Van je bord in de benzinetank: De Sociale & Ecologische Ramp die Agrobrandstof heet
De enige doelen [van agrobrandstoffen] zijn het instandhouden van de huidige overconsumptie in de Eerste Wereld en de hoge winsten van multinationals. MST (Brazilian Landless Workers’ Movement) We zijn in een situatie terechtgekomen waarin de 800 miljoen automobilisten om graan concurreren met de twee miljard armste mensen op deze wereld. Lester Brown Biobrandstof is slechter voor de planeet dan aardolie. George Monbiot Het financieren van arme landen bij de productie van ethanol uit maïs, of welk voedsel dan ook, zal ervoor zorgen dat er geen boom meer overblijft om de mensheid te beschermen tegen klimaatverandering. Fidel Castro
Produktie:
Onder invloed van de groeiende zorgen over energiezekerheid en klimaatverandering zijn overheden en industrie hals over kop alternatieve energiebronnen aan het ontwikkelen. Eén van die alternatieven is plantaardige biomassa. Uit biomassa maakt men ethanol (suiker en zetmeel), en agrodiesel (uit oliën). Helaas zijn deze agrobrandstoffen – die eufemistisch ‘biobrandstoffen’ worden genoemd – niet de oplossing waarop we hoopten. Integendeel. Ze zijn het recept voor een mondiale ramp. Veel landen hebben doelstellingen vastgesteld voor de productie van agrobrandstoffen. In Brazilië bestaat nu al 40% van de totale brandstof voor transport uit ethanol (uit suikerriet) en biodiesel (uit soja). De Europese Unie heeft haar lidstaten opgedragen in 2020 10% van hun brandstof uit plantaardige biomassa te halen. In de Verenigde Staten verklaarde George Bush voor 2017 20% van de brandstof voor transport te willen vervangen door ethanol. Ook China, Japan, India en een aantal andere landen werken aan een economie die door agrobrandstof wordt aangedreven. Hierdoor groeit de markt voor agrobrandstof, zowel voor grondstoffen als technologieën. De investeringen zijn enorm, en agrobrandstoffen zijn steeds meer onderwerp van discussie bij internationale handelsakkoorden. De plantaardige grondstoffen met de hoogste energieopbrengst groeien in de (sub)tropen. De groeiende productie van agrobrandstof heeft daarom een zeer grote invloed op landbouw en inwoners van (sub)tropische landen. In toenemende mate wordt landbouwgrond – voorheen bestemd voor het verbouwen van voedsel – nu gebruikt voor productie van gewassen voor energie: suikerriet, maïs, soja, palmolie, jatropha, en dergelijke. Deze grondstoffen worden naar welvarende landen in het Noorden geëxporteerd. Daarvoor wordt primair bos gerooid. Bovendien worden inheemse volkeren en kleine boeren worden van hun oorspronkelijke land verwijderd. De snel groeiende productie van agrobrandstof is alarmerend. Ze is niet ingegeven door een weloverwogen strategie om de effecten van klimaatverandering op te vangen of om te voorzien in de behoeften van de mensen in Noord én Zuid. De groei van agrobrandstof wordt daarentegen gedreven door de financiële belangen van grote bedrijven en de geopolitieke belangen van grote landen zoals de Verenigde Staten. We moeten deze ramp onderkennen en stoppen.
1. Agrobrandstof is niet de oplossing voor het CO2-probleem. Levenscyclusanalyse (LCA) toont aan dat gebruik van agrobrandstoffen de CO2-uitstoot niet dusdanig vermindert als gehoopt. Het produceren van zowel agrodiesel (uit oliën) als agro-ethanol (uit suiker en zetmeel) vergt grote hoeveelheden energie. Deze energie-investeringen moeten worden meegenomen om een juiste berekening te maken van de winst die de omschakeling van fossiele- naar biobrandstoffen zou opleveren. Bij het telen van maïs gaat het bijvoorbeeld om grondwerking; het produceren en vervoeren van kunstmest, herbiciden en pesticiden; oogst en transport van de biomassa naar een raffinaderij; het verwerken (waarvoor vaak steenkool wordt verbrand); en opnieuw vervoer naar de plaats waar de agrobrandstof zal worden gebruikt. Het meenemen van al deze factoren vermindert de netto besparingen drastisch. Het resultaat van deze vergelijkingen is zeer afhankelijk van de grondstof, de afstanden waarover die vervoerd moet worden, en van de landbouw- en raffinagetechnieken. Zelfs als bosgebieden niet direct hoeven te wijken voor landbouwgronden ten behoeve van agrobrandstof, dan nog is het effect hetzelfde. De beste landbouwgrond zal worden gebruikt voor het verbouwen van de gewassen voor agrobrandstof. Daardoor wordt voedselproductie naar de randen van de bossen gedreven, waardoor meer gekapt zal worden. In China gebeurt het omgekeerde: men reserveert landbouwgrond voor voedselproductie en drijft daarmee de aanbouw van agrobrandstoffen het bos in.
