Institut
Royal
Colonial
Beige
Koninklijk Belgisch Koloniaal
Ins tituut
SECTION DER SCIENCES MORALES ET POLITIQUES
AFDEELISG DKR STAAT- EN 7EHEKUNDIGE WETENSCHAPPEN
M é m o ire s . — C o llec tio n in 8". T o m e V , fa s c ic u le
V e rh a n d e lin g e n V e r z a m e lin g in - 8 ° . — T . V , a f le v e r in g If.
DE ROL
VAN DEN MOEDERLIJKEN 00M IN DE
1NLANDSCHE FAMILIE DOOK
E .
P.
V A N
R E E T H ,
M i s s j o n a r i s van S c h e u t in b e l g is c h M a y o m b e , R e c t o r van h e t S c h o l a s t ik a a t t e L e u v e n .
(Verhandeling bekroond in den jaarlijkscheri W edstrijd voor 1935.)
★ BRUXELLES Librairie Falk fils, G E O R G E S VAN C A M P E N H O U T , Successeur, 22, Rue des Paroissiens, 22. 1935
DE ROL
VAN DEN MOEDERLIJKEN OOM IN DE
INLANDSCHE FAMILIE DOOR
E. P. V A N
REETH
M i s s i o n a r i s van s c h e u t in B e l g is c h M a y o m b e , R ecto r
va n h e t
S c h o l a s t ik a a t
te
L euven.
(Verhandeling bekroond in den jaarlijkschen wedstrijd 1935.)
MÈM. INST. ROYAL COLONIAL BELGE.
1
D E ROL
Y AN DEN MOEDERLIJKEN OOM IN DE
INLANDSCHE FAMILIE
DE ROL VAN DEN MOEDERLIJKEN OOM IN DE INLANDSCHE FAMILIE IN KONGO. Zijne rechten en zijne plichten.
Deze studie handelt over de inlandsche fam iliën van Mayombe in Belgisch Kongo. Daar deze volksstamm en, de eene vroeger, de andere later, naar die streek verhuisd zijn uit het Zuiden van den Kongostroom, uit het rijk van Ntolila C1) en vandaar hunne instellingen meebrachten, kan men verinoeden dat de inrichting der fam iliën der huidige Bakongostammen ten Noorden en ten Zuiden van den stroom in den grond dezelfde is. Om de eigen plaats aan te duiden van den moederlijken oom in de Mayombsche maatschappij, m oeten wij eerst (!) Er zijn twee groote inw ijkingen geweest. De eerste gebeurde längs het Noorden. Deze der « Basundi », die vroeger reeds den Kongostroom hadden overgestoken en eerst de streken der w atervallen en van Fransch Kongo hadden bezet. De tweede, die van de algemeen gekende negen stamvaders, die rechtstreeks uit « Kongo di Ntotila » herwaarts kwamen, Zuidelijk en Midden Mayombe in bezit namen. Meer Noordwaarts wer den zij opgeslorpt door de Basundi. (Zie daarover : L. B it t r e m i e u x , Mayombsch Idioticon. 2de deel, op bladz. 808 en passim [uitgave der Koninklijke Vlaamsche Akademie] en L. B i t t r e m i e u x , Mayombsch Beisboek in K ongo , A l g e m . T i j d s c h r i f t van de B e l g is c h e K o l o n ie , 1920.)
Vua di Mabene.
Negen borsten : de legendarische moeder der negen stamvaders der laatste in w ijk in g uit « Kongo di Ntotila».
Stam m en (Zimvila)
P ’udi Nzinga
I
Nanga na Kongo
Ntinu Makaba.
Vaku
en ve[e anderen. Deze afstam m elingen van Ntinu Makaba vormden, evenals de afstam m elingen der andere stamvaders, de huidig bestaande clans. Zij dragen m eestal den naam van hunnen stichter. De Bavungu kunnen onder elkaar niet huwen. Eveneens de Bavaku, enz. Bavungu kunnen w el B avaku huwen. Elke gesloten gemeenschap vorm t een « dikanda ». Hieronder een voorbeeld van eenen schoot, in het « Kanda di Vungu ». Vununu (vr.)
enz., tot negen. Al de afstam m elingen van deze negen, vormen thans negen « Zim vila » = Volkeren, stammen, w aarvan elke nog den naam draagt van zijn stichter. Deze verre verwantschap is geen huwelijksbeletsel.
Clans (dikanda)
I
Pem ba (vr.)
I _ ' I I I Tsim ba (vr.) Zeba (vr.) Vangu (m.) Malu (vr.) Nzila (m.) Jongens en meisjes.
idem.
I
Mbenza (m.)
loto (vr.)
Luiba
Mvemba (m.)
| Jongens en meisjes.
Bundu (vr.)
j----------Jongens en meisjes.
idem, Dit is Vum u ki Lau — de schoot van Lau — met Ngoma als K ’azi. Deze zijn allem aal « B avangu » en « Bamakaba » De afstam m elingen der m annen zijn niet aangegeven Zij behooren tot andere fam ilies.
OOM
Muaka (m.)
I Madiata (vr.)
MOEDERLIJKEN
Kongo (vr.)
I I
I Nzau (m.)
DEN
Nzola (vr.)
Lau (vr.)
VAN
Ngoma (m.)
ROL
Schoot (vumu)
I
I
Mavungu.
DE
Kavuzi
IN DE INLAINDSCUE F A M I L I E
5
beschrijven wat de fam ilie, naar inlandsch begrip, eigenlijk is. De clan.
De inlandsche maatschappij in Mayombe is essentieel gesteund op bloedgem eenschap. Al de individuën die rechtens decl uitmaken van een bepaalde gemeenschap en er hun rechten kunnen doen gelden, b.v. op het gebruik van den grond, gebruik van natuurlijk groeiende vruchten, d.i. door niem and vrijw illig geplant; op de jacht; op hulp en steun in hunne palabers, zijn afstam m elingen van éénzelfde stammoeder, de moeder nl. van den Stichler dier bepaalde en van de andere afgescheiden gem een schap. Daarbij wordt alleen in acht genom en de bloedgem een schap voortspruitende uit de m oederlijke afstam m ing. Alleen de k in deren van de vrouwen behooren tot de gem eenschap. De teigen van al de m annelijke leden integendeel, behooren allen tot andere collectiviteiten, nl. die hunner eigene moeder waarvan zij ook den clan-naam dragen f1). Zoo eene collectiviteit van al de afstam m elingen längs vrouwelijke lijn van ééne en dezelfde stammoeder, en die daarbij den naam dragen van die bepaalde gemeenschap vormen wat de Ethnologen een « clan » noem en (2). In ’t Kiyombseh, in het Kikongo der watervallen en meer len Zuiden van den stroom tot diep in Angola, draagt zij den naam « dikanda » of <( kanda ». Volgens E. P. Van (*) De moederrechtelijke fam ilie der Dakongo is niet het m atriarchaat in den volsten zin. Zij heeft niet de « m atripotestalitas » noch de « matrilocalitas ». De moeder oefent inderdaad geen gezag uit, noch in hären familiegroep, noch in haar eigen gezin; zij volgt daarbij, in den regel, haar man naar dezes streek en familie. (2) d a n s zijn b.v. de volgende groepen uit Mayombe : Kangu, Vungu, Niolo, Makunia, Dizi, Vaku, Mbavu, Kuimba, enz. De inlandsche hoofdijen (groote en kleine medalies) komen veelal overeen met clans. Zie ook het schéma op bladz. 4
6
DE R 0 L
VAN DEN M O E D E R L I J K E N OOM
W in g O zou de beteekenis van dit woord zijn : een gesloten of verbodene volksgerneenschap. Dikanda zou ni. gevorrnd zijn van het werkwoord « kanda » : beletten, tegenhouden, verbieden, bezweren (door de Nkisi). De huidiee onderscheiden clans van Mavombe bestaan er O «/ van af hun neerzetting in deze streken; en lioe ook somm ige groepen zieh m ögen af scheiden en zieh op andere punten vestigen, altijd blijven zij behooren tot die gesloten collectiviteit en blijven zij haar naam dragen en zijn ze ondervvorpen aan dezelfde wetten. De bizonderste daarvan is de wet der « exogam ie » of het verbod onder elkaar te liuwen. Rechten en plichten zijn gesteund op de bloedgem eenschap. Evenals deze onverdelgbaar is, evenzoo de rechten en plichten, hoever en hoelang ook een lid buiten de gemeenschap zou verbleven hebben. De graden welke de leden onder elkander en van de stammoeder scheiden komen niet in aanmerking. De schoot, kleinste ondergroep van den clan. Rijk van den m oederlijken oom.
Zonder stil te blijven bi j de grootere ondergroepen welke zieh door de tijden heen, om w ille van de verm enigvu ld iging der leden, gevormd hebben in den clan zelf, en bepaalde gedeelten der gem eenschappelijke gronden in gebruik genom en hebben, handelen wij aanstonds over de kleinste aaneengesloten groep, welke de cel is van de inlandsche m aatschappij, gelijk het gezin de cel is van de westersche maatschappijen. De Bavombe noem en deze kleinste groep een « vum u », schoot. Zoo een schoot omvat hoofdzakelijk al de afstam m elingen längs vrouwelijke lijn , en meestal in verscheiden generaties, van de stichteres van dien bepaalden groep (2). Zoo een schoot is (!) Etudes Bakongo, bladz. 117, in de Bibliothèque Congo, n° 3. (2) Zie schéma, bl. 4 : de « Vumu ki lau » w aarvan Ngoma de k’azi is.
