Let op! Het gebruik van deze samenvatting is op eigen risico. Gebruik van deze samenvatting is niet voldoende. Usocia is niet aansprakelijk voor het behalen van een onvoldoende.
Stand van Nederland. 1. Van der Veen – Nederlanse Verzorginsstaat 2. Hemerijck et al – Van sociale beschermingsstaat 3. Lash en Urry - End of Organized Capitalism 4. Sennet – De flexibele mens 5. Snel en Engbersen – Openheid verzorgingsstaat 6. Hoogenboom – Two Tiers for all 7. Feeling – Individualisering 8. Schnabel – Individualisering 9. Knijn – Prijzen van de zorg 10. De Beer - Ieder voor zich 11. Hoppe – The Global Tooth brush 12. Giddens – Globalization 13. Rhodes – Globalization and Welfare State 14. Koster – Economische openhied. Van der Veen – Nederlanse Verzorginsstaat 1. De wortels van de moderne verzorgingsstaat Koch: de verzorgingsstaat is van alle tijden: sinds er staten zijn, hebben zij een zekere verantwoordelijkheid voor economie en sociaal welzijn voor de bevolking getoond. Ultee: de verzorgingsstaat is niet van alle tijden, maar een moderne ‘sociale uitvinding’ die zich gelijktijdig met de industriele samenleving heeft ontwikkeld Vervolg op de definitie van Thoenes: - Nadruk op systematische en georganiseerde karakter van de zorg voor het collectieve welzijn komt tot uiting in de garantieformule die kenmerkend is voor de moderne verzorgingsstaat - Verzorgingsstaat heeft veel grotere reikwijdte dan alleen op de zwaksten van de samenleving, het richt zich op het collectief, bijvoorbeeld de AWBZ. Wilensky: verband tussen economische ontwikkeling/groei en verzorgingsarrangementen – redelijke eco groei noodzakelijk voor het ontstaan van een verzorgingsstaat (logic of industrialism-these) - Industrieel prductie leidt tot vraag gekwalifiseerde arbeiders en verstedelijking en daarmee tot beter onderwijs en bescherming volksgezondheid (dit is een functionalistische verklaring) Functionalistische verklaring: een verklaring die de nadruk legt op de bijdrage die verzorgingsstaatarrangementen leveren aan het maarschappelijke geheel (de industriele samenleving) – echter kan dit niet de opkomst en verscheidenheid van die arrangementen verklaren De Swaan: verzorgingsarrangementen zijn ontstaan uit de toegenomen onderlinge afhankelijkheid die in de moderne samenleving tussen mensen is ontstaan ten gevolge van economische en maatschappelijke processen (verstedelijking,industrialisatie, staatsvorming, bevolkingsgroei) - Ons welzijn is afhankelijk geworden van met het welzijn van steeds meer anderen – kan leiden tot negatieve externe effecten – ontstaan verzorgingsarrangementen - Wanneer mensen arm of ziek zijn heeft dit gevolgen voor maatschappij als geheel – beschermen tegen de negatieve externe effecten Probleem van collectieve actie: free riding heeft op collectief niveau negatieve gevolgen – oplossing: dwang van het verschaffen van verzorgingsarrangementen: ‘verstatelijking’ (hier: samenhang staatsvorming en moderne verzorgingsstaat)
Let op! Het gebruik van deze samenvatting is op eigen risico. Gebruik van deze samenvatting is niet voldoende. Usocia is niet aansprakelijk voor het behalen van een onvoldoende. Samenhang staatsvorming natie-staat en verzorgingsstaat: strijd om algemeen onderwijs en bevordering onderwijs in de taal van het land heeft bijdrage geleverd tot de natie staat. De logica van sociale verzekering dwingt tot collectivisering die door de staat ondersteund moet worden (verzekeringsplicht, zoals bij AWBZ). Hiervoor is wel bewustwording en politieke actie nodig – veel arrangementen zijn en worden nog steeds vormgegeven mbv maatschappelijke organisaties (collectieve actie is geworteld in onderlinge solidariteit). Het zijn het verloop van politieke strijd en de verhoudingen tussen de betrokken actoren en politieke groeperingen die de verschillen tussen moderne verzorgingsstaten verklaren De Swaan: eerst sprake van sociaal gevoel en betrokkenheid bij medeburgers, nu wordt er vanuit gegaan dat voor behoeftige medeburgers wordt gezorgd – maar moderne sociale gevoel blijft nodig Schwitters: individuele risico’s/verantwoordelijkheden veranderen in collectieve risico’s/ verantwoordelijkheden door ‘van schuld naar risico’. Arbeidsongevallen veranderen van individuele fouten in een risico dat in productieproces zat collectieve verantwoordelijkheidsociale zekerheid 2. Doelstellingen van de moderne verzorgingsstaat Verzorgingsstaat kwam tot stand na een langdurig proces van politieke strijd, particuliere initiatieven en staatsinterventie – proces van kleine stappen van allerlei actoren (niet gepland of gestuurd) 3 doelstellingen: 1. Garantie van sociale zekerheid voor alle leden van de samenleving: voor individuen maar ook voor voorkomen van negatieve externe effecten (bijv van werkloosheid) voor de maatschappij. Dit is géén doelstelling voor gelijkheid! 2. Een reductie van willekeur in de verdeling van levenskansen: gelijkwaardigheid en gelijke kansen (ideologie van industriele samenleving; meritocratisch; status op basis van verdienste): een recht, geen gunst 3. De wenselijkheid van maatschappelijke integratie van alle leden van de samenleving: voor een voldoende fiscaal draagvlak (zoveel mogelijk zelf dmv werk in eigen onderhoud voorzien, wanneer niet lukt beroep doen op soc zekerheid) + arrangementen zijn universeel + afgeleide doelstelling: zo volledig mogelijke werkgelegenheid Moraal van de verzorgingsstaat: - Waarden: solidariteit en maatschappelijke verantwoordelijkheid - Normen: wederkerigheid (voor wat hoort wat) en het moderne arbeidsethos. twee gezichten van de verzorgingsstaat: beschermend en stimulerend, maar ook dwingend en controlerend 3. De ontwikkeling van de Nederlandse verzorgingsstaat: van hekkensluiter naar koploper 3.1 Verzuiling en corporatisme De moderne verzorgingsstaat is ontstaan in periode van verzuiling en corporatisme (samenwerking tussen diverse belangenorganisaties). Na schoolstrijd: maatsch. org alle vrijheid voor inrichting, de overheid verzorgt financien (confessioneel) MÁÁR: Afhankelijkheid van overheid overheid meer macht overheid inhoudelijke en organisatorische afhankelijkheid deconfessionalisering (vooral na ontzuiling) Na WOII: overheid uitbouwen sociale zekerheid 3.2 De ontwikkeling van arrangementen