2. Biomassa als brandstof gaat ten koste van voedselproductie, terwijl voedselreserves slinken en een groot deel van de wereldbevolking aan ondervoeding lijdt. In een rapport van het Earth Policy Institute uit 2007 brengt Lester Brown onder de aandacht dat 16% van de Amerikaanse maïsoogst van 2006 is omgezet in ethanol. Amerikaanse maïs is wereldwijd van levensbelang voor menselijke voeding, zowel direct als indirect via veevoeder. Onder invloed van de huidige verschuiving van maïsproductie voor ethanol in plaats van voedsel is de prijs van laatstgenoemd nu al enorm gestegen. In Mexico, afhankelijk van Amerikaanse maïsimport, ontstonden rellen nadat de prijzen voor tortilla met 60% waren gestegen. De Verenigde Staten bouwen momenteel 80 nieuwe raffinaderijen voor ethanol. Voor 2008 voorziet men dat meer dan eenderde van de Amerikaanse maïs voor ethanol wordt gebruikt in plaats van voedsel. De gevolgen zijn onthutsend, vooral voor de mensen die honger lijden. Deze verschuiving van voedsel naar brandstof komt op het moment dat, volgens de Verenigde Naties, dagelijks 18,000 mensen (vooral kinderen) van honger sterven. Eric Holthusen, een hoge functionaris bij oliemagnaat Shell, stemde in met de stelling dat het inzetten van voedselbronnen voor brandstof onder deze omstandigheden ‘moreel ongepast’ is. Het is waarschijnlijk dat afnemende agrarische productiviteit in de toekomst ook zal leiden tot steeds ernstiger droogte door klimaatverandering. Landen in Zuidelijk Afrika, zoals Zambia en Malawi, produceren en exporteren biodiesel (uit jatropha), terwijl deze landen afhankelijk zijn van buitenlandse voedselhulp om hun bevolking te kunnen voeden. Voedselhulp zal onder druk komen te staan onder de invloed van de toenemende strijd om graan voor agrobrandstof. China heeft onlangs haar ethanolproductie verlaagd, omdat dit teveel in strijd bleek met het moeten voeden van een grote bevolking. Verwoestijning heeft het areaal aan bouwland tussen 1999 en 2005 met 8 miljoen hectare teruggebracht. Tegenstrijdig genoeg wil China nu 13,3 miljoen hectare kwetsbaar bosgebied omzetten in plantages voor jatropha en oliepalm, om haar zeer snel groeiend wagenpark van brandstof te voorzien. Als de Verenigde Staten hun volledige maïs- én sojaoogst zouden gebruiken voor de productie van agrobrandstoffen, dan zouden die slechts rond de 3% van de jaarlijkse brandstofbehoefte leveren. Terwijl de gevolgen voor de voedselvoorziening rampzalig zouden zijn. De prioriteit van landbouw zou moeten liggen bij het voeden van de wereldbevolking in plaats van bij het faciliteren van het overmatige gebruik van automobiliteit in het Noorden.
