en tijdens besprekingen met de verantwoordelijke schepen. 236 Daarom stelde het college voor om hulplokalen te openen, één in het noorden van de stad en één in het zuiden. Op 25 juli 1910 besloot de gemeenteraad een huis in de Verdussenstraat, eigendom van de stad, daarvoor in te richten. Op 23 september volgde een tweede beslissing om een huis in de Violetstraat 65 te huren.237
234
MOONS Ad., Ontstaan en ontwikkeling der stedelijke volksboekerijen van Antwerpen. 1865-1925, Antwerpen, Uitgeversfirma Ruquoy-Delagarde-Van Uffelen, 1925, p. 48. 235 Antwerpen. 1860-1960 , vol. 1 (Stedelijke feestzaal, Antwerpen, 15 oktober – 13 november 1960), Antwerpen, Gemeentebestuur van Antwerpen, 1960, p. 243. 236 De eerste brief dateert volgens Moons al van 9 augustus 1902. MOONS Ad., op. cit., p. 55. 237 Ibidem.
103
Tabel 10: De uitbreiding van de stedelijke volksbibliotheek met hulplokalen
Nr Locatie - gebouw Oprichting Hulplokaal I Verdussenstraat 42 - woning 1911
II
Violetstraat 65 huurwoning
1911
III
Abdijstraat (Kiel) meisjesschool Provinciestraat (Zurenborg) - kindertuin Oranjestraat 100 - school
1913
IV V
1915 1915 / 1919
Verhuis naar (jaar) Paleisstraat 41 – YWCA (1918) Brederodestraat (1925) – meisjesschool Lange Beeldekensstraat 260 (1920) – bestuurderswoning van meisjesschool 15 Sint Bernardsesteenweg 321 (1920) – schietbaan Lamorinièrestraat 52 (1919) – huurwoning Stuivenbergplein 36 (1933)
Bron: Antwerpen. 1860-1960, vol. 1 (Stedelijke feestzaal, Antwerpen, 15 oktober – 13 november 1960), Antwerpen, Gemeentebestuur van Antwerpen, 1960, p. 247-250; MOONS Ad., Ontstaan en ontwikkeling der stedelijke volksboekerijen van Antwerpen. 1865-1925, Antwerpen, Uitgeversfirma Ruquoy-Delagarde-Van Uffelen, 1925, p. 60-78; Een eeuw openbare werken te Antwerpen, 18631963, Gedenkboek en catalogus, vol. 1 (Stedelijke feestzaal Antwerpen, 21 augustus – 6 september 1964), Antwerpen, Dienst voor werken der stad Antwerpen, 1964, p. 208.
In 1912 vroeg de hoofdbibliothecaris om twee nieuwe hulplokalen in de zesde en de negende wijk (Zurenborg en Kiel) te stichten. Het college van burgemeester en schepenen besloot in haar zitting van 13 november 1912 om het derde hulplokaal op het Kiel op te richten en op 11 februari 1913 om het onder te brengen in de meisjesschool in de Abdijstraat.238 De beslissing om het vierde hulplokaal op Zurenborg te openen viel op 30 januari 1915, gelijktijdig met het principieel besluit om een vijfde hulplokaal op te richten in de school in de Oranjestraat.239 Waar het vierde hulplokaal effectief werd ingericht in de Stedelijke Kindertuin in de Provinciestraat, werd de opening van dit in de Oranjestraat verdaagd.240 Reeds in 1918 zal het vierde hulplokaal verhuizen naar een gehuurde woning in de Lamorinièrestraat 52. Het vijfde hulplokaal in de Oranjestraat 100 zal uiteindelijk op 1 mei 1919 opengaan.241
238
MOONS Ad., Ontstaan en ontwikkeling der stedelijke volksboekerijen van Antwerpen. 1865-1925, Antwerpen, Uitgeversfirma Ruquoy-Delagarde-Van Uffelen, 1925, p. 61-62. Zie ook VAN TICHELEN Paul, “Een halve eeuw openbare bibliotheek te Antwerpen-Kiel, of van schamel boekendepot in 1913, via ouderwets hulplokaal, tot modern en ruim filiaal in 1963”, Bibliotheekgids, 5-6 (1963), p. 113-127. 239 S.A.A., 480#3999, Stad Antwerpen, D.S.G., Collegebesluit, Uittreksel uit P.V. van de zitting van het C.B.S. van 30 januari 1915, 1915. 240 MOONS Ad., op. cit., p. 66. 241 Idem, p. 77.
104
Naast het plaatsgebrek was de wens om een steeds uitgebreidere lezerskring te bereiken een bijkomende reden om dergelijke hulplokalen in te richten. Ze moesten als voorpost dienen voor het hoofdlokaal en afgelegen stadsgedeelten van lectuur voorzien. Daarom zou hun collectie
hoofdzakelijk
bestaan
uit
ontspanningslectuur,
terwijl
studiewerken,
wetenschappelijke en kostbare werken enkel in de centrale verkrijgbaar was.242 We vonden in het archief een schetsmatig plannetje van de stad met de inplanting van het hoofdlokaal en de vijf hulplokalen. (Figuur 23) Volgens de beschrijving van de onderbibliothecaris Moons in 1923243 waren de hulplokalen allemaal gelegen op de gelijkvloerse verdieping en op dezelfde manier ingericht. Ze bestonden telkens uit een wachtzaal en een boekenzaal met boekenkasten naar het model van het hoofdlokaal. Ze hadden geen leeszaal en waren enkel gericht op het uitlenen. Vanaf 1917 werd geëxperimenteerd met kinderleeszalen in de twee uiterste hulplokalen 1 en 2 van de Paleisstraat en de Violetstraat.244 Ze zouden toegankelijk worden gesteld voor de kinderen van alle scholen en “de lectuur gekozen in een geest van hoogere en breede onzijdigheid”.245 Dit sluit aan bij de eerder vermelde discussie tijdens de oorlogsjaren om voor kinderen speciale bibliotheeklectuur te voorzien. De hulplokalen maken heel wat groeicrisissen door: het ene lokaal na het andere wordt te klein.246 Toen op 1 oktober 1920 het gehuurde gebouw in de Violetstraat moest ontruimd worden, werd het hulplokaal 2 overgebracht naar de bestuurderswoning van Meisjesschool 15 in de Lange Beeldekensstraat. Vanaf het begin bleken de lokalen daar te krap, zo zou de beheerder reeds vanaf de eerste weken aanklagen.247 In hetzelfde jaar zal het hulplokaal op het Kiel van de Abdijstraat naar de schietbaan in de Sint-Bernardsesteenweg verhuizen. We zullen hierna in ons architectuurhistorisch onderzoek een van de eerste twee hulplokalen van nabij bekijken.
242
V.V.d.B., “De stedelijke Volksboekerijen van Antwerpen”, Ontwikkeling, nov. (1925), p. 63. MOONS Ad., De volksboekerijen te Antwerpen, (Bibliotheekkunde. Vlugschriften voor den bibliothecaris aansluitend bij De Bibliotheekgids 4), Antwerpen, De Sikkel, 1923, p. 8. 244 S.A.A., 621#550, Stad Antwerpen, O.B., Collegebesluit, P.V. van de zitting van het C.B.S. van 23 juli 1918, 1918. 245 MOONS Ad., Ontstaan en ontwikkeling der stedelijke volksboekerijen van Antwerpen. 1865-1925, Antwerpen, Uitgeversfirma Ruquoy-Delagarde-Van Uffelen, 1925, p. 71. 246 VAN DEN BERGHE Victor, De stedelijke volksboekerijen van Antwerpen (1866-1941), Antwerpen, Dienst voor Propaganda en Toerisme, 1941, p. 7. 247 MOONS Ad., op. cit., p. 77. 243
105
4.2.5 De centrale bibliotheek: van Blindestraat naar Lange Nieuwstraat tot Permeke In het hoofdlokaal bleef men ondertussen met plaatsgebrek worstelen. Als tijdelijke oplossing werden in 1915 voor de duur van de oorlog de Nederlandstalige werken overgebracht naar twee ongebruikte lokalen in de Handelsbeurs op de Meir.248 Tegelijkertijd bestond er discussie over een ‘dure’ inrichting die 1.500 frank zou kosten. Er werden lessenaars in de plaats van tafels en een beschot met loketten voorzien. Hoge bureaustoelen met leuning kwamen er echter niet omdat deze later niet meer zouden gebruikt worden. Wel werden hoge taboeretten uit schoollokalen geïnstalleerd.249 Toen de ruimte in de Beurs tijdens de oorlog in maart 1916 opgeëist werden door de Duitse overheid werd beslist de Nederlandstalige werken weerom te verplaatsen, nu naar de Kathelijnevest 67.250 Op 18 januari 1916 had het college, op voorstel van de bibliothecaris, besloten om het lokaal in de Blindestraat te vergroten door er een verdieping boven op te trekken, die een leeszaal en de administratie zou kunnen bevatten.251 (Figuur 24) De stadsbouwmeester kreeg de opdracht om plannen en een bestek op te maken. Die plannen waren reeds klaar op 24 mei en werden door het college goedgekeurd op 30 mei 1916. Door het bijvoegen van de catalogiseerruimte zou de wachtzaal worden vergroot. In de boekenzaal waren de tafels vervangen door nieuwe boekenrekken en was een tussenverdieping gecreëerd die bezet werd door kasten, waardoor het aantal boekenplanken zowat verdubbeld was. We zullen op de plannen meer in detail ingaan in het volgende gedeelte over onze eerste gevalstudie, namelijk de huisvesting van de centrale bibliotheek in de Blindestraat.
4.2.6 De filialen van de stedelijke volksbibliotheken van Antwerpen De uitbreiding van het stedelijke openbare bibliotheeknetwerk nam met de uitbreiding van de stad – al dan niet met tijdelijke fusies tijdens de oorlog en het geleidelijk aan annexeren van de polderdorpen (cf. supra) – gestaag toe. Soms ging het om een echt hulplokaal, al dan niet 248
S.A.A., 480#4018, Stad Antwerpen, D.S.G., Verslag van 31 juli 1915 van de D.S.G., 1915. S.A.A., 480#4018, Stad Antwerpen, D.S.G., Nota van hoofdopziener der stadsgebouwen aan Van Ooyen, bestuurder van de volksboekerij d.d. 25 augustus 1915, Documentnummer 9228, 1915. 250 MOONS Ad., Ontstaan en ontwikkeling der stedelijke volksboekerijen van Antwerpen. 1865-1925, Antwerpen, Uitgeversfirma Ruquoy-Delagarde-Van Uffelen, 1925, p. 67. 251 Antwerpen. 1860-1960, vol. 1 (Stedelijke feestzaal, Antwerpen, 15 oktober – 13 november 1960), Antwerpen, Gemeentebestuur van Antwerpen, 1960, p. 243. 249
106
dagelijks geopend, soms om een wisselboekerij. Op sommige plaatsen reed een bibliobus rond. (zie tabel 8) Dat de spreiding planmatig bleef gebeuren, kunnen we afleiden uit de literatuur waarin we bijvoorbeeld een verwijzing vonden naar een verspreidingsplan van de filialen in 1951 en in 1954 voor de verschillende diensten.252 We konden deze helaas niet terugvinden. Wel vonden we in een artikel over de inlegging van een tweede bibliobus in de Bibliotheekgids een spreidingsplan van de toenmalige negen filialen uit 1967.253 (Figuur 25) Uit dezelfde bron weten we dat er in 1945 een bouwprogramma werd ontworpen voor de instellingen behorende tot de stedelijke bibliotheken.254 Helaas is dit de enige vermelding die we hierover konden terugvinden. Tabel 11: De filialen van de stedelijke volksbibliotheken van Antwerpen
Filliaal nr
Locatie
Filiaal 1
Verdussenstraat 42 Paleisstraat 41 Brederodestraat 119
Oprichting Bouw- en (ev. sluiting) verbouwingsactiviteiten 1910-11 Opening hulplokaala
1918 1925-27 Inrichting filiaal 1934
Filiaal 2
Violetstraat 65 Lange Beeldekensstraat 260
Filiaal 3 Kiel
Conciërgewoning school
Conciërgewoning school
Inrichting jeugdafdeling Volledige beschikking over de conciërgewoning Opening (1 juni) hulplokaal
Abdijstraat 92
1913
St Bernardsesteenweg 320
1920
Opening filiaal
1925 1929
Inrichting jeugdafdeling Inrichting leeszaal voor de jeugd Nieuwbouw Bouw nieuw lokaal Opening
Schijfstraat-Maurits Sabbelaan 106 Filiaal 4
Nu Y.W.C.A.
Modernisering en vergroting lokaal
1910-11 1920 1925 1964
Gebouw
Provinciestraat 112
19591963 1963 1915
Lamorinièrestraat 52 Lamorinièrestraat 92
1919 1927
Schietbaan
Openkastontlening Opening (15 juli) hulpposta Hervorming tot filiaal
252
Antwerpen. 1860-1960, vol. 1 (Stedelijke feestzaal, Antwerpen, 15 oktober – 13 november 1960), Antwerpen, Gemeentebestuur van Antwerpen, 1960, p. 246, 235. 253 VAN TICHELEN Paul, “Bij het inleggen van een tweede bibliobus te Antwerpen”, Bibliotheekgids, 3-4 (1967), p. 56-57. 254 Antwerpen. 1860-1960, vol. 1 (Stedelijke feestzaal, Antwerpen, 15 oktober – 13 november 1960), Antwerpen, Gemeentebestuur van Antwerpen, 1960, p. 235.
107
Lamorinièrestraat 137 Door Verstraeteplaats 3
1928 1937 1942 1954
1968 Filiaal 5
Oranjestraat Stuivenbergplein 36
1918 1927 1933 1936
Filiaal 6
Kloosterstraat 31
1955-57 1927 1934
Filiaal 7 Linkeroever
Filiaal 8
Sint-Andriesplaats 22
1965
Rijselbaan
1924
Emiel Verhaerenlaan 24
1954
Gemeente Oorderen
1976 1930 1959
Isabellalei 69-71
1960 1965
Filiaal 9 Luchtbalc
Filiaal 10 Oosterweel
Engels Kamp (= oud hulplokaal 8) Quebecqstraat 1
1924
Napelsstraat
1927
1939
1935 1936 Filiaal 11 - Wilmarsdonk Wilmarsdonk
(1959) 1931 1939
Inrichting jeugdafdeling Overplaatsing Aankoop huizen Door Verstraeteplaats 3 en Wolfstraat 1 met oog op verbouwing en uitbreiding filiaal Nieuwbouw Heropening filiaal (25 april) in nieuw gebouw Inrichting hulpposta Inrichting jeugdafdeling Opening Inrichting jeugdleeszaal Openkastontlening wordt toegepast (in nov.) Modernisering lokaal Opening (19 sept.) daglokaal met jeugdafdeling Inrichting leeszaal voor de jeugd Oud politiebureau Heropening filiaal na herinrichting Wisselbibliotheek Opening (27 april) nieuw Nieuwbouw (in school) gebouw Gloriantlaan 14 Boekerij wordt overgenomen als wisselboekerij 8 Wisselboekerij wordt gesloten, wordt post bibliobus Beslissing tot oprichting nieuw filiaal 8 – aankoop twee huizen Opening filiaal in nummer 69 Opening wisselbibliotheek Opening halveweeklokaal met openkastontlening en jeugdleeszaal in nieuw gebouw Opening wisselboekerij
Hoekvleugel in school
Sluiting Opening Oosterweel, met jeugdafdeling Wordt post bibliobus Opening wisselboekerij Tijdelijke leeszaal voor
108
(1959) Filiaal 12b
Oranjestraat 100 (= oud filiaal 5) Wordt filiaal Deurne, Hertstraat
Filiaal 13
1934 (1942) 1942
Sluiting Opening
(1944) Kalverstraat 1
1934
Sluiting als filiaal, wordt gemeentelijke bibliotheek met filialen Opening wisselboekerij
Wordt filiaal Merksem, Nieuwdreef, Merksem
1943
Opening
(1944) Filiaal 14 filiaal Hoboken
Kapelstraat 60
tijdens WOII
1942
(1944)
Filiaal 15b - Grote Steenweg 216 filiaal Berchem tijdens WOII Filiaal 16d Filiaal 17d Filiaal 18d Filiaal 19 Filiaal 20
soldaten Sluiting wisselboekerij, wordt post bibliobus
Bibliobus A Bibliobus B
1942
(1944)
Oud gemeentehuis
Gesloten en nadien afgebrand 1 jan, opening filiaal Hoboken na overname van gemeentelijke bibliotheek Sluiting als filiaal, wordt terug gemeentelijke bibliotheek 1 jan, opening filiaal Berchem na overname van gemeentelijke bibliotheek Sluiting als filiaal, wordt terug gemeentelijke bibliotheek
1960 1957
a
In een hulplokaal was er enkel een avond (en eventueel zondags-)dienst. Na de fusie in 1983 zal filiaal 12 het filiaal van Wilrijk worden en filiaal 15 het filiaal van Borgerhout. c In 1981 zal het filiaal verhuizen naar het nieuw gebouwde culturele centrum in de Colombiastaat 110. d De nummers 16, 17 en 18 werden nooit gebruikt om filialen aan te duiden. Om te vermijden dat de nummering van de bibliobussen tussen de andere filialen door zouden vallen, werd in 1957 versprongen naar 20. Later werd ook nummer 19 gebruikt om een bibliobus aan te duiden. b
Bronnen: Antwerpen. 1860-1960, vol. 1 (Stedelijke feestzaal, Antwerpen, 15 oktober – 13 november 1960), Antwerpen, Gemeentebestuur van Antwerpen, 1960, p. 247-250; Antwerpen. 1860-1960, vol. 2 (Stedelijke feestzaal, Antwerpen, 15 oktober – 13 november 1960), Antwerpen, Gemeentebestuur van Antwerpen, 1960, p. 24; Antwerpen 1961-1965, vol. 3, Antwerpen, Gemeentebestuur van Antwerpen, 1965, p. 173-174; Antwerpen 1966-1970, vol. 4, Antwerpen, Gemeentebestuur van Antwerpen, 1973, p. 239-241; Een eeuw openbare werken te Antwerpen 1863-1963. Gedenkboek en catalogus, vol. 1 (Stedelijke feestzaal, Antwerpen, 21 augustus – 6 september 1964), Antwerpen, Dienst voor werken der stad Antwerpen, 1963, p. 210, 224-225.
109
4.2.7 De openbare bibliotheken in de fusiegemeenten en de vroegere polderdorpen van Antwerpen Het grondgebied van de stad Antwerpen is doorheen de jongste eeuw meerdere keren gewijzigd. In volgende tabel geven we het aantal openbare bibliotheken weer van de fusiegemeenten die sinds 1983 deel uitmaken van de stad, maar in de negentiende en twintigste eeuwen nog lang landelijke randgemeenten waren. Ook voor de polderdorpen die nu haast volledig verdwenen zijn voor de uitbreiding van het havengebied, schetsen we een cijfermatig beeld. Gezien het niet de bedoeling is om de historiek van individuele bibliotheken te schetsen, beperken we ons tot deze statistiek die we opmaakten op basis van de honderden inspectieverslagen die we konden inkijken in het provinciearchief van Antwerpen en die dateren tot de jaren 80. Soms konden we geen expliciete oprichtingsdatum terugvinden. De datum die we opgeven, noteerden we op basis van de eerste verwijzing die we terugvonden, bijvoorbeeld omwille van een inspectieverslag of een boekenzending. De bibliotheek kan evenwel ouder zijn. Tabel 12: De openbare bibliotheken in de fusiegemeenten van Antwerpen Fusiegemeente
Gemeentelijke bibliotheek
Filialen (aantal)
Vrije Bibliotheken (aantal)
Berchem Borgerhout Deurne Ekeren Hoboken Merksem Wilrijk
1910 geen 1945 1963 1894 1927 1980
1 6 5 2 2 -
4 7 6 3 3 7 7
Bron: P.A.A., Serie Openbare Bibliotheken (O.B.), Provincie Antwerpen, O.B, Antwerpen en fusiegemeenten. Tabel 13: De openbare bibliotheken in de polderdorpen rond Antwerpen Fusie-gemeente Berendrecht Lillo Oorderen Wilmarsdonk Zandvliet
Gemeentelijke bibliotheek 1919 1919 1905 1916 -
Vrije Bibliotheken (aantal) 2 1
Bron: P.A.A., Serie O.B., Provincie Antwerpen, O.B., Antwerpen en fusiegemeenten.
110
5 Casestudies: een architectuurhistorische onderzoek van zes openbare bibliotheken in de (groot)stad Antwerpen Nu we een overzicht hebben geschetst van de ontwikkeling van het stedelijke bibliotheeknetwerk, zullen we in het volgende deel zes bibliotheken uit de huidige grootstad Antwerpen (stad en fusiegemeenten) van nabij bekijken vanuit het perspectief van hun architectuurgeschiedenis. We zullen ons in het bijzonder telkens toespitsen op de bouwfase en/of eerste verbouwingen van de betrokken gebouwen. In de hogere tabellen 11, 12 en 13 gaven we het aantal bibliotheken met hun oprichtingsdatum weer. Hieruit kozen we allereerst voor twee gebouwen uit de periode van voor de wet op de openbare bibliotheken in 1921. Het gaat om twee bibliotheken uit het stedelijk netwerk, met name de centrale volksboekerij toen ze gehuisvest was in de Blindestraat en het hulplokaal 1 toen dit verhuisd was naar de Brederodestraat. De volgende twee bibliotheekgebouwen dateren uit het interbellum. Vanuit de afbakening van ons onderzoeksterrein tot de gemeentelijke bibliotheken selecteerden we uit de bibliothekenlijst uit 1924255 de gemeentelijke bibliotheek van Hoboken. Deze gemeente zal immers in 1933 het eerste openbare bibliotheekgebouw oprichten in Vlaanderen dat speciaal daarvoor ontworpen werd.256 Daarnaast kozen we voor een hulplokaal van het stedelijke netwerk, namelijk de bibliotheek in de wijk Luchtbal die in 1939 eveneens speciaal hiervoor ontworpen werd, maar dan als onderdeel van een scholencomplex. De laatste twee gevalstudies dateren van na de Tweede Wereldoorlog, uit de periode in aanloop naar het Vlaamse decreet op de openbare bibliotheken van 1978. In deze periode gingen gemeenten geleidelijk aan meer aandacht schenken aan de bouw van hun gemeentelijke openbare bibliotheek. We selecteerden hier enerzijds een hulplokaal van het stedelijke bibliotheeknetwerk, met name dit in de Zurenborgwijk dat tussen 1966 en 1968 op
255
DEPASSE Charles, La bibliothèque publique. Complément indispensable de l’école. Comment la créer à peu de frais, Luik,
Biblio, 1925, p. 57-101. 256 HEYMANS Frans, ‘Nu van hooger hand…’ vijfenzeventig jaar Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek-, Archief- en Documentatiewezen, Antwerpen, VVBAD, 1996, p. 108. Leuven zal de tweede locatie zijn die in 1934 in de Leopold Vanderkelenstraat een openbare bibliotheekgebouw neerzet, naast het museum. De voorlopige bouwplannen en de bijhorende nota werden in De bibliotheekgids van augustus van datzelfde jaar afgedrukt. “De gemeentelijke openbare bibliotheek te Leuven”, De Bibliotheekgids, 4 (1934), p. 40-75. Beringen werd, na Hoboken en Leuven, de derde gemeente waar een speciaal gebouw voor de bibliotheek werd ontworpen. HEYMANS Frans, op. cit., p. 144.
111
de hoek van de Door Verstraeteplaats 3 en de Wolfstraat 1 werd opgetrokken en anderzijds de gemeentelijke bibliotheek van Deurne gebouwd tussen 1971 en 1974.
5.1 De architectuurgeschiedenis van de centrale bibliotheek van de stad Antwerpen in de Blindestraat (1895-1925) Na haar oorspronkelijke verbondenheid met de stadsbibliotheek werd de volksbibliotheek in 1902 bestuurlijk zelfstandig in de Blindestraat en werd er een eigen hoofdbibliothecaris, de heer Hendrik Schepmans (1845-1913) aangesteld.257 Toch zal ze reeds eerder, met name vanaf 1895, gescheiden ondergebracht worden.
5.1.1 De verhuis naar de Blindestraat (1895) Tijdens haar zitting van 7 november 1893 besloot het college van burgemeester en schepenen om de stadshoofdingenieur Royers, bestuurder van de dienst der gemeentewerken, te vragen om een plan op te maken voor het beschikbaar maken van het oude beluik van de nijverheidsschool in de Blindestraat voor de volksbibliotheek.258 Daar was er, zoals hoger aangestipt (cf. supra), plaats om op de gelijkvloerse verdieping twee grote zalen van circa 8 m op 10 m lengte en een middenvertrek van 3,5 m op 7 m in te richten. Op de eerste verdieping was er nog een grote zaal van 4,5 m hoog, naast een ruim lokaal dat tot lees- en studiezaal zou kunnen dienen en waar een bureel voor de bestuurder kon worden gemaakt. De commissie van toezicht van de bibliotheek betreurde enkel dat de locatie enigszins ongelukkig achterin gelegen was. Toch gingen de plannen door, al werden ze bij de uitvoering gewijzigd en kwam er van de zalen op de benedenverdieping niets terecht.259 In een nota van 29 januari 1894 van Royers aan het college vinden we de verwijzing naar zijn ‘ontwerpplan voor het inrichten van de volksbibliotheek in de Blindenstraat’.260 We vonden dit eerste plan spijtig genoeg niet in het Felixarchief van de stad terug. Het lastenboek van 29 257
MOONS Ad., Ontstaan en ontwikkeling der stedelijke volksboekerijen van Antwerpen. 1865-1925, Antwerpen, Uitgeversfirma Ruquoy-Delagarde-Van Uffelen, 1925, p. 53. 258 Idem, p. 47. S.A.A., 480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Collegebesluit, Uittreksel uit P.V. van de zitting van het C.B.S. van 7 november 1893, 1893. 259 MOONS Ad., op. cit., p. 47-48. 260 S.A.A., 480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Nota van Royers aan het C.B.S. van 29 januari 1894, Stuk nr. 15029, 1894. Het ontwerpplan werd door het C.B.S. besproken op haar zitting van 7 november 1893. S.A.A., 480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Collegebesluit, Uittreksel uit P.V. van de zitting van het C.B.S. van 7 november 1893, 1893.
112
januari 1894 daarentegen was wel aanwezig, maar vertelde ons door zijn techniciteit met nadruk op de bouwmaterialen niets over de indeling.261 Wel hebben we een idee hoe de bibliotheek er bij aanvang moet hebben uitgezien, op basis van een plan opgemaakt naar aanleiding van latere veranderingswerken om een tussenverdieping toe te voegen.262 (Cf. infra) Opmerkelijk is dat de hoofdbibliothecaris van de beide stedelijke bibliotheken Hansen er zich in een nota van 12 november 1894 over beklaagt dat hij door de ingenieur Royers niet wordt geraadpleegd terwijl de vorige stadsbouwmeester Dens dit wel deed.263 De werken werden uitgevoerd door A.L. Van Peetersen te Antwerpen voor de som van 18.340 frank.264 Hoewel de zalen klaar waren in november 1894, vond de verhuis eerst in juli van het jaar erna plaats.265 De nieuwe locatie werd ingehuldigd op 12 augustus 1895.266 5.1.1.1 Toegang De volksbibliotheek lag achterin, in een langgerekt rechthoekig gebouw dat stond tussen het Weldadigheidskantoor links en de Academie rechts. Een foto van het gebouw anno 2012 geeft ons een beeld van de omvang en ligging. (Figuur 26) De grondoppervlakte is immers quasi onveranderd gebleven. Later werden vooral in de hoogte veranderingen aangebracht.
261
S.A.A., 480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Lastvoorwaarden der werken te verrichten voor het bouwen van eener Volksboekerij boven de klassen der Academie langs de kant der Blindestraat d.d. 29 januari 1894, 1894. We kunnen er enkel uit afleiden dat het bestaande gebouw zou worden afgebroken tot op de vloer van de verdieping. Gezien de plannen later wijzigden, is het hoogst twijfelachtig dat dit ook gebeurde. 262 S.A.A., 480#4005, Stad Antwerpen, D.S.G., Plan ‘Veranderingswerken uit te voeren in de volksboekerij’ in de Blindestraat van de stadsbouwmeester Van Mechelen d.d. 27 juli 1915, 1915. 263 S.A.A., 480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Nota d.d. 12 november 1894 van Hansen aan Cupérus, de voorzitter van de commissie van toezicht, 1894. 264 S.A.A., 480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Voorstel van Royers aan het C.B.S., 28 mei 1894. De goedkeuring kan afgeleid worden uit een brief van de firma. S.A.A., 480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Brief van ontvangst opdracht van Peetersen aan Royers d.d. 5 juni 1894, 1894. 265 MOONS Ad., Ontstaan en ontwikkeling der stedelijke volksboekerijen van Antwerpen. 1865-1925, Antwerpen, Uitgeversfirma Ruquoy-Delagarde-Van Uffelen, 1925, p. 48. Volgens een nota van de commissie van toezicht aan het C.B.S. was het de bedoeling om met de steun van de bevoegde schepen eerst alle boeken te ontsmetten. S.A.A., 480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Nota van de commissie van toezicht aan het C.B.S. d.d. 20 juni 1895, 1895. 266 In de catalogus naar aanleiding van de tentoonstelling in de stadsfeestzaal in 1960 staat de datum van 20 augustus vermeld. Antwerpen. 1860-1960, vol. 1 (Stedelijke feestzaal, Antwerpen, 15 oktober – 13 november 1960), Antwerpen, Gemeentebestuur van Antwerpen, 1960, p. 243. Moons spreekt over de inhuldiging op 12 augustus 1895. Idem, p. 49. We betwijfelen de datum van 20 augustus omdat we in het archief een uitnodiging voor de inhuldiging op maandag 12 augustus 1895 gericht aan Royers terugvonden. S.A.A., 480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Uitnodiging voor de inhuldiging van de commissie van toezicht d.d. 7 augustus 1895 aan Royers, 1895.
