De heruitvinding van de verzorgingsstaat Om de kwaliteit van het bestaan in de nieuwe levensloop De man als kostwinner die veertig of vijftig jaar werkt voor dezelfde werkgever, voordat hij op zijn vijfenzestigste met pensioen gaat, en de vrouw die voor de kinderen zorgt en het huishouden doet — het is een leven waarin we ons tegenwoordig nauwelijks nog herkennen. Een nieuwe langetermijnvisie op ons onderwijs, onze arbeidsmarkt, onze sociale zekerheid en onze pensioenen is daarom hard nodig, want die gaan allemaal nog uit van dit ouderwetse model. De kwaliteit van het bestaan moet daarbij als uitgangspunt dienen. Monika Sie Dhian Ho en Frans Becker geven de prioriteiten aan voor de heruitvinding van onze verzorgingsstaat, langs de lijnen van de moderne levensloop. monika sie dhian ho & frans becker
54
‘Werknemer krijgt recht op thuiswerken’, luidde de kop in de Volkskrant van 16 februari 2012 naar aanleiding van een initiatiefwet van GroenLinks en het cda. De partijen willen werknemers de mogelijkheid bieden voortaan zelf te kiezen voor flexibele werktijden of thuiswerken. ‘Om de kosten van de vergrijzing te kunnen opvangen, is het van belang Over de auteurs Monika Sie Dhian Ho is directeur van de Wiardi Beckman Stichting. Frans Becker is adjunct-directeur van de wbs. Noten zie pagina 61 s & d 1/ 2 | 20 12
dat iedereen die kan werken naar vermogen bijdraagt’, was de toelichting. Het wetsvoorstel moet de arbeidsproductiviteit, de gezondheid, het milieu, het combineren van werk en zorgtaken, en het verkorten van de files ten goede komen.1 Het wetsvoorstel laat zien hoe politiek en beleid proberen een antwoord te vinden op nieuwe levenspatronen van werknemers, en de voorzieningen van de verzorgingsstaat trachten aan te passen aan de veranderende levensloop. Daarover gaat ook dit nummer van Socialisme & Democratie in het kader van het Van waarde-project van de Wiardi Beckman Stichting. Centraal
Monika Sie Dhian Ho & Frans Becker De heruitvinding van de verzorgingsstaat staat daarbij wat wij van waarde achten, hoe dat onder druk staat (en welke nieuwe mogelijkheden ontstaan), en wat ons te doen staat. veranderde levensloop De wereld van het werk, het gezinsleven en de vrije tijd zijn in de afgelopen decennia niet alleen allemaal afzonderlijk veranderd, maar ook in hun onderlinge relatie. Die veranderingen komen samen in de gewijzigde en meer gevarieerde levensloop van mensen. De mensen die in de eerste helft van de twintigste eeuw zijn geboren leken erg op elkaar als het gaat om de manier (en leeftijd) waarop zij leerden, werkten en met pensioen gingen. Ook wat betreft de leeftijd waarop er getrouwd werd en de volgorde van uit huis gaan, trouwen en kinderen krijgen, waren er grote overeenkomsten. Noch daarvoor, noch daarna, zo schrijft hoogleraar Vergelijkende geschiedenis van de levensloop Jan Kok, was er sprake van zo’n duidelijke standaard levensloop. De veranderingen in levenspatronen van mensen zijn te verklaren uit het samenspel van demografische factoren, de invloed van regelgeving, economische veranderingen en maatschappelijke normen. Het gaat daarbij steeds om de inwerking van omgevingsfactoren en individuele eigenschappen enerzijds, en de per persoon en samenleving wisselende mate van handelings- en keuzevrijheid anderzijds. En dan speelt het toeval natuurlijk zijn eigen rol. 2 Tot in de jaren zeventig van de vorige eeuw was het patroon van de gestandaardiseerde levensloop uit het tijdperk van de industriële productie, het fordisme, dominant. Deze standaard levensloop bestond uit drie fasen: een periode die voorbereidt op werk, een periode van werken en een post-actieve fase. De voorzieningen van de verzorgingsstaat zijn rond die standaard levensloop opgebouwd. De standaard levensloop van de man wel te verstaan, want in de vaste arbeidsverdeling tussen man en vrouw die bij deze levensloop hoorde, wachtte de vrouw een leven als spil in het gezin en ‘vliegende kiep’ in de grootfamilie. s & d 1 / 2 | 20 12
In de afgelopen halve eeuw zijn belangrijke veranderingen opgetreden. Om te beginnen is er een grotere vrijheid ontstaan om zelf te kiezen, om een eigen levensloop uit te stippelen. In het gangbare liberale beeld van vandaag de dag, met zijn nadruk op individuele verantwoordelijkheid en keuzemogelijkheden, lijkt het alsof iedereen volledig meester is over zijn eigen biografie. Alsof iedereen op grond van volstrekte autonomie en naar eigen keuze zijn levensverhaal kan schrijven.
