ISSN 0772-6627 • Afgiftekantoor Brussel X Verantwoordelijke uitgever: Sonja Eggerickx Verschijnt tweemaandelijks 2007 - 24ste jaargang nr. 6
info uvv
Armoede heeft vele gezichten
UNIE VRIJZINNIGE VERENIGINGEN VZW HOOFDREDACTIE Anne-France Ketelaer
Federaal Secretariaat Marina Van Haeren Lid van de Unie van de Uitgevers van de Periodieke Pers
Brand Whitlocklaan 87 REDACTIEMEDEWERKERS 1200 Sint-Lambrechts-Woluwe T 02 | 735 81 92
Franky Bussche Klaas Nijs Sofie Sfingopoulos Sonny Van de Steene Jenoff Van Hulle
CONFORM DE WET TOT BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER TEN OPZICHTE VAN DE VERWERKING VAN PERSOONSGEGEVENS (8 DECEMBER 1992) DELEN WIJ U MEE DAT EEN AANTAL VAN UW PERSOONSGEGEVENS OPGENOMEN WORDEN IN ONS ADRESSENBESTAND. UVV ZAL , ALS HOUDER VAN DIT BESTAND, UW GEGEVENS VERWERKEN IN HET KADER VAN VOLGEND DOELEIND: VERSPREIDEN VAN PUBLICATIES EN INTERNE COMMUNICATIE.
F 02 | 735 81 66 LAY- OUT
[email protected]
C&L&J GrafiekGroep
OP SCHRIFTELIJK VERZOEK, GERICHT AAN MEVROUW MARINA VAN HAEREN, SECRETARIS-GENERAAL, BRAND WHITLOCKLAAN 87 TE 1200 SINT-LAMBRECHTSWOLUWE, KAN U EEN OVERZICHT KRIJGEN VAN DE DOOR UVV OVER U OPGESLAGEN PERSOONSGEGEVENS. ONJUISTE GEGEVENS VERBETEREN WIJ OP UW VERZOEK.
UVV- info
www.uvv.be
WORDT GRATIS VERSPREID BINNEN DE VRIJZINNIGE GEMEENSCHAP.
DE
REDACTIE VAN
UVV-INFO
IS NIET VERANTWOORDELIJK VOOR DE INHOUD
VAN DE DOOR DERDEN GELEVERDE ARTIKELS.
INhoud
PAGINA
Van de redactie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 Dossier: Armoede heeft vele gezichten ¬ Dak- en thuisloosbeleid - Sofie Sfingopoulos . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 ¬ De Kleur van Armoede - Bea Van Robaeys . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 ¬ Arm in België (en dus Controversieel) - Klaas Nijs . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13 ¬ Armoede en onderwijs - Hoe het Vlaamse onderwijsbeleid sterk wil zijn voor de zwakken - John De Plecker & Ella Desmedt . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18 ¬ Alle zelfstandigen rijk - Jenoff Van Hulle . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Actualiteit ¬ Opiniestuk ‘Euthanasie uit de strafwet’- Sonja Eggerickx . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26 ¬ Opiniestuk ‘Reactie Unie Vrijzinnige Verenigingen op interview Mieke Van Hecke in Knack van 29 augustus 2007’- Sonja Eggerickx. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27 ¬ Opiniestuk ‘Nabeschouwingen bij een regeringsformatie’ - Luc Devuyst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28 ¬ Academische opening Vrije Associatie Brussel 2007-2008 - Sonny Van de Steene. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32 ¬ 10 jaar TOPAZ: een zorgmodel op mensenmaat - Sonny Van de Steene. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40 ¬ Het VUB-Symfonisch Orkest: Herfstconcerten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
Internationaal ¬ Opiniestuk ‘De nieuwe VN-Mensenrechtenraad: van de regen in de drop’ - Sonja Eggerickx . . . . . . . . . 46 ¬ Vrij-on-zinnig - Jenoff Van Hulle . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
Kruiswoordraadsel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48 Jongeren en cultuur ¬ Is er leven na de dood? - Sonny Van de Steene . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49 ¬ Dompel je onder in rood! - Sonny Van de Steene . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
Zenith 2007. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54 Info Vrije Universiteit Brussel. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55 Centra Morele Dienstverlening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
REACTIES OP DIT NUMMER KAN U STEEDS DOORMAILEN NAAR
[email protected], DEZE WORDEN, NA OVERLEG EN GOEDKEURING DOOR DE KERNREDACTIE, GEPLAATST OP DE WEBSITE BIJ DE RUBRIEK REACTIES VAN DE DESBETREFFENDE UVV-INFO.
UVV-Info | 24ste jaargang nr. 6 November - December 2007 Verschijnt tweemaandelijks Verantwoordelijke uitgever: Sonja Eggerickx
Va n de Redactie ‘WE LEVEN IN ÉÉN VAN DE MEEST WELVARENDE REGIO’S VAN DE WERELD’, WORDT WEL EENS BEWEERD. DAT KLOPT. MAAR ER IS OOK AAN DEZE MEDAILLE EEN KEERZIJDE. WANT DIE WELVAART IS ER NIET VOOR IEDEREEN. ONDERZOEK VAN CAROLINE DEWILDE EN PETER RAEYMAECKERS VAN DE ONDERZOEKSGROEP OASES AAN DE UNIVERSITEIT ANTWERPEN TOONT AAN DAT 12% VAN DE BELGEN TE MAKEN HEEFT MET ARMOEDE: 6 PROCENT IN VLAANDEREN, 18 PROCENT IN WALLONIË EN 28 PROCENT IN BRUSSEL. DE MENSEN DIE IN HET DOSSIER ‘ARMOEDE HEEFT VELE GEZICHTEN’ VAN DEZE UVV-INFO AAN HET WOORD KOMEN, WERPEN EEN LICHT OP DE PLURIFORMITEIT VAN HET PROBLEEM WANT ZOWEL DE OORZAKEN
DE
OPKOMST VAN ELEKTRONISCHE MEDIA HEEFT HET GEBRUIK VAN
GESCHREVEN TAAL BELANGRIJKER GEMAAKT DAN OOIT TEVOREN.
EN
HEEL WAT DAGDAGELIJKSE TAKEN BRENGEN EEN HELE PAPIERWINKEL MET ZICH MEE.
ONDERZOEK
NEDERLANDSE TAALUNIE TOONDE AAN DAT ÉÉN OP ZEVEN VOLWASSENEN IN VLAANDEREN (EN ÉÉN OP TIEN IN NEDERLAND) FUNCTIONEERT “OP EEN NIVEAU VAN GELETTERDHEID DAT LAGER IS DAN WAT DOORGAANS ALS EEN MAATSCHAPPELIJK MINIMUM WORDT BESCHOUWD.” DEZE LAAGGELETTERDHEID (NIET TE VERWARREN MET ANALFABETISME) LEIDT VAAK TOT WERKLOOSHEID, SOCIALE ISOLATIE EN ARMOEDE. VAN DE
ALS GEVOLGEN VAN ARMOEDE ZIJN HEEL DIVERS.
DERDE HET GEBREK AAN MIDDELEN EEN DOORSLAGGEVENDE FACTOR,
VANDAAG SLAAGT HET ONDERWIJS ER NIET IN OM DIE SOCIALE ONGELIJKHEID TE REDUCEREN. HET ONDERWIJSSYSTEEM HOUDT DEZE ONGELIJKHEID IN STAND OF VERSTERKT ZE ZELFS. EEN AANTAL BELEIDS-
ALDUS DE ONDERZOEKERS. ZIJ SLAGEN ER NIET IN FINANCIËLE TEGEN-
MAATREGELEN WERDEN GENOMEN OM DE ARMOEDEPROBLEMATIEK
VALLERS OP TE VANGEN.
VANUIT HET ONDERWIJS AAN TE PAKKEN: KOSTENBEHEERSING,
DE
SCHOOL- EN STUDIETOELAGEN, NIEUW FINANCIERINGSSYSTEEM VOOR
BINNEN
DE
12% BELGEN
DIE IN ARMOEDE LEVEN, IS VOOR TWEE
MOGELIJKE VERKLARINGEN ZIJN DE STIJGENHUISVESTINGSKOSTEN. DE HUURPRIJZEN OP DE PRIVÉMARKT ZIJN
HOOG EN ER IS EEN TEKORT AAN SOCIALE HUURWONINGEN IN ONS
HET LEERPLICHTONDERWIJS, LOKALE OVERLEGPLATFORMS,
LAND. IN
SCHOOL… MAAR ENKEL MIDDELEN EN BELEID ZULLEN NIET VOLSTAAN. NAAST KWALITEITSVOL ONDERWIJS VOOR ALLEN IS ECHTER DE STEUN VAN ALLE MAATSCHAPPELIJKE ACTOREN NODIG OM DE ARMOEDE TERUG TE DRINGEN.
NEDERLAND WORDT DIT PROBLEEM OPGEVANGEN DOOR EEN
GOED UITGEWERKT SYSTEEM VAN HUURSUBSIDIES. EEN VERGELIJKBAAR SYSTEEM BESTAAT OOK BIJ ONS, MAAR KOMT SLECHTS IN BEPERKTE MATE TEGEMOET AAN DE NODEN DIE ZICH VANDAAG STELLEN.
17.000
BELGIË. IN HET ARTIKEL UVV-INFO DE DAGDAGELIJKSE BESLOMMERINGEN
THUISLOZEN IN
LOOSHEID’ SCHETST
GEVOLG: ‘DAK- EN THUIS-
UVV-INFO
BREDE
DOET OOK ONDERZOEK NAAR EEN MINDER VOOR DE
EN ZORGEN VAN DIE GROEP MENSEN AAN DE RAND VAN ONZE
HAND LIGGEND FACET VAN DE ARMOEDEPROBLEMATIEK , NAMELIJK
SAMENLEVING: EENZAAMHEID, LICHAMELIJKE KLACHTEN, ALCOHOL- OF
ZELFSTANDIGE ONDERNEMERS IN MOEILIJKHEDEN.
DRUGSVERSLAVING EN PSYCHIATRISCHE PROBLEMEN.
JOHAN LAMBRECHT OMSCHRIJFT HUN SITUATIE ALS ‘EEN MISKENDE REALITEIT. NIETTEGENSTAANDE ZIJN ONDERZOEK DUIDELIJK AAN-
HET AANDEEL VAN PERSONEN VAN VREEMDE AFKOMST IN DE ARMOEDESTATISTIEKEN IS DRAMATISCH. DEZE GROEP MENSEN VERKEERT VAAK IN ZEER MOEILIJKE SOCIO -ECONOMISCHE OMSTANDIGHEDEN. DAARENBOVEN BESTAAT HET GEVAAR DAT DE JONGERE GENERATIES VAN ALLOCHTONE AFKOMST IN DE ARMOEDE ZULLEN BLIJVEN STEKEN. WIL DE SAMENLEVING DE ISOLATIE VAN DIE GROEP ARMEN TEGENGAAN, DAN DRINGEN NIEUWE MAATREGELEN ZICH OP. MAATREGELEN DIE ZICH NIET ENKEL RICHTEN TOT ARME AUTOCHTONEN.
GEEFT DAT HEEL WAT ZELFSTANDIGE ONDERNEMERS FINANCIËLE
PROFESSOR
MOEILIJKHEDEN KENNEN, BLIJFT EEN STRUCTURELE OPLOSSING VAN HET PROBLEEM UIT.
Jenoff Van Hulle
Dossier
Dak- en thuisloosheid Sofie Sfingopoulos consulent-stafmedewerker
VOLGENS
S C H ATT I N G E N
VA N
T H U I S L O O S H E I D (FEANTSA)
HET
T E LT
E U R O P E E S O B S E R VA T O R I U M
B E L G I Ë 17.000
THUISLOZEN.
VOOR
THUIS-
EN
DAKLOOSHEID WORDT DOOR DE MEESTE MENSEN NOG STEEDS GEASSOCIEERD
M E T H E T LY R I S C H E B E E L D VA N D E
L E V E N G A AT E N
’S
5
PROFIEL
DIE DICHTERLIJK DOOR HET
NACHTS ONDER EEN BRUG SLAAPT MET EEN GOEDKOPE
FLES WIJN IN DE HAND.
KIJKEN.
‘CLOCHARD’
BIJ
D I T P L A AT J E KO M T E C H T E R W E I N I G R O M A N T I E K
VA N E E N S A M E N L E V I N G O N D E R D R U K … E E N G E S P R E K M E T
M E N S E N M E T K E N N I S VA N Z A K E N .
“Armoede is geen sexy thema, tenzij prinses Astrid aanwezig is op een vergadering.” JACINTA DE ROECK
Weinig mensen kunnen zich een concreet beeld vormen van het begrip ‘thuisloosheid’. Beperkt het zich tot het ‘geen dak boven het hoofd hebben’? Helen Blow (stafmedewerker Steunpunt Algemeen Welzijnswerk): “Thuisloosheid is meer dan een woonprobleem alleen. En wonen is meer dan onderdak hebben. Wonen is verbonden met zaken als geborgenheid, veiligheid, privacy, identiteit, verankering, sociale netwerken, familie, omgeving, buurt, gezondheid… Dak- en thuislozen zijn personen die door financieel-economische, sociale en/of psychologische oorzaken en omstandigheden niet in staat zijn een dak of thuis te verwerven of te behouden. Zo omschreven wordt daken thuisloosheid een ruime groep, waartoe ook personen die verblijven in goedkope hotels en pensions behoren, of mensen die begeleid wonen, die marginaal gehuisvest zijn, of die hun woning moeten verlaten omwille van familiale of relationele problemen.” Kan er een algemeen profiel geschetst worden van ‘de thuisloze’? Helen Blow: “Uiteindelijk bestaat ‘de thuisloze’ niet. Er zijn heel wat verschillen, zowel naar oorzaak van
NOVEMBER- DECEMBER 2007
5
Dossier
thuisloosheid als naar type persoon. Bij de één primeert het tekort aan betaalbare huisvesting of een leefbaar inkomen, maar die persoon is verder vrij weerbaar. Een ander heeft een psychiatrische problematiek, nog een ander is al zo lang thuisloos dat alle verbindingen met de maatschappij verbroken zijn… Je kunt niet alle thuislozen over één kam scheren, ieder heeft zijn uniek verhaal en levensgeschiedenis. Vandaar dat zorg op maat heel belangrijk is, hulpverleners moeten op zoek gaan naar wat elk individu kan en wil, naar zijn of haar individuele krachten en mogelijkheden, rekening houdend met de individuele of maatschappelijke beperkingen die nu eenmaal een realiteit zijn.” Hoe wordt iemand thuisloos? Helen Blow: “Thuisloosheid ontstaat binnen een samenspel van drie probleemfactoren. Vooreerst de -al dan niet tijdelijke- afwezigheid van een leefbare woonst of onderdak. Ten tweede, een -vaak schrijnend- gebrek aan materiële middelen om te voorzien in zijn levensonderhoud door het gebrek aan werk, het verlies van recht op sociale zekerheid en zelfs op een menswaardig inkomen. Ten derde, de afwezigheid of het verlies van sociale netwerken. Al deze factoren leiden tot een proces van ‘ontankering’. Het woonprobleem en de sociaal-economische situatie zijn de meest manifeste of acute problemen. Ontankering is in vele gevallen de onderliggende problematiek die er ook voor zorgt dat de thuisloosheid blijft duren. Ontankering betekent dat een persoon zijn of haar sociaal netwerk verliest of dit zelfs nooit had.
6
NOVEMBER- DECEMBER 2007
“Mensen geraken verstrikt in een negatieve spiraal waar ze op eigen kracht moeilijk uit geraken.” HELEN BLOW
Thuislozen hebben geen groep bekommerde mensen meer om hen heen waarbij ze letterlijk mogen thuiskomen. De thuisloze is zijn houvast kwijt, zijn of haar contactpunten en steunfiguren. Het gevolg is een groot gevoel van onmacht. De thuisloze is erg kwetsbaar, zowel persoonlijk, relationeel als maatschappelijk. Mensen geraken zo verstrikt in een negatieve spiraal waar ze op eigen kracht moeilijk uit geraken. Een vicieuze cirkel dus.” Jacinta De Roeck (voorzitter Interparlementaire Werkgroep Vierde Wereld): “Een echtscheiding, verlies van werk… dat is in onze maatschappij voldoende om van een normale manier van leven in de dakloosheid te verzeilen. Sommige mensen verkiezen de anonimiteit van een grootstad
om er bovenop te komen. Maar juist doordat ze in een grootstad wonen, komen ze in die geconcentreerde populatie terecht waar ze veel moeilijker weer uitgeraken. Ons sociaal systeem brokkelt ook verder af. Vroeger werd je sneller opgevangen door familie of vrienden, maar dat is niet meer het geval. Het gebrek aan solidariteit is helaas een feit.” In het daklozendiscours wordt vaak als reden aangehaald dat de huurprijzen te hoog liggen, dat economisch minder sterke mensen maar moeilijk een degelijke en betaalbare woning kunnen bemachtigen. Wat zijn de pistes die het beleid kan volgen om ieder mens het recht op huisvesting te garanderen? Lut Verbeeck (coördinator team sociaal beleid Vlaamse Vereniging voor Steden en Gemeenten): “Zoals de zaken er vandaag voorstaan, kunnen we niet meer kiezen voor een enkele oplossing. 39% van alle private huurders in Vlaanderen voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een sociale huurwoning. In concreto komt dit neer op 180.500
Feit: In 2005 bedroeg de gemiddelde wachttijd voor een sociale woning 716 dagen. Feit: In 2005 kwam 11,6 % van alle Vlaamse huishoudens in aanmerking voor een sociale huurwoning. Dit cijfers ligt bijna 3 x hoger dan het aantal huishoudens dat zich ook effectief kandidaat gesteld heeft voor sociale huisvesting. Feit: In 2005 voldeed 39% van alle private huurders in Vlaanderen aan de wettelijke voorwaarden om in aanmerking te komen voor een sociale huurwoning bron: Vlaamse Vereniging voor Steden en Gemeenten
gezinnen of alleenstaanden. Dat wil zeggen dat je nu 180.500 woningen moet bijbouwen als je alle mensen die in aanmerking komen voor een sociale huurwoning ook effectief een sociale woning geeft. Dat is uiteraard niet realistisch. Andere oplossingen zijn noodzakelijk. Ik denk daarbij aan het uitbreiden van de sociale verhuurkantoren, maar vooral aan het invoeren van een betekenisvolle huursubsidie. Wanneer men niet in de mogelijkheid verkeert om sociaal te wonen en men vindt geen betaalbare woning op de private huurmarkt, dan moet men steun krijgen van de overheid om iets
degelijks en betaalbaars te huren. Nu bestaat er al een soort huursubsidie, maar die geldt enkel voor mensen die van een slechte naar een goede woning verhuizen. Bovendien is de huursubsidie in de meeste gevallen, behalve voor ouderen en mensen met een handicap, degressief. Er is een maximumtijd en de subsidie daalt. Dit is een ondermaats systeem dat dringend aan verandering toe is.” Jacinta De Roeck: “In Nederland bijvoorbeeld wordt een enorm budget vrijgemaakt voor de huursubsidies. Mensen worden gesubsidieerd om een
fatsoenlijke woning te kunnen huren. Hier wil men deze maatregel niet invoeren, omdat men vreest dat de privémarkt van de situatie zal profiteren door hogere huurprijzen te vragen. We moeten sowieso een beter systeem invoeren: huurwoningen moeten gerestaureerd worden en energievriendelijk worden. Men zou een soort label kunnen creëren dat gekoppeld is aan comfort. De kosten van het wonen bestaan immers niet enkel uit de huurprijs, maar ook uit de energiekosten. Er moet comfort zijn, gecombineerd met een huursubsidie voor een doelgroep die echt niet zonder kan. Deze thema-
NOVEMBER- DECEMBER 2007
7
Dossier
tiek ligt echter bijzonder gevoelig. Armoede is geen sexy thema, tenzij prinses Astrid aanwezig is op een vergadering. Toch maken armen 15% van onze bevolking uit.” Opvallend is de toename van vrouwen onder de dak- en thuislozenpopulatie. Wat is hiervan de oorzaak? Liesbeth Jacoby (coördinator van vrouwenopvangcentrum Het Zijhuis in Antwerpen): “Het aantal vrouwen is mede gestegen, omdat het probleem van het intrafamiliaal geweld openlijker besproken wordt. Steeds meer vrouwen durven ervoor uit te komen: mijn echtgenoot pleegt geweld op mij en de kinderen. Voordien bevond dit zich meer in de taboesfeer. Het merendeel van de thuisloze vrouwen zijn in die situatie terechtgekomen door relatieproblemen.” Helen Blow: “Vrouwen pikken het partnergeweld minder dan vroeger. Ze
“De fundamentele uitdaging voor de problematiek van dak- en thuisloosheid situeert zich in de preventie en in de begeleiding op maat.” HERWIG HERMANS
zoeken naar een oplossing en besluiten het huis te verlaten. Maar als je geen netwerk van familie en vrienden hebt, kan je nergens terecht. Dan moet je toevlucht nemen tot de opvang. Aan vrouwen worden bovendien ook dezelfde eisen gesteld als aan mannen, er wordt niet vanuit gegaan dat zij onderhouden worden. De combinatie werk en gezin is voor iedereen moeilijk, maar zeker voor de armsten. Ook het gebrek aan betaalbare degelijke huisvesting speelt een rol in dit verhaal. Het resultaat is dat vrouwen op
Kenmerken van thuislozen, 1982-2002-2004, Vlaanderen Kenmerk
1982
2002
2004
Mannen
82%
67%
65%
Vrouwen
18%
33%
35%
9%
15%
,
,,
,,
27%
25%
12%
10%
Niet-Belgen Allochtonen, , Arbeidsparticipatie , ,,
niet gemeten in 2004 niet gemeten in 1982 en 2002; definitie in Tellus: “Eén of beide ouder(s) of grootouder(s) is geboren buiten België.” bron: Steunpunt Algemeen Welzijnswerk (2005), Tellus cliëntregistratie 2004, p.4 en Van Menxel e.a. (2003), Verbinding Verbroken, Steunpunt Algemeen Welzijnswerk
8
NOVEMBER- DECEMBER 2007
straat komen te staan. De opvang die de Centra Algemeen Welzijnswerk aanbieden, is beperkt in de tijd. Er wordt samen met de vrouw in kwestie gezocht naar een betaalbare woning voor haar en de kinderen. Dat is geen simpele zoektocht. De huurprijzen zijn te hoog: de middenklasse kan bijna niet volgen, de armsten onder ons dus zeker niet.” De opvang en ondersteuning van dak- en thuislozen gebeurt in Vlaanderen hoofdzakelijk door de Centra Algemeen Welzijnswerk (CAW’s) en door de OCMW’s. Waarvoor kan een dak- of thuisloze er terecht? Helen Blow: “In een CAW wordt het administratief dossier van de dak- of thuisloze in orde gebracht. Men zorgt ervoor dat hij een inkomen krijgt, men stelt een plan op om de schulden af te betalen, men zoekt naar werk, naar huisvesting, eventueel naar een opleiding. De persoon wordt holistisch benaderd. Het is een integrale begeleiding. Als dakloze is het erg moeilijk om alle eindjes weer aan elkaar geknoopt te krijgen. Er kruipt veel tijd en energie in en er is een grote inzet voor nodig. Om een blijvend resultaat te verkrijgen, proberen we mensen een traject te laten volgen. Eerst verblijven ze in de groepsopvang en wanneer ze er klaar voor zijn, verhuizen ze naar begeleid wonen. Dan hebben ze een eigen huurcontract, een eigen inkomen, een eigen huishouden. Maar ze staan er niet alleen voor. Ze krijgen wekelijks bezoek om de paperassen in orde te brengen en om problemen te bespreken. Op die manier proberen we hen steeds zelfstandiger te
De situatie van de dak- en thuislozen vraagt om beleidsacties. Het recht op huisvesting is immers een mensenrecht. Wat werd er op dit gebied reeds verwezenlijkt door de minister van Welzijn, die zich bezighoudt met de armoedeproblematiek?