3. Behoefte aan agrobrandstof bestaat vooral in het rijke Noorden, terwijl de meest productieve gewassen ervoor in het tropische Zuiden worden verbouwd. Mensen in ontwikkelingslanden verliezen hun landbouwgrond en bosproducten omdat de producenten van agrobrandstof zich op hun terrein begeven. In het Amazonegebied is de productie van soja een belangrijker oorzaak voor ontbossing dan houtkap of veehouderij. De vraag naar biodiesel zorgt ervoor dat meer bos wordt gekapt voor sojavelden. De druk op inheemse volken neemt hierdoor enorm toe. In de Braziliaanse staat Mato Grosso verklaren de overgebleven 420 Enawe Nawe-Indianen: ‘de soja is onze dood’. Hun oorspronkelijke bosgebied is omgezet in sojaplantages. Intussen zijn de arbeidsomstandigheden op de plantages ellendig. In Braziliaanse plaatsen als Palmares Paulista werken arme migranten feitelijk als slaven voor de eigenaren van de suikerrietplantages. Veel van hen zijn van uitputting gestorven. In Argentinië zijn de ongeveer 150 families van de Indianenstam Ava Guarani teruggedrongen op amper twee hectare overstroomd land. De Tabacal fabriek verbouwt suikerriet op een miljoen hectare van het grondgebied dat oorspronkelijk aan de inheemse bevolking toebehoorde. Op hun verzet wordt met onverschilligheid gereageerd.
3
In Ecuador leeft de Awa-stam in het laatste stuk laagland regenwoud aan de kust. Het is onderdeel van de Chaco ‘biodiversiteit’s hotspot’. De Awa leefden altijd vreedzaam naast de Afro-Ecuadoriaanse volken, totdat houtkap en de aanleg van plantages voor palmolie hun grondgebied onlangs opeisten. Ecuador is de op één à grootste producent van agrodiesel in Latijns Amerika. Het land wil die productie in de komende vijf jaar met 50% verhogen. In Colombia zijn Afro-Colombiaanse gemeenschappen door paramilitairen uit de Narino Provincie verjaagd (met steun van de Verenigde Staten) om de weg vrij te maken voor grootschalige palmolieplantages op hun land. In Paraguay verwacht men een toename van de sojaproductie van de huidige 2,4 miljoen hectare naar 4 miljoen hectare, dankzij de snel stijgende prijzen voor agrobrandstoffen. De grootschalige sojavelden, met hun chemicaliën, hebben tot een massale exodus van rurale gemeenschappen geleid. Mensen verhuizen naar de randen van stedelijke gebieden. Meer dan de helft van de bevolking leeft in (vaak extreme) armoede. Ook hier bedreigt de expansie van soja de inheemse bevolking, waaronder de nu nog geïsoleerde Ayoreo volken in het Chaco gebied. In Indonesië en Maleisië is veel geweld tussen de ontwikkelaars van plantages en inheemse volken, waaronder de Dayak, Penan en Iban. Vaak bemoeit het leger zich ermee. Een onderzoek uit 2001 meldt dat bijna 500 mensen zijn gemarteld omdat ze hun grondgebied probeerden te beschermen. Enkelen werden zelfs gedood, en veel meer raakten gewond. Net als in Brazilië zijn de arbeiders op Aziatische palmolieplantages feitelijk slaven. Vaak betreft het kinderen die onder ellendige omstandigheden werken voor een loon van 1,60 tot 1,80 Amerikaanse dollar per dag. Dat is onder het minimumloon. Bovendien wordt niet voorzien in medische zorg, onderwijs, noch grondrechten In India en veel andere landen worden herdersvolken bedreigd omdat hun grondgebied als ‘gedegradeerd land’ wordt aangeduid. Vervolgens wordt het land toegewezen aan grootschalige plantages voor agrobrandstof. Over het algemeen zijn de gevolgen van agrobrandstof bijzonder negatief voor inheemse volkeren. Dat geldt nog meer voor vrouwen. Zij zijn in hun levensonderhoud extra afhankelijk van toegang tot biologisch diverse ecosystemen zoals bos en steppe. Vrouwen worden namelijk gemarginaliseerd en gediscrimineerd als ze betaald werk proberen te vinden in de geldeconomie die de plantages met zich meebrengen.