We worden ouder, vrouwen zijn massaal gaan werken en de baan voor het leven bestaat niet meer Mark Elchardus rekent in zijn bijdrage aan dit nummer af met dit overtrokken beeld. Er is in feite geen sprake van vergaande de-standaardisering van de levensloop. Er is, zo stelt hij, wel individualisme, dat wil zeggen een ideologie van autonomie en vrije keuze. Maar er is veel minder sprake van individualisering, dat is het daadwerkelijk maken van individuele, idiosyncratische, op basis van de maatschappelijke positie onvoorspelbare keuzes. Er is sprake van meer variëteit dan in de jaren vijftig, maar er laat zich ook een nieuwe standaardisering ontwaren, die past bij het post-fordistische tijdperk. Afgezien van de (enigszins) toegenomen keuzevrijheid vinden er ¬ door economische en culturele ontwikkelingen ¬ ingrijpende veranderingen plaats in de levensloop. Zo is de levensverwachting aanzienlijk gestegen. We beginnen later met werken. En vrouwen hebben een enorme inhaalslag op het gebied van onderwijs gemaakt en zijn in groten getale de arbeidsmarkt opgegaan. Dat heeft overigens in Nederland niet tot fulltime participatie geleid, maar in eerste instantie tot het anderhalfverdienersgezin. Ten slotte is de arbeidsmarkt van karakter veranderd: de vaste baan voor het leven is vervangen door meer flexibele arbeids-
55
van wa arde
levensloop
Monika Sie Dhian Ho & Frans Becker De heruitvinding van de verzorgingsstaat patronen met af en toe een overstap. Kortom: we leren langer, leven langer, werken meer per gezin, combineren meer en switchen meer. Er is alle reden om deze ontwikkelingen positief te waarderen. Vrouwen krijgen de gelegenheid zich te ontplooien in werk en kunnen door werk hun sociale netwerken vergroten, mannen kunnen meer bijdragen aan de opvoeding van hun kinderen. De flexibilisering van het werk komt tegemoet aan de behoefte aan persoonlijke vrijheid en tijdssoevereiniteit, aldus Elchardus in zijn bijdrage. En ook het gesomber over de vergrijzing, zo stelde Paul Scheffer in nrc Handelsblad, is volkomen misplaatst. Kees Schuyt illustreert die laatste stelling mooi in zijn beschrijving in dit nummer van het ontstaan van een nieuwe levensfase tussen vijfenzestig en ongeveer vijfenzeventig tot tachtig jaar. Bij deze fase hoort, volgens de theorie van de psycho-analyticus Erik Erikson, net als bij andere levensfasen een bepaalde positieve basiseigenschap die voor evenwicht en identiteit zorgt. Voor deze derde levensfase is dat generativiteit, dat wil zeggen: de vaste wil om dingen die men zelf in het eigen leven belangrijk heeft gevonden, aan volgende generaties over te dragen. Wanneer we deze positieve kracht weten aan te boren, dan kunnen ouderen in deze levensfase een bijzonder belangrijke bijdrage leveren, zowel op micro-niveau in hun directe omgeving van verwanten en op meso-niveau in
organisaties en instellingen, als op macro-niveau van de samenleving als geheel bij het overdragen van hun ervaring en kennis. Ook voor de andere genoemde veranderingen in de levensloop geldt dat zij een verrijking van het leven kunnen betekenen, door de toegenomen vrijheidsgraad en individuele ontplooiingsmogelijkheden. Zij kunnen bovendien bijdragen aan versterking van het draagvlak van onze economie. levensloop en de hervorming van de verzorgingsstaat Tegelijkertijd treden er ook nieuwe knelpunten op, omdat onze maatschappij en de voorzieningen van onze verzorgingsstaat niet ingericht zijn op de