VAN KWETSBARE VERZORGINGSSTAAT NAAR DAADKRACHTIGE SAMENLEVING Verslag van de Klankbordgroepbijeenkomst “Sociale samenleving en eigen kracht“ op woensdagmiddag 13 november 2013. In het tijdperk van globalisering en groeiende concurrentie blijkt hoe kwetsbaar onze verzorgingsstaat is. Dat wordt geïllustreerd door de grote veranderingen in het sociale domein, waarbij decentralisatie en bezuiniging hand in hand gaan. De vraag is hoe we die kwetsbare verzorgingsstaat kunnen ombouwen tot een daadkrachtige samenleving, die zich kenmerkt door sociale cohesie en vertrouwen op eigen kracht. Die vraag stond centraal op de bijeenkomst ‘Sociale Samenleving en Eigen Kracht’, die op 13 november jongstleden werd georganiseerd door de Participatieraad Leidschendam-Voorburg (PRLV). Ruim dertig mensen - vertegenwoordigers van lokale maatschappelijke organisaties – namen deel aan de zoektocht naar antwoorden. Een blauwdruk werd niet gegeven, wel aanzetten daartoe. Ontschotten bijvoorbeeld, niet alleen van geldstromen, maar ook van professies en vrijwilligers. Maar ook ‘ontdrempelen van voorzieningen. En benutten van de potenties van vrijwilligers, maar ook van hulpvragers. De noodzaak van ‘ogen en oren’ in de wijk werd nog eens beklemtoond, maar ook het belang van netwerken, ook over generatiekloven heen. Veel suggesties en ideeën kortom, die in ieder geval duidelijk maken dat de sociale samenleving van daadkrachtige burgers geen verre utopie is, maar een ‘werk in uitvoering’, waarmee nu begonnen is. IDEAALBEELD Tussen droom …. Na het welkomstwoord van PRLV-voorzitter Adri de Grijs, schetste PRLV-lid en voormalig huisarts John Schouten zijn droombeeld van een sociale samenleving van burgers die uitgaan van hun eigen kracht. Kenmerkend is dat de zorg op een andere, meer integrale manier wordt georganiseerd. In plaats van losse koninkrijkjes, die allemaal hun eigen gezant op de burger afsturen, wordt de zorg veel meer decentraal gecoördineerd vanuit wijkteams, die dichtbij de mensen staan en een lage drempel hebben. John Schouten: ‘Ik zie een gebouw voor me, dat herkenbaar en toegankelijk is voor hulpvragers, mantelzorgers en vrijwilligers, maar waar ook de wijkagent, de klassenmentor en de huisarts regelmatig even binnenlopen. In het gebouw worden cursussen en bijscholingen gegeven onder meer op het gebied van preventie, maar kunnen ook allerlei burgerinitiatieven van de grond komen. De sfeer is open en betrokken, zodat mensen als vanzelf geneigd zijn om elkaar (beter) te leren kennen en samen te werken.’ Het wijkcentrum vormt de uitvalsbasis van een wijkteam dat bestaat uit een vaste kern van een maatschappelijk werker, een wijkverpleegkundige en eventueel een psycholoog dat wordt
aangevuld met consulenten op het gebied van jeugd, werk en inkomen. Cruciaal is dat het wijkteam langdurig dezelfde samenstelling heeft omdat alleen op die manier voldoende kennis over de wijk en haar bewoners kan worden opgebouwd en er een basis van vertrouwen kan groeien met (potentiële) hulpvragers, maar ook met andere hulpverleners en vrijwilligers. Het wijkteam reageert sensitief op vragen die zich voordoen, straalt hulpvaardigheid uit en geniet zoveel vertrouwen van de burgers dat een ‘nee’ ook wordt geaccepteerd. Daarnaast vormt het, samen met anderen, de ogen en oren in de wijk voor het oppikken van signalen die van belang zijn voor andere hulpverleners en signalen die van belang zijn als input voor het beleid van de gemeente als regisseur op het gebied van zorg en welzijn. …. en daad Willem Elsschot schreef het al: ‘Tussen droom en daad, staan wetten in de weg en praktische bezwaren.’ Het door John geschetste droombeeld bleek echter op veel instemming te kunnen rekenen. Vragen waren er wel. Veel vragen zelfs. Bijvoorbeeld hoe groot de wijken zijn, die door een wijkteam worden bediend. De gemeente denkt aan drie wijkteams, die dan elk zo’n 25.000 mensen moeten bedienen. Werkt dat nog? Zijn die nog herkenbaar voor de burger en laagdrempelig genoeg voor de hulpvrager? Vrijwilligers Andere vragen betroffen de inzet van vrijwilligers. Over de aantallen verschilden de ervaringen. Sommigen vertelden dat het moeite kost om vrijwilligers te krijgen, anderen hadden juist een tegenovergestelde ervaring. Duidelijk werd wel dat de vrijwilliger van nu een andere is dan die van pakweg tien jaar geleden. Koffieschenken en stoelen klaarzetten hoort erbij, maar vrijwilligers willen zich ook op een andere manier nuttig maken, waarbij gebruik wordt gemaakt van hun kennis en kunde. Niet bang zijn voor de vrijwilliger dus. Dat betekent wel dat de verhouding tussen professional en vrijwilliger verandert, gelijkwaardiger wordt. Een tandem, suggereerde iemand, maar dat roept weer vragen op over verantwoordelijkheden en aansprakelijkheden. Het bij elkaar brengen van hulpvraag en –aanbod (inclusief de inzet van vrijwilligers) kan alleen maar werken als het wijkgebouw wijd en zijd bekend is en gemakkelijk toegankelijk is. Niet alleen fysiek, maar ook virtueel. En cultureel in de zin dat de sfeer in het centrum uitnodigend is, zodat mensen zich eerst welkom en later ook thuis gaan voelen. Dat betekent ook dat het centrum zich moet profileren als een centrum van mogelijkheden, niet van problemen. En dat het aanbod in nauw overleg met de potentiële clientèle wordt ontwikkeld. Integrale aanpak Een mogelijk hulpmiddel is het WIZ-Portaal (www.wizportaal.nl) , een softwareapplicatie voor een wijkgerichte aanpak en integrale cliëntbenadering, die onder meer in Eindhoven wordt gebruikt voor overleg en uitwisselen van informatie tussen alle organisaties op het gebied van werk, inkomen en zorg, inclusief de cliënt zelf. Daarmee voorkom je ook afstemmingsproblemen die kunnen ontstaan als bv instellingen voor GGZ, zoals Parnassia, de wijk ingaan met hun FACT-teams (FACTS staat voor Assertive Community Treatment ofwel Actieve Zorg in de Wijk). Samenwerking tussen verschillende organisaties biedt bovendien mogelijkheden om de krachten te bundelen bij het benaderen van potentiële hulpvragers, zoals de 75-plussers. Profilering kan helpen om snel de mogelijke probleemhouders in kaart te brengen. Zo’n actieve opstelling sluit bovendien goed aan bij het pleidooi om niet in het wijkcentrum te blijven zitten tot de mensen op je af komen, maar om zelf de wijk in te gaan om te voorkomen dat problemen zich opstapelen achter bepaalde voordeuren. Een belangrijke reden om daadwerkelijk de wijk in te gaan en mensen te bezoeken, is dat we te vaak te gemakkelijk ervan uitgaan dat mensen voor zichzelf op kunnen komen. Dat ze vaardig zijn in woord en geschrift, formulieren kunnen invullen en een telefoongesprek kunnen voeren. Voor de meeste mensen geldt dat, maar voor heel voor ook niet. Zo telt Nederland momenteel ruim xx
miljoen laaggeletterden en dat zijn lang niet allemaal mensen die dat in hun jeugd niet geleerd hebben, maar ook mensen de die vaardigheden zijn kwijtgeraakt door gebrek aan oefening. Bezuinigingen Vanzelfsprekend waren er ook veel vragen over geld. De decentralisatie van Awbz, Jeugdzorg en Wwb gaat immers gepaard met forse bezuinigingen. Gemeenten moeten meer doen met minder geld. Dat kan alleen door het leggen van dwarsverbanden in beleid en uitvoering, zoals in de eerder genoemde wijkteams, waardoor je problemen niet alleen efficiënter kunt aanpakken, maar – nog efficiënter – kunt voorkomen door preventie en vroege signalering. Het probleem is echter dat veel uitvoeringsorganisaties, zoals maatschappelijk werk en thuiszorg, onder druk van eerdere bezuinigingen, een proces van centralisatie en stroomlijning hebben doorgemaakt om efficiënter aan hun vraag te voldoen. Met als gevolg dat er te weinig professionals zijn voor een wijkgerichte aanpak. Zo zijn er voor de acht geplande wijkteams in Zoetermeer op dit moment maar vier maatschappelijk werkers beschikbaar. Een alternatief is om niet per zoveel duizend inwoners gelijksoortige wijkteams in