SCHOOLPLAN GERRIT VAN DER VEEN COLLEGE 2014 - 2016
0
Inhoud Inleiding ................................................................................................................................. 2 Over het Gerrit van der Veen College........................................................................ 2 Samenwerking met dans- en muziekopleidingen....................................................... 2 Missie ........................................................................................................................ 4 Onderwijs............................................................................................................................... 4 Cultuureducatie ......................................................................................................... 4 Waarden-educatie ..................................................................................................... 5 Burgerschapsvorming ............................................................................................... 5 Maatschappelijke stage ............................................................................................. 5 Organisatie ............................................................................................................................ 6 Overlegstructuur........................................................................................................ 6 Participatie ................................................................................................................ 7 Communicatie ........................................................................................................... 7 Kwaliteitsbeleid ......................................................................................................... 8 Leerlingen .............................................................................................................................. 9 Pedagogisch klimaat ................................................................................................. 9 Taalbeleid ............................................................................................................... 10 Dyslexiebeleid ......................................................................................................... 10 Rekenbeleid ............................................................................................................ 10 Huiswerkbegeleiding ............................................................................................... 10 Steunlessen ............................................................................................................ 11 Faalangstreductietraining en examentraining .......................................................... 11 Keuzebegeleiding .................................................................................................... 11 Leerlingenzorg ........................................................................................................ 11 Veiligheidsbeleid ..................................................................................................... 12 Verzuimbeleid ......................................................................................................... 13 Personeel ............................................................................................................................ 14 Algemeen ................................................................................................................ 14 Functioneringsgesprekken ...................................................................................... 14 Professionalisering .................................................................................................. 14 Loopbaanbeleid ....................................................................................................... 15 Taakbeleid .............................................................................................................. 15 Taken ...................................................................................................................... 15 Functiemix ......................................................... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
1
INLEIDING Het schoolplan van het Gerrit van der Veen College geeft een samenvattende beschrijving van de stand van zaken en van de ontwikkeling van het schoolbeleid op diverse beleidsterreinen. Het is een verplicht document te overleggen aan de Inspectie en wordt vooraf ter instemming voorgelegd aan de medezeggenschapsraad. Voor andere betrokkenen en belangstellenden is het in te zien op de website van de school. Het schoolplan wordt periodiek geactualiseerd, waarna het ter instemming wordt voorgelegd aan de medezeggenschapsraad.
OVER HET GERRIT VAN DER VEEN COLLEGE Het Gerrit van der Veen College is een interconfessionele school voor HAVO en VWO, met 910 leerlingen en 100 personeelsleden. Het Gerrit van der Veen College maakt deel uit van ZAAM. Deze stichting beheert 22 scholen voor voortgezet onderwijs in Zaandam en Amsterdam. Samen met het Damstede College, het Comenius Lyceum, het Pieter Nieuwland College en het Pascal College (in Zaandam) vormt het Gerrit van der Veen College de HAVO/VWO-groep van deze organisatie. Wij zijn aangesloten bij de Vereniging van Cultuurprofielscholen. Ons profiel komt tot uitdrukking in het curriculum, in de keuze van de binnen- en buitenschoolse activiteiten en in de samenwerking met de Dans- en Muziekvooropleidingen van Lucia Marthas, het Nationaal Ballet en het Conservatorium van Amsterdam. Het schoolgebouw van het Gerrit van der Veen College heeft in het schooljaar 20062007 een ingrijpende verbouwing ondergaan. Met behoud van het monumentale karakter zijn in het schoolgebouw aanpassingen aangebracht om het mogelijk te maken om meer leerlingen goed onderwijs aan te bieden. De omvang van het gebouw noodzaakt ons wel het aantal leerlingen te continueren op 800 en de gymnastieklessen buiten de school te verzorgen. Van allen die de school bevolken wordt verwacht dat zij de interconfessionele grondslag respecteren, zoals de school ook van haar kant respect en gastvrijheid toont voor leerlingen en ouders met andere (godsdienstige) overtuigingen en levensopvattingen. In het schoolplan wordt de inspiratie van waaruit ZAAM werkt zodanig vorm gegeven dat alle betrokkenen zich daarin herkennen. Daarbij wordt binnen de school voldoende ruimte ingebouwd voor het vak levensbeschouwing en filosofie. De uitwerking van de uitgangspunten in het lesgeven en de overige werkzaamheden op de school is een proces waaraan personeel, leerlingen en ouders voortdurend aandacht besteden.