113
De achterbouw was bereikbaar langs een stenen poort aan de straatkant en via een binnenkoer van de Academie.267 Een van de eerste veranderingswerken in de Blindestraat zullen werken aan de binnenkoer zijn in juni 1895. Toen werd een gaanpad aangelegd van de poort aan de Blindestraat naar de achterbouw links en de ingang van de volksbibliotheek.268 (Figuur 27) In de aanvraag wordt terloops gerefereerd aan de stijl van de gaanpaden op de Groenplaats, we vermoeden om de toegang een fatsoenlijk aanzien te geven. Ook de zoldering van de poort wordt immers geplafonneerd en de muren opnieuw bezet omwille van dit fatsoen en het zindelijk aanzien.269 Die kasseien zullen overigens vaak een oorzaak van klachten van de bibliothecaris zijn en meermaals moeten worden hersteld of volledig opnieuw gelegd. Herstel gebeurt bijvoorbeeld al in februari 1898. In juni 1899 zullen de kasseien op de koer reeds volledig worden herlegd. Omdat er geen verlichting op de koer was, werd in 1895 een gaslantaarn tegen de gevel geplaatst.270 In 1897 kwam er een bord met de vermelding ‘Volksbibliotheek’ boven de poort aan straat.271 5.1.1.2 Inrichting Zoals gezegd tekende Royers in 1894 het ‘Ontwerp voor het inrichten van de Volksbibliotheek in de Blindestraat’ en stuurde dat op 29 januari 1894 met een nota aan het college van burgemeester en schepenen. Na de bespreking kreeg Royers een opdracht om een volledig plan met bestek op te maken.272 Omdat we noch het ontwerp noch het definitieve plan konden terugvinden in het archief, baseren we onze beschrijving hier op het plan dat in 1915 als basis diende voor de toenmalige veranderingswerken. (Figuur 28) Bij de uitvoering was er trouwens van de oorspronkelijke plannen voor de gelijkvloerse verdieping niets gekomen en op de verdieping werd volgens Moons enkel een wachtzaal, een
267
Op 6 november 1894 ligt de vraag op tafel om de koer af te sluiten van de werkhuizen van de Academie met een houten hek of ijzeren grille. S.A.A, 480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Nota d.d. 6 november 1894 van gemeentebestuur aan Royers, 1894. 268 S.A.A., 480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Nota met schets d.d. 25 juni 1895 van ingenieur Royers van de directie van gemeentewerken, 1895. 269 S.A.A., 480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Nota van Hansen aan C.B.S. d.d. 18 december 1894, 1894; S.A.A., 480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Nota d.d. 6 november 1894 van gemeentebestuur aan Royers, 1894. 270 S.A.A., 840#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Nota van het C.B.S. aan Royers, 29 oktober 1895. Deze gasverlichting zal in gebruik blijven tot 1916 nadat er overgeschakeld is geworden op elektrische. S.A.A., 840#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Nota van bibliothecaris Van Ooyen aan stadsdienst d.d. 17 september 1917, 1917. 271 S.A.A., 480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Brief d.d. 26 juni 1897 aan Royers, 1897. 272 S.A.A., 480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Nota van Royers aan het C.B.S. van 29 januari 1894, Stuk nr. 15029, 1894.
114
boekenzaal en een werkkamer voor de bibliothecaris, naast een catalogiseerlokaal in orde gebracht.273 Met uitzondering van de catalogiseerkamer, wordt dit bevestigd door de verbouwingsplannen van 1915. De bezoeker kwam binnen via een deur vooraan links en kon direct via de trap naar de eerste verdieping waar hij toegang kreeg tot de wachtzaal van 10 m op 7,5 m. Er waren twee loketten in het beschot waarachter de boekenzaal lag. Aan deze loketten konden de lezers hun boeken aanvragen op basis van catalogi die in de wachtzaal lagen. Naast de wachtzaal was nog een bureel voor de bibliothecaris. 5.1.1.3 Nieuw meubilair Over het meubilair, dat voortdurend zal worden uitgebreid, bestaan heel wat nota’s. Reeds ten tijde van de – niet uitgevoerde – ontwerpplannen bestond discussie over de plaatsing van de leestafels en de boekenrekken in de geplande leeszaal. In een nota vroeg de bibliothecaris Hansen in november 1895 om de boekenrekken toch niet langs de wanden van de leeszaal te zetten omwille van het plaatsverlies voor boekenrekken en omwille van het licht en door de onmogelijkheid tot controle op die manier.274 Hoofdingenieur Royers maakte ook tekeningen voor het meubilair, tekeningen die spijtig genoeg ontbreken in het archief maar waarvan een lijst in het bestek terug te vinden is. Voor het allereerste meubilair werden zes dubbele boekenkasten met kroonlijst, een kleerkast, twee tafels, twee lessenaars en twee afsluitingen voor een totaal van 3.260 frank voorzien.275 Een jaar later in november 1895 wordt gevraagd naar kapstokken, een tweede leestafel en gewone stoelen.276 Hiervoor komt een offerte van de firma Bollekens binnen voor een kapstok met een regenschermbak in zink – bewerkt volgens tekening, maar deze tekening ontbreekt – voor 45 frank en eenzelfde tafel als de bestaande van 3,5 m op 1,05 m voor 55 frank.277
273
MOONS Ad., Ontstaan en ontwikkeling der stedelijke volksboekerijen van Antwerpen. 1865-1925, Antwerpen, Uitgeversfirma Ruquoy-Delagarde-Van Uffelen, 1925, p. 48. 274 S.A.A., 480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Nota d.d. 12 november 1894 van Hansen aan Cupérus, de voorzitter van de commissie van toezicht, 1894. Hiermee kwam Hansen terug op een eerdere vraag om de rekken langs de muren te zetten wat hij toen beargumenteerde met de grotere lezersruimte. 275 S.A.A., 480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Begrooting der te verrichten werken voor het maken van meubelen en afsluitingen voor de volksboekerij in de Blindestraat van 6 november 1894, 1894. Volgens een niet gedateerde nota van Hansen waren de tekeningen goedgekeurd door de commissie van toezicht. 276 S.A.A., 480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Nota d.d. 5 november 1895 van het C.B.S., 1895. 277 S.A.A., 480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Bestek van de firma Bollekens d.d. 9 november 1895, 1895.
115
In juni 1896 zal een nieuwe boekenkast in pitchpine met verplaatsbare rekken van 7,8 m lengte en 2,4 m hoogte en een diepte van 0,37 m diep voor 275 frank worden gemaakt.278 Opnieuw een jaar later wordt in juni 1897 nog een kleine boekenkast met twee vakken en één met vijf vakken toegevoegd evenals een bijkomende leestafel van drie m lang en één m breed voor 390 frank. Om de regelmatigheid der diensten te verzekeren werd op vraag van de hoofdbibliothecaris Schepmans, zoals in de gemeentescholen, een horloge met ronde kas – van een klein model volgens de offerte – geplaatst voor 25 frank.279 Over de loketten bestond er discussie. Vanaf het begin klaagde Hanssen dat deze te laag waren en in juli 1896 werden de onderpanelen aangepast. 280 Op hetzelfde moment kwam er een bijkomende boekenkast voor 800 boeken. In december 1898 zullen twee gasbekkens aan de loketten worden geplaatst.281
5.1.2 Toenemend comfort in de Blindestraat In de Blindestraat zouden heel wat kleinere verbeteringen op het vlak van comfort gebeuren in de loop der jaren. Zo werd volgens een bestek van 27 augustus 1895 de verlichting uitgebreid tot drie gasverlichtingen en één elektrische.282 Omdat er geen waterleiding lag tot in het lokaal, zodat het water 100 m verder moest gehaald in de Venusstraat, werd een offerte gevraagd voor het leggen van een buis van 5 à 6 m tot vlak aan de drempel van de trapzaal waar, door de Antwerpse Waterwerken, een waterkraan moest worden geplaatst.283 In 1896 en 1898 werden schilderwerken uitgevoerd en kwam er linoleum, dat aanbevolen was als duurzamer materiaal, op de vloer.284 Op vraag van de bibliothecaris Van Ooyen die in een nota aan het college in 1915 sprak over de stank en over de ongemakken ten gevolge van het talrijke publiek voor het 278
S.A.A., 480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Beslissing van het C.B.S. aan Royers d.d. 1 juli 1895, 1895. S.A.A., 480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Vraag van Schepmans d.d. 17 juni 1895, 1895; S.A.A., 480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Brief met beslissing van het C.B.S. d.d. 22 augustus 1896, 1896. 280 S.A.A., 480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Nota van de commissie van toezicht aan het C.B.S. d.d. 20 juni 1895, 1895. S.A.A., 480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Brief met beslissing van het C.B.S. aan Royers d.d. 1 juli 1896, 1896. 281 S.A.A., 480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Nota van het C.B.S. aan Royers d.d. 17 december 1898, 1898. 282 S.A.A., 480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Nota van Royers d.d. 27 augustus 1895, nr. 115502, 1895. 283 S.A.A., 480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Nota d.d. 23 september 1895 van het C.B.S. aan Royers, 1895. 284 S.A.A., 480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Nota d.d. 15 juli 1896, nr. 15739, 1896. 279
116
Weldadigheidsbureel285 werd ingestemd met het bouwen van een lavabo, twee wc’s en een kleerkamer aan de westelijke kant van het hooflokaal.286 (Figuur 29) Hierop diende ook de Academie een vraag in voor een toilet.287 Na het uitschrijven van een beperkte aanbesteding en het opmaken van een lastenboek288 werd op 25 januari 1916 de opdracht door het college toegewezen aan aannemer C. Masson uit Antwerpen voor 1.999 frank. Deze voltooide zijn werk op 2 april 1916.289 Een jaar later werd een aanbesteding uitgeschreven om tegemoet te komen aan de nood aan centrale verwarming en elektrische verlichting. Om een verzorgd uiterlijk te bekomen werden de leidingen op de zolder en tussen het vals plafond in de toen nieuwe leeszaal ingewerkt.290
5.1.3 Een nieuw klein boekenmagazijn In het hoofdlokaal bleef men met plaatsgebrek worstelen.291 De eerste uitbreiding bestond uit het bijbouwen van een boekenmagazijn in 1915 naast de grote zaal. (Figuur 30) Hierbij werd op voorstel van de toenmalige stadsbouwmeester Alexis Van Mechelen (1864-1919)292 gebruik gemaakt van drie bestaande muren van de Academie en de doorgang tussen de twee gebouwen.293 De plannen werden getekend door Van Mechelen in 1915294 die ook het lastenboek en het bestek opmaakte.295 De werken werden geschat op 5.187,69 frank.296 De opdracht werd 285
S.A.A., 480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Brief van bibliothecaris Van Ooyen aan het C.B.S. d.d. 7 september 1915, 1915. 286 S.A.A., 480#4006, Stad Antwerpen, D.S.G., Collegebesluit, P.V. van het C.B.S. van de zitting van 26 oktober 1915, 1915. 287 S.A.A., 480#4006, Stad Antwerpen, D.S.G., Brief van de stadsbouwmeester aan het C.B.S. d.d. 22 oktober 1915, documentnummer 2691, 1915. 288 S.A.A., 480#4006, Stad Antwerpen, D.S.G., Lastenboek voor het bouwen van twee gemakplaatsen voor de Akademie en de Volksboekerij in de Blindestraat d.d. 31 december 1915, 1915. 289 S.A.A., 480#4006, Stad Antwerpen, D.S.G., Document van de oplevering van de nieuwe gemakplaatsen, Nota van de stadsbouwmeester aan het C.B.S. d.d. 8 april 1916, 1916. 290 S.A.A., 480#4007, Stad Antwerpen, D.S.G., Brief aan de ingenieur-dienstoverste Kinart, documentnummer 10049 d.d. 5 juli 1916, 1916. 291 S.A.A., 480#3999, Stad Antwerpen, D.S.G., Brief van Royers over vraag van Schepmans aan het C.B.S. d.d. 5 maart 1912, 1912; S.A.A., 480#3999, Stad Antwerpen, D.S.G., Brief van bibliothecaris Van Ooyen aan schepen Desguin d.d. 15 januari 1914, 1914. 292 Alexis Van Mechelen was stadsbouwmeester van 1902 tot 1919. “Van Mechelen, Alexis”, in: VAN LOO A. (ed.), Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, Antwerpen, Mercatorfonds, 2003, p. 569. 293 S.A.A., 480#4005, Stad Antwerpen, D.S.G., Nota van stadsbouwmeester Van Mechelen aan het C.B.S., documentnummer 2416 d.d. 26 mei 1915, 1915; S.A.A., 480#4005, Stad Antwerpen, D.S.G., Collegebesluit, P.V. van de zitting van 15 juni 1915, 1915. 294 S.A.A., 480#4005, Stad Antwerpen, D.S.G., Plan ‘Veranderingswerken uit te voeren in de volksboekerij’ in de Blindestraat van de stadsbouwmeester Van Mechelen d.d. 27 juli 1915, 1915. 295 S.A.A., 480#4005, Stad Antwerpen, D.S.G., Lastenboek voor het bouwen en bemeubelen van een bijlokaal aan de stedelijke volksboekerij in de Blindestraat van juli 1915, 1915. 296 S.A.A., 480#4005, Stad Antwerpen, D.S.G., Nota van stadsbouwmeester Van Mechelen aan het C.B.S., 27 juli 1915. De voorstellen werden goedgekeurd op de zitting van het C.B.S. van 31 juli 1915, 1915; S.A.A., 480#4005, Stad Antwerpen, D.S.G., P.V. van de zitting van het C.B.S. van 14 augustus 1915, 1915.
117
toegekend aan de firma-aannemer J. Van Riel Peeters & C° die de werken voor 3.295 frank binnen de 45 dagen zoals voorzien in het lastenboek zal voltooien op 15 oktober 1915.297 In het nieuwe boekenmagazijn waren allemaal boekenrekken voorzien tegen de wanden, waardoor de bergingscapaciteit enorm verhoogd werd. (Figuur 31) Op een foto anno 2012 zijn de restanten van de rekken nog te zien. (Figuur 32) Een andere tijdelijke oplossing bestond er in augustus 1915 in om de Nederlandstalige werken over te brengen naar twee ongebruikte lokalen in de Handelsbeurs op de Meir.298 (Cf. hoofdstuk 4) Toen deze ruimte tijdens de oorlog in maart 1916 opgeëist werden door de Duitse overheid werd beslist deze werken weerom te verplaatsen, namelijk naar de Kathelijnevest 67.299
5.1.4 Een nieuwe verdieping Op 18 januari 1916 besloot het college, op voorstel van de hoofdbibliothecaris Nic Van Ooyen, om het lokaal in de Blindestraat te vergroten door er een verdieping boven op te trekken. Die zou een leeszaal en de administratie kunnen bevatten.300 In de dienstnota aan het college werd naast een vergroting van de wachtzaal gevraagd om loketten bij te maken, een mogelijkheid om de boeken te ontsmetten te voorzien, een degelijk boekenmagazijn, een afzonderlijke leeszaal en burelen.301 De kosten werden door de stadsbouwmeester geschat op 22.000 frank.302 De stadsbouwmeester Van Mechelen kreeg de opdracht om plannen op te maken.303 Die plannen waren reeds klaar op 24 mei en werden door het college goedgekeurd op 30 mei 1916.304 De strakke zijgevels zijn over de ganse lengte gevuld met ijzeren ramen die zorgen voor overvloedige lichtinval langs beide zijden. (Figuren 33-36)
297
S.A.A., 480#4005, Stad Antwerpen, D.S.G., Nota van stadsbouwmeester Van Mechelen aan het C.B.S., documentnummer 2416 d.d. 26 mei 1915, 1915. 298 S.A.A., 621#550, Stad Antwerpen, O.B., P.V. van de zitting van het C.B.S. van 31 juli 1915, 1915. 299 S.A.A., 621#550, Stad Antwerpen, O.B., P.V. van de zitting van het C.B.S. van 17 maart 1916, 1916. Op het einde van het jaar zullen de boeken opnieuw worden teruggebracht naar het lokaal in de Blindestraat. S.A.A., 621#550, Stad Antwerpen, O.B., Nota van de bestuurder gevoegd bij een brief van 25 januari 1919, 1919. 300 Antwerpen. 1860-1960, vol. 1 (Stedelijke feestzaal, Antwerpen, 15 oktober – 13 november 1960), Antwerpen, Gemeentebestuur van Antwerpen, 1960, p. 243. 301 S.A.A., 621#550, Stad Antwerpen, O.B., Adviesnota van de stadsbouwmeester aan het C.B.S. van januari 1916, 1916. Dit advies werd goedgekeurd door het C.B.S. S.A.A., 621#550, Stad Antwerpen, O.B., P.V. van de zitting van het C.B.S. van 18 januari 1916, 1916. 302 S.A.A., 621#550, Stad Antwerpen, O.B., Bestek vergroting van de volksboekerij d.d. 24 mei 1916, 1916. 303 S.A.A., 480#4009, Stad Antwerpen, D.S.G., Plannen voor het bouwen van een tweede verdieping van mei 1916, 1916. 304 S.A.A., 621#550, Stad Antwerpen, O.B., P.V. van de zitting van het C.B.S. van 30 mei 1916, 1916.
118
Door het bijvoegen van de catalogiseerruimte werd de wachtzaal op de eerste verdieping vergroot en er kwamen vijf loketten. In de boekenzaal waren de tafels vervangen door nieuwe boekenrekken. Ook werd gedeeltelijk een tussenverdieping, vergelijkbaar met een galerij, gecreëerd. Deze werd eveneens bezet met kasten, waardoor het aantal boekenplanken zowat verdubbeld was.305 In de leeszaal werd een zichtbaar ijzeren gebinte gebruikt. Dit is nu nog steeds aanwezig. Het gebouw wordt momenteel door de Artesishogeschool gebruikt als klaslokalen. Hierin zijn de vroegere sporen van de volksbibliotheek nog zichtbaar. (Figuren 37-38) Ook de trap werd doorgetrokken tot de tweede verdieping en bezat ijzeren trapleuningen en traplatten. (Figuur 39) Van de houten boekenrekken zijn anno 2012 nog verschillende sporen zichtbaar. (Figuren 40 a en b) Hoe de lokalen er in realiteit oorspronkelijk uitzagen, kunnen we ons voorstellen op basis van het fotomateriaal dat de teksten van Moons uit 1923 en 1925 illustreerde. (Cf. infra)306 (Figuren 41-42)
5.1.5 Discussie over de bouw van openbare bibliotheken In 1921, het jaar dat de wet Destrée in België werd ingevoerd, voerde zoals hoger reeds aangehaald ook de stad Antwerpen, hoewel ze los van de wet haar eigen bibliotheeknetwerk had en zich niet wou onderwerpen aan de wet, een discussie over de bouw van openbare bibliotheken. Dit blijkt uit de discussienota’s die circuleerden tussen verschillende diensten. Zo vonden we in het archief de eerder besproken nota van een Brusselse architect, Perin307 die op basis van literatuur de Angelsaksische bibliotheekgebouwen beschreef voor kleinere steden en gemeenten en daarin enerzijds de bibliotheek met een leeszaal waar de boeken ter plekke worden geconsulteerd onderkende en anderzijds de uitleenbibliotheek. Voor Perin was eveneens een combinatie van beide mogelijk.
305
MOONS Ad., Ontstaan en ontwikkeling der stedelijke volksboekerijen van Antwerpen. 1865-1925, Antwerpen, Uitgeversfirma Ruquoy-Delagarde-Van Uffelen, 1925, p. 68. 306 MOONS Ad., De volksboekerijen te Antwerpen, (Bibliotheekkunde. Vlugschriften voor den bibliothecaris aansluitend bij De Bibliotheekgids 4), Antwerpen, De Sikkel, 1923, p. 1-8.; MOONS Ad., Ontstaan en ontwikkeling der stedelijke volksboekerijen van Antwerpen. 1865-1925, Antwerpen, Uitgeversfirma Ruquoy-Delagarde-Van Uffelen, 1925, p. 68, 69, 82. 307 S.A.A., 621#551, Stad Antwerpen, O.B., PERIN A., Bâtiments des bibliothèques publiques, 1921.
119
Hoewel we uit de archieven niet kunnen achterhalen waarom Perin deze nota schreef en hoe ze in Antwerpen belandde, stelt de auteur dat het niet zijn bedoeling is om een voorkeur uit te drukken voor een van de beide types, maar enkel beschrijvend te werk wou gaan en eindigt hij met een voorstel waaraan de bouw en inrichting van een Belgisch type zou moeten voldoen. Hij voegt eraan toe dat hij zijn stuk over de leeszalen op buitenlandse voorbeelden baseerde bij gebrek aan ervaringen in het binnenland. Hierop formuleerde de toenmalige bibliothecaris Nic Van Ooyen, die door de schepen van Openbaar Onderwijs Huysmans naar zijn beoordeling van de brochure werd gevraagd, kritiek hiermee verwijzend naar de situatie in Antwerpen waar de combinatie leeszaal en uitleenbibliotheek wel bestond. In een laatste deel komt Perin tot een Belgisch bibliotheektype en beschrijft hij de noden bij ons en hoe ons nationale karakter tot een eigen nationaal bibliotheekgebouw moet leiden. Op basis van een negental principes komt de auteur zoals hoger beschreven tot een programma voor een bibliotheekgebouw in België. De inrichting omvatte een grote zaal met vijf onderdelen (een ingang, twee leeszalen, een toog om boeken terug te brengen en een centrale balie voor de bibliothecaris) naast een werkatelier, een ontsmettingskamer, een kantoor voor de bibliothecaris en toiletten. Hierbij besteedde hij veel aandacht aan de zichtlijnen die het toezicht moesten mogelijk maken en diefstal van boeken voorkomen. Ook het comfort inzake verlichting en verwarming waren belangrijk net als de hygiëne en het aspect van gezelligheid. Na de leeszaalbibliotheken eindigt de schrijver met een programma – en een schets, die ontbreekt – voor de uitleenboekerijen. Deze moet bestaan uit een goed verlichte boekenzaal, een gang langsheen deze zaal die breed genoeg is om te kunnen dienen als uitleenhal en waar banken en enkele lessenaars stonden voor de consultatie van de catalogi. Tussen beide ruimtes bestond een groot loket waarlangs boeken konden worden aangevraagd. Over deze nota vroeg de schepen Huysmans in 1921 een advies aan de bibliothecaris van de stedelijke bibliotheek, Nic Van Ooyen die de nota als weinig vernieuwend beoordeelde. Hij verwijst hierbij naar eerdere nota’s van zijn hand over het belang van een ontsmettingskamer en kinderboekerijen.308 De bibliothecaris acht de scheiding van mannen en vrouwen in de leeszaal overbodig, maar onderstreept het belang van een vestiaire. Hij pleit tevens voor een stemmig, rustig en fris 308
S.A.A., 621#550, Stad Antwerpen, O.B., Het inrichten der Kinderleeszalen, Nota van de bestuurder, februari 1918, 1918.
120
interieur dat verlevendigd kan worden door planten. Hij waarschuwt voor een te strenge controle die lezers zou kunnen afschrikken. Zelfbediening acht hij niet realistisch, gezien het Belgisch publiek hiervoor niet opgeleid is. Wel is hij voorstander voor een openkastsysteem voor de algemene referentiewerken in de leeszaal, waar volgens hem een meer ontwikkeld publiek komt. Hij juicht het voorstel toe om de wachtzaal af te sluiten met een trommeldeur waardoor tocht vermeden wordt. Een hek voor de loketten vindt hij echter overbodig, omdat er nooit geprobeerd wordt om voor te kruipen. Het indicatorbord wijst hij af wegens te duur speelgoed. Hij vraagt de schepen ook om de nota voor te leggen aan de stadsbouwmeester Jan Van Asperen (1876-1962)309 die het gebouw in de Blindestraat tot een goed lokaal heeft omgebouwd.
5.1.6 Een eigentijdse beschrijving uit 1923 We geven hier de beschrijving weer van de lokalen in de Blindestraat zoals die in 1923 door de onderbibliothecaris Ad. Moons werd naar voor gebracht in zijn tekst over de volksboekerijen van Antwerpen.310 “De lokalen der boekerij bevinden zich achter een binnenkoer en nemen twee verdiepingen in. Op de eerste verdieping bevinden zich de boekenzaal en wachtzaal voor den uitleeningsdienst. De tweede verdieping wordt ingenomen door de leeszaal en de werkkamers. Het gebouw wordt electrisch verlicht en verwarmd door een centrale verwarming. De stookplaats hiervoor, bevindt zich in den kelder. De verschillende zalen zijn onderling verbonden door den huistelefoon. Een ophaalbak brengt de boeken voor de leeszaal naar de tweede verdieping. De Wachtzaal voor den uitleeningsdienst is een zaal van 10 x 7.50 meter. Langs de muren bevinden zich hooge lessenaars, waarop gedrukte catalogussen bevestigd zijn. In het midden staan een tafel en een bank. Verder zijn de muren versierd met
309
Jan Van Asperen (1876-1962) is een belangrijke vertegenwoordiger van de Antwerpse art nouveau, maar zijn werk is weinig bekend omdat hij veelal in samenwerkingsverband optrad. Hij kwam in 1904 in dienst van de stad Antwerpen, eerst als tijdelijk tekenaar onder stadsbouwmeester Van Mechelen die hij vanaf 1910 zal opvolgen als stadsbouwmeester tot 1919. “Van Asperen, Jan” in: VAN LOO A. (ed.), Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, Antwerpen, Mercatorfonds, 2003, p. 546-547. 310 MOONS Ad., De volksboekerijen te Antwerpen, (Bibliotheekkunde. Vlugschriften voor den bibliothecaris aansluitend bij De Bibliotheekgids 4), Antwerpen, De Sikkel, 1923, p. 1-8.
121
portretten van schrijvers en platen. De wachtzaal is van de boekenzaal gescheiden door de winketten, welke geheel in glas zijn. De Boekenzaal. Behalve de lessenaars aan de winketten, voor de uitleeningen, wordt deze zaal van 10 x 16 meter geheel ingenomen door de boekenkasten. Deze kasten, van verschillende lengte, zijn verdeeld in vlakken van I m. breedte, 2.30 m. hoogte en 0.30 m. diepte. (0.60 m. diepte voor de dubbele kasten.) Elk vak bevat van vijf tot zeven schabben, naar gelang de formaten der boeken. De schabben zijn alle verplaatsbaar. […] Een koer met waschkranen is aangebouwd. De Ontsmettingskamer is boven de koer gelegen. Rondom de muren zijn rekken in latwerk aangebracht. Hierop worden de te ontsmetten boeken opengezet. De ontsmetting geschiedt bij middel eener lamp welke formol- en waterdampen ontwikkelt. De kamer wordt hermetisch gesloten tijdens de ontsmetting. Vóór de kamer terug geopend wordt, worden de dampen verwijderd door een electrische luchttrekker. De Leeszaal is een groote, luchtige en lichte zaal van 10 x 19 meter. Zij is fraai bemeubeld met groote tafels en gemakkelijke zetels. Langs de muren bevinden zich boekenkasten, waar de prachtwerken in geschikt worden. Er zijn negentig zitplaatsen. Aan de vensters zijn afzonderlijke kleine tafels met schrijfgerei. Elke tafel wordt 's avonds afzonderlijk verlicht door staande lampen. Het geheel wordt opgefrischt door het groen van planten. Twee tafels zijn voorzien van glazen rekken voor het plaatsen der losse nummers van tijdschriften. Dagbladen aan stokken hangen aan standaards. De tijdschriften en dagbladen evenals de naslagwerken, woordenboeken, encyclopedieën, adresboeken, enz. worden door de lezers zelf ter hand genomen. De gedrukte catalogussen en bovendien een stel steekkaarten welke de laatste, nog niet in dien catalogus opgenomen aanwinsten van de boekerij aangeven, zijn ook ter beschikking van het publiek. Andere werken worden door het personeel bezorgd. Eén beambte, bijgestaan door een helper, houden toezicht, geven inlichtingen, reiken de gevraagde boeken uit en nemen die na gebruik terug in ontvangst.
122
De kleedkamer van de leeszaal is naast den ingang. De koer voor het publiek, met waschkraan, achter aan de zaal. De toegang tot de leeszaal is geheel vrij en kosteloos. De Werkkamers, tevens ontvangstkamers, van den Bestuurder der Stedelijke Volksboekerijen, en van den Bibliothecaris van het Hoofdlokaal, bevinden zich tegenover den ingang van de leeszaal. De Catalogiseerkamer is naast de werkkamer van den Bibliothecaris gelegen. De Boekbinderskamer werd ondergebracht op de zolderverdieping. De kleine herstellingen aan beschadigde boeken of banden, worden daar door vaklieden gedaan.”311
5.1.7 Voorlopige conclusie De centrale bibliotheek in de Blindestraat beantwoordde aan de toenmalige opvattingen inzake een openbare bibliotheek, al liet de toegankelijkheid door haar ligging achterin wel wat te wensen over. Het is dan ook niet verwonderlijk dat aan de toegang via de binnenkoer heel wat aandacht werd besteed zowel bijvoorbeeld wat betreft aanduiding als verlichting. Ook de hygiëne, een maatschappelijk aandachtspunt in die periode, kreeg de nodige belangstelling, onder meer in de uitgebouwde ontsmettingskamer. Al vrij vroeg werd de bibliotheek niet enkel gezien als een uitleenbibliotheek maar werd na het bijbouwen van de tweede verdieping een goed verlichte, rustgevende en ‘gezellige’ leeszaal uitgebouwd. Dat het stadsbestuur besefte dat het openhouden van een openbare bibliotheek om een waar management vroeg, uit zich in de aandacht die ging naar de verschillende werkruimtes voor het bibliotheekpersoneel, al doen de werkkamers van de bibliothecarissen tevens nog dienst als ontvangstkamer.
311
MOONS Ad., De volksboekerijen te Antwerpen, (Bibliotheekkunde. Vlugschriften voor den bibliothecaris aansluitend bij De Bibliotheekgids 4), Antwerpen, De Sikkel, 1923, p. 2-5.
123
5.2 Filiaal 1 in de Brederodestraat In de jaren 20 van vorige eeuw opende de stad Antwerpen twee ‘hulplokalen’, één in het noorden van de stad en één in het zuiden. (Cf. hoofdstuk 4). We zullen ervoor kiezen om het eerste filiaal in het zuiden, in de Brederodestraat architecturaal iets meer van nabij te bekijken, te meer omdat we hiervan wel de verbouwingsplannen uit 1925 terugvonden wat niet zo was voor het andere filiaal, dat we slechts kort zullen bespreken omwille van de gelijkenissen. Voor dit tweede lokaal beperken we ons tot de geschreven bronnen die we terugvonden en zetten deze naast de foto’s die we in maart 2012 zelf konden maken. Beide lokalen vonden een aansluiting bij een schoolcomplex, wat niet verwonderlijk is gezien de toenmalige visie op de openbare bibliotheek als aanvulling op het onderwijs. (Cf. hoofdstuk 3) Omwille van de gelijkenis inzake ligging binnen een scholencomplex, gaan we eerst kort in op hulplokaal 2.
5.2.1 Hulplokaal 2 in de Lange Beeldekensstraat 260 Het tweede filiaal in het noorden, in de Lange Beeldekensstraat 260 is thans een beschermd gebouw dat ingeschreven staat op de Inventaris van Ons Erfgoed. (Figuur 43) Het gaat om een “Enkelhuis van zes traveeën en twee bouwlagen onder zadeldak, in eclectische stijl van einde 19de eeuw. Bakstenen lijstgevel met licht uitspringende middenpartij, boven de kroonlijst bekroond door tuitgeveltje met vleugelstukken en rondboogvenster. Doorlopende banden, puilijst, lekdrempels en geleed kordon. Segmentboogvensters en -deur.” 312 De Lange Beeldekensstraat loopt tussen het De Coninckxplein en de Pothoekstraat, eertijds Beeldekesweg, en staat reeds vermeld op het plan van Van Lyere van 1696. Ze kreeg haar huidige naam na de opening van de Korte Beeldekensstraat (circa 1855). Het gaat om een heel lange volkse straat met heterogene bebouwing uit de twintigste en eenentwintigste eeuw, die van oudsher een handelsfunctie had. Op het einde van de straat vinden we het Stuivenberggasthuis waar schuin tegenover het scholencomplex ingeplant ligt.313 Het filiaal werd vanaf 1920, na verbouwingswerken, in de portierswoning van het gemeentelijke scholencomplex, ondergebracht. 312
“Filiaal van de Openbare Bibliotheek van de stad Antwerpen (ID: 7115)”, in: ONROEREND ERFGOED, De Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (online). https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/7115 (8 mei 2012). 313 “Lange Beeldekensstraat (ID: 13535)”, in: ONROEREND ERFGOED, De Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (online). https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/geheel/13535 (8 april 2012).