IN DE INLANDSCHE F A M I L I E
7
het rijk van den man welke wij gew oonlijk « de moederlijke oom » noem en en waarover het gaat in deze Studie. Elke « schoot » C) heeft zijn m oederlijken oom en heeft er maar één, en hij zelf is hoofd van éénen schoot. Gelijk een cel, verm enigvuldigt de « schoot » door verdeeling. Het ledenaantal vermeerdert längs om meer. Oneenigheid ontstaat om een of andere reden tusschen de afstam m elingen van eene der moeders en deze van een andere moeder. Bij de eerste de beste gelegenheid schei den die groepen zieh en stellen ieder hun eigen familiehoofd aan, hun eigen
8
DE R O L VAN DEN M O E D E R L I J K E N
OOM
mcer algemeene belangen besproken worden. In de vergaderingen, waarin b.v. de afstand van gronden aan de Blanken besproken wordt, hebben die fam ilieboofden het groote en het laatste woord te zeggen. De onderscheidene, maar toch nogal nauw verwante, schooten zullen elkaar ook helpen in uitzonderlijk erge gevallen zooals in besm ettelijke ziekten, sterfte, terugkoop van leden der « dikanda » die om de eene of de andere reden slaven werden van andere groepeeringen. Yoor al de rest zorgt alleen de zoogenaamde « moederlijke oom », zooals zal blijken nit het volgende. Eerst echter nog een woord over de verblijl'plaats van de familie. De zetel van elken schoot is op het hem aangewezen gedeelte van het grondgebied door de voorzaten aan den clan gelaten. In Mayombe wonen de m enschen gaarne dicht bij lum velden, en dit om vele voordeelen. Dat is een der redenen waarom de dorpen zoo klein zijn en zoo dikw ijls van plaats veränderen. Een dorpje is dan dikw ijls niets anders dan de woonst van een schoot. Door het feit zelf is de « m oederlijke oom » ook dorpshoofd. W anneer twee, drie, vier en meer « bivum u » besluiten op een zelfde plaats te gaan bouwen, dan bezet elke groep zi jn eigen deel, en in ’t m idden der eigene hutten trekt de « m oederlijke oom » zijnen « mnanzu » — « afdak » — op. Zoo een afdak is echt het centrum van het fam ilieleven. Daar vergaderen de m annelijke leden der fam ilie om hunne beraadslagingen, ontspanningen, redekavelingen; daar worden de vreemde gasten ontvangen, enz. Bij het ontstaan van een nieuwe groep is de bouw van een « muanzu » een der eerste bekom m ernissen van den nieuwen « moederlijken oom ». Daar is hij heer en meester. W il men dus weteri hoevele fam iliegroepen verblijven in een groot dorp, dan lioeft men slechts de « muanzu » te teilen. Voor de goede verstandhouding der onderscheiden groepen en voor het beheer der gem eenschappeli jke belan gen en lasten wordt er dan uit die groepen een hoofd geko-
IN DE INLANDSCHE F A M I L I E
9
zen voor heel het dorp — het dorpshoofd, — meestal volgens de regels door de tradilie overgeleverd, soms ook alleen maar om de geschikte hoedanigheden van den man. Ziehier nu, om nog beter het midden te bepalen waar de « m oedeilijke oom » heerscht, de personell, die er deel van uitmaken en waar zij verblijven. Op het dorp zelf van den « oom » : zijn eigen vrouw of vrouwen met zijne kinderen, zijne broeders uit dezelfde moeder, de volwassen jongens, kinderen zijner zusters of kinderen der dochters zijner zusters, en zoo verder, allen met hunne vrouwen en kinderen; soms zijn m oedeilijke oom en, bijgeval m et vrouwen en jongere kinderen. Daarbij slaven en slavinuen, indien de fam ilie zoo een rijkdom bezit. Buiten de slaven zijn bijgevolg al de man nen van zijn dorp afstam m elingen van een vrouwelijke bloedverwante der fam ilie. Hunne vrouwen echter en hunne kinderen behooren tot andere fam ilies. Een vreemde vrijling, b.v. een calechist, een onderwijzer en ook anderen, kunnen met de toestem m ing van den moederlijken oom of dorpshoofd zieh in het dorp komen vestigen. Zij m ögen gebruik maken van den grond en gemeenschappelijke vruchtboom en, maar blijven behooren tot hun eigen familie. Het gebeurt ook wel dat zijn eigen jongens, of die van zijn moederlijke oom en, of die van zijn broers en neven, huwen en zieh metterwoon vestigen op hun vaders dorp alhoewel zij tot een andere groep behooren. Alles gaat dan goed zoolang vader leeft en hen verdedigt, maar eens deze gestorven, dan zijn zij meestal van geenen tel meer, en in vele gevallen worden zij verplicht m et vrouw en kinderen te verhuizen naar het dorp van hun eigen « moederlijken oom ». Op enkele uitzonderingen na wonen al de vrouwelijke leden, de zusters zijner moeder, zijn eigen moeder, zoo ze leven, zijn nichten, en zoo verder, meest allen op het dorp en in de fam ilie van hun echtgenoot. Nietgehmvde kinderen verblijven in den regel bij hun moeder. Zeldzame uitzonderingen duiden we verder aan.
10
DE R O L
VAN DEN M O E D E R L I J K E N OOM
ROL VAN DEN MOEDERLIJKEN OOM IN HET ALGEMEEN.
Nu vvij aldus den l'amiliegroep, waarvan de moederlijke oom de verpersoonlijking is, nader bepaald hebben, kunnen wij de roi van den oom van dichterbij beschouwen. De functie welke door den naam « m oederlijke oom » wordt beduid, is heel en al weergegeven door den inlandschen naam « k ’azi », wat beteekent « beschermer, verdediger, voogd ». De « k’azi » is beschermer, verdediger, vrijwaarder, beheerder der gem eenschappelijke belangen van den « schoot » en van de belangen van elk lid in ’t bizonder. Hij bestuurt de fam ilie en beheert hare bezittingen in ’t belang van allen. Ilij bewaart den onderlingen vrede tusschen de leden der fam ilie, verdedigt en vrijwaart de rechten van elk lid tegen de buitenstaanders. Dit is, over het algemeen, de roi van den « k’azi », waaruit al zijn rechten en plichten vloeien. Wie is de « m oederlijke oom » ?
De etlmologen geven aan zulkdanigen beschermer den naam van « m oederlijke oom ». Men kan dezen naam behouden omdat hij den toestand gem akkelijk schetst in tegenstelling met het patriarchaat waar een der vaders het fam iliehoofd is; doch m en m ag aan het woord « oom » niet den beperkten zin geven van moeders broer. In ’t Kivombsch is dat verschil klaar aangegeven. De moeder lijke oom (moeders broer) heet : « ngudi k’azi ». Het hoofd der fam ilie is : « k’azi ». Deze laatste is tegenover de meeste leden van den groep niet de « ngudi k’azi » — moeders broer — moederlijke oom — maar hij is met zijne onderdanen verwant in de meest verscheidene graden. Een oogslag op den gegeven stamboom maakt dat duidelijk, vooral zoo m en veronderstelt dat de oude « IVgoma » bij zijn dood zijn klein-neef « Mnaka » aanstelt als zijn opvolger. « K’azi » bevat alleen
IN DE INLANDSCHE FAMILIE
11
het begrip « beschermer », niet het begrip « moederlijke oom ... Het eigenaardige van de instelling is dat zij alleen de afstam m elingen omvat van de vrouwen, waarvan al de belangen en rechten gedragen worden door één man. In den regel is deze zelf een dier afstam m elingen, doch dat behoort niet tot de instelling zelf. De « k’azi » kan inderdaad een vreemde zijn. Dit zou gebeuren b.v. wanneer er in de groep geen volwassen man is, ofwel geen volwassene met de vereischte hoedanigheden om de belangen van den groep met eere te verdedigen. Een vrijgem aakte slaaf die invloed heeft weten te krijgen kan dan zelfs die functie waarnemen ten voordeele zijner vroegere bezitters. De « k’azi » noemt zijn bescherm elingen « bilezi ». ßij de vorm ing van een nieuw en schoot is natuurlijk die man « k’azi » die zieh m et zijn zusters en dezer afstam m elingen van de vroegere groep heeft afgescheiden. Hij blijft het zoolang hij leeft, lioe talrijk zijne « bilezi » ondertusscheri ook m ögen worden. Hoe gebeurt echter de opvolging bij het overlijden? De heerscliende « k’azi » zorgt daar gew oonlijk zelf voor. Tusschen de m annen of jongens welke met hem wonen, of, indien hij daartusschen den geschikte niet vindt, tus schen de jongens zijner zusters of zijner nichten, kiest hij twee of drie in wie hij m eent de noodige hoedanigheden van verstand en karakter te ont waren. Met toestem m ing van den vader neemt hij ze bij zieh en verzorgt van dichterbij hun opvoeding. Hij eischt van hen een onberispelijk gedrag, ernstige werkzaamheid. De beste, die hem ’t meest voldoening schenkt wordt mettertijd zijn vertrouw eling. Hij brengt hem op de hoogte van al de familiezaken en geheim en, de geschiedenis en het ineensteken van alle palabers, de schuldenaars en de eigene fam ilieschul den, enz., enz. en vooral leert hij hem de geheim en van zijn «kindoki » — van zijn heksenkunst; hij brengt hem op de hoogte van alles wat betrekking heeft met de « min-
12
DE ROL VAN DEN MOEDERLIJKEN OOM
kisi » wcJkc hij heeft ingesteld. De « k’azi » neem t zijn verm œ delijken opvolger ook m ee naar de vergaderingen van fam ilie- of dorpshoofden, naar aile gedingen voor de recliters, naar alle besprekingen welke aan de huw elijken der leden van de « vum u » voorafgaan. Aldus kom t de jon ge man stilaan op de lioogle van ailes wat hij welen moet : gebruiken en geplogenheden, spreuken en diplomaliselie sluw igheden, zijn rechten en plichten, kortom, al wat noodig is om de fam ilie op de m eest voordeelige manier le beheeren. VVanneer de « k’azi » dan zi jn einde \oell naderen, stell hij dezen man aan als zijn opvolger. 'Allen zonder uitzondering erkennen hem, en schenken hem zonder voorbehoud bun vertrouwen en onderdanigheid. Zoo, hij toeval, de « k’a/.i » stellt voordat hij zij nen opvolger heel't opgeleid en aangesteld, dan gebeurt soins wat hooger gezegd werd. Verscheidene takken volgen hun eigen sympathie voor bei een of ander invloedrijk lid der fam ilie, en deze splilst zieh in nieuvve groepen, elk met zi jn eigen « k’azi ». Waarop is het gezag van den « m oederlijken oom » gesteund ?
Om zijn taak te volbrengen beschikt de « k ’azi » over een zeer uitgebreid en sterk gezag. Aile leden, zoo m an nen als vrouwen, hoc ond zij ook m ögen zijn en hoe groot anderszins ook hun persoonlijke invloed, zijn hem onderdanigheid verschuldigd, en m oeten zieh schikken naar zi j ne beslissingen. Ili j alleen liandelt aile familiezaken beslissend af. Geen enkel lid zal iets van belang aanvatten zonder eerst zijn toesteinm ing verkregen te hebben. Hij zal weliswaar voor de zeer belangrijke zaken de oudere en meest invloedrijke m annen raadplegen, waaronder de echte moederiijke oom en, die er onm iddellijk belang bij hebben dat de belangen hunner zusters en harer kinderen op zijn best behartigd worden. Later zullen we enkele der meest voorkomende gevallen aanstippen.
