‘Van Kas Tot Stadspark’ Auteurs: Annemarthe Westerbeek en Caroline Murre In de afgelopen 20 jaar is aan de rand van Utrecht een nieuwe woonwijk uit de grond gestampt, Leidsche Rijn. In een voorheen florerend tuinbouwgebied staan nu wonen en recreëren centraal. Bij nieuwe woningen en bewoners horen ook mogelijkheden tot ontspanning. Deze mogelijkheden zijn volop te vinden in het nieuw ontworpen Máximapark dat als groene long functioneert in de VINEXwijk Leidsche Rijn. Aan de hand van toen en nu worden de ontwikkelingen van de afgelopen 40 jaar bekeken. ‘Dag Kas’ Op dit moment behoort Leidsche Rijn tot de stad en gemeente Utrecht. Vroeger was dit anders. Het gebied was onderdeel van de volledig zelfstandige gemeente Vleuten-De Meern. Een agrarische gemeenschap met veel landbouw en (glas)tuinbouw. Door suburbanisatie uit de stad Utrecht nam het inwonersaantal flink toe. De dorpskernen Vleuten en De Meern breidden zich flink uit. Volgens de heer Zwartkruis, voormalig gemeentesecretaris, was het ideaal wonen aan de rand van Utrecht, volop in het groen. Zo groeide het inwonersaantal tot bijna 15.000 inwoners in 1970. Het inwonertal is meer dan verdubbeld ten opzichte van 1950. Op de topografische kaart van 1970 zijn zowel de dorpskernen als het agrarische gebied van de gemeente Vleuten-De Meern nog goed herkenbaar. De grootste concentratie aan agrariërs bevonden zich in het gebied tussen de dorpen Vleuten en De Meern. Het agrarische gebied bestond van oorsprong uit glastuinbouw. De gemeente voerde een beleid om veel tuinbouwers te trekken. De gronden waren goedkoop en bovendien erg vruchtbaar. Foto 1 geeft een indicatie hoe het kassengebied er in de regio oorspronkelijk bij lag. De afgelopen twintig jaar hebben diverse protestgroepen uit het gebied zich laten horen. In 1991 is de actiegroep ‘Vleuten-De Meern zelfstandig’ opgericht, ze waren het oneens met de grenscorrectie vanuit de gemeente Utrecht. De gemeente Utrecht annexeerde een deel van het gebied om het gebied Vleuten-De Meern aan te wijzen als VINEX-locatie. Zo kon de gemeente Utrecht zelf de grond bebouwen om hun gemeentekas te spekken. In 1997 werd de actiegroep een nieuw leven ingeblazen. Ditmaal wilde de gemeente Utrecht een volledige annexatie van de gemeente Vleuten-De Meern. Ondanks een breed gedragen protest, werd de annexatie van Vleuten-De Meern door de gemeente Utrecht op 1 januari 2001 een voldongen feit.
