Materialenkennis P1 2015-‐2016 Docent: Judith van der Veen Stof is voor de modeontwerper wat verf voor de schilder is: het materiaal waarmee hij zich uitdrukt. Sommige ontwerpers werken direct met de stof anderen schetsen eerst en zoeken dan een bijpassend materiaal. Passende stoffen kiezen is van doorslaggevend belang voor een goed ontwerp. Het gaat er niet alleen om of een stof er mooi uitziet maar ook het gewicht, de prijs en kwaliteit zijn van belang. Of een stof geschikt is voor een ontwerp hangt af van de combinatie van garen, textuur, gewicht, constructie, kleur en patroon. Elk seizoen zien we nieuwe trends, niet alleen in kleur, print en model maar ook in de materialen. Door te kijken, voelen en informatie te zoeken krijg je ervaring in het herkennen en gebruik van stoffen. Orientatie opdracht: Onderzoek wat de trends zijn voor deze winter. Samen benoemen we de belangrijkste trends en beschrijven kleuren, modellen en materialen. Zoek 2 nieuwe modellen uit deze trend: kopieer en plak de foto in een bestand. Beschrijf de trend, welke kleur? Welk materiaal? Onderzoek daarna waarop deze trend is geinspireerd (kijk naar stijlen in de geschiedenis) Wat is er anders? Beschrijf ook hier model en materiaal.
In kleding kun je labels vinden: hierop wordt niet alleen aangegeven hoe je het kledingstuk kunt wassen maar ook is er een (verplicht) etiket te vinden waarop de stof samenstelling staat:
: Als je weet wat dit betekent kun je de stoffen herkennen en weet je welke eigenschappen die grondstoffen hebben en of de stof geschikt is voor het doel dat je voor ogen hebt. We gaan de belangrijkste samenstellingen bespreken en leren herkennen.
Mode ontwerpers leggen voor zichzelf vaak een databank van stofstalen aan waarmee zij veel werken. Dat gaan wij later in het jaar ook doen, je kunt dus alvast een begin maken. Opdracht 2 Zoek en kopieer / fotografeer 5 verschillende labels uit je kleding. Maak ook een foto van het kledingstuk. Zet deze in een bestand en zoek op internet naar de betekenis van de grondstof. Beschrijf ook bij elke foto waarom juist voor dat materiaal is gekozen.
---------------------------THEORIE------------------------------------------------Vezels Vezel of garens is de grondstof waarvan textiel gemaakt is. Deze zijn in groepen te verdelen: Natuurlijk en Kunstmatig. Deze groepen kun je ook weer onderverdelen in plantaardig, dierlijk en mineraal. Katoen is bijvoorbeeld plantaardig en wol dierlijk. De meeste vezels moet je op gevoel en oog leren herkennen. Ook leer je waarom vezels worden gecombineerd. Tegenwoordig zijn er erg veel mengvormen en als merk vastgelegde kunstmatige vezels. Je moet dus op de hoogte blijven van de ontwikkelingen! ( LESSTOF IN LESBRIEF GRONDSTOFFEN) Stofconstructie De twee belangrijkste methoden waarmee vezels tot stof worden verwerkt zijn Weven en Breien. Een andere is NON Woven.
Deze 3 groepen komen uitgebreid aan bod. Wanneer je kunt herkennen of een stof gebreid of geweven is , heb je al een heleboel informatie over de eigenschappen van de stof. Eigenschappen van breisels zijn bijvoorbeeld: rekbaar, lussen, niet vormvast. Eigenschappen van weefsels zijn bijvoorbeeld: sterk, kruisen van 2 draden,
[theorie: schema van vezel tot stof, linkjes naar filmpjes over productie katoen / wol / leer]
Deze periode gaan jullie bezig met de rok We gaan in ons deze periode dus ook focussen op trends in rokstoffen. Klassiekers leren kennen, deze komen regelmatig terug in het modebeeld. Welke modellen kennen we ? hoe weet je welke stof voor welk model geschikt is?
Opdracht 3: Maak een pinterestbord aan : rokjes. Ga verschillende rokmodellen verzamelen. Kies 6 rokmodellen uit die je inspireren en plaats deze in een bestand. Beschrijf bij elk model: - model ( naam) - details (sluiting, naden, stiksels, etc) - patroon / dessin - materiaal (voor zover je dat kan herkennen) Zoek daarna een afbeelding uit de geschiedenis waar je model / patroon /materiaal herkent: beschrijf de verschillen.