IN DE INLANDSCHE FAMILIE
13
Waarop steunt nu dit gezag? Voor een gedeelte op het betrouvven dat al de leden in hun « k’azi » stellen. Dit vertrouwen bewerkt dat allen hem aanzien als hun verdediger en als hun \ertegenw oordiger in al hun zaken. Het feit dat allen hun vertrouwen schenken aan één man rust op het diep gevoel van sam enhoorigheid dat hen bezielt, op het hesef van het gem eenschappelijk belang dat lien bindt : het erfgoed hunner voorzaten te behouden; op de behoefte aan een gezag um den noodigen vrede in eigen midden te bewaren. Zij hebben ook een diepgewortelde fam iliefierheid, welke hen doet verlangen naar een leider die za! streven naar macht en rijkdom , om daardoor bij de andere groepen in hoog aanzien te komen. Het feit dal zij hun vertrouwen schenken aan dien bepaalden man berust op de eigenschappen en hoedanigheden welke hem geschikt maken om de fam ilie eervol en m et gezag te vertegenwoordigen. Hij moet verständig zijn, sluw en voorzichtig. Hi j moet de geschiedenis van zijn groep en van de groepen die van denzelfden stam zijn voortgekom en, de regelingen welke vroeger nopens'allerlei punten onderling getroffen werden, goed kennen. Hi j moet goed ter tale zijn om in de gedingen met gezag te kunnen spreken. Daarom ook1moet bij de talrijke spreuken en gelijkenissen kennen en op natuurlijke wijze weten aan te wenden. Hij moet getoond hebben dat hi j waarlijk belang stelt in het gem eenschappelijk goed der fam ilie. Dit alles heefl hij noodig om de fam ilie te verdedigen tegen de vijanden die in vollen dag aanvallen (zooals de inlanders zeggen). Eindelijk m ögen wij ook niet vergeten dat elke inlander overtuigd is dat er vele vijanden zijn die alleen ’s nachts dooi hunne tooverkrachten de fam ilie of hare leden kwaad zoeken : de heksen, de toovenaren, de « bandoki ». Ook deze vijanden moet de « k’azi » kunnen onschadelijk maken. Hij moet dus zelf een « ndoki » zijn en krachtige toovermiddelen moeten hem ter beschikking
14
DE ROL VAN DEN MOEDERLIJKEN OOM
staan. Deze geheim en, zooals we liooger zagen, worden van den « k’azi » aan zijn opvolger overgeleverd C1). Verder zullen we zien dat de « k’azi » beschikt niet al leen over al de goederen van de groep, maar ook over den arbeid en over de personen zelven. Door zijn « kindoki » kan liij beschikken over hun leven. En zoo is de vrees ook een waarborg voor zijn gezag in de eigen groep. Zou deze dan van zijn geheim e machten gebruik maken tegen zijn eigen bloedverwanten ? Àlleszins. Zeker is ’t dat allen hem daarvoor vreezen en dat die vrees hen weerhoudt van weerspannigheid en onwil. De inlanders zeggen dal de weerspannige door het familiehoofd « opgegeten wordt », d.i. ziek wordt en sterft, indien berispingen en slraffen allerlei niet voldoende zijn om zijn onwil te breken. Gebeurt het dat de <( k’azi » zelf ziek wordt kort na de opstandige daad, dan wordt de ongehoorzame aanzien als « ndoki » — oorzaak der ziekte, vijand van de fam ilie, en hij wordt verplicht « k’asa » te nemen fde giftproef). Nog eene belangrijke hoedanigheid. — Hij moet spaarzaam zijn, verständig gebruik maken van de goederen. Geeft iemand blijken van kwistzucht dan kan hi j de beheerder niet worden Aan geheel den rijkdom der fam ilie. Het gezag van het fam iliehoofd is dus gestennd én op den natuurlijken drang naar sam enhoorigheid én op belrouwen of vrees bij al de leden. Zijn hoedanigheden, het getal en de invloed der leden, de gem eenscliappelijke rijkdom , en voor een groot deel (!) Dat « kindoki » moet een vreeselijke werkelijkheid zijn. Bijgeloof kan die algemeene vrees niet uitleggen. De « bandoki » moeten wellicht handig gebruik kunnen maken van allerlei giften, en dus effectief men schen van kant maken zonder er oogenschijnlijk tusschen gekomen te zijn, om aldus algemeen gevreesd te worden. Algemeen gelooven de Zwarten dat de féticheurs de m acht hebben de « bandoki » te kennen en aan te duiden. Veel geld wordt hun daardoor betaald, en zij hebben een zeer grooten invloed op de bevolking.
IN DE INLANDSCHE FAMILIE
15
ook het « kindoki » zijn de gronden van het ontzag bij de buitenstaanders. Om nu meer in bizonderheden den rol van den « m oe derlijken oom » en zijn rechten en plichten te beschrijven zullen we handelen over de verscheidene toestanden en verhoudingen in het leven der irilandsche maatschappij.
Verplichtingen tegenover de voorouders.
Van een eeredienst voor de voorouders, zooals die in andere streken bestaat (in Mayombe zou men beter zeg gen van de afgestorvene fam iliehoofden), schijnt er geen sprake te zijn. Het kan echter gebeuren dat de eene of de andere vöör zijn dood een gebod of verbod geeft, waarvan het voorwerp blijvend is — b.v. het verbod aan al de leden van den groep te huwen m et een lid van een andere bepaalde groep. De « k ’azi » is verplicht dit testament uit te voeren. Voor de rest heeft hij als fam iliehoofd niets te maken met zijn voorgangers, ten wäre een féticheur, die vermeend wordt rechtstreeksche betrekkingen te hebben met de schim m en, hem een wil van een overledene zou bekend maken. Als familiehoofd heeft hij ook geen verplichtingen tegenover den eenen of den anderen fétiche. Al wat hij doet wordt hem bekend gemaakt door de féticheurs.
Betrekkingen m et streek- en dorpshoofden.
In de dorpen waarin meerdere « bivum u » samen wonen is de « k’azi » ipso facto lid van den raad van het hoofd. Buiten de gem eenschappelijke belangen van het dorp, hoeft hij daar de belangen van zijn eigen groep voor te staan, zorgen dat aan zijn verwanten recht geschiede, beletten dat de lasten (gem eenschappelijke werken, wegen onderhouden, leveren van arbeiders en Soldaten, leveren
16
DE ROL VAN DEN MOEDERLIJKEN OOM
van levensm iddelen aan de Staatsposten, enz.) niet te eenzijdig op zijn groep gelegd worden. Voor het overige b lijft hij lioer en meester in zijn groep. Noch het dorpshoofd. noch het streekhoofd heeft in die eigen zaken iets te zien. Hij regelt ze gelieel en al volgens eigen goeddunken. Bij uitzonderlijke gevallen kunnen zij tusschenkom en wanneer de rust of het w elzijn van het dorp of de streek bedreigd worden. B.v., zij zullen zelf de beschuldiging van « kindoki » uiten — de giftproef dien nem en — maatregelen nemen tegen een al te bar en openlijk zedenbederf, ook nog beletten dat te veel jongens van een groep huwen en zieh metterwoon vestigen op hun vaders dorp, daar zoo iets de bevolking van hun eigen dorp of streek gevoelig vermindert.
RECHTEN EN PLICHTEN IN DEN EIGEN « SCHOOT ». I. — In h et algem een.
De macht en het aanzien der fam ilie ten overstaan der andere groepen hangt grootendeels af van de innerlijke samenlioorigheid van den groep. De « k’azi » moet daarvoor zorgen en dus de oorzaken van twist en oneenigheid weten weg to nemen, of de on w illige leden door overtuig in g of door gezagsredenen tot inschikkelijkheid te brengen. Dat kan gebeuren b.v. ter gelegenheid van de keuze der plaats van de woonhutten, van de plaats der velden; bij de verdeeling der lasten, enz. Elk lid, om w ille van zijn bloedgem eenschap, heeft recht op het gebruik van de gronden der fam ilie, en van het vruchtgebruik der gemeenschappeli jke boomen. Niemand kan hem beletten zijn deel van de nalatenschap zijner voorouders te gebruiken; maar het moet redelijk zijn, en daar moet de « k ’azi » voor zorgen. Als algemeen erkend vertegenwoordiger van den
IN DE INLANDSCHE FAMILIE
17
« schoot » nioet hij zelf optreden in al de palabers waarin het een of het ander lid betrokken wordt buiten de fam ilie, ’t zij hij onschuldig gedagvaard wordt, ’t zij hij een misdaad bedreven heeft : als daar zijn : diefstal, misbruik van ’n andermans vrouw, hekserij, schade toegericht aan vruchten of dieren, enz. Aan hem behoort de verdediging : in het eerste geval, om de onschuld te bewijzen, in ’t ander om de straf binnen de grenzen der redelijkheid te houden, en om te beletten dat zijn « leze » niet uitgebuit worde door de bescliuldigers en de rechtens. Hij doet het met des te meer toewijd in g, daar hier niet alleen het belang van den schuldige op ’t spei Staat, maar het belang van lieel de groep. Deze moet inderdaad de gebroken potten belalen. Blijkt een « leze » een onverbeterlijke deugniet te zijn, die door zijn m isdrijven aan de fam ilie overm atige uitgaven veroorzaakt, dan laten en de fam ilie én de <( k’azi » hem aan zijn eigen lot over. Deze moet dan zelf maar zorgen dat hij de kosten van zijn fratsen betaalt. Eertijds liep dit gew oonlijk uit op slavernij. De Zwarlen vonden er niets beters op dan den deugniet zelven te gebruiken als betaalrniddel, en dari kon hij gaan dienen bij zijn schuldeischers. Daardoor vervielen ook al zijn rechten in den eigen « schoot ». Was deze levering maar bedoeld als een tijdelijke oplossiog, totdat de fam ilie de noodige som zou kunnen betalen, dan bleef hij in ’t bezit, der schuldeischers, als pand (« tsim bi » of « t’ela » : borg, pand). Buiten deze g e\ allen had de « k’azi » ook nog het recht een lid van de groep als slaal' of pand over te leveren aan een andere fam ilie om gelijk welke schuld te betalen of te waarborgen, — ook wanneer het overgeleverde lid met die schuld niets le maken had. Het persoonlijk recht moet hier onderdoen voor het algem een belang. Om deze reden waren er in Mayombe, en zijn er nu ook nog, vele slaven. Om aan zijn verplichtingen in deze strafzaken te kun nen voldoen, en ook om den bruidschat te kunnen betalen
18
DE ROL VAN DEN MOEDERLIJKEN OOM
voor de vrouwen der rnannelijke « bilezi », waarover wij verder zullen handelen, moest de « k ’azi » kunnen beschikken over de noodige roerende goederen. Deze worden ook feitelijk, in zekere mate, aanzien als gem een goed. Eertijds, en nu ook nog wel, bizonder in ’t binnenland, gaven aile leden, ook de gehuw den, hun geld, hun stoffen af aan hel fam iliehoofd. Deze m oet erover beschikken in ’t belang der fam ilie. Daar, waar om een bepaalde reden, bizonder indien de <( k ’azi » blijken geeft van te verregaande verkwisting, ofwel om w ille van het groot verschil van inkom en tusschen de leden, de gezinshoofden (vaders) of zelfs ongehuwden hun eigen beurs houden, moeten zi j toch nog een deel afgeven aan den « k ’azi » wanneer hij een schuld moet vereffenen. Aan de gem eenschappelijke kas komt ook ten goede de bruidsschat welke betaald wordt bi j het huw elijk der m eisjes van de groep, de ophrengst van den arbeid der « bilezi », — in Mayombe b.v. de opbrengst van den oogsl der palm noten, de opbrengst van het spéciale bedrijf van de m eisjes, door den « k ’azi » verplicht zieh als publieke vrouwen aan te stellen. Dit laatste toont hoezeer de « k ’azi » ook over personen kan beschikken. Yroeger gebeurde zulks meestal alleen voor de vrouwen die om hunnen siechten aard in geen geregeld huw elijk konden leven en te veel palabers verwekten, doch nu zoeken vele « k’azi » daarin een bron van inkomsten. Ieder lid heeft het recht in den nood hulp te vragen en te krijgen uit deze kas. De « k’azi » is er de beheerder van; en moest het blijken dat hij al te zeer zichzelven bevoordeeligt, dan zou hij den haat van heel de fam ilie op zieh laden. En zou de bezorgdheid voor het goed van het gem eenebest niet volstaan om den « k ’azi » binnen de grenzen der verdeelende rechtvaardigheid te houden, dan zal de vrees voor weerwraak dit wel bewerken. Wraak door vergiftigin" is heelemaal niet uitgesloten, en daarbij b lijft er nog altijd de schrik voor de « bandoki ». Dezelfde
IN DE INLANDSCHE FAMILIE
19
vrees doet de leden hun eigen bezittingen ter beschikking van het gem eenebest stellen. De talrijke tusschenkom sten der féticheurs ten voordeele der leden van de groep, of van hunne vrouwen en kinderen worden ook bekosligd uit de gem eenschappelijke kas. W anneer na de betaling der schulden de kas nog goed voorzien is, dan zal de « k’azi » bij gelegenheid de kosten betalen van ’n flinke drink-, eet- en danspartij. II. — In h et bijzonder, tegenover de « bilezi ».