maken. Wij hebben ook een tiental dagcentra of inloopcentra in Vlaanderen, waar de daklozen tijdens beperkte uren overdag terecht kunnen. Men komt er voor wat ontspanning, voor de douches, de lockers… Daarnaast is er ook nachtopvang voor de echte straatslapers. Mensen krijgen er een bed en een kop soep voor een minimale bijdrage.” Lut Verbeeck: “De wet voorziet dat een dakloze zich kan wenden tot een OCMW wanneer hij voldoet aan bepaalde voorwaarden. In zo’n geval krijgt die persoon een referentieadres en is hij administratief verankerd. Zoniet ben je niet meer vindbaar in het bevolkingsregister. Je moet het referentieadres zien als een soort postbak. Dit is een minimale dienstverlening, maar bijzonder belangrijk. Ten tweede is er de installatiepremie. Wanneer een dakloze zijn hoedanigheid van dakloze verliest door te gaan wonen in een permanente
woonst, dan kan hij onder bepaalde voorwaarden beschikken over een eenmalige installatiepremie van het OCMW. De sociale huurwet voorziet eveneens dat de OCMW’s aan de sociale huisvestingsmaatschappij kunnen vragen om een dakloze een afwijking toe te staan. Dat wil zeggen dat hij voorrang krijgt op de wachtlijst voor een sociale huurwoning. Naast het opvangcircuit van de CAW’s is er in de praktijk een complementair opvangsysteem ontstaan van de OCMW’s, want we merken dat lang niet iedereen bij de CAW’s terechtkan. Het gevolg is dat de OCMW’s een heel circuit van noodwoningen en transitwoningen hebben waar dak- en thuislozen worden opgevangen en begeleid. Naast deze specifieke maatregelen kunnen dak- en thuislozen natuurlijk ook beroep doen op de andere vormen van dienstverlening die door het OCMW worden geboden zoals schuldhulpverlening, activering, woonbegeleiding…”
Herwig Hermans (raadgever armoedebeleid van minister Steven Vanackere): “In het begin van deze legislatuur werd een protocol gesloten tussen minister Keulen en toenmalig minister Vervotte. Dit protocol resulteerde in een denktank WonenWelzijn. Bovendien is niet enkel het Vlaams niveau verantwoordelijk voor een preventief en curatief beleid ten aanzien van dak- en thuislozen. Ook de federale staat en de lokale overheden dragen hier hun verantwoordelijkheid. De nood aan een uitbreiding van de sociale huisvesting is trouwens bekend en wordt door de overheid erkend. Het doel is het aantal sociale woningen jaarlijks met 2.500 eenheden uit te breiden, de steun aan de sociale verhuurkantoren werd al verhoogd. Sinds 2002 wordt er ook extra geïnvesteerd in begeleid wonen in een aantal regio’s. De fundamentele uitdaging voor de problematiek van dak- en thuisloosheid situeert zich immers in de preventie en in de begeleiding op maat. Enkel focussen op de uitbreiding van de opvang zou een slechte optie zijn.”
Links www.vierdewereld.be www.steunpunt.be www.vvsg.be www.caw.be
NOVEMBER- DECEMBER 2007
9
Dossier
De Kleur van Armoede Bea Van Robaeys onderzoeker bij onderzoeksgroep Armoede, Sociale Uitsluiting en de Stad (OASeS) – Universiteit Antwerpen
PERSONEN
VA N B U I T E N L A N D S E H E R KO M S T Z I J N A C H T E R G E S T E L D O P B E L A N G -
R I J K E D O M E I N E N ZO A L S T E W E R K S T E L L I N G , O N D E R W I J S E N H U I S V E S T I N G .
BETEKENT
D I T D AT Z I J O O K M E T E E N H O G E R A R M O E D E R I S I CO W O R D E N
G E CO N F R O N T E E R D ?
EN
WORDEN ALLE BUITENLANDSE GROEPEN IN DEZELFDE
M AT E M ET A R M O E D E G ECO N F R O N T E E R D ? VA N U I T D E O N D E R Z O E K S G R O E P E N
S TA D (U N I V E R S I T E I T A N T W E R P E N )
MET
ARMOEDE, SOCIALE UITSLUITING
EN DE
STUDIECENTRUM ETNICITEIT
EN HET
M I G R AT I E (CEDEM , U N I V E R S I T E I T L U I K ) BOUDEWIJNSTICHTING
DEZE VRAGEN VOERDEN WE
I N O P D R A C H T VA N D E
EN
KO N I N G
E E N V E R K E N N E N D O N D E R ZO E K N A A R A R M O E D E B I J
P E R S O N E N VA N B U I T E N L A N D S E H E R KO M S T I N
BELGIË.
O
m deze vragen te beantwoorden, keken we naar de inkomens van een representatieve steekproef van huishoudens in België. Inkomen is in onze ogen niet de enige maar wel een belangrijke indicator van armoede. We definiëren armoede sinds langere tijd immers als “een netwerk van sociale uitsluitingen dat zich uitstrekt over meerdere gebieden van het individuele en collectieve bestaan. Het scheidt de armen van de algemeen aanvaarde leefpatronen van de samenleving. Deze kloof kunnen ze niet op eigen kracht overbruggen” (Vranken, 2005). In België (zoals in de rest van de Europese Unie) wordt armoede gemeten aan de hand van een armoedegrens die 60% van het mediaan equivalente inkomen bedraagt. We spreken van een verhoogd risico op armoede wanneer het inkomen van een huishouden onder deze grens ligt. Ter illustratie: een alleenstaande die in 2004 rond moest komen met een inkomen dat lager ligt dan €777 per maand, kende een verhoogd risico om in armoede te leven.
Hoe genuanceerd cijfermateriaal ook moet worden geïnterpreteerd, de resultaten laten weinig aan de verbeelding over. Het bekende cijfer van 12,6% van de totale bevolking die in België in het jaar 2001 onder de armoedegrens leefde, verbergt grote verschillen tussen de bevolkingsgroepen. Bij de personen van Belgische herkomst valt 10,2% onder de armoedegrens. Alle andere groepen(1) scoren slechter en de armoedecijfers voor de groepen van Turkse en Marokkaanse herkomst zijn zonder meer dramatisch: niet minder dan 55,6% van de personen van Marokkaanse herkomst en 58,9% van de personen van Turkse ori-
10
NOVEMBER- DECEMBER 2007
gine, beschikken volgens onze data over een inkomen beneden de armoedegrens. Waar het gemiddelde maandinkomen van een persoon van Belgische herkomst €1.150,44 bedroeg, had een persoon van Marokkaanse herkomst €742,37 ter beschikking en een persoon van Turkse herkomst €609,40.
verschillen van die van autochtonen (Belgen van Belgische herkomst) en definiëren situaties die voor ons ‘armoede’ zijn, niet altijd op dezelfde manier. Deze referentiekaders bleken wel op verschillende manieren voor de verschillende generaties werkzaam te zijn.
We stelden ook een ander specifiek kenmerk van de armoede vast bij personen van Marokkaanse, Turkse en Italiaanse herkomst. Het behoeftepatroon van personen van buitenlandse herkomst verschilt op een aantal punten van dat van personen van Belgische herkomst. Migranten met nauwe verwanten in het land van her-
De inkomensgrens van 60% van het mediaan equivalente inkomen is een grens die door wetenschappers en beleidsmensen is bepaald. Armoede is echter evenzeer een realiteit die door de mensen zelf wordt gevoeld. Aan de respondenten werd dan ook gevraagd hoe moeilijk het is om rond te komen met hun inkomen. Waar 12,2 % van de personen van Belgische herkomst aangaf moeilijk tot zeer moeilijk rond te komen, antwoordde 29,2% van de personen van Turkse herkomst bevestigend. 37,7% van de personen van Marokkaanse herkomst gaf aan moeilijk tot zeer moeilijk rond te komen. Maar wat schuilt achter die cijfers? Meer inzicht in de specificiteit én gemeenschappelijkheid van armoedeprocessen en –situaties bij personen van Belgische herkomst en van buitenlandse herkomst is noodzakelijk. Groepsgesprekken met bevoorrechte waarnemers en interviews met personen van Marokkaanse, Turkse en Italiaanse herkomst die in armoede leven, onthulden de leef- en ervaringswereld van deze personen. Zo werd duidelijk dat er een verschil is tussen de objectieve cijfers en de subjectieve ervaringen van de respondenten. Waar bijna de helft van deze gezinnen een verhoogd objectief risico kent om in armoede te leven, ervaart een deel van deze groep dat niet zo. Het relatieve karakter van armoede maakt dit begrijpelijk. Armoede wordt altijd gedefinieerd binnen een samenleving en vanuit haar waarden en normen. Armoede is vaak ‘wat niet zou mogen kunnen in een samenleving’. Mensen met een andere nationale of etnische herkomst evalueren hun situatie nog vaak vanuit andere verwachtingen; ze hanteren referentiekaders die ten dele
Zo had de eerste generatie erg nederige verwachtingen bij hun immigratie, terwijl de jongeren een grote spanning ervaren tussen wat ze wensen te bereiken en de middelen die daarvoor ter beschikking staan. Qua materiële levensomstandigheden ligt de situatie bijna omgekeerd: de eerste generatie had een positief beeld, in termen van verbetering van die levensomstandigheden tijdens hun leven (in vergelijking met hun eigen jeugd in het herkomstland), terwijl de jongere generatie voortdurend geconfronteerd wordt met materiële tekorten en achterstellingen wanneer ze kijken naar de wereld rondom hen.
komst voelen heel sterk de morele verplichting om deze personen in het land van herkomst te ondersteunen. Ook doelen die in de eigen socioculturele omgeving zeer hoog worden ingeschat -bijvoorbeeld het organiseren van ‘rijkelijke’ trouwfeesten- hebben soms zo’n belang voor de respondenten, dat individuele aanpassingen aan de situatie van armoede minder vanzelfsprekend of mogelijk zijn. We gingen er van uit dat de omstandigheden waarin armen van verschillende herkomst leven, gelijkaardig zijn; tegelijk vermoedden we dat armen van buitenlandse herkomst andere gedragspa-
NOVEMBER- DECEMBER 2007
11
Dossier
tronen zouden ontwikkelen om te overleven in armoede. Onze hypothese luidde dat dit verschil verklaard kan worden door de verschillende socioculturele context. Waar bij autochtone armen, die vaak geïsoleerd leven, elementen van een ‘culture of poverty’ (Lewis, 1965) aanwezig zijn, verwachtten we dit niet bij armen van buitenlandse herkomst, door hun integratie in de eigen gemeenschap. Ons onderzoek leert ons dat de oorspronkelijke ideeën op een aantal punten genuanceerd moeten worden. Ondanks een verschillend behoeftepatroon en andere referentiepatronen is de ‘gemeenschappelijkheid van armoedeprocessen en –situaties bij personen van Belgische en van buitenlandse herkomst’ zeer groot. De armen van buitenlandse herkomst streven in grote mate dezelfde waarden na als autochtone armen en dat geldt ook voor cultureel waardevolle goederen zoals onderwijs, werk en inkomen. Evenwel is hun leefwereld aangetast door de armoede en wordt de kloof tussen doelen en middelen als zeer groot, ja onoverbrugbaar, ervaren. Armen van buitenlandse herkomst worden, net als de autochtone armen, gedwongen om te gaan met beperkte middelen (gering inkomen, lage of onaangepaste scholing, geen of precaire arbeid) en de frustraties die daaruit voortvloeien onder controle te krijgen.
rieën over sociale ruil worden geïnterpreteerd: hoe minder middelen men in een ruilrelatie kan inzetten, hoe minder ruilrelaties zich zullen aandienen. Hoewel er wel degelijk sprake is van occasionele hulp aan personen die in armoede leven, voldoet deze hulp zeker niet als een effectief armoedebestrijdend element.
beogen. Maar ook op andere domeinen zullen er stappen moeten worden gezet. De aanpak moet inclusief zijn: waar jonge allochtonen vandaag bijna uitsluitend als (potentiële) criminelen worden benaderd, zal er extra aandacht moeten komen voor de identiteitsproblemen, de socio-economische situatie en de welzijnsproblematiek bij deze burgers. Het armoedebeleid en het middenveld dienen daartoe te interculturaliseren. Op dit moment is de armoedesector immers niet op arme personen van vreemde herkomst afgestemd. De specifieke problemen zijn niet gekend, noch de leef- en ervaringswereld. De hulpverleners, organisaties, ervaringsdeskundigen en verenigingen waar armen het woord nemen zijn overwegend ‘wit’. Meer kleur in de sector is gewenst: laat allochtone armen mee bepalen wat armoede is en welke maatregelen nodig zijn.
Voetnoot De cijfers en levensverhalen tonen overduidelijk de zeer moeilijke socioeconomische situatie aan waarin groepen met een buitenlandse herkomst vaak moeten leven. Deze situatie belemmert de integratie van de huidige en toekomstige generaties en legt een hypotheek op een optimale bijdrage tot de welvaart van onze hele samenleving.
(1) In het korte bestek van dit artikel presenteren we enkel de armoedecijfers van de ‘traditionele groepen’ van Marokkaanse en Turkse herkomst. Voor meer uitgebreide analyses verwijzen we graag naar Van Robaeys, B., Perrin, N., Levecque K., Dewilde, C. (2006), ‘Armoede bij allochtonen: een verkenning’ in Vranken, J., De Boyser, K. & Dierckx, D. (eds.), Armoede en sociale uitsluiting. Jaarboek 2006, Leuven: Acco en naar Van Robaeys, B., Vranken, J., Perrin, N., Martiniello, M. (2007), De kleur van armoede. Armoede bij personen van buitenlandse herkomst, Leuven: Acco.
Hoewel er een verschil is tussen de geïsoleerde positie van autochtone armen en de meer ingebedde positie van personen van buitenlandse herkomst in de eigen gemeenschap willen we niettemin op het graduele karakter van de inbedding wijzen. Hoe armer onze respondenten, hoe minder zij in hun eigen en de Belgische gemeenschap zijn ingebed, hoe geïsoleerder zij leven en hoe minder zij de overlevingsstrategieën, die werden ontwikkeld binnen de migrantengemeenschap, kunnen gebruiken. De geroemde solidariteit binnen de migrantengemeenschappen moet dan ook meer binnen het kader van theo-
12
NOVEMBER- DECEMBER 2007
De vraag is zelfs of er geen nieuwe generatie ‘generatiearmen’ in aantocht is. Waar de buitenlandse gemeenschappen vandaag nog de nodige veerkracht bezitten, dreigt deze te verdwijnen als de toekomstperspectieven van grote groepen jongeren van buitenlandse herkomst even negatief blijven als nu het geval is.
Bibliografie •
Lewis, O. (1965), La Vida. A Puerto Rican family in the culture of poverty – San Juan and New York, New York, Randon House.
•
Van Robaeys, B., Perrin, N., Levecque K., Dewilde, C. (2006), ‘Armoede bij allochtonen: een verkenning’ in Vranken, J., De Boyser, K. & Dierckx, D. (eds.), Armoede en sociale uitsluiting. Jaarboek 2006, Leuven: Acco.
Er moeten dan ook grote inspanningen worden geleverd om het nakende failliet van een generatie af te wenden. Eerst en vooral moet er geïnvesteerd worden in maatregelen die de inclusie van deze groepen in het onderwijs en op de arbeidsmarkt
•
Van Robaeys, B., Vranken, J., Perrin, N., Martiniello, M. (2007), De kleur van armoede. Armoede bij personen van buitenlandse herkomst, Leuven/Voorburg: Acco.
•
Vranken, J., De Boyser, K. (2005), ‘Het Jaarboek in perspectief’, in Vranken, J., De Boyser, K., Dierckx, D. (eds.), Armoede en sociale uitsluiting. Jaarboek 2005, Leuven: Acco, pp. 25-40.
Dossier
Arm in België (en dus Controversieel) Klaas Nijs consulent-stafmedewerker
WIE
Z U C H T E R N I E T E E N S B I J H E T I N V U L L E N VA N Z I J N B E L A S T I N G E N , B I J H E T
R E G E L E N VA N D E A D M I N I S T R AT I E V E R O M P S L O M P B I J E E N V E R H U I S O F B I J H E T A A N S C H U I V E N A A N D E L O K E T T E N VA N H E T G E M E E N T E B E S T U U R ?
WIE
VLOEKT
N O O I T E E N S O P Z I J N CO M P U T E R A L S D I E W E E R Z I J N K U R E N K R I J G T O F O P D E POSTBODE ALS HIJ WEER EEN VRACHT REKENINGEN IN DE BRIEVENBUS DUMPT?
HET
WA A R E L K E
M A A K T A L L E M A A L D E E L U I T VA N D E A D M I N I S T R AT I E V E B A L A S T
BELG
M E E Z E U LT .
OM
V E R S C H I L L E N D E R E D E N E N VA LT D E Z E L A S T
E C H T E R N O G WAT Z WA A R D E R U I T B I J M E N S E N D I E I N A R M O E D E L E V E N .
EEN
GESPREK MET
S WA S C H Y V E N S
HET
VLAAMS NETWERK
EN
I N G E V E R VA E C K E ,
M E D E W E R K E R S VA N
VA N V E R E N I G I N G E N WAA R A R M E N H ET W O O R D
N E M E N , M A A K T D U I D E L I J K WA A R O M .
“The inevitable consequence of poverty is dependence” SAMUEL JOHNSON
Nog niet zolang geleden werd een studie van de Nederlandse Taalunie gepubliceerd met als welluiddende titel: Laaggeletterdheid in de Lage Landen. Hoge prioriteit voor het beleid. En eigenlijk vatten de auteurs hiermee al meteen op ronkende wijze hun conclusies samen. De eerder hallucinante bevindingen van het onderzoek toonden immers aan dat één op 7 volwassenen in Vlaanderen (en één op 10 in Nederland) functioneert “op een niveau van geletterdheid dat lager is dan wat doorgaans als een maatschappelijk minimum wordt beschouwd.” Deze zwaarste categorie van laaggeletterden (niet te verwarren met analfabeten) vinden doorgaans veel moeilijker of helemaal geen werk, hebben minder perspectieven en zijn afhankelijker van anderen. De kans dat deze mensen dan ook in de armoede belanden is veel groter dan normaal. Volgens hetzelfde onderzoek functioneert in totaal 42% van de volwassenen in Vlaanderen “kennelijk niet op het niveau dat genoemd wordt voor volwaardig functioneren in een kenniseconomie.” De opkomst van elektronische media heeft het gebruik van geschreven taal daarenboven nog belangrijker gemaakt dan ooit tevoren. En dagdagelijkse situaties die iedereen wel tegenkomt, zoals een huis bewonen, energie verbruiken of gewoonweg burger zijn, brengen een hele papierwinkel met zich mee. Informatie, ondanks haar groot belang in de maatschappij, is dus voor een groot deel van de mensen niet vanzelfsprekend toegankelijk en verschillende wijzen van communiceren zijn niet haalbaar. Zoals reeds aan-
NOVEMBER- DECEMBER 2007
13
Dossier
gehaald, kan laaggeletterdheid ook leiden tot een grotere afhankelijkheid van partners, familieleden, vrienden en leidt deze situatie in sommige gevallen tot sociale isolatie. Niet toevallig vormt de categorie ‘mensen met een laag inkomen’ een groot deel van deze groep kwetsbare personen.