toegenomen variëteit en het nieuwe patroon van de levensloop. Sterker nog: in een aantal opzichten botsen zij hardhandig op elkaar. De hervormingen van de verzorgingsstaat hebben daarop nog geen adequaat antwoord geboden. De naoorlogse verzorgingsstaat is bij de eerste grote test rond 1980 zwaar onder druk komen te staan, als gevolg van het grote beroep dat er door de economische crisis op gedaan werd, als gevolg van de hoge regeldichtheid, de omvang en de overbelasting. Maar ook omdat zij ¬ als typisch Duits-Nederlands christen-democratisch model ¬ vooral op overdracht van uitgaven was gericht en niet op een activerend beleid om mensen weer aan het werk te krijgen
Het Van waarde-project van de Wiardi Beckman Stichting 56
s&d heeft het afgelopen halfjaar gediend als platform voor een debat over de actualiteit van klassieke sociaal-democratische thema’s. Dit themanummer over de levensloop ging vooraf door nummers over bestaanszekerheid, verheffing, arbeid en binding. De auteurs beantwoorden in hun artikelen steeds drie vragen: wat is van waarde, hoe staat dat onder druk en wat staat ons te doen? Het doel van deze speciale s&d-edities is om discussie op gang te brengen over wat de meest prangende problemen zijn die spelen in onze maatschappij, en wat de beste oplossingen hiervoor zijn. Parallel aan deze s&d-edities houdt de wbs diepte-interviews met mensen in het land, over hun zorgen en hun dromen, en over de manier waarop ze problemen oplossen waar ze tegenaan lopen. Medio dit jaar zal de wbs deze interviews uitgeven in de vorm van een verhalenboek. Ook verschijnt een manifest, waarin de inzichten uit het hele Van waarde-onderzoek zijn samengebald in een politiek actieplan. s & d 1/ 2 | 20 12
Monika Sie Dhian Ho & Frans Becker De heruitvinding van de verzorgingsstaat ¬ het Scandinavische model. 3 Daarnaast stond de kostwinner centraal, terwijl ondertussen de arbeidsmarkt radicaal aan het individualiseren was ¬ en vrouwen massaal de arbeidsmarkt betraden. Er was bovendien een culturele reden voor de crisis van de verzorgingsstaat: de sobere generatie die de voorzieningen van de verzorgingsstaat met grote terughoudendheid gebruikte werd afgelost door een welvaartsgeneratie die er veel ruimhartiger mee omsprong. Sindsdien is de verzorgingsstaat permanent in verbouwing geweest. De verzorgingsstaat is ‘verkleind’: hoogte en duur van de uitkeringen zijn ernstig aangepast en aangetast. De toegang tot de sociale zekerheid is steeds verder beperkt; in toenemende mate zijn de risico’s gedefinieerd als persoonlijke risico’s, in plaats
Per gezin worden er aanzienlijk meer uren gewerkt dan voorheen van collectieve. Maar tegelijk moet de verzorgingsstaat nog steeds de oude risico’s opvangen ¬ werkloosheid, ziekte, invaliditeit ¬ met inkomensbescherming. Er vond aldus een ideologische vlucht uit de verzorgingsstaat plaats. Daarnaast is ook een beweging in gang gezet om het socialezekerheidsstelsel, het belastingstelsel en de regelgeving op de arbeidsmarkt zodanig aan te passen, dat mensen geactiveerd worden om weer deel te nemen aan de arbeidsmarkt. De activeringskant vormde een nieuw organiserend principe. Maar het principe wordt nog veel te weinig toegepast als ‘voorzorg’, in de sfeer van opleiding, herscholing en dergelijke, om te voorkomen dat mensen werkloos worden. Het wordt bovendien soms te hard toegepast4 ¬ vooral als we gelijkheid, naar Tawney, als wederzijds respect omschrijven5. De activerende verzorgingsstaat biedt een vruchtbare richting, maar schiet als organiserend principe nog tekort om een antwoord te bieden op de nieuwe risico’s en de druk die met de verandering van het levenslooppatroon samenhangen. s & d 1 / 2 | 20 12