« Bilezi )>, zoo heeten al de leden van den « schoot » in hunne afbankelijkheid van den « k ’azi ». Hier moet vooropgezet worden dat al de leden als een kapitaal, een onvervreemdbaar bezit zijn van de groep. De « moederlijke oom » is er de bezitter van en de beheerder. De vrucliten van hun arbeid kunnen echter ten goede komen aan andere groepen. Van die twee princiepen zullen wij verder de toepassing nagaan. W e zullen daarom de verschillcnde toestanden nagaan waarin het leven van een inlander zieh ontwikkelt. B i j de. geboorte. — Daar al de vrouwen van den « schoot » uitgehuw d zijn in een niet-verwante groep, worden al de leden geboren buiten het dorp en de streek der fam ilie, alhoewel zij er het bezit van zijn. De « k’azi » heeft bij de geboorte al niet veel meer te doen dan zieh te verbeugen over de blijde gebeurtenis : de fam ilie is een lid rijker ! Hij kan echter geen bijkom stige betaling eischen van den vader, zooals het wel gebeurt in vaderrechtelijke groepen. Hij moet ook geen geschenk geven aan den vader. Edoch, daar er in de fam ilie van den vader altijd eene vijandige « ndoki » kan verblijven die het kind zou trachten « op te eten » (doen sterven) en aldus aan de fam ilie kwaad doen door haar een lid te ontnem en, zal de « k’azi » aan de moeder een goed beestje,
20
DE HOL VAN DEN MOEDERLIJKEN OOM
gew oonlijk een zw ijntje geven, opdat de « ndoki » het beeslje zou opeten, en het kind in leven zou laten. De vader en zijn fam ilie m oelen voor alles zorgen, b.v. zoo de tusschenkom st van een féticheur vereischt wordt of indien men beslist de moeder naar een materniteit te leiden, het kind te laten meesteren door een blanken dokter, en z. liechten en pl ichten tegenover de j ün ger e leden zoolang zij bi j moeder blijven op vaders dorp. — Dit moet voorop-
gezel worden : de vrouw jnoet altijd bij hären man b lij ven en in den algem eenen regel verblijven de kinderen bij de moeder, ’t zij deze heel haar leven doorbrengt op het dorp van hären m a n ,’t zij ze bij een nieuw htiwelijk elders gaat wonen. Zij blijven daar meestal tot zij huwen. Op dezen regel zijn uitzonderingen. Vooreerst voor de twee of drie neefjes welke de « k’azi » uitkiest m et toestem m ing van den vader om ze te vormen voor zijn opvolgin g. Dan voor de weezen van vader en moeder. De jongens gaan naar het dorp van hnnnen « k’azi », de m eisjes meestal naar een moederli jke tante. Als regel m ag gelden dat de kinderen bij vader blijven en voor hem werken zoolang de bruidsprijs hunner moeder niet terugbetaald is. Moest de « k’azi » de kinderen opeischen en tegen den vvil van den vader bij zieh nem en, dan zou dat een teeken zijn dat hij de echtsoheiding w il. Terwijl de kinderen bi j moeder verblijven heeft de « k’azi » er niets mede te stellen, noch voor de opvoeding, noch voor de voeding. Daar zorgt de vader voor onder de hoede van zijn eigen « k’azi ». De voogd der moeder en kinderen zal dan alleen tusschenkom en wanneer de vrouw baren man beschuldigt van het w ichtje naar het leven le staan (wat heel zelden gebeurt) want zoo iets is klaarblijkelijk nadeelig voor de fam ilie. Gewoonlijk komt er dan echtscheiding m et terugbetaling van den bruidsschat. Om dezelfde reden zal hij tusschenkom en en een
IN DE INLANDSCHE FAMILIE
21
palaber verwekken, wanneer het tweede kind geboren wordt voordat het eerste gespeend is (voor drie jaren), want naar de m eening der Zwarten zal het tweede de oorzaak worden van den dood van het eerste. Bij het overlijden van een kind zorgen de vader en de « k’azi » voor de begrafenis en deelen de onkosten. Wat we hier zegden geldt ook voor het overlijden van gelijk welken zwarten vrijling, ’t zij hij verblijft in de vaderlijke fam ilie, ’t zij in de m oederlijke fam ilie, en hoe oud hij ook m öge wezen. Het lijk m ag niet begraven wor den voordat de hoofden van beide fam ilies of hunne afgevaardigden tegenw oordig zijn. Het komt aan den « k ’azi » der fam ilie waar het overlijden overkwam toe de anderen le v erw in d en . Samen zoeken zij naar de oorzaak van den dood. Gebeurt, het ooit dat iemand zon begraven worden in afwezigheid van een der Iwee fam ilies, dan ontstaan daaruit groote «edingen, die uitloopen op groote boeten, zelfs op uitbetaling van slaven. Dit alles natuurlijk om moord te voorkomen. Blijkt bij het onderzoek dat het kind « opgegeten » werd door een <( ndoki », lid van vaders fam ilie... palaber! dat veelal eindigt met echtscheiding. Blijkt het integendeel dat de « ndoki » längs den kant van den « k ’azi » zit dan zal de moeder, te zaam met den vader het geding aanhangig maken tegen hären eigen « k’azi ». Zoolang de vader leeft (en de eclitgenoot blijft der m oe der) komt de arbeid der kinderen en de vruchten ervan van rechtswege aan den vader toe. Moest een m inderjarig kind naar zijnen « k’azi » vluchten, dan zal de vader het terugeischen. Zoo is het voor de kinderen van al de vrouwen van een veelwijver, ook voor de kinderen van de vrouw, met dewelke hij in onm in leeft. Allen werken zij met liem eil störten hun winsten en ganscli hun bezit in vaders beurs, zelfs wanneer zij getrouwd zijn en met hunne vrouw op vaders dorp verblijven. Alleen wanneer de vader kwistzuchtig is, zullen zij eigen beurs houden.
22
DE ROL VAN DEN MOEDERLIJKEN OOM
W anneer dan de « k’azi » zijn « bilezi » komt bezoekcn dan zal de vader hem op de hoogte brengen van het werk der kinderen en hem bij zijn vertrek vereeren met allerlei geschenken (sindika), dit, uiterlijk, om den bezitter der kinderen waardig te eeren, feitelijk echter uit vrees dat de « k’azi » anders zou schaden met zijn « kindoki ». De vader treedt ook op als beschermer en verdediger zijner kinderen in gebeurlijke palabers, en betaalt ook de boeten. Dit zoolang zij bij hem verblijven en liunne winsten aan hem afgeven. W anneer echter een kind onverbeterlijk is, dan beroept de vader zieh op de verantwoordelijkheid der m oederlijke fam ilie; hij verzendt den onverbeterlijke naar zij nen (( k’azi » die er dan over beschikt zooals hooger beschreven werd. Kortom, zoolang de kinderen bij vader verblijven heeft de « k’azi » er niet veel voor te doen. Vader en moeder zorgen voor de opvoeding, beslissen er over of de kinderen naar de scliool zouden gaan, naar de m issie, enz., enz. brengen ze op in afkeer van overspel, diefstal, luiheid en kwistzucht. Zij ook zorgen voor de naaste voorbereiding der huwbare m eisjes, voor het huw elijk, plaatsen haar op gew enschten tijd in de bruidshut (Nzo k ’um bi). Alleen wanneer de kinderen om de eene of de andere reden bij den oom verblijven, zorgt deze voor ailes. Voor het overige komt hij tusschen wanneer het belang van zijn « schoot » in het gedrang komt.
ROL VAN DE « K’AZI » BIJ HET HUWELIJK ZIJNER « BILEZI ». I. — Bij h et huw elijk van een jongen.