4. Het verbouwen van biomassa voor energie vergt grondbewerking, enorme hoeveelheden kunstmest, pesticiden en herbiciden – allemaal slecht voor milieu, klimaat en mens. Grondbewerking doet koolstof vrijkomen die anders zou worden vastgehouden door de micro-organismen die zich in de bodem bevinden. Dit geld vooral (maar niet exclusief) voor tropische bodemsoorten, en het effect wordt versterkt door toevoeging van kunstmest. Het gebruik van nitrogene kunstmest heeft geleid tot een verdubbeling van nitraten in de biosfeer. De gevolgen hiervan zijn rampzalig: enorme ‘dode zones’ in mariene ecosystemen en de eutrofiëring van meren en waterwegen. Een overvloed van nitraten uit de landbouw wordt wereldwijd gezien als één van de grootste bedreigingen van mariene ecosystemen. Stikstofgassen zijn als broeikasgas 310 zo schadelijk als CO2! Bovendien duurt het veel langer om deze gassen af te breken (ongeveer 120 jaar). Gewassen voor agrobrandstof, zoals maïs en soja, worden uitvoerig behandeld met herbiciden en pesticiden, die even schadelijk zijn voor nuttige insecten en planten als voor het ongedierte en het onkruid waarvoor ze bedoeld zijn. Veel 4
genetisch gemanipuleerde gewassen zijn zo ontwikkeld, dat uitgebreide, herhaaldelijke behandeling met herbiciden nodig is. Zoals met het bestrijdingsmiddel Roundup – een bron van vergiftiging voor landarbeiders. Roundup vergiftigt water en is dodelijk voor amfibieën. Het gif maakt onkruid resistent en vernietigt natuurlijke planten die naast de besproeide velden staan. Het verbouwen van gewassen die om Roundup vragen zal resulteren in toenemend gebruik van herbiciden en pesticiden. Paraquat is een zeer giftige insecticide. Het is verboden in veel landen, maar wordt veelvuldig gebruikt op oliepalmen en soja. Het is gif dat zich in de bodem accumuleert, dat bovendien dodelijk kan zijn bij inademing, of als het in het maagdarmkanaal terechtkomt. Het kan zelfs door de huid dringen. De effecten van paraquat zijn onomkeerbaar. Elke dag worden er landarbeiders (meestal vrouwen) aan blootgesteld. Veel van hen zijn erdoor vergiftigd en overleden. Het overtollige paraquat spoelt uit de grond in waterwegen, die hierdoor vergiftigd worden.
5) Strijd om schaarse waterbronnen. Wereldwijd worden veel zoetwaterbronnen met uitdroging bedreigd. De modellen die de klimaatverandering beschrijven, voorspellen dat sommige gebieden in toenemende mate met droogte en verwoestijning te maken zullen krijgen. In gebieden zonder overvloedige neerslag zuigen gewassen voor agrobrandstoffen de watervoorraden op. Het is daarom zeer onverstandig om een energiebeleid te voeren dat afhankelijk is van overvloedige watervoorraden. Het op enorme schaal irrigeren van agrobrandstofplantages met zoetwatervoorraden zou rampzalig zijn. De Wereldbank schat dat in 2050 de behoefte aan water in India alle aanbod van water zal overschrijden. Toch haasten de boeren zich, bijvoorbeeld in de staat Maharashtra, om zoveel mogelijk suikerriet te verbouwen zodat ze kunnen profiteren van de hoge prijzen, terwijl de bestaande plantages inmiddels tweederde van het water in Maharashtra opgebruiken. Op sommige plekken is het waterpeil wel 50 meter gezakt. In China, de op twee na grootste producent van ethanol, zijn er meer dan 400 steden die een watertekort boven het hoofd hangt. Grote stukken land zijn al tot woestijn verworden. De vraag naar water groeit met de economie. Het vernietigen van natuurlijke bossen ten behoeve van agrobrandstofplantages zal de strijd om water verhevigen. Uiteindelijk zal het de voedselvoorraden aantasten.
6) Ontbossing, plantages van monoculturen en verlies van biodiversiteit. De markt voor agrobrandstoffen veroorzaakt de vernietiging van bossen, die plaats moeten maken voor plantages van monoculturen zoals suikerriet, palmolie, soja, eucalyptus en jatropha. Hiermee wordt de opslagcapaciteit voor koolstof vernietigd en de biodiversiteit gaat nog verder verloren. Plantages van monoculturen zijn biologische woestijnen die geen leefomgeving kunnen zijn voor natuurlijke planten- en diersoorten. In Brazilië wordt momenteel op 6 miljoen hectare suikerriet verbouwd. Het National Agroenergy Plan heeft 200 miljoen hectare grond als ‘gedegradeerd’ bestempeld en het daarmee vrijgegeven voor de productie van agrobrandstof. Veel van deze als ‘gedegradeerd’ aangeduide grond worden feitelijk gebruikt voor landbouw en veeteelt waarmee mensen in hun levensonderhoud voorzien. Uitbreiding van suikerriet zal deze activiteiten de oerwouden indrijven.