124
In het Felixarchief vonden we geschreven stukken terug die dit staven. Zo bestaat er een verslag uit 1921 van de toenmalige bestuurder van de dienst der stadsgebouwen aan het college van de stad.314 In dit verslag lezen we dat volgens een besluit van 21 september 1920, de noodzakelijke verbouwingswerken aan filiaal 2 bestonden uit: het maken van een opening in de muur tussen voorkamer en gang voor het plaatsen van het bestaand loket; het maken van een deuropening met dorpel naar de voorplaats en bekleding; het veranderen en plaatsen van een loket en twee tochtdeuren tussen de slaapkamer van de portierster. Wegens tijdsgebrek vond er geen aanbesteding plaats maar werden de werken per bon en daghuur toevertrouwd aan de aannemer L. Van Den Bergh voor 1.347,06 frank, een bedrag dat ingeschreven werd op de post van het onderhoud der stadsgebouwen.315 Later werd de portierswoning ruimer gemaakt door de scheidingmuur tussen de boekenzaal en het vertrek dat aan de trapzaal paalde uit te breken en door een tweede muur tussen de boekenzaal en het achterplaatsje, uitgevend op de koer, eveneens uit te breken. Het publiek zou dan bediend worden langs de loketten die in de gang uitgeven.316 In dezelfde archiefmap volgen meerdere korte nota’s elkaar op met betrekking tot het plaatsen van lichtreclame, gasleidingen en al dan niet elektrische verlichting317 terwijl een tweede map het bestek en het lastenboek bevat over de levering van houten boekenrekken, die wegens de te hoge kostprijs uiteindelijk gemaakt worden in eigen stadsbeheer.318 Op 22 maart 1926 schrijft de bestuurder van de dienst der stadsgebouwen aan de schepen van onderwijs over nieuwe veranderingswerken: het loket zou verplaatst worden zodat de wachtzaal langs de straatzijde zou komen; een dubbele deur zou worden aangebracht voor de zitplaats van de portierster; de oude wachtzaal zou bij de boekenzaal gevoegd worden; en boven zou een afsluiting komen om het tochten van de trapzaal te vermijden. Het college
314
S.A.A., 480#4016, Stad Antwerpen, D.S.G., Verslag van de bestuurder van de D.S.G. aan het C.B.S d.d. 25 januari 1921, 1921. 315 S.A.A., 480#4016, Stad Antwerpen, D.S.G., P.V. van de zitting van het C.B.S. van 4 februari 1921, 1921. 316 S.A.A., 480#4016, Stad Antwerpen, D.S.G., Brief van bestuurder Goethals van de D.S.G. aan de dienst der stadseigendommen en rechtzaken d.d. 21 juni 1921, 1921. 317 S.A.A., 480#4016, Stad Antwerpen, D.S.G., Brief van bestuurder Lemeunier, hoofdingenieur-bestuurder van de dienst der wegenis, over de lichtreclame d.d. 16 oktober 1922, 1922; S.A.A., 480#4016, Stad Antwerpen, D.S.G., Nota van bestuurder van D.S.G. aan de schepen van onderwijs Spyer over de verlichting d.d. 24 juni 1926, 1926. In 1926 zal de gasverlichting vervangen worden door een elektrische. S.A.A., 480#4016, Stad Antwerpen, D.S.G., P.V. over de verlichting van het C.B.S. van de zitting van 29 juli 1926, 1926. 318 S.A.A., 480#4017, Stad Antwerpen, D.S.G., Bestek voor het leveren van boekenrekken in de boekerij der Lange Beeldekensstraat d.d. 20 juni 1928, 1928; S.A.A., 480#4017, Stad Antwerpen, D.S.G., Lastenkohier voor het leveren van boekenrekken in de boekerij der Lange Beeldekensstraat, 1928; Zie ook S.A.A., 480#4016, Stad Antwerpen, D.S.G., P.V. van de zitting van het C.B.S. over de boekenrekken d.d. 20 november 1926, 1926.
125
verklaart zich hier op 26 maart mee eens, op voorwaarde dat de ruimte niet als afzonderlijk bureel voor de boekbewaarder aangewend wordt.319 In de archiefstukken is meermaals sprake van schetsen en/of plannen van filiaal 2, maar deze ontbreken in het archief. Voor de feitelijke toestand kunnen we ons daarom enkel baseren op de foto’s die we op 29 maart 2012 dankzij de behulpzame directeur van de middenschool maakten van het huidige interieur. De middenschool gebruikt immers de ruimte waar men binnenkomt, wegens plaatsgebrek, thans als klaslokaal. Er valt nog duidelijk te merken hoe de ruimte ernaast als bibliotheek dienst deed. (Figuren 44-46)
5.2.2 Geschiedenis van hulplokaal 1 Net als het tweede filiaal van de openbare bibliotheek van de stad Antwerpen, was filiaal 1 een onderdeel van een gemeentelijke school, maar dan gelegen in het noorden van de stad. We vinden ook dit gebouw terug in de De Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed, maar niet als bibliotheek getypeerd dan wel als scholencomplex.320 (Figuur 47) De Brederodestraat is een lange straat op het Zuid, die loopt tussen de huidige Singel en de Amerikalei, twee belangrijke wegen in de stad Antwerpen. Ze is binnen het verkavelingsplan van het Zuid, opgemaakt in 1875, geconcipieerd als een rechte verbindingsas door de wijk. 321 De straat was bestemd voor winkels en horeca, wat een straatbeeld opleverde dat bepaald wordt door burgerhuizen en meergezinswoningen met een handels- of horecazaak op de gelijkvloerse verdieping. Daarnaast werden er een aantal grote complexen gebouwd. Zo bouwde de stad in 1892 op een bouwblok dat doorliep tot in de Balansstraat (Brederodestraat nr. 119/ Balansstraat 32) een groot neorenaissancistisch complex met een jongens- en een meisjesschool.322
319
S.A.A., 480#4016, Stad Antwerpen, D.S.G., Brief van de bestuurder van de D.S.G. aan de schepen van onderwijs Spyers d.d. 22 maart 1926, 1926; S.A.A., 480#4016, Stad Antwerpen, D.S.G., P.V. van de zitting van het C.B.S. van 26 maart 1926, 1926. 320 “Filiaal van de Openbare Bibliotheek van de stad Antwerpen (ID: 7115)”, in: ONROEREND ERFGOED, De Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (online). https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/6567 (8 mei 2012). 321 De Brederodestraat liep oorspronkelijk ten zuiden slechts tot aan de Kielse Vest, maar werd in 1969 verlengd tot aan de Singel. Ze kreeg in 1876 haar naam ter ere van Hendrik van Brederode (1531-1588), een van de grondleggers van de Nederlandse Opstand tijdens de Tachtigjarige Oorlog. Zie verder “De Brederodestraat (ID 13402)”, in: ONROEREND ERFGOED, De Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (online). https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/geheel/13402 (8 april 2012). 322 Idem.
126
Het is in dit scholencomplex dat in 1925 een klaslokaal aan de straatkant werd omgebouwd, na een kortstondige huisvesting van het tweede hulplokaal, eerst in een huurwoning in de Verdussenstraat 42 en later in de Paleisstraat 41 – het huidige YWCA-gebouw. (Cf. supra)
5.2.3 Bouwplannen van hulplokaal 1 Het bibliotheeklokaal bevond zich ongeveer in het midden langs de straatkant van de Brederodestraat met een eigen toegangsdeur (Figuur 48), volgens de beschrijving in het Felixarchief naast het pissijn.323 Een houten gaanderij diende te worden vervangen door een glazen koepel en als wachtzaal ingericht met een paar zitbanken. Er werd een nieuwe deur in verbinding met de klas aangebracht. Deze klas aan de straat werd de boekenzaal. Het archief bevat meerdere plannen die verschillende titels dragen maar niet precies gedateerd zijn en waardoor niet duidelijk is wat de oorspronkelijke en wat de latere bouwtekeningen zijn. Op het grondplan van een voorontwerp voor het veranderen in bibliotheeklokaal van een klas van de meisjesschool kwam je langs de inkomdeur in de wachtzaal voor het publiek.324 Rechts staat een grote zaal aangeduid, die het klaslokaal erachter mee omvat voor nog meer boekenrekken. (Figuur 49) Tot dit voorontwerp behoren twee versies van blad drie. Op het eerste voorstel op blad drie is de boekenzaal kleiner dan op het eerste blad en wordt die vrijgekomen ruimte gebruikt voor een veel grotere wachtzaal zonder aanduiding van de loketten. (Figuur 50) Op blad drie bis leidt de inkom rechts naar een kleine wachtzaal met twee loketten waarachter de boekenzaal ligt. Vanuit de wachtzaal is een verbindingsdeur met een bureel dat links van de boekenzaal staat ingetekend.(Figuur 51) Belangrijk aan blad drie van het voorontwerp is dat er een verbindingsdeur met de school is en dat er in een document van de hoofdbouwmeester voorgesteld wordt om de toiletten van de jongensschool door het bibliotheekpersoneel te laten gebruiken.325 Dit mocht echter niet volgens een wet van 1920 waardoor de verbindingsdeur er niet kwam en er toiletten links van de ingang in de bibliotheek werden gebouwd.326
323
S.A.A., 480#4019, Stad Antwerpen, D.S.G., Nota van schepen van onderwijs Camil Huysmans aan Bourgeois, bestuurder der D.S.G., 1925. 324 S.A.A., 480#4019, Stad Antwerpen, D.S.G., Voorontwerp voor het veranderen in bibliotheeklokaal van een klas van de meisjesschool, gevoegd bij verslag 13908 van 1 december 1925, 1925. 325 S.A.A., 480#4019, Stad Antwerpen, D.S.G., Nota van de stadshoofdbouwmeester aan het C.B.S. d.d. 25 april 1925, 1925. 326 S.A.A., 480#4019, Stad Antwerpen, D.S.G., Nota van de schepen van onderwijs aan de bestuurder van de D.S.G d.d. 20 mei 1925, 1925.
127
In 1927 werden veranderingswerken gepland om de wachtzaal iets te vergroten. We vonden de aanbesteding en het lastenboek van 26 oktober 1926 terug.327 Dit werd goedgekeurd en de werken werden toevertrouwd aan de heer A. Roothooft van Boom voor een bedrag van 36.000 frank op 28 januari 1927. De veranderingswerken gebeurden dat jaar en waren voltooid op 11 mei 1927.328 Uit de veranderingsplannen lijkt de versie met het bureel op het gelijkvloers het gehaald te hebben. (Figuur 52)329 Anno 2012 is het bibliotheekfiliaal nog steeds op dezelfde plek gevestigd en bestaat de oorspronkelijke toegang nog met links de sanitaire ruimte. We konden dan ook foto’s nemen van het interieur, dat ondertussen nieuw ingericht en bemeubeld werd. Zo zijn de beschotten met loketten uiteraard weg en zijn de vroegere boekenzaal en het bureel van de bibliothecaris geïntegreerd voor het moderne openkastsysteem. (Figuren 53-54) De hedendaagse situatie toont echter aan dat voor heel wat daglicht is gezorgd via glaskoepels.
5.2.4 Besluit We willen hier herinneren aan de beschrijving van de hulplokalen die we terugvonden van de onderbibliothecaris Moons in 1923.330 Volgens hem waren de filialen, met uitzondering van hulplokaal 3, allemaal gelegen op de gelijkvloerse verdieping aan de straatkant en op dezelfde manier ingericht. Dit sluit aan bij het wettelijke voorschrift van goede toegankelijkheid zoals benadrukt in de verschillende ideaalbeelden geschetst in hoofdstuk drie. De beide hulplokalen lagen centraal gelegen in drukke wijken en door hun locatie binnen een schoolcomplex veruiterlijken ze de opvatting dat de openbare bibliotheek een aanvulling vormt op het onderwijs. Toch hadden ze volgens de wettelijke voorschriften een afzonderlijke ingang aan de straat en in geval van hulplokaal 1 geen rechtstreekse verbinding met de school.331 De hulplokalen omvatten telkens een wachtzaal en een boekenzaal. De wachtzaal was bemeubeld met banken en tafels voor het publiek, waar de catalogus kon geraadpleegd worden. De loketten bestonden uit glas. De boekenzaal waren bemeubeld met boekenkasten naar het model van het hoofdlokaal. 327
S.A.A., 480#4019, Stad Antwerpen, D.S.G., Lastenboek opgemaakt door de stadshoofdbouwmeester Emiel Van Averbeke d.d. 29 oktober 1926, 1926. 328 S.A.A., 480#4019, Stad Antwerpen, D.S.G., Opleveringsnota van de D.S.G. d.d. 13 mei 1927, 1927. 329 S.A.A., 480#4019, Stad Antwerpen, D.S.G., P.V. van de zitting van het C.B.S. van 12 november 1926. Nadat het P.V. was doorgestuurd naar de gemeenteraad viel daar een beslissing op het einde van de maand. S.A.A., 480#4019, Stad Antwerpen, D.S.G., P.V. van de zitting van de G.R. van 29 november 1926, 1926. 330 MOONS Ad., De volksboekerijen te Antwerpen, (Bibliotheekkunde. Vlugschriften voor den bibliothecaris aansluitend bij De Bibliotheekgids 4), Antwerpen, De Sikkel, 1923, p. 7-8. 331 Voor hulplokaal 2 konden we dit in de archiefstukken niet achterhalen. Anno 2012 is er wel een verbindingsdeur.
128
De hulplokalen hadden echter geen leeszaal en waren enkel gericht op het uitlenen. Op de eerste
verdieping
was
de
werkkamer
van
de
onderbibliothecaris,
tegelijkertijd
catalogiseerruimte, ingericht. Uit onze bespreking, merken we dat deze schets grotendeels opgaat voor de twee hier behandelde filialen, met uitzondering van het bureel van de onderbibliothecaris dat we op de bouwplannen van hulplokaal 1 op het gelijkvloers zien ingetekend staan. Het is opvallend dat in de discussie over de eerste plannen voor hulplokaal 1 nog uitdrukkelijk wordt gesteld dat de bibliothecaris niet over een afzonderlijk bureel mocht beschikken, iets wat tijdens de uitvoering blijkbaar niet aangehouden werd. Het is niet mogelijk te achterhalen of en in hoeverre hier de opvattingen van een bureel als ‘ontvangstkamer’ zoals in het hoofdlokaal versus ‘bureel in een modern bibliotheekmanagement waar naast de zorg voor de lezers ook de zorg voor de boeken zelf als een zelfstandige activiteit wordt aanvaard’ meespeelden. Het kenmerk van de eerste openbare bibliotheken, met name dat er geen direct contact is tussen het publiek en de boeken, gaat eveneens op voor deze hulplokalen. De ontlening gebeurt via een loket, waar de boeken op basis van de catalogus op aanvraag door het publiek, worden uitgereikt. Opvallend is dat er bij Moons in de hulplokalen geen sprake is van een ontsmettingsruimte. Vermoedelijk werd de ontsmetting centraal georganiseerd. Dit valt niet te achterhalen.
129
5.3 Het eerste openbare bibliotheekgebouw: Hoboken Het derde gebouw waarnaar onze aandacht uitgaat in deze masterproef betreft de ‘Hoofdboekerij’ in de gemeente Hoboken (Figuur 55). We kozen voor dit gemeentelijke gebouw omdat dit het allereerste was dat in ons land speciaal als openbare bibliotheek was geconcipieerd.332 Het werd op 1 oktober 1933 plechtig ingehuldigd. Op deze inhuldiging was de Vereeniging van bibliothecarissen en bibliotheekbeambten333 vertegenwoordigd. Het is dankzij deze aanwezigheid en het uitgebreid verslag dat nadien in hun tijdschrift De bibliotheekgids werd gepubliceerd, dat we over een beschrijving van de bibliotheek beschikken.334 Bouwplannen zijn er van het gebouw zelf, dat in 1970 plaats moest ruimen voor een nieuw gebouw, niet meer terug te vinden. Op het districtshuis van Hoboken ontbreken alle plannen van de eigen gemeentelijke gebouwen uit die periode. We zochten bovendien in het Provinciaal en het stedelijke Felixarchief en consulteerden de technische dienst van de stad Antwerpen. Ook in het Rijksarchief van Beveren waar het archief van de afdeling Volksontwikkeling en Bibliotheekwerk en zijn voorgangers in bewaring is gegeven, zijn geen bouwplannen terug te vinden. De heemkundige kring Hobuechen 1135 vzw bezit evenmin concrete bouwinformatie. Voor de algemene geschiedenis van heel wat bibliotheken konden we putten uit verschillende onuitgegeven archiefbronnen.335 Zo werden, zoals reeds hoger besproken, voor verscheidene openbare bibliotheken omstreeks 1907-1910 verslagen gemaakt die bewaard zijn in het Provinciearchief van Antwerpen (P.A.A.). In dezelfde periode werd begonnen met een Statistiek opgemaakt over de beweging der openbare gemeentelijke en vrije volksbibliotheken in opdracht van het Provinciebestuur voor de derde afdeling C van Schone Kunsten, Wetenschappen en Letteren. Vanaf de wet van 1921 kregen de openbare bibliotheken die erkend waren jaarlijks een inspectie vanwege de overheid in hoeverre ze voldeden aan de 332
HEYMANS Frans, ‘Nu van hooger hand…’ vijfenzeventig jaar Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek-, Archief- en Documentatiewezen, Antwerpen, VVBAD, 1996, p. 108. Leuven zal de tweede locatie zijn die in 1934 in de Leopold Vanderkelenstraat een openbare bibliotheekgebouw neerzet, naast het museum. De voorlopige bouwplannen en de bijhorende nota werden in De bibliotheekgids van augustus van datzelfde jaar afgedrukt. “De gemeentelijke openbare bibliotheek te Leuven”, De Bibliotheekgids, 3/5 (1934), p. 40-75. Beringen werd, na Hoboken en Leuven, de derde gemeente waar een speciaal gebouw voor de bibliotheek werd ontworpen. HEYMANS Frans, op. cit., p. 144. 333 De vereniging heet anno 2012 de Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek-, Archief- en Documentatiewezen (VVBAD). 334 “Hoboken, Inhuldiging der nieuwe gebouwen van de gemeenteboekerij of ‘Hoofdboekerij’. 1 oktober 1933”, De Bibliotheekgids, 5 (1933), p. 96-97. 335 Gezien deze archiefmappen nog niet geïndexeerd werden en geen nummer dragen, duiden we ze aan met de naam “Serie O.B.” aangevuld met de locatie en bibliotheek waarop de mappen betrekking hebben. Als archiefvormer schrijven we de “Provincie Antwerpen, O.B.”.
130
vereisten van de wet. De inspecteurs maakten telkens een uitgebreid verslag op in opdracht van het provinciebestuur. (Zie eerdere figuren 14-16 en voetnoot 137)336 Zo gebeurde ook voor de openbare bibliotheek van Hoboken voor de jaren dat ze functioneerde als zelfstandige gemeentelijke bibliotheek. (Cf. infra)
5.3.1 De geschiedenis van de bibliotheken in Hoboken De gemeenteraad nam tijdens haar zitting van 19 februari 1894 de beslissing om de gemeentelijke bibliotheek op te richten en de bibliothecaris Van Ree te benoemen.337 De bibliotheek staat dan ook reeds opgesomd in de algemene lijst van bibliotheken die zoals vroeger besproken, in 1907 was uitgegeven door de vereniging Biblion.338 Het eerste verslag dat we in de documenten in het provinciearchief terugvinden voor de gemeente Hoboken over de gemeentelijke bibliotheek, dateert uit 1910.339 De gemeentelijke bibliotheek was volgens de archiefstukken oorspronkelijk ingericht in een klas van de gemeentelijke jongensschool in de Kapelstraat, die gesitueerd was in het centrum van de gemeente. In het inspectieverslag uit 1920 in het provinciearchief wordt vermeld dat de ingang van de bibliotheek achter de hoek, in de Lambrechtsstraat is. De collectie bevindt zich dan in drie kasten en het aantal lezers bedraagt 195.340 Volgens het pensioenbericht van de bibliothecaris Van Ree zou de bibliotheek bij haar stichting in de turnzaal van de school ingericht geweest zijn. Toen deze zaal tot klassen werd omgevormd, zou de bibliotheek verhuisd zijn naar een hoek van de speelplaats in een overdekte gaanderij die met glazen deuren en ramen tussen de pijlers werd dichtgemaakt.341
336
Omdat de stad Antwerpen eerst vanaf de jaren 60 van vorige eeuw erkenning aanvroeg voor haar stedelijke bibliotheeknetwerk, werden voor haar bibliotheken geen inspectieverslagen teruggevonden. 337 “Kerstcongres 1933, Hoboken, 26 december, Verslag”, De Bibliotheekgids, 1 (1934), p. 7. Zie ook het pensioenbericht in Bibliotheekgids van de bibliothecaris Van Ree. “Personalia. Collega J. Van Ree, bibliothecaris van de gemeentelijke boekerij van Hoboken gaat op rustgeld”, Bibliotheekgids, 3/5 (1940), p. 93-94. 338 Deze lijst werd zoals hoger besproken, oorspronkelijk gepubliceerd als brochure in 1907 door Biblion, maar werd het jaar daarop opnieuw heruitgegeven. “Liste générale des bibliothèques de Belgique”, in: LA FONTAINE Henri et. al., Annuaire de la Belgique scientifique, artistique et littéraire. Services administratifs, associations, instituts, musées, archives, bibliothèques, collections publiques et privées, enseignement supérieur, documentation, Brussel, Institut International de Bibliographie, 1908, p. 223-240. De lijst was opgesteld in samenwerking met de centrale dienst voor volksbibliotheken verbonden aan het ministerie van Wetenschappen en Schone Kunsten onder de leiding van een inspecteur, de heer Rouvez. 339 P.A.A., Serie O.B., Fusiegemeente Hoboken, Gem bib, Provincie Antwerpen, O.B., Statistiek over de beweging der openbare gemeente en vrije Volksboekerijen in het jaar 1910, 1910. 340 P.A.A., Serie O.B., Fusiegemeente Hoboken, gem., Provincie Antwerpen, O.B., Verslag over de Gemeenteboekerij van Hoboken, 1920. 341 “Personalia. Collega J. Van Ree, bibliothecaris van de gemeentelijke boekerij van Hoboken gaat op rustgeld”, Bibliotheekgids, 3/5 (1940), p. 94.
131
Naast de gemeentelijke bibliotheek bestonden er in Hoboken nog enkele vrije bibliotheken: (1) de parochiale volksbibliotheek Boekerij Hoger Op opgericht in 1914 in een ‘lokaal der maatschappelijke werken’ in de Krugerstraat en later meerdere malen verhuisd naar huurwoningen in dezelfde straat; (2) de parochiale volksbibliotheek Moretusberg oorspronkelijk opgericht in 1916 in de vrije meisjesschool in de Barone Sadoinestraat en later verhuisd naar een gebouw van de dekenij dat ook als feestzaal werd gebruikt; en (3) de vrije openbare bibliotheek in een lokaal van de meisjesschool van de Oudestraat opgericht sinds 1917 en later ondergebracht in lokalen in andere scholen. In 1922 werden deze drie bibliotheken verenigd in een ‘verbond’.342 Een vierde bibliotheek Boekerij De toekomst was gehuisvest in een herberg zonder afzonderlijke ingang en leende veelal uit aan minderjarigen zodat ze een ongunstig advies kreeg van de inspectie. Omdat we ons voor onze gevalstudie concentreren op de gemeentelijke bibliotheek, zullen we de huisvesting van de vrije bibliotheken buiten beschouwing laten. Ook de schoolbibliotheken, zoals deze bijvoorbeeld343 van de muziekschool vallen buiten ons studieterrein. Toen de gemeente tijdens de Tweede Wereldoorlog gefusioneerd werd met de stad Antwerpen werd de gemeentelijke bibliotheek een filiaal van het stedelijke netwerk als filiaal nummer 14.344 De leeszaal werd toen gebruikt door de diensten van de commissie van openbare onderstand.345 In 1944 werd de bibliotheek opnieuw een onafhankelijke gemeentelijke openbare bibliotheek. In de loop der jaren waren er verschillende bijlokalen in een klaslokaal van drie scholen.346 In de jaren 60 werden twee filialen ingericht: in 1960 een op het Majoor Malfaitplein in een gehuurde eengezinswoning, en in 1961 een in de Steynstraat347 in een klaslokaal. We gaan wat betreft architecturaal oogpunt niet verder in op deze filialen, maar focussen op de centrale bibliotheek van de Kapelstraat.
342
P.A.A., Serie O.B., Fusiegemeente Hoboken, gem., Provincie Antwerpen, O.B., Provinciale commissie van openbare boekerijen en Vlaamsche letterkunde, 1923. 343 DIERICKX H., Geschiedenis van Hoboken, Hoboken, Gemeentebestuur Hoboken, 1982, p. 172-173. 344 100 jaar bibliotheek. Gemeente Hoboken, Hoboken, Gemeentebestuur Hoboken, 1982, p. 3. 345 Volgens het dossier van het Felixarchief, wordt wanneer de commissie van openbare onderstand de leeszaal verlaat een ontwerp gemaakt om er een turnzaal van te maken. We konden het ontwerp niet terugvinden, maar in de nota wordt gesproken over het scheiden van de zaal op de gelijkvloerse verdieping in twee door een muur. In de ruimte die behouden blijft voor de bibliotheek zal van de voorgevel tot aan de scheidingmuur een houten afsluiting met loketten opgetrokken worden. S.A.A., 38#1602, Stad Antwerpen, Gemeentebestuur Hoboken, Brief van de schepen aan de bibliothecaris Clygnet d.d. 28 januari 1947, 1947. 346 Reeds in 1947 was er sprake van de mogelijkheid om bijlokalen op te richten “teneinde de ongezonde lectuur te bestrijden, die in de buitenwijken de geesten van onze bevolking en vooral van de jeugd vergiftigt”. S.A.A., 38#1602, Stad Antwerpen, Gemeentebestuur Hoboken, Nota d.d. 29 november 1947 van schepen E. Van Mieghem met het verslag van het onderhoud met de heer Van Hoogenbemt, hoofdinspecteur van de boekerijen, 1947; S.A.A., 38#1602, Stad Antwerpen, Gemeentebestuur Hoboken, Ongedateerde nota over de hervormingen van de boekerij en de besluiten van het schepencollege, s.d. 347 In 1970 werd dit filiaal vervangen door een bibliobus. P.A.A., Serie O.B., Fusiegemeente Hoboken, Gem bib, Provincie Antwerpen, O.B., Inspectieverslag, 1970.
132
5.3.2 De centrale gemeentelijke openbare bibliotheek in de Kapelstraat Op 1 oktober 1933 wordt een volledig nieuw, speciaal hiervoor ontworpen gebouw, geopend in de Kapelstraat.348 De gemeente die op dat moment 33.000 inwoners telt, is de eigenaar van het gebouw.349 Wie de bouwwerken uitvoert, konden we niet achterhalen. Evenmin is het zeker of de gemeentelijke bouwmeester van Hoboken, de heer Frans Van Rompaey (18781955)350 verantwoordelijk was voor de bouwplannen, het lastenboek en het bestek, zoals wel het geval was voor andere gemeentelijke gebouwen en werken, zoals blijkt uit de besluiten van de gemeenteraad en van het schepencollege uit die jaren.351 In het Register van het Schepencollege van 8 april 1931 tot 20 februari 1935 vonden we enkele verwijzingen naar werken aan de gemeentelijke bibliotheek. Zo lezen we in het verslag van de zitting van 8 juni 1932 dat de bouwmeester zal gevraagd worden om het college in te lichten over de vordering van de werken aan de boekerij.352 Op de zitting van 16 november 1932 wordt beslist om de gemeentelijke boekerij over te brengen naar de nieuwe lokalen in de Kapelstraat vanaf 17 november.353 Op de zitting van 21 juni 1933 wordt door het college een lijst besproken die is binnengebracht door de gemeentelijke boekerij, en die de werken opsomt die zouden moeten gedaan worden. De bouwmeester wordt gelast om de zaak te onderzoeken en zo spoedig mogelijk verslag uit te brengen.354 Deze collegebesluiten zijn enigszins verwarrend, gezien telkens dezelfde terminologie ‘gemeentelijke boekerij of bibliotheek’ wordt gehanteerd en wij normaal niet zouden verwachten dat er nog zoveel werken aan zouden gebeuren, terwijl er al plannen waren voor een volledig nieuw gebouw. Een mogelijke verklaring zou kunnen liggen in het feit dat de hoofdboekerij enkel bestemd was voor volwassenen, terwijl in de school een kinderbibliotheek was, tenzij het om de schoolbibliotheek ging. We konden hierover geen bevestiging vinden. (Cf. infra)
348
P.A.A., Serie O.B., Fusiegemeente Hoboken, Gem bib, Provincie Antwerpen, O.B., Verslag en statistiek over de toestand en de werking van de openbare bibliotheken tijdens het leesjaar 1 januari 1932-1933, 1933. De opening kende heel wat weerslag in de pers. Voor de persknipsels zie de archiefmap in het Felixarchief: S.A.A., 38#1602, Stad Antwerpen, Gemeentebestuur Hoboken, Persknipsels, 1933. 349 Volgens het dossier over de bibliotheek van Hoboken in het Felixarchief, worden op 17 juli 1933 voor werken uitgevoerd aan de hoofdboekerij een ereloon voorzien voor bouwmeester Fr. Van Rompaey, die ook de afrekening ondertekend heeft. S.A.A., 38#1602, Stad Antwerpen, Gemeentebestuur Hoboken, Afrekening voor de werken uitgevoerd aan de hoofdboekerij in de Kapelstraat, d.d. 17 juli 1933, 1933. 350 De heer Frans van Rompaey bouwde bijvoorbeeld ook de Heilige Hartkerk en de kerk van Sint Jozef in Hoboken, het gemeentehuis van Hemiksem, de tuinwijk Moretusburg,… Zie ook “Frans van Rompaey”, in: O NROEREND ERFGOED, De Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (online). https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/persoon/5490 (7 april 2012). 351 Districtsarchief Hoboken, District Hoboken, Register van de Gemeenteraad van 8 augustus 1931 tot 16 maart 1934; Districtsarchief Hoboken, District Hoboken, Register van het Schepencollege van 8 april 1931 tot 20 februari 1935. 352 Districtsarchief Hoboken, District Hoboken, Register van het Schepencollege van 8 april 1931 tot 20 februari 1935, f° 99. 353 Idem, f° 127. 354 Districtsarchief Hoboken, District Hoboken, Register van het Schepencollege van 8 april 1931 tot 20 februari 1935, f° 185.