Let op! Het gebruik van deze samenvatting is op eigen risico. Gebruik van deze samenvatting is niet voldoende. Usocia is niet aansprakelijk voor het behalen van een onvoldoende. Verzorgingsstaat is ontstaan uit ontwikkelingen op verschillende terreinen van maatschappelijke zorg en overheidsinterventie -
Periode tot 1914: eerste sociale bescherming van werknemers: selectief Periode tot WOII: langzame uitbreiding, maar nog steeds selectief Na WOII: snelle uitbreiding van de reikwijdte – algemene en verplichte werknemersverzekeringen (uit idee van nationale solidariteit) Tot ’60: uitbouw; collectieve karakter neemt toe
3.3 Het naoorlogse politieke compromis Na WOII: opvattingen over verhodingen tussen staat en maatschappelijke org liepen uiteen Soc Democraten (staat centrale rol organisatie) tegen confessionelen (org centrale rol) relatief trage ontwikkeling verzorgingsstaat. – pas vanaf ’50 versnelling Compromis: - Gemengde organisatie van het stelsel van soc zekerheid: staat reguleerde, org voerde uit - Geleide loonpolitiek: zelfstandigheid in ruil voor uitgebreide overlegstructuur Jaren ’50 en ’60: hoge eco groei, veel arrangementen tot stand 4. Het Nederlandse model in vergelijkend perspectief 4.1 Ordening van verzorgingsstaten Typologie van Titmuss: - Residuele verzorgingsstaat: staat slechts garant voor de soc zekerheid van haar burgers wanneer andere daarvoor geeigende kanalen tekortschieten: ondersteuning door de staat - Achievement: sociale rechten gefundeerd in verdienste (premie voor betaald) - Institutionele verzorgingsstaat: universele en onvoorwaardelijke garantie van soc rechten Nadelen typologie: - Lijkt eerder op chronologische ordening van de ontwikkeling - Geen sluitende typologie: vaak in een verzorgingsstaat meerdere typologieen Typologie van Esping-Andersen: Verzorgingsstaat garandeerd dat een individu zich sociaal staande kan houden onafhankelijk van de verzorgingsstaat Decommodification: de mate waarin soc beleid mensen onafhankelijk maakt van de markt - Liberale verzorgingsstaat (VS): ondersteuning sterk inkomensafhankelijk, geindividualiseerd - Conservatief-corporatistische verzorgingsstaten (DU): functioneren van de markt minder belangrijk, bescherming van klasse- en statusverschillen veel meer centraal, gezin centraal - Sociaal-democratische verzorgingsstaat (ZW): gelijkheid en soc integratie komen in de plaats van bescherming van de markt of familie, hoge arbeidsparticpatie (hoge belastingdruk) 4.2 De Nederlandse verzorgingsstaat volgens Esping-Andersen Nederland lang conservatief-corporatistische en sociaal-democratische verzorgingsstaat (blz39) Na jaren ’80: verandering na crisis: meer op arbeidsparticipatie gericht 5. De crisis van de verzorgingsstaat 1948-1973: gouden tijdperk: verzorgingsstaat en economie grote groei Na 1975: uitgaven veel hoger dan de inkomsten door crisis (werkloosheid) Einde gouden tijdperk begonnen individualisering en emancipatie Inglehart: Silent revolution: post-materialistisch waardenpatroon: ideeën van individuele vrijheid en persoonlijke ontwikkeling en ontplooiing daling aantal huishoudens, toename aantal
Let op! Het gebruik van deze samenvatting is op eigen risico. Gebruik van deze samenvatting is niet voldoende. Usocia is niet aansprakelijk voor het behalen van een onvoldoende. alleenstaanden, arbeidsparticipatie vrouwen (maar algemene arbeidsparticipatie daalde), afname leden van vakbonden en kerk komt wss door afname afhankelijkheid Gevolgen voor beleid: - Verhoging beroep op voorzieningen - Arbeidsinkomen wordt minder als huishoudinkomen gezien - Druk op arbeidsmartkt neemt toe - Overlegeconomie verliest legimiteit door minder leden vakbond 6. Herziening: van voorzichtige stappen naar rasse schreden Probleem: stijgende kosten, meer inactiviteit Van betaalbaarheid naar beheersbaarheid eerst naar kosten gekeken, nu naar in- en uitstroom Actievere verzorgingsstaat
Hemerijck et al – Van sociale beschermingsstaat Sennet – De flexibele mens
Flexibel kapitalisme: werknemers moeten zich steeds weer aanpassen, openstaan voor veranderingen op korte termijn, voortdurend risico’s durven nemen, steeds minder afhankelijk worden van regelingen en formele procedures