SAMENWERKING MET DANS- EN MUZIEKOPLEIDINGEN De school heeft een samenwerkingsverband met de vooropleidingen van: De Nationale Ballet Academie (NBA); Lucia Marthas Institute for Performing Arts (LMIPA); Het Conservatorium van Amsterdam (CvA). Leerlingen van deze vooropleidingen (DaMu-leerlingen) volgen op het Gerrit van der Veen College hun HAVO- of VWO-opleiding. Zij hebben een aangepast rooster en kunnen zich daardoor intensief aan de vooropleiding dans, ballet of muziek wijden. Dat geldt voor de onderbouw (klas 1, 2 en 3), maar ook voor de bovenbouw (klas 4, 5 en 6). 2
De school heeft een DaMu-regeling toegekend gekregen door het Ministerie van Onderwijs. Deze maakt het mogelijk om vrijstelling te geven voor: LO, levensbeschouwing en kunstvakken in de onderbouw ANW, CKV, LO, maatschappijleer en het profielkeuzevak in de bovenbouw Daarnaast geldt een aangepaste onderwijstijd-norm voor deze leerlingen. De DaMu-leerlingen zitten tijdens de gehele onderbouw in een ongedeelde havo/vwoklas. In de tweede klas wordt op vwo-niveau les gegeven en op twee niveaus beoordeeld. Indien in de tweede klas het vwo-niveau voor een leerling te hoog gegrepen is, dan kan in onderling overleg tussen leerling, ouders en school worden besloten om de leerling niet meer op dit niveau te bevragen. De leerling wordt daarmee een havo-leerling. Bij bevordering naar het derde leerjaar wordt besloten of de leerlingen havo of vwo gaan doen. Er is dan sprake van een gerichte bevordering. In de eerste en tweede klas hebben de leerlingen op drie ochtenden les op de vooropleiding en aansluitend in de middag op het Gerrit van der Veen College. Op de twee andere dagen is er in de ochtend les op het Gerrit van der Veen College en ’s middags aansluitend op de vooropleiding. Vanaf de derde klas zijn de lessen in de ochtend op het Gerrit van der Veen College en in de middag op de vooropleiding. Door het gebruik van het DaMu Studiecentrum is het voor de DaMu-leerlingen mogelijk om alle profielen te kiezen. Bij het profiel Cultuur&Maatschappij worden alle lessen klassikaal gegarandeerd, bij de overige profielen is de regel dat maximaal 10% van de lessen in het DaMu Studiecentrum opgevangen mag worden. Sinds het schooljaar 2014-2015 hebben de DaMu-leerlingen in de bovenbouw een rooster op maat. Dat wil zeggen dat zij: In het geval van een C&M-profiel 100% lesgarantie hebben; Vijf lesuren per week zelfstudie volgen in het DaMu Studiecentrum; Door middel van zelfstudie en digitale leermiddelen lessen volgen die zij omwille van het rooster niet kunnen volgen in het geval van een profiel anders dan C&M; Maximaal 10% van de lessen in het DaMu Studiecentrum volgen. Van de docenten wordt verwacht dat zij: Gemiste toetsen laten inhalen tijdens het mentoruur of tijdens een volgende les in plaats van op naschoolse uren zoals bij reguliere leerlingen; Werken met een studieplanning; Niet te veel en/of te grote werkstukken plannen en die tevens afstemmen met andere vakken; Eten en drinken gereguleerd toestaan tijdens lessen i.v.m. krapte in pauzes door verplaatsingen naar andere locaties; Een flexibele opstelling hebben t.a.v. geoorloofde absenties, het inhalen van werk, onverwachte lesuitval door vooropleidingactiviteiten e.d.; Betrokkenheid en belangstelling t.a.v. de vooropleidingen van de leerlingen tonen. Leerlingen van de NBA hebben de eerste twee leerjaren balletles in een dependance van de Amsterdamse Hogeschool van de Kunsten (AHK) in de Agamemnonstraat en vanaf het derde leerjaar in de Theaterschool van de AHK in de Jodenbreestraat. Danslessen voor de vooropleiding van LMIPA worden gegeven in de
3
Rustenburgerstraat. Leerlingen van het CvA volgen de muzieklessen in het gebouw van het conservatorium op de Oosterdokskade.
MISSIE De schoolorganisatie heeft een missie: jonge mensen begeleiden bij het vinden van hun plaats in de samenleving. Wij onderscheiden ons niet alleen in het accent dat wij leggen op kunstzinnige en culturele vorming. Er is ook aandacht voor emancipatie, diversiteit en dialoog tussen alle bij de school betrokkenen. Wij zijn een school waar het personeel, leerlingen en ouders met elkaar in gesprek zijn en open staan voor elkaars mening. We besteden veel aandacht aan normen en waarden in de omgang met elkaar. Docenten aan het Gerrit van der Veen College geven voor een belangrijk deel frontaal klassikaal les. In de klassikale lessituatie proberen wij recht te doen aan de verschillende leerstijlen van leerlingen door de lessen didactisch zo gevarieerd mogelijk te laten zijn. In de les moet er sprake zijn van een goede afwisseling in werkvormen en de werkvormen moeten activerend en uitdagend zijn, zowel gericht op kennisbeheersing als op toepassing van het geleerde. Leerlingen moeten o.a. leren om te studeren, te presenteren en samen te werken. Daarnaast moeten zij leren om de mogelijkheden van ICT adequaat te gebruiken in hun leerproces. Een goede les moet voldoen aan een aantal ontwerpprincipes die door alle docenten samen zijn vastgesteld. Als cultuurprofielschool richten we ons op de emotionele, expressieve en sociale ontwikkeling van de leerling en stimuleren creatief en oplossingsgericht denken. Daarbij is het leerproces een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van school, leerling en ouders. Het is onze taak de leerlingen op te voeden tot actieve burgers die zich inzetten voor een duurzame en sociale samenleving. We voldoen aan de eisen die het wettelijk en kwaliteitskader stelt en verantwoorden ons naar alle belanghebbenden. Bij al onze activiteiten streven we er naar, een organisatie met een lerende cultuur te zijn die erop gericht is, de kwaliteit van het onderwijs permanent te verbeteren.
ONDERWIJS CULTUUREDUCATIE Goed kunstonderwijs draagt bij aan de ontwikkeling van creativiteit, heeft een positieve uitwerking op het cognitieve denken en vergroot het zelfvertrouwen. Het naar elkaar kijken en luisteren bevordert een sociale houding en daarmee een open en veilig schoolklimaat. Het Gerrit van der Veen College is een Cultuurprofielschool: alle vrije ruimte binnen het curriculum wordt aan de kunstvakken besteed. Dit cultuurprofiel kenmerkt zich door een brede oriëntatie op de kunstvakken muziek, dans, theater, tekenen en handvaardigheid in de eerste twee klassen en een specialisatie in de daarop volgende klassen. Alle leerlingen hebben bovendien CKV (culturele en kunstzinnige vorming) vanaf de eerste tot en met de vierde klas en kunnen in alle eindexamenprofielen examen doen in een kunstvak: beeldend, muziek of theater. In de eerste jaren ligt de nadruk op doen en langzamerhand komt er meer aandacht voor kunstbeschouwing, zodat de leerling niet alleen zijn talenten maar ook een kritische houding ontwikkelt. De school onderscheidt zich doordat we veel aandacht schenken aan kunstzinnige en culturele vorming. Wij zien kunsteducatie als een geschikt middel om leerlingen op een aansprekende en stimulerende manier vaardigheden bij te brengen die ook voor andere vakken van belang zijn. 4
Buiten de reguliere lessen zijn er in de eerste drie leerjaren zogenaamde kunstdagen waarin de leerlingen zich een aantal dagen achter elkaar, zowel binnen als buiten de school, alleen met kunst bezighouden. Verder vinden er het hele jaar door diverse theaterproducties en muzikale optredens plaats. Ook de schoolreizen staan ten dele in het teken van kunst en cultuur. Ten slotte bezoeken alle leerlingen minimaal twee maal per jaar een concert, tentoonstelling of voorstelling in of na schooltijd. De school streeft naar zo veel mogelijk samenhang tussen de kunstvakken onderling en stimuleert samenwerking van de kunstvakken met andere vakken. Alle leerlingen kunnen hun werk verzamelen in een digitaal cultuurportfolio dat ze na hun eindexamen kunnen meenemen en eventueel kunnen gebruiken voor de toelating tot een kunstacademie.