133
Een duidelijke referentie naar het nieuwe bibliotheekgebouw vinden we tijdens de zitting van 12 juli 1933 waar het college zich akkoord verklaart met de afrekeningsstaat betreffende de hoofdboekerij, voorgelegd door de gemeentelijke bouwmeester, de heer Van Rompaey. Het totaal bedraagt 387.477,62 frank. De afrekening vonden we terug in het Felixarchief.355 Tijdens diezelfde zitting wordt ook de rekening goedgekeurd voor verbouwingen aan de schoolboekerij in de Kapelstraat in de jongensschool ten bedrage van 30.424,45 frank. Deze verbouwingen waren gebeurd door aannemer Leopold Goossens uit Breendonck. Het college beveelt de betaling der interesten aan. De saldorekening beloopt 5.588,58 frank. 356 Ook hier stellen we ons zoals hoger, de vraag welke relatie er met de hoofdboekerij was. Op dezelfde zitting van 12 juli 1933 wordt tenslotte beslist dat de inhuldiging van het nieuwe bibliotheekgebouw zal worden voorgezeten door de schepen de Ceulaerde, die schepen was van onderwijs en bibliotheken.357 Bij gebrek aan de bouwplannen zullen we ons in onze verdere beschrijving baseren op het eerder vermelde verslag van de VVBAD en op teruggevonden fotomateriaal. Zo bevatte het artikel van de VVBAD over hun kerstcongres verschillende illustraties.358 5.3.2.1 Gevel De foto van het bibliotheekgebouw op een oude postkaart (Figuur 56) toont een diep en modernistisch baksteengebouw uit het interbellum, bestaande uit vier traveeën en twee bouwlagen. Het gaat om een mengeling van functionalistische karakteristieken en elementen uit de art deco. Dankzij de nieuwe materialen zoals staal en beton en door het dragende betonskelet met plat dak konden veel open partijen uit glas in de gevel worden geïntegreerd. Haast de gehele voorgevel is vanaf een betonnen pui opgebouwd uit zes verticale ramen en een hoog raam boven de ingangsdeur in de linkse travee. Ook in de zijgevel zien we drie hoge ramen waarachter zich, naar we vermoeden op basis van hun verspringende vorm, de trap naar de eerste verdieping bevond.
355
Districtsarchief Hoboken, District Hoboken, Register van het Schepencollege van 8 april 1931 tot 20 februari 1935, f° 194. 356 Idem, f° 195. 357 Ibidem. 358 “Kerstcongres 1933, Hoboken, 26 december, Verslag”, De Bibliotheekgids, 1 (1934), p. 3, 5.
134
Terwijl klassieke elementen en vormen afwezig zijn, valt op dat de vormgeving met zijn geometrische patronen zelf de versiering uitmaken: zo is bijvoorbeeld de linkermuurhoek afgeschuind en zien we een gradatiestructuur in baksteen aan de overgang tot de betonnen risaliet van de voorgevel. In die risaliet in beton, die de drie rechtse traveeën van de voorgevel omvat, zien we geheel rondom opnieuw een gradatieritme. Onderaan vormen ze de vensterdorpel van de laagste vensterpartijen. Dit alles geeft de voorgevel door zijn schaduwwerking een luchtig decoratief karakter. Ondanks de verticale hoge raamopeningen ontstaat een indruk van horizontaliteit gevormd door de afwisseling van raamvlakken en beton en door zowel de kroonlijst bovenaan als door de druiplijst die horizontaal over de linkse travee van de voorgevel en een groot deel van de zijmuur loopt en de scheiding tussen de twee verdiepingen beklemtoont.359 Bovenaan de voorgevel, onder die vooruitspringende gootlijst, bevindt zich een - ons inziens - betonnen muurvlak waarop, zoals toegepast op meerdere toenmalige gemeentelijke gebouwen de functie van het gebouw, met name ‘Hoofdboekerij’ staat gegrift. Dat we spreken van beton en niet van bijvoorbeeld arduin, is het gevolg van een vergelijking met twee gelijkaardige gemeentelijke gebouwen daterend uit diezelfde periode. Zoals hoger vermeld is dit oude bibliotheekgebouw immers afgebroken, maar we treffen in de gemeente anno 2012 nog een gemeenteschool in de Maalbootstraat en een kindertuin en meisjesschool op de hoek van de Oudestraat en de Notelaarstraat, waar thans de academie is gevestigd. (Figuren 57-58) 5.3.2.2 Interieur De vereniging van bibliothecarissen was vertegenwoordigd op de inhuldiging van het nieuwe gebouw en Ger Schmook nam er namens de vereniging het woord. De vereniging publiceerde nadien een uitgebreid verslag van de inhuldiging in haar tijdschrift De Bibliotheekgids.360 Ze omschrijven het nieuwe gebouw als een ‘modern luchtig gebouw’ met een ruime leeszaal. Ten gevolge van het gebrek aan archiefbronnen over de architecturale vormgeving en van de bouwplannen, citeren we het gedeelte van het verslag dat handelt over het bezoek aan de nieuwe lokalen hieronder volledig: “De leeszaal, op de verdieping, met ernaast een kleedkamer, is ruim en luchtig, gezellig bemeubeld, met planten versierd; aan de wanden goed gekozen platen en den 359
HASLINGHUIS E.J. & JANSE H., Verklarend woordenboek van de westerse architectuur- en bouwhistorie: bouwkundige termen, Leiden, Primavera Pers, 2005, p. 338, 178. 360 “Hoboken. Inhuldiging der nieuwe gebouwen van de gemeenteboekerij of ‘Hoofdboekerij’, 1 oktober 1933”, De Bibliotheekgids, 5 (1933), p. 96-97.
135
herhaalden eisch: stilte; een tafel met dagbladen en tijdschriften; een kast met naslagwerken:
woordenboeken,
encyclopaedieën,
enz.
Verbinding
tusschen
boekenmagazijn en leeszaal door een boekenlift, zoodat de leeszaal door één man kan bediend worden. De leeszaal heeft een afzonderlijken ingang, maar is ook vanuit de wachtzaal voor den uitleendienst te bereiken. Op de tusschenverdieping [e]en ontsmettingskamer. De wachtkamer op het gelijkvloers, is groot en helder, met banken, tafels, stoelen, een hooge wandlezenaar. Wachtzaal en boekenmagazijn zijn van elkaar gescheiden door een ondoorzichtig glazen beschot, met vier loketten. Toegang doorheen het werkkamertje van den bibliothecaris. Het boekenmagazijn gedeeltelijk bemeubeld met houten, gedeeltelijk met stalen boekenrekken, biedt ruimte voor een 25.000 boekdeelen. Een in het boekenmagazijn tentoongestelde verzameling van al de tot hiertoe verschenen catalogussen geeft een goed beeld van de ontwikkeling der boekerij.”361 In hetzelfde artikel wordt de kritische vraag opgeworpen: “Waarom in [de] een moderne bibliotheekgebouw die ouderwetsche hinderlijke kijkgaatjes ofte loketten? Een toog, vrij zicht latend op het boekenmagazijn, zou toch voor het publiek en personeel veel prettiger werken en het contact bevorderen. Dat leert toch de ervaring in het buitenland en nu sinds korten tijd ook in drie lokalen van de Stedelijke Volksboekerijen te Antwerpen.”362 De vereniging van bibliothecarissen zal later op het jaar haar jaarvergadering in het nieuwe gebouw houden. In het Register van het Schepencollege van 8 augustus 1931 tot 16 maart 1934 lezen we dat het schepencollege van Hoboken tijdens haar zitting van 8 november 1933 besluit erg vereerd te zijn en akkoord te gaan met het programma van de plechtigheid. De schepen de Ceulaerde krijgt de opdracht om de nodige schikkingen te treffen in overleg met de vereniging.363 De illustraties bij het congresverslag tonen ons hoe de leeszaal op de eerste verdieping, en de wachtzaal en het boekenmagazijn op de gelijkvloerse verdieping er in 1933 uitzagen.364 (Zie eerdere figuur 05 en figuren 59-60)
361
“Hoboken. Inhuldiging der nieuwe gebouwen van de gemeenteboekerij of ‘Hoofdboekerij’, 1 oktober 1933”, De Bibliotheekgids, 5 (1933), p. 96. 362 Ibidem. 363 Districtsarchief Hoboken, District Hoboken, Register van het Schepencollege van 8 april 1931 tot 20 februari 1935, f° 236; S.A.A., 38#1602, Stad Antwerpen, District Hoboken, Brief van gemeentebestuur Hoboken aan VVBAD d.d. 14 november 1933, 1933. 364 “Kerstcongres 1933, Hoboken, 26 december, Verslag”, De Bibliotheekgids, 1 (1934), p. 3, 5.
136
In de inspectieformulieren van 1940 die we konden consulteren in het provinciearchief wordt vermeld dat de collectie zich bevindt in twee hermetisch gesloten rekken. Dit lijkt onwaarschijnlijk gezien de omvang van de collectie die in dat jaar 10.034 werken omvat.365 De leeszaal wordt op dat moment gebruikt voor voordrachten en tentoonstellingen.366 Tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt de hoofdbibliotheek van Hoboken zoals eerder aangestipt, geïntegreerd in het grootstedelijke bibliotheeknetwerk als filiaal 14. In 1942 wordt volgens de stukken in het Felixarchief beslist om voor dit hulplokaal 14 geen toelagen en controle meer aan te vragen.367 We gaan ervan uit dat dit een gevolg is van het feit dat het stedelijke bibliotheeknetwerk van Antwerpen, waartoe de gemeentelijke bibliotheek van Hoboken nu ging behoren, nooit erkenning aanvroeg bij de staat.368 De leeszaal wordt volgens de inspectieverslagen tijdens de oorlogsjaren369 gebruikt door de diensten van de commissie van openbare onderstand. Een leeszaaltje wordt dan vermeld op de gelijkvloerse verdieping.370 Vanaf 1948, wanneer de bibliotheek zich volgens het inspectieformulier bevindt op Kapelstraat nr. 64 wordt de leeszaal opnieuw gebruikt voor voordrachten en tentoonstellingen. Vanaf 1949 wordt de leeszaal ingenomen door de muziekschool en wordt ze bestempeld als concertzaal. Dit is in 1966 nog steeds het geval. In 1968 wordt in het inspectieverslag gewag gemaakt van het te klein worden van de lokalen.371 In 1970 maakt het inspectieverslag melding van plannen voor een nieuw gebouw waarvoor de architecten Denkens & Delens aangesproken zijn. In die plannen zal ruimte worden voorzien voor: een fietsenbergplaats, een (centrale) leeszaal, een jeugdafdeling, een lokaal voor plastische vorming, de administratie op de eerste verdieping, en een voordrachtenzaal met projectiecabine. In ons onderzoek laten we het nieuwe gebouw dat zal 365
“Personalia. Collega J. Van Ree, bibliothecaris van de gemeentelijke boekerij van Hoboken gaat op rustgeld”, Bibliotheekgids, 3/5 (1940), p. 94. 366 P.A.A., Serie OB, Fusiegemeente Hoboken, Gem bib, Provincie Antwerpen, O.B., Verslag en statistiek over de toestand en de werking van de openbare bibliotheken tijdens het leesjaar 1940-1941. 367 S.A.A., 38#1602, Stad Antwerpen, Gemeente Hoboken, Beraadslaging en P.V. van C.B.S. van de zitting van 5 februari 1942, 1942. 368 Vanaf 1944 beslist de beheerraad van de gemeentelijke openbare bibliotheek om aan het gemeentebestuur van Hoboken voor te stellen om de toelagen terug aan te vragen. S.A.A., 38#1602, Stad Antwerpen, Gemeente Hoboken, Verslag van beheerraad van O.B. d.d. 26 november 1944, 1944. 369 P.A.A., Serie OB, Fusiegemeente Hoboken, Gem bib, Provincie Antwerpen, O.B., Verslag en statistiek over de toestand en de werking van de openbare bibliotheken tijdens het leesjaar 1945-46 en tijdens het leesjaar 1946-47. 370 Ibidem. Dit wordt bevestigd in de stukken van het Felixarchief waar de commissie wordt gevraagd om de zaal te ontruimen. S.A.A., 38#1602, Stad Antwerpen, Gemeentebestuur Hoboken, Nota d.d. 29 november 1947 van schepen E. Van Mieghem met het verslag van het onderhoud met de heer Van Hoogenbemt, hoofdinspecteur van de boekerijen, p.2, 1947. 371 P.A.A., Serie OB, Antwerpen, Fusiegemeente Hoboken, Gem bib, Provincie Antwerpen, O.B., Verslag en statistiek over de toestand en de werking van de openbare bibliotheken tijdens het leesjaar 1968-69, 1969.
137
worden opgetrokken op de plaats van het oude buiten beschouwing. 372 Op 19 september 1975 wordt het nieuwe gebouw geopend.373 Van het interieur beschikken we over een binnenzicht van dubbele rijen boekenrekken, dat we dateren in de jaren 60. (Figuur 61) De archivaris Jaak Bormans en de medewerkers van de heemkundige kring Hobuechen 1135 konden zich echter niet herinneren ooit deze ruimte betreden te hebben. Het is dus onduidelijk of dit de werkruimtes waren voor het bibliotheekpersoneel dan wel of er toen al een open boekenkastsysteem gebruikelijk was. Zij spraken ook over eiken meubels.
5.3.3 Kort besluit Het Hobokense bibliotheekgebouw is het eerste gebouw dat speciaal voor dat doeleinde opgetrokken wordt. Zoals de wetgeving uit 1921 voorschrijft, is de bibliotheek erg toegankelijk door haar centrale ligging in de gemeente en kent ze een rechtstreekse ingang vanop straat waarlangs het gebouw gelegen is. Hoewel we ons bij de bouw al in het interbellum situeren en dit duidelijk zijn stempel heeft gedrukt op de bouwstijl wat we mooi zien in de gevel, is de binneninrichting nog erg gelijkend op deze van onze twee eerste gevalstudies. Het bouwprogramma legt nog steeds de nadruk op de scheiding tussen boeken en lezers. De uitleen vindt plaats in een grote wachtzaal op het gelijkvloers via loketten in een houten beschot dat het zicht op de boeken in de weg staat. Ook is er nog altijd een ontsmettingskamer in het gebouw ingeschreven. Daarnaast is er echter eveneens een grote leeszaal, aangekleed met passende teksten en planten, aanwezig. Door de jaren heen zullen we merken dat die leeszaal eveneens gebruikt wordt voor culturele activiteiten. Dit illustreert de geleidelijke accentverschuiving in de opvattingen op de openbare bibliotheek van het educatieve naar het culturele gebeuren.
372
Tijdens de werken verhuist de bibliotheek tijdelijk naar de Louisalei 26. “Bibliotheek Hoboken”, Gazet van Antwerpen (G.v.A.), 7.7.1970. 373 De bouwplannen van dit gebouw zijn wel aanwezig op het districtshuis. Het zou ons hier echter te ver leiden om er verder op in te gaan. We volstaan ermee om te beklemtonen dat in het nieuwe gebouw de scheiding tussen boeken en lezers is weggevallen, doordat in de jaren 70 reeds het openkastsysteem in voege was.
138
5.4 Een openbare bibliotheek in het scholencomplex van de Luchtbal De vierde voor ons onderzoek geselecteerde openbare bibliotheek en eveneens daterend uit het interbellum betreft filiaal 9 van het stedelijke bibliotheeknetwerk. We analyseren dit filiaal van de wijk Luchtbal op het moment dat het gesitueerd was binnen het scholencomplex dat in 1935-1941 gebouwd werd naar een ontwerp van de toenmalige Antwerpse stadsbouwmeester Emiel Van Averbeke (1876-1946).374 (Figuur 62) Anno 2012 ligt een advies ter ondertekening voor om het scholencomplex te beschermen omwille van het algemeen belang wegens de historische, meer bepaald de stedenbouwkundige en architectuurhistorische waarde en de sociaal-culturele waarde van het complex. 375 Voor onze analyse hadden we, naast de geschreven literatuur en de archiefbronnen in het Felixarchief, toegang tot dit ontwerp van beschermingsdossier. We danken hier de dienst van het Onroerend Erfgoed, Afdeling inventarisering en bescherming (I&B), team stedelijk oost, in het bijzonder Greet Plomteux die het beschermingsdossier opmaakte, voor haar welwillende hulp bij ons onderzoek. Hoewel het openbare bibliotheekfiliaal in 1981 verhuisde naar het toen nieuw gebouwde culturele centrum in de Columbiastraat, en de ruimtes die indertijd als bibliotheekruimte dienst deden verschillende keren van functie veranderden waarvoor verschillende verbouwingen plaatsvonden probeerden we toegang te verkrijgen tot de vleugel van de school. Dankzij de schooldirectie konden we er een kijkje nemen en recente foto’s nemen. Gezien de bouwplannen van de vleugel ontbreken en ondanks enkele getuigenissen van vroegere bibliotheekbezoekers kregen we geen uitsluitsel hoe de ruimte er vroeger moet
374
Emiel Van Averbeke begon in 1899 een zelfstandige praktijk. Hij is de markantste vertegenwoordiger van de Antwerpse art nouveau en speelde een bepalende rol in de ontwikkeling van de moderne architectuur in Antwerpen. In 1905 trad hij in dienst van de stad Antwerpen en werkte er eerst onder de toenmalige stadsbouwmeester Alexis Van Mechelen, om later zelf stadsarchitect te worden in 1920. In die hoedanigheid werkte hij mee aan belangrijke openbare gebouwen, waaronder enkele scholen. Het schoolgebouw in de Pestalozzistraat (1929-1930) wordt gezien als zijn belangrijkste realisatie. Van Averbeke eindigde zijn loopbaan in de monumentenzorg en restaureerde bijvoorbeeld het Rubenshuis. “Van Averbeke, Emiel”, in: VAN LOO A. (ed.), Repertorium van de architectuur van 1830 tot heden, Antwerpen, Mercatorfonds, 2003, p. 548-549. 375 Het voorstel van bescherming kaderde in de thematische bescherming “Architectuur van de twintigste eeuw” dat naar aanleiding van de twintigste verjaardag van Open Monumentendag in 2008 in de belangstelling stond. Het dossier werd opgemaakt door het toenmalige Agentschap Ruimtelijke Ordening Vlaanderen, afdeling R-O Antwerpen, dienst Onroerend Erfgoed. Deze dienst heet anno 2012 Onroerend Erfgoed, Afdeling inventarisering en bescherming (I&B), team stedelijk oost. Het ontwerp tot bescherming kwam er op vraag van de werkgroep KIEL2020 die in januari 2007 een voorstel voor bescherming van twee scholen naar ontwerp van Emiel Van Averbeke indiende. PLOMTEUX Greet, Ontwerp beschermingsdossier. DA002493. Quebecstraat 3 – scholencomplex, Antwerpen, Onroerend Erfgoed, Afdeling inventarisering en bescherming (I&B), team stedelijk oost, 2011, p. 3.
139
hebben uitgezien en moeten onze observaties zich noodgedwongen beperken tot veelal vermoedens.
5.4.1 Ontstaans- en ontwikkelingsgeschiedenis Reeds in 1924 had de stad Antwerpen een wisselboekerij376 opgericht in het toenmalig zogeheten ‘Engels Kamp’.377 Op 1 februari 1927 werd de wisselboekerij ondergebracht in de houten school met circa 700 boeken die vier uren per week open was. (Figuur 63) De Luchtbal, zo genoemd naar een voormalig negentiende-eeuws café, is een wijk in het noorden van Antwerpen: deze wordt in het noorden begrensd door Ekeren, in het oosten door de spoorlijn Antwerpen-Rotterdam, in het zuiden door de Groenendaallaan en in het westen door de Noorderlaan. Het was vroeger een polderlandschap dat vanaf de jaren 20 werd omgevormd tot een sociale woonwijk voor de werknemers van de nabijgelegen haven en de bedrijven langs de Noorderlaan.378 De stad opende er in 1926 een voorlopige school in houten barakken en plande al in dezelfde jaren een definitieve dubbelschool voor meisjes en jongens met kindertuin, zwembad, publieke
stortbadinrichting
en
een
openbare
bibliotheek.
De
toenmalige
hoofstadsbouwmeester, Emiel Van Averbeke tekende het definitieve ontwerp in 1935. Hij paste erin de voorschriften voor de bouw van scholen toe die enkele jaren voordien gepubliceerd waren in een Ministerieel Besluit van de toenmalige minister van Wetenschappen en Kunsten, R. Petitjean. De uitvoering gebeurde in twee fasen tussen 1935 en 1941.379 Tijdens de eerste bouwfase werden de meisjesschool en de kindertuin, het zwembad, de turnzaal/feestzaal, de publieke stortbadinrichting, de woning van de huisbewaarder en de openbare bibliotheek gerealiseerd. Tijdens de tweede bouwcampagne werden de jongensschool, de vestibule, de wachtzaal, de burelen van het schoolhoofd en de dokter, de werkzalen en de kleedkamers gebouwd.380
376
De bedoeling van een wisselboekerij was dat de collectie af en toe werd omgeruild via de centrale hoofdbibliotheek. Hier was tijdens de Eerste Wereldoorlog de Britse legerbasis gelegen achter het Noordkasteel. Het werd in 1921 door de stad aangekocht en gebruikt om de toenmalige woningnood te lenigen. 378 PLOMTEUX Greet, Ontwerp beschermingsdossier. DA002493. Quebecstraat 3 – scholencomplex, Antwerpen, Onroerend Erfgoed, Afdeling I&B, team stedelijk oost, 2011, p. 3; Stad Antwerpen, C.B.S., Collegebesluit 170 van vrijdag 16 januari 2009, Antwerpen, 2009, p. 1. 379 Idem, p. 4. 380 Zie ook Open Monumentendag 2008 (online), Antwerpen, Stad Antwerpen, 2008, p. 72. 377
140
Het volledige scholencomplex is een rechthoekig vrijstaand bouwblok dat de volledig ruimte tussen de Quebecstraat, Generaal Simondslaan (voorheen Canadalaan), Montreal- en Bostonstraat inneemt.381 (Figuur 64) De resterende stroken rond het gebouw zijn ingevuld met plantsoenen en afgeboord met een laag gemetseld muurtje parallel aan de straat. Het scholencomplex is opgebouwd uit balkvormige vleugels van één of twee bouwlagen onder een plat dak rond twee speelplaatsen. Einde 1939 verhuisde de wisselboekerij naar de speciaal daartoe gebouwde vleugel van het nieuwe scholencomplex Luchtbal. Ze werd ingericht als één van de eerste filialen in het land met openkastafdeling. Het aantal uitleenuren werd opgedreven en het werd een ‘halveweeklokaal’.382 In september 1940 werd de school bezet door de Duitsers en ook de bibliotheek moest vertrekken. De stad huurde toen een huis in de Manchesterlaan om de bibliotheek in onder te brengen, maar in 1942 moest opnieuw verhuisd worden. In september 1944 werd het filiaal wegens de oorlog gesloten. Eerst in juni 1946 gingen de lokalen in de Quebecstraat opnieuw open. Vanaf 1956 werd het een voltijds toegankelijk filiaal. Het filiaal bleek echter veel te klein geworden en er kwamen heel wat klachten van luchtbalbewoners bij het stadsbestuur binnen383: de boeken konden niet meer fatsoenlijk worden opgesteld en er kon al helemaal niet gedacht worden aan het inrichten van een leeszaal. Bovendien lag het niet centraal. Reeds in 1955 werd er gesproken over een nieuw gebouw, maar het duurde uiteindelijk tot 10 november 1969 vooraleer de gemeenteraad de beslissing nam om een cultureel centrum te bouwen met een bibliotheekfiliaal. Het nieuwe gebouw was eerst op 5 december 1981 af en werd toen in gebruik genomen. Het was de eerste realisatie voor de stad waarbij gekozen werd voor de combinatie van een cultureel centrum met bibliotheek.384 Het valt echter buiten het bestek van ons onderzoek om verder op dit nieuwe complex in te gaan.
http://www.antwerpen.be/docs/Stad/Bedrijven/Stadsontwikkeling/SW_Burgers/MonumentenzorgDocs/brochure_OMD_2008 _def.pdf (12 april 2012). 381 Dossier nr. DA002493. Ontwerp van lijst van als monument te beschermen Schoolcomplex Quebecstraat in Antwerpen, Plan nr. 1/1, Antwerpen, Onroerend Erfgoed, Afdeling I&B, team stedelijk oost, s.d. 382 VAN CANT W., “Een nieuw gebouw voor het filiaal Luchtbal van de stedelijke openbare bibliotheken te Antwerpen”, Bibliotheekgids, 3-4 (1982), p. 116. 383 Ibidem. 384 Idem, p. 118.
141
5.4.2 Bouwplannen In 1930 werden de eerste plannen opgemaakt voor de bouw van een school met kindertuin. Hier werd evenwel geen gevolg aan gegeven omwille van de toenmalige slechte financiële omstandigheden. We konden niet de hand leggen op de oorspronkelijke plannen maar het lastenboek is wel aanwezig in het Felixarchief.385 In dit lastenboek konden we geen aanwijzingen vinden betreffende de openbare bibliotheek. In een verslag van de dienst der stadsgebouwen dat als toelichting diende bij de bouwplannen wordt enkel melding gemaakt van een bijzondere klas die voorzien wordt voor een schoolboekerij. We vermoeden evenwel dat het hier niet de openbare bibliotheek betreft.386 Emiel van Averbeke tekende de definitieve bouwplannen voor de meisjesschool in 1935.387 Hierop staat duidelijk de bibliotheekvleugel in de hoek van de Quebecstraat en de Generaal Simondslaan aangeduid. (Figuren 65-66) Het gaat om een vleugel die op het plan volledig afgezonderd, zonder doorgangen naar de school, staat getekend. Naar analogie met het eerder besproken filiaal in de Brederodestraat veronderstellen we dat deze scheiding met opzet is gebeurd om conform te zijn aan de toenmalige wetgeving. Anno 2012 is er wel een directe verbinding met de school. We vermoeden dat er afzonderlijke tekeningen voor de inrichting en het meubilair van de openbare bibliotheek moeten hebben bestaan, want op geen van de ontwerpen voor de school is de bibliotheek in detail uitgewerkt. Dergelijke plannen hebben we spijtig genoeg evenwel nergens kunnen terugvinden in de archieven. Voor de beschrijving baseren we ons daarom op de schets van de vleugel op het bouwplan van de meisjesschool en op hedendaagse foto’s. 5.4.2.1 Ligging in het scholencomplex en gevels De bibliotheek was gevestigd in een trapsgewijs vooruitgeschoven en afgeronde hoekpartij, (Figuur 67) die nog een eindje in de Generaal Simondslaan doorloopt. (Figuur 68) Het schoolgebouw, opgericht tussen 1935 en 1941 is representatief voor het modernistische oeuvre van Emiel van Averbeke.388
385
S.A.A., 480#2427, Stad Antwerpen, D.S.G., Lastenboek voor het bouwen van een scholengroep op de stadsgrond, gelegen Canadalaan, Quebec-, Boston- en Montrealstraten (Luchtbal) van 10 juli 1931, nr. 924, 1931. 386 S.A.A., 480#2427, Stad Antwerpen, D.S.G., Verslag van de D.S.G. d.d. 1 augustus 1930, 1930. 387 S.A.A., 480#2434, Stad Antwerpen, D.S.G., Scholengroep Den “Luchtbal”. Ontwerp voor het bouwen van een gedeelte. Blad 2: gelijkvloers, 1935. 388 Stad Antwerpen, C.B.S., Collegebesluit 170 van vrijdag 16 januari 2009, 2009, p. 1.
142
De toenmalige stadsbouwmeester heeft zich ervoor geïnspireerd op de architectuur van de Nederlandse architect Willem Marinus Dudok (1884-1974) en vooral op diens stadhuis van Hilversum (1923-1931). De gele gevelbaksteen en de brede en diepe horizontale lintvoegen en smalle stootvoegen – de zogeheten Dudokvoeg – zijn rechtstreekse ontleningen. Typisch zijn ook de verdeling van de vensters in horizontale stroken, de asymmetrie tussen het horizontale en het verticale en het zoeken naar nieuwe hoekoplossingen.389 De openbare bibliotheek bevond zich aan de voorzijde in de Quebecstraat op de linkerhoek die afgerond is. (Figuur 69) De gevel van de bibliotheek is zoals deze voor de gehele school bovenaan afgewerkt met een eenvoudige hardstenen band. De horizontale strook met de kleine raamopeningen is met een fijne band blauwe hardsteen omlijst. Alle onderdelen van het gebouw zijn in functie van het totaalbeeld ontworpen en met zorg gedetailleerd. De gele gevelsteen is speels afgewisseld met donkere baksteen. De bibliotheek was, overeenkomstig de wettelijke voorschriften, langs de straatkant rechtstreeks toegankelijk langs de Quebecstraat via een stalen deur met brede luifel en bovenlicht. (Figuur 70) Op het vooraanzicht van de gevel langs de Quebecstraat springt de horizontale strook met ramen in het oog. Op de plannen uit 1935 van de zijgevel in de Simondslaan staat, zoals op de plannen van de voorgevel langs de Quebecstraat ook een dergelijke horizontale strook ramen ingetekend.390 (Figuren 71-72) Anno 2012 is er echter een reeks grote ramen. (Cf. eerdere figuur 68) We kunnen niet achterhalen of deze oorspronkelijk zijn, of zoals we vermoeden eerst bij latere verbouwingen aangebracht werden. 5.4.2.2 Inrichting Voor de beschrijving moeten we ons baseren op de schets van de vleugel op het bouwplan van de school uit 1935.391 (Cf. eerdere figuur 66) De inrichting van de bibliotheek bestond 389
Open Monumentendag 2008 (online), Antwerpen, Stad Antwerpen, 2008, p. 72. http://www.antwerpen.be/docs/Stad/Bedrijven/Stadsontwikkeling/SW_Burgers/MonumentenzorgDocs/brochure_OMD_2008 _def.pdf (12 april 2012). Leen Meganck maakte, zo lezen we in het beschermingsdossier, een schematisch overzicht van de terminologie om de interbellumarchitectuur te beschrijven. De term ‘romantisch kubisme’, een woord in 1935 gebruikt om de het werk van Dudok uit de periode 1923-1929 te omschrijven, is ook hier voor de school toepasselijk. Er wordt ‘een niet rationele toepassing van geometrische vormen’ mee bedoeld. P LOMTEUX Greet, Ontwerp beschermingsdossier. DA002493. Quebecstraat 3 – scholencomplex, Antwerpen, Onroerend Erfgoed, Afdeling I&B, team stedelijk oost, 2011, p. 4. 390 S.A.A., 480#2434, Stad Antwerpen, D.S.G., Scholengroep Den “Luchtbal”. Ontwerp voor het bouwen van een gedeelte. Blad 5: voorzichten, 1935. 391 S.A.A., 480#2434, Stad Antwerpen, D.S.G., Scholengroep Den “Luchtbal”. Ontwerp voor het bouwen van een gedeelte. Blad 2: gelijkvloers, 1935.