Karakter betreft de persoonlijke kenmerken die wij in onszelf waarderen en warvoor wij door anderen gewaardeerd willen worden Vader Enrico: altijd zelfde baan, schaamde zich toen zijn vrouw ging werken, regels van zijn vakbond en oudedagvoorzieningen gaf hem een kader, wel sociaal succes, streeft voor zoon Rico naar opwaartse mobiliteit levensverhaal van een rechte lijn die steeds langer werd en dat zin had in een zeer bureaucratische wereld Zoon Rico: is tegen het harnas van de bureaucratie en staat open voor verandering en risico’s, beschouwd vrouw als gelijke als het om werk gaat, elektronisch contact met vrienden, bang dat zijn kinderen een gebrek aan zelf discipline meekrijgen zijn wereld wordt gekenmerkt door flexibiliteit en voortdurende veranderingen, het heeft economisch en sociaal niet veel om een verhaal van op te stellen Nadruk op globalisering van de markt en nieuwe technologische ontwikkelingen als de voornamste kenmerken van het kapitalisme van onze tijd + Arbeidstijd is helemaal opnieuw ingericht: niks is meer op lange termijn gericht, men kan niet zijn hele werkende leven met dezelfde kennis en vaardigheden toe. Bedrijven besteden veel raken aan kleine bedrijfjes of personen uit, waardoor de markt van uitzendbureaus sterk groeit. - De markt gelooft dat snel rendement het meest bevorderd wordt door snelle organisatorische veranderingen tijdelijk werk en contractarbeid Bedrijven verwijderen diverse lagen in hun bureaucratie om het flexibeler te maken De computer heeft een eind gemaakt aan de trage, moeizame communicatie van bevelsstructuren Nadelen: - De concentratie op korte termijn tast trouw en wederzijdse betrokkenheid aan - Bemoeilijkt de ontwikkeling van informeel vertrouwen
Let op! Het gebruik van deze samenvatting is op eigen risico. Gebruik van deze samenvatting is niet voldoende. Usocia is niet aansprakelijk voor het behalen van een onvoldoende. -
-
Gebrek aan duidelijke bevelen van bovenaf zorgt voor verzwakking sociale banden: in de vorm van teamwerk, waarij het team de ene naar andere taak verricht terijl de samenstelling van het team veranderd Ingewikkelde combi met gezin: voor kinderen moet er wel gezag en een sturende hand zijn Moeilijk duurzame sociale relaties te onderhouden
Kotter: beter adviserend optreden dan gevangen in een vaste baan: gereserveerdheid en oppervlakkige bereidheid tot samenwerking zijn een betere bescherming tegen de huidige realiteit dan gedrag dat uitgaat van waarden als trouw en dienstbaarheid
Lash en Urry - End of Organized Capitalism Marx&Engels: set van invloedrijke sociale ontwikkelingen die de westerse maatschappijen in de 19e eeuw heeft gekarakteriseerd – georganiseerde kapitalisme kwam tot een eind Monopoly capitalism: stijgende concentratie van constant en veranderlijk kapitaal. aangevuld door de eenrichtingstendens naar centralisatie van geldkapitaal Marx&Weber: securalisatie individualisering (het eigentijdse kapitalisme ondergaat een proces van desorganisatie) Marx en Engels hebben sociale ontwikkelingen uiteengezet die hebben geleid tot het kapitalistische systeem in westerse samenlevingen. Marxisten pleiten dat er sprake is van een monopolistisch kapitalisme, gekarakteriseerd door een toenemende concentratie van kapitaal. Weberianen beargumenteren dat er een groei van bureaucratie plaats vindt en in alle instituties sprake is van rationalisering. Volgens Lash en Urry loopt deze geoganiseerde kapitalistische samenleving op zijn eind en komt daarvoor in de plaats een ‘disorganized capitalism’. Kocka: Georganiseerde kapitalisme bestaat uit de volgende met elkaar verbonden eigenschappen: 1. De verhoogde interconnectie van banken en de industrie. En de groei van kartels. 2. De groei van de scheiding van eigendom en controle. 3. De groei van nieuwe sectoren van intelligentsia en van een bureaucratisch employed middenstand. 4. Groei van collectieve organisaties in de arbeidsmarkt. 5. Stijgende inter-verbinding tussen de staat en de grote monopolies. 6. De uitbreiding van imperiums en de controle van markten en productie overzee. 7. Stijgend aantal en grootte van staatsbureaucratieën. 8. Diverse indeologische veranderingen betreffende de rol van technische rationaliteit en de verheerlijking van wetenschap. Toevoeging door Lash and Urry: 9. Industrie als de dominante sector met veel werknemers 10. De concentratie van verschillende industrieen in verschillende regionen 11. De vergroote belang van grote industriesteden. 12. Modernisme -
Organisatie ‘at the top’: industrie, interconnectie van banken en de industrie, proliferatie van kartels, concentratie van verschillende industrieen in verschillende regionen Organisatie ‘at the bottom’: arbeiderspartijen, gezondheidszorg
Stappenplan naar georganiseerd kapitalisme: - Industrialisering - Pre-kapitalistische organisaties overleven in de kapitalistische periode - Groot land heeft betere concurrentiepositie (meerdere industrieen)
Let op! Het gebruik van deze samenvatting is op eigen risico. Gebruik van deze samenvatting is niet voldoende. Usocia is niet aansprakelijk voor het behalen van een onvoldoende. Desgeorganiseerde kapitalisme: 1. Groei van een wereldmarkt zodat nationale overheden dit minder kunnen reguleren. 2. Uitbreiding van het aantal mensen werkend in de dienstensector. 3. Afname in de absolute en relatieve hoeveelheid van de laaggeschoolde arbeiders zoals fabriekswerkers. 4. Toename van flexibele vormen van werk. 5. Toenemende onafhankelijkheid van grote monopolies van individuele natiestaten. 6. Spreiding van het kapitalisme in de Derde Wereld Landen. 7. Afname van klassen partijen. Je stemde niet meer automatisch op de politieke partij die jouw klassen vertegenwoordigde. 8. Toename van culturele fragmentatie en pluralisme. 9. Uitbreiding van het aantal natiestaten. 10. Uitsterving van de regionale economieen. 11. Veranderingen in industriële structuren zoals het productieproces gedeeltelijk verhuizen naar Derde Wereld landen. 12. Industriele steden worden minder belangrijk. 13. Opkomst van het postmodernisme.