Hierboven zie je bijvoorbeeld de KILT
Een echte klassieker: komt uit engeland en wordt traditioneel gebruikt door mannen. De Kilt is een plooirok tot op de knie . Voor een overslag heeft die sluit met riempjes of een speld. Vivian Westwood is een bekende engelse ontwerpster die in de tijd van de punk erg geinspireerd werd door het schotse ruitje. Zij maakte van het brave ruitje spannende ontwerpen. De plooirok is meestal van wol en de originele ruit is rood of groen. Later kwam de rok weer terug maar toen als minirok (meest in de punk / gothis scene). Hier werd het material ok vermengd met acryl. Later is er zelfs een ontwerper geweest die rubber heeft gebruikt en daar de ruit op geprint…………
Opdracht 4:
[ doorlopende opdracht]
Heb je al een idee voor je eigen rok? Verzamel minimaal 10 verschillende materialen die bruikbaar kunnen zijn voor het rokmodel dat jullie moeten maken : de kokerrok. Gebruik een tekening die je voor een ander vak al hebt gemaakt. Welke details komen voor in de kokerrok? Deze materialen mogen ‘echt’ zijn maar ook van internet (alleen duidelijke stoffoto’s) Schrijf bij elk materiaal de volgende zaken: • Wat is de grondstof ? • Op welke manier is de stof gemaakt? • Wat is de structuur / textuur / greep / valling? • Welke gebruikseigenschappen heeft de stof? Bij elk voorbeeld van een gekozen stof geef je daarnaast een 2e rokmodel. Je beschrijft hoe dezelfde gekozen stof met dat model zal vallen. Beschrijf: • Wat is het model? • Waar moet je rekening mee houden ? (stretch, print, zakken etc)
Maak hiervan een overzichtelijk en origineel verslag. Naslagwerk: • DETEX boeken modellen en materialen kennis • STOFFEN GIDS VOOR DESIGNERS ---------------------------------theorie--------------------------------------------------
De weg van grondstof naar product De weg van grondstof naar garen naar stof tot product ( kledingstof) Is een lange en soms best ingewikkeld. Bij elke stap zijn er verschillende bewerkingen die met steeds een andere reden worden toegevoegd. Uiteindelijk ontstaat er een product met een naam waaruit je weer andere informatie kan halen. Gedurende dit jaar komt er steeds een stuk theorie
bij waarbij je steeds meer inzicht krijgt in de grondstoffen en vooral ook de eigenschappen van stoffen.
Verschillende gebruikseigenschappen kunnen zijn: Ademend Isolerend Elastisch Sterk Kreukt Slijtvast Goed te onderhouden Koel dragend Droogt snel Vochtopnemend Betaalbaar Krimpt Glad Glanzend Waterafstotend
Verschillende stofnamen die je misschien wel kent zijn: Crepe Tweed Corduroy Badstof Rib Tricot Kant Pied de poule Wax
BIJLAGE: theorie Textiel basiskennis
Van grondstof naar product: 1.Vezel (herkomst grondstof) 2.Draad / garen (binden vezels) 3.Stof (van garen naar lap) 4.Product (assembleren) 5.(nabewerking, kan na iedere stap) elke stap geeft het materiaal weer een gebruikseigenschap mee die bepalend is voor de uitstraling, het gebruik en het onderhoud!
Grondstoffen kunstmatige en natuurlijke grondstoffen. Natuurlijke grondstoffen – meestal vezels, klein/kort *plantaardige vezels (op basis van cellulose) katoen linnen jute kokos sisal *dierlijke vezels (op basis van eiwit) wol leer (huid! Zijn wel vezels maar aan 1 stuk) haarsoorten zijde ( natuurlijk filament!) Kunstmatige grondstoffen -Filamenten, oneindig *kunstmatig geproduceerd (Viscose) wel natuurlijke basis! Polyester Polyamide Poly acryl Acetaat nylon Vele merknamen! Kunnen benoemen : - herkomst ( schaap, katoenplant, vlasstengel, cocon) - kenmerken vezels / filamenten (kort, glad, onregelmatig, etc) - gebruikseigenschappen (vochtopnemend, ademend, warmteisolerend, kleurecht etc) - onderhoud ( was hand of machine, aantal graden, krimp voorkomen,hoe drogen etc.) - blend, vezelvermenging redenen….bijvoorbeeld: katoen is sterk en goedkoop, mengen met viscose voor soepel en glans. Of synthetische vezels zijn snel droog, daarom in sportkleding vermengen met een natuurlijke vezel voor de ademende vezel)
Draad / garen Vezels moeten verwerkt worden tot een garen. Ze worden om elkaar gedraaid zodat er een garen ontstaat. Dit kan door de draden te • Twisten / spinnen (enkele draad) • Twijnen (ineen draaien van getwiste draden, sterker!)
Stof
•
Weven (kruisen van draden)
(platbinding / keperbinding /satijnbinding) •
Breien (lussen maken van 1 draad)
tricot / rondbreien / in vorm breien • •
Poolweefsels (bij tapijt: tuften! (extra pool in het weefsel brengen/steken)
•
non woven (vezels hechten zonder breien / weven) door verhitting of verlijmen.
Nabewerkingen / veredelingen Stoffen kunnen effen (uni) geverfd worden of in een bepaald patroon in een of meer kleuren bedrukt. Verven kan bovendien in elke stap van het productieproces. Vaak zie je aan de stof wanneer( vezel? Garen? Stof?) deze is geverfd. Ook worden vaak nog andere eigenschappen aan de gekleurde stof toegevoegd, zoals een aantrekkelijk uiterlijk, soepelheid, zachtheid, glans of structuur. Langs chemische of mechanische kunnen gebruikseigenschappen van stoffen worden verbeterd. Zo kunnen materialen bijvoorbeeld krimpwerend, kreukherstellend, waterafstotend, vuilwerend of anti-verviltend worden gemaakt. Er worden steeds nieuwe eigenschappen aan textielmaterialen toegevoegd. Een paar nabewerkingen: Flannel Gemerceriseerd katoen Coating Sanforiseren ------------------------------------------------------------------------------------------