5
Eén hectare suikerriet kan 13 ton CO2-uitstoot besparen. Maar diezelfde hectare kan 20 ton CO2 absorberen als het bos erop bewaard blijft. Als suikerriet en sojaplantages de ontbossing in de Amazone en de bossen aan de kust blijven aanjagen, dan zal de winst voor het klimaat door ‘biobrandstof ’ meer dan teniet worden gedaan door het verlies aan bos. Een groot deel van het unieke ecosysteem Cerrado is al omgezet in rietplantages. Grote bosgebieden worden op dit moment gekapt voor sojaproductie, waarbij de snelheid van ontbossing direct samenhangt met de prijs van soja. Bos wordt vaak eerst afgebrand, waardoor alle koolstofdioxide die in de biomassa zit opgeslagen meteen in de atmosfeer verdwijnt. Brazilië wil de productie van ethanol in de komende 7 jaar verdrievoudigen. In Argentinië is tussen 1998 en 2002 meer dan 500.000 hectare bos in sojavelden omgezet. In Nicaragua is 200.000 hectare van de Region Autonoma del Atlantico Norte opgeofferd voor palmolieplantages voor biodiesel. In Azië zijn oliepalmplantages met een verontrustende snelheid uitgebreid, gedeeltelijk ten behoeve van agrobrandstof. Vooral in Indonesië en Maleisië zijn zowel bossen als moerasland vernietigd, waardoor bedreigde diersoorten zoals orangoetangs, neushoorns, tijgers en veel andere inheemse diersoorten met uitsterven worden bedreigd. In Brazilië is suikerriet een snelgroeiende grondstof die weinig arbeid vergt. De bijproducten worden verbrand om de raffinaderijen van energie te voorzien. Dat maakt het proces relatief efficiënt. In de Verenigde Staten wordt maïs als grondstof gebruikt. Het produceren van maïs vergt veel meer input. Bovendien worden raffinaderijen er met steenkool aangedreven. Ethanol uit maïs is daarmee zeer inefficiënt. In sommige gevallen kost de productie van agrobrandstof meer CO2 dan fossiele brandstoffen. De netto CO2-uitstoot bij de productie van agrobrandstof stijgt gevaarlijk snel als er bossen voor worden gekapt, omdat de daarin opgeslagen koolstof in één keer vrijkomt Bovendien vernietigen de energiegewassen de toekomstige opslagcapaciteit voor koolstof. De moerasbossen in Zuidoost Azië zijn ‘s werelds grootste opslagplaats voor koolstof. Ze worden nu gekapt en verbrand om plaats te maken voor oliepalmen. Hiermee komt 2 miljard ton CO2 in de lucht. Dat komt overeen met 8% van de jaarlijkse wereldwijde emissie door fossiele brandstoffen, die vrijkomt door de vernietiging van een ecosysteem dat 0,2% van het oppervlak van de aarde beslaat. Dit heeft Indonesië tot de op twee na grootste producent van CO2 gemaakt. Alleen de VS en China sturen meer CO2 de lucht in. Terwijl een groot deel van de Indonesische bevolking in armoede leeft en de palmolie naar Europa wordt geëxporteerd.