WAARDEN-EDUCATIE De levensbeschouwelijke identiteit van de school wordt gezocht in het nadrukkelijk aan de orde stellen van de waarden en de normen uit de christelijke traditie in de lessen en in de omgang met de leerlingen. Het vak levensbeschouwing, maar ook filosofie en maatschappijleer nemen daarbij een bijzondere plaats in, omdat hier waarden en normen gethematiseerd aan de orde komen en gerelateerd worden aan het gedachtegoed van de verschillende levensbeschouwingen. Ook vieringen rond en in het kader van christelijke feestdagen, zoals Kerstmis en Pasen, dragen bij aan de vormgeving van het levensbeschouwelijke karakter van de school.
BURGERSCHAPSVORMING Het Gerrit van der Veen College biedt leerlingen een brede vorming. Daar hoort ook de vorming tot betrokken burgers bij die een positieve bijdrage leveren aan de maatschappij. Het gaat hierbij om een proces van bewustwording en het ontwikkelen van kennis en vaardigheden. De leerlingen leren om verantwoordelijk en kritisch te zijn als ‘burger’. Dat gebeurt in de vakken zelf maar ook daarbuiten. Onze leerlingen denken, beslissen en doen mee waardoor ze zich een onderdeel voelen van onze school. Ze worden betrokken bij de beoordeling van docenten, hebben zitting in sollicitatiecommissies en denken mee over ons onderwijs. Bovenbouwleerlingen kunnen zich inschrijven als brugklascoach om brugklasleerlingen te ondersteunen tijdens de gewenperiode op school. Om zicht te krijgen op de wereld buiten school zijn er excursies naar onder andere de rechtbank en de Tweede Kamer en naar instellingen waar de leerlingen kennismaken met andere culturen en levensovertuigingen.
MAATSCHAPPELIJKE STAGE In het regeerakkoord is opgenomen dat de verplichte maatschappelijke stage vanaf schooljaar 2015-2016 wordt afgeschaft. Het Gerrit van der Veen College onderzoekt met de andere ZAAM-scholen of de maatschappelijke stage gecontinueerd kan worden en formuleert een gemeenschappelijk ZAAM-beleid. We achten de maatschappelijke stage een belangrijk onderdeel van de vorming van leerlingen en een mogelijkheid om vorm en inhoud te geven aan onze missie en visie.
5
ORGANISATIE OVERLEGSTRUCTUUR De schoolleiding De afdelingsleiders vormen samen met de rector, conrector en een directielid de schoolleiding. In de schoolleiding vindt beleidsontwikkeling en afstemming plaats, tevens besluitvorming over afdelingsoverstijgende zaken. De schoolleiding overlegt één keer in de twee weken. De rector voert maandelijks overleg afzonderlijk met de afdelingsleiders onderbouw en de afdelingsleiders bovenbouw. De vaksecties De vaksectie is verantwoordelijk voor kwalitatief goed vakonderwijs en voor het behalen van de afgesproken vakresultaten. In het sectieoverleg vindt afstemming plaats van vakinhoud en onderwijsaanpak binnen de afdelingen en worden relevante vakinhoudelijke ontwikkelingen besproken. Voor overleg maakt de sectie gebruik van een ingeroosterd lesuur. De vaksectie rapporteert aan de schoolleiding. Deze voert ongeveer twee gesprekken per jaar met iedere vaksectie over de samenwerking, de resultaten en de ontwikkelingen. De mentoren Iedere afdelingsleider voert tweewekelijks overleg met de mentoren van een jaarlaag over de dagelijkse gang van zaken binnen de afdeling, de vorderingen en het gedrag van leerlingen. De teams In het teamoverleg vindt afstemming en uitvoering plaats van de (pedagogische) opdracht die de afdeling heeft. Er zijn vier teams die worden gevormd door de mentoren van de desbetreffende afdeling (onderbouw havo of vwo en bovenbouw havo of vwo) en de vakdocenten die het meest binnen een van de vier afdelingen lesgeven. Het overleg vindt minimaal één keer per maand plaats onder leiding van de afdelingsleider. Daarnaast zijn er werkmiddagen ingeroosterd om te komen tot een professioneel lerende organisatie. Het schoolteam Een aantal keren per schooljaar vindt een plenair overleg van alle medewerkers van de school plaats. Er is in ieder geval een plenaire opening en een plenaire afsluiting van het schooljaar. MR – MEDE VORMGEVEN AAN BELEID OP SCHOOL Van wetswege is elke school verplicht een medezeggenschapsraad (MR) in te stellen. De directie hecht waarde aan een goed functionerende MR waarvan de leden actief meedenken. Een MR heeft over bepaalde onderwerpen expliciet advies- of instemmingsrecht. Dit is geregeld in de Wet Medezeggenschap Scholen (WMS). Naast het fungeren als sparringspartner voor de directie, heeft de MR ook een controlerend karakter. Een actieve MR met een opbouwende kritische blik houdt de directie scherp. De MR op het Gerrit van der Veen College bestaat uit 4 personeelsleden, 2 ouders en 2 leerlingen. Om goed te kunnen functioneren heeft de MR bepaalde faciliteiten nodig. De directie voorziet hierin door het personeel een bij CAO vastgesteld aantal uren toe te kennen voor de werkzaamheden. Leerlingen en ouders ontvangen een vacatievergoeding. Ook heeft de MR een eigen webpagina op de school website. Met enige regelmaat volgt de
6
MR samen met de directie een cursus op het gebied van medezeggenschap, of wordt gezamenlijk een congres bezocht. De directie en de MR hanteren de landelijk erkende "Code voor goede medezeggenschap" als uitgangspunt in hun werkwijze. De directie draagt er zorg voor dat alle leden van de directie op de hoogte zijn van genomen besluiten tussen schoolleiding en de MR. Meer over de MR is te lezen op de school website en in de schoolgids.
