Overweging Te vaak neem je beslissingen in dit leven, waar je maar gedeeltelijk achter staat. En ook in de beslissingen, die hieruit volgen, kun je je maar gedeeltelijk vinden. Hieruit volgen dan weer andere beslissingen waar je jezelf niet meer in herkent. Totdat je op een dag wakker wordt en jezelf niet meer kunt vinden. Dan pak je de spullen die belangrijk zijn en je gaat op weg. Totdat je jezelf weer tegen komt. En dan spreek je jezelf eens streng toe. (Aboriginal verklaring voor de Walkabout.) Alles blijft zich herhalen, moeilijk ergens iets nieuws tussen te krijgen. Werken, werken en nog eens werken. Te weinig bewegen, teveel zitten, teveel eten. Het is moeilijk om dit te doorbreken. Ik slaap in, verlang naar iets nieuws. Ik moet los komen. Ik heb frisse lucht nodig. Het ritme van elke dag houdt me weg bij mijn ‘eigen’ gevoel, mijn ‘spiritualiteit’. Ik voel te weinig, alles is te vlak geworden. Voor zaken waar ik vroeger veel tijd en aandacht voor had, daar wals ik nu zonder emoties overheen. Een eigen bedrijf is leuk en geeft een gevoel van vrijheid en voldoening. Je doet het tenslotte nu voor jezelf. Maar samen met een eigen huis en al die andere vaste lasten die moeten worden opgebracht, is het ook een extra zware verantwoordelijkheid die elke maand opnieuw moet worden waargemaakt. Een nieuw hoofdstuk is de enige mogelijkheid om weer bij mijn gevoel terug te komen en een spirituele en artistieke stap te kunnen zetten. Zo'n proces komt langzaam op gang en wordt steeds sterker van binnen. Het nieuwe doel wordt steeds groter. De gevolgen steeds minder belangrijk. En dan is het zover. Do it. Het is de fase, waarin al het door de jaren heen vergaarde materiële opzij geschoven wordt voor inzicht over het leven en de dood; van oudsher het terrein van de spiritualiteit. Vorig jaar heb ik het eerste deel van mijn fietstocht op weg naar Santiago gemaakt. Ik ben er zo enorm van opgeknapt en heb me sterk en vrij gevoeld. Ik was weer even helemaal bij mezelf. Geweldig gewoon. Dit zou ik de rest van mijn leven kunnen blijven doen. Dit jaar het vervolg van ZuidFrankrijk naar Santiago de Compostella in Spanje. Voorbereidingen
Ultreya e Suseya = ‘Westwaarts en houdt vol’ Elk jaar gaan vele duizenden pelgrims op weg naar Santiago de Compostella. Zowel te voet, te paard als op de fiets gaan ze. Dit zijn door de katholieke kerk erkende manieren van pelgrimage. Om te worden gekwalificeerd als pelgrim moet men op zijn minst 100 km te voet, 200 km op de fiets of 300 km te paard afleggen. Veruit de meeste pelgrims lopen alleen de vereiste honderd kilometer. Dit zijn bijna allemaal echte gelovigen. Zij beginnen meestal in Ponteferrada. Dit geeft hen dan recht op een
Compostella. Dat op zijn beurt weer recht geeft op strafvermindering na de dood.
Anderen beginnen hun pelgrimsweg vanaf de Franse Pyreneeën in St. Jean Pied-de-Port of in de Spaanse Pyreneeën bij de Abdij van Roncevalles. Ze maken gebruik van het uitstekende net van refugio's (veilig onderkomen) en volgen de befaamde gele pijlen, die de route markeren. Als ze alles, de volle 800 kilometer, lopen kan Santiago de Compostella in ongeveer 4 weken worden bereikt. Sommige pelgrims lopen alleen gedeeltes of slaan gedeeltes van de Camino (de pelgrimsweg) over. Dit wordt trampa genoemd. Een tot de verbeelding sprekende groep zijn de lange afstandswandelaars. Zij vertrekken net als de pelgrims van vroeger te voet vanuit hun woonplaats. Voor langere tijd laten zij de vertrouwdheid en de gemakken van thuis achter zich. Geen kranten, radio of televisie en alleen zichzelf als gezelschap. Net als de pelgrims van toen ervaren zij de ontberingen. Niet alleen de vanzelfsprekende fysieke, maar ook de geestelijke ongemakken zoals eenzaamheid en gevoelens van uitzichtloosheid.
Men zegt wel dat je aan het einde van de route je de juiste conditie hebt opgebouwd om aan de reis te kunnen beginnen. Ik ben bang dat dit voor mij ook geldt. Een aantal maanden voor mijn reis had ik last van mijn luchtwegen en heb een antibiotica kuur moeten slikken om van mijn hoesten af te komen. Ik heb dus niet echt kunnen trainen. Zaterdag 25 maart ben ik met de trein naar Utrecht gegaan en vervolgens naar huis gefietst. Ik moet zeggen dat ik binnen 10 minuten het gevoel van vrijheid en geluk weer helemaal bij me had. De tocht was 80 km lang en met zon en wat tegenwind ging het redelijk goed. Onderweg heb ik broodjes, ham, vruchtensap, wortels en appels gekocht voor onderweg. Aan het einde van de tocht had ik wel wat last van mijn zitvlak, maar dat is een kwestie van zitvlees kweken. Na de oefentocht heb ik wel het gevoel dat ik het ook dit keer ga redden in Spanje. Het klimmen over de Pyreneeën en de zware bepakking zal wel impact hebben, maar ik heb tijd genoeg (zie schema). Routes naar Spanje Iedereen, die te voet, op de fiets of te paard, de minimum afstand van het Spaanse gedeelte van de Camino (pelgrimsroute) aflegt en dit op een kaart, het pelgrimspaspoort (credential del peregrino), bewijst door deze kaart te voorzien van stempels (sello) bij kloosters, kerken en stadhuizen (ayuntamientos), is een officieel erkende pelgrim. Verder heeft hij onderweg, op vertoon van de kaart, recht op verblijf in de refugio's (‘veilige plaatsen’). Op het eind van de pelgrimage kan hij in Santiago op vertoon van deze kaart een
'Compostella' afhalen, een soort oorkonde.