“… ze zijn nogal snel geneigd kinderen uit arme gezinnen af te schrijven, dat gebeurt zelfs al van in de kleuterklas.” SWA SCHYVENS
Swa Schyvens, ervaringsdeskundige Armoede en Sociale Uitsluiting en stafmedewerker van het Vlaams Netwerk, legt uit hoe een aantal mechanismes op elkaar inspelen om tot deze situatie te leiden: “Veel heeft al gewoon te maken met zinsbouw, de manier waarop mensen schrijven. Het zou al veel helpen als mensen meer moeite zouden doen om hun zinnen wat minder complex te maken. Maar ook het feit dat de meeste mensen in armoede enkel brieven toegestuurd krijgen met slecht nieuws -van deurwaarders, huisbazen, allerhande schuldeisers- is een onderdeel van de reden. Als ik een brief kreeg, deed ik die niet eens open, maar smeet ik die meteen weg. Aangezien het toch meestal slecht nieuws is, lees je dat gewoonweg niet eens meer. Moest ik dat al die jaren geleden niet gedaan hebben, dan zou ik er vandaag misschien minder moeite mee hebben. Het is trouwens niet zo dat ik niet kan lezen, maar de gebruikte woordenschat en de zinsbouw zijn niet altijd even begrijpelijk voor mij.” Omdat hij toch willens nillens geconfronteerd werd met papierwerk, moest hij op zoek gaan naar iemand om hem hierbij te helpen, een vertrouwenspersoon. Iemand die de toch grotendeels vertrouwelijke informatie voor zich kan houden. “Je kan die mensen zoeken via vrijwilligers van verenigingen bijvoorbeeld of in je kennissenkring. Een voorwaarde hierbij is wel dat het om mensen moet gaan die je blindelings kan vertrouwen. En dat vertrouwen opbouwen kan soms jaren duren, omdat je al zoveel dingen hebt meegemaakt waar je vertrouwen op een of andere manier geschonden werd. Je hebt ook wel schrik om teleurgesteld te worden, voor de zoveelste keer. Als arm persoon heb je sowieso bijna dagelijks al miserie en teleurstellingen te verwer-
14
NOVEMBER- DECEMBER 2007
ken en je schermt je daar dus ook een beetje voor af.” De mechanismen die aan de grondslag liggen van dit probleem, zijn veelvuldig. Jammer genoeg kan men een aantal oorzaken al terugbrengen tot de manier waarop kinderen van kwetsbare groepen soms opgevangen worden in het onderwijs. Ook Swa ziet dit gebeuren bij zijn eigen kinderen: “Het begint eigenlijk al een beetje bij de leefsituatie thuis: een kind uit een arm gezin heeft niet altijd een eigen kamer waar ze op hun gemak hun huiswerk kunnen maken, die zitten daarvoor met de andere kinderen aan tafel, met als gevolg dat ze zich niet altijd even goed kunnen concentreren.” Hoewel de school daar eigenlijk meer aandacht zou moeten voor opbrengen, blijkt dat in de praktijk niet noodzakelijk het geval te zijn: “Mijn kinderen gaan naar een katholieke school. Ze proberen hen daar eigenlijk al 4 jaar buiten te werken, omdat ze weten dat die uit een arm gezin komen. Ze proberen dat soort kinderen zoveel mogelijk te weren, eigenlijk. Zo had mijn dochter vorig jaar 73% op wiskunde, dat was dan haar zwakste vak, maar toch proberen ze haar nog altijd naar het buitengewoon onderwijs door te sturen. En mijn jongere dochter, die het nog beter doet, moet volgens hen dan ook maar meteen mee, aangezien het zusjes zijn en ze beter bij elkaar zouden blijven, althans toch volgens de directie. Misschien is dat niet op alle plaatsen zo, maar ze zijn nogal snel geneigd kinderen uit arme gezinnen af te schrijven, dat gebeurt zelfs al van in de kleuterklas. Ze willen daar geen tijd insteken, omdat de indruk leeft dat die kinderen daar eigenlijk niet eens thuishoren. Het is gemakkelijker om die ver-
antwoordelijkheid gewoon door te schuiven. Dat stuurt natuurlijk een enorm verkeerd signaal naar die kinderen. Mijn jongste dochter heeft het eigenlijk nu al opgegeven, die is op haar elfde al schoolmoe. Mijn oudste dochter staat wat sterker in haar schoenen, die kan zich daar wat beter tegen verweren. Maar met mijn jongste ga ik als ze wat ouder is elke dag moeten ambras maken om haar naar school te krijgen. En nochtans doet ze haar best en haar punten zijn dus ook goed. Meer kan ze toch niet doen? En toch staat op haar trimestriële rapporten altijd te lezen ‘Goed gewerkt, volgende keer iets beter’. Op den duur raak je er gedemotiveerd van, ze heeft immers toch goed gewerkt? Ik geef haar dan tenminste een echt compliment, want anders denkt ze opnieuw dat het weer niet goed genoeg was.” “Ik ga met de regelmaat van de klok uitleg vragen aan de school, op zoek naar een goed antwoord. Als ik dan ook nog aan externen vraag waarom ze vanuit de school die kinderen dan naar het bijzonder onderwijs willen sturen, kunnen ze mij ook geen antwoord geven. Ondertussen kan ik die mensen van de school ook tegenspreken, vroeger zou ik dat niet zo snel gedaan hebben. Moesten ze mij toen zoiets gezegd hebben, zou ik die mensen blindelings vertrouwd hebben. En nu kan ik dat doen, omdat ik heel wat mondiger ben geworden door mijn opleiding en mijn werkervaring hier. Maar andere mensen worden wel slachtoffer van die praktijken. Het is veel te gemakkelijk om kinderen uit arme gezinnen zomaar af te schrijven en ze naar het buitengewoon onderwijs door te sturen, zodat ze zich daar maar wat kunnen bezighouden. Dat halveert al de kansen van die kinderen voor eender wat ze later zouden willen doen. Een privéleraar, om te helpen sleutelen aan hun zwakkere punten, is ook geen echte oplossing, want je moet het kunnen betalen. Dat is voor arme mensen geen optie. Eigenlijk zou je zo’n begeleiding moeten kunnen creëren binnen de schooluren, door bijvoorbeeld leraar-stagiairs beter in te schakelen.”
Bron: www.vlaams-netwerk-armoede.be
Vlaams Netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen Het Vlaams Netwerk samengevat: armen verenigen zich, nemen het woord en laten het beleid horen en zien wat er anders kan en moet. In het Vlaams Netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen, werken een vijftigtal verenigingen samen met het uiteindelijke doel armoede en sociale uitsluiting uit te bannen. In de verenigingen staan mensen die in armoede leven centraal. Zij nemen er op alle niveaus het woord. De verenigingen gaan actief op zoek naar mensen die in armoede leven om hen te betrekken bij de werking, hen het woord te geven, te ondersteunen om meer greep te krijgen op hun eigen situatie en in actie te komen tegen maatschappelijke onrechtvaardigheden. De verenigingen kunnen voor ondersteuning van hun werking beroep doen op het team van het Vlaams Netwerk. Ook de onderlinge uitwisseling van ervaringen, visies, succesverhalen en leerprocessen tussen de verenigingen is een belangrijke opdracht voor het Vlaams Netwerk. Een overzicht van de verenigingen die deel uitmaken van het Vlaams Netwerk vind je terug op: www.vlaams-netwerk-armoede.be. Rond de thema’s wonen, werk en onderwijs gaat het Vlaams Netwerk actief op zoek naar informatie, ervaringen van mensen in armoede en bondgenoten om voorstellen en acties te doen die leiden tot een beleid dat armoede voorkomt en wegwerkt. Op verzoek van de aangesloten verenigingen neemt het Vlaams Netwerk ook andere thema’s op in haar contacten met de overheid. Het Vlaams Netwerk bundelt de meningen en ervaringen en stapt ermee naar de overheid. Vriendelijk als het kan, kwaad als het moet. Het Vlaams Netwerk tracht de negatieve beeldvorming rond mensen die in armoede leven te doorbreken. Ieder jaar op 17 oktober, de Werelddag van verzet tegen armoede, komt het Vlaams Netwerk met haar verenigingen en bondgenoten naar buiten om steun te vragen voor de strijd tegen armoede.
Een bijkomend probleem is de opmars van het computergebruik en internet in het dagdagelijkse leven. De overheid investeert dan wel op verschillende manieren om de toegankelijkheid van digitale informatie te verbreden, maar slaagt jammer genoeg niet altijd in haar opzet. Inge Vervaecke ziet sowieso al een probleem met gratis internet en computers in publieke ruimten zoals bibliotheken of culturele centra: “Als kinderen thuis een computer hebben, zitten ze gewoonweg meer op hun gemak. Mensen die er geen hebben moeten zich ook eerst nog eens verplaatsen en zijn gebonden aan openingsuren. Trouwens, niet in alle ste-
den en gemeenten zijn deze mogelijkheden al goed uitgebouwd. Het is nodig dat op beide sporen nog werk wordt geleverd, zowel aan het voorzien van voldoende computer- en internetvoorzieningen in publieke ruimtes als aan het mogelijk maken van privégebruik.” En wat dan met de steun die de overheid biedt bij de aankoop van een nieuwe pc, zoals ‘Pc Privé’? Swa: “Diegene die daar het meest van profiteren zijn eigenlijk al eerder middenklasse. Daar is op zich niets mis mee, maar men is er niet in geslaagd de echt armen te bereiken. Dat gebeurt trouwens vrij vaak, dat de overheid een bepaalde maatregel neemt die
bedoeld is voor mensen in armoede, maar uiteindelijk alleen maar ten goede komt van de middenklasse. Dat was hetzelfde verhaal met de stookolie. Arme mensen stoken niet met mazout, die gebruiken hout of kolen. Om een tank van 2.000 liter bij te vullen moet je al een hele som ineens kunnen neerleggen en dat hebben arme mensen niet. Die gaan dus op zoek naar alternatieven. Van kolen kun je een zakje per keer kopen. Anders ben je meer dan een maandinkomen kwijt in één keer.” Heel erg enthousiast over de voorzieningen in publieke ruimten is hij ook niet, want deze zijn geen oplossing voor mensen die zich
NOVEMBER- DECEMBER 2007
15
Dossier
sociaal isoleren: “Er was een periode dat ik mezelf 15 jaar lang heb opgesloten. Het enige moment dat ik buiten kwam was als ik een stempel ging halen voor de werkloosheidscontrole. Ik wou niets meer met andere mensen te maken hebben. Tja, op zo’n moment heb je natuurlijk niet veel aan een
Ook de toegang tot het gerecht is voor mensen die in armoede leven geen evidentie. Verschillende mechanismen liggen aan de basis van dit probleem. De meest aangehaalde zijn het simpele feit dat deze mensen zich niet altijd bewust zijn van de rechten die ze genieten, een gebrek aan informatie
zijn die zich wenden tot organisaties voor juridische bijstand. Swa kent die mechanismes ook: “Het is eigenlijk heel simpel, wij procederen gewoon niet. Want of je nu wint of verliest, uiteindelijk verlies je toch altijd door de gevolgen ervan. Stel dat je in je rechten geschonden bent en je wint de zaak,
“Het recht om je rechten af te dwingen mankeren wij eigenlijk.” SWA SCHYVENS
openbare ruimte. Mijn enige contact met de buitenwereld was op dat moment de televisie en die hebben ze toen nog willen afpakken, want tv en het OCMW dat gaat niet samen (nvdr.: het OCMW definieert tv’s soms als luxeproducten, die aanleiding kunnen geven tot het classificeren van mensen als niet-hulpbehoevend). Bij mensen die geen enkele andere vorm van entertainment hebben… We gaan niet naar de cinema, naar het toneel… Maar wat als je dan ook nog eens in de stad woont en je de kinderen niet zomaar buiten kan laten spelen zonder gevaar?”
16
NOVEMBER- DECEMBER 2007
over juridische bijstand, angst om voor een rechtbank te verschijnen, de kosten die inherent zijn aan de rechtsgang, angst voor de gevolgen van een beslissing (zelfs indien deze gunstig zou uitvallen is het niet evident om een procedure te starten tegen een dienst of persoon waarvan men in de toekomst afhankelijk zal blijven). Het gevolg hiervan is dat arme mensen minder gebruik maken van het gerechtelijk apparaat en er dus minder in slagen hun rechten af te dwingen. Ook hier merken we weer dat het vooral mensen uit de sociale middenklassen
dan heb je verloren, want je moet uiteindelijk terug naar dat OCMW of die huisbaas... Je bent afhankelijk van diegene die tegenover je zit en uiteindelijk kan je alleen maar ja knikken, of je nu akkoord gaat met die persoon of niet. Het recht om je rechten af te dwingen, mankeren wij eigenlijk. En als je zelf niet procedeert, maar voor het gerecht wordt gedaagd, om welke reden dan ook, dan ga je niet. Je weet sowieso dat je gaat verliezen. Je wordt immers niet voor het gerecht gedaagd als je niets mis hebt gedaan (of daar ga je dan toch van uit). Meestal als je voor de rechtbank gedaagd wordt, is dat omdat je je schulden niet hebt betaald. Die angst voor het gerecht, dat apparaat, is trouwens zo groot… En in het algemeen zijn we het al niet gewend onze rechten af te dwingen, eigenlijk zijn wij gewend (zeker de oudere generatie armen) om te doen wat andere mensen zeggen. Je groeit daarin op. Je ziet mensen van verschillende diensten over de vloer komen en tegen je ouders zeggen wat zij moeten doen, hoe ze het moeten doen, wanneer ze het moeten doen. En dat patroon herhaalt zich wanneer je zelf in de hulpverlening terecht komt. Eigenlijk zou het veel beter zijn moesten ze je gewoonweg begeleiden bij het maken van keuzes door het verduidelijken van je opties. Zo lopen er in de dienstverlening jammer genoeg wel niet veel mensen rond.” Inge Vervaecke: “Binnen de OCMW’s is
het echt heel belangrijk dat er meer mensen zouden rondlopen die meer met de armoedeproblematiek vertrouwd zijn. Ik hoor ook vaak dat de maatschappelijke werkers daar mensen ontvangen op een bureautje met strikte afspraken, een beetje zoals een consultatiebezoek bij een dokter. Het is niet zo dat zij veel tijd hebben voor informele contacten, die ook nodig zijn, zeker voor het opbouwen van een vertrouwensband.” Het is een weerkerend onderwerp in ons gesprek geworden, de vertrouwenspersoon. De nood aan iemand die onvoorwaardelijk de arme persoon, die daar behoefte aan heeft, kan steunen en advies verlenen, is blijkbaar groot. Volgens Swa zouden dergelijke personen best vanuit de hulpverlenende organisaties zelf kunnen komen, zolang hun loyauteit meer bij de armen ligt en niet bij hun dienst. Dat ze hierdoor dan wel op een slappe koord zullen moeten dansen om het evenwicht tussen de loyauteit aan de werkgever en de personen die ze moeten helpen te vrijwaren, beseft hij maar al te goed. Volgens hem zouden straathoekwerkers een goed middel zijn om armen die sociaal geïsoleerd zijn te bereiken. Zij kunnen een goede en gerichte doorverwijzing naar de verenigingen en hulpverlenende organisatie verzorgen. Meer en meer lees je ook over mensen die zichzelf in de problemen werken door een heleboel zaken op krediet te kopen, via VISA-kaarten of persoonlijke leningen bij banken (zie ook het recente schandaal rond de ‘financiële valkuilpolitiek’ van Citibank). Volgens Swa gaat het dan evenwel niet noodzakelijk over armen: “Ik weet niet goed hoe ze dat aan ons linken. Mensen in armoede lenen volgens mij geen geld bij de banken. Toch niet voor grote aankopen, want zo’n grote hoeveelheid geld in een keer lenen, is echt niet aan ons besteed. Wat wel gebeurt, is dat we ons in de schulden steken door aankopen op krediet bij de catalogi of in grootwarenhuizen. Zoals
voor de aankoop van een wasmachine. Zo wonen wij zelf in een dorp zonder wasserette, die zijn ondertussen overal aan het verdwijnen, op 30 km van de stad. In zo’n situatie koop je wel een machine voor bij je thuis, want het is anders niet te doen om telkens met die berg was heen en
in de schulden zetten, niet door grotere leningen bij kredietinstellingen. Zelf ken ik niemand die €10.000 of €20.000 leent om het een of ander te kopen. Natuurlijk, als de ene dag uw wasmachine kapot gaat en de dag daarna de tv, dan heb je pech, dan heb je ECHT pech.”
weer te zeulen. En je moet je kleren kunnen wassen, dat is logisch. Je zoekt dus naar de goedkoopste wasmachine en probeert die dan af te betalen in schijven. Want de hele prijs in één keer ophoesten, is te veel. En zó zetten wij ons in de schulden. Je wasmachine gaat kapot en dan je gasfornuis, dat je ook meteen moet vervangen, je kan moeilijk elke dag naar de frituur. Dan is de aantrekkingskracht van die kredietkaarten die je nu in de grote winkelketens kunt krijgen ineens ook wel erg groot. Die kan je overigens dan ook nog eens gebruiken om eten te kopen. Als je op één of ander moment zonder geld valt, dan kan je toch een aantal dagen overbruggen tot de volgende keer dat je weer geld hebt. Je moet dat natuurlijk wel terugbetalen, samen met de interesten. Je betaalt dan interesten op iets wat levensnoodzakelijk is. Enfin, logisch is dit niet echt. Dat is volgens mij eerder de voornaamste manier waarop wij ons
Het is duidelijk dat er op het vlak van administratieve emancipatie van arme personen nog heel wat werk te verrichten en dat de overheid bewust inspanningen zal moeten leveren om haar communicatie op een dergelijke wijze in te richten dat ze voor iedereen toegankelijk en begrijpbaar blijft. Vanaf jonge leeftijd op een serieuze wijze investeren moet alvast een minimum zijn. Het kan niet dat bepaalde categorieën van mensen al op voorhand door bepaalde onderwijsinstellingen afgeschreven worden. Het aanwerven van vertrouwenspersonen met ervaring op het gebied van armoede in de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn en andere hulpverlenende organisaties zou ook een grote stap vooruit betekenen, net als de humanisering van sommige bureaucratische regeltjes. De manier waarop deze personen voorlopig voortdurend uit de boot blijven vallen voor de meest elementaire sociale, economische, juridische en administratieve zaken dient dringend aangepakt te worden.
NOVEMBER- DECEMBER 2007
17
Dossier
Armoede en onderwijs – Hoe het Vlaamse onderwijsbeleid sterk wil zijn voor de zwakken John De Plecker & Ella Desmedt raadgevers Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming Frank Vandenbroucke
Armoede hoeft geen probleem te zijn voor de schoolcarrière van een leerling. Arm is immers zeker niet gelijk aan dom. Te vaak ervaren leerlingen van ouders met een laag inkomen echter wel dat schoolsucces voor hen niet evident is. Enerzijds omwille van de nog steeds bestaande financiële drempels: sommige scholen of studierichtingen zijn ‘duurder’ dan andere en bijgevolg voor arme leerlingen de facto niet toegankelijk. Anderzijds omdat financiële armoede vaak gepaard gaat met andere problemen, zoals een precaire job, een laag opleidingsniveau, een slechte gezondheid of een taalachterstand, waardoor het veel moeilijker is om aansluiting te vinden bij de eisen die op school worden gesteld. Ook voor leerkrachten is het een dagelijkse uitdaging om kinderen uit deze complexe thuissituaties gelijke kansen op uitstekend onderwijs te bieden. Het onderwijsbeleid dient ervoor te zorgen dat de school deze sociale ongelijkheid reduceert in plaats van reproduceert. Ondanks alle inspanningen in het verleden, lijkt dat in Vlaanderen niet zo goed te lukken. De kloof tussen de sterkste en de zwakste leerlingen is bij ons nog steeds groter dan elders in Europa en blijkt te lopen langs sociaal-economische en etnische breuklijnen. De meest in het oog springende studie op dat gebied is ongetwijfeld het PISA-onderzoek 2003. De studie toont ons in de eerste plaats dat factoren van schools succes, zoals slagen, bepaalde studieoriëntering en schoolresultaten, sterk socio-economisch gecorreleerd zijn. Daarnaast moeten we vaststellen dat, binnen de OESO, Vlaanderen een koppositie inneemt inzake het bestendigen van sociale achterstelling via onderwijs.
18
NOVEMBER- DECEMBER 2007
Het Gelijke Onderwijskansendecreet van 2002 vormt de basis van het huidige Vlaamse gelijke onderwijskansenbeleid. In deze bijdrage gaan we in op enkele pistes die nu worden bewandeld om dit beleid te versterken en uit te diepen.
Materiële drempels wegwerken
sing zijn op alle ouders, ongeacht het inkomen. Het gaat hier niet om maatregelen die de ambitie hebben om onderwijs volledig kosteloos te maken. Er is niks fout mee tegen ouders te zeggen dat het onderwijs van hun kind nog iets mag kosten. De grote ambitie van dit decreet is ervoor te zorgen dat de
en voor ééndaagse activiteiten (theaterbezoek, schoolreis…). Anderzijds een minder scherpe maximumfactuur over het volledige lagere onderwijs heen voor de meerdaagse uitstappen (bosklassen, zeeklassen…). Al deze maatregelen gaan gepaard met een forse stijging van de werkingsmiddelen van de scholen. Het afbakenen van wat
schoolkeuze die ouders maken niet afhangt van de kost die door de school aan de ouders zal worden doorgerekend. We willen met andere woorden af van het gegeven dat sommige scholen via een weliswaar zeer attractief, maar tegelijk zeer duur aanbod, zorgen voor een sociale segregatie tussen scholen. Om dit tegen te gaan werden de kosten die aan ouders worden doorgerekend opgedeeld in een aantal categorieën. Kosten verbonden met materialen die als het ware behoren tot het dagdagelijkse klasgebeuren moeten kosteloos worden aangeboden. Alle details daarover zijn te vinden op de website www.schoolkosten.be. Vanaf het schooljaar 2008-2009 wordt in het basisonderwijs voor twee andere categorieën gewerkt met een maximumfactuur. Enerzijds een scherpe maximumfactuur voor verplichte materialen die niet behoren tot de categorie ‘kosteloos’ (bijvoorbeeld het verplicht gebruik van een tijdschrift in de klas)
kosteloos moet zijn en van de maximumfacturen mag immers geen hypotheek leggen op de aantrekkelijkheid en de kwaliteit van ons basisonderwijs. We sluiten niet uit dat een aantal scholen zullen moeten nadenken over hun kostenbeleid naar ouders en over het aanbod van extra muros activiteiten, maar het gros van de scholen zal dankzij de sterke stijging van de werkingsmiddelen in de mogelijkheid zijn om een levendig en attractief onderwijs aan te bieden.