PARTICIPATIE Betrokkenheid van leerlingen en ouders is op het Gerrit van der Veen College vanzelfsprekend. Bij de ontwikkeling van het onderwijs en bij de evaluatie van de resultaten is hun mening van belang. Ouderparticipatie Ouders uit verschillende jaarlagen participeren in de ouderraad (OR). De ouderraad geeft gevraagd en ongevraagd advies en vergadert eenmaal in de zes weken met de rector en eventueel de afdelingsleiders. Tevens zitten er ouders in de MR van de school en in de GMR van ZAAM. De OR organiseert ieder schooljaar een thema-avond. Ze werkt samen met de klassenouders: twee ouders per klas die als contactpersonen fungeren. De school maakt graag gebruik van de expertise van dit oudernetwerk. Leerlingparticipatie Elke klas heeft een klassenvertegenwoordiger. De klassenvertegenwoordigers vormen samen het leerlingenparlement. Dit kiest uit zijn midden een leerlingenraad. Deze overlegt geregeld met de schoolleiding en met de achterban. Leerlingen zijn in het bijzonder betrokken bij benoemingen van leden van de schoolleiding en bij de feedback naar medewerkers in het kader van de functioneringsgesprekken. Tevens zitten er leerlingen in de Medezeggenschapsraad van de school en in de GMR van ZAAM. Er is een leerlingenkunstraad bestaande uit leerlingen die vanuit hun interesse de verbinding willen leggen tussen de school en de kunstwereld daarbuiten. Zij werken in nauw contact met de kunstsectie.
COMMUNICATIE In het begin van het schooljaar is er voor ouders uit alle jaarlagen een kennismakingsavond met de mentor, na een plenaire start van de avond in de aula onder leiding van de afdelingsleiders. Ouders worden hiervoor uitgenodigd middels een brief via de e-mail. Behalve een thema-avond (pesten, alcohol en drugspreventie), zijn er ook middagen/avonden om over de individuele leerlingen te spreken: de zogenaamde tafeltjesmiddagen/avonden ofwel “10 minuten gesprekken”. Het betreft per schooljaar twee avonden met de mentor en één met vakdocenten. Mentoren nodigen ouders gericht uit, terwijl niet-uitgenodigde ouders aan kunnen geven wel een gesprek op prijs te stellen. Ook die ouders krijgen dan een uitnodiging. Dit communiceert de mentor via de mail. Voor gesprekken met vakdocenten krijgt men, ook via de mail, een uitnodiging om in te tekenen. Drie keer per jaar krijgen leerlingen een uitdraai mee van hun gemiddelde cijfers van dat moment. Deze zogenaamde tussenstand is echter ook altijd op Magister te zien. Aan het eind van het schooljaar krijgen de leerlingen een overgangsrapport. 7
Natuurlijk is het zo dat docenten ook via de mail te bereiken zijn met vragen, al moet daar met enige terughoudendheid mee omgegaan worden. Medio januari en april krijgen ouders van leerlingen die op doubleren staan een zogenaamde zorgbrief. Hen wordt gevraagd om op die situatie te anticiperen, mede met oog op het nieuwe schooljaar. Gedurende het hele schooljaar geldt dat school contact opneemt met thuis als daar noodzaak toe is. Aan ouders wordt regelmatig de vraag gesteld om dit andersom ook te doen, om niet te wachten tot kleine dingen groot geworden zijn en om de zorgen te delen met school. Driejaarlijks verschijnt er een Veenkrant, een blad met algemene en specifieke informatie over school, projecten, vieringen en dergelijke. De schoolgids is een gids met alle belangrijke informatie en regelingen voor ouders en leerlingen. Brugklassen krijgen deze gids aan het begin van het schooljaar uitgereikt. Verder is de schoolgids op de site te vinden. De website is dus ook een belangrijk communicatiemiddel, waar onder andere alle verstuurde, algemene (klassikale) brieven in te zien zijn. Tenslotte is er het administratiesysteem: Magister. Ouders en leerlingen hebben inzage in Magister t.a.v. cijfers en absenties van de leerling. De prestaties zijn dus continu te volgen. Docenten wordt gevraagd om cijfers zo snel mogelijk op Magister te zetten zodat de informatie zo actueel mogelijk is.
KWALITEITSBELEID Algemeen Het kwaliteitsbeleid volgt de uitgangspunten van het kwaliteitsbeleid van ZAAM. Evaluaties volgen de pdca-cyclus (plan-do-check- act). Onze plannen moeten daarom Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden gemaakt worden. Wij gaan uit van de onderstaande vragen: Doen we de goede dingen? Doen we de dingen die we doen goed? Hoe meten we of we de goede dingen doen? Wat vinden anderen van ons handelen? Op welke wijze verwerken we kritische opmerkingen in nieuw beleid? Resultaten De landelijke doorstroomcijfers voor HAVO/VWO- scholen vormen het criterium voor goede doorstroomcijfers voor het Gerrit van der Veen College. De ambitie voor de eindexamenresultaten is dat deze minimaal op het landelijk gemiddelde liggen. Het verschil tussen schoolexamen en centraal examen mag maximaal 0,5 punten zijn. Kwaliteitsbewaking Evaluatie van doorstroomresultaten vindt structureel plaats in het afdelingsoverleg en zo nodig ook in het sectieoverleg. Eindexamenresultaten worden structureel in de vaksecties besproken en tweejaarlijks in het schoolteam. Specifiek letten de secties hier op eventuele verschillen tussen cijfers van het schoolexamen en het centraal examen. Sinds 2010-2011 is er gerichte aandacht voor de kernvakken Nederlands, Engels en wiskunde. Het schoolveiligheidsbeleid wordt jaarlijks gemeten met behulp van de ITSveiligheidsmonitor. Collegiale visitatie kan worden ingezet op specifieke onderwerpen. Daarnaast maakt de school sinds schooljaar 2010-2011 jaarlijks gebruik van het
8
instrument ‘Scholen op de kaart’ om de kwaliteit van onderwijs en begeleiding te monitoren.