Compostella Deze Compostella geeft aan dat de pelgrimage naar Santiago de Compostella volbracht is en geeft recht op strafvermindering in het vagevuur (da’s mooi meegenomen toch!). Onder de 'Camino', de pelgrimsweg, wordt vaak alleen de 'Camino Frances' verstaan. Dit is de oude historische route die vanaf de Spaans-Franse grens naar Santiago de Compostella loopt. Maar dit is het laatste gedeelte van een route, die op verschillende plaatsen in Europa begint. Van oudsher werden diverse landen door de pelgrimsweg met elkaar verbonden. Niet alleen ideeën over godsdienst, maar ook over cultuur en maatschappij werden langs deze route uitgewisseld. Dit is de reden waarom deze route in 1987 door de Europese Gemeenschap werd uitgeroepen tot Eerste Europese Reisroute. In de hoogtijdagen dat de Camino gelopen werd, werd Europa doorsneden met een uitgebreid netwerk van paden en wegen. Alsmaar westwaarts meanderden deze routes om tenslotte in Santiago samen te komen. Voor de harde kern begint de Camino, trouw aan deze traditie, bij de voordeur. Om daarna de weg naar Santiago te gaan over deze oude wegen. Veel oude pelgrimswegen zijn in onbruik geraakt of anders wel overdekt met asfalt. Er voor in de plaats zijn de Lange Afstandswandelpaden (LAW) of Grand Randonnees (GR) gekomen. De moderne pelgrim zoekt zijn weg aan de hand van de gele Michelin gidsen en routebeschrijvingen van de GR's. Wat gebleven is, zijn de plaatsen van culturele en historische betekenis, oude pelgrimsplaatsen, kathedralen en abdijen. Gebleven zijn ook de plaatsen van entree voor de Camino. Gelegen in de Pyreneeën aan de Frans-Spaanse grens, daar waar de verschillende routes uit Frankrijk samenkomen. Het bekende St. Jean Pied-de-Port voor de 'Camino Navaro' en Somport voor de minder populaire
'Camino Aragones'(zie kaartje beneden). Anything else Before you start the walk, it is a good idea to have a simple medical check-up and to train by bicycling longer and longer distances over a few days. The day before setting out, do not eat a heavy meal that is hard to digest. It is a good idea to take in a higher amount of sugar than usual, in the form of sweets and cakes or honey. Fat, such as butter or lard, should be eaten frequently, but in small quantities. Proteins, such as eggs, meat, fish and milk, are better eaten when resting, training and getting prepared, while the necessary vitamins are provided by fresh and dried fruit. Ideally, you should eat your main meal of the day at the end of each stage. If you drink water from any of the wells and springs on the Way, make sure it is potable. However, thirst is quenched better with warm soup and broth than with very cold liquids. Treinreis: De reis zal beginnen met een treinreis op 6 april van Groessen > Schiphol > Parijs > Dax.
Schiphol
THA 9310
Parijs Noord
Vertrek
6:31
Aankomst
9:35
--------------------------------------------------------------------------------------------Parijs Montparnasse
TGV 8539
Dax
Vertrek
11:29
Aankomst
16:06
--------------------------------------------------------------------------------------------Reisduur 09:37 uur
Fietsen zijn aan boord van Thalys uitsluitend toegestaan als het voorwiel is gedemonteerd en de fiets is verpakt in een speciale fietshoes (max. afmeting 120x90 cm). De fiets wordt dan als bagage gezien. Een vouwfiets is toegestaan mits deze is ingeklapt en verpakt. TGV contact per telefoon 0900 9296. In een aantal gerenoveerde TGV's treinen is het tegenwoordig mogelijk een fiets mee te nemen. Een fietskaartje voor de TGV kost circa € 10, reserveren verplicht. Een fiets mag gratis mee als deze in een fietshoes zit, met een maximale grote van 120 x 90 cm. Het voorwiel moet dan gedemonteerd zijn. Meer informatie over de fiets mee in de trein in Frankrijk: www.velo.sncf.com Fietsvervoer: In Maart heb ik gebeld met bedrijf Soetens over een definitieve afspraak voor het fietsvervoer. Soetens komt de fiets ongeveer twee weken van tevoren thuis ophalen. Hij bundelt dan de fietsen die vervoerd moeten worden en brengt de fietsen met een busje naar Frankrijk. Ik heb Ann Tadema (een bekende van me, die in Dax heeft gewoond) gevraagd of ze kennissen had in Dax, alwaar ik mijn fiets zou kunnen laten afleveren. Dat kon inderdaad. Ik heb mijn fiets bij David en Marie France MacMillan laten bezorgen.