knelpunten Van waarde is een timing van de levensfasen die bijdraagt aan individueel welzijn en aan collectieve doelen. Hoewel de auteurs in dit themablok de levensloop vanuit verschillende perspectieven beschouwen, onderschrijven zij allen dit algemene uitgangspunt. Zij analyseren welke nieuwe mogelijkheden ontstaan (zie boven) en waar het individuele welbevinden en de collectieve doelen onder druk komen te staan door de nieuwe levensloop. We noemen hier vier knelpunten. Ten eerste leidt de opkomst van het tweeverdienersgezin tot het wegvallen van de ‘bufferfunctie’ van de huisvrouw, in de woorden van Elchardus. Mannen en vrouwen moeten arbeid en zorgtaken nu combineren, hoewel blijkt dat de zorg voor gezin en kinderen nog steeds grotendeels bij de vrouw terechtkomt. Per gezin worden er aanzienlijk meer uren gewerkt dan voorheen, terwijl de organisatie van het maatschappelijk leven daarop niet is afgestemd. Gevolg zijn afstemmings- en tijdsproblemen en de stress die daarmee gepaard gaat. Deze combinatie- en tijdsproblemen worden ten tweede verergerd door het ‘samendrukken’ van de middenperiode van ons leven tot een ‘spitsuur van het leven’. Mede door de verlenging van de studieduur en het later betreden van de arbeidsmarkt, moeten mannen en vrouwen in deze ‘busy age’ tegelijkertijd hun loopbaan uitbouwen, hun werk combineren met ouderschap, met de zorg voor ouders en familieleden, met het kopen en onderhouden van een woning, met een actief vrijetijdspatroon et cetera. In geval van een scheiding komen al deze lijnen bijeen in het eenoudergezin. Een derde kwestie vormen de frequentere overgangen in de hedendaagse levensloop: van baan naar baan, van baan naar zorgtaken, en weer terug, van baan naar eigen bedrijf of van baan via werkloosheid naar vrijwilligerswerk of een nieuwe baan. Problematisch aan de huidige socialezekerheidsinstituties is dat deze nog steeds zijn gebaseerd op de standaard
57
van wa arde
levensloop
Monika Sie Dhian Ho & Frans Becker De heruitvinding van de verzorgingsstaat levensloop van de man: leren, fulltime werken, pensioen. De instituties van sociale zekerheid anticiperen onvoldoende op de diverse activiteiten die mensen gedurende verschillende periodes in hun leven willen ontplooien. Ten slotte noteren we toch ook in dit nummer enig gesomber over de vergrijzing, zij het vooral op collectief niveau, waar Kees Schuyt in zijn bijdrage de gevolgen voor de financiële houdbaarheid en de intergenerationele solidariteit aan de orde stelt. Hij waarschuwt dat bij het ontstaan van de belangrijkste verzorgingsarrangementen, de aow en de collectief gefinancierde gezondheidszorg, men er stilzwijgend vanuit ging dat de demografische verhoudingen niet drastisch zouden wijzigen. Nu daarentegen verwacht wordt dat op een termijn van vijfentwintig a dertig jaar het aantal contribuanten aan de aow afneemt en het aantal gerechtigden snel toeneemt, ontstaat er voor de houdbaarheid van het omslagstelsel een probleem indien men wil vasthouden aan de welvaartsvastheid van de aow-uitkering. Ook in de gezondheidszorg voorziet Schuyt knelpunten, zowel met betrekking tot de financieringsgrondslag als wat betreft de feitelijke zorgarbeid. wat staat ons te doen?