LEERLINGEN PEDAGOGISCH KLIMAAT Het beoogde pedagogisch klimaat is als volgt geformuleerd: Een veilige en inspirerende leer- en werkomgeving Wij willen een veilige en inspirerende leer- en werkomgeving creëren, waarin leerlingen, docenten en andere medewerkers optimaal kunnen presteren en waarin levensbeschouwelijke, culturele en creatieve vorming en betrokkenheid belangrijk zijn. Ondanks de groei die de school de laatste jaren heeft doorgemaakt, zijn we er in geslaagd de sfeer van kleinschaligheid vast te houden. Daardoor is er ruimte voor een persoonlijke sfeer en geborgenheid. Daarnaast brengt de overzichtelijkheid van de school met zich mee dat de leerlingen zich gekend weten. Om de veilige leeromgeving te borgen treedt de school consequent op als deze veiligheid wordt bedreigd door bijvoorbeeld pesten, intimidatie, bedreigingen of diefstal. Goede leerlingbegeleiding Onontbeerlijk is een goede begeleiding op cognitief en sociaal-emotioneel gebied, net als – met het oog op de loopbaanontwikkeling – een goede studie- en keuzebegeleiding. Gedragsregels De school heeft heldere gedragsregels. Iedereen helpt elkaar daarbij en is erop aanspreekbaar. Het is de basis van de duidelijke structuur die we de leerlingen willen bieden. Goed klassenmanagement is een volgende schakel in de heldere structuur die bij de school hoort. Het is essentieel voor een veilig leer- en werkklimaat. Eventuele problemen met een klas worden besproken in een klassenbespreking. Het doel hiervan is om de situatie in de betreffende klas werkbaar te houden. Er worden heldere afspraken over de aanpak gemaakt die consequent worden nageleefd. Intakegesprekken bij toelating van nieuwe leerlingen moeten helpen om tijdig mogelijke gedragsproblemen te signaleren. Leerlingen met gedragsproblemen die ondanks goed klassenmanagement de klas negatief beïnvloeden, krijgen een sociale vaardigheidstraining aangeboden. Doel is dat de leerling in de klas beter functioneert en daardoor minder kans heeft af of uit te stromen. Bevorderen van zelfstandigheid en studievaardigheid De school wil een evenwichtige, stapsgewijze bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de leerlingen en voorwaarden scheppen, waaronder een leerling zelfstandig keuzes kan maken en in toenemende mate verantwoordelijkheid weet te dragen voor het eigen leerproces. Dat proces verloopt van geleid (in de eerste klas) via begeleid (in de tweede en begin derde klas) naar zelfstandig (hogere klassen) leren. Voor kinderen in deze leeftijdsfase is zelfredzaamheid niet vanzelfsprekend. De school ondersteunt leerlingen om grip te krijgen op hun eigen leerproces. Dit houdt in dat de leerling inziet dat hij leert om kennis op te doen en om zichzelf te ontwikkelen en niet alleen om een goed cijfer voor een toets te halen. De school leert de leerlingen zelfstandig te leren door speciale trainingen, in samenwerking met het Huiswerkinstituut Amsterdam (HIA), in de brugklas, in 4HAVO en 4/5VWO. Docenten en mentoren leren hun leerlingen vakoverschrijdend en
9
doelgericht naar de stof te kijken. Er is hierbij aandacht voor leerstrategieën, intrinsieke motivatie, zelfredzaamheid en een positief zelfbeeld. De school verwacht dat de leerlingen zelf initiatieven ontplooien en dat zij er niet vanuit gaan dat docenten precies aanleveren wat zij nodig hebben. Docenten kunnen de verwachtingen verhelderen door een duidelijke aanpak in het huiswerk, bijvoorbeeld door de leerlingen samenvattingen en mindmaps te laten maken voordat zij opdrachten uit het werkboek maken. In de loop van de schoolcarrière wordt de zelfredzaamheid steeds meer uitgedaagd. Afwisseling in leer- en werkvormen Afwisseling in leer- en werkvormen, waaronder ook samenwerkend leren wordt verstaan, vormen belangrijke elementen voor een inspirerende leeromgeving. Als onderdeel van de lerende cultuur wordt het personeel geschoold in activerend en motiverend les geven.
TAALBELEID De HAVO/VWO-groep van ZAAM heeft in onderling overleg een kaderbeleidsplan Taalonderwijs opgesteld. Het Gerrit van der Veen College heeft dit schoolspecifiek uitgewerkt. Voldoende taalbeheersing is voor een succesvolle schoolcarrière een noodzaak. Om daarvoor de juiste voorwaarden te scheppen, hanteren we de volgende instrumenten: screenen van de leerlingen met Cito VAS aan het begin en het eind van leerjaar 1 en het eind van leerjaar 2; verder ontwikkelen, onderhouden en bewaken van het dyslexiebeleid.
DYSLEXIEBELEID Het Gerrit van der Veen College volgt het Landelijk Protocol Dyslexie Voortgezet Onderwijs. Dit beleid wordt gecoördineerd door twee dyslexiecoördinatoren. Alle brugklasleerlingen worden gescreend op mogelijke dyslexie of taalzwakte. Leerlingen met een officiële dyslexieverklaring krijgen een dyslexiekaart met daarop hun rechten (bijvoorbeeld: tijdverlenging bij toetsen), behoeften (bijvoorbeeld: het gebruik van een laptop) en plichten (bijvoorbeeld: altijd de dyslexiekaart bij zich hebben).