Ik ga zelf later met de trein. De kennissen van Ann, hebben aangeboden om de fiets naar het station te brengen als ik met de trein aankom. In Santiago kan ik de fiets afgeven bij het verzamelpunt van Soetens en wordt de fiets t.z.t opgehaald door Soetens en weer naar huis gebracht in Nederland, Kosten: 2 x € 129,= Website: www.fiets-vervoer.nl Verzamelpunt Santiago: Hotel Mexico, Republica Argentina 33. Aldaar is iemand om de fiets in ontvangst te nemen (maandag-vrijdag 09:00 – 11:00 en 18:00-19:00 en op zaterdag 11:0013:00). Als je blijft overnachten in hetzelfde hotel dan krijg je daar 10% korting op. Routeplanner: Het tweede deel van de reis zal ongeveer een fietsdag ten noorden van de Spaanse grens bij Dax van start gaan. Dit lijkt me een goede aanloop voor de Pyreneeën. Van Dax naar de Spaanse grens is ongeveer 90 km. De benen kunnen dan wat warm draaien voor het echte klimmen begint. Ik heb extra brede banden op mijn fiets laten monteren, zodat ik wat beter de druk van de zwaar beladen fiets kan verdelen op het vaak slechte wegdek. De brede banden geven ook veel meer stabiliteit in de bochten. Dag
Fietsdagen
Datum
Fietstocht Groessen > Santiago de compostella
km
∑ km
gem
1
1
1-4-2011
Groessen > 's Hertogenbosch
84,0
84,0
84,0
2
2
2-4-2011
's Hertogenbosch > Zoersel
87,0
171,0
85,5
3
3
3-4-2011
Zoersel > Geraardsbergen
106,0
277,0
92,3
4
4
4-4-2011
Geraardsbergen > Tournai
56,0
333,0
83,3
5
5
5-4-2011
Tournai > Cambrai
67,0
400,0
80,0
6
6
6-4-2011
Cambrai > Noyon
97,0
497,0
82,8
7
7
7-4-2011
Noyon > Plailly
78,0
575,0
82,1
8
8
8-4-2011
Plailly > Parijs
53,0
628,0
78,5
9
9
9-4-2011
Parijs > Sauix les Chartreux
29,0
657,0
73,0
10
10
10-4-2011
Sauix les Chartreux > Santilly
77,0
734,0
73,4
11
11
11-4-2011
Santilly > Courbouzon
77,0
811,0
73,7
12
12
12-4-2011
Courbouzon > Tours
84,5
895,5
74,6
13
13
13-4-2011
Tours > Chatellerault
78,0
973,5
74,9
14
14
14-4-2011
Chatellerault > Lezay
90,0
1063,5
76,0
15
15
15-4-2011
Lezay > Saintes
90,0
1153,5
76,9
16
16
16-4-2011
Saintes > Montalivet-les-Bains
71,0
1224,5
76,5
17
17
17-4-2011
Montalivet-les-bains > Salles
120,0
1344,5
79,1
18
18
18-4-2011
Salles > Gamarde-les-Bains
116,0
1460,5
81,1
19-4-2011
Vrij
19 20
19
20-4-2011
Gamarde-les-Bains > Pau
80,0
1540,5
81,1
21
20
21-4-2011
Pau > Lourdes
50,0
1590,5
79,5
22
22-4-2011
Vrij
23
23-4-2011
Terugreis Lourdes > Groessen
Trein
Fietstocht Groessen > Santiago de compostella
km
6-4-2012
Groessen > Amsterdam > Tartas
Trein
7-4-2012
Tartas > Saint Palais
Dag
Fietsdagen
1 2
21
Datum
88,0
∑ km 1678,5
gem 79,9
3
22
8-4-2012
Saint Palais > Roncevalles
4
23
9-4-2012
Roncevalles > Igúzquize Estelle
61,0
1739,5
79,1
103,8
1843,3
80,1
5
24
10-4-2012
6
25
11-4-2012
Igúzquize Estelle > Navarette
59,4
1902,7
79,3
Navarette > Belgrado
75,0
1977,7
7
26
79,1
12-4-2012
Belgrado > Burgos
59,0
2036,7
78,3
8 9
27
13-4-2012
Burgos > Castrojeriz
52,0
2088,7
77,4
28
14-4-2012
Castrojeriz > Terradillos de los Templarios
75,5
2164,2
77,3
10
29
15-4-2012
Terradillos de los Templarios > Villar de Mazarife
89,4
2253,6
77,7
11
30
16-4-2012
Villar de Mazarife > Rabanal del Camino
59,0
2312,6
77,1
12
31
17-4-2012
Rabanal del Camino > Villafranca
64,2
2376,8
76,7
13
32
18-4-2012
Villafranca > Triacastela
56,5
2433,3
76,0
14
33
19-4-2012
Triacastela > Palas de Rei
71,6
2504,9
75,9
15
34
20-4-2012
Palas de Rei > Santiago de Compostela
72,0
2576,9
75,8
16
21-4-2012
Santiago de Compostela
17
22-4-2012
Santiago de Compostela
18
23-4-2012
Santiago de Compostela
19
24-4-2012
20
25-4-2012
21
26-4-2012
22
27-4-2012
23
28-4-2012
24
29-4-2012
Dag 1: Treinreis Groessen > Schiphol > Parijs > Dax (0 km, totaal 0 km) Overnachting 1: Hotel … = €0,0 Op Zondag 25 maart heb ik via internet mijn treintickets besteld. Op 27 maart is mijn fiets opgehaald voor transport naar Dax. Ik heb ook een digitale kaart van Spanje gekocht voor in mijn Garmin navigator. Vorig jaar had ik geen kaart van Frankrijk waardoor ik alleen van waypoint naar waypoint kon navigeren zonder dat wegen werden aangegeven. Dus alleen de grove richting was duidelijk. Nu staan alle wegen precies aangegeven. Da’s luxe, toch! Ik heb van internet de waypoints van de Santiago route gedownload en deze ook opgeslagen in de navigator. Ik voel me nu langzaam in euforie stemming komen. Ik heb er zin in. Het zal ook weer afzien worden net als vorig jaar. Misschien nog wel erger omdat ik nu over de Pyreneeën moet klimmen. Ik heb ooit in Zwitserland een aantal bergpassen van de Alpen beklommen en dat was al zwaar genoeg.