143
naast de inkom uit twee grote ruimtes, enerzijds aangeduid als boekenzaal en anderzijds als publieksruimte. De boekenzaal was 4,40 m op 12 m groot. Er was ook een sanitaire inrichting voorzien. De publieksruimte doet ons denken aan de wachtzaal uit de drie eerste gevalstudies. Op de doorsnede (Figuur 73) met zicht op de scheiding tussen beide ruimtes staat op het plan een raam getekend dat doet denken aan de beschotten in de andere gevalstudies.392 Of deze scheiding echter ooit gerealiseerd werd, durven we betwijfelen. Gezien het filiaal van bij aanvang ingericht werd als openkastbibliotheek is het ons immers onduidelijk of de afscheiding nog functioneel was tussen de twee grote ruimtes en de lezers dus steeds via de doorgangsruimte moesten. In een geslotenkastsysteem hadden we ons kunnen voorstellen dat het de bedoeling was om, zoals bij de vroegere openbare bibliotheken, een loket te voorzien waarlangs de lezer zijn boeken aangereikt kreeg, maar in een openkastsysteem is dit niet langer functioneel. Een andere verklaring zou kunnen liggen in het, omwille van de rust, doelbewust zoveel mogelijk willen afsluiten van de boekenzaal van de buitenwereld. De circulatie via de doorgangsruimte lijkt ons echter nodeloos ingewikkeld gezien de bibliotheek op zichzelf stond en de inkom zelf een afgesloten ruimte was. Dit is des te meer verwonderlijk gezien de planopbouw van de school rationeel is. Op de vier hoeken bevinden zich bijvoorbeeld de traphallen met verticale glaspartijen en twee ronde vensters.393 We vragen ons af of de schets misschien een eerste ontwerp was, die tijdens de realisatie omwille van het openkastsysteem verlaten werd. Anno 2012, op het moment dat de ruimtes in gebruik zijn genomen door de school, vormen de toenmalige boekenzaal en de publieksruimte een geheel. (Figuur 74) Volgens ooggetuigen vormde de boekenzaal en de publieksruimte zolang zij zich herinnerden, één geheel. Ook is er anno 2012 een deuropening vanuit de boekenzaal naar de traphal van de school, die volgens dezelfde ooggetuigen reeds ten tijde van de bibliotheek als ingang bestond. Of deze oorspronkelijk reeds zo gerealiseerd was, betwijfelen we eveneens sterk. Daarnaast bestaat er
392
S.A.A., 480#2434, Stad Antwerpen, D.S.G., Scholengroep Den “Luchtbal”. Ontwerp voor het bouwen van een gedeelte. Blad 7: doorsnede D-D, 1935. 393 De oorspronkelijke ramen waren van koperhoudend staal, maar werden vanaf 1968 vervangen door zware kaders van witgeschilderd hout. PLOMTEUX Greet, Ontwerp beschermingsdossier. DA002493. Quebecstraat 3 – scholencomplex, Antwerpen, Onroerend Erfgoed, Afdeling I&B, team stedelijk oost, 2011, p. 4. “In de abstracte geometrische bouwvolumes vindt een zeer ambitieus en progressief programma een onderkomen: de school beantwoordde aan alle vooruitstrevende idealen van de jaren dertig.” Open Monumentendag 2008 (online), Antwerpen, Stad Antwerpen, 2008, p. 72. http://www.antwerpen.be/docs/Stad/Bedrijven/Stadsontwikkeling/SW_Burgers/MonumentenzorgDocs/brochure_OMD_2008 _def.pdf (12 april 2012).
144
een brede doorgang met een hal in de school. Deze is duidelijk niet oorspronkelijk, maar wanneer ze werd aangebracht, valt niet te achterhalen. Het interieur van de school is sober.394 Wellicht was dit ook in de bibliotheek. Zoals gezegd weten we immers nauwelijks iets over het oorspronkelijke interieur van de bibliotheek. De foto van het interieur anno 2012 zegt enkel iets over de oppervlakte. Gezien het lokaal sindsdien gebruikt werd als klaslokaal voor de opleiding automechaniek en als naaiatelier en er toen machines in opgesteld stonden, zijn de ruimtes meermaals aangepast geworden. Anno 2012 is het de refter van het schoolpersoneel. Eén van de toegangen naar de doorgangsruimte en het sanitair is gewijzigd geworden van een deur in een tussenraam.
5.4.3 Besluit Nu de openbare bibliotheek niet langer gevestigd is in de hoek van de school, maar de ruimtes gebruikt worden als refter voor het onderwijspersoneel, is het moeilijk ons een exact beeld te vormen over hoe ze er eertijds uit zag. Uit de rationele opbouw van de school leiden we af dat ze eveneens sober en functioneel was opgevat. De grote boekenzaal was het centrum. We vermoeden dat ze samen met de publieksruimte steeds een geheel vormde, en dat dus de scheiding boeken en lezer in dit filiaal is weggevallen. Het is opvallend dat er geen afzonderlijk bureel voor de bibliothecaris is voorzien. Blijkbaar voorzag men voor het openkastsysteem en doordat het om een filiaal ging waar de nadruk nog steeds lag op het uitlenen geen afzonderlijke werkruimtes. We konden niet achterhalen of er ruimte in de bibliotheek beschikbaar was als leesruimte. Een afzonderlijke ruimte is er alleszins niet voor. Het kan uiteraard dat er hiervoor enkele tafels naast de boekenrekken stonden, zoals nu in de twintigste eeuw vaak het geval is. Door het gebrek aan elke informatie over de inrichting, aankleding en het meubilair kunnen we niet verder gaan dan het uiten van voorzichtige vermoedens.
394
Open Monumentendag 2008 (online), Antwerpen, Stad Antwerpen, 2008, p. 72. http://www.antwerpen.be/docs/Stad/Bedrijven/Stadsontwikkeling/SW_Burgers/MonumentenzorgDocs/brochure_OMD_2008 _def.pdf (12 april 2012).
145
5.5 Filiaal 4 in de Zurenborgwijk Het vijfde bibliotheekgebouw dat we van naderbij bekijken is filiaal 4 waarvoor in 1966-68 uiteindelijk een nieuw gebouw werd opgetrokken aan de Door Verstraeteplaats 3. (Figuur 75) Voor dit lokaal beschikken we nauwelijks over literaire bronnen maar in het Felixarchief van de stad Antwerpen vonden we het lastenboek en een van de bouwplannen samen met de stukken betreffende de aanbesteding terug. Hoewel het filiaal gesloten werd in 2011 en het dus niet meer functioneert als openbare bibliotheek, konden we het leegstaande gebouw betreden dankzij de stadsdiensten voor het patrimoniumbehoud. Anno 2012 zijn er plannen om het gebouw te verkopen.
5.5.1 Ontstaansgeschiedenis De stad Antwerpen opende in 1915 filiaal 4 als een hulppost in de Provinciestraat 112 in de Zurenborgwijk. In 1919 werd de hulppost omgevormd tot filiaal en verplaatst naar de Lamorinièrestraat 52. In deze straat zou het hulpfiliaal nog tweemaal verhuizen, eerst in 1927 naar nummer 91 waar een jaar later een jeugdafdeling openging en in 1937 toen het werd overgeplaatst naar nummer 137.395 In 1942 plaatste de stad het filiaal 4 over naar een huurwoning op de Door Verstraeteplaats huisnummer drie.396 Dit is een pleintje gelegen tussen de Wolfstraat en de Lange Altaarstraat. (Figuur 76) In 1883-84 werd het nog Feniksplaats genoemd maar in 1907 was het omgedoopt geworden
in
Door
Verstraeteplaats
naar
de
gelijknamige
impressionistische
landschapsschilder Theodoor Verstraete (1805-1907).397 Aan het pleintje vinden we anno 2012 nog verschillende monumentale hoekpanden uit de negentiende en begin twintigste eeuw in neoclassicistische, eclectische en neo-Vlaamse renaissancestijl.398 Op een oude postkaart zien we het vroegere bibliotheekgebouw (links).399 (Figuur 77) De wijk Zurenborg
395
Antwerpen. 1860-1960, vol. 1 (Stedelijke feestzaal, Antwerpen, 15 oktober – 13 november 1960), Antwerpen, Gemeentebestuur van Antwerpen, 1960, p. 247; Antwerpen. 1861-1965, vol. 3, Antwerpen, Gemeentebestuur van Antwerpen, 1965, p. 173. 396 Het ontstaan van de wijk werd gestimuleerd door de bouw van het station Borgerhout (huidige station Antwerpen-Oost) in 1873. Oorspronkelijk was het de bedoeling om vooral magazijnen, handel en horeca in de buurt van het station in te richten, maar bij gebrek aan belangstelling van de handel werd de wijk voornamelijk als residentiële woonwijk ontwikkeld. 397 “Door Verstraeteplaats”, in ONROEREND ERFGOED, De Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (online). https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/geheel/13446 (23 april 2012). 398 Zie hiervoor de online inventaris van het onroerend erfgoed in Vlaanderen. “Door Verstraeteplaats”, in O NROEREND ERFGOED, De Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (online). https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/geheel/13446 (23 april 2012). 399 VAN CAUWENBERGH George, Gids voor Antwerpen: tussen leien en singel, Schoten, Hadewijch, 1988, p. 137.
146
kende in de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog een periode van verval door de massale stadsvlucht. Daarin kwam vanaf de jaren 60 en vooral 70 een kentering toen de wijk kunstenaars, intellectuelen en maatschappijkritische alternatievelingen begon aan te trekken. Het is in deze periode dat de stad Antwerpen een nieuw gebouw optrok voor het bibliotheekfiliaal. Het oude filiaal was volgens de discussie van de gemeenteraad een zeer ouderwets gebouw, niet geschikt als openbare bibliotheek. Het lokaal voldeed in geen enkel opzicht aan de sociale en hygiënische eisen. Er was geen leeszaal, noch een jeugdbibliotheek. Het personeel kon er niet beschikken over een refter of eethoek en er ontbrak een bergplaats voor de fietsen van het bibliotheekpersoneel. Voor het lezerspubliek was er geen sanitaire inrichting en deze van het personeel liet te wensen over. Nog een ernstige tekortkoming was de onmogelijkheid om het gewenste openkaststelsel toe te passen.400 In juni 1958 had het college van burgemeester en schepenen daarom reeds in oorsprong beslist om het gebouw te verbouwen en het uit te breiden in samenhang met het gebouw ernaast in de Wolfstraat 1.401 Twee jaren later valt uit de archiefstukken af te leiden dat de beslissing is genomen om de bestaande gebouwen volledig af te breken tot in de funderingen en een nieuw complex op te richten.402 Het is de periode volgend op de eerste opbouw na de Tweede Wereldoorlog en van de gouden jaren 60 waarin de economie sterk aanzwengelt. De openbare bibliotheek komt in deze periode verder af te staan van de oude opvattingen van het opvoedkundige en de volksverheffing van de arbeidersklasse, maar gaat meer passen bij de nieuwe accenten in de maatschappelijke discussies die onder meer verschoven zijn naar de democratisering in de vrijetijdsbeleving en brede cultuurparticipatie van alle lagen van de bevolking. De keuze voor het openkastsysteem wijst erop dat niet langer de paternalistische visie primeert dat de arbeidersklasse niet rijp zou zijn voor een rechtstreeks uitkiezen van zijn literatuur. In de bespreking zullen we merken dat het contact tussen boeken en lezers ook ruimtelijk volledig vorm wordt gegeven.
400
S.A.A., MA 45.028, Stad Antwerpen, D.S.G., Gemeenteraad. Vertoog van het college d.d. 4 oktober 1963, 1963; S.A.A., MA 54.924, Stad Antwerpen, D.S.G., Nota van hoofdarchitect-directeur F. Peeters tot staving der dringende noodzakelijkheid tot oprichting van een nieuw bibliotheekfiliaal (4). Door Verstraeteplaats te Antwerpen d.d. 10 september 1963, 1963. 401 S.A.A., MA 54.924, Stad Antwerpen, D.S.G., Besluit van het college. P.V. van de zitting van de gemeenteraad van 27 juni 1958, 1958; S.A.A., MA 54.924, Stad Antwerpen, D.S.G., Nota d.d. 16 juli 1958 van M. Beutens aan F. Peeters, 1958; S.A.A., MA 54.924, Stad Antwerpen, D.S.G., Nota d.d. 12 oktober 1959 van F. Peeters aan Van Broeck, werkleider van de dienst stadseigendommen en onteigeningen, 1959. 402 S.A.A., MA 54.924, Stad Antwerpen, D.S.G., Nota d.d. 2 oktober 1961 van F. Peeters aan C.B.S., 1961. Hierin schrijft de hoofdarchitect dat hij het voorontwerp van het te slopen en nieuw op te richten gebouw toezendt aan het college.
147
In 1960 stelde de architect-afdelingshoofd Van Hulle voor om een bouwprogramma te vragen aan de heer Ger Schmook, die toen directeur was van de stedelijke volksbibliotheken.403 Een programma konden we van de bibliothecaris in het archief niet terugvinden, maar wel een nota waarin hij instemt met een voorontwerp voor de bouw van het nieuwe gebouw. 404 In het Felixarchief vonden we eveneens het lastenboek405 en de plannen406 die waren ondertekend door de hoofdarchitect-directeur Ferdinand Peeters (1913-1975)407 en H. Moonen.408 We gaan er hierna verder op in. De kosten voor de bouw waren een eerste keer geraamd op bijna 2 miljoen frank en de stad schreef een openbare aanbesteding uit.409 Het lastenboek en de plannen werden op 7 oktober 1963 door de gemeenteraad goedgekeurd.410 De werken werden op 6 september 1965 toegewezen aan de firma Sebrechts uit Schoten voor de sloop en de oprichting van het nieuwe gebouw. Voor het aanbrengen van de centrale verwarming werd de pvba DEP uit Herentals gekozen en voor de elektrische installatie de heer De Rechter. De totale uitgave van 2.432.320 frank werd ingeschreven op de begroting van 1965.411
5.5.2 Bouwplannen Het plan 58 nummer. 2 B uit 1963412 is ondertekend door de hoofdarchitect-directeur F. Peeters en architect H. Moonen413 en is naar we vermoeden een van de twee bouwplannen van 403
S.A.A., MA 54.924, Stad Antwerpen, Dienst Werken, Nota van de architect-afdelingshoofd Ch. Van Hulle, 7 juni 1960, 1960. 404 S.A.A., MA 54.924, Stad Antwerpen, D.S.G., Brief d.d. 9 oktober 1961 van Schmook, 1961. Hierin blijkt dat de bibliothecaris weinig commentaar heeft op het voorontwerp en enkel voorstelt om een scheiding tussen het sanitair van het personeel en het publiek te voorzien evenals een scheidingsmuurtje tussen de eetgelegenheid van het personeel en de bergplaats op de eerste verdieping. 405 S.A.A., MA 54.924, Stad Antwerpen, D.S.G., Openbare aanbesteding. Programmabestek nr. W/67/SG d.d. 17 juli 1963, 1963. 406 S.A.A., MA 54.924, Stad Antwerpen, D.S.G., Bibliotheekfiliaal 4. Door Verstraeteplaats. Plan 58 nr. 2 B d.d. 25 februari 1963, 1963. 407 Ferdinand F.C. Peeters kwam in 1938 eerst als tijdelijk tekenaar in dienst van de stad Antwerpen. Na als urbanist verbonden te zijn geweest aan verscheidene gemeenten en steden kwam hij in 1946 terug in stadsdienst. Hier werkte hij aan verschillende projecten, waaronder vooral zijn schoolprojecten naam maakten. Hij schreef onder meer een artikel over Schoonheidsinitiatie bij scholenbouw in Antwerpen. P EETERS F., “Schoonheidsinitiatie bij scholenbouw”, Antwerpen, 1 (1956), p. 27-34. “Ferdinand Peeters”, in: Een eeuw openbare werken te Antwerpen, 1863-1963, Gedenkboek en catalogus 1 (Stedelijke feestzaal Antwerpen, 21 augustus – 6 september 1964), Antwerpen, Dienst voor werken der stad Antwerpen, 1964, p. 53-54. 408 H. Moonen was tijdelijk architect bij de dienst der stadsgebouwen. S.A.A., MA 54.924, Stad Antwerpen, D.S.G., Nota d.d. 14 maart 1963 van F. Peeters aan de dienst der stadswerken, 1963. Zie ook “Moonen H. (??)” in: ONROEREND ERFGOED, De Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (online). https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/persoon/8372 (28 juni 2012). 409 S.A.A., MA 54.924, Stad Antwerpen, D.S.G., P.V. van de zitting van het C.B.S. van 27 september 1963, 1963. 410 S.A.A., MA 54.924, Stad Antwerpen, D.S.G., Besluit van het college, Uittreksel uit het P.V. van de zitting van de gemeenteraad van 7 oktober 1963, 1963. 411 S.A.A., MA 45.028, Stad Antwerpen, M.A., Besluit van het college. P.V. van de zitting van de gemeenteraad van 6 september 1965, 1965. 412 S.A.A., MA 54.924, Stad Antwerpen, D.S.G., Bibliotheekfiliaal 4. Door Verstraeteplaats. Plan 58 nr. 2 B d.d. 25 februari 1963, 1963. 413 H. Moonen was in 1958 belast met de verbouwing. S.A.A., MA 54.924, Stad Antwerpen, D.S.G., Dienstnota d.d. 4 september 1958 van F. Peeters aan H. Moonen, 1958. Hierin schrijft Peeters ook dat Moonen zich voor de briefwisseling moest verstaan met de heer A. Goos, architect. Wie deze man is en wat zijn juiste rol was, konden we niet achterhalen.
148
de dienst stadgebouwen die deze tekende in voorbereiding van de aanbesteding die door de stad werd uitgeschreven. 5.5.2.1 Ligging Het bibliotheekgebouw is een hoekpand gelegen aan de Door Verstraeteplaats 3 waar de Walvisstraat en de Wolfstraat uitkomen op het plein. In de Wolfstraat werd een perceel dat vroeger bebouwd was door een woning mee opgenomen waardoor het terrein een onregelmatige vorm kreeg. Het plein, dat zoals we zagen gedomineerd wordt door monumentale hoekpanden van rond de eeuwwisseling, ligt in de buurt van de oostgrens van het Antwerpse gedeelte van de Zurenborgwijk, namelijk de Plantin en Moretuslei die een grote invalsweg is naar het stadscentrum. Het plein zelf is echter een rustig pleintje in de residentiële wijk met in het midden een bronzen beeldje.414 5.5.2.2 Gevel Het gebouw kent twee bouwlagen en is voor een derde onderkelderd. In de Wolfstraat telt het pand vijf traveeën terwijl het in de Walvisstraat slechts drie traveeën breed is. (Figuur 78-79) De voorgevel op het plein beslaat een breed travee die volledig ingenomen is door verticale vensterstroken. De ingang tot het filiaal bestaande uit dubbele glazen deuren, was gesitueerd in de Wolfstraat. Het gebouw rust op een betonnen gebinte dat groen geschilderd is. Aan de voorgevel is dit gebinte extra beklemtoond door twee horizontale stalen balken die de verticale lijnen speels doorbreken. Voor de beide zijgevels is witte gebouchardeerde hardsteen gebruikt. Helemaal bovenaan de verdieping bevindt zich een boord van zwarte vergleisde gevelsteen die boven de gevel uitsteekt. (Figuur 80) Aan de bovenrand van de gelijkvloerse verdieping bevindt zich over de ganse breedte van de zijgevels een band van horizontale stalen ramen. Het buitenlicht valt bovendien overvloedig binnen langs de voorgevel die zoals gezegd volledig bestaat uit verticale stalen raamstroken. Het gebouw wordt daarenboven extra verlicht door negentien lichtkoepels die in het platte dak zijn aangebracht. (Figuur 81) 414
“Door Verstraeteplaats”, in ONROEREND ERFGOED, De Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (online). https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/geheel/13446 (23 april 2012).
149
5.5.2.3 Inrichting Als we langs de ingang aan de Wolfstraat binnentreden, komen we via enkele treden en een dubbele glazen binnendeur in de ruimte waar de lezers zich konden inschrijven aan een houten balie. (Figuur 82) Links zien we op het grondplan, vijf treden naar beneden, de ruimte voor de openkastafdeling voor
de
volwassenen
waar
de
fictieliteratuur
zich
volgens
een
vroegere
bibliotheekmedewerkster, Liesbeth Van Nespen bevond en rechts op eenzelfde vijf treden dieper gelegen niveau de openkastafdeling voor de jeugd. (Figuren 83-85) De openkastafdeling van de volwassenen met de non-fictie strekte zich verder uit over een gaanderij gelegen tegen twee buitenwanden op de eerste verdieping. (Figuren 86-87) Hier bevond zich, volgens dezelfde bibliotheekmedewerkster, eveneens een kleine leeszaal met twee tafels en stoelen in het midden van de hoek en een tijdschriftenrek. De gaanderij is bereikbaar via een waaiervormige draaitrap langs de kant van de Walvisstraat en een tweede rechte trap in het midden van het gebouw. (Figuur 88) Ondanks de beperkte oppervlakte van het gebouw is door het spelen met de niveauverschillen (zie de doorsneden in figuren 89-90) een enorm ruimtegevoel gecreëerd. Het hele gebouw is vanuit de inschrijvingsruimte te overzien door de doorzichtige balustrades.
5.5.3 Besluit Het filiaal dat dateert uit de jaren 60 geeft door zijn overvloedige lichtinval, niveau- en vormverschillen en hierdoor minder strakke inrichting een totaal ander, luchtig ruimtelijk gevoel dan de vroegere gevalstudies. Traditionele materialen zoals staal en baksteen worden afgewisseld met moderne bouw- en afwerkingsmaterialen zoals beton, bakeliet en plexyglas die bloot worden gelaten. Het interieur was al vanaf het begin afgestemd op het openkastsysteem waarbij lezers en boeken door elkaar vloeien. De leeszaal is als het ware in de boekenrekkenopstelling geïntegreerd. Hieruit spreekt een totaal andere opvatting op de openbare bibliotheek, die door het vele glas van de ganse voorgevel als het ware uitnodigt tot binnentreden en deelname aan het leesgebeuren. 150
5.6 De centrale openbare bibliotheek van Deurne De centrale openbare bibliotheek van Deurne in de Te Couwelaarlei fungeert anno 2012 nog steeds als bibliotheek. Daterend uit de jaren 70 is ze het meest recentelijk opgetrokken gebouw van onze gevalstudies. Het gebouw naar het ontwerp van architect Jul De Roover, werd speciaal gebouwd voor deze functie. (Figuur 91) Voor onze analyse konden we enerzijds gebruik maken van de inspectieverslagen en andere informatie uit het provinciearchief en anderzijds van het ontwerp van beschermingsdossier415 en het fotomateriaal opgemaakt door de dienst onroerend erfgoed te Antwerpen. We danken hier in het bijzonder Sibylle De Sadeleer van de afdeling inventarisering en bescherming (I&B), team stedelijk oost die als verslaggever optrad. Ook werden we met de nodige documentatie op weg geholpen door de bibliotheekmedewerker Rudy Balemans en hadden we een interview met een ex-medewerker van de bibliotheek Hans Wellens. De bouwplannen vonden we dankzij Dirk Laureys terug in het architectuurarchief van de provincie Antwerpen waar ook het privéarchief van de architect De Roover wordt bewaard.416 In dit privéarchief bevinden zich evenwel geen literaire documenten met betrekking tot het gebouw.
5.6.1 Ontstaans- en ontwikkelingsgeschiedenis De centrale openbare bibliotheek van Deurne ontstond tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen de gemeente tijdelijk behoorde tot het toenmalige ‘Groot-Antwerpen’.417 Ze werd in 1942 door de stad Antwerpen opgericht als filiaal 12 in een noodlokaal in de Turnhoutsebaan. In de inspectieverslagen die bewaard zijn gebleven in het provinciearchief kunnen we door de jaren heen in grote lijnen de huisvesting van de bibliotheek volgen.418 Zo betrof het in het begin een winkel
met
een
paar
aanpalende
kamers.
Het
hulplokaal
van
het
stedelijke
415
DE SADELEER Sibylle, Ontwerp beschermingsdossier 4.001/11002/102.1 Centraal bibliotheekgebouw naar ontwerp van architect Jul De Roover, Te Couwlaarlei 120, Antwerpen, Onroerend Erfgoed, Afdeling I&B, team stedelijk oost, 2011. 416 A.P.A., Jul De Roover, Openbare bibliotheek Deurne, bouwplannen, 1967; A.P.A., Jul De Roover, Openbare bibliotheek Deurne in opbouw, Fotomateriaal, 1967 [1974]. Hoewel het fotomateriaal gedateerd staat in 1967, weten we uit de literaire bronnen dat de eerste steenlegging eerst in 1971 gebeurde. 417 Het boekenfonds was samengesteld uit de collecties van drie vooroorlogse vrije volksboekerijen (met name ‘Kultuur’, ‘Het licht’ en ‘Ontwaking’) die omwille van de oorlogsgebeurtenissen hun werking hadden geschorst en aangevuld met de collecties van twee dienstbibliotheken (namelijk de pedagogische bibliotheek van het ‘Bureel van onderwijs’ en de vakbibliotheek van het ‘Werk van den Akker’ van het gemeentebestuur. DEVOCHT Karel, Het levende Deurne, Deurne, Karel De Vocht, 1996, p. 56. 418 P.A.A., Serie O.B., Gemeentelijke boekerij Deurne, map 1, Provincie Antwerpen, O.B., Aanmerkingen en Voorstel, Inspectie openbare bibliotheken, 1946-1980.
151
bibliothekennetwerk werd gesloten in 1944 maar de werking ervan werd verdergezet als gemeentelijke bibliotheek. Op 22 oktober 1945 werd ze overgebracht naar de Hertstraat 3 waarvan de ingang volgens de inspectieverslagen gesitueerd was in een complex van gemeentelijke gebouwen. In 1946 verhuisde de collectie kort naar het gemeentehuis om vanaf 2 mei 1949 overgebracht te worden naar een verbouwd voormalig woningpand in de Turnhoutsebaan 9 waar ze zou gehuisvest blijven tot einde 1974. Ze beschikte er over enkele uitstalramen, wat als positief werd beoordeeld om promotie te maken. Reeds in 1950 besloot het college van burgemeester en schepenen om een derde bijlokaal op te richten in het centrum. Ze beschikte toen al over twee bijlokalen, een eerste in het noorden en een tweede in het zuiden van de gemeente.419 In 1957 wordt besloten om een leeszaal op de eerste verdieping van het hooflokaal in te richten en die wordt plechtig ingehuldigd op 2 april van dat jaar. In 1961 opende de vernieuwde jeugdafdeling, met een afzonderlijke ingang langs de Halershofstraat. Reeds in het begin der jaren 60 duiken in de jaarlijkse inspectieverslagen de eerste plannen op om de hoofdbibliotheek te verhuizen naar het oude gemeentehuis dat door de bouw van een nieuw complex over een nieuw onderdak beschikte. Deze plannen vinden echter geen doorgang en vanaf 1964 is er in de inspectieverslagen sprake van het voornemen van de gemeente om een eigen gebouw speciaal voor de bibliotheek op te richten.420 In 1968 neemt de gemeenteraad een eerste beslissing tot de bouw van een speciaal gebouw in de Te Couwelaarlei 120. Tijdens haar zitting van 5 september 1968 keurde ze immers een voorontwerp van de architect Jul De Roover goed. Het definitieve plan werd echter door de gemeenteraad eerst vastgelegd tijdens haar zitting van 8 september 1970. Op 8 oktober 1970 vindt dan de eerste steenlegging plaats. Maar het zal wegens administratieve moeilijkheden nog tot 16 september van 1971 duren eer het bevel wordt gegeven om werkelijk met de werken aan te vangen. Op 16 december 1974 zal het nieuwe gebouw voor het publiek worden opengesteld.421
419
Het derde bijlokaal kwam in de Baron Leroystraat 29 in de wijk Ter Rivieren. In het zuiden was het bijlokaal gelegen in de Sint-Rochusstraat 22 terwijl het in het zuiden in de Confortalei 173 gelegen was. P.A.A., Serie O.B., Gemeentelijke boekerij Deurne, map 1, Provincie Antwerpen, O.B., Algemeen jaarverslag van de gemeentelijke bibliotheken, Dienstjaar 1950, 1950. 420 P.A.A., Serie O.B., Gemeentelijke boekerij Deurne, map 1, Provincie Antwerpen, O.B., Aanmerkingen en Voorstel, Inspectie openbare bibliotheken, 1964. 421 Stad Antwerpen, District Deurne, Sport en cultuur, Plaatselijke openbare bibliotheek, Historiek P.O.B. Deurne, onuitgegeven nota, s.d., p. 1.
152
De totale kostprijs van de gebouwen, aankoop gronden inbegrepen, bedroeg 45 miljoen frank.422
5.6.2 Bouwplannen Het bibliotheekgebouw werd ontworpen door de Antwerpse architect Jul De Roover (19131910)423 Deze architect komt uit een socialistisch geïnspireerd en artistiek milieu.424 Hij was een
gedreven
sociaal
geëngageerde
architect,
interieurontwerper
en
leraar
binnenhuisarchitectuur die gerekend wordt tot de eerste generatie naoorlogse modernisten in Vlaanderen.425 Tijdens zijn studie heeft hij nauwe contacten met de ‘Kring voor bouwkunde’, een progressieve groepering die sterk gericht is op het internationale kunst- en architectuurgebeuren.426 De architect heeft volgens Spitaels, voor De Roover vooral een ethische opgave.427 “Authentiek wonen kan pas als eerst de ‘leegte’ geschapen is. ‘Créer le vide’ een leegte die men kan interpreteren als onthemend, maar ook als de mogelijkheid te kunnen denken en bewegen…”428 De architect moet gericht zijn op het creëren van een levenskader voor de ontplooiing van een sterk individu in een rechtvaardige, open collectiviteit.429 Jul de Roover maakt “geen hiërarchisch verschil tussen urbanisten, architecten en interieurarchitecten. Hij was immers volstrekt overtuigd van het feit dat woninginrichting een ruimtelijke aangelegenheid is, volledig losstaand van decoratieve kunst.”430 “Het is een ruimtekunst, volstrekt evenwaardig aan de architectuur en er volledig in opgaand.”431
422
Naast de architect Jul De Roover worden o.m. volgende betrokkenen bij de bouw opgesomd: voor de betonstudie: R. Verheyen uit Deurne; centrale verwarming: studiebureau Van der Wee (Brison); elektriciteit: studiebureau Steyaert-De Coster; algemene bouwwerken: N.V. De Rupel uit Berchem; bemeubeling: N.V. Tubax uit Vilvoorde, N.V. Moons en Geerts uit Deurne, firma Belisia uit Bilzen, firma Colver uit Antwerpen en firma Senecaut eveneens uit Antwerpen; bevloering en tapijten: General Flooring uit Deurne. Stad Antwerpen, District Deurne, Sport en cultuur, Plaatselijke openbare bibliotheek, Historiek P.O.B. Deurne, onuitgegeven nota, s.d., p. 3-4. 423 LAUREYS Dirk, “De Roover Jul”, in: VAN LOO A. (ed.), Repertorium van de architectuur van 1830 tot heden, Antwerpen, Mercatorfonds, 2003, p. 262. 424 SPITAELS Els, “Jul de Roover: een portret” in: 50 jaar interieurarchitectuur Antwerpen, Antwerpen, Hogeschool Antwerpen. Henry van de Velde-Instituut. Departement architectuur, 1996, p. 14. 425 LAUREYS Dirk, op. cit., p. 262. 426 SPITAELS Els, op. cit., p. 15. In diezelfde periode maakt Jul De Roover samen met zijn latere schoonbroer Renaat Braem, die zoals we hoger zagen de openbare bibliotheek in Schoten zal ontwerpen, een fietstocht in Nederland waar hij van nabij kennis maakt met voorbeelden van de Stijl en de Nieuwe Zakelijkheid van onder meer Dudok, Oud, Brinkman en Van der Vught. Ibidem. 427 Idem, p. 16. 428 VAN IMPE VAN VYNCKT Colette, “50 jaar interieurarchitectuur Antwerpen”, A+Architectuur, 144 (1997), p. 53. 429 SPITAELS Els, “Jul de Roover” in: LAUREYS D., et al., Bouwen in beeld. De collectie van het Architectuurarchief van de Provincie Antwerpen, Turnhout, Brepols, 2004, p. 190. 430 VAN IMPE VAN VYNCKT Colette, op. cit., p. 53. 431 Ibidem.