5 maatschappijen: Duitsland: meest georganiseerd Vroeg al georganiseerd in top en bottom, grote industriele sector van kapitaalgoederen, interconnectie van banken en de industrie. Zweden: meest corporatistisch (staatsordening op grondslag van samenwerkende corporaties) en socialistisch Begon georganiseerd vanuit bottom, interventie van de staat in de economie, concentratie van verschillende industrieen Engeland&Frankrijk: eersten die industrialiseerden Engeland al vroeg begonnen met export van kapitaalgoederen, maar ook snelle groei van dienstverlenende sector USA: meest kapitalistisch Non-corporatisctisch , kapitalisme in de top was kwam niet overeen met kapitalisme in de bottom Verschillen tussen modernisme en post-modernisme: Postmodernisme gaat over de overtreding van grenzen - tussen wat binnen en wat buiten een culturele tekst is - tussen werkelijkheid en representatie - tussen cultureel en sociaal - tussen hoge cultuur en populaire cultuur Modernisme: argumenten uitgewisseld tussen mensen en partijen, waardoor er steeds meer consensus tot stand komt over de gewenste ontwikkelingen. Postmodernisme: Omdat het fundament, het middel (de taal) en de rede daartoe ontbreken, kan men niet tot consensus komen, en heerst er een onophefbare pluraliteit van denken. Organized capitalism = modernisme, desorganized capitalism = postmodernisme Tabel 1. Tijdelijke en ruimtelijke veranderingen in liberle, organized en disorganized capitalism. Fase van kapitalistische Predominante Ruimtelijke veranderingen ontwikkeling tijdelijke/ruimtelijk binnen elk gebied organisatorische/ structuren Liberaal Grootschalige ineengestorte Groei van kleine industrie. rijken die opgebouwd zijn Uitbreiding van nieuwe rondom wereldreligies of stedelijke centra in dynastieke heersers. plattelandsgebieden. Opkomst van een zwakke natiestaat Georganiseerd Natiestaten die de rest van de Ontwikkeling van verschillende wereld in economisch opzicht regionale economieen domineerden door kolonisatie. georganiseerd rondom
Predominante middelen van doorgegeven kennis en uitvoerend toezicht Geschreven en van mond tot mond.
Drukken.
Let op! Het gebruik van deze samenvatting is op eigen risico. Gebruik van deze samenvatting is niet voldoende. Usocia is niet aansprakelijk voor het behalen van een onvoldoende.
Ongeorganiseerd
Ontwikkeling van de wereldeconomie en een verspreiding van het kapitalisme wereldwijd.
stedelijke gebieden. Ongelijkheid tussen industriële en geen industriële gebieden. Neergang van verschillende regionale/nationale economieen en industriële steden. Groei van industrie in kleinere steden en ontwikkeling van de dienstensector. Onderscheid tussen financiën en industrie.
Elektronische informatie vermindert de tijd-ruimte afstand tussen mensen. Controle neemt daardoor toe.
Snel en Engbersen – Openheid verzorgingsstaat Twee belangrijke doelstellingen van de Nederlandse verzorgingsstaat: Het bestrijden van onaanvaardbare vormen van ongelijkheid en het realiseren van gelijke kansen voor burgers. Vanaf de jaren 90 is de inkomensongelijkheid toegenomen. Dit komt doordat de samenleving is veranderd in een postindustriële samenleving waarin de diensteneconomie centraal staat. Dit zorgt voor verschillende vormen van arbeidsonzekerheid (langdurige werkloosheid, tijdelijke of flexibele banen). Daarnaast is er een onzekerheid en instabiliteit op het vlak van primaire relaties (familie). Er is een toename van alleenstaanden. Verder is de samenleving heterogener geworden, een multiculturele samenleving. De sociale positie van allochtonen is slechter dan die van autochtonen. Tot slot heeft de staat nog een derde rol: toekenner van burgerschaps- en verblijfsrechten. De staat treedt enerzijds terug door deregulering en privatisering, maar op andere vlakken hebben ze meer invloed gekregen (milieubeleid, overlegeconomie). Er is sprake van een afname van de beschermingsfunctie van de staat. De staat heeft extra strenge regels omtrent het migratiebeleid. Door bewaking van de fysieke grens als door de bewaking van de toegang tot de arbeidsmarkt en publieke voorzieningen worden migranten geweerd. Marx bedacht de theorie van de klassensamenleving. Zijn tegenhanger is Weber. Volgens Marx is sociale ongelijkheid terug te voeren op het al dan niet bezit hebben van productiemiddelen. Marx ging uit van een bipolair wereldbeeld: er zouden uiteindelijk 2 klassen ontstaan. Vandaag de dag worden sociale klassen nog steeds geanalyseerd op basis van inkomens- of beroepsgroepen. Naast klasse onderscheidt Weber ook nog macht en stand/status als dimensie van sociale ongelijkheid. Met stand wordt verschillende leefstijlen bedoeld, culturele verschillen. Behalve bezit zijn ook kwalificaties of vaardigheden van belang voor je positie. Voor beiden hangen klassenposities af voor mensen die in het arbeidsproces zitten. Marx voorspellingen zijn niet uitgekomen, omdat het beheer over kapitaal veranderd is (managers in loondienst). Ten tweede zijn er eerder meerdere klassen bijgekomen. Verder zijn de levensomstandigheden van de werkende klassen verbeterd. Daarnaast wordt kennis steeds belangrijker in plaats van kapitaal. Wright bouwt voort op Marx met het idee dat positie niet alleen afhangt van de relatie tot productiemiddelen, maar ook de beschikking over expertise, vaardigheden en de positie in de organisatorische hierarchie. Ook Wright heeft alleen aandacht voor de arbeiders en denkt in termen van uitbuiting. De klassentheorie zou niet meer kloppen door de overgang naar de postindustriële diensteneconomie, de toegenomen arbeidsmarktparticipatie van vrouwen en de opkomst van nieuwe sociale scheidslijnen tussen werkenden en niet-werkenden.