Reisverslag: Dag 1. Groessen – Schiphol - Tartas (Treinreis) Overnachting 1. Tartas bij David en Marie = € 0,= Vroeg opstaan. Trein op Schiphol is netjes op tijd. Als ik op het perron sta en de trein langzaam tot stilstand zie komen, vraag ik me af waar nu eigenlijk mijn fiets in had gemoeten… Bij het instappen staan er twee vrouwen aan de schuifdeur te sjorren. Ik bied mijn hulp aan en met een flinke ruk vliegt de deur open. “tres forse(kracht)!” zegt een van de vrouwen en kijkt me bewonderend aan. De gereserveerde stoel is leeg en even later vertrekt de trein naar Parijs. Ik kan onderweg nog even een tukkie doen om slaap bij te tanken. Dan rijden we het bekende Parijs binnen: Gare du Nord(station Noord). Ik loop met mijn fietstassen over het lange perron richting metro. Hier staat een lange rij wachtenden voor het metroloket. Ik heb tijd en kan zo even de ochtenddrukte van Parijs op me in laten werken. Ik koop een enkele reis Montparnasse en krijg splinternieuw wisselgeld terug. Lijn 4 richting d’Orléans. De metro is erg druk en ik tel het aantal haltes tot aan Montparnassa. Ik volg de borden ‘Grant line train’. Op het station koop ik een stokbrood met salami en augurk bij een kraampje. Op het station aangekomen hangt er een enorm bord waarop alle treinnummers staan aangegeven. Iedereen staat te staren naar het bord. Kort voor vertrek van een trein komt het vertrekkende perron achter de trein te staan. Dan komt de massa in beweging en stromen de mensen naar het betreffende perron. Een vrouw komt half in paniek naar me toe gelopen en vraagt of ik haar kan helpen. Ze zoekt haar trein. Ze laat me haar treinkaart zien. Ik kijk naar het treinnummer en speur op het bord. “19, That’s where you have to go”, zeg ik. Ze twijfelt omdat er een andere bestemming op het bord staat. "I am sure, hurry otherwise you will miss your train!” Dat was voldoende om haar te laten rennen. De TGV zit vol. De trein rijdt erg snel. Ik herken het landschap waar ik vorig jaar heb zitten ploeteren op de fiets. Diverse malen ben ik toen het tracé overgestoken en heb ik de treinen voorbij zien razen. Na een paar uur rijden veranderen de kleuren van het landschap en komt het zonlicht ons betoveren. Naar mij zit een moeder en tegenover ons haar beide zonen. Ze spreekt Frans naar de jongens en de antwoorden komen in het Duits terug. Ik vraag hoe dat in elkaar zit. Pa is Duits en zij is Frans. De
jongens zitten op een multiculturele school (Frans/ Duits). Je kunt echt zien dat de jongens geen enkele moeite hebben met beide talen. Station Dax. Ik stap uit en kijk om me heen of ik ene David kan herkennen. Ik weet niet hoe hij eruit ziet. Ik loop het station uit en zie een wat oudere man staan te wachten. Kan niet missen dat moet David zijn. “Are you David?” vraag ik. De man kijkt me aan en begint te lachen. We schudden elkaars handen en ik volg hem naar de auto. Hij vertelt in het Engels – vloeiend, want hij is van oorsprong Amerikaan - dat zijn Marie op het ogenblik bijles aan het geven is aan kinderen uit de buurt. We zijn dus pas over enkele uren welkom. Hij stelt voor om een biertje te gaan drinken. Lijkt me een goed begin van de vakantie. We zoeken een parkeerplaats en wandelen naar het centrum van Dax. Ik herken het van vorig jaar. De terrasjes, de kerk, het plein en de fontein. David laat me het water uit de fontein voelen. Het is bloedheet. Hier komt het warme water uit de grond en daarom is Dax ook een kuuroord. We wandelen naar het centrum en gaan in een café zitten. We drinken een biertje gemixt met limonade. Das eigenlijk best lekker en goed te drinken.