Kaart 1: Topografische kaart gemeente Vleuten-De Meern (1970). In het zuiden het dorp De Meern. Centraal rondom Alendorp zijn rode vlakken zichtbaar, dit zijn tuinbouwers met kassen. In het noordoosten, net buiten de kaart, ligt het dorp Vleuten. (Bron: www.watwaswaar.nl, 2011)
Klik hier voor een luchtfoto van het Utrechts archief van het tuinbouwgebied met kassen tussen Vleuten en de Meern uit de jaren ’60. ‘Hallo Stadspark’ Voor het ontstaan van Leidsche Rijn is heel wat werk vooraf gegaan. In 1991 is de gemeente Vleuten-De Meern door het ministerie van VROM aangewezen als VINEX-locatie. In 1994 geeft de gemeente Utrecht de opdracht om een Masterplan te ontwerpen voor de bouw van Leidsche Rijn. In dit Masterplan staan de uitgangspunten duurzaamheid, compactheid, betrokkenheid met de bestaande stad en het handhaven van de beide gemeenten centraal. Een paar feiten op een rijtje: -
Gepland aantal woningen: +/- 30.000 Uiteindelijk aantal inwoners: +/- 80.000 Totaal aantal hectare Leidsche Rijn: 2.100 hectare Totaal aantal hectare Leidsche Rijn park: 390 hectare
Dit alles staat gepland om klaar te zijn in 2025. Anno maart 2011 wonen er ca. 47.000 inwoners in 18.000 woningen. Ondertussen wordt er hard gewerkt aan de totstandkoming van 300 hectare park, het huidige Máximapark. Door het park de nieuwe naam Máximapark te geven past deze beter bij de bestaande Utrechtse parken. Meer parken in Utrecht zijn vernoemd naar vrouwelijke leden van het koninklijk huis, zoals het Julianapark en het Wilhelminapark. Als je nu kijkt naar de functies van Leidsche Rijn, zijn deze volledig anders dan de functies van 40 jaar geleden. Ook bij het vergelijken van kaarten van veertig jaar geleden en nu zijn deze functieveranderingen goed zichtbaar. De heer Tietema van Stichting Landschapsbeheer Vleuten-De Meern verwoordt dit als volgt: “Voorheen was er één groot natuurgebied, veel land met een agrarische functie, kassen en weilanden. Door de bouw van Leidsche Rijn werden de weilanden omgebouwd tot woonwijken en de agrarische gebieden veranderden in een groot stadspark. Zelfs het grote natuurgebied is in een industrieterrein veranderd! Beetje krom, vind je niet?!” Op kaart 2 is het nieuw ontwikkelde Leidsche Rijn met zijn functies in kaart gebracht.
Kaart 2: Leidsche Rijn met centraal het Máximapark duidelijk herkenbaar (voorheen Leidsche Rijn Park). Het Máximapark en de woonwijk ’t Zand bevinden zich in het voormalig kassengebied (Bron: Programma van Eisen, Leidsche Rijn park, 2003).
Het NMU heeft zich ingezet voor een extra groen en leefbaar gebied tijdens de ontwikkeling van Leidsche Rijn. Dit door kritisch te kijken naar de inrichting van het gebied dat nu het Máximapark is. Hierbij was in het kader van het groene karakter van het park aandacht voor de ecologie, recreatie en infrastructuur. Er zijn aanbevelingen aan de Utrechtse gemeenteraad meegegeven. De vrees was dat infrastructuur en sportvoorzieningen de ontwikkeling van groen in de weg stonden. MilieuOverleg Leidsche Rijn werd opgericht met als doel samenwerking en overleg tussen milieuorganisaties te creëren. Zo is het Máximapark de oplossing voor meer groen in het woongebied. Ook hier wordt door het NMU in de gaten gehouden of er een goede balans tussen natuur en recreatie ontstaat in het park. In kaart 3 is het park vanuit de lucht al goed zichtbaar tussen de woonwijken.
Kaart 3: Luchtfoto van het Máximapark en de omliggende woonwijken. Bron: maps.google.com, 2011