Eén van de speerpunten van het gelijke kansenbeleid van minister Vandenbroucke bestaat uit het wegwerken van de materiële of financiële drempels in onderwijs. Deze drempels situeren zich op verschillende niveaus en zijn, rechtstreeks of onrechtstreeks, hinderpalen voor de onderwijskansen van kinderen uit kansarme gezinnen. Rechstreeks, wanneer de kostprijs van onderwijs, onder welke vorm ook, kinderen verhindert te participeren aan dat onderwijs, maar ook onrechtstreeks, wanneer deze kost het maken van fundamentele keuzes beïnvloedt. Van bij het begin van de legislatuur werd daarom een coherente beleidsvisie ontwikkeld die in hoofdorde focust op drie belangrijke doelstellingen: het in algemene termen beheersen van de schoolkosten, het voorzien in selectieve voorzieningen voor gezinnen met een lager inkomen en het garanderen van voldoende middelen voor de scholen, rekening houdend met hun leerlingenpopulatie. Deze drie doelstellingen worden gerealiseerd via evenveel decreten. Deze decreten zijn echter met elkaar verbonden. Samen moeten zij ervoor zorgen dat we in Vlaanderen de komende jaren onderwijs van hoge kwaliteit kunnen aanbieden aan de kinderen van alle ouders, ongeacht hun herkomst of socio-economische achtergrond. Kostenbeheersing De recent genomen maatregelen inzake kostenbeheersing zijn van toepassing op het basisonderwijs. Zij moeten ervoor zorgen dat de schoolkosten die aan ouders worden doorgerekend, worden beperkt. Het gaat hier dus duidelijk om maatregelen die van toepas-
School- en studietoelagen Naast de algemene maatregelen in het kader van de kostenbeheersing in het basisonderwijs, is er ook nood aan meer selectieve maatregelen voor mindervermogende gezinnen. Daarom werd het systeem van studietoelagen grondig herzien. In het hoger onderwijs voldoet het bestaande systeem aan de verwachtingen. De voorziene toelage-
NOVEMBER- DECEMBER 2007
19
Dossier
bedragen zijn relatief hoog en de inkomstengrenzen zorgen ervoor dat ongeveer 1 student op 4 in aanmerking komt voor een toelage. Uit een recente studie van professor Cantillon (Student in de 21ste eeuw) blijkt dat de combinatie van studietoelagen, kinderbijslag, fiscaliteit en laag inschrijvingsgeld
aanmerking zal komen voor een toelage. De toelagebedragen in het basisonderwijs zijn minder hoog dan in de andere niveaus, maar in combinatie met de regels rond maximumfactuur zorgen ze er wel voor dat voor de gezinnen met recht op een toelage het basisonderwijs echt ‘kosteloos’ wordt. Naar een nieuw financieringssysteem voor het leerplichtonderwijs
ervoor zorgt dat Vlaanderen één van de meest toegankelijke systemen van hoger onderwijs heeft. Anders is het gesteld met basis en secundair onderwijs. In het secundair onderwijs heeft de niet-indexering van toelagebedragen en inkomstengrenzen er de voorbije decennia voor gezorgd dat het systeem fors werd uitgehold. Tot vorig jaar kwam nog ongeveer 1 leerling op 7 in aanmerking voor een toelage. In het basisonderwijs kennen we geen systeem van toelagen. Hierin komt nu verandering. Voor alle niveaus (basis, secundair en hoger onderwijs) zullen in de toekomst dezelfde inkomstengrenzen worden gehanteerd. Dit heeft verschillende voordelen. Enerzijds weet een ouder dat wanneer het kind in een bepaald onderwijsniveau in aanmerking komt voor een toelage, dit ook geldt voor andere kinderen in andere onderwijsniveaus. Dit moet er ondermeer ook voor zorgen dat mogelijke ‘non take-up’ wordt vermeden. Ouders zullen, bij ongewijzigd inkomen, al van in de kleuterschool weten of het kind later in secundair en hoger onderwijs in
20
NOVEMBER- DECEMBER 2007
De derde pijler van de visie inzake het wegwerken van materiële drempels houdt verband met de werkingsmiddelen die aan scholen worden toegekend. Vandaag worden werkingsmiddelen aan scholen toegekend zonder rekening te houden met de leerlingenkenmerken van zo’n school. Dit in tegenstelling tot de omkadering. Het aantal lestijden of uren-leraar waarop een school recht heeft wordt immers meebepaald door de socio-economische kenmerken van de leerlingen in die school. Ook voor de toekenning van de werkingsmiddelen willen we overstappen naar een gedifferentieerde toekenning op basis van een set van relevante leerlingenkenmerken. In de eerste plaats willen we hiermee ‘witte’ scholen aanzetten om zich open te stellen voor een divers publiek. We zien het nieuwe financieringssysteem dus als een incentive tot diversiteit. Maar daarnaast stellen we toch ook vast dat een school met een kansarmer publiek vaak meer financiële lasten heeft. Enkele voorbeelden daarvan zijn de nood aan het voorzien van sociale tolken, extra nood aan nascholing van het schoolteam, het verwerven van bijkomende pedagogische methodes, het aankopen van extra didactisch materiaal, het compenseren van een lager cultureel kapitaal… De uitvoering van deze beleidsintenties staat de komende maanden op de agenda en zou medio 2008 haar beslag moeten krijgen.
Het Vlaamse beleid lokaal versterken Zoals gezegd zijn financiële moeilijkheden in gezinnen die in armoede leven doorgaans niet het enige probleem.
Problemen op school ook niet. Opvoeding, gezondheid, huisvesting, werk, maatschappelijke integratie…: ook op al deze punten kan het mislopen. In het beste geval komt er hulp van opvoedingsondersteuning, eerstelijnsgezondheidszorg, sociale huisvesting, VDAB, integratiecentra… In realiteit sputtert dat netwerk van voorzieningen ook wel eens en zitten hulpverleners net als leerkrachten met de vraag hoe ze hun aanbod kunnen verbeteren voor die moeilijk te bereiken kansarme doelgroep. Het is dus duidelijk dat alle verantwoordelijkheid voor de succesvolle schoolloopbaan van leerlingen uit kansengroepen niet op de schouders van individuele scholen kan worden gelegd. Voor die andere problemen die zich op school laten voelen, zit de echte deskundigheid immers buiten de schoolmuren. Maar ook van de scholen vragen we onderlinge solidariteit: het kan niet dat binnen eenzelfde stad of gemeente alle arme leerlingen geconcentreerd zitten in enkele scholen, terwijl de andere scholen de andere kant op kijken. ‘De school staat niet alleen’, het mantra gelanceerd in 1994 door de Koning Boudewijnstichting, krijgt in het huidige onderwijsbeleid stilaan meer en meer structureel vorm. Het lokale niveau van steden en gemeenten lijkt ons de meest aangewezen plaats om dit overleg en deze broodnodige samenwerking te realiseren. Lokale overlegplatforms of LOP’s Sinds het schooljaar 2002-2003 zijn er in Vlaanderen 69 Lokale Overlegplatforms of LOP’s actief. Uit de evaluatie van het non-discriminatiebeleid en het bijbehorende overleg dat in sommige steden en gemeenten reeds bestond, bleek immers dat het succes van dit beleid voor een groot deel berustte op lokale dynamieken en sociale evoluties. Met de LOP’s wilde men deze lokale dynamiek een nieuw elan geven. De huidige LOP’s worden per onderwijsniveau georganiseerd. Alle scholen en Centra voor Leerlingen -
begeleiding gelegen in het werkingsgebied van een LOP nemen verplicht deel. Verder zitten de vakorganisaties, de ouderverenigingen, de leerlingenraden (enkel in het secundair onderwijs), de socio-economische en -culturele partners, de organisaties van etnisch-culturele minderheden, de verenigingen waar armen het woord nemen, de integratiesector, de onthaalbureaus en het schoolopbouwwerk mee rond de tafel. Elke LOP heeft een voorzitter en wordt inhoudelijk en organisatorisch begeleid door een deskundige-ondersteuner. In het GOK-decreet worden tien welomschreven opdrachten voor de LOP’s vastgelegd, namelijk: 1. het opmaken van een omgevingsanalyse inzake ongelijke onderwijskansen binnen het werkingsgebied; 2. het maken van afspraken over het nastreven van de doelstellingen van het GOK-decreet, met name ‘het realiseren van optimale leeren ontwikkelingskansen voor alle leerlingen, het vermijden van uitsluiting, segregatie en discriminatie en het bevorderen van sociale cohesie’; 3. het maken van afspraken inzake de opvang, het aanbod en de toeleiding van leerlingen naar het onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers; 4. het herberekenen van de relatieve aanwezigheid van leerlingen die beantwoorden aan ten minste één van de gelijke kansenindicatoren in het werkingsgebied; 5. het maken van afspraken over de uitoefening van de bemiddelingsbevoegdheid bij betwistingen inzake het inschrijvingsrecht; 6. het maken van afspraken over het hanteren van gezamenlijke inschrijvingsperiodes; 7. het maken van afspraken over de toepassing van de voorrangsregels voor broertjes en zusjes en voor leerlingen die beantwoorden aan de gelijke kansenindicatoren; 8. het maken van afspraken over de communicatie over het inschrijvingsbeleid van de scholen;
9. het vastleggen van de criteria en de procedures volgens dewelke scholen voor secundair onderwijs de inschrijving van elders definitief uitgesloten leerlingen kunnen weigeren; 10. het ontwikkelen van instrumenten om dubbele inschrijvingen te voorkomen.
non-discriminatieoverleg. Het water tussen de verschillende scholen en tussen het onderwijs en de andere sectoren was vaak erg diep en er diende soms heel wat wantrouwen te worden weggewerkt. Tegelijk horen we dat deze moeilijke periode van aftasten op de meeste plaatsen nu wel achter de rug is en dat er constructief wordt
Ook wat betreft het stimuleren van kleuterparticipatie en de aanpak van spijbelen zullen de LOP’s in de toekomst hun overlegfunctie moeten opnemen. Op dit moment wachten we op de wetenschappelijke evaluatie van vier jaar LOP-werking. De interne evaluatie op basis van de ervaringen van de LOPdeskundigen en -voorzitters zelf liet echter toch al enkele tendensen zien. Duidelijk is dat lokaal overleg over gevoelige thema’s, zoals het inschrijvingsrecht, nergens gemakkelijk is. Zeker niet in werkingsgebieden waar men nog geen ervaring had met het
samengewerkt. Er werd een draagvlak gecreëerd voor het streven naar gelijke onderwijskansen. Vaak resulteert dit in concrete gezamenlijke initiatieven, zoals vormingsmomenten rond GOKthema’s, gemeenschappelijke informatiecampagnes… We weten dat er nog steeds directeurs zijn die het verplichte lidmaatschap van het LOP als een vervelend verplicht nummertje beschouwen of vinden dat het LOP zich te veel bemoeit met de interne keuken van de school. Anderzijds slagen de niet-onderwijspartners, waaronder de verenigingen waar armen het woord nemen, er niet
NOVEMBER- DECEMBER 2007
21
Dossier
steeds in geschikte mensen te vinden om alle LOP’s te bevolken. Of, misschien andersom, slagen de LOP’s er niet in deze leden te behouden. De wetenschappelijke evaluatie moet ons helpen de afweging te maken tussen de sterke en de zwakke punten van de LOP-werkingen in Vlaanderen en aanbevelingen ter verbetering aanreiken. Brede school Waar de LOP’s duidelijk opgevat zijn als plaatsen van afstemming en overleg, is de Brede School een actief netwerk van partners uit verschillende sectoren in functie van de brede ontwikkeling van kinderen en jongeren. Het is in essentie een pedagogisch project: samen bieden de verschillende partners -bijvoorbeeld een school, een sportclub en het lokale rust- en verzorgingstehuis- een brede leer- en leefomgeving aan, waarbij ook de ouders en de buurt actief betrokken worden. Brede Scholen komen lokaal, bottomup, tot stand, vanuit de behoeften van de verschillende betrokken partners. Op dit moment lopen er 14 proefprojecten Brede School, die van dichtbij door het Steunpunt GOK worden opgevolgd. Dit onderzoek moet uiteindelijk leiden tot beleidsaanbevelingen, maar in tussentijd wordt er ook gerapporteerd over de concrete praktijkervaringen van de huidige Brede Scholen. Deze praktijkfiches zijn te raadplegen op de website, zodat mensen die een Brede School willen starten, alvast kunnen leren van de ervaringen van deze voortrekkers. Belangrijk om weten is dat we Brede School niet uitsluitend zien als een maatregel gericht op kansengroepen. De Brede School is er voor iedereen. Tegelijk stellen we wel vast dat er bij de proefprojecten heel wat GOK-scholen zitten. Het lijkt ons ook niet zo onlogisch dat net die scholen hier de pioniersrol vervullen. Dat was ook in Nederland het geval. Het zijn immers die scholen die het eerst geconfronteerd worden met uitdagingen waar ze alleen geen oplossing voor vinden,
22
NOVEMBER- DECEMBER 2007
daarbij weinig beroep kunnen doen op de draagkracht van de ouders en dus het snelst op zoek gaan naar partners om hun gezamenlijke doelstellingen te realiseren. Lokaal flankerend onderwijsbeleid Het ‘decreet betreffende het flankerend onderwijsbeleid op lokaal niveau’ moet de kers op de taart worden wat betreft de versterking van het Vlaamse gelijke onderwijskansenbeleid op lokaal niveau. Het wordt dit najaar ter stemming aan het parlement voorgelegd. Sinds het schooljaar 2005-2006 ontvangen de centrumsteden subsidies om lokaal onderwijsprojecten op te zetten. Jaarlijks wordt daar 1,5 miljoen euro voor uitgetrokken. We stellen immers vast dat in grootstedelijke en stedelijke gebieden bepaalde onderwijsproblematieken meer voorkomen: een grotere schoolse vertraging, meer spijbelaars, stadsvlucht, meer kansarmoede, een hogere ongekwalificeerde uitstroom… Bovendien kent elke stad haar eigenheid, waardoor een specifieke lokale aanpak nodig is. Het decreet zal onder meer deze subsidies een structurele basis geven. We verwachten in ruil daarvoor dat de steden een doordacht lokaal onderwijsbeleid zullen voeren, waarbij ze niet enkel inrichtende macht zijn van hun eigen scholen, maar een neutrale positie innemen om beleid te kunnen voeren ten aanzien van scholen van alle netten. Om in aanmerking te komen voor subsidies, zullen ze een onderwijsplan moeten opmaken dat tot stand komt in overleg met alle betrokken actoren uit onderwijs en andere sectoren. De LOP’s moeten zeker bij de opmaak van dit plan betrokken worden en ze moeten minimaal hun advies geven over de projecten die een stad wil opzetten in basis- en secundair onderwijs. Op deze manier hopen we lokale besturen te stimuleren hun rol als ‘verbindingsstad’ op te nemen door lokale, op specifieke situaties toegesneden oplossingen te zoeken voor de onderwijs- en, ruimer, de samenlevingsproblemen die er zich stellen.
Conclusie en oproep Zoals in de inleiding gesteld, slaagt onderwijs er vandaag niet in om sociale ongelijkheid te reduceren. We stellen minstens vast dat ons onderwijssysteem deze ongelijkheid in stand houdt, ja zelfs versterkt. Verschillende wetenschappelijke onderzoeken hebben dit reeds meermaals aangetoond en vele wetenschappers en beleidsverantwoordelijken trachten een correcte analyse te maken. Sommige antwoorden liggen voor de hand, maar recepten met garantie op succes lijken voorlopig niet voor handen. Binnen het bestek van dit artikel hebben we trachten aan te tonen welke beleidsmaatregelen kunnen en zullen worden genomen om de armoedeproblematiek vanuit onderwijs aan te pakken. Maar enkel middelen en beleid zullen niet volstaan. Scholen zullen moeten doordrongen geraken van het feit dat men voor alle kinderen de lat hoog moet leggen. Elke leraar moet zich bewust zijn van het feit dat alle jongeren talenten hebben. Die talenten moeten worden aangeboord. We weten dat dit bij het ene kind al makkelijker gaat dan bij het andere. Daarom is een volgehouden inspanning van het hele schoolteam noodzakelijk. Enkel onder die voorwaarde kan het Vlaamse onderwijs zijn emancipatorische rol spelen. En tot besluit nog dit: scholen bevinden zich niet op een eiland. Ze zijn slechts één van de vele maatschappelijke actoren die een verantwoordelijkheid dragen in het terugdringen van armoede. Kwaliteitsvol onderwijs voor allen kan ongetwijfeld bakens verzetten, maar we zullen de steun van alle maatschappelijke actoren nodig hebben om het tij ‘echt’ te keren. Links www.schoolkosten.be www.studietoelagen.be www.ond.vlaanderen.be/gok/lop/ www.ond.vlaanderen.be/bredeschool/ www.ond.vlaanderen.be/lokaalbeleid/
rijk
Dossier
Alle zelfstandigen
Jenoff Van Hulle consulent-stafmedewerker
A AN
HET ZELFSTANDIG ONDERNEMERSCHAP KLEVEN HEEL WAT CLICHÉS .
HARDNEKKIGE IS DAT ZELFSTANDIGEN GEEN ARMOEDE KENNEN .
ZEN NOCHTANS OP HET TEGENDEEL .
DIE HARDE BEWIJZEN .
WANT
T OCH
H ET
MEEST
C IJFERGEGEVENS
WIJ -
LIJKEN WEINIGEN ONDER DE INDRUK VAN
EEN DEGELIJKE AANPAK VAN HET PROBLEEM BLIJFT UIT.
“Structureel gezien staan zelfstandige ondernemers in moeilijkheden vandaag nog steeds in de kou.” JOHAN LAMBRECHT
Tussenstap In oktober 2007 ging vzw Tussenstap van start. Het initiatief gaat uit van UNIZO (Unie van Zelfstandige Ondernemers) en SVMB (Sociaal Verzekeringsfonds voor Zelfstandigen) en “biedt een integrale begeleiding aan gefailleerde ondernemers”, verklaart Pol Vermoere, coördinator van Tussenstap. “Dit betekent dat we voorzien in sociale en juridische adviesverlening, maar ook in psychosociale begeleiding aan zelfstandigen die failliet zijn verklaard. Een zelfstandige vereenzelvigt zich zodanig met zijn zaak dat een mislukking van de zaak aanvoelt als een persoonlijke mislukking. En de reacties van de omgeving versterken die ervaring alleen maar. Daarom wil Tussenstap in eerste instantie de gefailleerde ondernemer de kans geven terug op adem te komen. Pas dan kunnen we werken aan een oplossing die ook gedragen wordt door de persoon in kwestie.” De dienstverlening steunt volledig op ondernemers die zich vrijwillig engageren om andere ondernemers bij te staan. Hoewel Tussenstap zich in deze fase enkel richt tot gefailleerden, sluit Pol Vermoere niet uit dat de werking zich later uitbreidt naar zelfstandige ondernemers in moeilijkheden. “Maar we
NOVEMBER- DECEMBER 2007
23
Dossier
willen nog niet lopen vooraleer we kunnen stappen”, luidt het.
Blinde vlek “Structureel gezien betekent dit dat zelfstandige ondernemers in moeilijkheden vandaag nog steeds in de kou staan”, aldus professor Johan Lambrecht, directeur van het Studiecentrum voor Ondernemerschap (SVO) aan EHSAL-K.U. Brussel. “Terwijl zij toch wel een grote groep onder de zelfstandigen vormen.” In 2003 publiceerde Johan Lambrecht samen met Ellen Beens het boek Armoede onder zelfstandige ondernemers: een miskende realiteit. Daarin beweren beide auteurs dat 30% van de zelfstandigen in hoofdberoep (de meest verdienenden) twee derden van de inkomenstaart bezit. Dat impliceert dat 70% van de zelfstandigen (de minst verdienenden) maar een derde van de inkomenstaart heeft. Het jaarinkomen van de hoogste 10% verdieners (45.355,91 euro) ligt meer dan 12 keer hoger dan het jaarinkomen van de laagste 10% verdieners (3.655,74 euro). De grote inkomensongelijkheid komt ook tot uiting in het feit dat de zelfstandigen die in de laagste inkomensklasse blijven een veel kleinere jaarlijkse inkomensvooruitgang boeken dan de zelfstandigen die in de hoogste inkomensklasse blijven: 76 euro tegenover 2.880 euro per zelfstandige (37 keer lager voor de periode 1999-2000). De inkomens van zelfstandigen zijn bovendien veel ongelijker verdeeld dan die van de volledige Belgische bevolking: een ongelijkheidsmaatstaf van 0,5 voor zelfstandigen tegenover 0,3 voor de totale Belgische bevolking (een cijfer van 1 wijst op de meest extreme inkomensongelijkheid). Niettegenstaande die resultaten ondertussen vier jaar oud zijn, is de toestand vandaag ongewijzigd volgens Johan Lambrecht. “Bovendien is de situatie soms erger dan de inkomenstatistieken suggereren”, vult hij aan. “Vaak moeten zelfstandigen in moeilijkheden hun persoonlijk vermogen aanspreken om zowel de zaak als het gezin boven water te houden.”
24
NOVEMBER- DECEMBER 2007
Gemiddelde jaarlijkse reële inkomensgroei (periode 1995-2000) van de zelfstandigen met minstens zes jaar inkomen. GEMIDDELDE JAARLIJKSE INKOMENSVERANDERING PER ZELFSTANDIGE (EURO)
GEMIDDELDE JAARLIJKSE REËLE GROEI (%)
ALGEMEEN
+709,16
+1,55
HOOGSTE INKOMENSKLASSE
+2.274,86
+2,31
LAAGSTE INKOMENSKLASSE
-14,95
-2,23
Bron: Armoede onder zelfstandigen: een miskende realiteit
Een ongeluk bij een ongeluk Dat overkwam ook Frank die geruime tijd een succesvolle zaak van bed- en keukenlinnen runde. Tot in 2001 een samenloop van omstandigheden roet in het eten strooide: de aanslagen op de Twin Towers in New York, zijn beste klant die ernstig ziek werd en zijn grootste leverancier die begon te sjoemelen met de kwaliteit van het linnen. Gevolg: dalende inkomsten omdat de stock blokkeerde en stijgende uitgaven omdat zijn nieuwe leverancier minder gunstige voorwaarden bood dan de vorige. “Daarom kon ik een afbetaling van 10.000 euro niet aflossen”, vertelt Frank. Ik had 6.500 euro te kort. Dus ging ik naar de bank met de vraag of ze mijn krediet tijdelijk wilden verhogen. Maar ik kon geen cent krijgen. Wanneer ik hen vroeg of er een andere mogelijkheid bestond, vertelden ze me dat ik mijn eigendommen moest verkopen.” Frank had op dat moment
een kredietlijn van 210.000 euro uitstaan. Zijn drie eigendommen, die samen minsten twee keer zoveel waard waren als het bedrag van het toegekende krediet, fungeerden als onderpand. “Kort nadat ik hen had verteld dat ik naar een andere bank zou overstappen omdat die betere voorwaarden gaf, ging er 3.525 euro van mijn rekening. Ik dacht dat het een verkeerde boeking was. Maar het waren de kosten die ik moest betalen voor de omzetting van mijn waarborg in hypotheek. Wat betekende dat ik niet meer weg kon bij mijn bank.” Ondertussen zijn twee van de drie eigendommen verkocht. “En nog altijd zijn we niet zeker dat we onze laatste eigendom, waarin we zelf wonen, zullen kunnen houden”, vertrouwt zijn vrouw me enigszins bezorgd toe. “Gelukkig hebben we Dirk Verschoore van vzw Efrem leren kennen via een programma op de radio. Anders hadden we deze nachtmerrie misschien nooit overleefd.”
Efrem De zetel van vzw Efrem is gevestigd in Mesen, diep in de westhoek, vlak voor de grens met Frankrijk. “Door de beperkte middelen zijn we genoodzaakt om ons hier te vestigen”, verklaart Dirk Verschoore. Efrem is een
schappelijk werker bij het OCMW. Daardoor kwam ik regelmatig in contact met zelfstandige ondernemers in moeilijkheden. En wat bleek? Zowel het OCMW als andere sociale diensten hadden schrik van de problematiek. Ook vandaag nog.” Niettegenstaande artikel 1 van De organieke wet betref-
mogelijkheid te stellen een leven te leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid.” Net zoals Johan Lambrecht concludeert ook hij dat er weinig goodwill is om het probleem aan te pakken. “Ik ben blij dat Tussenstap er is gekomen, want dat wijst toch op een erkenning van de problematiek. Maar of ze hun werking zullen uitbreiden naar zelfstandigen in moeilijkheden valt natuurlijk nog af te wachten.”