REKENBELEID De HAVO/VWO-groep van ZAAM heeft in onderling overleg een kaderbeleidsplan Rekenonderwijs opgesteld. Het Gerrit van der Veen College heeft dit schoolspecifiek uitgewerkt. Het Gerrit van der Veen College bereidt zich in nauw overleg met de sectie wiskunde terdege voor op de invoering van de rekentoets die vanaf het eindexamen 2014 wordt afgenomen.
HUISWERKBEGELEIDING Sinds 1 september 2007 verzorgt het HIA (Huiswerkinstituut Amsterdam) intensieve huiswerkbegeleiding op het Gerrit van der Veen College. De leerlingen kunnen hier na schooltijd terecht. De lijnen tussen HIA en de docenten en mentoren zijn kort. De leerlingen leren in kleine groepen met één studiebegeleider, daardoor is er veel ruimte voor persoonlijke aandacht. In de intensieve huiswerkbegeleiding leert de leerling hoe hij leert aan de hand van het huiswerk. Met onze Leren Leren methode leert hij plannen en actief met de leerstof om te gaan door het maken van mindmaps of samenvattingen.
10
Ook leert hij het werkboek op een goede manier te gebruiken ter voorbereiding van een toets. Alle toetsen worden gedegen overhoord. In de begeleiding die minimaal 2 uur en maximaal 2½ uur duurt, is eveneens aandacht voor de motivatie zodat de leerling leert zichzelf te motiveren om eerder en vaker (ook thuis) te studeren. Dit alles op basis van een eigen plan van aanpak, waarin precies staat wat de leerling nodig heeft. De leerling leert vooruit te werken aan de vakken waarvoor hij onvoldoende staat of die extra aandacht nodig hebben. Het blijkt dat leerlingen gemiddeld na 6 tot 8 maanden klaar zijn. De leerlingen krijgen door de huiswerkbegeleiding grip op hun eigen leerproces en ervaren meer plezier en zelfvertrouwen in het leren. De samenwerking tussen HIA en het Gerrit van der Veen College is sinds 1 december 2012 geïntensiveerd waardoor de kosten voor de ouders lager uitpakken en daarmee de toegankelijkheid vergroot wordt. Daarnaast verzorgt de HIA een aantal lessen “leren leren”. Deze lessen worden gegeven 1e en 4e klassen binnen schooltijd.
STEUNLESSEN In de onderbouw worden voor de kernvakken steunlessen ingezet. Dit in verband met de aangescherpte exameneisen voor Nederlands, Engels en Wiskunde.
FAALANGSTREDUCTIETRAINING EN EXAMENTRAINING Gecertificeerde docenten leren leerlingen die daar behoefte aan hebben, in speciale trainingen bewust om te gaan met faalangst en examenvrees. Daarnaast kunnen leerlingen in de periode voor het Centraal Examen voor een aantal vakken deelnemen aan een examentraining. De training vindt in een weekend plaats in samenwerking met de andere scholen van de HAVO/VWO-groep van ZAAM. Aan deze training zijn kosten verbonden.
KEUZEBEGELEIDING De schooldecanen coördineren de keuzebegeleiding en zijn beschikbaar voor vragen van leerlingen en ouders. De mentoren voeren het programma in de mentorlessen uit. In de derde klassen werken we met de methode Qompas Profielkeuze om leerlingen te helpen bij het kiezen van hun profiel in de bovenbouw. Via testen krijgen ze hun interesses en capaciteiten in beeld. Alle resultaten worden opgeslagen in een digitaal einddossier. In de bovenbouw volgen de leerlingen het LOB-programma (loopbaanoriëntatie en – begeleiding) met een aantal verplichte en een aantal keuzeactiviteiten, zoals het bezoeken van voorlichtingsbijeenkomsten en open dagen of meeloopdagen van vervolgopleidingen. Van deze activiteiten maken ze een verslag. Het programma bestaat uit vier fasen: oriënteren, verkennen, verdiepen en beslissen. LOB zit in het PTA (Programma van Toetsing en afsluiting) en moet met een voldoende afgesloten worden.
LEERLINGENZORG Leerlingen voor wie de geboden basiszorg niet voldoende is, kunnen verwezen worden naar de extra zorg binnen de school of naar specialistische zorg buiten de school. Een goede communicatie en afstemming met de ouders van deze zorgleerlingen is dan cruciaal. Ouders zijn heel belangrijk voor het welbevinden en functioneren van hun kind op school, zeker als het een leerling met ondersteuningsbehoefte betreft. Vaak hebben kinderen al een hele zorggeschiedenis achter zich voordat ze op school komen.