te zetten, maar om per gemeente een groot team te organiseren, waarin alle expertises samenkomen en van waaruit kleinere teams op wijkniveau bediend worden. Centraal organiseren, decentraal uitvoeren. Een vergelijkbaar alternatief is om verschillende expertises te verdelen over verschillende wijkteams. Daarbij draait bijvoorbeeld de consulent jeugdzorg mee in een wijkteam, maar is daarbij ook op afroep beschikbaar voor andere teams. Intermezzo CIJFERS Syta Oostenbrug van de GGD Zuid-Holland West heeft cijfers op een rij gezet over vrijwilligerswerk en mantelzorg in de gemeente Leidschendam-Voorburg. Mantelzorgers Het aantal mantelzorgers onder de 19 tot 65-jarigen in onze gemeente is verdubbeld tussen 2005 en 2012 tot 16%. Bij de 65-plussers is het tussen 2008 en 2012 ongeveer gelijk gebleven (13-14%). Van de respondenten (19-plussers) geeft 14% mantelzorg. Daarvan vindt 87% het emotioneel zwaar, houdt te weinig tijd over of krijgt te weinig steun van de omgeving, terwijl 12% zich zwaar belast voelt. Ondanks het hoge percentage mantelzorgers dat problemen heeft, heeft maar 15% van hen behoefte aan extra hulp. Het steunpunt mantelzorg, waar ze met hun problemen terecht kunnen, is maar bij de helft van hen bekend, dus daar is nog winst te behalen. Vrijwilligers Van de respondenten doet meer dan een kwart (26%) vrijwilligerswerk. Dat is minder dan het gemiddelde in Zuid-Holland West (30%). Vrijwilligers vinden we vooral onder de 19- tot 65-jarigen en minder onder 65-plussers. Naast de 26% die al vrijwilligerswerk doet, wil nog eens 22% van de respondenten ermee beginnen. Die potentiële vrijwilligers zijn, opvallend genoeg, vooral te vinden onder jongvolwassenen, allochtonen, alleenstaanden en hoogopgeleiden. Of hier sprake is van sociaal wenselijke antwoorden valt niet uit te sluiten, maar ligt – gezien de opzet van de enquête – ook niet direct voor de hand. WAT IS ER NODIG? Betutteling Bevorderen van de ‘eigen kracht’ vraagt van de hulpverleners een wat minder betuttelende houding, blijkt tijdens de tweede ronde van de discussie. In plaats van de cliënt te vernauwen tot zijn probleem, zouden ze meer oog moeten krijgen voor de persoon als geheel en zijn of haar
mogelijkheden en netwerken. Organisaties moeten daar een betere antenne voor ontwikkelen bijvoorbeeld door het inschakelen van ervaringsdeskundigen. Ook als er niet direct een hulpvraag is - bijvoorbeeld bij het organiseren van een soosmiddag – kun je niet volstaan met de constatering “Nu organiseren we iets leuks en nu komen ze niet”. Voor je zoiets organiseert kun je beter uitzoeken wat je doelgroep verstaat onder een gezellige middag. Daar denken mensen misschien anders over dan jij. Probleem is alleen dat soms vanuit de gemeente een specifiek soort activiteiten wordt gestimuleerd. Evenals hulpverleners denken ook politici soms te weten wat goed is voor de mensen. Enige bescheidenheid past beiden, omdat betutteling niet meer wordt geaccepteerd. Mensen bepalen zelf wel wat goed voor hen is. Netwerken Naast verandering van cultuur, spelen ook netwerken een belangrijke rol bij het vergroten van de eigen kracht. Niet zozeer netwerken van hulpverleners, maar vooral informele netwerken van familieleden, vrienden en buren. Omdat sommige mensen er moeite mee hebben om een beroep te doen op hun netwerk, zou je ze daarin moeten coachen. Een mogelijkheid is de inzet van netwerkcoaches, waarmee elders in het land o.m. in Zoetermeer positieve ervaringen zijn opgedaan (www.timpaanwelzijn.nl/netwerkcoach). Een dergelijke coach steunt mensen bij het (opnieuw) opbouwen van een netwerk van vrienden, buren en familie. Ook in LeidschendamVoorburg loopt een project ‘netwerk coaching’. Andere groepen Het bevorderen van eigen kracht moet niet beperkt blijven tot de zorgvragers, zo bleek tijdens de discussie. Er zijn ook groepen die niet in beeld zijn als zorgvrager, maar die sociaal wel dreigen af te glijden, zoals jonge werklozen en mensen die