7. De snelheid waarmee technologieën voor agrobrandstof worden ontwikkeld zorgt voor het overhaast introduceren van genetische manipulatie en kunstmatige biologie. Biotechnologie en agrobusiness willen snel profiteren van agrobrandstof. Ze promoten het gebruik van rassen soja, maïs en oliehoudende zaden die resistent zijn voor herbiciden en verdienen hier enorm aan. Telers dienen zaden en stekjes aan te schaffen bij bedrijven als Monsanto, Syngenta Bayer en DuPont. Van de gewassen die normaal als voedsel worden gebruikt worden nieuwe rassen ontwikkeld, speciaal geschikt voor de productie van agrobrandstof. Vervuiling van voedselgewassen door deze genetisch gemanipuleerde gewassen is, gezien de huidige praktijk in dit veld, onvermijdelijk. Technologieën voor het winnen van ethanol uit grondstoffen die rijk zijn aan cellulose – zoals hout (populier, wilg en eucalyptus) of agrarische bijproducten – worden op agressieve wijze gestimuleerd. Daarbij wordt gebruik gemaakt van genetische manipulatie en synthetische microben. Cellulosetechnologieën lijken op het eerste gezicht aantrekkelijk. Ze 6
leveren mogelijk meer energie op en leiden niet tot concurrentie tussen het gebruik van gewassen voor enerzijds voedsel en anderzijds brandstof. De cellulosetechnologieën zijn echter nog niet beschikbaar. Het is onwaarschijnlijk dat ze op tijd beschikbaar zullen zijn om klimaatverandering het hoofd te bieden. Intussen zullen de hiervoor benodigde plantages van genetisch gemanipuleerde bomen wel tot ontbossing leiden. De biotechnologische industrie is bezig genetische gemanipuleerde bomen te ontwikkelen. Die moeten sneller groeien, ook onder slechte omstandigheden groeien, en minder ligine bevatten (de houtstof die voor stevigheid zorgt). Bomen leven lang en ondergaan verscheidene metabolische veranderingen gedurende hun levensduur. Het is daardoor moeilijker om de gemanipuleerde genen onder controle te houden dan bij jaargewassen. Bovendien verspreiden bomen hun stuifmeel en zaden over een groot gebied – vaak over honderden kilometers. Vervuiling van natuurlijke boomsoorten door genetisch gemanipuleerde rassen is praktisch onvermijdelijk. De gevolgen voor bosrijke ecosystemen kunnen rampzalig zijn. Het vervangen van natuurbos door plantages van genetische gemanipuleerde monoculturen zal leiden tot biologische woestijnen waarin geen wilde diersoorten meer voorkomen. De bedrijven die winst willen maken met genetisch gemanipuleerde gewassen voor agrobrandstof maken gebruik van twee actuele feiten. Ten eerste het feit dat gewassen voor agrobrandstof niet zijn bestemd voor menselijke consumptie, waardoor de weerstand ertegen minder sterk zal zijn. Een tweede feit dat deze bedrijven in de kaart speelt is de zeer sterke steun voor maatregelen die klimaatverandering zouden aanpakken. Ze rekenen erop dat dit de weg vrij maakt voor het ontwikkelen en commercialiseren van genetisch gemanipuleerde gewassen, enzymen en bomen.
Conclusies De welvarende landen in het Noorden consumeren een onevenredig groot deel van de wereldwijde energievoorraden en zijn primair verantwoordelijk voor de schade aan het klimaat. Tegelijkertijd zullen juist de landen in het Zuiden lijden onder de gevolgen van klimaatverandering. De snelle en ondoordachte ontwikkeling van intrnationale markten voor agrobrandstof zal leiden tot verdere vernietiging van bodem en water. Bovendien verliezen mensen in het Zuiden de zeggenschap over hun eigen grond, nu deze wordt ingezet voor de verbouw van agrobrandstoffen voor auto’s in het Noorden. Normen en certificering zullen niet in staat zijn duurzaamheid in de agrobrandstofsector te bewerkstelligen, omdat ze onmogelijk rekening kunnen houden met de enorme indirecte effecten van de snel groeiende marktprijzen die de grootschalige productie van agrobrandstof met zich meebrengt. In plaats daarvan moeten we de rijke landen oproepen hun energieconsumptie te verminderen middels strenge maatregelen voor energiebesparing. Daarnaast moeten we ze oproepen betere vormen van alternatieve energie te ontwikkelen, zoals zonne-, wind- en geothermale energie. Biomassa is altijd een belangrijke bron geweest voor de armen op het platteland, vooral voor vrouwen. Het zal altijd een rol blijven spelen in de toekomst, maar dan lokaal, op kleine schaal – zeker niet als vervanging voor het huidige energieregime dat op fossiele brandstoffen is gebaseerd.
7
Voor meer informatie: Biofuelwatch www.biofuelwatch.org.uk
World Rainforest Movement www.wrm.org.uy
Wetlands International www.wetlands.org
Massive diversion of U.S. grain to fuel cars is raising world food prices, by Lester Brown, Earth Policy Institute www.energybulletin.net/27762.html Disaster In The Making: A Statement on Biofuels from the Global Forest Coalition www.energybulletin.net/21845.html The Landless Workers Movement of Brazil (MST) www.mst.org.br Global Forest Coalition www.globalforestcoalition.org
Global Justice Ecology Project www.globaljusticeecology.org