58
De bovengenoemde knelpunten leiden tot druk op het individuele welbevinden, bijvoorbeeld in de vorm van tijdsproblemen, stress, een lager kindertal en onvervulde kinderwens, een noodgedwongen keuze van met name vrouwen voor deeltijdbanen met veelal beperkte loopbaanperspectieven en lagere beloningen, gedwongen loopbaanonderbrekingen en werkloosheid onder laagopgeleide werknemers, jongeren, vrouwen immigranten en oudere werknemers. Anton Hemerijck en Kees Schuyt wijzen daarnaast op de druk op collectieve doelen zoals de arbeidsmarktparticipatie (ook van vrouwen), de productiviteit, de financierbaarheid van de verzorgingsstaat en solidariteit tussen de generaties. Ook dreigt de sociale ongelijkheid toe te nemen, doordat mensen steeds meer trouwen s & d 1/ 2 | 20 12
met iemand met hetzelfde opleidingsniveau en dezelfde sociale achtergrond, doordat (cognitieve) vaardigheden steeds beter beloond worden, en doordat gezinnen verschillen in de mate waarin zij geëquipeerd zijn om met de nieuwe druk en risico’s om te gaan. Naarmate de ongelijkheid toeneemt, wordt ook het vermogen van gezinnen om in de toekomst van hun kinderen te investeren steeds ongelijker verdeeld. De politiek heeft wel gereageerd op veranderingen in de levensloop, maar heeft dat ad hoc, weinig consistent en weinig geïntegreerd
Het is hoog tijd voor een positief getoonzette politiek van de levensloop gedaan, en zonder een positief langetermijnperspectief. De ondersteuning bij de kosten van kinderopvang zijn uitgebreid en weer ingeperkt, het kabinet-Rutte bezuinigt op het onderwijs en de bijstand, en de veranderingen worden eenzijdig negatief benaderd: het verhaal is dat iedereen een zwaardere last moet dragen om de problemen op te lossen (denk aan de verhoging van de aowleeftijd) en dat we allemaal moeten leren leven met minder zekerheden op de arbeidsmarkt. Tegen deze achtergrond is het hoog tijd voor een positief getoonzette ‘politiek van de levensloop’, die mensen meer grip geeft op hun leven. De problemen van de eenentwintigste eeuw kunnen niet worden opgelost met de recepten van de twintigste eeuw. Een nieuwe langetermijnvisie langs de lijnen van onze moderne levensloop is nodig op ons onderwijs, onze arbeidsmarkt, onze sociale zekerheid en onze pensioenen. Voor sociaal-democraten is de kwaliteit van het bestaan uitgangspunt van zo’n politiek van de levensloop. Anja Eleveld en Susanne Heeger-Hertter wijzen er in hun bijdrage in dit nummer op dat er vanuit verschillende perspectieven en waarden over levenslooppolitiek wordt gesproken, uiteenlopend van gezichtspunten
Monika Sie Dhian Ho & Frans Becker De heruitvinding van de verzorgingsstaat die ‘tijd voor familieleven’, ‘tijd om zelf te zorgen voor de familie en naasten’ en ‘vrije tijd’ benadrukken, tot meer functionalistische visies die vooral gericht zijn op investeringen in menselijk kapitaal en arbeidsparticipatie in dienst van een ondernemende samenleving en een houdbare verzorgingsstaat. Een inzet op de kwaliteit van bestaan betekent dat zorg, opvoeding en overdracht binnen de familie een intrinsieke waarde hebben, en dat de doelstelling van een hoge arbeidsparticipatie van mannen en vrouwen op bepaalde grenzen stuit (zie de strijd voor de achturige werkdag, en de plaats van de gezinspolitiek in de sociaal-democratische traditie). Eleveld en Heeger-Hertter stellen dat het geringe succes van eerdere levensloopregelingen mogelijk ook aan hun al te functionalistische opzet te wijten was. Tegelijkertijd kunnen we de ogen niet sluiten voor de precaire financiële situatie waarin de Nederlandse overheidsfinanciën verkeren als