Wie mislukt, wordt gestraft “Natuurlijk kijkt men altijd naar de succesvolle ondernemers”, stelt Johan Lambrecht. “Wat zorgt voor een barrière om iets aan de problematiek te doen. Bovendien blijken heel wat zelfstandige ondernemers zelf niet gewonnen voor een oplossing van het probleem. Als ik vertel dat je het sociaal vangnet voor zelfstandigen moet verhogen en beter moet voorzien in een degelijk vervangingsinkomen dan krijg je van sommige zelfstandigen de reactie: “Wij zullen daar zelf wel voor zorgen.” Mislukken behoort volgens hen nu eenmaal tot de risico’s van het vak. Ik vind dat een zeer merkwaardige redenering. Want dat betekent dat het vangnet het minst is ontwikkeld voor diegenen die het grootste risico nemen in onze maatschappij.” “Wij hebben geen ondernemerschapscultuur”, concludeert hij. “Stoppen of mislukken –en stoppen hoeft niet altijd ten gevolge van een mislukking te zijn– wordt gestigmatiseerd. Als je als ondernemer faalt is het heel moeilijk om terug op te staan. Niettegenstaande ondernemers zelf aangeven dat ondernemen een proces is van vallen en opstaan. Succes is een heel relatief begrip. Daarom begrijp ik niet dat men een beleid voert dat daar tegenin gaat. Het is duidelijk dat er nog heel wat clichés moeten worden neergehaald.” Frank is een pseudoniem kleine organisatie die sinds 1997 werkzaam is in geheel West-Vlaanderen voor de begeleiding van zelfstandigen in moeilijkheden en gefailleerde ondernemers. “Vroeger was ik maat-
fende de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn van 8 juli 1976 voorschrijft dat “elke persoon recht heeft op maatschappelijke dienstverlening. Deze heeft tot doel eenieder in de
Links • www.hulporganisaties.be/efremvzw • www.tussenstap.be • www.boerenopeenkruispunt.be
NOVEMBER- DECEMBER 2007
25
Actualiteit
OPINIESTUK
Euthanasie uit de strafwet
Dr. Cosyns wil de discussie over eutha-
handelen, het tweede niet. Voor het
Een patiënt laten inslapen, een behan-
nasie op de agenda van de nieuwe
eerste geen papieren, geen bijkomen-
deling stopzetten, hoort blijkbaar wel
regering. We kunnen hem daarin zeker
de arts, voor het tweede wel.
bij zorgvuldig medisch handelen. En dat
volgen. Het is natuurlijk nogal eigen-
Voor alle duidelijkheid: dr. Cosyns bena-
gebeurt vaak zonder dat zelfs de direc-
aardig dat men een patiënt mag laten
drukt nog eens het belang van zorgvuldig
te familie wordt gehoord, laat staan de
uitdrogen, en dus langzaam laten ster-
handelen. Euthanasie hoort tot de auto-
patiënt. Ik kan dr. Cosyns dus wel vol-
ven, maar dat men aan dat lijden geen
nomie van de mens. Het is de patiënt die
gen wanneer hij dat aanklaagt, het is
einde mag maken met een spuitje. Het
dit vraagt, aan de arts, desnoods via
inderdaad hypocriet. Intussen weten
eerste wordt beschouwd als medisch
omwegen, maar samen met de arts.
we dat dr. Cosyns zijn voornemen niet heeft uitgevoerd en wel degelijk zal handelen conform de wet. Het is van het allergrootste belang dat we de kans krijgen de hiaten in de wet te bespreken. We mogen niet vergeten dat het voor artsen misschien wel comfortabeler is om met hun patiënten niet te spreken over ongeneeslijk en terminaal en euthanasie. Het zijn natuurlijk geen gemakkelijke gesprekken. En toch, ook dat is een deel van hun taak. We moeten ervoor beducht zijn dat men ons niet inlicht, dat anderen beslissen om ons te laten inslapen of te sedateren. Ook daarvoor moeten we zelf kiezen, dat mag evenmin door anderen bepaald worden. En Hugo Vandenberghe mag gerust zijn: er zijn inderdaad hiaten in de wet, maar die zijn er niet in het vlak van controle, wel in het ongelijk behandelen van mensen. Er is dus nog werk voor de boeg. Sonja Eggerickx voorzitter Unie Vrijzinnige Verenigingen
26
NOVEMBER- DECEMBER 2007
Actualiteit
OPINIESTUK
Reactie Unie Vrijzinnige Verenigingen op interview Mieke Van Hecke in Knack van 29 augustus 2007 De Unie Vrijzinnige Verenigingen las met belangstelling het interview van mevrouw Van Hecke, directeur-generaal van het Vlaams Secretariaat van het Katholiek Onderwijs, in de meest recente editie van het weekblad Knack. Het pleidooi dat ze daarin maakt voor een marginale toetsing door de overheid van levensbeschouwelijke vakken aan de grondrechten, kan volgens ons enkel gesteund worden. Het is wel jammer dat ze hierbij deze discussie lijkt toe te spitsen op de islamlessen, in plaats van de discussie open te trekken naar alle levensbeschouwelijke vakken. Hiermee wekt ze de indruk dat er enkel voor die lessen mogelijke problemen zouden bestaan. Voor onze eigen
lessen
niet-confessionele
zedenleer streven wij deze openheid overigens reeds al lang na, onze leerplannen zijn dan ook gemakkelijk online te consulteren (www.ribz.be). Met dezelfde goede wil zijn we eveneens altijd bereid geweest hierover met de overheid in overleg te treden, mocht dat nodig zijn.
Sonja Eggerickx voorzitter Unie Vrijzinnige Verenigingen
NOVEMBER- DECEMBER 2007
27
Actualiteit
OPINIESTUK
Nabeschouwingen bij een regeringsformatie
DE
REGERINGSFORMATIE HEEFT MIJ ALS GEËNGAGEERD VRIJZINNIGE NIET ALLEEN
DOEN NADENKEN OVER EEN ONAFHANKELIJK
VLAANDEREN
ZO A L S H E T N A A R
VOREN GEBRACHT WORDT DOOR DE BETROKKEN POLITIEKE PARTIJEN EN DOOR DE
MEDIA , MAAR OOK OVER DE CONSEQUENTIES VOOR DE VRIJZINNIGHEID EN VOOR
HET FUNCTIONEREN VAN DE DEMOCRATIE IN DATZELFDE
28
NOVEMBER- DECEMBER 2007
Manipulatie door de media en noodzaak van relativeren van naakte getallen
V LAANDEREN .
De media benadrukken de monsterscore die Yves Leterme heeft behaald bij de laatste verkiezingen: 800.000 voorkeurstemmen. Akkoord, dit is een behoorlijk aantal en in een democratie is de uitslag van de verkiezingen uiteraard essentieel. Maar wat betekenen deze brute getallen? De vergelijking tussen het door Leterme behaalde resultaat en het totaal aantal geldig uitgebrachte stemmen heb ik in onze media haast niet gezien of gehoord. Het wordt er zeker niet benadrukt. Hebben 796.521 Vlaamse kiezers hun voorkeur uitgesproken voor Yves Leterme, dan mogen wij niet vergeten dat daartegenover 3.290.297 Vlaamse kiezers staan die geen voorkeur voor diezelfde Leterme hebben geuit. Daarenboven ging het om federale (nationale) verkiezingen die moeten leiden tot de vorming van een federale (nationale) regering. Vertrekkend van dit feit moeten wij de draagkracht van Yves Leterme nog verder relativeren. Van de 6.614.487 Belgen die een geldige stem hebben uitgebracht stemden slechts 12% op Leterme. Niet minder dan 88% der Belgen hebben dat niet gedaan: in globale aantallen: 5.818.349 kiezers. Mogen wij even onze Grondwet in herinnering brengen, deze specificeert in artikel 42: “de leden van beide Kamers vertegenwoordigen de natie, en niet enkel degenen die hen hebben verkozen.” Mogen wij besluiten dat cijfers relatief zijn en -zeker in de media- slechts tot een beperkte en subjectieve interpretatie leiden?
Het relativeren van de getallen lijkt mij dan ook meer dan wenselijk! Het benadrukken van de monsterscore van Leterme, zowel door de pers als door hemzelf, heeft tot doel te bewijzen dat slechts een persoon eerste minister van België kan zijn en dat is de bezitter van de monsterscore zelf. Onmiddellijk rijzen er enkele vragen: ‘Betekent het behalen van een groot aantal voorkeurstemmen een garantie van bekwaamheid?’ En aansluitend: ‘Welk percentage van stemmen garandeert deze bekwaamheid?’ Het ronselen van kiezers geeft een blijkt van populariteit, maar zeker geen garantie voor bekwaamheid in het leiden van het land. Bekwaamheid en intelligentie in het leiden van het land kan alleen gemeten worden door een evaluatie van het politieke handelen: slaagt de politicus erin een constructief regeringsprogramma op te stellen en uit te voeren dat gedragen wordt door een ruime consensus over de taalgrens heen? De evolutie van de regeringsformatie bewijst de gegrondheid van onze vraagstelling. Yves Leterme is er niet in gelukt, spijts zijn 800.000 voorkeurstemmen, zelf een regeerakkoord uit te werken, hij heeft de hulp moeten inroepen van de drie wijzen, zoals het in zijn denkwereld past: namelijk koning Albert, JeanLuc Dehaene en Herman Van Rompuy. Of hij er in de nabije toekomst in lukt toch eerste minister te worden doet er niet toe, alleen kon hij het niet klaren.
Onafhankelijk Vlaanderen, misschien een verborgen agenda?! In Vlaanderen, maar ook ver daarbuiten stellen wij actieve pogingen vast
tot een conservatieve restauratie. Ter illustratie twee voorbeelden: 1. Na het tweede Vaticaans Concilie in 1970 werd de Latijnse eucharistieviering afgeschaft en vervangen door een viering in de volkstaal. Deze beslissing werd door menig katholiek ervaren als een belangrijke stap in de richting van ontvoogding en democratisering. Paus Benedictus XVI heeft in een decreet de dato 07/07/07 besloten de Latijnse mis weer in te voeren. In de nieuwe versie moet de priester tegemoet komen aan de vraag van de gelovigen. En het gaat niet alleen om een mis in het Latijn. Naast de mis in het Latijn kan men ook vragen naar dopen, communies, huwelijken en begrafenissen in het Latijn. Bovendien kan de priester ook op eigen initiatief het Latijn terug invoeren en als een priester toch zou durven en weigert, dan zal de bisschop het verzoek moeten inwilligen. 2. Een recent artikel in De Standaard van 05/07/07 citeert Le Monde van 08/06/07 waarin verduidelijkt wordt waarom, volgens de huidige voorzitter van het Europees Parlement, de christendemocraat Pöttering, Guy Verhofstadt geen voorzitter van de Europese Commissie mocht worden. Twee redenen worden vooropgesteld: 1. de Belgische regering heeft zich onfatsoenlijk gedragen tegenover Oostenrijk toen de Oostenrijkse katholieken een regering wilden vormen met extreem rechts (Haider). 2. de Belgische eerste minister heeft zich verzet tegen de opname van een verwijzing naar God tijdens de discussie van de Europese Grondwet.
Ik citeer letterlijk wat in Le Monde verscheen: “le premier ministre qui rejette le plus vigoureusement la référence à Dieu dans la constitution européenne.” Is het dan absurd dat wij ons, zeker als vrijzinnig humanist, vragen stellen? In de media worden stappen naar Vlaamse zelfstandigheid stelselmatig voorgesteld als stappen naar ‘goed bestuur’. Dit is zand in de ogen strooien! Politiek gaat in de eerste plaats om macht. Vanuit vrijzinnig perspectief is hier een bijzondere waakzaamheid vereist. Denk even aan de actie die vandaag gevoerd wordt om het creationisme als gelijkwaardig alternatief voor de evolutieleer te doen aanvaarden en aan het in vraag stellen van andere fundamentele humanistische waarden zoals euthanasie, abortus en homohuwelijk. U kan zelf de lijst vervolledigen. De realisatie van deze klerikale, conservatieve doelstellingen vergt politieke macht. En dit lijkt veel eenvoudiger in een zichzelf besturend Vlaanderen dan in de Belgische context. Ter illustratie, het CD&V–NVA-kartel haalt voor de Senaat in België als een geheel genomen 19,42% van de stemmen. Uitsluitend rekening houdend met de Vlaamse kiezers bekomt men echter 31,58%. Deze positie lijkt natuurlijk veel rianter als men de macht ambieert. Zijn alle Vlaamse politici betrokken partij? Natuurlijk niet, en gelukkig bestaat er geen homogene meerderheid. Wij dachten dat de CD&V de gegijzelde was van NVA, maar de volharding in het opstapelen van onhandigheden laat ons veronderstellen dat dit een bewuste techniek is en dat men terug wil naar de vroegere CVP-staat. Wat wij als onhandigheid aanzagen zou
NOVEMBER- DECEMBER 2007
29
Actualiteit
dan wel eens een blijk van eerlijkheid kunnen zijn. Het motto luidt dan niet langer “le CVP nouveau est arrivé”, maar wel “l’ancien CVP est de retour.” En de media, in een eerste fase zongen zij dapper mee in het koor en voedden zo een evolutie die ze misschien niet wensen, en waardoor hun vrijheid van spreken op termijn aan banden kan worden gelegd. Ondertussen gingen de ogen wagenwijd open en kwam er, eerst schuchter, dan meer geaccentueerd, reactie. Is het te laat, neen! Maar actieve waakzaamheid is meer dan geboden. Tenzij! Ja, tenzij men andere dingen beoogt en men persoonlijk voordeel en macht als einddoel stelt.
De fundamenten van een democratie Wij zijn principieel voorstander van een specifieke staatsstructuur namelijk een democratie. De democratie heeft ook haar eisen. De doelstelling ervan is de uitbouw van een pluralistische, open en verdraagzame maatschappij. De verlichting verwoordde deze ideeën in één slogan: ‘Vrijheid, Gelijkheid, Broederlijkheid’. Als vrijzinnige humanisten hebben wij enkele waarden die ons bijzonder dierbaar zijn, zij maken integraal deel uit van de parlementaire democratie. Het democratisch functioneren van de maatschappij is slechts mogelijk indien volgende waarden en attitudes worden aanvaard: assertiviteit, empathie, verdraagzaamheid, solidariteit, naleven van de verplichtingen opgelegd door onze rechtstaat en last but not least verantwoordelijkheid. Geschiedenis is het verleden, maar
30
NOVEMBER- DECEMBER 2007
houdt ook een les voor de toekomst in. Een beetje historische kennis leert ons dat zelfs een parlementaire democratie door het toelaten van specifieke afwijkingen op de rechtstaat en het toegeven aan populistische eisen zijn eigen ondergang kan goedkeuren. Hoe heeft het nationaalsocialisme in Duitsland de macht weten te veroveren? Ongetwijfeld langs parlementaire weg. Stelselmatig werden er om specifieke redenen uitzonderingswetten gestemd met het gekende gevolg. Mijn denken gaat nu naar de fantastische tekst van Martin Niemöller, die een waardevolle waarschuwing inhoudt. “Toen de nazi’s de communisten arresteerden heb ik gezwegen; Ik was immers geen communist. Toen ze de sociaaldemocraten gevangen zetten heb ik gezwegen; Ik was immers geen sociaaldemocraat. Toen ze de syndicalisten kwamen halen heb ik gezwegen; Ik was immers geen syndicalist. Toen ze de Joden opsloten heb ik gezwegen; Ik was immers geen Jood. Toen ze de katholieken arresteerden heb ik gezwegen; Ik was immers geen katholiek. Toen ze mij kwamen halen ...was er niemand meer die nog kon protesteren.” Een ondoordacht en volgzaam populisme kan ook vandaag een niet te onderschatten rol spelen en een gevoel opwekken van: dat kan niet met mij gebeuren. Ook de toenmalige Duitse vicekanselier von Papen, geen Hitlerfanaat, had president von Hindenburg
in 1933 verzekerd dat hij dat korporaaltje, doelend op Hitler, wel in de hand zou houden. De geschiedenis draaide spijtig genoeg anders uit.
Le ‘non’ flamand, een Vlaams dictaat! Diversiteit is een rijkdom en gelukkig is België geen homogeen land. Deze rijkdom tot maximale ontplooiing laten komen, is onze opdracht. Diversiteit is een verrijking, het is geen geschenk dat ons wordt gegeven, maar een verworvenheid die elke dag opnieuw moet worden bestendigd. De dagelijkse praktijk heeft ons ook geleerd dat ons land slechts te besturen valt met consensus. De taalkundig verdeelde campagne geeft een bonus aan diegenen die op populistische wijze het eigen volksgevoel oproepen. Uitspraken als “het is nu gedaan met geven en toegeven” klinken strijdvaardig en trekken blijkbaar zelfs kiezers aan. Vlaamse eisen die tot elke prijs moeten ingewilligd worden, zonder rekening te houden met de even rechtmatige belangen van de andere bevolkingsgroepen, roepen meerdere vragen op. Er bestaan inderdaad slechts twee mogelijkheden om een land te structureren, ofwel gaat men uit van de idee dat de meerderheid zaligmakend is en alleen alles bepaalt en dan aanvaardt men een dictatuur, ofwel verwerpt men deze structuur, dan is men voorstander van een democratie en zoekt men naar overeenkomst en consensus. A. Een consensus is geen dictaat Een consensus veronderstelt een akkoord tussen de verschillende gesprekspartners en zeker geen dictaat.
Een akkoord is dan ook het resultaat van onderhandelen, de technieken om de onderhandelingen te laten lukken of te laten mislukken zijn gekend. Gaat men voor een akkoord, dan dient men in de eerste plaats zijn stelling duidelijk kenbaar te maken en dient men te luisteren en open te staan voor de argumenten van de tegenspeler. Assertiviteit en empathie zijn immers twee belangrijke polen van onze democratische structuur. Wanneer Leterme, onmiddellijk na zijn mislukte formatiepoging in augustus, fier meedeelde dat hij niet had toegegeven op de Vlaamse eisen, was hierop in de media nauwelijks kritiek te horen. Wij kunnen toch niet van de veronderstelling uitgaan dat onze journalisten niet zouden weten dat er om het land democratisch te besturen een meerderheid dient te bestaan in de beide landsdelen. B. Een consensus is geen wegwerpartikel Hoe kan men geloofwaardig overkomen als men stelselmatig de consen-
sus uit het verleden als gepasseerd verklaart, maar anderzijds toch bepaalde ideeën van de gedepasseerde akkoorden als een onschendbaar geheel wil behouden? Akkoorden worden immers in een specifieke context afgesloten, zij zijn het resultaat van wederzijdse toegevingen. Het verwerpen van een gedeelte van bestaande akkoorden stelt dan ook het geheel in vraag. Het bestendig in vraag stellen van akkoorden en het aansturen op herziening ervan kan alleen wantrouwen opwekken en schept zeker geen basis voor een goed bestuur.
Mijn Vlaanderen is een verdraagzaam Vlaanderen “Mijn Vlaanderen heb ik hartelijk lief”, schrijft de enigszins vergeten dichter René De Clercq. Akkoord, maar niet om het even welk Vlaanderen. August Vermeylen overschreed toen hij schreef: “Men moet Vlaming zijn om Europeeër te worden”, de toch enigs-
zins beperkte gedachte van: “‘t zijn weiden als wiegende zeeën.” Op deze wijze trekt August Vermeylen Vlaanderen open naar de wereld. Het is een internationaal, multicultureel Vlaanderen gericht naar de toekomst. Mijn Vlaanderen is verdraagzaam en pluralistisch. Het staat open voor de anderen en is solidair met hen, het is multicultureel. Deze diversiteit kan zich uiten op verschillende wijze, verschillen kunnen liggen op levensbeschouwelijk vlak zoals zij ook kunnen liggen in taal en cultuur. Mijn Vlaanderen aanvaardt de andere in zijn diversiteit met zijn specifieke cultuur, maar het vraagt dan ook als tegenprestatie een reële wederkerigheid zonder dewelke een democratische samenleving niet mogelijk is. Om een ernstige en waardevolle dialoog op gang te brengen moeten alle componenten die actief zijn in de gemeenschap op een basis van gelijkwaardigheid benaderd worden. Deze stelling houdt zeker geen abdicatie in van de eigen overtuiging, maar opent een deur naar een daadwerkelijke multiculturele maatschappij, waarin ieder met eerbied voor de andere zijn overtuiging kan beleven. Mijn Vlaanderen is het Vlaanderen van Wannes Van de Velde als hij zijn demystifiërend lied ‘De Inquisitie’ zingt. De eerste zin luidt: “Ik mag hier zingen nogal raak mijn vrij gedacht das een goei zaak.” Ik hoop dat nog veel Wannessen, Vlamingen, Franstaligen en anderstaligen dit lied mogen zingen. Luc Devuyst erevoorzitter Unie Vrijzinnige Verenigingen
NOVEMBER- DECEMBER 2007
31
Actualiteit
Academische opening
Vrije Associatie Brussel 2007-2008 Sonny Van de Steene consulent-stafmedewerker
DE VRIJE UNIVERSITEIT BRUSSEL
T E LT VO O R H ET V I E R D E J AA R O P R I J E E N
S T I J G I N G VA N H E T A A N TA L G E N E R AT I E S T U D E N T E N
(DIT
Universitaire Associatie Brussel (Vrije ZIJN DE STUDENTEN
Universiteit Brussel en de Erasmus-
D I E Z I C H V O O R D E E E R S T E K E E R I N S C H R I J V E N I N H E T E E R S T E J A A R VA N H E T U N I V E R S I TA I R O N D E R W I J S ), N A M E L I J K G E N E RAT I E ST U D E N T E N B E D RAAGT
2007). D E
6
P R O C E N T.
1.353 ( O P
DE
I N ST R O OM VA N N I E U W E
T E L L I N G S DAT UM
MEISJES ZIJN IN DE MEERDERHEID
(55
De academische opening van de
24
S E PT E M B E R
P R O C E N T ).
MOOIE
hogeschool Brussel) vond plaats op dinsdag 25 september 2007.
Toespraken tijdens de academische opening 2007-2008 werden gegeven door Eddy Van Gelder, voorzitter Vrije
C I J F E R S O M H ET ACA D E M I E J AA R
2007-2008
MEE TE OPENEN.
Universiteit Brussel, Vincent Ginis, voorzitter Studentenraad Vrije Universiteit Brussel, Jean-Luc Vanraes, voorzitter Universitaire Associatie Brussel, Luc Van de Velde, voorzitter Erasmushogeschool Brussel, en Benjamin Van Camp, rector van de Vrije Universiteit Brussel. Het ensemble ORATORIO verzorgde de muzikale omlijsting met een verkorte versie van ‘Bach to Rock’, onder leiding van Dominique Jonckheere. Voor de laatste maal opende Van Camp het academiejaar als rector na een legislatuur van 8 jaar. Tijdens de academische openingsrede ‘De tuin van Academos: verloren paradijs’ wierp Benjamin Van Camp een blik naar de toekomst van de
Benjamin Van Camp
32
NOVEMBER- DECEMBER 2007
Associatie.