Let op! Het gebruik van deze samenvatting is op eigen risico. Gebruik van deze samenvatting is niet voldoende. Usocia is niet aansprakelijk voor het behalen van een onvoldoende. Esping-Anderson introduceert de fordistische en postindustriële hierarchie. Bij het laatste vormen de beroepen in de dienstensector geen homogeen geheel, er zijn degradaties. En hij introduceert de outsider population: zij die overbodig zijn in de hedendaagse economie. Neo-weberianen zijn geïnteresseerd in de sociale mobiliteit van mensen. Er kan onderscheid gemaakt worden in intergenerationele mobiliteit (sociale verandering ten opzichte van de ouder) en intragenerationale mobiliteit (sociale verandering ten opzichte van twee moment in eigen leven). Er zou heden ten dagen sprake zijn van een verschuiving van ascription naar achievement. Hoewel er sprake is van sociale mobiliteit is dit erg beperkt. Veel opwaartse mobiliteit komt niet door een grotere openheid en gelijkheid in de samenleving maar doordat er meer beroepen in de hogere sectoren bijgekomen zijn door technologische ontwikkelingen. Het zogenaamde lift-effect. Liberale auteurs spreken van het einde van de klassenmaatschappij door toenemende openheid en mobiliteitskansen voor iedereen. De postmoderne samenleving wordt gekenmerkt door een hoge mate van structurele differentiatie, individualisering en een verscheidenheid aan culturen en leefstijlen. Een uitvloeisel hiervan is de verandering in de primaire relaties. Daarnaast gaan individuen zelf meer vorm geven aan hun eigen levens. Ze nemen het heft in eigen handen. Beck spreekt over een individualisering van sociale ongelijkheid. Het is geen collectief verschijnsel meer. Je hebt het zelf in de hand in hoeverre je stijgt op de sociale ladder. Dit hangen de Neo-weberianen en postmoderne acteurs ook aan. De toegenomen welvaart en de opkomst van de massaconsumptie zorgen er verder voor dat de klassenverschillen vervagen. Producten zijn voor een ieder makkelijker te verkrijgen en op die manier kan elke levensstijl gekozen worden. De ongelijkheid is de laatste jaren toegenomen algemeen economische ontwikkelingen, politieke beslissingen en demografische factoren. De overheid besloot om het minimumloon en de uitkeringen te bevriezen in de jaren 80 en 90. Daarnaast zijn het aantal eenpersoonshuishoudens en tweeverdieners gestegen. Echter internationaal gezien is de inkomensongelijkheid gering. Uit onderzoek van Ganzenboom en Luijk blijkt dat er meer mogelijkheden zijn voor sociale mobiliteit. Echter voor allochtonen en de outsiders population is deze sociale stijging moeilijk te bereiken. Naast een sociaal-economische stratificatie is er ook sprake van een etnische stratificatie. Dit hangt onder meer samen met de juridische verblijfsstatus van mensen. De nationale staten in Europa beïnvloeden in grote mate de sociale positie en maatschappelijke kansen van migranten en etnische minderheden. Migranten die over de Nederlandse nationaliteit beschikken, beschikken ook over volledig burgerschap. Daarnaast zijn er migranten met volledige sociale rechten en partiele politieke rechten hebben (bewonerschap). Tot slot zijn er migranten met zeer beperkte sociale rechten en geen politieke rechten (vreemdelingenschap). Een verschil tussen de illegalen vluchtelingen en de outsiders population is dat de eerste groep een illegale status heeft, een voorkapitalistische arbeidsmarktpositie en sociale en psychologische effecten ervaren door het juridische labelingsproces.
Let op! Het gebruik van deze samenvatting is op eigen risico. Gebruik van deze samenvatting is niet voldoende. Usocia is niet aansprakelijk voor het behalen van een onvoldoende. Veel migranten zijn werkloos. Dit komt onder andere doordat ze laaggeschoold zijn en we nu in een dienstensector leven met hooggekwalificeerd personeel. Daarnaast bestaan er culturele verschillen, zoals dat werken hoog in het vaandel staat bij allochtonen of een taalachterstand. Tot slot spelen structurele kenmerken van de arbeidsmarkt mee, zoals discriminatie of de informele sociale contacten van mensen die voor werk kunnen zorgen. Er is een groot verschil tussen armoede en sociale ongelijkheid. Bij het laatste gaat het om graduele verschillen tussen mensen. Er is sprake van een sociale breuklijn. Armoede bestaat onder een bepaalde grens die als onacceptabel wordt ervaren. Moderne armoede is geen levensbedreigende armoede, maar relatief. Deze mensen hebben een achterstandspositie en krijgen op sommige vlakken te kort (nieuwe kleding, sportclub, consumptiegoederen). Er wordt onderscheid gemaakt in 3 soorten armoede: incidentele, herhaaldelijke en duurzame. Dit betekent dat armoede niet alleen voor de onderste klassen realiteit is, maar ook kan bestaan onder hogere klassen. Het hangt veel meer samen met bepaalde persoonlijke gebeurtenissen in jouw levensloop. Mede beïnvloedt door individualisering. De grootste subcategorie is de incidentele armen. Met materiële deprivatie wordt bedoeld dat mensen om financiële redenen niet over goederen kunnen beschikken die in de samenleving gangbaar zijn. Sociale deprivatie houdt in dat mensen onvoldoende geld hebben voor sociale activiteiten waarmee het contact met anderen en de rest van de samenleving onderhouden kan worden. Geconcludeerd kan worden dat de Nederlandse samenleving gekenmerkt wordt door een toegenomen openheid om sociaal te stijgen. Daarnaast is armoede niet alleen maar weggelegd voor de lagere sociale klassen. Echter blijft er een klasse bestaan bestaande uit een groep arme mensen (vooral met een andere etnische afkomst) die in duurzame armoede leven. Tevens is de samenleving gesloten op het gebied van migratiebeleid.