gevolg van de financiële crisis en de eurocrisis, de aanhoudende economische recessie, en de verschuivende mondiale concurrentieverhoudingen, en zal de ruimhartigheid van een levenslooppolitiek hierop afgestemd moeten worden. Daarbij is echter van groot belang dat het enge begrotingsfetisjisme van het kabinetRutte wordt ingeruild voor een sociaal investeringsperspectief, aldus Anton Hemerijck in zijn bijdrage. Hij laat zien hoe sociaal beleid als productieve factor kan werken. Sociale investeringen verbeteren op de lange termijn zowel de productiviteit als de arbeidsparticipatie van mensen. De opbrengst (productiviteit) per gewerkt uur stijgt als mensen betere vaardigheden hebben, over een goede lichamelijke en geestelijke gezondheid beschikken, en als zij personen die van hen afhankelijk zijn deels kunnen toevertrouwen aan deskundige hulpverleners. Een hogere opleidingsgraad gaat gepaard met grotere arbeidsparticipatie. Een sterke economie vereist een sterke verzorgingsstaat. Een tweede uitgangspunt van een nieuwe levenslooppolitiek is een goede balans tussen collectieve regelingen aan de ene kant en eigen s & d 1 / 2 | 20 12
kracht en sociale veerkracht aan de andere kant. 6 De condities voor de individuele kwaliteit van leven zullen deels collectief moeten worden bevochten en collectief moeten worden geregeld. Voor bepaalde nieuwe risico’s zijn collectieve voorzieningen nodig (zie bijvoorbeeld het pleidooi van Eleveld en Heeger-Hertter voor verplicht verlofsparen). En waar nodig zullen moderne arbeidsvoorwaarden via collectieve actie bedongen moeten worden bij bedrijven die vanuit een oriëntatie op kortetermijnwinst weinig belangstelling hebben voor de scholing
We kunnen de ogen niet sluiten voor de precaire financiële situatie van de overheidsfinanciën en levenskwaliteit van de werknemers. Kees Schuyt herinnert er in zijn bijdrage aan dat vrijheid aan de basis van de verzorgingsstaat lag: vrijheid van acute nood en armoede, vrijheid van onvrijwillige afhankelijkheid van anderen. In een nieuwe levenslooppolitiek betekent vrijheid echter ook tijdssoevereiniteit in de balans tussen werk en zorg, en de mogelijkheid om in het gezin of sociale netwerken zelf zorg te verlenen aan naasten. Een moderne levenslooppolitiek vereist nieuwe ontwerpen en een hervorming van de verzorgingsstaat met het oog op een betere toerusting van mensen, maar het vereist geen afschaffing van de sociale bescherming. Integendeel, in het eerste s&d-themanummer uit deze Van waarde-reeks is juist betoogd dat onder andere de dynamiek van het mondiale financiële kapitalisme vraagt om hernieuwde aandacht voor bestaanszekerheid bij een behoorlijk levenspeil voor iedereen. In de woorden van Schuyt in dit nummer: ‘… onder deze nieuwe omstandigheden moeten de op oude risico’s en noden toegesneden verzorgingsarrangementen ¬ vooral ten behoeve van de ouderen ¬ worden gehandhaafd en moet er te-
59
Monika Sie Dhian Ho & Frans Becker De heruitvinding van de verzorgingsstaat gelijkertijd ruimte worden gevonden om vooral voor jongeren de nieuwe risico’s (gezondheidsselectie, hoge werkdruk geen vaste baan) en nieuwe noden (de combinatie van werk en zorg) op te vangen.’ Dit is een zeer forse opgave voor de toekomst. Mark Elchardus pleit ervoor bij hervormingen rekening te houden met de behoefte aan continuïteit en stabiliteit: ‘Het is heel belangrijk dat mensen zich een levensperspectief kunnen vormen, en dat ze in enige mate ook de zekerheid hebben dat dit perspectief gerealiseerd kan worden. Daarin schuilt een groot deel van de weerstand tegen het verhogen van de pensioenleeftijd.’