Excellenties, Dames en Heren, Zoals elk jaar is de openingszitting van het academiejaar een bijzondere gebeurtenis in het leven van onze instelling. Behalve het opstarten van een nieuw academiejaar, laat ze toe te reflecteren over de stand van zake in het hoger onderwijs én meer in het bijzonder over de wijze waarop onze instelling zich hierin positioneert. Het is voor mij een eer om deze academische zitting voor de achtste en laatste maal te mogen afsluiten. Gedurende deze jaren was ik als rector getuige van de draaikolk van veranderingen waarin het hoger onderwijs wereldwijd terechtkwam. In een overzichtsartikel van de Economist van september 2005, getiteld ‘The Brain Business’ worden 4 factoren naar voor geschoven: Allereerst is er de democratisering of ‘massificatie’ van het hoger onderwijs. In twintig jaar tijd is het aantal personen met een hogeronderwijsdiploma verdubbeld. 42% van de inwoners in ontwikkelde landen heeft een diploma hoger onderwijs op zak. China en India kennen eenzelfde ontwikkeling. Deze massificatie legt een grote druk op de kwaliteit en organisatie van het onderwijs. Ten tweede speelt het ontstaan van de kennismaatschappij een rol. Kennis is vandaag de bron bij uitstek voor economische groei. Instellingen van hoger onderwijs zijn hiervan de motor. Ze leiden immers de ‘arbeiders’ van de kennismaatschappij op en hun onderzoekslaboratoria, wetenschappelijke bibliotheken en computernetwerken vormen er de ruggengraat van. De globalisering van kennisoverdracht is een derde belangrijke factor. De studenten- en docentenmobiliteit zijn sterk toegenomen. Universiteiten openen campussen verspreid over heel de wereld. En dankzij de internetrevolutie zien sommige landen hun hoger onderwijs als een exportproduct. Ten vierde stuurt competitie mee het beleid van de instellingen van hoger onderwijs. De instellingen beconcurreren elkaar om meer studenten of de beste onderzoekers aan te
Ensemble ORATORIO
trekken en om meer onderzoeksprojecten of werkingsmiddelen te verwerven. Maar ze staan ook in competitie met de private markt die het lucratieve onderwijs zelf wil inrichten of de professoren beter betaalde werkgelegenheid kan geven. Om aan deze veranderingen het hoofd te kunnen bieden, moeten instellingen van hoger onderwijs strategische keuzes durven nemen. De wijze waarop hangt af van de maatschappelijke context, die voor universiteiten in de VS en Europa bijvoorbeeld zeer verschillend is. In de VS is het competitieve ‘vrije markt’-model de drijvende economische kracht. Amerikaanse universiteiten boren nieuwe vormen van fondswerving aan, gaan partnerships met private bedrijven aan, fusioneren instellingen en investeren fors in specifieke onderwijs- of onderzoeksniches. In deze zeer liberale visie krijgen de Amerikaanse universiteiten van hun stakeholders, zoals studenten, alumni, bedrijven en gulle schenkers, een grote autonomie om de eigen strategie te bepalen. De rol van de overheid is hierin zeer beperkt. De kwaliteit van een instelling is competitie gedreven en steunt op de regels van goed bestuur. In Europa wordt hoger onderwijs als een publiek goed aanzien. De overheid beschermt deze sociale verworvenheid door zowel hoofdfinancier als regulator ervan te zijn. Lage
NOVEMBER- DECEMBER 2007
33
Actualiteit
inschrijvingsgelden, vrijwel 100% subsidiering van de instellingswerking en het overheidsstatuut voor professoren zijn hier uitingen van. De overheid vervult bijgevolg een sturende rol in de bepaling van de strategie voor het hoger onderwijs. De Bologna- en Lissabonverklaring respectievelijk in 1999 en 2000 goedgekeurd, werd dé richtlijn om van Europa een competitieve kennismaatschappij te maken. Sindsdien nemen de EU-landen wetgevende initiatieven die de draaikolk van verandering in het hoger onderwijs aanzwengelen. Zo heeft Vlaanderen op een tijdspanne van 4 jaar verschillende decreten ingevoerd: Het ‘structuurdecreet’ (04-04-03) reguleert de bamastructuur en accreditatie voor opleidingen. Het begrip ‘Associatie’ tussen universiteit en hogescholen werd ingevoerd. Binnen de ‘associatie’ staat de universiteit borg voor de academisering van de twee cycli-opleidingen van hogescholen. Het ‘flexibiliseringsdecreet’ (30-04-04) voert het creditsysteem op basis van studiepunten in. Ervaring opgedaan buiten het onderwijs kan credits opleveren. De studievoortgang van de individuele student krijgt meer aandacht. Nieuwe onderzoeks- en innovatiefondsen, zoals Oddysseus-, Methusalem- en Herculesprogramma’s werden opgestart. De toekenning van deze middelen steunt op competitie en zet aan tot zwaartepuntvorming binnen nationale of internationale netwerken. Snellere valorisatie van onderzoeksbevindingen wordt nagestreefd. En, last but not least, het ‘financieringsdecreet’ dat nu ter goedkeuring ligt in het parlement. Ook dit stimuleert de onderlinge competitie. Naast een forfaitaire basisfinanciering worden de instellingen voornamelijk afgerekend op basis van ‘meetbare’ outputgegevens, zoals het aantal afgeleverde diploma’s, wetenschappelijke publicaties en doctoraten. Hoewel in alle decreten en politieke discours de autonomie van instellingen wordt bepleit, wordt ze ondergraven door een toegenomen regelgeving en overheidscontrole. Deze interne tegenstrijdigheid komt vooral tot uiting in de output gedreven overheidsfinanciering en het structuurdecreet. Indien de Vlaamse overheid het hoger onderwijs wil sturen in een globale competitieve markt, moet ze én veel meer middelen toekennen én de regelgeving beperken tot de essentie.
34
NOVEMBER- DECEMBER 2007
Dames en Heren Al deze veranderingen beïnvloeden niet alleen de organisatie en financiële toestand van de hogeronderwijsinstellingen. Ze dwingen hen ook tot een (her)positionering. Door de associatievorming zijn hogescholen verplicht om samen te werken met een universiteit. De academisering van de 2 cycli-opleidingen van hogescholen staat hierin centraal. Ten laatste in 2012 worden ze van ‘universitair niveau’. De eigenheid van wat traditioneel een universiteit of hogeschool is, wordt daardoor in vraag gesteld en de scheidingslijn tussen het professionele en academische onderwijs dreigt te vervagen. Dames en heren Binnen de academische wereld leeft een zekere nostalgie naar de mythologische ‘tuin van Academos’, die goed onderhouden tuin waar Plato en andere geleerden onbevangen en vrij hun leerlingen onderwezen ver van de dagelijkse beslommeringen en inmenging van overheden. Dreigen de academici dan vandaag dit aardse paradijs te verliezen, of beter: heeft dit ooit bestaan? Vooraleer een nieuwe onderwijsorganisatie of -structuur te lanceren, lijkt het mij daarom eerst noodzakelijk de eigenheid van academisch of professioneel onderwijs te definiëren en na te gaan of het behoud ervan al of niet moet gekoesterd worden. Dames en heren, Omdat de toekomst van de universiteit de erfenis van het verleden meedraagt, wil ik even met u in de tijd terugkeren. Sommigen zullen dit een conservatieve werkwijze noemen, maar ik voel me gesterkt door de economist John Keynes die stelde: “I do not know which makes a man more conservative - to know nothing but the present, or nothing but the past.” In het ontstaan van de moderne universiteit kan men drie fases herkennen: 1. de ontwikkeling naar een gestructureerde instelling van hoger onderwijs, 2. van contemplatieve kennisoverdracht naar toekomstgerichte kennisontwikkeling, 3. van dogma naar vrijdenken. Elke fase heeft bijgedragen tot de identiteit van de hedendaagse universiteit.
Ensemble ORATORIO
Laat ons deze evolutie samen overlopen. De filosofische scholen van het oude Griekenland hadden geen gestructureerd systeem van onderwijs. Dat ontstond pas in Constantinopel vanaf de 8ste eeuw ten behoeve van de Byzantijnse overheidsadministratie. Leerstoelen voor grammatica, retorica en filosofie (dat wiskunde, astronomie en muziektheorie bevatte) werden door de overheid gefinancierd en de klasruimten bevonden zich in een deel van het keizerlijk paleis. In dezelfde periode ontstonden vooruitstrevende studiecentra die Arabische en Griekse kennis samenbrachten. Door de ondergang van het Byzantijnse rijk en het Kalifaat van Cordoba in de 10de en 11de eeuw, verhuisden de geleerden met hun kennis naar de opkomende westerse grootmachten. In het begin van de 12de eeuw trokken de docenten en studenten van verschillende ‘cathedraalscholen’ naar de grootsteden. Ze richtten een ‘universitas’ of gilde op van waaruit een zelfregulerende, grootschalige en permanente instelling van hoger onderwijs ontstond. Zo ontstonden in het begin van de 12de eeuw in Bologna, Parijs en Oxford de eerste westerse universiteiten. Door goed beheer van middelen kocht de ‘Universitas’ ruimten die als vaste leslokalen werden ingericht. De middelen kwamen van wie de docenten betaalden: ofwel de studenten zoals in Bologna, ofwel de Kerk zoals in Parijs, ofwel de Kroon en feodale overheden zoals in Oxford.
In deze mediëvale universiteiten bestonden twee graden. Na een bachelorfase werd men master. De kennis van de ‘zeven vrije kunsten’ of ‘studium generale’, namelijk Latijn, retorica, logica, rekenkunde, geometrie, muziek en astronomie, was bedoeld voor de intellectuele vorming van de geest. De dialectiek was de methode bij uitstek. Of met andere woorden ‘kennis omwille van kennis’. Na meerdere jaren als lesgever (magister of master) aan de universiteit werd men toegelaten tot doctorale studies in een van de drie faculteiten: rechten, geneeskunde en theologie. Theologie was de meest prestigieuze faculteit. Interessant is dat studenten niet berecht konden worden door burgerlijke rechtbanken. Ze vielen onder het kerkelijk recht. Wat een zekere straffeloosheid tot gevolg had en vrouwen verbood zich aan de universitas in te schrijven. Universiteiten met een internationale excellentie werden door het Heilige Romeinse Rijk geaccrediteerd. Ze werden ondergebracht in het ‘Studium Generale’-register en aangezet tot uitwisseling van hun studenten en professoren. Hierdoor ontstond een Europese Onderwijsruimte ‘avant la lettre’. Tot vandaag blijft het Vaticaan dit register bijhouden. Ik weet niet of hun kwaliteitsbeoordeling overeenstemt met de huidige accrediteringsregels. Door de steeds toenemende vraag naar goed opgeleide mensen in de volgende eeuwen, verspreidt het instituut Universiteit zich snel door heel Europa. De oprichting van universiteiten wordt financieel gesteund door de aristocratie en de rijke kooplieden. Onder invloed van de renaissance, het humanisme én de ontdekking van de nieuwe wereld, wordt het universitaire curriculum uitgebreid en doet wetenschappelijk onderzoek haar intrede. Vanaf de 17de eeuw geven universiteiten eigen wetenschappelijke tijdschriften uit. De ‘verlichting’ wijzigt op het einde van de 18de eeuw grondig de opvattingen over politiek, filosofie, wetenschap en geloof. Het universitair onderwijs verschuift van ‘het bewaren en overbrengen van gekende kennis’ naar de ‘ontdekking en vooruitgang van nieuwe kennis’. Stilaan krijgt het ondogmatisch denken de overhand op de impact van de godsdienst in het universitaire curriculum.
NOVEMBER- DECEMBER 2007
35
Actualiteit
Ensemble ORATORIO
Het is in deze context dat Wilhelm Von Humboldt, een diplomaat en geleerde, de Pruisische koning overtuigde om een nieuw type universiteit in Berlijn te bouwen. De universiteit krijgt de volledige autonomie over haar middelen en koppelt deze vrijheid aan excellentie door competitie. Ongebonden onderzoek wordt de voedingsbodem voor heel het universitaire onderwijs. De professor wordt én onderzoeker én leraar. Hij draagt het proces van de ontdekking van kennis aan zijn studenten over. Dit universitair model krijgt in alle landen navolging, omdat het de motor voor wetenschappelijke ontdekkingen vormt en de maatschappelijke vooruitgang stuwt. Oude universiteiten die van hun overheden de nodige automie kregen, zoals Oxford, Cambridge, Harvard en Yale, pasten zich met veel succes aan dit model aan. Anderen, vooral in Zuiden Oost-Europa gleden af. Ze konden de oude verworvenheden niet loslaten of kregen van hun overheid geen academische vrijheid. De prestigieuze Von Humboldt Universiteit zelf, met meer dan 25 Nobelprijzen onder hun alumni, werd eerst door nazi-Duitsland en later door het communisme gebruikt om de autoritaire ideologie te ondersteunen. De laatste Nobelprijs van een alumnus werd in 1956 uitgereikt. Vele nieuwe universiteiten werden naar het humboldiaans model opgericht. Onze moederuniversiteit de ULB werd in 1834 gesticht en is met haar onderricht gebaseerd op vrij onderzoek een goed voorbeeld van het humboldiaans model.
36
NOVEMBER- DECEMBER 2007
Dames en heren, De identiteit van de Universiteit heeft zich gekristalliseerd uit een duizendjarige traditie. De universiteit werd een instelling die wetenschap voortbrengt én meedeelt. In een opmerkelijk werk ‘De evolutie van de universiteit’ uitgegeven in 1966 door de stichting Industrie-Universiteit worden de 4 basiskenmerken van het academisch onderwijs op dat ogenblik als volgt samengevat: 1. Het onderwijs is gestoeld op actief onderzoek. Het onderwijs blijft voortdurend gehandhaafd op het niveau van de jongste vooruitgang; elke onderwijsdiscipline ademt de 'vrij onderzoek' methode uit. 2. Het onderwijs is niet concreet beroepsgericht. Het bereidt de student voor om probleemoplossend te handelen aan de hand van abstracte kennis. Het laat de afgestudeerde toe om zich in een evoluerend beroepsveld aan te passen. 3. Het onderwijs doet intensief beroep op persoonlijk werk van de student. Hij of zij is grotendeels zelf verantwoordelijk voor zijn eigen vorming. 4. Het onderwijs heeft een multidisciplinair karakter. Het is een onontbeerlijke voorwaarde voor de zelfontplooiing van de student zowel op wetenschappelijk, maatschappelijk als moreel vlak. Het is een pleidooi voor “a general culture of mind, which is surely worth seeking for its own sake” (J.H. Newman, 1852 ). Dit universitair onderwijs is elitair. In die zin dat het zich richt op studenten die geschikt zijn voor onderzoek, beschikken over abstractievermogen, bekwaam zijn zelfstandig te werken en vrij van geest zijn. Het vormt de leidinggevende personen van de toekomst. Vanuit dit perspectief is de universiteit niet alleen de motor van wetenschappelijke vooruitgang, maar ook een plaats van contestatie en progressief denken. Typerend was dat de studenten van de Von Humboldt universiteit door de staatsveiligheid in het oog werden gehouden. Het moet dan ook niet verbazen dat de grote sociale revoltes van de laatste 150 jaar hun kiem vonden in universitaire middens. Mei '68 leeft wat dat betreft voort in ons collectief geheugen. De idealistische universiteit die Von Humboldt voor ogen had, is de laatste decennia door maatschappelijke ontwikkelingen onder druk gezet. De voornaamste redenen zijn de democratisering
van de maatschappij zelf en de noodzaak van specialistische kennis als resultaat van fundamentele wetenschappelijke ontdekkingen. De eerste reden, de democratisering van de maatschappij, heeft geleid tot een open toelatingsbeleid voor universitaire studies met massificatie en neerwaartse druk op het studiepeil tot gevolg. De tweede reden, de evolutie naar specialistische kennis, drijft de universitaire opleiding naar een utilitaire invulling van kennisoverdracht. De algemene vorming in brede disciplines verschuift naar specialistische opleidingen met onmiddellijke toepasbaarheid of arbeidsrelevantie. Het beroep doet zijn intrede in het universitair onderwijs. Deze beweging noemt men in het jargon ‘de vocational drift’ van universiteiten. Dit sluit aan bij de maatschappelijke kanteling die de industriële revolutie op het einde van 19de eeuw teweegbracht en die de oprichting van instellingen voor professioneel onderwijs noodzaakte. Ze spitsten zich toe op technologische, bedrijfskundige of verzorgingsdisciplines. De opleidingen hingen af van bedrijven, politieke organisaties, lokale overheden of beheerders van zorginstellingen. Deze opleidingen kenmerken zich door overdracht van concrete en vakspecifieke kennis. De student wordt rechtstreeks voorbereid op een welbepaalde beroepsuitoefening. Dit onderwijs is schoolser en volgt de student van dichtbij op. Projectmatig wetenschappelijk onderzoek, technische innovering en praktijkstages versterken de professionele gerichtheid van de opleiding. Een multidisciplinaire onderwijscomponent is weinig of niet aanwezig. Deze professionele opleidingen hadden eerst een beperkte studieduur. Maar door de toename van de technische kennisontwikkeling breidde de studieduur uit en werd er toegepast onderzoek aan verbonden. Vandaag zijn deze opleidingen gegroepeerd in instellingen van Hoger Onderwijs, zoals in Nederland de ‘Technische Universiteit’, in Duitsland ‘Fachhogeschule’, in Frankrijk een panoplie van ‘écoles supérieures en grandes écoles’ of in Vlaanderen ‘Hogeschool’. In het Engels laten deze instellingen zich vertalen als ‘Universities of Applied Sciences’ of nog ‘University Colleges’. Hierdoor bestaat vandaag de vraag naar gelijkschakeling met het universitaire onderwijs, zowel op inhoudelijk als structureel vlak. In hetzelfde jargon wordt dit de ‘academic drift’ van hogescholen genoemd.
Dames en Heren, De maatschappelijke veranderingen en noden hebben aanleiding gegeven tot een sterke diversificatie van het hoger onderwijs. Dit is zowel zichtbaar in het academisch als in het professioneel onderwijs. De voorbije decennia hebben aangetoond dat -hoewel verschillend- een kruisbestuiving tussen beide types van hoger onderwijs de vooruitgang van de samenleving dient, want samen geven ze een antwoord aan de massificatie van het hoger onderwijs door de student de mogelijkheid te bieden een studie te kiezen die hem het beste past of zijn studievoortgang te heroriënteren, leveren ze het volledige gamma van opleidingen die een overgang van zuivere beroepsopleiding naar een abstracte wetenschappelijke vorming toelaat, hebben ze zowel de academische als de vocationele omgeving in huis om de noden en eigenheid van beide type opleidingen adequaat in te bedden, koesteren ze alle vormen van onderzoek, gaande van het fundamenteel experiment tot projectontwikkeling. In feite komt de decretale oprichting in Vlaanderen van de associatie tussen universiteit en hogeschool aan deze vaststellingen tegemoet. Meer nog dan alleen een programmatorische structuur die rationalisering van opleidingen of gemeenschappelijk gebruik van middelen beoogt, draagt de associatie de kiem in zich van een toekomstgericht hogeronderwijsproject waarin zowel de academische als de vocationele omgeving gekoesterd moeten worden. Dit project moet een antwoord bieden aan de 4 grote maatschappelijke uitdagingen die ik in mijn inleiding aanhaalde, namelijk democratisering van het onderwijs, globalisering van de kennis, kwaliteitsverbetering door competitie en toelevering aan de kennismaatschappij. Het is in deze zin dat ik het voorbije academiejaar een strategische beleidsnota heb uitgewerkt, die ik in de lente van dit jaar heb voorgelegd aan de universitaire en hogeschoolgemeenschap. De tekst kan teruggevonden worden op de website van de Vrije Universiteit Brussel. De strategische visie die ik daarin uiteen zet, steunt op een aantal principes. Ik ga er in de eerste plaats van uit dat de bevoegdheden van de Vrije Universiteit Brussel en de Erasmushogeschool Brussel moeten samengebracht worden in een instelling van hoger onderwijs. Deze organisatorische eenheid laat toe
NOVEMBER- DECEMBER 2007
37
Actualiteit
middelen rationeel in te zetten en een breed aansluitend onderwijs aan te bieden. Om een krachtige bestuurlijke autonomie te waarborgen, pleit ik ervoor om aan deze nieuwe entiteit het juridisch statuut van vrije instelling te geven. Vandaag is dit reeds zo voor de Vrije Universiteit Brussel en de katholieke instellingen van hoger onderwijs. Hierop aansluitend, vermits de overheid opteert voor een competitieve Vlaamse hogeronderwijsruimte, lijkt het me logisch dat al de Vlaamse instellingen vanuit eenzelfde juridisch statuut en bestuurlijke autonomie in competitie kunnen treden. De beginselen van behoorlijk en transparant bestuur moeten daarbij de enige leidraad zijn. Naar analogie met het buitenland (vooral VS) zie ik geen bezwaar deze instelling 'Universiteit' te noemen. Ten tweede moet de onderwijsorganisatie van deze nieuwe entiteit onderwijs op maat van de student aanbieden. Een flexibel creditsysteem laat een optimale trajectbegeleiding toe. Dit is vooral noodzakelijk binnen aanverwante opleidingen, zowel van academisch als van professioneel niveau. Daarom stel ik voor om deze aanverwante opleidingen te groeperen in studiedomeinen. Zo zie ik een viertal studiedomeinen ontstaan, zoals ‘Wetenschappen en Technologie’, ‘Zorg en Gezondheidswetenschappen’, ‘Mens en Maatschappij’, ‘Kunst en Cultuur’. Ten derde moet de onderwijsorganisatie ingebed zijn in structuren die zowel de professionele roeping als de academische eigenheid van opleidingen vrijwaren. Dit is mogelijk door binnen elk studiedomein een ‘Liberal Arts College’ op te richten voor de academische bacheloropleidingen en één ‘Vocational College’ voor de professionele bacheloropleidingen. Door het creditsysteem kan de student een individueel bachelortraject opbouwen, dat zowel overgang naar beide type colleges vergemakkelijkt als aansluiting geeft tot meerdere masters. De masteropleidingen worden ingericht door ‘schools’, waarbinnen de leden van verwante vak- of onderzoeksgroepen, zoals alle ingenieursdisciplines, ondergebracht worden. Een studiedomein omvat verschillende ‘schools’. Behalve de onderwijskwaliteit moet een masteropleiding dus steunen op een disciplinegebonden onderzoekscultuur. De professoren verbonden aan een school geven ook les aan het ‘Liberal Arts College’. De 2 cycli-opleidingen van de Erasmushogeschool Brussel worden
38
NOVEMBER- DECEMBER 2007
in deze context reeds als academisch aanzien. Het vierde principe van mijn strategische visienota gaat voort op de noodzaak om de kwaliteit en de diversiteit van het studieaanbod internationaal en competitief te houden. Langetermijnafspraken met andere instellingen biedt deze mogelijkheid. Zo zijn we actief betrokken bij de inrichting van ‘joint masters’ en ‘research networks of excellence’ met andere internationale partners. In deze context plaatsen zich natuurlijk ook onze verschillende akkoorden met de ULB, zoals de gemeenschappelijke Engelstalige master In Business Engineering, de bidiplomering in de ingenieurswetenschappen, het uitwisselingsprogramma voor studenten of het Solvay onderzoeksinstituut voor Scheikunde en Fysica. Hoewel we in Vlaanderen interuniversitair samenwerken, hebben we met de Universiteit Gent de optie genomen om een preferentiële en institutionele alliantie uit te werken. De alliantie gaat uit van de identiteit van de twee universiteiten. Ze richt zich naar het optimaliseren van het masteraanbod en van de complementariteit van het daarbij horende onderzoek. Flexibele doorstroomtrajecten van bachelor- naar masteropleidingen van beide instellingen worden voorzien. Binnen dezelfde visie wordt een nauwe samenwerking tussen beide universitaire ziekenhuizen beoogd. De intentieverklaring werd door beide universiteiten unaniem goed gekeurd en voor het einde van dit jaar zal een raamakkoord, met de richtlijnen voor samenwerking, de institutionele alliantie bezegelen. Het laatste principe rust op de vaststelling dat we specifieke niches, die verbonden zijn met onze natuurlijke habitat Brussel, organisatorisch moeten versterken. Ik wil drie voorbeelden aanhalen: • het begeleidingsonderwijs voor werkende en sociaal achteruitgestelde studenten, • het Engelstalig onderwijs noodzakelijk voor internationale studenten, • de versterking van de entiteiten op de campus Jette onder de koepel van een Universitair Medisch Centrum. De principes van mijn strategische nota, die ik hierbij summier heb aangehaald werden door de raad van bestuur van de Vrije Universiteit Brussel goedgekeurd. De raad van bestuur van de Erasmushogeschool Brussel is bereid deze principes verder uit te
diepen. Een strategische commissie met leden van de Vrije Universiteit Brussel en de Erasmushogeschool Brussel zal zich hierover verder buigen. Het is evident dat bij elke beslissende stap eerst beide raden van bestuur zich erover moeten uitspreken. Dames en heren, Tegen de achtergrond van een chronisch tekort aan middelen, moeten onze instellingen zichzelf positioneren en in competitie gaan met de andere spelers op het veld van hoger onderwijs. Het lijkt er soms op dat het bereiken van de ‘champions league’ belangrijker is dan de essentie van het spel zelf. De essentie die erop neer komt aan de toekomstige student een doordacht én maatschappelijk verantwoord hoger onderwijsproject aan te bieden. Het antwoord ligt in samenwerking: • complementaire samenwerking tussen professionele en academische opleidingen, die de student de optimale keuze biedt voor een individueel onderwijstraject; • institutionele samenwerking tussen hogescholen en/of univer-
siteiten, die een optimalisering van het onderwijsaanbod en onderzoeksverdieping mogelijk maakt. Zoals de ‘tuin van Academos’ dragen Universiteiten eeuwenoude tradities in zich en wij vereren dat verleden. Maar zonder vernieuwende inzichten zou de universiteit, zoals de mythologische ‘tuin van Academos’ al lang weggekwijnd zijn. Vernieuwing betekent niet stilstaan bij voorbije zaken, maar wel selectief en kritisch zijn om nieuwe wegen in te slaan en kundig inspelen op kansen die de buitenwereld biedt. Zonder de eeuwenoude waarden van de universiteit weg te gooien, is de kruisbestuiving met de waarden van de hogeschool in deze zin een voorbeeld van vernieuwing en openheid naar een veranderende wereld. Aan ons om de ‘tuin van Academos’ blijvend te bevruchten en hem om te vormen tot een paradijs op aarde voor het hoger onderwijs. Benjamin Van Camp rector Vrije Universiteit Brussel
NOVEMBER- DECEMBER 2007
39
Actualiteit
10 jaar TOPAZ: een zorgmodel op mensenmaat Sonny Van de Steene consulent-stafmedewerker
“O P
MIJN CONSULTATIE IN HET ZIEKENHUIS KRIJG IK SOMS MENSEN MET EEN VRAAG
TOT EUTHANASIE .