Het gesprek komt eerst wat moeilijk op gang maar langzaam komt hij wat losser. David komt dus uit Amerika en is in Frankrijk blijven plakken aan zijn Franse Marie. Hij heeft nu bijna geen familie
meer in Amerika en zal er ook wel niet meer komen in zijn leven. De laatste keer was toen zijn vader ziek was en kwam te overlijden. David heeft keukens gemonteerd. Hij heeft dat lange tijd gedaan en is nu gepensioneerd. Hij lijkt me een man die tevreden is met wat hij heeft gehad en heeft en die niet zo streeft naar uitersten. David kijkt op de klok en zegt dat we nu welkom zullen zijn. We rijden naar Tartas. De plaats ligt zo’n 20 km schuin boven Dax. We rijden op secundaire wegen zodat ik morgen de weg naar Dax terug kan vinden. Thuis aangekomen wordt ik welkom geheten door Marie. Een klein vrouwtje met een echte typisch Franse uitstraling. Ik krijg mijn slaapkamer te zien en de fiets wordt er ook geparkeerd. Ik heb tot aan het eten tijd om de fiets op maat te stellen en de GPS aan te brengen. Naast de slaapkamer heb ik mijn eigen badkamer met wc. Het bed is eigenlijk een bank. Ik pak mijn slaapzak en zoek een kussen. Ik wordt geroepen voor het eten. We eten in de keuken. De houtkachel is aangestoken en geeft een fijne warmte. Voordat we beginnen met eten wordt er eerst nog een gebed door David uitgesproken. Hij vraagt GOD om mij op de weg naar Santiago te beschermen en bedankt hem voor het eten wat op tafel staat. We beginnen met eendenpaté en stokbrood. Als hoofdgerecht eend, verse asperges, brood, groente, cassis met witte wijn. Het smaakt allemaal heerlijk en ik voel me welkom. Het is natuurlijk allemaal wat vreemd omdat we elkaar eigenlijk helemaal niet kennen. We kennen alleen samen Ann die in Frankrijk gewoond heeft. De zoon van David en Marie woont in Japan en hun dochter woont in Bordeaux. Deze heeft net een baby gekregen. Ik geef het cadeautje dat ik namens Ann moest geven en vertel over de blauwe muisjes die in de verpakking zitten. Ook geef ik de doos chocolade aan Marie die ik zelf gekocht heb en bedank hun beide voor alle gastvrijheid. Na het eten praten we nog wat na en dan excuseer ik me, omdat ik doodmoe ben van de dag en de lange reis. Het zijn lieve mensen. Op mijn slaapkamer kruip ik in mijn slaapzak en val als een blok in slaap. ’s Nachts word ik nog een keer wakker om te plassen. Het regent buiten erg hard. Dat belooft niet veel goeds. Voor mijn reis naar Santiago heb ik een (veel te dure) regenjas gekocht. Ik heb GOD nog even uitgelegd dat ook al heb ik een te dure regenjas gekocht, deze niet getest hoeft te worden met regen. Het mag echt gewoon droog blijven… Dag 2. Tartas – Saint Palais (88 km, gemiddeld 14.7 km/h, gefietst 5:56 uur) Overnachting 2. Hotel le Trinquet in saint palais = € 58,= Om 7:00 sta ik op en ga douchen. Ik trek mijn fietskleding aan en pak mijn fietstassen in. David heeft ontbijt gemaakt. Toast met eigengemaakte jam en zwarte koffie. Na het eten neem ik afscheid en loop ik met de fiets naar buiten. Het is gelukkig droog. Alles drupt nog na. Ik zwaai gedag en ben dan op mezelf. Klaar om naar Santiago te gaan.
Ik voel me gelukkig. Een scheut van energie en kracht gaat door me heen. Ik voel avontuur en voel ook dat ik de eindbestemming ga halen. Ik herken de route die we gisteren vanuit Dax met de auto hebben gereden. In een dorpje koop ik bij de bakker wat luxe koeken en laat ik mijn bidons door de bakker vullen met water. Dat was ik nog helemaal vergeten. De bakker kijkt me vreemd aan als ik de lege flessen overhandig, maar vult ze dan zonder protest. Een andere klant in de winkel maakt er een opmerking over, maar dat kan ik niet verstaan. Onderweg barst het van de eendenkwekerijen. Eend is hier een lokale delicatesse. Net voor Dax kom ik uit op de route in het fietsboekje. De route voert nu langs Dax naar het zuiden. Op een gegeven moment kom ik langs dezelfde supermarkt waar ik vorig jaar inkopen heb gedaan. Ik koop er yoghurt, brood en bananen. Verderop koop ik bij een slagerij “deux plak” echte achterham. Het is nog bewolkt, maar tegen de middag komt de zon door. Ik volg nu een route door dorpjes, kerkjes, langs riviertjes en over smalle bruggen. Een van de bruggen is slechts voor eenrichtingverkeer. Er staan stoplichten en als het licht op groen springt, fiets ik voorop en een tiental auto’s achter me aan. Het
landschap is vlak met veel boomgaarden. In de middag stop ik op een pleintje met een bankje. De zon schijnt nu lekker. Ik warm mijzelf aan de zon en eet mijn lunch. Daarna ga ik languit op de bank liggen. Mijn benen doen het goed en de warmte van de zon is een weldaad voor mijn lijf. Ik bel Ma op om te zeggen dat ik goed ben aangekomen en ik een nieuw avontuur ga beleven. “Jongen toch, pas je
wel goed op jezelf?” is het antwoord. Ze wenst me veel succes en zegt dat ze van me houdt. Ik stap weer op de fiets en passeer nog meer bruggen en kronkel over smalle weggetjes door het glooiende landschap. Ik voel me alweer helemaal thuis. Onderweg neem ik nog een kijkje in een van de talrijke kerkjes. Binnen staat een kruis met linten versierd. Het is bijna Pasen. Het doel om in St Jean Pied de Port aan te komen wordt te veel voor één dag met de extra 20 kilometer van Tartes tot aan Dax. In Saint Palais zoek ik naar een hotel. Op een plein zie ik Hotel Casa Sabina. De kamer is mooi en de prijs is redelijk. De zoon van de hoteleigenaar brengt me met een groep andere kinderen en mijn fiets naar een bijgebouw. Hier kan ik mijn fiets stallen. De kinderen gaan squashen. Het blijkt dat ze hun eigen zaal hebben om te spelen. Wat een luxe. Ik neem een bad en loop daarna nog een rondje door de stad. Het regent. Nergens een goed restaurant te vinden, dus koop ik appelmoes, ananassap, appel, peer en chocolade in een Bio-winkel. Op mijn hotelkamer eet ik het meeste op. De rest is voor morgen op de fiets. Ik kijk nog wat tv en ga dan slapen. Het is fijn om weer even helemaal bij mezelf te zijn.