De regel is dat de « k’azi » een vrouw verschaff aan zijne « bilezi », zoo gauw zi j voor een gezin kunnen zor gen. Zulke jongens zonder vrouw of zonder verloofde rond zieh zien bi j zijn stervonsuur, zou voor hem oorzaak zijn
IN DE INLANDSCHE FAMILIE
“23
van groote droefheid, Avant dit zou een vlek zijn op zijn nagedachtenis, daar hij zou aanzien blijven als ’n armen stakkerd die zelfs zijn « bilezi » geen v i 'o u a v kon betalen. Ook om zeker te zijn voor allen op tijd gezorgd te hebben was het de gew oonte, hun een bruid te bespreken en te betalen van af hun kinderjaren. ’t Gebeurde ook nogal dat de « k’azi » zijn eigen dochters (bizonder wanneer bare moeders slavinnen waren) aan hunne « bilezi » te hu wen gaf en lien ertoe verplichtte haar te hu wen. Dit was een dubbel voordeel voor de fam i lie : er belioefde geen bruidsschat betaald en het dorp behield zijn bewoners Deze twee manieren van vrouwen te verschaffen verdw ijnen thans meer en meer onder den invloed van de kristelijke leering. Meer en meer wordt in de keuze vrijlieid gelaten aan de jongens zelven. De « k ’azi » heeft altijd het recht te weigeren zoo de verkorene niet de vereischte hoedanigheden bezit. Hierin heeft de moeder natuurlijk ook haar woord te zeggen. De voorafgaande regelingen Avorden heelemaal getrof fen door den « k’azi ». De bizonderste daarvan is de beding in g van de som, Avelke voor elk m eisje moet betaald wor den aan hare fam ilie. Hier komt liet er op aan, door sluwheid en door welsprekendheid, de som zoo laag m ogelijk te brengen zonder de toekom stige fam ilie van zijn « leze » al te zeer te ontstem m en. Om dit laatste te voorkom en zal hij zelfs eene hooge som aanvaarden, er een gedeelte van betalen, en aan de nakom elingen de zorg laten ze heelemaal af te lossen. Wij hebben gezien dat die som genom en wordt uit het gem eenschappelijk bezit. De feeste]ijkheden bij het huw elijk : eetm alen, danspartijen, de laatste huwelijkscerem oniën, de geschenken aan de m eisjes die de bruid opleidden, enz., dat alles valt onder de pliehten van den « k’azi » van den jongen. Hij zorgt ook voor de goede verstandhouding van de echtgenooten. vermaant zijn neef indien hij al te ruw en
24
DE ROL VAN DEN MOEDERLIJKEN OOM
te w illekeurig, te veeleischend optreedt tegenover zijn vrouw, tracht aile oneenigheid bij te leggen. Kwestie natuurlijk van den vrede te bewaren in de fam ilie, maar ook om palabers te voorkomen met de fam ilie der vrouw. Het familiehoofd heeft geen enkel recht op de vrouwen zijner « bilezi ». Misbruik zou een erg overspel-palaber (p’inga) voor gevolg hebben in den schoot der fam ilie zelve en de « k’azi » zou een zware boete moeten betalen aan z’n eigen neef. Dit zou ook een zwaren knak geven aan zijn gezag. De « k’azi » heeft ook het recht niet de weduwe van zijn « leze » tot vrouw te nem en. Ook de gehuwden blijven onderdanigheid en hulp verschuldigd aan het fam iliehoofd. Zij moeten al hun roerende goederen ofw el neerleggen in de w oning van den <( k ’azi » of te zijner beschikking stellen wannecr het noodig is. Deze, die onderdanigheid en hulp weigeren, zijn op z’n ininst ongew enscht en zouden in m oeilijkheden ook niet moeten gaan aankloppen om hulp. Tegenwoordig verkiezen dezulken te gaan verblijven in de werkkampen der Blanken. Daarbij b lijft nog altijd de vrees voor het « kindoki » van den « k ’azi ». Daar de schoot eenen bruidsprijs (welke meer den aard heeft van een huurprijs) belaald heeft voor de vrouwen der leden, worden deze aanzien als een tijdelijk bezit der fam ilie en hebben zij ook verplichtingen, niet alleen tegenover baar echtgenooten, maar ook tegenover de andere leden der fam ilie, in ’t bizonder tegenover het fam iliehoofd : eerbied, onderdanigheid in alles wat de zaken van het dorp betreft, hulp op zij ne velden, hulp in ’t voorbereiden der eetmalen wanneer de « k ’azi » gasten ontvangt, enz., dit alles zijn zij hem bij gelegenlieid verschuldigd. Hunne verplichtingen tegenover hun eigen « k ’azi » zullen we verder beschrijven. Bij het overli jden van den echtgenoot, blijft de vrouw toch in ’t bezit van de aangetrouwde fam ilie. Dezes
IN l)E INLANDSCHE FAMILIE
“2 5
« k'azi » moel dan den toestand regelen van de weduwe. Dit echter volgens vaststaande regels : Indien de weduwe verlang! terug le gaan naar haar eigen moederlijke fam ilie, dan staal haar zulks vrij, mits haar « k ’azi » den bruidsprijs terugbelaalt. Zoo ze echter in de fam ilie van haar overleden man wil blijven, dan is het dezes « k’azi » die haar als vrouw zal geven aan een zi jner « bilezi » ofwel zal toelaten zelve haar gading uit te kiezen De kinderen gaan of blijven met hunne moeder zooals we zagen.
II. — Bij h et huw elijk van een m eisje.
Vroeger gold liier de volstrekte heerschappij van den « k’azi », bizonder in de hoofdm ansfam iliën, m inder in de groepen der gew one lui. De m eisjes hadden niet te kie zen of konden hun voorkeur niet doen gelden; zij moesten den man aanvaarden, welken haar bezitters haar opdron<>en. Meestal werden ze verpast van af hun prilste jaren; dikw ijls zelfs werden zij dan reeds als pand gegeven, wat dan later gew oonlijk ook op een huw elijk uitdraaide, of beter gezegd, van pand werd zij een der vele bewoonsters van den harem van eenen veelwijver. De sukkels konden aan dit noodlot niet ontkom en zonder in slavernij te vervallen, en al bare rechten in den eigen « schoot » te verbeuren. Een m eisje dat het aandurfde den opgedrongen man te weigeren, werd dan verplicht zelve baren man te kiezen, maar deze, in plaats van een gew onen bruidsschat, betaalde dan een hoogen prijs, welke voor goed in ’t bezit kwam van den « k ’azi » van het m eisje. Zij zelve, evenals hare kinderen, behoordo voorgoed aan de fam ilie van den man : ’n soort slavernij dus. Uit vrees voor zoo een huwe lijk, berustten bijna alle m eisjes in de beslissing van den « k ’azi ». De eigenlijke m oederlijke oomen hebben daarin natuurlijk ook hun woord te spreken. In deze huwelijksbesprekingen is het welzijn van den
“2 6
I)E ROL VAN DEN MOEDERLIJKEN OOM
« schoot » het eenige doel. Met hel welzijn van het m eisje wordt zelden rekening gehouden. Ziehier eukele belangen welke de bezitters drijven naar een bepaalde keuze : verwantsehap met invloedrijke fam üiën, het aanbod van een ri j ken bruidsprijs, een dringende schuld, nit wisseling legen een m eisje van de fam ilie van den man. Over het bedrag van'den bruidsprijs wordt beslist in eenen geheim en familieraad, en het wordt aan de diplo matie van den « k’azi » overgelaten dit bedrag zoo dicht m ogelijk te benaderen, indien hij het niet heelemaal kan loskrijgen. De heele som komt ten goede aan de gem een schappelijke kas, zooals we zagen. Het deel der kosten van de huwelijksplechtigheden dat op de fam ilie van hei m eisje valt, wordt ook door de familiekas gedragen. De (( k’azi » doet de zaken zoo royaal m ogelijk, opdat heel de streek er zou kunnen over boffen. Daardoor verhoogt het aanzien van de fam ilie en ... van haar hoofd. Wij hebben hooger reeds gezien dat de « m oederlijke oom » (k’azi) niet veel te zien heeft in het gezin zijner « bana ba k’azi ». Nochlans, om den bruidsprijs niet te moeten terugbetalen bij eene scheiding, doet hij alles om zijne nichten,enz. bij hunne echtgenooten te doen blijven. Hij vergeet echter niet dat hij het huw elijk bewerkt heeft, en zijn er gebeurlijk voor de fam ilie nadeelige gevolgen, dan komt hi j autoritatief lusschen. Aldus, wanneer het paar kinderloos b iijft, door of zonder schuld van den man, zal hij de vrouw verplichten palabers te verwekken, en zelfs hären man te verlaten. Dit loopt dan uit op boeten, of zelfs op scheiding. Bij herhaalde ruwe m ishandelingen vanwege den man zal de « k’azi » der vrouw ook wel eens beleefd het fam ilie hoofd van den man op het onhoudbare van zoo’n toestand wijzen, vooral wanneer de vrouw zelf den « k’azi » aansprakelijk maakt voor dien toestand, daar hij haar dien man heeft opgedragen. Bij ontrouw der vrouw zal de man met zijnen « kazi »
IN DE INLANDSCHE FAMILIE
27
den schuldige aanpakken om hem de gewone zware boete te doen betalen. De « k’azi » der vrouw zal den man een beestje ten geschenke geven oin hem le paaien, verder houdt hij zieh op de hoogte van het bedrag der boete, want dit wordt bij het overlijden der vrouw, afgetrokken van den terug te geven bruidsprijs. Bi j ontrouw van den man worden de belangen der fam ilie van de vrouw niel geschaad. Haar oom komt er dan ook niet tusschen. De Zwarten huweri onder het regiem van scheiding der goederen. De vrouwen bezitten en kunnen haar bezit vermeerderen onafhankeli jk van den man. Eens aan de verplichtingen tegenover den echtgenoot voldaan, kan de vrouw voor zichzelve werken. Daarom kweekt ze klein vee, pluim gedierte, weeft matjes, maakt aarden potten en kruiken. De opbrengst daar van hoort haar toe, en door haar, aan hare familie. Van tijd tot tijd noodigt zij hären « k’azi » uit om er een gedeelte te komen van halen, en bij haar overlijden gaat al wat ze bezit naar de m oederlijke fam ilie, voor de gemeenschappeli jke kas. De twee families dragen de kosten van de begrafenis eener vrouw. Daarna heeft de « k’azi » weer de kwestie te regelen van den bruidsprijs, die veelal op de eene of de andere wijze moet teruggegeven worden. Dit gaat veelal gepaard met groote gedingen, daar de dood heel dikwijls toegeschreven wordt aan hekserijen van een lid van eene der twee families. Bij eene echtscheiding neemt de vrouw ook heel haar bezit mee, en de « bak’azi » der twee fam ilies met hunnen raad staan weer tegenover elkaar om de kwestie van den belaalden bruidsprijs te regelen. Dit geeft altijd gelegenheid tot zware betw istingen. Er moet uitgemaakt worden wie schuld heeft aan de echtscheiding, en hoeveel er moet teruggegeven worden. Niet zelden worden zulke betwis-
28
DE ROL VAN DEN MOEDERLIJKEN OOM
tingen geregeld door de fam iliehoofden Iwee of drie generaties later. De i' m oederlijke oom », de <( k’azi » in Mayombe is dus het hoofd van een welbepaalden ondergroep in den clan. Al de leden ei’van zijn bloedverwanten längs de moeder lijke lijn. Hij bestuurt. de groep, hij is zijn zaakwaarnemer, verdediger, beschermer tegenover de buitenstaanders. Hij bescbikt over goedercn, arbeid, lijf en leven der leden. INVLOED DER KRISTENE BESCHAVING OP HET « AVUNCULAATSTELSEL ».