Hoogenboom – Two Tiers for all Feeling – Individualisering Ontwikkeling in drie periodes: 45-60 Stabiliteit en continuïteit op sociaal-cultureel gebied. Eindigt als wederopbouw is voltooid. Scherpe tegenstellingen ontstaan op cultureel gebied omdat babyboom generatie wil genieten van de door hard werken verworven welvaart. 60-75 Ontzuiling en culturele revolutie Door uitbouw verzorgingsstaat kunnen mensen ombekommerd genieten van de welvaart. Individuele welvaart en toenemend opleidingsniveau maken individuele ontplooiing tot een norm. Traditionele waarden staan ter discussie. Instituties worden niet meer gezien als dragers van moraliteit. 75-nu Recessie zorgt voor de niet-vanzelfsprekendheid van de welvaart
Let op! Het gebruik van deze samenvatting is op eigen risico. Gebruik van deze samenvatting is niet voldoende. Usocia is niet aansprakelijk voor het behalen van een onvoldoende. Algemeen Individualisering belangrijk onderdeel van culturele modernisering. Sinds de jaren 60 is er tempoversnelling gaande. Door de afname van populariteit van traditionele waarden wordt de-traditionalisering genoemd. Heitmeyer 1971: De overgang naar post-traditionele samenleving is te verklaren door processen van functionele differentiatie: binnen moderne samenlevingen worden Multi-functionele instituties individuele instituties. Onderzoek Onderzoek op basis van cijfers SCP. Vijf enquetes tussen 1979 en 2000. Individualisering in vijf betekenissen: -De-insitutionalisering (Niet meer participeren in traditionele instituties) -De-traditionalisering (Verandering van de dominante culturele opvattingen en waarden, nadruk op vrijheid en individu) -Privatisering (Opvattingen worden minder gevormd door de sociale groepering) -Fragmentering (Minder samenhang tussen opvattingen en waarden) -Heterogenisering (toename van verschillen in opvatting tussen individuen) Individualisering van waardeoriëntaties Laatste 25 jaar sprake van individualisering. Toename van hedonisme en economisme. Afzwakking van familialisme en minder streven naar politieke en economische gelijkheid. Geen de-traditionalisering van waarden, economisme is nl. toegenomen. Nauwelijks sprake van privatisering, geen verandering in samenhang tussen sociale kenmerken en waardenorientaties. Politieke individualisering Belang van vrijheid en gelijkheid groter geworden op politieke agenda? Economisch conservatisme (inkomensgelijkheid, oppositie tegen overheidsingrijpen in economie) Cultureel conservatisme (burgerlijke vrijheden, actief ingrijpen in leven en dood door politiek en rol van de vrouw) Afname van cultureel conservatisme in combinatie met economisch conservatisme betekent individualisering. Er is sprake van de-institutionalisering, tot jaren 80 minder leden politieke partijen en vakbonden maar dit proces is gestopt. Instituties openbaren zich ook meer als maatschappelijke organisaties als goede doelen e.d. Er was een toename van economisch conservatieve opvattingen, inmiddels is dit minder. Cultureel conservatisme is wel afgenomen. Van fragmentering is sprake want de samenhang tussen cultureel en economisch conservatisme is afgenomen. Godsdienstige individualisering Kerklidmaatschap is enorm genomen, net als kerkbezoek. Er is dus sprake van de-institutionalisering. Ook de godsdienstige overtuigingen en opvattingen zijn afgenomen. Er is sprake van fragmentering omdat voor kerkleden het geloof nauwelijks een rol speelt in hun dagelijks leven.
Let op! Het gebruik van deze samenvatting is op eigen risico. Gebruik van deze samenvatting is niet voldoende. Usocia is niet aansprakelijk voor het behalen van een onvoldoende. Conclusie Van een radicale verandering van een traditionele samenleving naar een post-traditionele samenleving is geen sprake. Individualisering is een langzaam proces. Mensen maken in toenemende mate zelf hun keuze uit de mogelijkheden, creëren en sluiten zich aan in nieuwe netwerken en geven dus hun eigen voorkeuren vorm.
Schnabel – Individualisering 1. Individualisering gemeten Mensen zijn steeds minder geneigd in grote eenheden samen te leven, het inwonersaantal in NL steeg 40% tussen 1960 en 2000 maar het aantal huishoudens verdubbelde. Het aantal leden in een huishouden is gedaald van 3,6 tot 2,3. Kinderen verlaten het ouderlijk huis jonger en doet dat in de meeste gevallen zonder meteen voor het huwelijk te kiezen. Vrouwen houden verder hun meisjesnaam en dat tekent de zelfstandigheid. Gezinnen zijn dus kleiner en leden onderling zijn zelfstandiger (eigen kamer eigen apparatuur/badkamer) 2. Individualisering, verzelfstandiging en emancipatie Meer keuzevrijheid. Uit zich bv. in beroepskeuze. Emancipatiesbewegingen zijn gericht op individuele keuze en priesters willen bijvoorbeeld meer vrijheid, mbt bv het celibaat. 3. Voorwaarden van individualisering Individualisering is alleen mogelijk in samenlevingen met een hoge mate van zowel arbeidsverdeling als van functionele differentiatie en specialisatie. Met een hoge productie van goederen en een hoog niveau van gemeenschapsvoorzieningen. Individualisering is een luxe van rijke samenlevingen. 4. Prijs van individualisme Individualisme is duur. Macro: Milieuschade door autogebruik Aantal woningen stijgt, investering tussen 67 en 90 ongeveer 80 tot 100 miljard Aantal inkomens en uitkering is gestegen Micro: Mensen moeten duurzame gebruiksgoederen als wasmachines aanschaffen en hebben meer individuele gebruiksgoederen als tv’s. 5. Overheid en individualisering Overheid past beleid aan op basis van de roep om individualisering Overheid stimuleert individualisering doordat de individuele rechten en plichten de basis van de wetgeving vormen. Ook het emancipatiebeleid zorgt voor een toename van de individuele keuzevrijheid. 6/7. Individualisering en het ontstaan van het individu. Culturele verschillen Verschil NL en India, contact tussen kind en moeder daar veel intenser. Voor indiers is seperatisme met angst omgeven en ze worden opgevoegd als gemeenschapsmens. 8. Hoe individualistisch is de Nederlander? Nederland en Scandinavië individualistisch maar ook onderling verantwoordelijk, loyaal en solidair.
Let op! Het gebruik van deze samenvatting is op eigen risico. Gebruik van deze samenvatting is niet voldoende. Usocia is niet aansprakelijk voor het behalen van een onvoldoende. Binnen Nederland groot verschil tussen allochtonen en autochtonen. Marokkaanse kinderen worden opgevoed met collectief mensbeeld. 9. Individualisme als idee en ideaal 4 uitgangspunten van individualisme volgens Lukes (1973) Erkenning van de waarde en de waardigheid van de mens Erkenning van de autonomie van het individu Erkenning van de waarde van het onderscheid van het openbare en het private leven Erkenning van de waarde van de zelfontplooiing en de zelfverwerkelijking van het individu 10/11 Kwantitatief en kwalitatief individualisme
Knijn – Prijzen van de zorg
De Beer - Ieder voor zich De verzorgingsstaat is gebouwd op het collectief en op solidariteit. Maar door de individualisering in de samenleving wordt het draagvlak minder. Paul de Beer onderzoekt of er sprake is van een individualeseringstendens en of dat werkelijk ervoor zorgt dat het de verzorgingsstaat ondermijnt. Individualisering kan op verschillende manieren worden uitgelegd. De eerste interpretatie is dat de band met traditionele instituties (kerk, gezin, politieke partij) afneemt. Daarnaast gaat het om eigen keuzes maken. Je behoort niet meer tot 1 groep heel je leven lang
Let op! Het gebruik van deze samenvatting is op eigen risico. Gebruik van deze samenvatting is niet voldoende. Usocia is niet aansprakelijk voor het behalen van een onvoldoende. (geloofsgemeenschap, sociale rang, geslacht). Echter blijkt dat de voorspelbaarheid van het individuele opvattingen alleen maar is toegenomen. De laatste interpretatie is dat de opvattingen moderner (individuele vrijheid, gelijkheid) worden onder mensen.