153
De Roover wordt gedreven door een sterk gemeenschapsideaal, maar verwezenlijkt vooral opdrachten voor privé-personen.432 Opdrachten voor de gemeenschap zijn eerder zeldzaam: de politietoren van het administratief centrum van Antwerpen (jaren 50); de herinrichting van verschillende zalen van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen (vanaf 1957); de gemeentelijke bibliotheek van Deurne (ontwerp van 1967).433 5.6.2.1 Ligging Het bibliotheekgebouw werd opgetrokken aan de Te Couwelaarlei 120 in de onmiddellijke nabijheid van de belangrijke noord-zuid-verkeersader (Frans Craeybecxlaan) en vlakbij de oost-westverkeersader (Turnhoutse baan). Het ligt bijgevolg centraal in het centrum van de gemeente. In de buurt vinden we een winkelcentrum, een supermarkt, enkele banken en een aantal belangrijke scholen.434 De Te Couwelaarlei, waarvan de naam refereert naar het kasteel Te Couwelaar op de Lakborslei 202, is een lintbebouwing die dateert vanaf de jaren 1930 met veelal
appartementsgebouwen
van
vier
bouwlagen,
al
dan
niet
met
een
handelszaak/beroepspraktijk op de gelijkvloerse verdieping.435 Recht tegenover de bibliotheek ligt een hoog flatgebouw. In de nabije omgeving bevinden zich verschillende beschermde monumenten uit de twintigste eeuw, zoals de expohal uit 1958 (Te Couwelaarlei 95) 436 en het modernistische Koninklijk Atheneum van architect Eduard Van Steenbergen (1989-1952) (Frans Craeybeckxlaan 22)437. De hoofdbibliotheek is ingeplant in het centrum van de gemeente, op een smal en diep perceel gelegen tussen privéwoningen en met links een doorgang met wandelstraat. (Figuren 92-93) De te behouden dienstbaarheid naar de achtergelegen begraafplaats maakt dat de gelijkvloerse breedte slechts 18,5 m bedraagt.438
432
“Daarbij voldoet elke woning aan een aantal criteria die De Roover beschouwt als voorwaarden voor een goede architectuur. De planopbouw is logisch en functioneel, voortvloeiend uit de ruimtelijke organisatie van de levensstijl van de bewoners. De vormgeving is uitgesproken anti-decoratief; er moet een minimum aan materiaal en een maximum aan expressie bekomen worden. De eigenheid van het materiaal binnen de constructie is van groot belang. Kleur is met de textuur van het materiaal verweven; het is een compositorisch element dat ruimtebepalend is. De mens is steeds het hoofddoel.” Ibidem. 433 SPITAELS Els, “Jul de Roover” in: LAUREYS D. et al., Bouwen in beeld. De collectie van het Architectuurarchief van de Provincie Antwerpen, Turnhout, Brepols, 2004, p. 192-195. 434 LAUREYS Dirk, “De Roover Jul”, in: VAN LOO A. (ed.), Repertorium van de architectuur van 1830 tot heden, Antwerpen, Mercatorfonds, 2003, p. 262. 435 DE SADELEER Sibylle, Ontwerp beschermingsdossier 4.001/11002/102.1 Centraal bibliotheekgebouw naar ontwerp van architect Jul De Roover, Te Couwlaarlei 120, Antwerpen, Onroerend Erfgoed, Afdeling I&B, team stedelijk oost, 2011, p. 6. 436 “Expohal (ID: 11271)”, in: ONROEREND ERFGOED, De Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (online). https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/11271 (15 april 2012). 437 “Koninklijk Atheneum (ID: 11272)”, in: ONROEREND ERFGOED, De Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (online). https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/11272 (15 april 2012). 438 DE SADELEER Sibylle, op. cit., p. 2.
154
Het gebouw is in het straatbeeld opgenomen. De verticaal gelede voorgevel vormt een eerder gesloten gevelfront. (Figuur 94) Omwille van hun zichtbaarheid werden de zij- en achtergevel met zorg uitgewerkt.439 (Figuur 95) Het gebouw wordt ontsloten langs de zijgevel door twee ingangen: de hoofdingang in de voorbouw en een tweede ingang achterin naar de jeugdafdeling. 5.6.2.2 Bouwprogramma en indeling Het bouwprogramma bestond uit een aparte jeugd- en volwassenafdeling met elk een eigen ingang, een discotheek, een leeszaal, een afdeling voor personeel en bibliothecaris, een binderij, refter, technische lokalen en een boekenmagazijn. Daarbij werd nog een conferentiezaal (voordracht- en filmzaal) gevraagd voor 150 personen met vestiaire, sanitair en foyer. Dit past in het toenmalige cultuurbeleid dat gericht was op de cultuur dichter bij het volk te brengen. Het is de periode dat het concept van cultureel centrum werd gelanceerd en uitgewerkt in heel wat Vlaamse gemeenten.440 De bibliotheek werd ingericht op de gelijkvloerse en eerste verdieping terwijl het boekenmagazijn werd ondergebracht in de kelder (670 m²) onder de voorbouw. Op de tweede verdieping wordt in oorsprong de conferentiezaal (288 m²) gecreëerd. Deze is anno 2012 omgebouwd is tot de afdeling voor de audiovisuele mediamaterialen. Op 12 november 1975 is immers op het gelijkvloers een discotheek geopend, maar de voorziene ruimte is al snel te klein en in oktober 1986 wordt het grootste deel van de tweede verdieping voor die bestemming in gebruik genomen. In juni 1988 zal worden gestart met het uitlenen van compact discs. De communicatie tussen de afdelingen gebeurt via drie trappen (twee voor het publiek en een diensttrap) en twee liften. De werkruimtes en refter voor het personeel (363 m² in totaal) bevinden zich op de eerste verdieping in de achterbouw.
439
Open Monumentendag 2008, Antwerpen, Stad Antwerpen, 2008 (online), p. 77. http://www.antwerpen.be/docs/Stad/Bedrijven/Stadsontwikkeling/SW_Burgers/MonumentenzorgDocs/brochure_OMD_2008 _def.pdf (12 april 2012). Zie ook DE SADELEER Sibylle, Ontwerp beschermingsdossier 4.001/11002/102.1 Centraal bibliotheekgebouw naar ontwerp van architect Jul De Roover, Te Couwlaarlei 120, Antwerpen, Onroerend Erfgoed, Afdeling I&B, team stedelijk oost, 2011, p. 4. 440 Idem, p. 2. Toonaangevende culturele centra uit de jaren 60 zijn bijvoorbeeld De Singel in Antwerpen en De Warande in Turnhout. Ibidem.
155
5.6.3 Beschrijving441 Het gebouw bestaat uit een voorbouw van drie bouwlagen en een langgerekte achterbouw van twee bouwlagen onder een platte bedaking, ter hoogte van de achterbouw voorzien van lichtkoepels. Tussen de voor- en achterbouw bevindt zich een zettingsvoeg waardoor de kolommen zijn ontdubbeld.442 Ter hoogte van de linkertravee is een doorgang met wandelgang die leidt naar de twee ingangen van de bibliotheek in de zijgevel. 5.6.3.1 Betonskelet en gevels De constructie is een glad bekist betonskelet met kolommen en balken. Deze structuur is, in functie van een bredere ruimteperceptie overhoeks, in diagonaal ontworpen. (Figuur 96) Deze diagonaalconceptie wordt doorgetrokken in de wandelstraat in de verharding met voortgezette tekening van het diagonaal balkenschema in de klinkers en de gladde betonelementen. Ook in het interieur is deze diagonaalconstructie te merken in de binnenwanden, de trappenpositie en zelfs in de opstelling van de boekenrekken en de balies. Het betonskelet wordt ingevuld met verdiepingshoge rechthoekige vensters en een zandkleurig baksteenparement in halfsteensverband met brede cementvoeg. De vensters zijn teakhouten blokvensters met een aluminium afwerking aan de buitenzijde en met enkele beglazing. In de zij- en achtergevel heeft het schrijnwerk een voornamelijk verticale verdeling, al dan niet met draaiende delen (draai- of kipvenster).443 De voorgevel is als een scherm dat lichtinval en verluchting reguleert. Hij is sterk verticaal geleed met ritmerende hoofdkolommen van glad beton waarvan het profiel voortkomt uit de kruising van de balken. Ingewerkte vlaggenmasten op deze kolommen verwijzen naar de officiële functie van het gebouw. (Figuur 97) De benedenverdieping is transparant ten gevolge van de grote rechthoekige vensterpartijen. Ter hoogte van de bovenverdiepingen is voor de vensters over de gehele gevelhoogte en –breedte een ‘frame’ aangebracht van trapeziumvormige prefab-elementen in schokbeton.444
441
Gebaseerd op het ontwerp van beschermingsdossier: DE SADELEER Sybille, Ontwerp beschermingsdossier 4.001/11002/102.1 Centraal bibliotheekgebouw naar ontwerp van architect Jul De Roover, Te Couwlaarlei 120, Antwerpen, Onroerend Erfgoed, Afdeling I&B, team stedelijk oost, 2011, p. 3-6. 442 Idem, p. 4. 443 In de achtergevel werd het schrijnwerk op de tweede verdieping vernieuwd en voorzien van een dubbele beglazing. D E SADELEER Sibylle, op. cit., p. 3. 444 In 2000 werden beglaasde borstweringen voor de deurvensters geplaatst na een veiligheidsinspectie.
156
De zijgevel werd uitgewerkt in glad beton en een zandkleurige handvormbaksteen. Opvallend zijn de uitstekende diagonaalbalken, die op de eerste verdieping de borstweringen dragen in geprefabriceerde platen met een geribde verticale structuur uit schokbeton. Op de tweede verdieping dragen deze de betonnen dakoversteek.445 (Figuur 98) De achtergevel bestaat uit drie uitspringende geveldelen in baksteenmetselwerk met een betonnen plint en dakoversteek. Grote vensterpartijen zijn gevat tussen betonnen lateien. De hoeken van deze gevels zijn stomp en verfraaid door overhoeks metselwerk.446 (Figuur 99) 5.6.3.2 Interieur Het gebouw is volledig onderkelderd, inclusief de wandelstraat. Het boekenmagazijn en de technische lokalen voor de luchtbehandeling zijn er in ondergebracht. (Figuur 100) De volledige begane grond wordt ingenomen door de bibliotheek met openkastsysteem. De achterste helft van de achterbouw is de jeugdafdeling, enkel afgescheiden door een beglaasde inkom. (Figuur 101) In de laatste travee van de achterbouw bevindt zich naast de afzonderlijke ingang van de jeugdafdeling de diensttrap van het personeel. (Figuur 102) De tweede verdieping bevat ter hoogte van de voorbouw nog een deel van de bibliotheek voor de volwassenen met leeszaal. Dit gedeelte is met de begane grond verbonden door een open spiltrap. (Figuren 103-104 a en b) Beneden bevindt zich centraal de ronde uitleenbalie. Op de bovenverdieping van de achterbouw ligt het personeelsgedeelte, vanuit de leeszaal bereikbaar via een wachthal en bestaande uit een landschapsbureau voor het personeel en een apart kantoor voor de bibliothecaris. Ze zijn van elkaar gescheiden door een gang. (Figuren 105-106) Ook een binderij voor inbinden en herstellen van de boeken bevond er zich in oorsprong vooraan.447 Helemaal achteraan ligt de personeelsrefter en keukenwand, net als het sanitaire blok. (Figuur 107) Om het gebouw visueel te verbreden, werkte De Roover met een zichtbaar betonskelet met kolommen met glad afgewerkt profiel en met balken in een diagonaal schema. Het profiel van
DE SADELEER Sybille, Ontwerp beschermingsdossier 4.001/11002/102.1 Centraal bibliotheekgebouw naar ontwerp van architect Jul De Roover, Te Couwlaarlei 120, Antwerpen, Onroerend Erfgoed, Afdeling I&B, team stedelijk oost, 2011, p. 4. 445 Ibidem. 446 Ibidem. 447 Anno 2012 is dit nauwelijks nog in gebruik.
157
de kolommen wordt bepaald door het kruisen van de diagonale balken.448 (Figuur 108) Alle zichtbaar gebleven binnenmuren zijn voorzien van hetzelfde zandkleurige baksteen parement als buiten. Speciale aandacht ging naar de akoestiek: de plafonds kregen in de bibliotheek tussen het ruitenpatroon grenenhouten latwerk met isolerende matten en een geïntegreerde verlichting van spots.449 (Figuur 109) In de personeelsruimte werd een indeling aangebracht door scheidingswanden die deels uit glas bestaan en deels uit witte panelen in een houten kader met een modulering die gebaseerd is op de balkenstructuur. De achterbouw kreeg in zigzaglijn geplaatste cirkelvormige dakkoepels om zo het daglicht binnen te brengen. (Figuur 110) Als vloerbekleding is overal linoleum gebruikt, uitgezonderd in de inkomhallen en het sanitair waar keramische tegels liggen.450 De conferentiezaal kreeg een luxueuze aankleding en inrichting en een eigen vestiaire, sanitair en foyer. (Figuur 111) De wand rond de podiumzone werd uitgevoerd in geperforeerde keramische tegels die de akoestische diffusie moesten bevorderen. (Figuur 112) De achterste wand bestaat uit gegroefd houten latwerk. Opmerkelijk waren de schuine scheidingswanden tussen de zaal en de foyer: de brede en smalle doorgang tussen beide ruimtes werden oorspronkelijk gevormd door verdiepingshoge pivoterende deuren, met aluminiumplaat beklede houten panelen die beschilderd zijn met abstracte motieven door Kunstschilder Rudolf Meerbergen (1985-1987).451 (Figuur 113) Ook in de conferentiezaal was en is nog steeds de zichtbaar gelaten balkenstructuur ruitvormig en ingevuld met latwerk. De originele verlichting van inbouw- en cilindervormige opbouwspots is nog aanwezig. “Oorspronkelijk kon de ruimte verdonkerd worden met een aan de voorzijde een gevelbreed en verdiepingshoog gordijn met afwisselende kleurstroken (roodoranje-blauw-wit). De hel oranje kleur kwam ook terug in de stoelen met verchroomd stalen onderstel en een
448
Enkel in de kelder werd omwille van besparingsredenen een rechthoekig betonskelet toegepast. D E SADELEER Sibylle, Ontwerp beschermingsdossier 4.001/11002/102.1 Centraal bibliotheekgebouw naar ontwerp van architect Jul De Roover, Te Couwlaarlei 120, Antwerpen, Onroerend Erfgoed, Afdeling I&B, team stedelijk oost, 2011, p. 5. 449 De lichtstroken die er anno 2012 zijn, werden later aangebracht. In de kantoorruimte ontbreekt de invulling met houten latwerk, maar is het balkenschema later bekleed met geperforeerde tegels. Idem, p. 5. 450 Ibidem. 451 Anno 2012 zijn deze deuren verplaatst en dienen ze enkel als decoratief wandpaneel. DE SADELEER Sibylle, op. cit., p. 5.
158
roodoranje gelakte metalen zitting en rugleuning.”
452
Anno 2012 is de zaal qua inrichting
lichtjes aangepast aan haar nieuwe functie van mediatheek. Zo werden bijvoorbeeld de pivoterende panelen zoals aangehaald, verplaatst. (Figuur 114) Het meubilair uit de bouwperiode omvatte ronde en rechthoekige tafels met een wit tafelblad van gelamineerde vezelplaat op een geschilderd stalen onderstel; zetels met een zitting en rugleuning in bruine skai op een verchroomd stalen buisvormig onderstel; driehoekige bijzettafeltjes met een wit tafelblad van gelamineerde vezelplaat op een grenen onderstel. (Figuren 115-116) De boekenrekken op poten zijn van metaal, zwart/grijs of rood/oranje gelakt voor de jeugdafdeling.453 Het oorspronkelijk meubilair wordt nog gebruikt, maar is anno 2012 aangevuld met recent meubilair. De schuine scheidingswanden en de plaatsing van de boekenrekken, bureaus en tafels beklemtoonden de vormopvatting van het gebouw, gedomineerd door de diagonale balkenstructuur.454
5.6.4 Besluit De bibliotheek van Deurne van Jul De Roovere is een modernistisch gebouw gekenmerkt door een brutalistische structureel-constructieve aanpak, die het louter functionele en utilitaire overstijgt.455 De betonstructuur met diagonale lijnvoering zorgt voor een speciale ruimteperceptie waarbij de grens tussen buiten- en binnenzone vervaagt. Het gebouw heeft, volgens het ontwerpbeschermingsdossier, een artistieke waarde door de opvatting van de buitengevels, de afwerking van de betonstructuur en de prefab-elementen, het eerlijke materiaalgebruik met aandacht voor de vorm, de kleur en de textuur ervan, en de algemene detaillering waaruit De Roover’s aandacht voor interieurarchitectuur blijkt.456 Voor architect Jul De Roover was het gebouw een opdracht waarin hij een standpunt kon innemen omtrent de belangrijke rol van cultuur en kennis in het vrije denken van de mens. 457 Naast de bibliotheekfunctie integreerde het een conferentiezaal waardoor het, mede door zijn 452
DE SADELEER Sibylle, Ontwerp beschermingsdossier 4.001/11002/102.1 Centraal bibliotheekgebouw naar ontwerp van architect Jul De Roover, Te Couwlaarlei 120, Antwerpen, Onroerend Erfgoed, Afdeling I&B, team stedelijk oost, 2011, p. 6. 453 Ibidem. 454 Ibidem. 455 Idem, p. 8. 456 Ibidem. 457 Idem, p. 9.
159
ligging, vlotte toegankelijkheid en de indeling, de mogelijkheid van diverse vormen van cultuurbeleving toeliet. Anno 2012 ligt een advies voor om het gebouw te beschermen, niet enkel omwille van het algemeen belang door de sociaal-culturele waarde maar evenzeer wegens de historische, meer bepaald de stedenbouwkundige en architectuurhistorische waarde. “Het gaaf en authentiek bewaarde bibliotheekgebouw van Deurne is representatief voor de brutalistische betonarchitectuur uit de jaren 60 alsook voor De Roovere’s’s oeuvre uit die tijd.”458 “De architecturale kwaliteiten van dit project liggen vooral in de uitgekiende basisstructuur, voortkomend uit de configuratie van het te bebouwen perceel, het gedurfde en eerlijk materiaalgebruik in zowel de buiten- als de binnenarchitectuur en de doorgedreven detaillering. Ongeveer gelijktijdig realiseerde zijn schoonbroer Braem de gemeentelijke bibliotheek te Schoten, tevens opgetrokken in gewapend beton en baksteen, en getypeerd door zijn expressieve, plastische architectuur. Dit gebouw is sinds 30/7/1998 beschermd als monument. Zowel het ontwerp van Braem als dat van De Roover zijn elk op hun eigen manier gedurfde en kwalitetisvolle architectuurprojecten tegen de stroom in wat in deze periode binnen de publieke sector als tamelijk uitzonderlijk kan worden beschouwd.”459
458
DE SADELEER Sibylle, Ontwerp beschermingsdossier 4.001/11002/102.1 Centraal bibliotheekgebouw naar ontwerp van architect Jul De Roover, Te Couwlaarlei 120, Antwerpen, Onroerend Erfgoed, Afdeling I&B, team stedelijk oost, 2011, p. 7. 459 Ibidem.
160
6 Algemeen besluit Hoewel over bibliotheken al heel wat onderzoek gebeurde, is de wetenschappelijke literatuur vanuit de architectuurgeschiedenis vrij beperkt. Over de architectuur van een bijzonder type van bibliotheken, met name de openbare bibliotheken, een fenomeen dat vooral opkwam vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw, is er nog minder gepubliceerd. Dit is in België zeker van toepassing. Met ons onderzoek hebben we een bijdrage willen leveren aan de architectuurhistorische studie van de openbare bibliotheken in Vlaanderen, meer in het bijzonder vanuit een aantal gevalstudies in de provincie Antwerpen. Voor de afbakening tot de periode 1862-1978 baseerden we ons op de mijlpalen in de Belgische geschiedenis van het fenomeen. Een scharniermoment in ons onderzoek betekende de wet Destrée uit 1921 toen de verplichting werd ingevoerd voor elke gemeente om over een openbare bibliotheek te beschikken. Deze wet was op het vlak van bouwinstructies echter uiterst summier. Behalve de algemene voorwaarden van ‘degelijk’ en ‘openbaar’ liet de wetgever eenieder vrij waar de collectie werd ondergebracht en welke vorm dit onderdak moest hebben. We startten onze studie met een korte historische schets en onderzochten welke factoren van belang zijn voor de architecturale vormgeving. In de evolutieschets van het fenomeen in ons land van volksbibliotheek tot openbare bibliotheek, keken we niet enkel naar de officiële overheidsvoorschriften maar bespraken we deze eveneens vanuit de interpretatie van de wetgeving zoals die door verschillende maatschappelijke actoren, waaronder een advocaat, een bibliotheekinspecteur, de schrijver van een handboek voor bibliothecarissen en een architect, naar voor werden geschoven. We spitsten ons concreet onderzoek toe op zes bibliotheekgebouwen. Binnen het huidige stedelijke bibliotheeknetwerk van Antwerpen kozen we allereerst voor twee gebouwen die ingericht werden vooraleer de wet van 1921 tot stand kwam, met name de centrale hoofdbibliotheek in de Blindestraat en het eerste hulpfiliaal in de Brederodestraat. De volgende twee gevalstudies werden gebouwd tijdens het interbellum. Het betrof het eerste bibliotheekgebouw dat in Vlaanderen specifiek voor dit doel werd gebouwd, namelijk de hoofdbibliotheek van Hoboken en een bibliotheek die onderdak kreeg binnen een 161
scholencomplex in de wijk Luchtbal. Tenslotte richtten we onze blik op twee bibliotheken die na de Tweede Wereldoorlog werden gebouwd, met name het filiaal in de wijk Zurenborg uit de jaren 60 en de hoofdbibliotheek van Deurne die gebouwd werd in de jaren 70. Telkenmale namen we de ontstaans- en ontwikkelingsgeschiedenis van de bibliotheken onder de loep op basis van de literaire bronnen en de jaarlijkse inspectieverslagen. Tevens analyseerden we de bouwplannen voor zover we hierop de hand konden leggen. Onze studie steunt op uitgebreid archievenonderzoek. Hiervoor waren zowel het Provinciearchief van Antwerpen, het Architectuurarchief van de provincie Antwerpen als het Felixarchief of stadsarchief van Antwerpen cruciaal. Tevens hadden we het geluk dat we in vijf van de zes gevalstudies nog een persoonlijk bezoek konden brengen aan de locaties, al waren slechts enkele nog in functie als bibliotheek.
6.1 De ontwikkeling van openbare bibliotheken in ons land Openbare bibliotheken ontstonden ook in ons land vanaf het midden van de negentiende eeuw in het kielzog van de industrialisatie met zijn nood aan ontwikkelde en gedisciplineerde arbeiders en in het spoor van de democratiseringsbewegingen waarbij de gelijkheid van alle burgers steeds meer op het voorplan kwam te staan. De ondersteuning van het fenomeen berustte rond 1900 op een aantal veronderstellingen: (1) lezen werd gezien als een onschuldig tijdverdrijf en moest arbeiders weghouden van verderfelijke bezigheden zoals de kroeg; (2) het gedrukte woord werd beschouwd als een efficiënt middel om sociaal en politiek gedrag te controleren; en (3) de vrije toegang tot informatie werd beoordeeld als een parameter voor het democratisch gehalte van de overheid. Openbare bibliotheken boden zowel ontspannings- als vormende lectuur aan en werden gezien als een aanvulling op het onderwijs. Dit kan in het begin vaak vrij letterlijk worden opgevat, doordat in aanvang heel wat van de openbare bibliotheken in de gemeentelijke school waren ondergebracht en de bibliothecaris de plaatselijke onderwijzer was. Omwille van het belang van de openbare bibliotheken in de volksverheffing werd er in België echter weinig of geen aandacht besteed aan de behuizing en ging alle aandacht naar de (zedelijke) inhoud van de collectie. De ondersteuning van de federale overheid bestond in het begin hoofdzakelijk uit boeken die aan de erkende bibliotheken werden toegezonden. 162
Meerdere overheidsaanbevelingen legden er expliciet de nadruk op dat de huisvesting niet veel moest kosten en dat luxe zeker uit den boze was. In de praktijk werden openbare bibliotheken veelal ondergebracht in bestaande ruimtes die hiervoor werden aangepast. Het belangrijkste was dat de bibliotheek ‘openbaar’ was en dus vlot toegankelijk voor eenieder. In de praktijk betekende dit dat ze centraal in de woonkernen was gelegen zijn en direct kon betreden worden vanop straat. Het initiatief om een openbare bibliotheek op te richten kon van verschillende actoren uitgaan: de kerk, een politieke partij of sociale beweging, of de gemeentelijke overheid. De verzuiling heeft in ons land steeds een grote rol gespeeld in de ontwikkeling van openbare bibliotheken. We zien dan ook dat het aantal openbare bibliotheken vanaf de ministeriële omzendbrief van 1862 en nog meer na de wet Destrée van 1921 spectaculair zal toenemen. De lijst uit 1907, het jaar waarvoor de eerste opsomming van alle bibliotheken beschikbaar is, repertorieert 1.318 volksbibliotheken verspreid over 807 gemeenten. In 1922 bedraagt het aantal erkende openbare bibliotheken nog 1.370 maar vanaf dan zal het in een decennium tijd toenemen tot 2.388 in 1931-32.
6.2 De bouw en inrichting van openbare bibliotheken De moderne bibliotheekbouw werd ingezet met het ideaalplan voor een bibliotheek van Leopoldo della Santa uit 1816 waaraan een functioneel denken aan de grondslag ligt: hij vertrekt vanuit de drie elementen die belangrijk zijn voor een dergelijk gebouw, met name (1) de boeken, (2) de lezers en (3) de bibliotheektechnische dienstverlening waarvoor hij telkens afzonderlijke ruimtes voorziet. Ondanks zijn ideaalplan werd voor algemene bibliotheken nog lang vastgehouden aan het type van de zaalbibliotheek waarbij boeken en lezers samen met het bibliotheekpersoneel in dezelfde ruimte verbleven, maar in de openbare bibliotheken zal vanaf het begin een afstand ingebouwd worden tussen de boeken en het personeel enerzijds en de gebruiker van de boeken die vreemd is aan de instelling anderzijds. Dit vertaalt zich letterlijk doordat in de eerste openbare bibliotheken vanaf het einde van de negentiende eeuw tot in het interbellum een beschot met (uitleen)balie tussen beide wordt ingebouwd. Een leeszaal is in aanvang nauwelijks of niet aan de orde en de gebruikers krijgen de boeken slechts te zien via het loket waar hen hun boeken, gekozen uit een catalogus, overhandigd worden. 163
Dit had te maken met de oorspronkelijke doelgroep van deze bibliotheken, met name de arbeidende klasse, die vanuit een paternalistische visie niet rijp geacht werd om zelfstandig zijn lectuur uit te kiezen. Eerst tijdens het interbellum wordt het openkastsysteem ingevoerd, waarbij de lezers – nu gezien als alle burgers zonder onderscheid - zich tussen de rekken zelf kunnen bewegen om onafhankelijk boeken uit te kiezen. De leeszaal, waar de gebruiker opzoekingswerk kan verrichten in algemene referentiewerken en waar tijdschriften raadpleegbaar zijn, wordt reeds in meerdere bibliotheken, afhankelijk van de beschikbare ruimte, gebruikelijk vanaf de jaren 20. Het gaat om een rustige ruimte die bemeubeld werd met tafels, stoelen en enkele boekenrekken voor standaardwerken en tijdschriften en dagbladen. Ze wordt overvloedig verlicht door natuurlijk licht dat doorheen de vele vensters valt. De leeszaal wordt lange tijd aangekleed met de nodige ‘opvoedkundige’ platen en ‘huiselijk’ opgefrist met groene planten. Mettertijd, wanneer het opvoedkundige aspect van lectuur plaats ruimt voor de democratische gedachte aan cultuurparticipatie, zal de aankleding minder strak worden. Waar de oppervlakte beperkt is, worden veelal stoelen en tafels in de boekenruimte zelf geplaatst. Die vermenging van boekenrekken en leesruimte zal na de invoering van het openkastsysteem steeds meer ingang vinden. Met jeugdafdelingen werd eveneens reeds in sommige bibliotheken vanaf de afloop van de Eerste Wereldoorlog geëxperimenteerd, om de ‘verwildering’ van de jeugd tegen te gaan. Jongeren en volwassenen worden als afzonderlijke doelgroepen beschouwd en gescheiden in aparte afdelingen gehouden, meestal met afzonderlijke ingangen. Het bibliotheektechnische beheer van de openbare bibliotheken vergt steeds meer afzonderlijke ruimtes. Waar dit rond 1900 nog een ontsmettingskamer omvatte, valt deze na de Tweede Wereldoorlog weg. Het boekbinden en het catalogiseren daarentegen zullen nog decennia lang een essentieel onderdeel van het bouwprogramma vormen voor de zelfstandige bibliotheken. In de filialen van het stedelijk netwerk zijn deze ruimtes achterwege gebleven omdat deze taken wellicht centraal georganiseerd werden. Hiervoor konden we geen uitsluitsel vinden. De aandacht voor de zichtlijnen die het toezicht moesten mogelijk maken en zeker in het begin de diefstal van boeken moest voorkomen, is de gehele onderzoeksperiode belangrijk gebleven. Ook het comfort inzake verlichting en verwarming, vaak vanuit de bekommernis om de arbeidsomstandigheden van het bibliotheekpersoneel, werd cruciaal geacht. Rond de 164
eeuwwisseling kreeg de hygiëne bijzondere belangstelling. Toch was de gezelligheid in de leeszaal eveneens essentieel opdat de lezer er zich zou thuis voelen.