S TEEDS
SPEEL IK DE ADVOCAAT VAN DE DUIVEL . I K VRAAG HEN OF
ZE ALLE MOGELIJKHEDEN HEBBEN AFGETAST.
D AARBIJ
E E N S L A N G S T E KO M E N O P M I J N CO N S U LTAT I E I N DRINGEN .
WANNEER
STEL IK HEN OOK VOOR OM
TOPAZ . Z O N D E R
H ET O P T E
IEMAND DAAR DAN OP INGAAT, DAN IS HET OPVALLEND DAT DE
MEESTE MENSEN , OM NIET TE ZEGGEN ALLEMAAL , DIE OORSPRONKELIJK EEN VRAAG N AA R E U T H A N A S I E H A D D E N , D E Z E V RAAG O P B E R G E N . BLIJVEN TERUGKOMEN . KWALITEIT VERBETERT.
ZE
EN
ZE
KO M E N É É N K E E R E N
HEBBEN EEN ALTERNATIEF GEVONDEN DIE HUN LEVENS -
ZOLANG DIT HET GEVAL IS , BLIJVEN ZE KOMEN .
S TEEDS
MET
IN HET ACHTERHOOFD HOUDEND DAT ER EEN NOODREM BESTAAT.”
Wim, medewerker TOPAZ
TOPAZ, dagcentrum voor supportieve zorg Onder impuls van het UZ Brussel werd in 1997 het dagcentrum TOPAZ geopend. Het eerste in zijn soort in België. Mensen met een zware, levensbedreigende en ongeneeslijke aandoening willen veelal het liefst tot het einde toe in hun vertrouwde omgeving blijven. Een dagcentrum, zoals TOPAZ, maakt dit mogelijk. Het is een zorgmodel op mensenmaat.
© M. J. SMETS
Drie dagen per week kunnen mensen met een ernstige, levensbedreigende aandoening terecht bij TOPAZ. Ze wonen thuis en kunnen in TOPAZ een zo aangenaam mogelijke dag beleven, even weg van hun dagelijkse beslommeringen. Ze kunnen er hun gedachten verzetten en vermijden geïsoleerd te raken van de buitenwereld.
40
NOVEMBER- DECEMBER 2007
TOPAZ, een edelsteen met veel kleuren en facetten Het is een ontmoetingsplaats in een huiselijke sfeer. Mensen in een gelijkaardige situatie komen er met elkaar in aanraking en kunnen elkaar ondersteunen.
“Wat ik hier zo mooi vind, is dat alles in het werk wordt gesteld met alle middelen die we hebben om iemand toch nog te laten genieten van bijvoorbeeld de buitenlucht.” Greet, medewerker TOPAZ Het is niet alleen goed voor de patiënten zelf, ook hun verzorgende naasten hebben zo ook een dag ‘vrijaf’. Ze weten dat hun familie er in goede handen is. “Het doel is om zo veel als mogelijk comfort te bieden in deze voor hen toch zo moeilijke te tijden in het leven. Er voor te zorgen dat ze gelukkig en tevreden zijn.” Margriet, medewerker TOPAZ De patiënten, gasten zoals ze in TOPAZ genoemd en ontvangen worden, kunnen worden opgehaald en teruggebracht naar huis. Er is aangepast vervoer.
“Om naar TOPAZ te komen, gebruikte ik vroeger de bus. Op een dag kon ik er niet meer tegen om op grote hoogte in een voortuig te zitten. Ik werd er duizelig van. Daarop werd ik verdrietig, omdat dit betekende dat ik niet meer instaat zou zijn om naar TOPAZ te komen. Want ik kon enkel komen via de bus. Ik vond dat jammer, maar ze stelden me gerust. Ze zeiden dat een vrijwilliger me ook kon oppikken met de auto. Daar was ik enorm blij om.” Suzanne, gast TOPAZ De medisch ondersteunende maatregelen die in het ziekenhuis worden gegeven, kunnen ook in het dagcentrum worden aangeboden, zoals een bloedtransfusie. Gasten die aldus verzorging nodig hebben, kunnen die in TOPAZ krijgen.
“Ik vind het touchant, opmerkelijk hoe de mensen, die zelf ziek zijn, hier elkaar helpen en veel voor elkaar doen en betekenen. Dat vind ik heel erg mooi. Dat vind ik heel tof aan TOPAZ.” Marleen, medewerker TOPAZ “Wat ik mooi vind aan dit centrum is dat ik, die klaagde over mijn lot, veel geleerd heb. Ik heb een les in moed gekregen, want ik heb mensen leren kennen die veel zieker waren dan ik en me ondanks alles moed konden inspreken.” Noël, gast TOPAZ
© JORGE LEON
© JORGE LEON
“Er zijn hier veel mensen die ziek zijn die toch nog een ander willen helpen. Ze kunnen zelf moeilijk uit de voeten en toch willen ze dan bijvoorbeeld een kop koffie halen voor iemand anders die dat wenst. Ik vind het zo aangrijpend, zo pakkend.” Marie Jeanne, vrijwilliger TOPAZ
NOVEMBER- DECEMBER 2007
41
Actualiteit
“Opvallend en mooi is hier de diversiteit op alle gebied. Daar bedoel ik niet alleen de huidskleur mee, maar ook de instelling/mentaliteit, ouderdom, leeftijd, de culturele achtergrond, de sociale achtergrond, de economische achtergrond, pathologiën… Het is ongelofelijk wat voor een palet aan diversiteit je hier in TOPAZ hebt. Als je dan ziet hoe mensen hier met elkaar omgaan…” Margriet, medewerker TOPAZ Er zijn heel wat activiteiten te doen in TOPAZ. Er zijn bijvoorbeeld teken- en bloemschikateliers.
42
NOVEMBER- DECEMBER 2007
TOPAZ, een oase van humaniteit in moeilijke tijden
“Talrijk zijn de keren dat we aan tafel geanimeerd werden door een aantal oneliners en principes van de onnavolgbare Marie-Jeanne: ‘Nee, ik schep geen tweede keer op. Nooit’ - ‘Ik neem nooit dessert (wel witte pralines)’ - ‘Ik snoep nooit (behalve witte pralines)’ - ‘Plat water is voor sloekers’ - ‘Koekenbakken maken is gemakkelijk’ – ‘Slapen is niet nodig’ - ‘Zitten is niet plezant’ enz.” Helga, stagaire TOPAZ
“Als de patiënt wil slapen, dan kan ie slapen. Wil de patiënt buiten wandelen, dan zal iemand meegaan zodat de patiënt dat kan doen. Er wordt dus echt geluisterd naar de mensen, naar wat hij of zij wil.” Greet, medewerker TOPAZ
De gast is vrij in alles wat hij of zij wil en doet. Alles kan, alles mag en niks moet.
© JORGE LEON
“Gaandeweg is me echter opgevallen dat je – paradoxaal genoeg misschien, gezien de vaak ernstige ziektebeelden – steeds minder aandacht gaat besteden aan iemands ziekte en des te meer aan de persoon die je voor je hebt. […] misschien is dat nog wel de grootste kracht van TOPAZ: dat zieke mensen er weer even gewoon of ongewoon worden als u en ik.” Helga, stagaire TOPAZ
De gezamenlijke maaltijd is een heel belangrijk sociaal gebeuren in TOPAZ. De maaltijden worden collectief bereid door de vrijwilligers en de gasten die dit wensen, wat de samenhorigheid bevordert. Tijdens de maaltijd praten alle aanwezigen met elkaar, waardoor ze verbroederen.
“Ziek zijn op zich is al niet plezant en vaak zie je der ook niet goed uit, dan vind je het wel plezant als je ergens kan zijn waar het ongegeneerd ziek kan zijn.” Rudi, gast TOPAZ “Wat me hier beviel, toen ik hier voor het eerst kwam, was dat je je niet hoefde te schamen ziek te zijn, je ‘had het recht ziek te zijn’.” Noël, gast TOPAZ © JORGE LEON
“Ik moet zeggen dat ik het spijtig vind dat ik TOPAZ zo laat leerde kennen in mijn ziekte. Ik vind het fantastisch hier andere mensen te kunnen ontmoeten en niet langer eenzaam thuis te moeten zitten. Een belangrijk verschil is ook dat ik mijn ziekte beter aanvaard sinds ik hier kom. Je ontmoet hier allerlei soorten mensen, je weet niet precies welke ziekte ze hebben, maar we zijn hier gewoon allemaal samen, we voelen dat we niet alleen zijn met ons leed en onze problemen. Als je altijd maar thuis blijft zitten, word je een beetje egoïst, weet je, of een beetje egoïstisch gericht op jezelf... je zit jezelf voortdurend af te vragen: Waarom ik? Waarom zo jong? Toen ik met mijn vriendinnen over TOPAZ sprak, zeiden ze: "Je bent niet goed wijs! Zo tussen de zieken gaan zitten!" En ik heb geantwoord: "Maar ik ben zelf ziek!" Weet je, als je nog gezond bent, besef je zo'n dingen niet.” Lydia, gast TOPAZ
“In het ziekenhuis spraken ze mij over TOPAZ. Aanvankelijk had ik er niet veel
zin in, maar na de eerste keer vond ik het hier fantastisch. Het huiselijke meubilair, de vriendelijke mensen… Ik mocht ongegeneerd ziek en moe zijn. We mogen wenen, rusten. Creëren. Jezelf zijn.” Eva, gast TOPAZ Van betutteling is geen sprake. In TOPAZ wordt alles in het werk gesteld om de autonomie van de gast te respecteren.
bleem zitten. Zwanzen en lachen doet niets af aan beroepsernst.” Wim en Sabien, medewerkers TOPAZ “Je ziet hier tientallen mensen Leven, terwijl ze eigenlijk ‘terminaal’ zijn… maar terminaal, ‘eindig’, zijn we dat niet allemaal?” Petra, medewerker TOPAZ
baseballpetje. Op een bepaald ogenblik ging het slecht met hem en lag hij in het ziekenhuis. Toen we hem met enkele vrijwilligers op zijn kamer bezochten, nam hij op een bepaald ogenblik ineens zijn klak af en gooide deze tegen de muur. Voor hem was dat het ultieme gebaar. De dag nadien was hij overleden.
“En iedereen is hier gelijk, gasten, vrijwilligers, professionelen, allemaal even sterfelijk, allemaal op weg. Hier zie je geen doktersschorten, alleen keukenschorten en schilderschorten, hier ruikt het niet naar ziekenhuis, maar naar badschuim en soep… Hier hoor je geen piepende machines, maar muziek en tikkend bestek. Hier hoor je geen orders roepen, maar kinderen spelen, groepjes mensen praten, in allerlei talen, luisteren en soms ook samen in evenveel talen stil zijn. Hier mag je lachen, zoveel je wil, en liefst samen. Hier zie je Hetty zelfs de pijn uitlachen. Hier lig je niet ziek aan bed gekluisterd onder tl-lampen, maar languit in het zonnetje, of onder de boom in de schaduw, niet te kijken naar het plafond, maar naar de lucht en de wolken in alle vormen.” Petra, medewerker TOPAZ “Wat mij ook verwonderd heeft in TOPAZ en wat je ook niet zou verwachten van een supportief dagcentrum is dat er enorm veel gelachen wordt. Er is heel veel humor. Veel mensen denken dat een palliatief centrum een soort sterfhuis is. Maar dat is hier zeker niet het geval. Het is hier meer echt een tweede thuis voor de gasten.” Rudi, gast TOPAZ “Er wordt hier veel gelachen, wat niet wil zeggen dat wij als professionelen niet alert zijn voor gasten die op een zeker ogenblik met een ernstig pro-
© JORGE LEON
“Een toevallige voorbijganger weet absoluut niet wie hier nu eigenlijk de gast, de vrijwilliger of de professioneel is.” Wim en Sabien, medewerkers TOPAZ
“Hier zie je vreugde en verdriet, je hoort schrijnende verhalen en moet soms afscheid nemen. Soms mag je hier ook afscheid nemen en op een dag misschien ook van je eigen leven. Maar je ziet ook mirakels. Wij zagen hier een eenzame tiener, met hiv als doodsvonnis, opbloeien tot een blije volwassene… en een ooit ten dode opgeschreven toneelspeler plannen maken voor een nieuw stuk…” Petra, medewerker TOPAZ
Het lijkt mij dat er heel veel mensen zelf beslissen wanneer ze gaan sterven. Ze zijn op een bepaald moment bereid om te sterven. Dat kan euthanasie zijn, maar niet noodzakelijk. Ik denk dat veel mensen gewoon zelf beslissen wanneer ze willen sterven.” Martine, vrijwilliger TOPAZ
“Uiteindelijk is sterven het ultieme loslaten. Iemand die hier verbleef had een hersentumor. Hij had reeds verschillende operaties ondergaan, waardoor zijn schedel volledig misvormd was. Hij wou er niet over spreken. Hij wou dat ook niet tonen. Hij was enorm verankerd aan het klakje op zijn hoofd. Een
TOPAZ bestaat dit jaar 10 jaar. Dit wordt op verschillende manieren gevierd. Vooreerst is er begin november 2007 een persconferentie met een panelgesprek voorzien. “Het zorgmodel is innovatief”, aldus TOPAZ-medewerker prof. dr. Wim Distelmans, “waardoor het niet alleen te gebruiken is in de
10 jaar TOPAZ
NOVEMBER- DECEMBER 2007
43
Actualiteit
© JORGE LEON
Het prachtig geïllustreerde boek is uitgegeven bij Uitgeverij Houtekiet. Het boek kan je bestellen via TOPAZ en zal te verkrijgen zijn tijdens de opendeurdag. De opbrengst gaat volledig naar het dagcentrum.
context van ongeneeslijke patiënten, maar het ook geschikt is voor mensen met chronische problemen. Zo’n problemen zullen door de vergrijzing van de bevolking meer en meer voorkomen. Al deze mensen in een residentiële opvang plaatsen, zal niet lukken wegens onbetaalbaar en een tekort aan personeel. Daarenboven blijven mensen nu eenmaal liever zo lang als mogelijk thuis. We moeten ons daar bewust van zijn. We moeten gaan naar nieuwe zorgmodellen en TOPAZ is hiervan een goed voorbeeld.” Daarnaast is er ook een opendeurdag voorzien voor het grote publiek op 12 november 2007 van 14u tot 18u. Om 17u vindt een voordracht over de werking van TOPAZ plaats. Je kan je komst via mail of telefoon aan TOPAZ bevestigen. Iedereen is van harte welkom! Er is er ook een boek, samengesteld en geschreven door de gasten, vrijwilligers en professionelen van TOPAZ. Het boek bevat uiteenlopende zaken. Allen hebben ze TOPAZ gemeen. Verhalen over leven met een ernstige levensbedreigende ziekte. Over hoe er mee om gaan. Hoe de gasten de weg vonden naar TOPAZ en wat ze er van vinden en waarom. Een boek vol mooie, kleurrijke en ontroerende foto’s, gemaakt door Jorge Leon. Ook de geschiedenis van
44
NOVEMBER- DECEMBER 2007
Wie steunt TOPAZ? TOPAZ heeft het financieel niet gemakkelijk. “We hebben ooit de berekening gemaakt: de totale kostprijs van een dagcentrum zoals TOPAZ is zeer laag. Door 50 gasten, 50 patiënten, op jaarbasis twee weken minder te moeten hospitaliseren dankzij dagopvang kan je heel dit centrum -lonen, huur, afschrijvingen en zo meer- voor dat jaar volledig bekostigen. Vijftig patiënten twee weken minder hospitaliseren is een peulschil. […] Het dagcentrum is
spotgoedkoop en bovendien patiëntvriendelijk. De meeste mensen komen liever naar een dagcentrum, dan naar een ziekenhuis” Wim en Sabien, medewerkers TOPAZ Naast financiële bijdragen vanuit verschillende instanties, is de werking en het voortbestaan van TOPAZ echter afhankelijk van individuele giften.
Ook u kan TOPAZ steunen. Iedere storting met de vermelding ‘giftnr 44501157 TOPAZ’ op rekeningnummer 375-1007077-05 is meer dan welkom en wordt uitermate gewaardeerd. Niet alleen door de medewerkers van het dagcentrum, maar bovenal door alle mensen die er verblijven of zullen verblijven. Vanaf een minimumbijdrage van 30 euro wordt een fiscaal attest voor belangeloze gift gegeven.
Voor meer informatie TOPAZ Vander Vekenstraat 158 1780 Wemmel tel: 02 456 82 02 fax: 02 456 82 12 email:
[email protected] www.dagcentrum-topaz.be
© JORGE LEON
TOPAZ komt aan bod. Er staan ook diverse bijdragen in waaruit het belang van TOPAZ voor gasten en de samenleving tot uiting komt. Je vindt er ook heel wat recepten voor heerlijke gerechten, die reeds klaargemaakt werden in TOPAZ. Kortom vele indrukken en meningen onderbouwd door argumenten en voorbeelden die wijzen op het belang van het voortbestaan van TOPAZ.
Internationaal
OPINIESTUK
De nieuwe VN-Mensenrechtenraad: van de regen in de drop Z ELFS
ZONDER ZON LIJKT DE KOM -
KOMMERTIJD VOLOP IN ZWANG .
DE
MEDIA WORDEN MOMENTEEL ZOWAT VOLLEDIG OVERHEERST DOOR ONHEILSBERICHTEN OVER DE DUPES VAN DE WIELERDOPERING EN HET HAPERENDE FALEN VAN DE FORMA TIERONDE. VOOR DE
BROOD
B ELGEN
EN SPELEN
DIE DE VAKAN -
TIEKNOP HEBBEN OMGEDRAAID EN AUTOMATISCHE PILOOT VOOR ZOMERSE REDACTIES .
H ET
IS ECH -
T E R J A M M E R D AT E R H I E R D O O R ANDER NIEUWS LANGS DE ZIJLIJN DREIGT TE VERDWIJNEN, ZEKER WANNEER DERGELIJK NIEUWS MEER AANDACHT VERDIENT DAN HET MOMENTEEL KRIJGT.
N IET
DAT WE
WELVERDIENDE VAKANTIES WENSEN TE VERGALLEN, MAAR MISSCHIEN DAT DIT HET IDEALE MOMENT KAN ZIJN OM EEN AANTAL ZWAARDERE DISCUSSIES OP GANG TE TREKKEN OF SPECIFIEKE PIJNPUNTEN ONDER DE AANDACHT TE BRENGEN ?