Ilierboven werd het « avunculaat » beschreven zooals bet vroeger was. Zooals andere instellingen der inland sche maatschappij heeft ook dit stelsel veel ingeboet door bet indringen der beschaving. Het zal zijn nut hebben dit even 11a te gaan. De instelling zelve, de sam enstelling nl. der groepen op grond van bloedgemeenschap in de m oederlijke lijn, b lijft vooralsnu bewaard, — de functie van «k’azi » ook. Die instelling beheerscht zoozeer de zeden en de gevvoonten en daarbij is ze zoo in n ig verbonden aan het bezit van den grond door de ouderen nagelaten, dat er nog veel tijd zal moeten verloopen eer ze door de bevolking zal opgegeven worden; ten ware buitengew one om standigheden, zooals, b.v. eene volledige industrialiseering der streek, de bevolking dooreen kwam werpen. Nochtans, de langzame indringing der kristene gedach ten, som m ige maatregelen van het Belgisch Beheer, en de ontw ikkeling van de stoffelijke beschaving onderm ijnen de instelling, en nog meer rechtstreeks het gezag van den « k ’azi ». Langzaam, weliswaar : want de kristelijke leering- en hare verplichtingen dringen niet ineens door tot het verantwoordeli jkheidsgevoel van aile kristenen, en ook niet overal in gelijke mate.
IN DE INLANDSCHE FAMILIE
29
De kristelijke leering kent alleen het gezin, bestaande uit vader, moeder en kinderen als gesloten fam ilie, met eigen rechten, plichten en bezit, en waarvan de vader het veranhvoordelijk hoofd is. Dit begrip wordt verondersteld door het vierde gebod — en de leering over rechten en plichten van ouders en kinderen is erop gesteund. Het Europeesch Beheer kent ook alleen deze fam ilie in de gevallen waar het tusschenkom t. Dit begrip staat heelemaal tegenover het traditioneele, waar de vader niet behoort tot de familiegroep der moeder en der kinderen en dezen niet behooren tot de groep van den vader; waar de vader ook niet eigenm äch tig kan beschikken over de stoffelijke goederen, en in vele belangrijke zaken de tusschenkom st heeft te dulden van zijn « k’azi » en van den oom zijner vrouw. Door het feit dat de vader het eenig fam iliehoofd is in het kristeli j k gezin, aan w ien allen, vrouw en kinderen, onderdanigheid en hulp verschuldigd zijn, komt het gezag der « k’azi » ook in vele gevallen in ’t gedrang. Zoo b .v., komt een heidenscli « k ’azi » neefjes halen om bij zieh te houden, de kristene vader m oet er zieh tegen verzetten. Hij moet zorgen voor de kristelijke opvoeding zijner kinderen en ze bijgevolg vrijwaren tegen den invloed van een heel heidenscli m idden. W il een « k’azi » bij ziekte of sterfgeval een féticheur doen tusschenkom en, vader, zoowel als moeder en kinde ren moeten zieh daartegen verzetten. W il een « k’azi » aan zijn neefje een m eisje opdringen dat nauw met hem verwant is, ofwel aan zijn nicht een heidenscli of siecht kristen man, dan moeten vader en moeder zieh daartegen verzetten. De kristene ouders leiden hun kinderen meer en meer in deze keuze, waarin zij natuurlijk rekening houden met de billijke eischen van den « k’azi ». Kortom, de kristene vaders en moeders moeten zieh ver zetten tegen gelijk welke tusschenkom st van den « k ’azi »,
30
DE R O L VAN DEN M O E D E R L I J K E N OOM
i n d i e n zij i n d r u i s c h t t e g e n d e k r i s t e l i j k e leer. E n d a t k a n n o g a l d ik w ijls g e b e u re n , ten n ad eele n a t u u r l i j k v an het g e z a g v a n h e t i n l a n d s e h fa r n ilie h o o f d . E n zoo is h e t n i e t a lle e n i n d e g e z i n n e n , m a a r o o k v o o r alle k r i s t e n e i n ) a n d e r s . H e t p u n t , w a a r o p d e k r i s t e n e m e i s j e s zie h v o o ra l o n a f h a n k e l i j k h e h b e n g e m a a k t , is w e l de keuze van d en e c h tg e n o o t. W e in ig e zu llen n o g teg en h u n g o e s t i n g e e n m a n t r o u w e n d o o r d e n « k ’azi » o p g e d r o n g e n , e n a lle n , zelfs m e i s j e s d ie zie h n o g m a a r v o o rb e r e i d e n to t h e t H. D o o p s e l w e i g e r e n b e slist n o g te g a a n w o n e n in d e n h a r e m v a n een v eelv vijver a a n w i e n ze w ell i c h t re e d s l a n g v e r k o c h t w a r e n . O o k v e r d w i j n t s tila a n deze g e w o o n te d e m e i s j e s v a n af h u n n e k i n d e r j a r e n v o o r e e n b e p a a l d e n m a n te b e s t e m m e n , g e l i j k o o k d e a n d e r e g e w o o n t e , e e n m e i s j e te b e z o r g e n a a n d e j o n g e n s v a n af h u n n e j e u g d . Z u l k e o v e r e e n k o m s t e n m e t b e g i n v a n b e ta l i n g v a n d e n b r u i d s p r i j s m o e t e n m a a r al te d i k w i j l s verb ro k e n w o rd e n o m de b eslisth eid w a a rm e d e jo n g e n s en m e i s j e s e r z ie h t e g e n v e r z e tte n w a n n e e r h e t o o g e n b l i k v a n h e t h u w e l i j k g e k o m e n is. W a n n e e r de « k ’azi » zell' e e n g o e d k r i s t e n is, v a l l e n al d ie g e l e g e n l ie d e n v a n t u s s c h e n k o m s t v a n zelf w e g , e n eerb i e d i g t h ij d e r e c h t e n d e r k r i s t e n e o u d e r s . H ier vo lg t eene a n d e re o o rzaak v an g ez ag sv erm in d er in g : de jo n g e re , m a a r in v lo e d rijk e leden, h o u d e n m e e r en m e e r de o p b re n g s t van h u n arb eid in e ig en kas; — d a a r d o o r is d e « k ’azi » zoo v r i j n i e t m e e r i n z i j n e b e sliss i n g e n , d a a r h i j b i j e lk e g e l e g e n h e i d b i j h e n m o e t g a a n a a n k l o p p e n . E n h i j m o e t ze a l t i j d o n t z i e n . ’t G e b e u r t o o k al m e e r e n m e e r d a t d e « b ile z i » i n p l a a t s v a n b i j h e t fa r n i li e h o o f d o in h u l p te v r a g e n , b i j h u n r i j k e r e n b r o e r a a n k l o p p e n e n v o o r s c h o t t e n k r i j g e n . Deze w i n t a l d u s g r o o t e n in v lo e d o p de f a m i l i e z a k e n t e n n a d e e l e v a n h e t f a r n ilie h o o fd . De a fs ch affin g van de slav ern ij heeft g ro o ten d eels h et b e s c h i k k i n g s r e c h t v a n d e n « k ’azi » o v e r d e n p e r s o o n
IN DE INLAN DSCH E F A M I L IE
31
z i j n e r o n d e r d a n e n fei d o e n i n k r i m p e n , e n o n t n e e m t h e m d a a rb ij een sierk m id d e l o m o n w illig e n d o o r d en sch rik to t o n d e r d a n i g h e i d te d w i n g e n . T h a n s k a n d e « k ’azi » o p s t a n d i g e n v ö ö r h e t s t r e e k h o o f d b r e n g e n d ie h e t r e c h t h e e f t v o o r b i j g a a n d e l i j f s t r a f f e n to e te p a s s e n . D a a r b i j g e e f t de v e r m e n i g v u l d i g i n g v a n b e s t a a n s g e l e g e n h e d e n in d e B l a n k e n p o s t e n alle g e m a k o m d e g r o e p v a n d e e i g e n fa m ilie te o n tv lu c h te n . De N eger heeft z ijn fa m ilie n iet m e e r n o o d i g o m te k u n n e n b e s t a a n , o m zie h te v e r d e d ig e n e n o m zie h e e n w e g te s l a a n d o o r h e t le v e n . W i j h e b b e n g e z ie n h o e d e v re e s v o o r d e t o o v e r m a c h t e e n g r o o t e ro l sp ee lt in h ee l h e t le v e n d e r i n l a n d e r s , e n h o e h e t g e z a g v a n de f a m i l i e h o o f d e n g r o o t e n d e e l s o p d ie v re e s g e s t e u n d is. G e d u r i g w i j z e n d e z e n d e l i n g e n o p d e o n g e g r o n d h e i d v a n d ie vre es e n o p h e t z o n d i g e v a n alle p r a k t i j k e n t e g e n d e « b a n d o k i ». O v e ra l m a k e n ze de b e d rie g e rije n , w a a rm e d e de fé tic h e u rs h e t w a n g elo o f lev e n d ig lio u d en , b ek e n d . D a a rb ij tree d t h e t B eheer s t r e n g o p t e g e n d e f é ti c h e u r s d ie z o o g e z e g d e « b a n d o k i » d o e n s tr a f f e n . A llioew el dit alles d e i n s t i n c t m a t i g e v re e s b ij d e m e e s le n i e t h e e f t k u n n e n v e r n i e t i g e n is zij z e k e r g e n o e g v e r m i n d e r d o m n i e t m e e r zoo a l g e m e e n e n zoo o n w a n k e l b a a r h e t o n t z a g v o o r d e f a m i l i e h o o f d e n te v e s t i g e n . Al d ie o m s t a n d i g h e d e n h e b b e n d e b a n d e n , w e lk e de o u d e f a m i l i e g r o e p e n b i j e e n h i e l d e n , fei v e r z w a k t e n de i n l a n d s c h e m a a t s c h a p p i j zal z ie h s t i la a n o p a n d e r e g r o n d e n i n r i c h t e n . H et B e h e e r z o r g t d a a r v o o r b . v . in d e b u it e n - g e w o o n t e - r e c h t e l i j k e g r o e p e n . D o c h h i e r zo ow el als in h e t b i n n e n l a n d h ee ft h e t g e z in o p s te v ig e k r i s t e l i j k e g r o n d e n i n g e r i c h t e e n g r o o t e ro l te s p e ie n . l n h e t b i n n e n l a n d h e e ft h e t k r i s t e l i j k g e z in z ie h n o g n i e t h e e le m a a l k u n n e n l o s m a k e n v a n d e v r o e g e r e in s te ll i n g e n o m w ille v a n h e t g e m e e n s c h a p p e l i j k b e z it v a n g r o n d e n e n g o e d e r e n . D e v a d e r k a n i n d e r d a a d b i j zij n e n d o o d n ie ts a a n z i j n k i n d e r e n l a t e n , e n h e t g e b r u i k d e r v e l
32
DE R O L VAN DEN M O E D E R L I J K E N OOM