6.3 Zes waardevolle bibliotheekgebouwen Zoals
gezegd
focusten
we
ons
concreet
onderzoeksveld
op
zes
specifieke
bibliotheekgebouwen van het stedelijke bibliotheeknetwerk van Antwerpen. De centrale bibliotheek van de stad was tussen 1894 en 1970 gevestigd in een gebouw van twee bouwlagen aan een binnenkoer in de Blindestraat. Dit bestaande pand werd in het begin van de twintigste eeuw aangepast aan de behoeften van de bibliotheek. Zo werd er bijvoorbeeld in 1916 een tweede verdieping opgetrokken voor een grote, ruim verlichte leeszaal en waren er meerdere afzonderlijke werkruimtes voor het bibliotheekpersoneel. Omdat het bibliotheekgebouw achterin gelegen was, in tegenstelling tot de wettelijke aanbevelingen, ging veel aandacht naar de toegang. De uitstraling van het strakke gebouw illustreert het opvoedkundige aspect dat aan de grondslag lag van de toenmalige denkwijze over een openbare bibliotheek. Het educatieve werd onderstreept in de aankleding van de leeszaal die tegelijkertijd een rustpunt moest vormen in de drukke stad. Het filiaal gelegen aan de Brederodestraat werd in dezelfde periode ingericht in een klas van een gemeentelijke lagere school die dateert uit de negentiende eeuw en die gebouwd was in een eclectische neoclassicistische stijl. Ook hier was in oorsprong de lezer gescheiden van de boekencollectie door een glazen beschot met loket voor de uitleen. Voor lichtinval werd overvloedig gezorgd via een dakkoepel. Over een afzonderlijke werkruimte voor de bibliothecaris bestond bij het uittekenen van de bouwplannen nog discussie, maar bij de uitvoering is deze toch opgenomen. Sanitair is vanaf het begin aanwezig. De hoofdbibliotheek van Hoboken was het eerste bibliotheekgebouw dat in 1933 specifiek voor deze functie werd opgericht. Het was een modernistisch baksteengebouw van twee bouwlagen onder een plat dak waarin de nieuwe materialen beton en staal worden benut. Beton wordt trouwens ten volle open en bloot gelaten in de voorgevel die haast volledig bestaat uit vensters waardoor de grens tussen binnen en buiten vervaagt en de bibliotheek uitnodigend tot op straat doet uitstralen. De kracht van het gebouw schuilt eveneens in het gebruik van de bouwmaterialen als decoratief element. Het bouwprogramma van deze 165
bibliotheek omvatte naast de toen nog gebruikelijke wachtzaal voor de uitleen via een beschot, eveneens een grote leeszaal die qua aankleding met houten meubels, groene planten en educatieve platen aan de muur vergelijkbaar is met deze van de centrale bibliotheek in de stad. Gaandeweg zal deze leeszaal eveneens gebruikt worden voor culturele activiteiten zoals tentoonstellingen en voordrachten. Het filiaal dat in de jaren 30 in een hoek van het scholencomplex van de Luchtbal werd ingericht, bestond zoals de wetgeving voorzag uit een volledig zelfstandige vleugel, direct bereikbaar vanop straat. De vleugel was net als de rest van de school in dezelfde modernistische bouwstijl opgericht die representatief was voor het oeuvre van de toenmalige stadsarchitect Emiel van Averbeke. De gevel laat de typische gele baksteen, afgeronde hoeken en horizontale vensterpartijen zien. Doordat het openkastsysteem vanaf het begin in dit filiaal was toegepast, bestond er wellicht niet langer een scheiding tussen boeken en lezers. Ook de bibliothecaris had zijn werkplaats in dezelfde ruimte. Dit leiden we af uit de getuigenissen van vroegere bibliotheekgebruikers, wiens herinneringen evenwel niet teruggaan tot voor de Tweede Wereldoorlog. Ons vermoeden kon helaas niet wetenschappelijk gestaafd worden op basis van literaire of archiefbronnen en de teruggevonden summiere bouwplannen van de school uit de jaren 30 geven nog een scheiding tussen boekenzaal en publieksruimte te zien. We betwijfelen echter sterk dat deze plannen als dusdanig gerealiseerd werden. In de wijk Zurenborg werd in de jaren 60 een compleet nieuw gebouw opgetrokken dat berust op een betonskelet en waarvan de voorkant die uitgeeft op een rustig plein, zowat volledig uit een glasgevel bestaat. De onregelmatige compacte grondvorm heeft de stadsarchitect Ferdinand Peeters en de architect H. Moonen creatief geïnspireerd terwijl de zichtlijnen toch een volledig toezicht op de verschillende ruimtes toelaten. In de plaats van met volledig gescheiden bouwlagen te werken, zijn de volwassenen- en jeugdafdeling iets verzonken in niveau en werd een afgeronde galerij langsheen twee gevels opgehangen. Op deze galerij die via twee trappen bereikbaar is, bevond zich een stuk van de volwassenenafdeling en een leesruimte met tijdschriftenrekken. Zowel in het interieur als in de gevels zijn de bouwmaterialen zoals beton en baksteen gebruikt als decoratief element. In het plat dak zorgen lichtkoepels voor een ruime en luchtige sfeer. Onze laatste en zesde gevalstudie betrof de hoofdbibliotheek van Deurne die in de jaren 70 in het centrum van deze vroegere randgemeente van de stad werd gebouwd. Ondanks het smalle en diep perceel, creëerde de ontwerper Jul De Roover een bijzonder breder ruimteperspectief 166
door het gebruik van een diagonaalschema in de balkenstructuur en deze door te trekken in de binnenwanden, de trappenpositie en zelfs in de opstelling van de boekenrekken en de balies. Ook hier zien we dat de voorgevel volledig bestaat uit ramen die als het ware eenieder uitnodigt om binnen te treden via de ingangen die zich bevinden in de wandelstraat langsheen het gebouw. Deze wandelstraat leidt tegelijkertijd naar het kerkhof erachter. Als we de architectuur van onze zes gevalstudies overlopen, merken we dat de in ons theoretisch gedeelte besproken factoren die een rol spelen in de bouw van bibliotheken ook hier in min of meerdere mate van toepassing zijn. Zo leidt de toenemende diversiteit aan grafische materialen tot meer gespecialiseerde ruimtes. Waar de nadruk rond 1900 in hoofdzaak lag op houten rekken voor de boeken, is van een mediatheek bijvoorbeeld eerst na de Tweede Wereldoorlog sprake. De visies van de bibliothecaris en van de architect hebben niet in elk van de bestudeerde gevallen een even doorslaggevende rol gespeeld, maar vanaf het interbellum zien we dat de individuele creativiteit van de laatste toch steeds meer gewicht in de schaal gaat leggen. Blijkbaar moest een openbare bibliotheek, toen het accent verschoof vanuit het educatieve naar de culturele dimensie niet langer enkel strakheid, discipline en pure soberheid uitstralen. Door de jaren heen werd de architecturale vormgeving met meer speelse decoratieve elementen verrijkt. We zien dat niet enkel de traditionele dominerende bouwstijl uit de bouwperiode bepalend is, maar dat ook de creatieve vrijheid en esthetische visie van de architect sterk meebepalend wordt. Zeker in de twee laatste gebouwen is dit determinerend. Qua bouwprogramma zien we de toenemende complexiteit van het bibliotheekbeheer en de bredere functie die aan een openbare bibliotheek door de jaren heen wordt toegekend, weerspiegeld in het toenemende aantal ruimtes waaronder een al dan niet afzonderlijke leeszaal, jeugdafdeling, tentoonstellingsruimte… De aanwezigheid van een conferentiezaal in ons laatste voorbeeld wijst op de veranderende visie op de functie van een openbare bibliotheek en de integratie binnen een ruimer cultuurbeleid tout court. We beperkten ons in dit onderzoek opzettelijk tot openbare bibliotheken die opgericht werden door de gemeentelijke overheid, omdat we ervan uitgingen dat deze meer financiële middelen voor de architecturale vormgeving tot hun beschikking hadden. Opvallend is alvast dat de drie lokale overheden die verantwoordelijk waren voor onze gevalstudies, zijnde het Antwerpse stadsbestuur, en de gemeentelijke overheid van de vroegere randgemeenten Hoboken en Deurne telkenmale van socialistische signatuur waren. Dit mag ons niet geheel verwonderen gezien de visie op een openbare bibliotheek paste binnen het socialistische gedachtengoed van de democratische rechten op volksontwikkeling en de opvoeding van de arbeiders in het 167
bijzonder en later van een algemene cultuurparticipatie van alle burgers. Het zou boeiend zijn om verder onderzoek te doen naar de vrije bibliotheken die veelal in aangepaste bestaande ruimtes werden ondergebracht. Hiervoor ontbrak ons de ruimte in deze studie.
6.4 Reflecties
over
de
erfgoedwaarde
van
het
bibliothekenpatrimonium in de provincie Antwerpen In het bibliothekenpatrimonium van de provincie Antwerpen staan onder de typologie bibliotheken anno juni 2012 zeven gebouwen ingeschreven. Het betreft (1) het filiaal in de Lange Beeldekensstraat 260 (ID 7115), (2) het vroegere gebouw van de stedelijke centrale der openbare bibliotheken in de Lange Nieuwstraat (ID 7115), (3) de (gevel van de) universiteitsbibliotheek in de Prinsstraat 9 (ID 5763), (4) het scholencomplex Luchtbal (ID 206838), (5) de bibliotheekcentrale van Deurne (ID 11321), (6) 'T Getouw, het administratief en cultureel centrum van Mol (ID 52734) en (7) de gemeentelijke bibliotheek van Schoten (ID 14340). We zien dus dat drie van onze zes gevalstudies omwille van hun erfgoedwaarde in de inventaris staan opgenomen. Opmerkelijk is dat voor twee hiervan, met name de bibliotheek van Deurne en het scholencomplex van de Luchtbal, een beschermingsdossier ter ondertekening voorligt. We vermeldden in onze inleiding dat de selectie in de inventaris aan veranderingen onderhevig is en dat er sinds mei 2011 enkele gebouwen niet langer onder de noemer van ‘bibliotheek’ in terug te vinden zijn. Ook zijn heel wat andere bibliotheken, waaronder verschillende abdijbibliotheken, niet via deze weg op te sporen. Toch menen we dat ze niet enkel deze betiteling, maar ook vanuit monumentenzorg meer aandacht verdienen. Het is ons inziens immers belangrijk om omwille van hun sociaal-cultureel historische belang dat het fenomeen van bibliotheken in ons collectief geheugen plaats moeten krijgen. De ontwikkeling van bibliotheken, en van openbare bibliotheken in het bijzonder hebben immers cultureel Vlaanderen gevormd tot wat het heden ten dage is.
168
Volgens de negentiende-eeuwse Duitse kunsthistoricus Aloïs Riegl bestaan er drie redenen waarom er aan een gebouw erfgoedwaarde kan worden toegekend.460
Gebouwen of constructies die speciaal worden opgericht om bepaalde gebeurtenissen of personages te herdenken. Door hun symbolische betekenis krijgen deze constructies vanaf het begin een onaantastbare waarde. In de bibliotheekwereld is de Albertina hiervan een schoolvoorbeeld.
Gebouwen of gehelen die als het ware een natuurlijk deel zijn gaan uitmaken van het collectieve geheugen. We kunnen ons de omgeving zonder moeilijk indenken. In de bibliotheekwereld kan de centrale universiteitsbibliotheek in Leuven als dusdanig onderkend worden.
Gebouwen die om bijzonder zijn om hun architecturale expressie, typologische vernieuwing, specifiek materiaalgebruik of bijzondere constructiemethoden. Hier vermelden we de boekentoren van de Universiteit Gent. De erfgoedwaarde van dergelijke gebouwen is niet steeds zonder meer duidelijk of vanzelfsprekend. De publieke erkenning ontstaat meestal eerst nadat de bijzondere kwaliteiten aan het licht worden gebracht door architectuurhistorici, actiegroepen of monumentenzorgers. Dat gebeurt heel vaak in een sfeer van hoogdringendheid wanneer het gebouw bedreigd wordt met verregaande verwaarlozing of sloop. Hier is vaak sensibilisering en onderzoek nodig vooraleer stappen worden ondernomen om de constructies te vrijwaren als monument. In de bibliotheekwereld zijn er veel van dergelijke gebouwen, vaak daterend van na de Tweede Wereldoorlog. Na het Vlaamse decreet van 1978 op de openbare bibliotheken werden immers ontzettend veel nieuwe gebouwen opgetrokken waardoor de bestaande hun functie verloren. Sinds 2005 werden bijvoorbeeld in de (groot)stad Antwerpen twaalf van de 30 toenmalige bibliotheken gesloten.461 De vraag stelt zich wat er zal gebeuren met de gebouwen zelf. Een speciaal geval vormt de openbare bibliotheek op Zurenborg. Ons lijkt dit gebouw, door zijn architecturale bijzonderheid te vrijwaren voor de toekomst. Anno 2012 loopt dit gebouw echter risico als dusdanig te verdwijnen doordat het door de stad verkocht wordt.
460
STERKEN Sven & SCHOONJANS Yves, “Hoe jong kan bouwkundig erfgoed zijn? Reflecties omtrent de erfgoedwaarde van het naoorlogs architecturaal patrimonium”, in: DUMONT Paula & VANDERBRUGGHEN Brigitte, Architectuur sinds de tweede wereldoorlog, Brussel, BHG, Directie Monumenten en Landschappen, 2008, p. 13-14. 461 “Onze bib moet blijven. Voor het behoud van de lokale bibliotheken in Antwerpen!” (online). http://www.bibactie.tk/ (12 april 2012).
169
We menen dan ook dat de typologie van bibliotheken in de inventaris van ons onroerend erfgoed meer aandacht verdient en systematisch als dusdanig moeten opgenomen worden. We hopen daarenboven dat er daarbij evenredig aandacht mag gaan naar openbare bibliotheken uit de hele geschiedenis ervan in Vlaanderen, zowel de negentiende-eeuwse als de meer recente.
6.5 Verder onderzoek We hopen dat deze studie heeft bijgedragen tot een beter begrip voor de architecturale waarde van het sociaal-culturele fenomeen van openbare bibliotheken in ons land. Waar ze opkwamen naast musea en schoolbibliotheken verdienen ze evenwel meer uitgebreide studie. Zo zou het aan te bevelen zijn om uit te zoeken hoe ze zich architecturaal verhouden tot de museale veruiterlijking van onze cultuur. Tevens rijst de vraag naar de vergelijking met het fenomeen van school- en klasbibliotheken die binnen het onderwijssysteem zelf tot stand kwamen. Onze oorspronkelijke vraag naar een architecturale typologie van openbare bibliotheken kon uiteindelijk binnen het tijdsbestek van deze studie niet volledig beantwoord worden. Hiertoe konden de zes bestudeerde bibliotheekgebouwen met hun kleurrijke en gedifferentieerde vormentaal slechts exemplarisch een aanzet geven. Een systematische analyse van het fenomeen van bibliotheken in ons land vraagt meer tijd en ruimte. We kunnen op basis van ons beperkt onderzoek slechts vaststellen dat het fenomeen tot dusver onderbelicht bleef en te weinig aandacht kreeg in het wetenschappelijk onderzoek. We volstaan hier met te herhalen dat de uitbouw van openbare bibliotheken in ons land erg functioneel lijkt te zijn opgevat, waarbij het plan van Della Santa uit de negentiende eeuw toonaangevend was. Toch lijkt ons de architectuur ervan tot in 1978 ondergeschikt te zijn gebleken aan de uitbouw van de inhoudelijke collectie. De praktijk ziet echter een veel levendiger en dynamischer vormentaal ontstaan. We hopen dat we met deze studie een aanzet hebben gegeven tot verder onderzoek. Belangrijk is ons inziens alleszins dat het fenomeen van bibliotheken, en van de openbare bibliotheken in het bijzonder, binnen de erfgoedsector als een op zichzelf staand fenomeen
170
wordt erkend en niet enkel een plaats krijgt binnen een complex van andere architecturale gehelen.
171
7 Lijst tabellen Tabel 1: Gemeentelijke openbare bibliotheken en volksbibliotheken in België (1884-1919) . 54 Tabel 2: Aantal erkende en niet-erkende openbare bibliotheken in België (1922-1923) ........ 64 Tabel 3: Erkende openbare bibliotheken onderworpen aan de wet van 17 oktober 1921 (19211949) .......................................................................................................................... 65 Tabel 4: Erkende openbare bibliotheken onderworpen aan de wet van 17 oktober 1921 (19501963) .......................................................................................................................... 66 Tabel 5: Erkende openbare bibliotheken onderworpen aan de wet van 17 oktober 1921 (19691978) .......................................................................................................................... 67 Tabel 6: Gemeentelijke openbare bibliotheken in de provincie Antwerpen in 1924 ............... 90 Tabel 7: Bibliotheken in de provincie Antwerpen (1921-1952) .............................................. 92 Tabel 8: Erkende openbare bibliotheken in de provincie Antwerpen onderworpen aan de wet van 17 oktober 1921 (1950-1978) .............................................................................. 93 Tabel 9: Collectie en aantal uitleningen van de stedelijke volksbibliotheek van Antwerpen (1866-1871) ................................................................................................................ 97 Tabel 10: De uitbreiding van de stedelijke volksbibliotheek met hulplokalen ...................... 104 Tabel 11: De filialen van de stedelijke volksbibliotheken van Antwerpen ............................ 107 Tabel 12: De openbare bibliotheken in de fusiegemeenten van Antwerpen .......................... 110 Tabel 13: De openbare bibliotheken in de polderdorpen rond Antwerpen ............................ 110
172
8 Literatuurlijst 8.1 Afkortingen A.P.A.: Architectuurarchief van de provincie Antwerpen P.A.A.: Provinciearchief Antwerpen BHG: Brussels Hoofdstedelijk Gewest C.B.S.: college van burgemeester en schepenen C.L.P.C.F.: Centre de lecture publique de la Communauté française asbl D.S.G.: dienst der stadsgebouwen G.R.: gemeenteraad I&B: inventarisering en bescherming KMBA: Koninklijke Maatschappij van Bouwmeesters van Antwerpen M.A.: Fonds Modern Archief NBLC: Nederlands Bibliotheek en Lectuur Centrum O.B.: openbare bibliotheken P.A.A.: Provinciearchief van Antwerpen P.V.: proces-verbaal S.A.A.: Stadsarchief Antwerpen (Felixarchief) VVBAD: Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek-, Archief- en Documentatiewezen
173
8.2 Onuitgegeven bronnen A.P.A.: Architectuurarchief van de provincie Antwerpen
Jul De Roover, Openbare bibliotheek Deurne, bouwplannen, 1967.
Jul De Roover, Openbare bibliotheek Deurne in opbouw, Fotomateriaal, 1967, 1974.
Districtsarchief Hoboken
District Hoboken, Register van de Gemeenteraad van 8 augustus 1931 tot 16 maart 1934.
District Hoboken, Register van het Schepencollege van 8 april 1931 tot 20 februari 1935.
P.A.A.: Archief van de Provincie Antwerpen
Serie O.B., Fusiegemeente Deurne, Gemeentelijke boekerij Deurne, map 1, Provincie Antwerpen, O.B., Aanmerkingen en Voorstel, Inspectie openbare bibliotheken, 1946-1980.
Serie O.B., Gemeentelijke boekerij Deurne, map 1, Provincie Antwerpen, O.B., Algemeen jaarverslag van de gemeentelijke bibliotheken, Dienstjaar 1950, 1950.
Serie O.B., Gemeentelijke boekerij Deurne, map 1, Provincie Antwerpen, O.B., Aanmerkingen en Voorstel, Inspectie openbare bibliotheken, 1964.
Serie O.B., Fusiegemeente Hoboken, Gem bib, Provincie Antwerpen O.B., Statistiek over de beweging der openbare gemeente en vrije Volksboekerijen in het jaar 1910, 1910.
Serie O.B., Fusiegemeente Hoboken, gem., Provincie Antwerpen, O.B., Verslag over de Gemeenteboekerij van Hoboken, 1920.
174
Serie O.B., Fusiegemeente Hoboken, gem., Provincie Antwerpen, O.B., Provinciale commissie van openbare boekerijen en Vlaamsche letterkunde, 1923.
Serie O.B., Fusiegemeente Hoboken, Gem bib, Provincie Antwerpen, O.B., Verslag en statistiek over de toestand en de werking van de openbare bibliotheken tijdens het leesjaar 1 januari 1932-1933, 1933.
Serie OB, Fusiegemeente Hoboken, Gem bib, Provincie Antwerpen, O.B., Verslag en statistiek over de toestand en de werking van de openbare bibliotheken tijdens het leesjaar 1 januari 1940-1941.
Serie OB, Fusiegemeente Hoboken, Gem bib, Provincie Antwerpen, O.B., Verslag en statistiek over de toestand en de werking van de openbare bibliotheken tijdens het leesjaar 1 januari 1945-46.
Serie OB, Fusiegemeente Hoboken, Gem bib, Provincie Antwerpen, O.B., Verslag en statistiek over de toestand en de werking van de openbare bibliotheken tijdens het leesjaar 1946-47.
Serie OB, Antwerpen, Fusiegemeente Hoboken, Gem bib, Provincie Antwerpen, O.B., Verslag en statistiek over de toestand en de werking van de openbare bibliotheken tijdens het leesjaar 68-69.
Serie O.B., Fusiegemeente Hoboken, Gem bib, Provincie Antwerpen, O.B., Inspectieverslag, 1970.
S.A.A.: Stadsarchief Antwerpen (Felixarchief)
38#1602, Stad Antwerpen, Gemeentebestuur Hoboken, Ongedateerde nota over de hervormingen van de boekerij en de besluiten van het schepencollege, s.d.
38#1602, Stad Antwerpen, Gemeentebestuur Hoboken, Persknipsels, 1933.
175
38#1602, Stad Antwerpen, Gemeentebestuur Hoboken, Afrekening voor de werken uitgevoerd aan de hoofdboekerij in de Kapelstraat, d.d. 17 juli 1933, 1933.
38#1602, Stad Antwerpen, District Hoboken, Brief van gemeentebestuur Hoboken aan VVBAD d.d. 14 november 1933, 1933.
38#1602, Stad Antwerpen, Gemeente Hoboken, Beraadslaging en P.V. van C.B.S. van de zitting van 5 februari 1942, 1942.
38#1602, Stad Antwerpen, Gemeente Hoboken, Verslag van beheerraad van O.B. d.d. 26 november 1944, 1944.
38#1602, Stad Antwerpen, Gemeentebestuur Hoboken, Brief van de schepen aan de bibliothecaris Clygnet d.d. 28 januari 1947, 1947.
38#1602, Stad Antwerpen, Gemeentebestuur Hoboken, Nota d.d. 29 november 1947 van schepen E. Van Mieghem met het verslag van het onderhoud met de heer Van Hoogenbemt, hoofdinspecteur van de boekerijen, 1947.
480#2427, Stad Antwerpen, D.S.G., Verslag van de D.S.G. d.d. 1 augustus 1930, 1930.
480#2427, Stad Antwerpen, D.S.G., Lastenboek voor het bouwen van een scholengroep op de stadsgrond, gelegen Canadalaan, Quebec-, Boston- en Montrealstraten (Luchtbal) van 10 juli 1931, nr. 924, 1931. 480#2434, Stad Antwerpen, D.S.G., Scholengroep Den “Luchtbal”. Ontwerp voor het bouwen van een gedeelte. Blad 2: gelijkvloers, 1935. 480#2434, Stad Antwerpen, D.S.G., Scholengroep Den “Luchtbal”. Ontwerp voor het bouwen van een gedeelte. Blad 5: voorzichten, 1935. 480#2434, Stad Antwerpen, D.S.G., Scholengroep Den “Luchtbal”. Ontwerp voor het bouwen van een gedeelte. Blad 7: doorsnede D-D, 1935.
176
480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., ‘La Créoline’. Un nouveau antiseptique par le docteur Prégaldino, Extrait des annales de la Société des Médecins de Gand, 1988.
480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Brief van de bibliothecaris Hansen aan het C.B.S. d.d. 5 oktober 1892, 1892.
480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Collegebesluit, Uittreksel uit P.V. van de zitting van 18 oktober 1892, 1892.
480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Offerte van de firma Bollekens d.d. 16 mei 1893, 1893.
480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Collegebesluit, Uittreksel uit P.V. van zitting van 7 november 1893, 1893.
480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Lastvoorwaarden der werken te verrichten voor het bouwen van eener Volksboekerij boven de klassen der Academie langs de kant der Blindestraat d.d. 29 januari 1894, 1894.
480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Nota van Royers aan het C.B.S. van 29 januari 1894, Stuk nr. 15029, 1894.
480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Voorstel van Royers aan het C.B.S., 28 mei 1894.
480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Brief van ontvangst opdracht van Peetersen aan Royers d.d. 5 juni 1894, 1894.
480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Nota van Hansen aan de voorzitter van de commissie van toezicht van de bibliotheek Cupérus d.d. 12 november 1894, 1894.
480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Nota d.d. 12 november 1894 van Hansen aan Cupérus, de voorzitter van de commissie van toezicht, 1894.
177
480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Begrooting der te verrichten werken voor het maken van meubelen en afsluitingen voor de volksboekerij in de Blindestraat van 6 november 1894, 1894.
480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Nota d.d. 6 november 1894 van gemeentebestuur aan Royers, 1894.
480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Stuk nr. 15273 van 6 december 1894 gericht aan het C.B.S., 1894.
480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Nota van Hansen aan het C.B.S. d.d. 18 december 1894, 1894.
480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Vraag van Schepmans d.d. 17 juni 1895, 1895.
480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Nota van de commissie van toezicht aan het C.B.S. d.d. 20 juni 1895, 1895.
480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Nota met schets d.d. 25 juni 1895 van ingenieur Royers van de directie van gemeentewerken, 1895.
480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Beslissing van het C.B.S. aan Royers d.d. 1 juli 1895, 1895.
480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Uitnodiging voor de inhuldiging van de commissie van toezicht d.d. 7 augustus 1895 aan Royers, 1895.
480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Nota van Royers d.d. 27 augustus 1895, nr. 115502, 1895.
480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Nota d.d. 23 september 1895 van het C.B.S. aan Royers, 1895.
178
480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Nota van het C.B.S. aan Royers d.d. 29 oktober 1895, 1895.
480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Nota d.d. 5 november 1895 van het C.B.S., 1895.
480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Bestek van de firma Bollekens d.d. 9 november 1895, 1895.
480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Brief met beslissing van het C.B.S. aan Royers d.d. 1 juli 1896, 1896.
480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Nota d.d. 15 juli 1896, nr. 15739, 1896.
480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Brief met beslissing van het C.B.S. d.d. 22 augustus 1896, 1896.
480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Brief d.d. 26 juni 1897 aan Royers, 1897.
480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Nota van het C.B.S. aan Royers d.d. 17 december 1898, 1898.
480#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Brief van bibliothecaris Van Ooyen aan het C.B.S. d.d. 7 september 1915, 1915.
840#3998, Stad Antwerpen, D.S.G., Nota van bibliothecaris Van Ooyen aan stadsdienst d.d. 17 september 1917.
480#3999, Stad Antwerpen, D.S.G., Brief van Royers over vraag van Schepmans aan het C.B.S. d.d. 5 maart 1912, 1912.
480#3999, Stad Antwerpen, D.S.G., Brief van bibliothecaris Van Ooyen aan schepen Desguin d.d. 15 januari 1914, 1914.
179
480#3999, Stad Antwerpen, D.S.G., Collegebesluit, Uittreksel uit P.V. van de zitting van het C.B.S. van 30 januari 1915, 1915.
480#4005, Stad Antwerpen, D.S.G., Nota van stadsbouwmeester Van Mechelen aan het C.B.S., documentnummer 2416 d.d. 26 mei 1915, 1915.
480#4005, Stad Antwerpen, D.S.G., Collegebesluit, P.V. van de zitting van 15 juni 1915, 1915.
480#4005, Stad Antwerpen, D.S.G., Lastenboek voor het bouwen en bemeubelen van een bijlokaal aan de stedelijke volksboekerij in de Blindestraat van juli 1915, 1915. 480#4005, Stad Antwerpen, D.S.G., Plan ‘Veranderingswerken uit te voeren in de volksboekerij’ in de Blindestraat van de stadsbouwmeester Van Mechelen d.d. 27 juli 1915, 1915.
480#4005, Stad Antwerpen, D.S.G., Nota van stadsbouwmeester Van Mechelen aan het C.B.S., 27 juli 1915.
480#4005, Stad Antwerpen, D.S.G., P.V. van de zitting van het C.B.S. van 14 augustus 1915, 1915.
480#4006, Stad Antwerpen, D.S.G., Collegebesluit, P.V. van het C.B.S. van de zitting van 26 oktober 1915, 1915.
480#4006, Stad Antwerpen, D.S.G., Brief van de stadsbouwmeester aan het C.B.S. d.d. 22 oktober 1915, documentnummer 2691, 1915.
480#4006, Stad Antwerpen, D.S.G., Lastenboek voor het bouwen van twee gemakplaatsen voor de Akademie en de Volksboekerij in de Blindestraat d.d. 31 december 1915, 1915.
480#4006, Stad Antwerpen, D.S.G., Document van de oplevering van de nieuwe gemakplaatsen, Nota van de stadsbouwmeester aan het C.B.S. d.d. 8 april 1916, 1916.
180
480#4007, Stad Antwerpen, D.S.G., Brief aan de ingenieur-dienstoverste Kinart, documentnummer 10049 d.d. 5 juli 1916, 1916.
480#4009, Stad Antwerpen, D.S.G., Plannen voor het bouwen van een tweede verdieping van mei 1916, 1916.
480#4016, Stad Antwerpen, D.S.G., Verslag van de bestuurder van de D.S.G. aan het C.B.S d.d. 25 januari 1921, 1921.
480#4016, Stad Antwerpen, D.S.G., P.V. van de zitting van het C.B.S. van 4 februari 1921, 1921.
480#4016, Stad Antwerpen, D.S.G., Brief van bestuurder Goethals van de D.S.G. aan de dienst der stadseigendommen en rechtzaken d.d. 21 juni 1921, 1921.
480#4016, Stad Antwerpen, D.S.G., Brief van bestuurder Lemeunier, hoofdingenieurbestuurder van de dienst der wegenis, over de lichtreclame d.d. 16 oktober 1922, 1922.
480#4016, Stad Antwerpen, D.S.G., Brief van de bestuurder van de D.S.G. aan de schepen van onderwijs Spyers d.d. 22 maart 1926, 1926.
S.A.A., 480#4016, Stad Antwerpen, D.S.G., P.V. van de zitting van het C.B.S. van 26 maart 1926, 1926.
480#4016, Stad Antwerpen, D.S.G., Nota van bestuurder van D.S.G. aan de schepen van onderwijs Spyer over de verlichting d.d. 24 juni 1926, 1926.