Een helder onderscheid is nodig tussen goede en foute flex
60
Fundamenteel voor een nieuwe politiek van de levensloop is een verandering van onze manier van denken over de economie. Van een kostwinnerseconomie naar een combinatieeconomie, aldus Ton Korver. Inspiratiebron voor zijn bijdrage aan dit nummer is het werk van G∑nther Schmid over transitionele arbeidsmarkten. In zijn visie staat niet de baan, maar de loopbaan centraal, in het bijzonder in de sociale zekerheid, terwijl de loopbaan zelf in het geheel van de levensloop is geplaatst. Dat betekent dat het niet alleen om arbeid gaat, maar ook om (overgangen van en naar) zorgen, leren, opvoeden, burgerparticipatie en andere zaken die de kwaliteit van het bestaan bepalen. We hebben een sociale zekerheid nodig die dat mogelijk maakt, en een arbeidsrecht dat die kant op meebeweegt (naast regelingen voor arbeidstijden ook bijvoorbeeld terugkeeropties). Een laatste uitgangspunt voor een sociaaldemocratische levenspolitiek is een helder onderscheid tussen goede en foute flex. Zoals Elchardus stelt is er een hemelsbreed verschil tussen tijdssoevereiniteit of flexibiliteit voor de werknemer enerzijds en flexibiliteit van de werknemer anderzijds. Flexibiliteit voor de s & d 1/ 2 | 20 12
werknemer geeft de werknemer zeggenschap over de inrichting van zijn werktijd, zodat deze beter kan worden afgestemd op andere levenssferen als gezin en opleiding. Flexibiliteit van de werknemer is via oproepstelsels, variërende werkweken, tijdelijke contracten, kortere opzegtermijnen en onregelmatige uren, gericht op een efficiëntere bedrijfsvoering. De behoefte aan flex van de werknemer en de behoefte aan flex van de werkgever zullen beter moeten worden gecoµrdineerd, aldus Ton Korver, waarbij de asymmetrische verhouding tussen werknemer en werkgever niet uit het oog mag worden verloren. Of in de woorden van Anton Hemerijck: ‘Het gaat uiteindelijk om de inzetbaarheid van bekwame en gemotiveerde werknemers op de lange termijn en niet om het waarborgen van maximale flexibiliteit op de arbeidsmarkt. Een hogere en meer inclusieve, maar minder uniforme deelname aan het arbeidsproces is aan het begin van de eenentwintigste eeuw de beste garantie op welzijn voor burgers en gezinnen, en op sociale cohesie.’ prioriteiten Vanuit deze uitgangspunten agenderen de auteurs in dit themanummer vier prioriteiten voor een sociaal-democratische politiek van de levensloop, en een reeks van voorstellen om deze prioriteiten inhoud te geven. 1. Een betere verdeling van lasten en lusten over de levensloop. Bij dit streven sluit een reeks voorstelen aan in dit themanummer, zoals het actuariële model van Mark Elchardus, waarin mensen de keuze krijgen tussen het eenmalig opnemen van de studieduur, het verdelen daarvan over het leven (bijvoorbeeld in de vorm van loopbaanonderbrekingen) of het converteren ervan in pensioen. Ook het voorstel van Schuyt om leerlingen eerder van school en dus eerder aan het werk te laten gaan, met het recht op een bepaalde vorm van levenslang leren, past in een streven naar ontlasting van de ‘busy age’. Bijzondere aandacht verdient ook het einde van de loopbaan. Ouderen krijgen nu wel de plicht