Het verhaal van … De heer en mevrouw Moll wonen hun hele leven al in het gebied wat nu Leidsche Rijn heet. Aan de Utrechtseweg hadden ze een goed lopend tuinbouwbedrijf in kamerplanten. Achter het huis bevonden zich de kassen en voor het huis de kassen van de buurman. De heer Moll is geboren en getogen in het huis waar ze nu volop van hun oude dag genieten. Hetzelfde huis, maar met een ander uitzicht. “In de jaren ‘20 is mijn vader hierheen gekomen vanuit het oosten van het land. De grond was hier heel vruchtbaar en hier en daar kocht hij een paar hectare grond op”. Uiteindelijk is het bedrijf van de heer Moll uitgegroeid tot een bloeiende potplantenkwekerij met gemiddeld vier à vijf mensen in dienst. Maar al in 1988 hoorden ze voor het eerst geruchten dat hun toekomst er wel eens heel anders uit kon gaan zien. “Er stond opeens een journalist voor mijn deur die mij allemaal vragen begon te stellen. Ik kon het toen eigenlijk nauwelijks geloven”. Het landelijke gebied met daarin negentig hectare aan tuinbouwgebied zou gaan veranderen in een gigantische Randstedelijke woonwijk Leidsche Rijn. Dit kwam rauw op het dak van de tuinders. Destijds was het een modern kassengebied, volop in groei en nog steeds in ontwikkeling. Het nieuws dat de tuinbouwers moesten verkassen, bleef ze niet in de koude kleren zitten. Er werd een belangenvereniging opgericht die zich tien jaar heeft beziggehouden met het zoeken naar alternatieven en mogelijkheden tot verplaatsing van de tuinbouwers. “We kregen steun van de toenmalige minister van VROM, Hans Alders. Deze beloofde ons nieuw land in de Harmelerwaard. Dit was tegelijk voor ons een voorwaarde om mee te kunnen werken”. Helaas kwam er uiteindelijk bijna niks terecht van de mooie plannen van minister Alders. Er zijn maar slechts een paar tuinbouwers de Harmelerwaard ingegaan, anders werd het te duur. Toen we te horen kregen dat we naar de Harmelerwaard konden, hebben we nog even overwogen om daar ons bedrijf door te zetten. Maar toen we uiteindelijk hoorden dat het plan niet door kon gaan, was het voor ons al snel
duidelijk. We stoppen er mee.” Veel van de tuinders waren al op leeftijd en zagen het niet zitten om zonder opvolger in de familie hun bedrijf weer helemaal vanaf het begin te moeten opzetten. Dit zou zeker 15 jaar duren en daar was hun leeftijd niet meer naar. “Destijds was het natuurlijk schrikken, maar achteraf kunnen wij wel zeggen dat het goed is zo. En uiteindelijk is iedereen er ook goed vanaf gekomen”. Uiteindelijk zijn er een stuk of 15 kwekers elders verder gegaan. “Onze bedrijfsleider heeft het zelf ook nog geprobeerd. Hij kon op die manier ons personeel meenemen en zelfstandig worden. Helaas mocht het door persoonlijke omstandigheden niet slagen”. Maar veel andere boeren hebben goed gebruik gemaakt van de situatie. Zo hebben de kwekers die naar de Harmelerwaard zijn gegaan, fantastische bedrijven neergezet die op en top modern zijn geworden met de nieuwste technieken. “Het zijn echt topbedrijven waar kwekers uit het Westland jaloers op kunnen zijn”. De heer en mevrouw Moll zijn uiteindelijk blij met de keuze om niet verder te gaan. Ze hadden immers ook geen opvolging. Maar ook daar zijn ze eigenlijk blij om. “Neemt je zoon of dochter je bedrijf over, dan heb je levenslang”. Het echtpaar Moll hoeft zich nu niet druk meer te maken over het bedrijf en geniet volop van hun nieuwe omgeving. Ze zijn over het algemeen ook erg positief over het nieuwe Máximapark. Zo vertelt de heer Moll over de plek waar hij heeft leren zwemmen. “Het gat van Serton is waar bijna elk jongen en meisje hier in de omtrek heeft leren zwemmen.” Voor mevrouw Moll gelden vooral de kleine dingen als het hebben van een eigen brievenbus. Maar natuurlijk ook vooral de nieuwe mogelijkheden tot recreëren, het verbeterde openbaar vervoer en de nieuwe winkelvoorzieningen. “Voorheen pakten we vaak de auto wanneer we Utrecht bezochten, maar met station Utrecht Terwijde om de hoek is het net zo makkelijk en goedkoper om met de bus of de trein te gaan.” Toch zijn er ook wel aantal kleine dingen waar het echtpaar Moll zich aan stoort: “Graffiti bijvoorbeeld, dat geklad vind ik wel zo lelijk!”.