d e n e n o o f t b o o m e n h a n g t v o o r h e n h e e le m a a l af v a n de w e lw illen d h e id d e r v a d e rlijk e v e rw a n te n . R ech t op d at alle s h e b b e n zij a lle e n i n d e m o e d e r l i j k e g r o e p . V o o r d i t , m o e t e n d e m e e s t e n v r o e g o f la a t b i j h u n n e n « k ’azi » t e r e c h t k o m e n ; e n a lle n , v o o r d e r e g e l i n g v a n d e n sto ffel i j k e n k a n i v a n h e t h u w e l i j k . Z al o o k h i e r d e o n t w i k k e l i n g d e r n i e u w e o m s t a n d i g h e d e n n o o d z a k e l i j k e r w i j z e v era n d e r i n g b r e i i g e n ? V o o rz e k e r, e n w e l l i c h t b i n n e n a fzien b aren tijd . A ld u s v o o r d e n b r u i d s p r i j s . D e m i s s i o n a r i s s e n t r a c h t e n v o l g e n d e r e g e l i n g i n g a n g te d o e n v i n d e n : d e h u u r p r i j s is g e e n k o o p - o f h u u r p r i j s m e e r , m a a r ’n v e r g o e d i n g a a n d e m o e d e r l i j k e f a m ilie v a n d e v r o u w . H ij zal v e r m i n d e r d w o r d e n , m a a r v o o r g o e d a f g e s t a a n . G e en e t e r u g g a v e m e e r bi j h e t o v e r l i j d e n . D ie r e g e l i n g zo u v o o r l o o p i g w e e r h et b e l a n g e n h e t g e ta l d e r t u s s c h e n k o m s t e n v a n d e n « k ’azi » verm in d eren . D a n is e r d a a r d e v e r s p r e i d i n g v a n h e t s t r e v e n n a a r p e r s o o n li jk b ez it, v a n r o e r e n d e g o e d e r e n w a a r o v e r w i j h e t reeds h ad d e n . V ersch eid en e o o rzak en d ra g e n d aarto e b ij. De g em ee n s c h a p p e l i j k e k as is a lle e n m o g e l i j k in e e n g e m e e n s c h a p w a a r v a n d e le d e n d e z e lfd e e e n v o u d i g e n o o d w e n d i g h e d e n h e b b e n , d a a ro m tren l g e lijk m a tig e b ijd ra g e n aanvoeren, e n g e l i j k m a t i g e h u l p e r l a n g e n . W a a r deze v o o r w a a r d e n o n t b r e k e n is h e t z e k e r d a t d e m e n s c h e n z ie h n i e t l a n g e r a a n h e t g e m e e n s e h a p p e l i j k b e z it z u lle n a a n p a s s e n . D ie v o o r w a a r d e n , n u , w a r e n v e r w e z e n l i j k t in d e p r i m i tie v e c o l l e c ti v i t e i t e n v a n ’t K o n g o le e s c h b i n n e n l a n d , w a a r g e e n g eleg e n h eid besto n d v an gro o te w in sten , e n ook geen v e r s c h e i d e n h e i d v a n n o o d w e n d i g h e d e n . H e t le v e n w a s e r n o o d z a k e l i j k , b i j g e b r e k a a n a n d e r e m o g e l i j k h e d e n , a llere e n v o u d i g s t e n a l l e r g e l i j k v o r m i g s t . D o c h d a l is n u a a n ’t v e r ä n d e r e n in e e n s n e l t e m p o . Veel m e e r o n t w i k k e l d e n w i n n e n b i j d e B l a n k e n s o m m e r i w a a r v a n ze v r o e g e r zelfs
IN DE INLANDSCHE F A M I L IE
33
n i e t d r o o m d e n . D e a r b e i d e r s in d e p l a n t e r i j e n e n h a n d e ls h u i z e n v e r d i e n e n ook r e Og e l m a l i C7 g een flin k e som . D e drang- n a a r b e t e r b e s t a a n s v o o r w a a r d e n , m e t d e m o g e lijk h e id la n d b o u w p ro d u k te n m e t goede w in st aan d e n m a n te b r e n g e n , o n t w i k k e l t o o k m e e r e n m e e r i n d i v id u e e le a r b e i d s i n i t i a l i e v e n . M eer v e l d e n w o r d e n a a n g c l e g d , m ee r p alm b o o m en g ep lan t en o n d e rh o u d e n , m eer banan e n g e p l a n t e n z ., e n z . Z u lk e i n i ti a t i e v e n w o r d e n n o g w e l d o o r d e m e e s t e i n l a n d e r s m e t le e d e o o g e n a a n z i e n , h u n s u c c è s t o e g e s c h r e v e n a a n h e k s e r i j e n ; zij o n t w i k k e l e n zie h n i e t t e g e n s t a a n d e d a t , e n v e r m e n i g v u l d i g e n z ie h . E n h e t g e v o l g d a a r v a n ? I n v ele f a m i l i e g r o e p e n w a r e n e r l e d e n d ie g e r e g e l d veel m e e r a a n h e t f a m i l i e h o o f d a fg a v e n d a n al d e a n d e r e l e d e n e n e r t o c h n i e t m e e r n u t u itt r o k k e n . D a l k o n n i e t b l i j v e n d u r e n , d a t g i n g t e g e n alle g e z o n d v e r s t a n d in , o o k v a n de Z w a r t e n . V o e g d a a r n u b i j d e ta llo o z e v e r l o k k i n g e n w e lk e v o o r d ie m e n s c h e n u i t g a a n v a n d e w o n d e r e , m i t t i g e , a a n g e n a m e p r o d u c t e n v a n de E u r o p e e s c h e n i j v e r h e i d , e n g e z u lt b e g r i j p e n d a t zij liev e r h u n g e l d zelf g e b r u i k e n n a a r v r i j e k e u z e , e n d a t zij l a n g z a m e r h a n d n i e u w e n o o d w e n d i g h e d e n h e b b e n g e sc lia p e n v o o r z ic h z e lv e n , v o o r v r o u w e n k i n d e r e n . O o k b e g i n n e n d e m e n s c h e n s t i la a n h u n e i g e n g o e d e r e n te b e w a r e n e n v o o r zieh te g e b r u i k e n o n a f h a n k e l i j k v a n h e t f a m i l i e h oofd. H e t c o lle c tiv ite its b e z it d e r r o e r e n d e g o e d e r e n v e r d w i j n t d u s m e e r e n m e e r . Deze w e g l e i d t n a a r h e t i n d i v i d u e e l g r o n d b e z i t . O n d e r n e m e n d e i n l a n d e r s d ie o p e i g e n h a n d p a lm e r ije n h a d d e n a a n g eleg d v ro e g e n aa n steiler dezer s t u d i e v o e t s t a p p e n te d o e n b i j d e n G e w e s t- B e h e e r d e r o m te b e k o m e n d a t h i j h u n p l a n t e r i j e n , zooals zij z e g d e n , o p h e t k a d a s t e r zo u s c h r i j v e n , i n e t a n d e r e w o o r d e n , h u n p e r so o n lijk e ig e n d o m sre c h t erkennen.
op
d ie
gronden
o ffic ie el zou
N u , zo o v e r z i j n w e n o g n i e t , m a a r ’t zal w e l k o m e n , a l zal h e t n i e t v a n ee n le ie n d a k j e l o o p e n . G e lo o v e n d a t m e n
34
DE R O L VAN DEN M O E D E R L I J K E N OOM
in M a y o m b e h e t i n l a n d s c h l a n d b o u w e r s b e d r i j f k a n i n r i c h t e n n a a r d e r i e h t l i j n e n v a n Z i j n e M a je s te it d e n K o n i n g , m e t h e t r e g i e m v a n g e m e e n s c h a p p e l i j k b ez it d e r g r o n d e n is e e n v e r g i s s i n g . M en v e r g e e t d a a r b i j r e k e n i n g te h o u d e n m et de m e n ta lite it d e r m in o n tw ik k e ld e in lan d e r s . E n deze is o n v e r d r a a g z a a m h e i d , a f g u n s t e n b o y e o t v a n a lle n , zelfs v a n e i g e n f a m i l i e l e d e n d ie iets b e t e r s w i l le n , e n zieh v e r h e f f e n u it d e n e e u w e n o u d e n s i e u r v a n h e t l e v e n o p de d o r p e n
INHOUDSTAFEL
Bladz.
De ro i v a n d en m o e d erlijk e n oom in de in la n d sch e fa m ilie in K ongo. Z ijn re ch ten en z ijn p lic h te n
.....................................................................
3 3
S c h e m a to t to elich tin g der b e sch rijvin g v a n de in la n d sc h e fa m ilie ...
4
De clan .................................................................................................................
5
De schoot, h et rijk v an (len m o e d e rlijk en oom
................................
C
R ol v an d en m o ed erlijk en oom in h e t alg em een
................................
10
W ie is de « m o ed erlijk e oom »? ............................................................. Z ijn gezag .........................................................................................................
10 12
Z ijn p lich ten teg en o v er de v o o ro u d ers ............................................... B etrek k in g en m et de h o o f d e n .....................................................................
15 15
lte c h le n en p lic h te n in d en eigen « schoot » ...............................................
16
I. — In h et algem een ...................................................................................
16
II. — In h e t b izo n d er tegenover z ijn e « b ile z i» ................................ Bij de geboorte ...................................................................................
19 19
T ijd en s h u n v e rb lijf bij m o e d e r......................................................
20
Hol v a n de « k ’azi » bij het h u w e lijk z ijn e r « bilezi »................................
22
I. — Bij en n a h e t h u w elijk v an een j o n g e n .......................................
22
I I . — Bij en n a h e t h u w e lijk v a n een m e isje .......................................
25
In v lo e d der besch a vin g op h et « a v u n c u la a t »...............................................
28
LISTE DES MÉMOIRES PUBLIÉS C O L L E C T IO N I N - 8 « SECTION OES SCIENCES MORALES ET POLITIQUES Tom e I. Pagès, R. P . A u R uanda, su r les bords d u lac K iv u (C ongo belge). Un ro ya u m e h a m ite au centre de l’A friq u e (703 pages, 29 p lan ch e s, 1 carte, 1933) . . fr.
125
»
45
»
12
»
T om e III. 1. P lancquaert, R. P. M., Les Jaga et les B a ya k a d u K w a n g o (184 pages, 18 p lan ch e s, 1 carte, 1932). ................................................................................................................... fr. 2. L o u w e rs, O., Le p rob lèm e fin a n c ie r et le p ro b lèm e éco n o m iq u e au Congo Belge en -ISSU (69 pages, 1933) . . . ......................................... . 3. M o tto u lle , le Dr L., C o n trib u tio n à l'é tu d e d u d é te rm in ism e fo n c tio n n e l de l'in d u strie da n s l’éd u ca tio n de l'in d ig èn e congolais (48 pages, 16 p la n c h e s, 1934)
30 »
T om e IV. M ertens, R. P . J., Les Ba d zin g de la K a m tsh a (lre p a rtie ■E th n o g ra p h ie ) (381 pages, 3 cartes, 42 figures, 10 p la n ch e s, 1935) ....................................................................