46
NOVEMBER- DECEMBER 2007
Z
o zal het velen waarschijnlijk ontgaan zijn, maar de nieuwe Mensenrechtenraad van de VN viert dezer dagen zijn éénjarige bestaan. Waar dit normaal gezien een reden voor feest had kunnen (en moeten) zijn, lijkt de slinger echter de andere kant uit te slaan. Ondanks de hoop van de voormalige secretaris-generaal van de VN, Kofi Annan, dat de nieuwe Raad het pad zou effenen voor de installatie van mensenrechten als een derde pijler in de VN, naast veiligheid en ontwikkeling, lijkt het omgekeerde eerder te gebeuren. Op 20 juni moest zijn opvolger, secretaris-generaal Ban Ki-Moon, immers tot zijn ongenoegen vaststellen dat de Raad in zijn eerste jaar de hoge verwachtingen niet kon inlossen. Deze kritiek werd ook meermaals bijgetreden door de hoge commissaris voor de Mensenrechten, Louise Arbour. Het blok van islamitische landen in de Raad reageerde meteen scherp en sprak van een ‘disconnect’ tussen de nieuwe secretaris-generaal en de piepjonge Raad. De oorzaken voor de gebrekkige werking van de nieuwe Raad zijn voornamelijk te zoeken in politieke manoeuvres van enkele machtsblokken die ontstaan zijn na de initiële samenstelling van de Raad. Een gebrekkige consensus over de universaliteit van mensenrechten, gekoppeld aan politiek verschillende visies over mensenrechten tussen de ‘westerse’ landen hebben tot nu toe de ruimte vrijgelaten voor het ‘islamitische’ blok (verenigd in de OIC, de Organization of the Islamic Conference, momenteel geleid door Pakistan met een vertegenwoordiging van 36% van de zetels) en het ‘nietgebonden’ blok (de NAM, Non-Alligned Movement, momenteel geleid door
Cuba met een vertegenwoordiging van 57% van de stemmen) om de werking van de Raad naar hun hand te zetten. Van de in totaal 47 vertegenwoordigde landen rekent men slechts 53% als democratisch (volgens de standaarden van Freedom House). 19% wordt zelfs beschouwd als ‘Not Free’. Notoire mensenrechtenschenders, zoals China, Cuba, Rusland en Saudi-Arabië, zijn zelf vertegenwoordigd en slagen er telkens weer in, al dan niet met de steun van hun respectieve blokken, de werkzaamheden van de Raad naar hun hand te zetten door onder meer systematisch de onderzoeken naar schendingen in hun grondgebied te blokkeren. Dit alles ondanks het feit dat het de bedoeling was landen te verkiezen om te zetelen met een goede geschiedenis op vlak van mensenrechten. Een goed voorbeeld van hoe dit zich vertaalt in de praktijk is de manier waarop men met twee maten en gewichten specifieke situaties onder de loep neemt. Zo focuste men zich in de Raad tot op heden bijna uitsluitend op het onderzoek van mensenrechtenschendingen door Israël in de bezette Palestijnse gebieden (zonder de mensenrechtenschendingen van andere groeperingen in hetzelfde gebied ook te behandelen). Op hetzelfde moment worden de voortdurende en enorme schendingen in Darfoer amper behandeld en hebben deze tijdens het afgelopen jaar aanleiding gegeven tot slechts drie niet-veroordelende resoluties voor Sudan (tegenover negen (!) veroordelingen voor Israël). Soedan kreeg daarenboven ook nog eens een klopje op de schouder voor zijn goede medewerking tijdens het onderzoek, wat in strak contrast staat met de werkelijkheid. Verder heeft de Raad zich tot nu toe voornamelijk bezig gehouden met het opstellen van resoluties die (voornamelijk islamitische) godsdienstlaster dienen te beperken, een ‘code of conduct’ op te stellen voor mensenrechtenwaarnemers die gericht is op het beperken van hun werkzaamheden en onrechtstreekse veroordelingen van
het Amerikaanse handelsembargo tegen Cuba. De waarnemers bij Cuba en Belarus zijn ondertussen teruggeroepen, tot ongenoegen van meerdere ngo’s en noodzakelijke onderzoeken naar mensenrechtenschendingen in Afghanistan, Colombia, Irak en Sri Lanka zijn voorlopig uitgesteld. Het is jammer dat de Raad een dergelijke start kent van zijn werkzaamheden. Van de hoge verwachtingen die hij creëerde en het voorbarige lof dat hem werd toegezwaaid, blijft er momenteel niet veel meer over. Dat is een uiterst spijtige zaak. En eentje die meer aandacht verdient dan dat ze momenteel krijgt. Specialisten maken zich druk over het feit dat het beter zou zijn om meer mankracht en middelen te investeren in de Raad en niet, zoals Amerika onlangs heeft gedaan, de geldkraan dicht te draaien en er zich hoofdschuddend van af te keren. De Raad heeft net in zijn laatste zitting principieel de periodieke ‘Universal Review’ goedgekeurd, dat alle landen regelmatig aan een onderzoek naar hun respect voor de mensenrechten dient te onderwerpen. Enkele ngo’s, in samenwerking met bezorgde landen, zijn er ondertussen ook in geslaagd Belarus op het nippertje uit de Raad te houden toen deze een zetel probeerde te bemachtigen (hoewel Egypte in dezelfde zitting wel verkozen raakte, ondanks de povere
geschiedenis van het land op vlak van respect voor de mensenrechten). De Raad heeft volgens de meeste waarnemers theoretisch hoe dan ook nog steeds de mogelijkheid een grotere slagkracht uit te oefenen dan de Commissie die hij vervangt. We mogen het kind dus niet zomaar met het badwater weggooien. Hiervoor is echter een mentaliteitswijziging nodig. Onze eigen regeringen dienen voluit te investeren in de Raad, niet alleen met middelen en personeel, maar ook politiek. En dat zullen ze enkel doen als de publieke opinie zulks vereist. En de publieke opinie, zoals u weet, rijdt mee in de slipstream van de pers. Misschien is het tijd om de voorpaginaverontwaardiging enigszins te verschuiven van epo, testosteron en bloedtransfusies naar andere en ons inziens belangrijkere zaken, alvorens we de vakantie afsluiten en terugkeren naar de orde van de dag? Misschien kunnen we deze periode gebruiken om ons te informeren en te bezinnen over welke plaats we willen geven aan een dergelijk belangrijk thema, zodat we binnen een jaar de tweede verjaardag van de Mensenrechtenraad ook écht kunnen vieren. Het zou alvast interessant leesvoer kunnen opleveren. Sonja Eggerickx voorzitter Unie Vrijzinnige Verenigingen
Vrij-oO nN -zinnig
Jenoff Van Hulle
Polen heeft geprobeerd om 15 miljoen euro af te snoepen van de Europese Unie voor de financiering van de private media-academie WSKSiM van de Poolse priester Rydzyk. De vraag vormde een onderdeel van het verlanglijstje van Polen met betrekking tot het programma ‘infrastructuur en milieu’ eerder dit jaar. Tadeusz Rydzyck kan niet meteen omschreven worden als een doetje. Hij is oprichter van de Poolse Radio Maryja, bekend om zijn nationalistische, rooms-katholieke en rechtse ideeën. En vorig jaar nog slaagde hij erin om zelfs het Vaticaan de kast op te jagen met zijn antisemitische uitspraken. De Europese Commissie liet blijken erg verveeld te zijn door de zaak en beloofde alles in het werk te stellen om Rydzyks plan te boykotten. Bron: euobserver.com
NOVEMBER- DECEMBER 2007
47
Kruiswoordraadsel 6
Vijf winnaars krijgen elk een verrassingspakket.
Oplossing vorig nummer
Hoe maakt u kans?
Het sleutelwoord dat we zochten was SEKSUALITEIT.
Vul snel het kruiswoordraadsel in en stuur het sleutelwoord vóór 19 november 2007 naar de Unie Vrijzinnige Verenigingen, Brand Whitlocklaan 87 te 1200 Sint-Lambrechts-Woluwe of fax het door op nummer 02/735 81 66. U kan het ook via e-mail aan ons bezorgen:
[email protected]. Met evenwel vermelding van ‘oplossing kruiswoordraadsel’ en persoonlijke gegevens.
Winnaars vorig nummer: Uit de juiste inzendingen kwamen volgende vijf winnaars uit de bus:
De oplossing verschijnt samen met de namen van de vijf winnaars in het volgende nummer. Libert Sylvain uit Leuven V OORNAAM N AAM
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
G EBOORTEDATUM A DRES
M
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
❏
V
❏
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Debrouwer Rosette uit Ieper Piechowicz Ira uit Deurne Vanhooren Norbert uit Kalken Leeten Pierre uit Brussel Zij kregen elk een verrassingspakket.
ANTWOORD: 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
© Puzzelland.com
48
NOVEMBER- DECEMBER 2007
Jongeren & Cultuur
Is er leven na de dood? Boekbespreking 100 procent Lena Sonny Van de Steene consulent-stafmedewerker
“’Bas, Bas Houtmans?’ Meester Wim loopt de speelplaats op. Hij heeft een rare frons in zijn voorhoofd. ‘Bas!’ roept hij weer.” “‘Bas, ik… Ik moet je… Kom even mee.’ Meester Wim draait zich om, sleurt me als het ware over de speelplaats. […] plotseling blijft hij staan. […] Meester Wim slikt. ‘Er is iets gebeurd’, zegt hij. Iets ergs.’ […] Meneer Bleeckx wil het gr… Hij wil je het zelf vertellen. ‘O…’ Ik huiver als meester Wim zijn hand op mijn schouder legt. ‘Kom.’ Als verdoofd slof ik voor hem uit. Met mijn kin tegen mijn borst. Is ons huis afgebrand? Heeft pa een ongeval gehad? Meneer Bleeckx, oftewel Dracula, staat op me te wachten bij zijn kantoor. De directeur lijkt groter en magerder dan anders. Ik adem door mijn neus, ga met stijve benen het kantoor in. koude rillingen. Ik krijg een stoel, meester Wim leunt tegen de vensterbank, de directeur gaat op zijn hurken zitten. ‘Bas’, zegt hij. ‘Ja, meneer.’ Piepstem. De directeur haalt diep adem, maar voor hij aan het eerste woord kan beginnen, wordt er geklopt. ‘Ja.’ Iemand doet aarzelend de deur open. ‘Is Bas hier?’ ‘Pa?’ Met gebogen schouders staat hij in de deuropening. ‘Jongen.’ Ik herken zijn stem nauwelijks. Wat is er? ‘Is ma dood?’ Mijn stem klinkt veel te luid. Pa schudt zijn hoofd, maakt een rare beweging met zijn kaak. Hij komt het kantoor in en neemt mijn hoofd tussen zijn handen. Rimpels, ogen vol tranen. ‘Lena’, fluistert hij met een gebroken stem. ‘Er is iets ergs met Lena.’ ‘Lena?’ herhaal ik. Pa knikt. Er valt een traan van zijn wang op de mijne.”
NOVEMBER- DECEMBER 2007
49
Jongeren & Cultuur
spanning bij het ontdekken van haar laatste woorden, humor bij de herinneringen, verdriet om het verlies en de pijn, en ontroering om de liefde en vriendschap. Het is een goed boek voor kinderen van rond de 10 jaar. 100 procent Lena kwam er in samenwerking met de Werkgroep Verder. Deze laatste coördineert, organiseert en ondersteunt initiatieven voor en door nabestaanden na zelfdoding in Vlaanderen (www.zelfdoding.be). In Vlaanderen zijn er elk jaar meer dan duizend mensen die sterven door zelfdoding. Die zelf een eind aan hun leven hebben gemaakt. Dat zijn elke dag meer dan drie mensen. Ook kinderen worden geconfronteerd met zelfdoding. Het boek kan dan ook als instrument dienen om kinderen, die geconfronteerd werden met zelfmoord van een naaste, hun verdriet en verlies te helpen verwerken. Het boek dus als middel om er over te praten. Interessant is dan ook dat er achteraan het boek meer info te vinden is over zelfdoding en waar je terecht kan als je er mee geconfronteerd wordt.
Stefan Boonen
Zo komt Bas, in het boek 100 procent Lena, op een dinsdag in april te weten dat zijn zus Lena zelfmoord heeft gepleegd. Haar dood haalt de wereld van Bas helemaal overhoop. Hij doorgaat alle fases die iemand moet doorgaan om zo een vreselijke feit te verwerken. Ongeloof in het begin. Vluchten. In hobby’s… voetbal, gitaarles, computerspelletjes… Woede. Onmacht. Zoekend naar verklaringen. Verklaringen die niets uithalen. Herinneringen ophalen. “Huilen, wenen, grienen, janken, blèren, snotteren, snikken, schreien, jamme-
50
NOVEMBER- DECEMBER 2007
ren…” Proberen het feit te plaatsen, te verwerken… Je leert Lena kennen aan de hand van Bas’ herinneringen en zo ook Bas zelf natuurlijk. Hoe hij haar zag en haar interpreteerde… Maar het leven van Bas gaat verder…
100 procent Lena is een aangrijpend verhaal over onmogelijk verdriet, maar ook over vriendschap. Een mooi kinderboek geschreven door jeugdauteur Stefan Boonen.
Op basis van gesprekken met verschillende kinderen en ouders die zelfdoding in hun omgeving meegemaakt hebben, schreef Stefan Boonen dit fictieve verhaal. 100 procent Lena gaat over hoe een kind omgaat met zelfmoord. Het boek, dat strak geschreven is, leest vlot en sleept je mee. Er is
100 procent Lena Stefan Boonen Clavis Uitgeverij www.clavis.be. Isbn: 990-448-0636-X Prijs: €13,95 Leeftijd: +10 jaar
Jongeren & Cultuur
Dompel je onder in
rood! Sonny Van de Steene consulent-stafmedewerker
R OOD. H ET
KLEUR VAN VUUR EN PASSIE .
R OOD. ZOALS R OOD. H ET
ENKEL BLOED KAN ZIJN .
R OOD. H ET
R OOD. H ET
KLEUR VAN GEVAAR EN LEVEN .
KLEUR VAN HAAT EN LIEFDE .
KLEUR VAN SCHAAMTE EN TROTS .
R OOD … R OOD
IS EEN SIGNAAL !
H ET KINDERMUSEUM TE B RUSSEL HEEFT EEN LEER- EN FANTASIERIJKE TENTOONSTELLING OPGEBOUWD ROND HET THEMA
‘R OOD
IS EEN SIGNAAL ’
H
et statige huis, waarin het museum gevestigd is, bevat vele kamers. Alle kamers draaien op de één of andere manier rond rood, elk met een andere invalshoek.
Rood betekent niet in alle culturen hetzelfde. Wist je bijvoorbeeld dat in China de kleur rood symbool staat voor gelukkig zijn en geluk hebben? In de Verenigde Staten verwijst het dan weer voornamelijk naar liefde, Valentijnsdag. Zo ontdek je achter piepkleine deurtjes wat rood wil zeggen in andere culturen. Deze invalshoek is ook verbonden aan een atelier. Je kan samen met een animator een lekker chinees gerecht maken. Een volledige keuken staat ter beschikking! Rood kan ook gezien worden als een
NOVEMBER- DECEMBER 2007
51
Jongeren & Cultuur
iets, een afbeelding of voorwerp, kijkt. Ook hier is een tof knutselatelier aan verbonden. Je leert kleuren maken en gebruiken. Rood betekent in het Kindermuseum ook ‘spektakel’. In een knus en praktisch theaterzaaltje kan je met een animator tijdens een atelier allerlei leuke expressieoefeningen doen. Er is ook een sprookjeskamer waarbij je je fantasie tijdens het spelen in het sprookjesbos volledig kan laten gaan.
alarmsignaal. Woede is een basisgevoel dat ieder mens al eens ervaren heeft in zijn of haar leven. Woede hangt ook vaak samen met teleurstelling. De bedoeling van deze kamer is om even stil te staan bij hoe we de oorzaken van woede kunnen leren herkennen en erkennen, zowel bij onszelf als bij een ander. Met andere woorden hoe kunnen we beter omgaan met elkaar? Je kan in deze kamer bijvoorbeeld allerlei gelaatsuitdrukkingen hangen op de gezichten van figuurtjes. Ook hier is een atelier aan verbonden: de woedehoek. Al spelend leer je woede, met het nodige respect voor de andere, uit te drukken. Rood is natuurlijk ook het signaal van de liefde. In de liefdeskamer kan je kijken naar een filmpje over twee paar
52
NOVEMBER- DECEMBER 2007
voeten die elkaar leuk vinden en kan je kruipen in het liefdesnest. Rood is ook het teken van leven. Het is de kleur van bloed. Het circuleert en brengt zuurstof aan. Het beschermt en zuivert. Je komt onder andere te weten hoeveel bloed je in je lichaam hebt. Ook in de vrije natuur speelt rood een speciale rol: die van aantrekken en afstoten. Wist je bijvoorbeeld dat bij sommige dieren bepaalde lichaamsdelen rood worden als ze elkaar leuk vinden? In het museum is ook een klein museum. Een klein museum waarbij de nadruk ligt op rood in kunst. Je ontdekt wat gradaties rood kunnen teweegbrengen in de manier waarop je naar
Je bent volledig vrij om de kamers op je eigen tempo te beleven. Daarbij wordt niet alleen ieder atelier geleid door een enthousiaste animator, er is ook steeds één animator waar je extra uitleg aan kan vragen tijdens je ontdekkingstocht doorheen de verschillende kamers. De fantasievolle en leuke tentoonstelling ‘Rood is een signaal’ werd opgebouwd door de ploeg van het Kindermuseum samen met externe raadgevers en specialisten: artsen, psychologen, sinologen, kunstenaars, kunsthistorici, ethologen… Het resultaat is niet alleen educatief of pedagogisch verantwoord -zelfkennis, kennis en eerbied voor de ander en de omgeving, openheid van geest, nieuwsgierigheid en zoveel meer worden er gestimuleerd-, daarnaast is het gewoonweg ook een toffe plaats voor iedereen tussen 5 en 12 jaar om naar toe te gaan en zich uit te leven.
Het Kindermuseum kan je met je ouders bezoeken tot 30 juni 2010. Woensdag, zaterdag en zondag is het open van 14u30 tot 17u00. Maandag, dinsdag, donderdag, vrijdag en in augustus is het museum gesloten. De toegangsprijs bedraagt €6,85 per persoon (gratis voor kinderen -3 jaar). Je kan er niet alleen naartoe met je ouders, ook via de school kan je het
Voor meer info Het Kindermuseum
museum bezoeken. Ook zijn er tijdens de schoolvakanties steeds speciale animaties voorzien. En wil je een leuke locatie voor je verjaardagsfeestje, dan is het Kindermuseum misschien iets voor jou.
Burgemeesterstraat 15 1050 Brussel T 02 640 01 07 F 02 646 80 07
[email protected] www.kindermuseum.be
NOVEMBER- DECEMBER 2007
53
UNIE VRIJZINNIGE VERENIGINGEN v. z .w. FEDERAAL SECRETARIAAT Brand Whitlocklaan 87 1200 Sint-Lambrechts-Woluwe T 02 |735 81 92 - F 02 |735 81 66
[email protected] www.uvv.be
Provinciale Centra Morele Dienstverlening BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST PCMD Brussel Stalingradlaan 18-20 - 1000 Brussel T 02 242 36 02 - F 02 242 56 17
[email protected]
PROVINCIE LIMBURG PCMD Hasselt A. Rodenbachstraat 18 - 3500 Hasselt T 011 21 06 54 - F 011 23 55 16
[email protected]
PROVINCIE VLAAMS-BRABANT PCMD Leuven Brusselsestraat 78 - 3000 Leuven T 016 23 56 35 - F 016 20 75 47
[email protected]
PROVINCIE ANTWERPEN PCMD Antwerpen Jan Van Rijswijcklaan 96 - 2018 Antwerpen T 03 259 10 80 - F 03 259 10 89
[email protected]
PROVINCIE OOST-VLAANDEREN PCMD Gent Coupure Rechts 4 - 9000 Gent T 09 233 52 26 - F 09 233 74 65
[email protected]
PROVINCIE WEST-VLAANDEREN PCMD Brugge Jeruzalemstraat 51 - 8000 Brugge T 050 33 59 75 - F 050 34 51 69
[email protected]
Centra Morele Dienstverlening BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST CMD Jette Jetse laan 362 - 1090 Jette T 02 513 16 33
[email protected] PROVINCIE ANTWERPEN CMD Antwerpen Breughelstraat 60 - 2018 Antwerpen T 03 227 47 70
[email protected] CMD Herentals Lantaarnpad 20 - 2200 Herentals T 014 85 92 90 - F 014 85 44 39
[email protected]
PROVINCIE LIMBURG CMD Genk Bochtlaan 16 bus 6 - 3600 Genk T 089 51 80 40 - F 089 51 80 49
[email protected]
PROVINCIE VLAAMS-BRABANT CMD Halle Molenborre 28/02 - 1500 Halle T 02 383 10 50 - F 02 383 10 51
[email protected]
CMD Maasland Pauwengraaf 63 - 3630 Maasmechelen T 089 77 74 21 - F 089 77 74 22
[email protected]
CMD Vilvoorde Vlaanderenstraat 69 - 1800 Vilvoorde T 02 253 78 54 - F 02 253 57 87
[email protected]
CMD Tongeren Vlasmarkt 11 - 3700 Tongeren T 012 45 91 30 - F 012 45 91 39
[email protected]
PROVINCIE WEST-VLAANDEREN CMD Ieper Korte Torhoutstraat 4 - 8900 Ieper T 057 23 06 30 - F 057 23 06 39
[email protected]
CMD Mechelen O.-L.-Vrouwestraat 29 - 2800 Mechelen T 015 45 02 25 - F 015 43 55 19
[email protected]
PROVINCIE OOST-VLAANDEREN CMD Aalst Koolstraat 80-82 - 9300 Aalst T 053 77 54 44 - F 053 77 97 70
[email protected]
CMD Kortrijk Overleiestraat 15A - 8500 Kortrijk T 056 25 27 51 - F 056 25 27 53
[email protected]
CMD Turnhout Begijnenstraat 53 - 2300 Turnhout T 014 42 75 31 - F 014 42 54 40
[email protected]
CMD Ronse Zuidstraat 13 - 9600 Ronse T 055 21 49 69 - F 055 21 66 68
[email protected]
CMD Roeselare Godshuislaan 94 - 8800 Roeselare T 051 26 28 20 - F 051 26 28 26
[email protected]
CMD Sint-Niklaas Ankerstraat 96 - 9100 Sint-Niklaas T 03 777 20 87 - F 03 777 31 64
[email protected] CMD Zottegem Kastanjelaan 73 - 9620 Zottegem T 09 326 85 70 - F 09 326 85 73
[email protected]
Antennes Morele Dienstverlening PROVINCIE ANTWERPEN AMD Lier Antwerpsestraat 148 (1ste verdieping) 2500 Lier T 03 488 03 33 - F 03 488 03 33
[email protected]
PROVINCIE LIMBURG AMD Bilzen Klokkestraat 4 bus 1 3740 Bilzen T 089 30 95 60 - F 089 56 57 94
[email protected]
AMD Mol Laar 2 bus 3a 2400 Mol T 014 31 34 24 - F 014 31 34 24
[email protected]
AMD Sint-Truiden Kazernestraat 10/001 3800 Sint-Truiden T 011 88 41 17 - F 011 31 26 45
[email protected]
Unie Vrijzinnige Verenigingen
www.uvv.be