vereenzamen. De vraag is hoe je die bereikt. Komen die bijvoorbeeld naar een wijkcentrum of moet je ze langs andere wegen benaderen? Dat laatste is nog niet zo eenvoudig, want juist omdat ze niet in hun eigen kracht staan, zijn ze geneigd om zelf het isolement op te zoeken. Daar ligt mogelijk een taak voor wijkagent en wijkverpleegkundige, maar bijvoorbeeld ook voor vrijwilligers bij sport- en muziekvereniging. Kijken we bijvoorbeeld naar vroegtijdige schoolverlaters – een probleem dat in LeidschendamVoorburg relatief gering is overigens – dan is de school zelf in eerste instantie daarvoor verantwoordelijk. Daarnaast kun je denken aan vrijwilligers die een rol kunnen en willen spelen als coach, bijvoorbeeld jonge senioren die net wel of net niet meer werken. Een probleem is vaak wel dat die (post-)werkende ouderen de pre-werkende jongeren niet spontaan tegen het lijf lopen. De school zou hier een rol in kunnen spelen, eventueel samen met andere organisaties zoals kerk of vereniging. Preventie Belangrijk voor zowel zelfredzaamheid van jong en oud is een goede gezondheid. Met name voor de jeugd betekent dat ruimte om te kunnen spelen, maar ook ouderen hebben baat bij mogelijkheden om te bewegen en zo hun gezondheid op peil te houden of te verbeteren. De omgeving kan daartoe bijdragen via bijvoorbeeld trapveldjes, fiets- en wandelpaden en groenvoorzieningen. Naast veiligheid moet een gezonde omgeving ook uitnodigen tot beweging. Daarnaast biedt zo’n omgeving ook ruimte voor ontmoeting. Volgens GGZ-cijfers is 95-99 procent van de jeugd in Leidschendam-Voorburg gezond, maar dan nog is het nuttig en nodig om te blijven investeren in een gezonde omgeving om problemen te voorkomen. Ontschotting Als het gaat om sociale cohesie, een sociale samenleving, dan is een van de sleutelwoorden ‘ontschotting’. Niet alleen ontschotting tussen professionals onderling en tussen professionals en vrijwilligers, zoals hiervoor beschreven, maar zo mogelijk ook ontschotting in de financiering. Zowel op beleids- als op uitvoerend niveau is het van belang om integraal te denken, alleen al om
te voorkomen dat verschillende hulpverleners langs elkaar heen werken. Bij de gemeente ligt de taak om niet alleen de activiteiten, maar ook de financiering ervan te bundelen. Het motto moet zijn: ‘Een gezin, een plan, een geldstroom’. Daarbij blijft het van belang om de autonomie en keuzevrijheid van de hulpvrager te respecteren, zodat hij zelf zijn zorgleverancier kan kiezen. Geen gedwongen winkelnering dus zoals nu bijvoorbeeld het geval is bij patiënten die als ze ontslagen worden uit het Antonius Ziekenhuis vanzelf thuiszorg van Florence krijgen geleverd. Het persoonsgebonden budget is een uitstekend middel om die keuzevrijheid te garanderen, zij het dat de aanvraag ervan tamelijk gecompliceerd is. Geldstromen Het ontschotten van geldstromen is niet alleen van belang voor de klant. De decentralisatie vanaf 2015 gaat gepaard met een forse bezuiniging, anders gezegd, er is minder geld voor dezelfde taken. Om die taken goed te kunnen blijven doen, moet je het geld efficiënter besteden en dat kan alleen als de overheadkosten drastisch verminderen en schotten verdwijnen. Het kabinetsbeleid biedt daartoe ook ruimte, omdat nu nog gescheiden geldstromen voor een deel worden gebundeld in een sociaal deelfonds. Het is zaak om het komende jaar al een aantal proeven uit te voeren met gebundelde geldstromen, zodat per 2015, als de decentralisatie gestalte krijgt, de kinderziektes eruit zijn. Daarnaast zou de gemeente een innovatief inkoopbeleid moeten ontwikkelen. Het risico is namelijk dat alles bij het oude blijft als de zorg wordt ingekocht op basis van de huidige prestatieindicatoren. Daarmee bevoordeel je namelijk de bestaande organisaties, die geneigd zijn om in te zetten op continuïteit en kwaliteit. Op zich prima, maar daardoor verklein je de kans op innovatieve oplossingen, omdat kleine, vernieuwende organisaties buiten beeld blijven.