480#4016, Stad Antwerpen, D.S.G., P.V. over de verlichting van het C.B.S. van de zitting van 29 juli 1926, 1926.
480#4016, Stad Antwerpen, D.S.G., P.V. van de zitting van het C.B.S. over de boekenrekken van 29 juli 1926, 1926.
181
480#4016, Stad Antwerpen, D.S.G., P.V. van de zitting van het C.B.S. over de boekenrekken d.d. 20 november 1926, 1926.
480#4017, Stad Antwerpen, D.S.G., Lastenkohier voor het leveren van boekenrekken in de boekerij der Lange Beeldekensstraat, 1928.
480#4017, Stad Antwerpen, D.S.G., Bestek voor het leveren van boekenrekken in de boekerij der Lange Beeldekensstraat d.d. 20 juni 1928, 1928.
480#4018, Stad Antwerpen, D.S.G., Verslag van 31 juli 1915 van de D.S.G., 1915.
480#4018, Stad Antwerpen, D.S.G., Nota van de hoofdopziener der stadsgebouwen aan Van Ooyen, bestuurder van de volksboekerij d.d. 25 augustus 1915, Documentnummer 9228, 1915.
480#4019, Stad Antwerpen, D.S.G., Nota van schepen van onderwijs Camil Huysmans aan Bourgeois, bestuurder der D.S.G., 1925.
480#4019, Stad Antwerpen, D.S.G., Nota van de stadshoofdbouwmeester aan het C.B.S. d.d. 25 april 1925, 1925.
480#4019, Stad Antwerpen, D.S.G., Nota van de schepen van onderwijs aan de bestuurder van de D.S.G d.d. 20 mei 1925, 1925.
480#4019, Stad Antwerpen, D.S.G., Voorontwerp voor het veranderen in bibliotheeklokaal van een klas van de meisjesschool, gevoegd bij verslag 13908 van 1 december 1925, 1925.
480#4019, Stad Antwerpen, D.S.G., Lastenboek opgemaakt door de stadshoofdbouwmeester Emiel Van Averbeke d.d. 29 oktober 1926, 1926.
480#4019, Stad Antwerpen, D.S.G., P.V. van de zitting van het C.B.S. van 12 november 1926.
182
480#4019, Stad Antwerpen, D.S.G., P.V. van de zitting van de G.R. van 29 november 1926, 1926.
480#4019, Stad Antwerpen, D.S.G., Opleveringsnota van de D.S.G. d.d. 13 mei 1927, 1927.
621#550, Stad Antwerpen, O.B., P.V. van de zitting van het C.B.S. van 31 juli 1915, 1915.
621#550, Stad Antwerpen, O.B., Adviesnota van de stadsbouwmeester aan het C.B.S. van januari 1916, 1916.
621#550, Stad Antwerpen, O.B., P.V. van de zitting van het C.B.S. van 18 januari 1916, 1916.
621#550, Stad Antwerpen, O.B., P.V. van de zitting van het C.B.S. van 17 maart 1916, 1916.
621#550, Stad Antwerpen, O.B., Bestek vergroting van de volksboekerij d.d. 24 mei 1916, 1916.
621#550, Stad Antwerpen, O.B., P.V. van de zitting van het C.B.S. van 30 mei 1916, 1916.
621#550, Stad Antwerpen, O.B., Collegebesluit, P.V. van de zitting van het C.B.S. van 23 juli 1918, 1918.
621#550, Stad Antwerpen, O.B., Het inrichten der Kinderleeszalen, Nota van de bestuurder van februari 1918, 1918.
621#550, Stad Antwerpen, O.B., Nota van de bestuurder gevoegd bij een brief van 25 januari 1919, 1919.
621#551, Stad Antwerpen, O.B., PERIN A., Bâtiments des bibliothèques publiques, 1921.
MA 45.028, Stad Antwerpen, D.S.G., Gemeenteraad. Vertoog van het college d.d. 4 oktober 1963, 1963.
183
MA 45.028, Stad Antwerpen, M.A., Besluit van het college. P.V. van de zitting van de gemeenteraad van 6 september 1965, 1965.
MA 54.924, Stad Antwerpen, D.S.G., Besluit van het college. P.V. van de zitting van de gemeenteraad van 27 juni 1958, 1958.
MA 54.924, Stad Antwerpen, D.S.G., Nota d.d. 16 juli 1958 van M. Beutens aan F. Peeters, 1958.
MA 54.924, Stad Antwerpen, D.S.G., Dienstnota d.d. 4 september 1958 van F. Peeters aan H. Moonen, 1958.
MA 54.924, Stad Antwerpen, D.S.G., Nota d.d. 12 oktober 1959 van F. Peeters aan Van Broeck, werkleider van de dienst stadseigendommen en onteigeningen, 1959.
MA 54.924, Stad Antwerpen, Dienst Werken, Nota van de architect-afdelingshoofd Ch. Van Hulle, 7 juni 1960, 1960.
MA 54.924, Stad Antwerpen, D.S.G., Brief d.d. 9 oktober 1961 van Schmook, 1961.
MA 54.924, Stad Antwerpen, D.S.G., Nota d.d. 2 oktober 1961 van F. Peeters aan C.B.S., 1961.
MA 54.924, Stad Antwerpen, D.S.G., Bibliotheekfiliaal 4. Door Verstraeteplaats. Plan 58 nr. 2 B d.d. 25 februari 1963, 1963.
MA 54.924, Stad Antwerpen, D.S.G., Openbare aanbesteding. Programmabestek nr. W/67/SG d.d. 17 juli 1963, 1963.
MA 54.924, Stad Antwerpen, D.S.G., Nota van hoofdarchitect-directeur F. Peeters tot staving der dringende noodzakelijkheid tot oprichting van een nieuw bibliotheekfiliaal (4). Door Verstraeteplaats te Antwerpen d.d. 10 september 1963, 1963.
184
MA 54.924, Stad Antwerpen, D.S.G., P.V. van de zitting van het C.B.S. van 27 september 1963, 1963.
MA 54.924, Stad Antwerpen, D.S.G., Besluit van het college, Uittreksel uit het P.V. van de zitting van de gemeenteraad van 7 oktober 1963, 1963.
Bibliotheek Deurne
Stad Antwerpen, District Deurne, Sport en cultuur, Plaatselijke openbare bibliotheek, Historiek P.O.B. Deurne, onuitgegeven nota, s.d.
Onroerend Erfgoed, Afdeling inventarisering en bescherming (I&B), team stedelijk oost.
DE
SADELEER
Sybille,
Ontwerp
beschermingsdossier
4.001/11002/102.1
Centraal
bibliotheekgebouw naar ontwerp van architect Jul De Roover, Te Couwlaarlei 120, Antwerpen, Onroerend Erfgoed, Afdeling I&B, team stedelijk oost, 2011.
PLOMTEUX
Greet,
Ontwerp
beschermingsdossier.
DA002493.
Quebecstraat
3
-
scholencomplex, Antwerpen, Onroerend Erfgoed, Afdeling I&B, team stedelijk oost, 2011.
Stad Antwerpen, C.B.S., Collegebesluit 170 van vrijdag 16 januari 2009, 2009.
Dossier nr. DA002493. Ontwerp van lijst van als monument te beschermen Schoolcomplex Quebecstraat in Antwerpen, Plan nr. 1/1, Antwerpen, Onroerend Erfgoed, Afdeling I&B, team stedelijk oost, s.d.
185
8.3 Literatuur 100 jaar bibliotheek. Gemeente Hoboken, Hoboken, District Hoboken, 1982. Annuaire Statistique de la Belgique, Brussel, Ministère de l’Intérieur, jaargangen van 1885 tot 1910. Annuaire Statistique de la Belgique, Brussel, Ministère de l’Intérieur, jaargangen 1911-1960. “Architectuuronderwijs”, in: VAN LOO Anne (ed.), Repertorium van de architectuur in België, Antwerpen, Mercatorfonds, 2003, p. 530-533. BERTELS Inge, “Technical discourses on primary educational buildings: governmental publications in XIXth century Belgium”, in: NEGRE Valérie et al (ed.), Les avatars de la "littérature" technique: formes 'inprimées' de la diffusion des savoirs liés à la construction, Parijs, Conservatoire National des Arts et Métiers (CNAM) – Institut national d’histoire de l’art (INHA), 2007, p. 233-241.
BERTRAND Anne-Marie, KUPIEC Anne, BELMONT Joseph, MELOT Michel & PAYOT Daniël, Ouvrages et volumes: architecture et bibliothèques, (Collection bibliothèques / Cercle de la librairie 2), Parijs, Editions du cercle de la librairie, 1997.
BLETON Jean, Construction et aménagement des bibliothèques, Parijs, Editions du cercle de la librairie, 1986. “Bibliotheek Hoboken”, Gazet van Antwerpen (G.v.A.), 7.7.1970.
BISBROUCK Marie-Françoise, Library Buildings in a changing Environment, Proceedings of the Eleventh Seminar of the IFLA Section on Library Buildings and Equipment (IFLA Publications 94), München, K.G. Saur, 1999.
BOYD C.E., Public Libraries and Literary Culture in ancient Rome, Chicago 1915.
186
BRAEKEN Jo, “Gemeentelijke Bibliotheek”, in: BRAEKEN Jo (ed.), Renaat Braem. 1910-2001 (Relicta monografieën 6), vol. 2, Brussel, VIOE, 2010, p. 331-338.
CLARK John Willis, The Care of Books: an Essay on the Development of Libraries and their Fittings, from the earliest Times to the End of the eighteenth Century, Londen, Variorum Reprints, 1975. “Cloquet Louis”, in: VAN LOO Anne (ed.), Repertorium van de architectuur in België, Antwerpen, Mercatorfonds, 2003, p. 211-212. CLOCQUET Louis, Traité d’architecture. Eléments de l’architecture. Hygiène. Types d’édifices. Estétique et composition, vol. 4, Estétique, Composition et décoration, Luik, Ch. Béranger, 1901, p. 289-308. “Concours. Anvers”, Emulation, 1 (1922), p. 10.
DEHANDSCHUTTER Martha, 1865-1995: 130 jaar openbare bibliotheek te Mechelen, Leuven, KUL (licentiaatsverhandeling), 1996.
"Dens, Pieter" in: VAN LOO Anne (ed.), Repertorium van de architectuur in België, Antwerpen, Mercatorfonds, 2003, p. 257-258. DEPASSE Charles, La bibliothèque publique. Complément indispensable de l’école. Comment la créer à peu de frais, Luik, Biblio, 1925.
DEPASSE Charles, La Bibliothèque, Publique-Type, Luik, Biblio, 1936.
DEPASSE
K.,
Praktische
Gids
voor
den
Bibliothecaris
ten
dienste
van
de
Gemeentebestuurders, van de Leden der Bestuurscommissies van openbare gemeentelijke, aangenomen en vrije Bibliotheken, Brussel, Labor, 1931.
DEVOCHT Karel, Het levende Deurne, Deurne, Karel De Vocht, 1996.
DIERICKX H., Geschiedenis van Hoboken, Hoboken, Gemeentebestuur Hoboken, 1982. 187
DUMONT Paula & VANDERBRUGGHEN Brigitte, Architectuur sinds de tweede wereldoorlog, Brussel, BHG, Directie Monumenten en Landschappen, 2008. ELSEN M., Bibliotheekbouw en –inrichting. Grepen uit twintig eeuwen ontwikkeling, (Bouwstudies, vol. 11), Rotterdam, Stichting Bouwcentrum, 1965. “De gemeentelijke openbare bibliotheek te Leuven”, De Bibliotheekgids, 4 (1934), p. 40-75.
GOOSSENS M. & PLOMTEUX G. met medewerking van LINTERS A., STEYAERT R., ILLEGEMS P. & DE BARSÉE L., Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen, 3NA, Brussel-Gent, Snoeck-Ducaju, 1976.
HARRIS Michael H., History of Libraries in the Western World, Metuchen (NJ)-Londen, The Scarecrow Press, 1995 (4 ed.).
HASLINGHUIS E.J. & JANSE H., Verklarend woordenboek van de westerse architectuur- en bouwhistorie: bouwkundige termen, Leiden, Primavera Pers, 2005. HEYMANS Frans, ‘Nu van hooger hand…’. Vijfenzeventig jaar Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek-, Archief- en Documentatiewezen, Antwerpen, VVBAD, 1996. “Hoboken. Inhuldiging der nieuwe gebouwen van de gemeenteboekerij of ‘Hoofdboekerij’, 1 oktober 1933”, De Bibliotheekgids, 5 (1933), p. 96-97.
HOFLACK
Marijke,
Bibliotheken
bouwen
in
Vlaanderen.
Twintig
jaar
openbare
bibliotheekbouw. 1978-1997, Antwerpen, VVBAD, 1998.
HORN Walter & BORN Ernest, The Plan of Sankt Gallen, A study of Architecture and Economy of, and Life in a paradigmatic Carolingian Monastery, 3 volumes, Berkeley-Los AngelesLonden, University of California Press, 1979.
188
JURION-DE WAHA Françoise, “Schoolarchitectuur in Brussel”, Erfgoed Brussel, 1 (2011), p. 723. “Kerstcongres 1933, Hoboken, 26 december, Verslag”, De Bibliotheekgids, 1 (1934), p. 1-13. KÖRTUM Albert, “Bibliotheke”, in: KÖRTUM Albert & OPFERMANS Rudolf, Handbuch der Architectur 4, Entwerfen, Anlage und Einrichtung der Gebäude 6, Gebäude für Erziehung, Wissenschaft und Kunst 4., Gebäude für Sammlungen und Ausstellungen, Stuttgart, Kroner, 1906, p. 176-210. KUPIEC Anne, “Bibliothèques et architecture: quelques affinités”, in: BERTRAND Anne-Marie et al., Ouvrages et volumes: architecture et bibliothèques, (Collection bibliothèques / Cercle de la librairie 2), Parijs, Editions du cercle de la librairie, 1997, p. 33-54. KUPIEC Anne, “Culture et bibliothèque”, in: BERTRAND Anne-Marie et al., Ouvrages et volumes: architecture et bibliothèques, (Collection bibliothèques / Cercle de la librairie 2), Parijs, Editions du cercle de la librairie, 1997, p. 87-96. LAUREYS Dirk, “De Roover Jul”, in: VAN LOO A. (ed.), Repertorium van de architectuur van 1830 tot heden, Antwerpen, Mercatorfonds, 2003, p. 262.
LAUREYS D., AERTS Willem, EYCKERMAN Tijl, GRIETEN Stefaan, MIGOM Serge & SPITAELS Els, Bouwen in beeld. De collectie van het Architectuurarchief van de Provincie Antwerpen, Turnhout, Brepols, 2004.
LEHMAN Edgar, Die Bibliotheksräume der deutschen Klöster im Mittelalter, 2 volumes, Berlijn, Deutscher Verlag für Kunstwissenschaft, 1957.
LEHMAN Edgar, Die Bibliotheksräume der deutschen Klöster in der Zeit des Barock, 2 volumes, Berlijn, Deutscher Verlag für Kunstwissenschaft, 1996.
189
LIESEN Bruno, Bibliothèques populaires et bibliothèques publiques en Belgique (1860-1914). L’action de la Ligue de l’enseignement et le réseau de la Ville de Bruxelles, Luik, Editions du C.L.P.C.F., 1990. “Liste générale des bibliothèques de Belgique”, in: LA FONTAINE Henri, OTLET Paul & MASURE Louis, Annuaire de la Belgique scientifique, artistique et littéraire. Services administratifs, associations, instituts, musées, archives, bibliothèques, collections publiques et privées, enseignement supérieur, documentation, Bruxelles, Institut International de Bibliographie, 1908, p. 223-240.
MINISTÈRE
DE L’INTÉRIEUR,
Instructions concernant la construction et l’ameublement des
maisons d’école suivies de plans et de devis types, Huy, Imprimerie et lithographie de L. Degrace, 1875.
MOONS Ad., De volksboekerijen te Antwerpen, (Bibliotheekkunde. Vlugschriften voor den bibliothecaris aansluitend bij De Bibliotheekgids 4), Antwerpen, De Sikkel, 1923.
MOONS Ad., Ontstaan en ontwikkeling der stedelijke volksboekerijen van Antwerpen. 18651925, Antwerpen, Uitgeversfirma Ruquoy-Delagarde-Van Uffelen, 1925. MOONS Ad., “Openkaststelsel in de practijk”, Bibliotheekgids, 4 (1939), p. 77-82.
NARJOUX F., Les écoles publiques. Construction et installation en Belgique et en Hollande, Parijs, A. Morel et Cie, 1878. PAYOT Daniël, “La bibliothèque comme espace architectural: digressions théoriques”, in: BERTRAND Anne-Marie et al., Ouvrages et volumes: architecture et bibliothèques, (Collection bibliothèques / Cercle de la librairie 2), Parijs, Editions du cercle de la librairie, 1997, p. 1132. PEETERS F., “Schoonheidsinitiatie bij scholenbouw”, Antwerpen, 1 (1956), p. 27-34. “Personalia. Collega J. Van Ree, bibliothecaris van de gemeentelijke boekerij van Hoboken gaat op rustgeld”, Bibliotheekgids, 3/5 (1940), p. 93-94. 190
PEVSNER Nicolaus, “Libraries” in: PEVSNER Nicolaus, A History of Building Types, Londen, Thames and Hudson, 1975, p. 91-110.
PINNER H.L., The World of Books in classical Antiquity, Leiden, Sijthoff, 1949. “Projet de bibliothèque publique”, Emulation, 12 (1895), kolom 187, platen 33-34.
RECHT P., De openbare bibliotheken in België, Praktische verklaring der wet van 17 October 1921 ten dienste van de openbare mandatarissen, van de gemeenteambtenaars en van de bibliothecarissen, Brussel, A. De Boeck, 1928.
RENES Wim M., Bouw en inrichting van bibliotheken, Den Haag, NBLC, 1983.
ROMERO Santi, Library Architecture. Recommendations for a comprehensive Research Project, Barcelona, Collegi d'Arquitectes de Catalunya (COAC), 2008.
SCHMOOK Ger, Boek en bibliotheek. Handleiding voor de bibliotheekpractijk 6, Antwerpen, De Sikkel, s.d. SCHMOOK Ger, “De O.B. in verband met den vrijen tijd van den arbeider”, De bibliotheekgids, 4 (1932), p. 49-55. SCHMOOK Ger, “De O.B. in verband met den vrijen tijd van den arbeider (1e vervolg)”, De bibliotheekgids, 5 (1932), p. 65-79. SCHMOOK Ger, “De O.B. in verband met den vrijen tijd van den arbeider. Beschouwingen”, De bibliotheekgids, 6 (1932), p. 97-101. SCHMOOK Ger, “Vijftig jaar provinciale commissie voor openbare bibliotheken en Vlaamse letterkunde van Antwerpen, 1911-1960, Verslag over mensen en zaken”, Noordgouw, 1/2 (1968), p. 97-192.
191
SCHNEIDERS Paul, Nederlandse bibliotheekgeschiedenis. Van librije tot virtuele bibliotheek, Den Haag, NBLC, 1997. SPITAELS Els, “Jul de Roover: een portret” in: 50 jaar interieurarchitectuur Antwerpen, Antwerpen, Hogeschool Antwerpen. Henry van de Velde-Intistuut. Departement architectuur, 1996, p. 13-19. SPITAELS Els, “Jul de Roover” in: LAUREYS D. et al., Bouwen in beeld. De collectie van het Architectuurarchief van de Provincie Antwerpen, Turnhout, Brepols, 2004, p. 190-195.
STAIKOS Konstantinos Sp., The great Libraries: from Antiquity to the Renaissance (3000 B.C. to A.D. 1600), New Castle (Del.)-Londen, Oak Knoll Press, 2000.
STAIKOS Konstantinos Sp., The History of the Library in Western Civilization. 1. From Minos to Cleopatra. The Greek World from the Minoans’ Archival Libraries to the Universal Library of the Ptolemies, New Castle (Del.)-Londen, Oak Knoll Press, 2000.
STAIKOS Konstantinos Sp., The History of the Library in Western Civilization. 2. The Roman World. From Cicero to Hadrian. The Roman World from the Beginnings of Latin Literature to the Monumental and Private Libraries of the Empire, New Castle (Del.)-Londen, Oak Knoll Press, 2003.
STAIKOS Konstantinos Sp., The History of the Library in Western Civilization. 3. The Byzantine World. From Constantine the Great to Cardinal Bessarion, New Castle (Del.)Londen, Oak Knoll Press, 2007.
STAIKOS Konstantinos Sp., The History of the Library in Western Civilization. 4. From Cassiodorus to Furnival, New Castle (Del.)-Londen, Oak Knoll Press, 2010.
Statistisch jaarboek van België, Brussel, Ministerie van Economische Zaken, Nationaal Instituut van de Statistiek, jaargangen 1960 t.em. 1981.
192
STERKEN Sven & SCHOONJANS Yves, “Hoe jong kan bouwkundig erfgoed zijn? Reflecties omtrent de erfgoedwaarde van het naoorlogs architecturaal patrimonium” in: DUMONT Paula & VANDERBRUGGHEN Brigitte, Architectuur sinds de Tweede Wereldoorlog, Brussel, BHG, Directie Monumenten en Landschappen, 2008, p. 13-35. STORMS Marc, “Tekenen des tijds: bibliotheekarchitectuur als teken van cultuur- en vormingsbeleid, Wenen, 24-25 november 2003”, Bibliotheek- & archiefgids, 1 (2004), p. 3438.
SUDJIC Deyan, De macht van het bouwen. Hoe macht en geld de wereld aanzien geven (oorspr. titel The Edifice Complex. How the Rich and Powerful shape the World, (Londen, Penguin, 2005), vertaling Witteveen Albert), Amsterdam, Ambo-Anthos uitgevers, 2005.
VALGAEREN Luc, Plaats en taak van de openbare bibliotheek in Vlaanderen. Schets van de evolutie van volksbibliotheek naar openbare bibliotheek, (Bibliotheekkunde. Verhandelingen aansluitend bij Bibliotheekgids 33), Antwerpen, VVBAD, 1976. “Van Asperen, Jan” in: VAN LOO A. (ed.), Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, Antwerpen, Mercatorfonds, 2003, p. 546-547. “Van Averbeke, Emiel”, in: VAN LOO A. (ed.), Repertorium van de architectuur van 1830 tot heden, Antwerpen, Mercatorfonds, 2003, p. 548-549.
VAN CANT W., Een nieuw gebouw voor het filiaal Luchtbal van de stedelijke openbare bibliotheken te Antwerpen, Bibliotheekgids, 3-4 (1982), p. 116-119.
VAN CAUWENBERGH George, Gids voor Antwerpen: tussen leien en singel, Schoten, Hadewijch, 1988.
VAN DEN BERGHE Victor, De stedelijke volksboekerijen van Antwerpen (1866-1941), Antwerpen, Dienst voor Propaganda en Toerisme, 1941. VAN DEN EECKHOUT Patricia et. al., Bronnen voor de studie van het hedendaagse België, 19e – 21e eeuw, Brussel, Koninklijke commissie voor geschiedenis, 2009 (2 ed.). 193
VANHAEVRE Ingrid, “Oproep. Onderzoek geschiedenis bibliotheekgebouwen, provincie Antwerpen”, Meta, 8 (2011), p. 4. VAN IMPE VAN
VYNCKT Colette, “50 jaar interieurarchitectuur Antwerpen”, A+Architectuur,
144 (1997), p. 52-55.
VAN MEEL Jan, Openbare Boekerijen. Vak- en kinderbibliotheken. Leeszalen, reizende boekerijen. Handboek voor hunne beheerders en bibliothecarissen, Antwerpen, Veritas, 1923. VAN TICHELEN Paul, “De openbare bibliotheken van Antwerpen: 100 jaar. Wat aan de stichting in 1866 van de stedelijke volksbibliotheek vooraf ging en eerste jaren van haar werking”, Bibliotheekgids, 1/2 (1967), p. 1-29. VAN TICHELEN Paul, “Een halve eeuw openbare bibliotheek te Antwerpen-Kiel, of van schamel boekendepot in 1913, via ouderwets hulplokaal, tot modern en ruim filiaal in 1963”, Bibliotheekgids, 5/6 (1963), p. 113-127. V.V.d.B., “De stedelijke Volksboekerijen van Antwerpen”, Ontwikkeling, nov. 1925, p. 6365. “Wedstrijden”, De Bouwgids, 5 (1921), p. 99.
8.4 Tentoonstellingscatalogi Antwerpen. 1860-1960 (Stedelijke feestzaal, Antwerpen, 15 oktober – 13 november 1960), Antwerpen, Gemeentebestuur van Antwerpen, 1960, 2 volumes.
Antwerpen 1961-1965, Antwerpen, Gemeentebestuur van Antwerpen, 1966, 2 volumes.
Antwerpen 1966-1970, Antwerpen, Gemeentebestuur van Antwerpen, 1973.
194
Een eeuw openbare werken te Antwerpen, 1863-1963, Gedenkboek en catalogus (Stedelijke feestzaal Antwerpen, 21 augustus – 6 september 1964), Antwerpen, Dienst voor werken der stad Antwerpen, 1964, 2 volumes. De Nottebohmzaal. Boek en mecenaat, (Stadsbibliotheek, Nottebohmzaal, 8 mei – 1 augustus 1993), Antwerpen, Stad Antwerpen, 1993. FABRI Ria, “Het meubilair voor de nieuwe Antwerpse stedelijke bibliotheken anno 1883”, in: De Nottebohmzaal. Boek en mecenaat, (Stadsbibliotheek, Nottebohmzaal, Antwerpen, 8 mei – 1 augustus 1993), Antwerpen, Stad Antwerpen, 1993, p. 53-58. “Ferdinand Peeters”, in: Een eeuw openbare werken te Antwerpen, 1863-1963, Gedenkboek en catalogus (Stedelijke feestzaal Antwerpen, 21 augustus – 6 september 1964), Antwerpen, Dienst voor werken der stad Antwerpen, 1964, p. 53-54. “Hendrik Conscience door Frans Joris”, in De Nottebohmzaal. Boek en mecenaat, (tentoonstellingscatalogus) (Stadsbibliotheek, Nottebohmzaal, Antwerpen, 8 mei – 1 augustus 1993), Antwerpen, Stad Antwerpen, 1993, p. 284-291. LISSENS J. Paul, “De huisvesting van de stedelijke bibliotheken”, in: De Nottebohmzaal. Boek en mecenaat, (tentoonstellingscatalogus) (Stadsbibliotheek, Nottebohmzaal, Antwerpen, 8 mei – 1 augustus 1993), Antwerpen, Stad Antwerpen, 1993, p. 41-51. LOMBAERDE Piet, “De architectuur van de Antwerpse Stadsbibliotheek: 1879-1936”, in: De Nottebohmzaal. Boek en mecenaat, (Stadsbibliotheek, Nottebohmzaal, Antwerpen, 8 mei – 1 augustus 1993), Antwerpen, Stad Antwerpen, 1993, p. 29-39.
Vijf eeuwen stadsbibliotheek Antwerpen, (Publicaties van de Stadsbibliotheek en het archief en museum voor het Vlaamse cultuurleven 7), (Stadsbibliotheek, Antwerpen, 20 april – 31 mei 1985), Antwerpen, Stad Antwerpen, 1985.
195
VAN DE VIJVER Willy, “250 jaar boeken verzamelen voor de stad, Van stadsbibliotheek tot erfgoedbibliotheek (1760-2010)”, in: PROOT Goran, LANOYE Diederik & VAN DE VIJVER Willy, Gedrukte stad. Drukken in en voor Mechelen 1581-1800 (Schepenhuis, Mechelen, 16 oktober 2010 – 16 januari 2011), Mechelen, Uitgeverij van de Wiele Brugge i.s.m. de Stedelijke Musea Mechelen, 2010, p. 87-117.
8.5 E-bronnen “Antwerpen - fusiegemeenten (ID: 22215)”, in: ONROEREND ERFGOED, De Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (online). https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/geheel/22215 (19 mei 2012).
BERTI Monica & COSTA Virgilio, The Ancient Library of Alexandria. A Model for Classical Scholarship in the Age of Million Book Libraries, CLIR proceedings of the International Symposium on the Scaife Digital Library, (online). http://www.perseus.tufts.edu/publications/Berti-Costa_Alexandria_Kentucky.pdf
(1
maart
2011). “De Brederodestraat (ID 13402)”, in: ONROEREND ERFGOED, De Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (online). https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/geheel/13402 (8 april 2012). “Cloquet Louis”, in: ONROEREND ERFGOED, De Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (online). https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/persoon/787 (3 april 2012). “Door Verstraeteplaats”, in ONROEREND ERFGOED, De Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (online). https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/geheel/13446 (23 april 2012). “Expohal (ID: 11271)”, in: ONROEREND ERFGOED, De Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (online). https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/11271 (15 april 2012).
196
“Filiaal van de Openbare Bibliotheek van de stad Antwerpen (ID: 7115)”, in: ONROEREND ERFGOED, De Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (online). https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/7115 (8 mei 2012). “Frans van Rompaey”, in: ONROEREND ERFGOED, De Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (online). https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/persoon/5490 (7 april 2012). “Koninklijk Atheneum (ID: 11272)”, in: ONROEREND ERFGOED, De Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (online). https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/11272 (15 april 2012). “Lange Beeldekensstraat (ID: 13535)”, in: ONROEREND ERFGOED, De Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (online). https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/geheel/13535 (8 april 2012). “Moonen H. (??)” in: ONROEREND ERFGOED, De Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (online). https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/persoon/8372 (28 juni 2012). ONROEREND
ERFGOED,
De
Inventaris
van
het
Bouwkundig
Erfgoed
(online).
https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe (september 2012). “Onze bib moet blijven. Voor het behoud van de lokale bibliotheken in Antwerpen!” (online). http://www.bibactie.tk/ (12 april 2012).
Open
Monumentendag
2008
(online),
Antwerpen,
Stad
Antwerpen,
2008.
http://www.antwerpen.be/docs/Stad/Bedrijven/Stadsontwikkeling/SW_Burgers/Monumentenz orgDocs/brochure_OMD_2008_def.pdf (12 april 2012).
PLINY the Elder, The Natural History, Book XXXV, chap 2, (online), in: BOSTOCK John et al. (ed.), Perseus Digital Library, Greek and Roman Materials, (online). http://www.perseus.tufts.edu/hopper/text?doc=Perseus:text:1999.02.0137 (25 april 2012).
197
“Sint-Carolus Borromeuskerk, Sodaliteit en Professenhuis (ID: 4118)”, in: ONROEREND ERFGOED,
De
Inventaris
van
het
Bouwkundig
Erfgoed
(online).
https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/4118 (10 april 2012). “Universiteitsbibliotheek en Hoger Instituut voor Kunstgeschiedenis en Oudheidkunde (ID: 21049)”, in: ONROEREND ERFGOED, De Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (online). https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/21049 (12 mei 2012).
198
9 Bijlage: oproep in het tijdschrift Meta
Bron: VANHAEVRE Ingrid, “Oproep. Onderzoek geschiedenis bibliotheekgebouwen, provincie Antwerpen”, Meta, 8 (2011), p. 4.
199