Voorspelbaarheid van individuele opvattingen houdt geen verband met één van de solidariteiten. Als jouw opvattingen erg verschillen met jouw sociale groep , ben je niet meer of minder solidair.
Moderne opvattingen gaan aan de ene kant gepaard met minder solidariteit door minder steun te geven aan traditionele deugden. Aan de andere kant zijn ze wel voor gelijkheid. Het blijkt ook uit onderzoek dat het tweeledig is. Ze geven wel veel tweezijdige informele solidariteit, maar bieden weinig informele hulp. Door lid te zijn van een club wordt het collectief voorop gesteld in plaats van eigen belang, maar er is ook sprake van uitsluiting bij een club. Het blijkt inderdaad groepsgebonden solidariteit te bevorderen.
Let op! Het gebruik van deze samenvatting is op eigen risico. Gebruik van deze samenvatting is niet voldoende. Usocia is niet aansprakelijk voor het behalen van een onvoldoende. Kortom er is sprake van individualisering, want er is een minder sterke band met traditionele instituties. Verder hechten mensen meer waarden aan vrijheid en gelijke rechten. Echter blijken ze niet minder voorspelbaar te zijn. Minder banden met traditionele instituties gaan gepaard met minder vrijwilligerswerk, minder giften aan goede doelen en minder steun voor inkomensnivellering. Moderne opvattingen zorgen voor minder informele hulp, meer wederkerige steun aan familie en vrienden en formele solidariteit. Dus individualisering vormt geen grote bedreiging voor de verzorgingsstaat.
Hoppe – The Global Tooth brush Dit artikel geeft aan de hand van het voorbeeld van de electrische tandenborstel aan hoe globalisering in elkaar steekt en dat alle onderdelen ergens anders vandaan komen, in totaal 10 landen die meewerken aan de productie van de tandenborstel terwijl in Nederland alleen het design is ontstaan bij Philips. Werknemers in landen waar onderdelen worden gemaakt voor de tandenborstel zien de lage lonen die ze verdienen niet als een nadeel van globalisering maar juist als een mogelijkheid om geld te verdienen ongeacht verschillen met andere landen. Door de vorderingen van globalisering zijn ook de wensen van individuen vergroot, zo wordt er veel werk gestoken in de verpakking van de tandenborstel die toch weer weggegooid gaat worden. Ook komt er een man aan het woord die niet blij is met globalisering, hij vindt dat mensen er alleen maar eenzaam van worden (individualisering). ‘Het proces van globalisering begon 600 jaar geleden, toen de Europeanen de wereld rond gingen om het zich toe te eigenen - door middel van de cartografie, religie, geweld, economie en vervoer. Wat we nu meemaken is de laatste daad van dit drama: een wereld volledig veroverd, waarin grondstoffen, goederen en informatie vrij kunnen circuleren met geen plaats buiten hun bereik. Het zijn de hoogtijdagen van de buitenstaander.’
Giddens – Globalization Koster – Economische openheid In het publieke en politieke debat, maar ook in de wetenschappelijke literatuur wordt economische openheid als een bedreiging voor de verzorgingsstaat gezien. De gedachte is dat door de toegenomen invloed van internationale markten het onmogelijk is om een hoog belastingniveau aan te houden. Waardoor er minder geld is om uit te geven aan de verzorgingsstaat. Daarnaast wordt er gedacht dat de verzorgingsstaat mensen uit armere landen kan aantrekken. Er zijn 4 hypotheses opgesteld om te onderzoeken wat de gevolgen zijn voor de verzorgingsstaat bij economische openheid. Hypothese 1: Economische openheid ondermijnt de verzorgingsstaat Economische openheid leidt tot een ‘race to the bottom’. Om te verkomen dat bedrijven en personen uit een land vertrekken, wordt het belastingniveau verlaagd. Andere landen volgen dit voorbeeld. Met als gevolg dat er weinig middelen overblijven om de verzorgingsstaat te betalen. Daarnaast verlagen overheden de belastingen om belastingvlucht tegen te gaan. Tot slot zijn
Let op! Het gebruik van deze samenvatting is op eigen risico. Gebruik van deze samenvatting is niet voldoende. Usocia is niet aansprakelijk voor het behalen van een onvoldoende. investeerders belangrijk voor een economie van een land. Dus als overheid wil je deze investeerders behouden met behulp van lage belastingtarieven. Hypothese 2: Economische openheid leidt tot een uitbreiding van verzorgingsstaten. In de jaren 80 zijn de uitgaven van de verzorgingsstaat gestegen en tegelijkertijd is de economische openheid vergroot. Economische openheid leidt tot een grotere onzekerheid, zodat de bevolking meer bescherming nodig heeft bij tegenslagen. Daarnaast leiden investeringen in een verzorgingsstaat tot een verbeterde concurrentiepositie door een grotere mate van sociale stabiliteit en de mogelijkheid tot collectieve afspraken. Hypothese 3: Economische openheid leidt tot convergentie van verzorgingsstaten. De relatie is kromlijnig. Een toename van economische openheid leidt tot een afname van de verzorgingsstaat in landen met een grote mate van economische openheid. In landen met minder economische openheid leidt het juist tot een uitbreiding van de verzorgingsstaat. Verzorgingsstaten gaan dus meer op elkaar lijken. Hypothese 4: Economische openheid heeft geen invloed op verzorgingsstaten. Andere factoren spelen een rol zoals instituties van een land, een evenwicht van constitutionele structuur, machtsverdeling tussen instituties en de populariteit van bestaand beleid, politieke ontwikkelingen of deïndustrialisatie. Uit de meeste studies komt naar voren dat er een positieve relatie bestaat. Echter zijn er verschillen te ontdekken in de studies. Dat maakt de onderlinge vergelijkbaarheid moeilijk. Toch hebben andere kenmerken (verschillende landen, verschillende periodes, verschillende kwaliteit van de studies, verschillende indicatoren voor economische openheid en verzorgingsstaat) geen invloed op de onderzoeksresultaten. Er kan geconcludeerd worden dat economische openheid geen bedreiging vormt voor de verzorgingsstaat. Dit betekent echter niet dat economische openheid dan tot een uitbreiding van de verzorgingsstaat leidt. Landenkenmerken kunnen hierbij van invloed zijn.