11
Ouders zijn ervaringsdeskundigen en daardoor in staat te helpen bij het formuleren van de behoeften. Mentoren De mentoren vormen het eerste aanspreekpunt voor leerlingen en hun ouders. In het mentorenoverleg onder leiding van de afdelingsleider worden leerlingen zo nodig besproken. Dit overleg vindt tweewekelijks plaats. Schoolmaatschappelijk werker De schoolmaatschappelijk werker adviseert afdelingsleiders, mentoren en de zorgcoördinator. De schoolmaatschappelijk werker voert gesprekken met leerlingen en ouders die vanuit het Zorgadviesteam zijn aangedragen. De schoolmaatschappelijk werker is verantwoordelijk voor doorverwijzing naar andere instanties. Ook vervult hij in de school de rol van counselor en houdt wekelijks een spreekuur voor leerlingen met een sociaal-emotionele problematiek. Zorgadviesteam (ZAT) Het ZAT wordt gevormd door de counselors, de schoolmaatschappelijk werker, de leerplichtambtenaar, de vertegenwoordiger van Bureau Jeugdzorg, de schoolarts en de zorgcoördinator. In het overleg van het ZAT worden zorgleerlingen besproken en de handelingsplannen en de voortgang geëvalueerd. De zorgcoördinator De zorgcoördinator zit het ZAT voor. Zij is verantwoordelijk voor het opstellen en uitvoeren van het schoolbrede zorgplan. Tevens verzorgt zij de aanvraag van het leerlinggebonden budget en stelt een handelingsplan voor de individuele zorgleerling op. Zij adviseert de schoolleiding over het zorgbeleid en de implementatie en uitvoering van het Passend Onderwijs. Verzuimmedewerker De verzuimmedewerker coördineert de uitvoering van het verzuimbeleid. Zij is tevens verantwoordelijk voor de verzuimregistratie en voor de melding aan de ouders en aan externe instanties waaronder de leerplichtambtenaar. De uitvoering vindt plaats in nauw overleg met mentoren en afdelingsleiders. Veiligheidscoördinator (vc) De veiligheidscoördinator bevordert de veiligheid in school en bedenkt hiervoor maatregelen. Hij stimuleert en organiseert scholing van personeel en leerlingen op het terrein van sociale veiligheid. De vc is actief betrokken bij de dagelijkse praktijk betreffende de veiligheid in en om de school en bij de incidenten die onverhoopt voorvallen. Waar nodig adviseert hij het MT en communiceert met het ZAT Verder is de vc contactpersoon voor de buurtregisseur en organiseert samen met de buurtregisseur de kluisjescontrole. Hij is verantwoordelijk voor het incidentenregister en coördineert de afname van de ITS-veiligheidsmonitor.
VEILIGHEIDSBELEID De fysieke veiligheid De fysieke veiligheid is geregeld via de Arbowet, de daaraan gekoppelde risicoinventarisatie en -evaluatie (RI&E) en het hieraan verbonden plan van aanpak. De verantwoordelijkheid voor de RI&E en het plan van aanpak ligt bij de preventiemedewerker. Voor het ontruimingsplan en de ontruimingsoefeningen is de ploegleider BHV verantwoordelijk. De jaarlijkse ontruimingsoefening moet zorgen voor voortdurende aandacht voor het ontruimingsplan. 12
De school beschikt over het wettelijk vereiste aantal BHV’ers. Deze volgen jaarlijks scholing zodat hun certificaat geldig blijft. Daarbovenop beschikt de school over drie gekwalificeerde EHBO’ers. Eén van de EHBO’ers is in ieder geval een gymnastiekdocent. De sociale veiligheid Een veilig leef- en werkklimaat voor leerlingen én personeelsleden is voorwaarde voor goed onderwijs. De pijlers voor het sociale veiligheidsbeleid van het Gerrit van der Veen College zijn: een helder pedagogisch klimaat; betrokken ouders en leerlingen; heldere procedures met betrekking tot de incidentenregistratie; verplichte scholing en training voor personeel en leerlingen; de ITS-sociale veiligheidsmonitor. Alle medewerkers van het Gerrit van der Veen College laten in hun professioneel handelen zien dat ze hart voor de leerling hebben. Dat geven ze vorm door persoonlijk onderwijs, aandacht voor het individu en aandacht voor het groepsproces. Belangrijk is dat iedereen mag zijn wie hij/zij is en dat ook kan uitdragen. De leerlingen worden actief betrokken om een veilig schoolklimaat te behouden en te versterken. Ze ervaren dat een veilig schoolklimaat zonder hun actieve betrokkenheid niet is te realiseren. Ook ouders worden hierbij actief betrokken en denken mee over het ontwikkelen van een veilig schoolklimaat. De spil in het realiseren van het sociale veiligheidsbeleid is de veiligheidscoördinator. Het is de taak van de veiligheidscoördinator om de sociale veiligheid in school te bevorderen, maatregelen voor te stellen en scholing te stimuleren en te organiseren.
VERZUIMBELEID Goed verzuimbeleid draagt bij aan het tijdig signaleren van eventuele problemen en kan zo de afstroom en uitstroom beperken. Elk lesuur wordt daarom geregistreerd welke leerlingen afwezig zijn. Vervolgens neemt de school direct contact op met de ouders voor zover geen geldige reden voor de afwezigheid bekend is. Te laat komen Wanneer een leerling te laat is voor de les, meldt hij zich door middel van het scannen van zijn schoolpas. Per half schooljaar mag een leerling twee keer te laat komen zonder dat hieraan consequenties verbonden zijn. Na deze twee keer moet hij zich na iedere keer te laat komen de volgende dag om 8.00 uur melden. Dit is ongeacht de reden van het te laat komen en het tijdstip van de eerste les. Bij elke 3e keer te laat komen worden de ouders per brief geïnformeerd over het verzuimgedrag. Bij de 9e keer wordt ook de leerplichtambtenaar ingelicht. Deze kan de leerling oproepen voor een gesprek en besluiten een sanctie op te leggen Spijbelen Wanneer een leerling zonder geldige reden een les mist, moet hij dit uur inhalen in het werklokaal. Wanneer de leerling zich niet meldt, wordt hij opgeroepen door de afdelingsleider. Bij teveel ongeoorloofde absenties wordt de leerplichtambtenaar ingelicht, deze kan de leerling oproepen voor een gesprek en besluiten een sanctie op te leggen.
13
PERSONEEL ALGEMEEN Het personeelsbeleid volgt de uitgangspunten van het personeelsbeleid van de ZAAM Onderwijsgroep. ZAAM: creëert ruimte voor medewerkers die weten te boeien en te binden; weet gedreven en gepassioneerde medewerkers aan zich te binden; ziet medewerkers als creatieve professionals en draagt eraan bij dat zij zich hun hele leven blijven ontwikkelen; richt haar organisatie en onderwijssysteem in op passie voor pedagogiek, de praktijk en het vak; prikkelt medewerkers en ondersteunt hen om hun ambities te realiseren; beschikt over medewerkers die vernieuwende praktijken binnen de organisatie aanmoedigen. In verbinding met de ZAAM -brede doelstellingen voor loopbaanbeleid en scholing wil het Gerrit van der Veen College een lerende organisatie zijn die zich structureel richt op het verder professionaliseren van haar medewerkers. De volgende doelstellingen zijn daarbij richtinggevend: Medewerkers in staat stellen met hun persoonlijke competenties en capaciteiten een goede bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de school in brede zin; Onderwijsgevenden in staat stellen hun rol als vakdocent, als pedagoog en als ontwerper kwalitatief goed te ontwikkelen; Onderwijsgevenden die 3 minimaal jaar ervaring hebben, in staat stellen hun rol als docentcoach kwalitatief goed te vervullen; Onderwijsondersteunende medewerkers in staat stellen blijvend een kwalitatief goede bijdrage te leveren aan het gewenste pedagogisch klimaat. Medewerkers zicht geven op een loopbaanperspectief; Medewerkers de mogelijkheid geven om op de hoogte te blijven van actuele ontwikkelingen op hun vakgebied, maar ook om zich verder te ontwikkelen; Medewerkers in staat stellen om afgesproken resultaten te behalen; Medewerkers binden aan de organisatie.