Het Máximapark Het Máximapark vormt voor een grote groep bewoners een recreatiegebied, door de centrale ligging in Leidsche Rijn. Het Jac. P. Thijsselint, de gemiddeld dertig meter brede groene strook die het hele park omzoomt, is een park op zich. Het is bedoeld om te wandelen, fietsen, paardrijden en joggen. Daarnaast is er de Binnenhof, een 45 hectare groot groengebied met eet- en drinkgelegenheden. Ook de heer en mevrouw Moll maken er gebruik van. “Als de kleinkinderen er zijn, brengen we altijd wel een bezoek aan het park om te fietsen of te wandelen.” Ook is er ruimte in het park voor bewonersinitiatieven, zoals het theehuis ontworpen en bedacht door de heer Megally. Om de Binnenhof heen wordt de Parkmuur ontwikkeld, dat een grens vormt tussen het actieve buitenpark en het verstilde Binnenhof. Kunst en cultuur leuken het park verder op. De Vikingrijn wordt een riviertje dat door het gebied kronkelt. Dit verbindt alle elementen van het park met elkaar. De laatste recreatieve voorziening is het sportbos. Bij de totstandkoming van het park was niet iedereen het over de inrichting eens. Daarom richtte het NMU zich op de balans tussen natuur en recreatie in het park. De recreatiedoeleinden dienen de natuur niet in de weg te staan, aldus Marcel Blom van het NMU.
Figuur 4: Het Lint. Het Lint loopt rondom het gehele Máximapark en is bedoeld voor recreatie. Langs het Lint zijn op vele plekken bankjes geplaatst. (Bron: www.leidscherijn.nl)
In het meest noordelijke en zuidelijke deel vormt het sportbos een verzameling van allerlei sportverenigingen. Deze sportverenigingen zijn voor een groot deel verplaatst uit andere delen van Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern. Een bruisend sportcentrum waar iedereen terecht kan is het doel. De aanleg hiervan heeft voorrang gekregen op andere werkzaamheden in het park. Bij Sportpark Zuid liep de aanleg iets minder voorspoedig, in verband met een metershoge elzenhaag. De elzenhaag met natuurhistorische waarde dreigde door de komst van drie honkbalvelden uit het park te verdwijnen. Dit liet de heer Tietema van de Stichting Landschapsbeheer Vleuten-De Meern niet zomaar gebeuren. De haag moest weg, omdat anders de honkbalvelden niet zouden passen en de stand van de velden tot de zon niet geschikt zou zijn. “Kul! Want de zon draait gewoon om de velden heen, ook tijdens het spelen van een wedstrijd. Deze duren soms wel vier uur.” De heer Tietema vertegenwoordigt zijn stichting binnen het Natuur- en Milieuplatform Leidsche Rijn. Vanuit
dit platform is een bezwaarschrift ingediend, omdat het projectbureau die de sportparken ontwikkelde hun poot stijf hielden. “Maar toen het hen duidelijk werd dat wij in staat waren om al de mogelijke juridische stappen te ondernemen kwamen ze hier snel op terug”. Dit zou namelijk te veel vertraging opleveren bij de verdere ontwikkeling van Leidsche Rijn. Uiteindelijk is er de overeenkomst gesloten dat maar 100 meter van de haag gekapt hoefde te worden. Voor deze 100 meter zou dan 150 meter nieuwe elzen teruggeplant worden. De heer Tietema is ook van mening dat het belangrijk is om historische waarden in een nieuw gebied te behouden. Deze worden bij ontwikkeling vaak over het hoofd gezien. “Dat er nu bijvoorbeeld al van die volwassen knotwilgen in het Máximapark staan, komt doordat deze bij de totstandkoming van het park niet tot de vlakte gelijk zijn gemaakt. Dit maakt het nu al leuk om door het park te wandelen”. Naast het behouden van bestaande elementen in het Máximapark, wordt inmiddels al veel energie, tijd en geld gestopt in de ontwikkeling van het park voor de toekomst. Het betreft een groot gebied, dus de aanleg wordt gefaseerd aangepakt. Het is de bedoeling dat het park constant in ontwikkeling blijft, met als doel dat ook toekomstige generaties hun stempel op het gebied kunnen drukken. In die zin moet het park aan de verwachtingen van huidige en toekomstige bezoekers voldoen. “Het park is geen eindplaatje”.
Figuur 5: Plattegrond van het Máximapark. In het rood zijn de verschillende delen van het park aangegeven. In het donkerblauw is het Lint weergegeven dat rondom het hele park loopt (Bron: http://maximapark.nu/)