Dag 3. Saint Palais - Roncesvalles (61 km, gemiddeld 9.9 km/h, gefietst 6:00 uur) Overnachting 3. Hotel Casa Sabina = € 40,= In de hoek van de kamer staat de tafel gedekt met ontbijt. Ik neem stokbrood, jus, jam en koffie. Na het afrekenen haal ik de fiets op en doe ik een fietstas aan iedere kant. Ik begin met een flinke klim om uit het dorp te komen. Op de heuvel zie ik het landschap al glooiend voor me uit gaan. Heel in de verte zie ik de Pyreneeën. Het gaat nu heuveltje op en heuveltje af. Mijn knieën krijgen de vuurdoop. Ik probeer mijn ritme te vinden waarbij ik het goed vol kan houden. Ik zie ook steeds meer pelgrims langs de weg lopen. Sommigen zijn alleen en anderen lopen in groepen. Ze lopen vaak op wat kleinere paden als waar ik op fiets. Af en toe neem ik een pauze en eet ik wat fruit, yoghurt en chocolade. Alles is nat waardoor ik niet echt lekker kan picknicken. Vlak voor St. Jean Pied de Port gaat het regenen en trek ik onder het afdak van een kerkje mijn regenjas aan. De lucht ziet er grijs uit en het gaat vandaag niet meer beter worden. In
het toeristendorp is het erg druk. Er is markt en veel auto’s rijden door de smalle straatjes. Vanaf hier starten veel pelgrims. Ook zie ik nu enkele fietsers die aan de beklimming beginnen. In een café drink ik twee espresso’s en bel naar het klooster op de berg om een slaapplaats te reserveren. Dat is geen probleem. Ik ga dan op weg naar de voet van de Pyreneeën. De weg slingert langs het dorp en klimt dan langzaam maar zeker omhoog. Ik rij op de hoofdweg en het blijft maar regenen. Ik passeer kleine dorpjes en zie dat iedereen lunchtijd heeft. Er staan veel auto’s voor de restaurants. Diverse malen steek ik een rivier van smeltwater over. Dan volg ik die links en dan weer rechts. De klim wordt steiler en langzaam wordt het een lijdensweg. Da’s heel toepasselijk zo met Pasen. Dat het Pasen is realiseer ik me nu pas. Ik passeer een dorp waar de weg zo enorm steil gaat, dat ik af moet stappen. Voorbij het dorp staat een politieauto het verkeer te regelen. De agent kijkt me aan en wenst me sterkte en een goede tocht. Hij kijkt met een gezicht alsof ik dat nodig zou kunnen hebben. Niet gehinderd door enige wetenschap van wat me te wachten staat, fiets ik rustig door. Af en toe stap ik af en loop een stukje om ook andere beenspieren te gebruiken. Ik eet dan weer wat zodat mijn energie ook op peil blijft. Appelmoes, yoghurt, bananen, stokbrood met chocoladepasta en water, alles is op. Bananen doen het nog het beste voel ik. Het regent steeds harder en het wordt ook kouder en kouder. Mijn navigator zegt 7 graden en de batterijen zien het niet meer zo zitten. De kou is geen combi met een bezweet lichaam. Als ik stop met fietsen wordt ik snel kouder en condenseert het zweet op mijn lichaam. Na elke bocht hoop ik dat het de laatste is maar dan zie ik ver in de hoogte nog een auto rijden. “Kut, daar moet ik dus nog helemaal naar toe klimmen! Dat duurt zeker nog een uur.” Het wordt steiler en de ene haarspeldbocht naar de andere ontsluit zich voor me. Ik ben alleen. Iedereen zit droog bij de kachel en ik hier zeiknat in de koude op de fiets. Weer een dozijn haarspeldbochten gepasseerd. Ik ben gewoon te moe om foto’s te nemen. Ik zet mijn verstand op nul. Dat is nog het beste. Als ik vooruit blijf gaan, zal ik echt een keer boven moeten komen. Nu in plaats van een scherpe bocht een kaarsrechte weg omhoog door de mist. Het einde is niet te zien. Dan eindelijk verschijnt een groot kruis in de mist en langs de weg staat een bord met Ibaneta 1057 meter. Ik ben op de top van de berg aangekomen. Ik zie nu ook weer de pelgrims wandelen. De weg gaat nu naar beneden en even later is het klooster zichtbaar. Heerlijk om bergaf te gaan en de benen daarbij stil te kunnen houden. Bij het klooster
informeer ik naar mijn kamer. De fiets kan in het klooster staan en ik heb een kamer in het hotel naast het klooster gekregen. Na alle formaliteiten en stempels sta ik aan de bar van mijn hotel en bestel wat te drinken. Het is gezellig druk en het zit vol met pelgrims. Een Nederlander spreekt me aan. Hij is vrijwilliger en met een team van mensen blijft hij hier de hele zomer voor pelgrims zorgen. Of ik ook een vrijwilliger wil worden. “Eerst nog een paar jaartjes werken”, leg ik uit. Aan de bar krijg ik een etensbon voor het pelgrimsmenu (€9,-) van 19:00 uur. Ook wordt mij verteld dat er om 18:00 uur een pelgrimsdienst is in de kerk. Je kunt dan de zegen halen. Ik neem afscheid van de Nederlander en neem een heerlijk warm bad op de slaapkamer. Vreemd voelt het als je de hele dag het uiterste gegeven hebt en je helemaal kapot bent gegaan, je na een warm bad plots weer een heel ander mens bent geworden. De schuurplekken langs mijn bovenbenen smeer ik goed in met zalf. De beenspieren zijn verkrampt maar dat komt wel weer goed. Eerst een tukkie. Ik loop een rondje over het complex en bezichtig het oude klooster. Het is mooi gerestaureerd. De dikke muren stralen voelbare koude uit. In een kapel ligt iemand begraven in een tombe. In het glasin-lood spektakel is te volgen wat hij voor deze bijzondere plek heeft gedaan. Dan ga ik