Monika Sie Dhian Ho & Frans Becker De heruitvinding van de verzorgingsstaat tot langer doorwerken, maar er zijn weinig banen en weinig vooruitzichten. Ton Korver pleit tegen die achtergrond voor een actief beleid voor beter passende arbeidsomstandigheden voor oudere werknemers en voor opleiding en training. Leeftijdsdiscriminatie moet streng worden bestreden, en in een aantal loopbanen moet arbeidsmoeheid vroeger worden tegengegaan door een verandering van beroepsloopbaan mogelijk te maken, aldus Mark Elchardus. 2. Een goede ondersteuning bij levenslooptransities, zoals bij de eerste schooljaren (een sterke start), bij belangrijke onderwijskeuzes, bij de overgang van school tot de arbeidsmarkt, bij werkloosheid, bij de zoektocht naar nieuw werk, bij de herintrede op de arbeidsmarkt na langdurige ziekte, bij echtscheiding en bij pensionering. Er bestaan tal van voorzieningen voor transitiebegeleiding, maar deze verdienen de volle aandacht van de sociaal-democratie om ze zo goed mogelijk te laten werken, juist omdat ze bijzonder belangrijk zijn voor de sociaal zwakke groepen. Naast vrijheid speelt hier de waarde van sociale ongelijkheid (zie de bijdragen van Ton Korver, Anja Eleveld & Susanne HeegerHertter en Anton Hemerijck).
Noten 1 Gijs Herderschee, ‘Wetsvoorstel van cda en GoenLinks. Werknemer krijgt recht op thuiswerken’, in: de Volkskrant 16 februari 2012. 2 Jan Kok, Levens lezen. Levensloop, demografie en cultuur in historisch perspectief, Inaugurele rede, Radboud Universiteit Nijmegen, Nijmegen 2011, pp. 7-9.
s & d 1 / 2 | 20 12
3. Een goede verdeling van lasten tussen de generaties. Er is een benadering nodig die rekening houdt met het intergenerationele perspectief van solidariteit (zie de bijdrage van Kees Schuyt), maar die ook oog heeft voor rechtvaardigheid binnen de oudere generatie (grote verschillen in levensverwachting, gezondheid, arbeidsverleden, inkomen), het ontplooiingsperspectief van ouderen en de kwaliteit van hun bestaan. Dan gaat het om een grotere keuzevrijheid rond de overgang naar pensionering, betere kansen voor ouderen ¬ al vanaf midden vijftig ¬ op werk, en een grotere variëteit aan werkmogelijkheden (zie boven). 4. Ten slotte moet de sociaal-democratie deze uitgangspunten en prioriteiten bundelen tot een alternatief voor het veelal negatief getoonzette vergrijzings- en flex-denken dat de dominante toekomstvisies kenmerkt. Het streven van de sociaal-democratie is om iedereen, op elke leeftijd, weer een perspectief te bieden dat voldoende ‘toerusting’ en zekerheid geeft, opdat iedereen zich ook voldoende vrij en zelfverzekerd kan voelen om iets van het leven te maken, in de woorden van Mark Elchardus. Opdat mensen meer grip krijgen op hun loopbaan en kwaliteit van leven.
3 Kees van Kersbergen, Social Capitalism. A study of Christian democracy and the welfare state, Londen / New York 1995; Kees van Kersbergen, ‘Socialisme, sociaal-democratie en het Den Uyl-socialisme. De Nederlandse sociaal-democratie en het denken over de verzorgingsstaat’, in: Jet Bussemaker e.a., Verzor gingsstaat tussen individualisme en solidariteit, Wiardi Beckman
Stichting, Amsterdam 1994, pp. 32-56. 4 Vgl. Marcel van Dam, Niemands land. Biografie van een ideaal, Amsterdam 2009. 5 Bart Tromp, Hoe de wereld in elkaar zit. 25 jaar maatschappij, politiek en cultuur, Amsterdam 2004, p. 90. 6 Zie ook Kees Korevaar, Op eigen kracht. Arbeidsrelaties na de verzor gingsstaat, Amsterdam, 2011.
61