60
»
T om e V. 2 Van R eeth, E. P ., De R oi v a n d en m oederlijlcen oom in de in la n d sc h e fa m ilie (V erh an d elin g bekroon d in d en ja a riijk s c h e n W e d strijd vo o r 1935) (35bl., 1935).
5
»
SECTION DES SCIENCES NATURELLES ET MÉDICALES T om e I. 1. Robyns, \V„ La colonisa tio n végétale des laves récentes d u vo lca n R u m o ka (laves de K ateruzi) (33 pages, 10 p lan ch e s, 1 c arte, 1932)..................................fr. 2. D ubois, le D-- A., La lèpre da n s la région de W a m ba-P aw a (Uele-Nepoko) (87 pages, 1 9 3 2 )...................................................... ................................................................... 3. Leplae, E., La crise agricole coloniale et les phases d u d évelo p p em en t de l'a g ri cu ltu re dans le Congo 'cen tra l (31 pages, 1 9 3 2 ) ...................................................... 4. De Wildeman, Ë., Le port s u ffrv te sc e n t de certains v é g é ta u x tro p ic a u x dépend de fa cteu rs de l'am biance ! (51 pages, 2 p lan ch e s, 1 9 3 3 )......................................... 5. Adriaens, L., Castagne, E. et V lassov, s ., C ontribution à l’étude h istologique et ch im iq u e du S tercu lia B eq u aerti De W ild . (112 pages, 2 plan ch es, 28 flg., 1933). 6. Van N itsen, le Dr R., L’h y g iè n e des tra va illeu rs noirs da n s les cam ps in d u striels d u H aut-K atanga (248 pages, 4 p lan ch e s, ca rte et d iag ram m es, 1933). 7. S te v a k rt, R. et Vrydagh, J., Etude sur u n e m a la d ie grave d u co to n n ier provo quée pa r les pinilres d 'H elo p eltis (55 patres. 32 fisnires. 1 9 3 3 ) ........................... 8. D elevoy, G., C ontribu tion à l’étu d e de la vé g éta tio n fo restière de la va llée de la L u ku g a [K atanga sep te n trio n a l) (124 p ag es, 5 p lan c h e s, 2 d ia g r., 1 c arte, 1933). 1. 2. 3. 4. 5.
1. 2. 3. 4.
1. 2.
Tom e II. Hauman, L., Les L obelia g éa n ts des m o n ta g n es d u Congo belge (52 pages, 6 figu res, 7 plan ch es, 1 9 3 4 ) ..................................................................................................... De Wildeman, E., R em arques â propos de la forêt éq uatoriale congolaise (120 p., 3 c a rte s h o rs texte, 1 9 3 4 ) ........................................ ...... .............................................. ...... H enry, G., Etude géologique et recherches m in iè re s d a n s la contrée situ ée entre P o n th ierville el le lac K ivii (51 pages. 6 figures, 3 p lan ch e s, 1934)........................... De Wildeman, E., D ocum ents p o u r l’étude de l’a lim e n ta tio n vég éta le de l’in d ig è n e d u Congo belge (264 pages, 1 9 3 4 )........................................................................................ P o lin ard , E., C onstitution g éologique de l’E n tre-L u lu a -B u sh im a ie, d u 7° a u 8e parallèle (74 pages, 6 p lan ch e s, 2 carte s, 1934). ................................................ Tom e III. Lebrun, J., Les espèces congolaises d u genre F icu s L. (79 pages, 4 figures, 1934). S chw eiz, le Dr J., C ontribution à l’étude en d ém io lo g iq u e de la m a la ria dans la forêt et da n s la savane du Conno oriental. f45 pages. 1 carte. 19341. . . De Wildeman, E., T r o llt, G ré g o ire et O ro lo v itc h , A p ropos de m é d ica m en ts in d i gènes congolais (127 p ag es, 1935)................................................................................. ...... D elevoy, G. et R obert, M., Le m ilie u p h y siq u e d u C entre a frica in m é rid io n a l et la p h yto g éo g ra p h ie (104 p ag es, 2 cartes, 1 9 3 5 )............................................................. T om e IV. Jadin, le Dr J., Les groupes sa n g u in s des P y g m é es (M ém oire c o u ro n n é a u Con co u rs a n n u e l de 1935) (26 pages, 1 9 3 5 ).......................................................................... Julien, Dr P ., B loedqroepo n d erzo ek d er E fé-pyqm ee'èn en der o m w o n e n d e Negersta m m e n (V erhandeling w elke in den ja a riijk s c h e n W e d strijd vo o r 1935 eene eervolle v erm eld in g v erw ierf) (32 bl., 1935) ....................................................................
SECTION DES SCIENCES TECHNIQUES T om e I. 1. Fontainas, P ., La force m o tric e p o u r les p etites en trep rises coloniales (188 p.. 1935) 2. H ellinckx, L.. E tudes sur le Copal-Congo (M ém oire c o u ro n n é a u C oncours a n n u e l d e 1935) (64 p ages, 7 fig u res, 1935).......................................................................... ......
15 » 13 » 5 i>
10 » 24 » 45 »
20
»
40 »
15
M
26 » 16
»
35 i)
22 »
12
»
8 » 17 » 16 »
5
»
6 »
19
»
11
»
COLLECTION IN-4" SECTIO N DES SCIEN CES N A T U R E L L E S
E T M É D IC A L E S
Tom e I.
1.
W ., Les espèces congolaises d u genre D ig ita ria H all (5 2 p., 6 p l., 1931). fr. 2 . V a n d e r y s t , R . P . H y a c . , Les roches o o lilh iq u cs du sy stè m e sch islo -ca lca re u x dans le Congo o ccidental (70 pages, 10 fig u res, 1 9 3 2 ) ...................................................... 3. V a n d e r y s t , R . P . H y a c . , In tro d u ctio n à la p h yto g éo g ra p h ie agrost.ologique de la p ro vin ce Congo-Kasai. (Les fo rm a tio n s et associations) (154 p a g e s , 1932) . . 4. S c a ë t t a , H . , Les fa m in e s pério d iq u es dans le R u anda. — C on trib u tio n ô. l'étu d e des aspects biologiques du p h é n o m è n e (42 p ages, 1 carte, 12 d iag ram m es, 10 p lan ch es, 1932)............................................................................................................ 5. F o n t a i n a s , P . e t A n s o t t e , M ., P ersp ectives m in iè re s de la rég io n co m p rise entre le Nil, le lac Victoria el la fro n tière o rien ta le d u Congo belge (27 p., 2 cartes, 1932). 6. R o b y n s , W ., Les espèces congolaises d u g en re P a n ic u rn L. (80 p ag es, 5 p la n ches, 1 9 3 2 ) ................................................................................................................................. 7. V a n d e r y st , R . P . H yac ., In tro d u c tio n générale à l'é tu d e a g ro n o m iq u e d u H autK asai. Les d om aines, d istricts, rég io n s et sous-régions g éo-agronom iques d u V icariat apostolique d u H aut-K asai (82 pages, 12 fig u res, 19 3 3 )........................... R obyns,
20 * 20 » 32 » 26 » 10 » 25 » 25 »
Tome II. R . , Le gîte d 'u ra n iu m de S h in ko lo b w eK asolo (K atanga ) (70 p ag es, 17 p lan ch es, 19 3 3 )...................................................... fr. 50 2 . S c a ë t t a , H ., Les p récip ita tio n s dans le bassin du K ivu et dans les zones lim i trophes du fossé tectonique (A friq u e centrale équatoriale). — C o m m u n ica tion p ré lim in a ire (108 pages, 28 fig u res, cartes, p la n s et croquis, 16 d ia g ram m es, 10 plan ch es, 1 9 3 3 )............................................................................................... 60 3. V a n d e r y s t , R . P . H y a c . , L’élevage e x te n s if du gros bétail par les B am pom bos el Itaholos du Congo p o rtugais (50 pages, 5 fig u res, 19 3 3 )......................................... 14 4. P o l in a r d , E., Le socle a n cien in fé rie u r à la série schisto-calcaire d u Bas-Congo. S o n étude le long du ch em in de fer de M aladi à L éo p o ld ville (116 pages, 7 figures, 8 plan ch es, 1 carte, 1934)........................................................................................ “50 1. T h o u e a u ,
J.
et do
T rie u
de T e r d o n c k ,
»
» » »
T om e III.
Scaëtta, H., Le c lim a t écologique de la dorsale Congo-Nil (335 p ag es, 61 d iag ra m m e s, 20 p lan ch e s, 1 carte, 1 9 3 4 ).....................................................................................................
100 »
T om e IV.
1. Polinard, E., La géographie p h y siq u e de la rég io n d u L u b ila sh , de la B u sh im a ie el de la L u b i vers le 6° p a ra llèle S u d (38 p ag es, 9 figures, 4 p lan ch e s, 2 car tes, 1 9 3 5 ) ....................................................................................................................................... 2. P olinard, E., C ontribution à l’étu d e des roches é m p tiv e s pt des sch istes crista llin s de la région de Bondo (42 p ag es, 1 c arte, 2 p lan ch e s, 1935).................................. 3. Polinard, E., C onstitutio n géolo g iq ue et p étro g ra p h iq u e des b assins de la K otto et du M ’Bari, da n s la régio n de B ria -Y a lin g a (O ubangui-C hari) (160 pages, 21 figures, 3' cartes, 13 p la n c h e s, 1935)............................................... . . . SECTION
DES
25
»
15
»
60 »
SCIEN CES T E C H N IQ U E S Tome I.
1. M aüry, J.. T ria n g u la tio n d u K a ta n g a (140 p ag es, fig-, 1 9 3 0 )........................... fr. 2. Amtiioine, R., T ra item e n t des m in e ra is a u rifères d 'o rig in e filo n ie n n e a u x m in es d 'o r de Kilo-Moto (163 p a g e s , 63 c ro q u is , 12 p la n c h e s , 1 9 3 3 ) .............................
3. M a u r y , j., T ria n g u la tio n du Congo o rien ta l (177 p ag es, 4 flg., 3 p lan ch e s, 1934).
Sous presse.
K.-E., D ictionnaire kiko n g o -fra n ça is (in-8°). L e p la e , E., Les p la n ta tio n s de café a u Congo belge. — L eu r h isto ire (1881-19S5). — L eu r im p o rta n ce actu elle (in - 8 ° ). B i t t r e m i e u x , R. P . L . , La Société secrète des B a k h im b a a u M a yo m b e ( in - 8 ° ) . A n t h o in e , R., L’a m a lg a m a tio n des m in e ra is d or libre à basse ten eu r de la m in e d u m o n t T si ( in - 4 ° ) . L am an,
M. HAYEZ. im p r im e u r d e ['A cad ém ie ro y a le d e B elgique, ru e de L ouvain, 112, B ruxelles.
25 » 60 » 50 »