FUNCTIONERINGSGESPREKKEN De schoolleiding voert functioneringsgesprekken met alle medewerkers van de school. Ieder jaar vindt minimaal één functioneringsgesprek plaats. Voorafgaand aan het gesprek vult de medewerker een FOG-formulier in. Dit formulier wordt ook ingevuld door de leidinggevende. Voor onderwijsgevende medewerkers geldt bovendien dat in één klas/groep een feedbackscan wordt afgenomen. Daarbij kan voorafgaand aan het gesprek een lesbezoek door de leidinggevende plaatsvinden. In het gesprek komt ook het persoonlijk ontwikkelingsplan aan de orde. De afspraken die in het kader van het plan gemaakt worden, komen in het bekwaamheidsdossier.
PROFESSIONALISERING Het Gerrit van der Veen College is een school waar ontwikkelen en toepassen van vaardigheden en kennis centraal staan. Het lerende karakter maakt het noodzakelijk dat medewerkers de bereidheid moeten hebben om zich verder te ontwikkelen en bereid moeten zijn om feedback te geven en te ontvangen. Alle personeelsleden dienen bekwaam en competent en in staat te zijn om te reflecteren op eigen handelen en functioneren.
14
De school biedt op studiemiddagen scholing. Wij verwachten van docenten dat zij zich nascholen op taalbeleid en het gebruik van ICT in het onderwijs. Iedere docent heeft in zijn normjaartaak tijd voor her- en nascholing. Docenten evalueren jaarlijks de besteding van de nascholingstijd. Deze evaluatie is ook onderwerp van gesprek tijdens het functioneringsgesprek. Scholing van de docent mag niet ten koste van onderwijstijd gaan. Indien de enige mogelijkheid om een scholing te volgen tijdens lestijd is, moeten de uitvallende lessen door een andere vakdocent gegeven worden. Als het niet mogelijk is om lessen te laten waarnemen, kan de scholing niet gevolgd worden. In een scholingsplan worden de scholingsonderwerpen vastgesteld die gerelateerd zijn aan de speerpunten van het onderwijsbeleid. Deze speerpunten zijn geformuleerd in het A3-beleidsplan, dat jaarlijks wordt geëvalueerd en bijgesteld. Het zijn onderwerpen in het kader van de door de school ingevulde uren voor deskundigheidsbevordering. Tijdens de scholingsmiddagen c.q. –dagen worden workshops georganiseerd waarop de medewerkers zich kunnen inschrijven.
LOOPBAANBELEID Met elk personeelslid wordt een loopbaanpad afgesproken. Het loopbaanpad moet ervoor zorgen dat het personeelslid gekwalificeerd raakt voor een functie in een hogere salarisschaal. Als een functie in een hogere schaal vrijkomt, wordt de vacature ingevuld via een sollicitatieprocedure. De eerste stap in het loopbaanpad wordt gezet bij de beoordeling na het eerste jaar in dienst. Dat kan variëren van afspraken om binnen een afgesproken termijn de onderwijsbevoegdheid te halen tot verbeteren van vastgestelde aandachtspunten of benoemen van ontwikkelpunten die ertoe leiden dat een personeelslid in aanmerking komt voor een functie in een hogere schaal. Bespreken van het loopbaanpad is een onderdeel van het functioneringsgesprek. Leidinggevenden staan altijd open voor overleg over specifieke punten van het loopbaanpad van een medewerker. Docenten met een tweedegraadsbevoegdheid worden gestimuleerd een eerstegraadsbevoegdheid te halen. De lerende school krijgt verder gestalte door collegiale consultatie een vaste vorm en plaats te geven, waarbij docenten geïnspireerd worden door elkaar.
TAAKBELEID Het taakbeleid van het Gerrit van der Veen College is conform het beleid van ZAAM zoals vastgelegd in de Kadernotitie Taakbeleid. Deze regelt ook de verdeling van centrale en decentrale taken.
TAKEN Ieder jaar worden de taken en de tijd die voor de taken gegeven is geëvalueerd. Met uitzondering van sommige gespecialiseerde taken, zoals het decanaat en het zorgcoördinaat, wordt er gestreefd naar regelmatige wisseling van personele bezetting van een taak. Persoonlijke voorkeur van de docent, kennis en competentie spelen hierbij een rol. FUNCTIEMIX We streven ernaar dat uiterlijk in het schooljaar 2015-2016 zowel de HAVO- als de VWO afdeling voldoen aan de standaarden van de Inspectie en de ambities van School Aan Zet. De docenten moeten deze ambitie met elkaar waarmaken en dus ook een hoog niveau behouden dan wel bereiken. Een verdeling van 15% LB, 40% LC en 45% LD docenten zien wij als voorwaarde voor een goede functiemix. Om in aanmerking te komen voor een LC of LD schaal moet een docent aan promotiecriteria voldoen. Deze criteria zijn ZAAM-breed ontwikkeld. 15
Conform artikel 10b van de WMS heeft de medezeggenschapsraad haar instemming verleend op dit schoolplan.
Amsterdam, 3 februari 2015
i.o. Jan Geurts (voorzitter MR Gerrit van der Veen College)
16