de kerk binnen en schuif in een van de bankjes. Er zitten veel pelgrims. De priester gaat en een andere komt. De dienst begint en ik kan er niks van verstaan. Dat de communie alleen voor katholieken is wordt wel in het Engels medegedeeld. Aan het einde van de dienst mogen de pelgrims naar voren komen. De priester maakt een gebaar. Als we in een lange rij voor het altaar staan krijgen we de zegen. Het voelt bijzonder om daar tussen al die andere pelgrims te staan. Ik voel me nu al trots na slechts een paar dagen fietsen. Met wierook en wijwater krijgen we de zegen. De lijst met nationaliteiten van de pelgrims die zich nu in het complex bevinden worden opgenoemd. Bla bla bla Hollanda bla bla. Het valt op dat de pelgrims overal vandaan komen. Het orgel speelt een zware compositie om nog wat meer kracht bij te zetten. Het galmt en dreunt in de kerk. Ik kijk om me heen en neem alles in me op. Na de dienst loop ik naar het hotel waar al enkele pelgrims staan te wachten voor de eetzaal. Om 19:00 gaan de deuren open en word ik met andere pelgrims aan een tafel gezet. Ik stel mijzelf voor. Tegenover me zit een Nederlandse vrouw uit Baak en naast mij zitten een Spaanse moeder met haar zoon uit Baskenland. De Spaanse moeder met zoon lopen een stukje van de route tijdens hun Paasvakantie. “Dat kan natuurlijk ook nog: de Camino in kleine etappes lopen.” Ik heb hier nog nooit over nagedacht. De Spanjaarden zijn vandaag begonnen. De Nederlandse vrouw is al vanaf 15 maart onderweg door Frankrijk. Haar man gaat dezelfde route in Oktober lopen. “Jullie zien elkaar dan een heel jaar niet meer”, merk ik op. En ik vraag of ze altijd een slaapplaats kan vinden. “Och als je niks kan vinden ga je naar het gemeentehuis of de politie of de plaatselijke kroeg. Er is altijd wel iemand die iets kan regelen.” Wat fijn als je met deze zekerheid kan reizen. Er wordt een grote soepkom op tafel gezet om uit op te scheppen. Het is een heerlijke groentesoep. Ik neem twee borden en wordt lekker warm van binnen. Dan volgt forel met patat. Op tafel wordt een fles rode wijn en een fles water neergezet. Ik laat het mij smaken en de conversatie wordt voortgezet. Het is gezellig en gemoedelijk. Als toetje volgt yoghurt met suiker. Na het eten neem ik afscheid, wens ik een ieder een goede reis en ga ik naar bed. Het is 20:15 uur en ik val als een blok in slaap. Beneden hoor ik pelgrims behoorlijk dronken worden en maken ze lawaai tot diep in de nacht. Af en toe wordt ik er wakker van. Dan eindelijk is alles stil.
Dag 4. Roncesvalles - Igúzquize Estelle (103.8 km, gemiddeld 14.2 km/h, gefietst 7:15 uur) Overnachting 4. Hotel = € 50,=
Ik heb de kleren op de verwarming gelegd en ze zijn helemaal droog geworden. Na het douchen trek ik alles weer aan. Ik pak de tassen weer in en loop naar beneden. Veel wandelaars vertrekken met zware rugzakken op. Anderen zitten nog aan het ontbijt. Ik ga aan de bar zitten en bestel koffie en stokbrood met jam. Het is droog buiten maar het ziet er nog niet geweldig uit. Na mijn tweede kop koffie reken ik af en ga de tassen van boven halen. Ik loop naar het klooster en pak m’n fiets. Even later ben ik al weer op weg. Vandaag kan ik kiezen om via Pamplona te fietsen of een route onderlangs. Deze route gaat dus niet door de stad
maar door een rustig natuurgebied. Ik besluit voor het laatste te kiezen. De weg daalt langzaam af en ik haal al snel alle wandelaars in. Ook de Nederlandse vrouw uit Baak zie ik lopen. Ik wens haar een “Bon Camino” toe. De weg slingert nu weer een paar bochten omhoog en da’s niet wat ik voor vandaag verwacht had. Even later ben ik weer aan het klimmen en passeer ik de volgende bergtop, Mezkiritz. Niet zo hoog als de vorige, maar toch. Nu ga ik toch echt afdalen en vliegt het landschap aan me voorbij. Ik neem de afslag onderlangs Pamplona en het gebied langs de Erro (riviertje) is werkelijk prachtig. De zon komt steeds meer door de wolken heen en het wordt voelbaar warmer. Eerst een Tshirt uit, daarna de lange fietsbroek. De temperatuur klimt naar 24 graden. Ik fiets al meer dan twintig kilometer zonder ook maar een mens tegen te zijn gekomen. De weg kronkelt en is tussen hoge rotswanden uitgehouwen. Dan gaat de weg weer omhoog. Ik heb honger en ga van de weg af door een dorpje. Ik hobbel met mijn fiets over het slechte wegdek en stop bij een café waar ook maaltijden geserveerd worden. Binnen zitten drie pelgrims te eten. Ik begroet ze en het blijken een Nederlandse man met twee Deense dames te zijn. Ze vragen of ik bij hen kom zitten en ik bestel ook een maaltijd, bestaande uit:
gebakken eieren, spek, brood en salade. De Deense vrouwen blijken schoonzussen van elkaar te zijn.
De Nederlander heeft zich tijdens de tocht bij hen gevoegd, maar is nogal nadrukkelijk aanwezig. Ik vraag me af hoe dat over langere tijd gaat. Het is gezellig en we maken wat foto’s over en weer. Van de vrouw des huizes krijgen we een pelgrimsstempel in onze boekjes. Na de pudding neem ik afscheid en klim weer op mijn fiets. Ook de wandelaars gaan weer verder. Na het inspecteren van mijn fiets zwaaien ze me na en ik kijk weer vooruit naar mijn volgende ontmoeting.