Let op! Het gebruik van deze samenvatting is op eigen risico. Gebruik van deze samenvatting is niet voldoende. Usocia is niet aansprakelijk voor het behalen van een onvoldoende. Rhodes – Globalization and Welfare State Europese monetaire unie: 1 economische martk en globalisatie. Sociale en arbeidsmarkt op meerdere niveaus in europa zorgt voor veel kritiek. Europa krijgt meer invloed, maar dit hoeft niet te leiden tot het einde van de verzorgingsstaat, aldus Rhodes. Europeanisatie en de verzorgingsstaat. Eurosceptici: parlementaire vertgenwoordiging wordt gemarginaliseerd door het overdragen van belangrijke aspecten naar brussel, en dat de volgende logische stap dan ook is om een europees parlement op te richtinge met volledige bevoegdheid. Gebrek europese democratie: slechte afstemming tussen de niveaus van de democratische vertegenwoordiging, moeilijkheden bij het creeren van een werkbare relatie tussen het europese parlement, de raad van europese unie, en de europese commissie. Europeanisatie zal leiden tot de afbreuk van de verzorginsstaat volgends de volgende assumpties. Nationale arbeidsovereenkomsten verdwijnen. Het einde van het corporatisme. Convergentie van de neo-liberale stelsels van sociale zekerheid. Bezuinigingen in verzorginsstaatarrangementen en het eind van solidariteit. Rhodes denkt dat het onwaarschijnlijk is dat de verzogingsstaten zullen verdwijnen als het gevolg van externe factoren. Komt daarmee met tegenargumenten. 1. Nieuwe analyses die zich richten op innovaties in de coordinatie in de EU. 2. In plaats van scheiding van het economisch burgerschap van de natiestaa, het sociale en anturionale brugerschap juusit wel wordt beschermd in de europese staatsinrichting. 3. EMU en het bijbehoordende beleid jusit gezorgd voor meer stabiliteit in het macroeconomische beheer en gezorgd voor hervormingen van sociale en werkgelegenheidssystemen. Globalisatie en economische integratie. Race tot the bottom: overheden verlagen hun belastingstarieven om een beter internationae concurrentiepositie te kirjgen. Ten koste van de verzorgingstaatarrangementen. Rhodes: ziet geen bewijzen dat economische integratie zal leiden tot een race to the bottom en een uiteindelijke afbreuk van de verzorgingsstaten. 1. Geen correlatie tussen de groote van de verzorgingssstaat en het concurrentievermogen van de ondernemeingen van een land op de exportmarkten. 2. Geen bewijs dat bedrijven die wel de capaciteit hebben om hun productie naar andere landen te verplaatsen. 3. Geen sprake van sociale devaluatie. 4. Het is niet zo dat belastingcompetitie er toe heeft geleid dat staten hun belastingsdruk willen verminderen. Rhodes ziet ook geen empirisch bewijs voor monetaire integratie dat de natiestate zich verbinden aan lage begrotingstekorten en schulden. Verzorginsstaten en de arbeidsmarkt.
Let op! Het gebruik van deze samenvatting is op eigen risico. Gebruik van deze samenvatting is niet voldoende. Usocia is niet aansprakelijk voor het behalen van een onvoldoende. Rhodes ziet eerder bereiding in interne factoren, zoals de budgetten. Verzorginsstaat: Grove onderscheid tussen verzorgingstaten. 1. Contineltale (zuidelijke) verzorgingstaat. Arbeidsparticiaptie onder het gemiddelde. Zijn erg afhankelijk van hun inkomstenbelasting voor de verzorgingsstaat. Bescheide mate van publieke en private werkgeledenheid. 2. Scandinatische (noordelijke) verzorgingstaat. Doen het bese. Ze hebben veel vrouwen op de arbiedmarkt Veel publeike en private werkgelegenheid Minder vaak vroeg pernsioen. Goed aanpassen. Arbeidsmarkten. Sociale conflicten arbeidskosten. 4 soorten looncoordinatie in de EU: - inter-geassocieerde coordinatie (door nationale sectoroverscheidende organisaties) - intra-geassocieerde coordinaie (tussen werkgever en vakbonden) - cao afspraken (sectoraal bepaald) - opgelegd door de staat (via wettelijke loon indexatie (minimumloon)). Geslaagdheid van het bestuur in de EMU. Specifiekl moet volgens Rhodes het volgende geberuen op nationaal niveau. - de systemen van loononderhandelingen moeten inkomen dispersie en inflatie bevatten, en tegelijkertijd ook de druk voor loonflexibiliteit opvangen. - Systemen om consensus te berieekn over bealngrijke hervormingen, die plaat beiden aan nieuwe interdependent beleid en nieuwe groepen die ook toegang willen tot besluitsvorming. - Budgettaire systemen die uitgaven van sub-nationale overheden bevatten en inrichten. Sociale dimensies: Inhoudelijke elementen (hof van justitie) Procedureregels en innovaties (verdrag van maastricht). Methode voor handhaving. Rhodes stelt 2 vragen. De voorspelde doemsenarios’s waar zijn, waarbijn de verzorignsstaten als gevolg van europeanisering en globalisering verdwijnen. Of globaliseirng leidt tot convergentie van verzorgingsstaten. Footloose; niet meer gebonden aan een bepaald gebied. In 2002 klopte het nog wel. Daarna is het eigenlijk heel anders gelopen.