De maaltijd was veel te zwaar en ligt als een blok beton op mijn maag. Het landschap wordt nu uitgestrekt met in de verte opnieuw bergen. Het is werkelijk prachtig. Ik fiets door Punta Reina. Het is een mooi oud stadje uit het verre verleden: kloosters, stadswallen en een stadspoort aan de voor- en achterzijde van de stad, rondom water ter bescherming. De straten zijn smal en de huizen hoog. In het stadje komt de zon bijna niet binnen. Ik fiets langzaam door de lange hoofdstraat. Het wegdek bestaat uit kasseien waardoor alles schudt op de fiets. Ook mijn maaginhoud wordt nog even
flink gemixt. Door de achterpoort gaat het pad direct over een lange boogbrug over de rivier heen. Ik sla linksaf en rechtsaf, fiets langs een camping en klim langzaam weer omhoog. Nu is het ineens wel erg warm geworden: een land van uitersten. De weg klimt verder en steiler. Als ik weer ga afdalen kruis ik de snelweg en stop ik bij een waterpomp. Hier kijkt een bank mij uitnodigend aan en ik doe een tukkie. Even later komen er pelgrims aan. Eén uit Korea, een familie uit Duitsland en een stel uit Australië. We praten wat over onze motivatie en waar we vandaan komen. Iedereen vult water bij uit de pomp en gaat weer verder. De weg volgt de autosnelweg op enige afstand en gaat bergop en bergaf. De afdaling van vanmorgen ben ik alweer vergeten. Een auto stopt naast mijn fiets en een Spaans stelletje vraagt me de weg. Ik loop naar de auto en laat mijn fietskaart zien. De Spaanse legt de kaart op haar schoot. Zij buigt voorover om alles goed op de kaart te kunnen zien. Ik zie nu ook alles erg goed! "Take your time", zeg ik. Ik kan nog wel even genieten van het uitzicht. Ik heb al vele heuvels gezien vandaag, maar deze kunnen we er ook nog wel bij hebben! Ze maken foto’s van de fietskaart en bedanken mij. “All my pleasure”, verzeker ik hen. In mijn boekje zoek ik naar een hostel. Bij het dorp aangekomen ga ik op zoek naar de kerk alwaar het hostel zou moeten zijn. Het leuke van deze dorpjes is dat je op afstand de kerk ziet, omdat deze boven alles uitsteekt. Eenmaal in het dorp kan ik de kerk niet meer te vinden omdat je geen uitzicht meer hebt. Ik fiets door de straatjes en zie een non staan met een oud vrouwtje. Ik vraag de non naar het hostel. Het oude vrouwtje draait zich om en ontpopt zich als een draak. Met krakende stem knerpen er lange Spaanse zinnen door haar tandeloze mond. Dan begint ze er ook nog ontkennend bij te schudden. De non aan wie ik de vraag stelde, komt er niet meer aan te pas. Geen hostel begrijp ik dus. Ik verlaat het dorp over dezelfde weg en op de hoofdweg aangekomen sla ik linksaf en vervolg de hoofdroute. In Estelle dat 4 km verderop ligt ga ik opnieuw kijken naar een slaapplaats. Opnieuw klimmen en dalen. In de stad nuttig ik een ijsje en een cola op een terrasje. Ik bel naar het klooster voor een slaapplaats. Voor 20:00 u. binnen zijn. Een paar tafels verderop zitten meer toeristen te praten. Het zijn Amerikanen. Ze hebben andere toeristen ontmoet en vertellen hun sterke verhalen over de vele pistolen en geweren die ze thuis hebben. Het blijft een opschepperig volkje. Dan komt er een net afgedroogde ordinaire meid aanlopen. Bij elke stap willen haar dikke tieten eigenlijk ieder hun eigen kant op. De vele vetkwabben hobbelen ook met enige vertraging mee. Alles is in een te strak katoenen jurkje geperst. “Nee hé…” Als ze begint te praten hoor ik duidelijk haar Engelse accent. “Het kon ook bijna niet anders”, dacht ik nog bij mezelf. Ik klim op de fiets en ga op weg naar het klooster. Weer volgen er steile klimmen. De route vandaag is wel lang aan het worden. Bij het klooster aangekomen blijkt alles dicht te zijn. Ik bel nog eens op, maar nu blijkt het de kloosterstraat te zijn in het vorige dorp. “Kut, ik moet eigenlijk weer terug.” ‘Terug’ betekent ook ‘morgen weer opnieuw klimmen…’ Dan maar doorfietsen en een nieuwe slaapplaats zoeken.
Na een vijftal kilometers een *** hotel. Ik vraag naar de prijs en €50 is acceptabel gezien mijn vermoeide benen. De fiets mag in de lobby staan en ik krijg een mooie grote kamer. Na een lekkere douche en een tukkie ga ik mijn T-shirts wassen in de wastafel. Ik heb een tube wasmiddel bij me. Als ik de natte was buiten op het balkon te drogen hang, neem ik de omgeving nog even in mij op. Honderd meter verderop is een camping en de eerste toeristen zijn al gearriveerd. Drie vriendinnen zitten beneden op de stoep te kletsen. Giechelend wordt er van alles over en weer uitgewisseld. Ik ga naar beneden en zoek het restaurant om wat te eten. Ik bestel water, wijn, salade en een grote entrecote. Ik ben een van de eerste die een maaltijd besteld. Ik heb van mijn Spaanse collega Pablo begrepen dat Spanjaarden ’s avonds pas om 21:00 gaan eten. Ik ben te moe om daarop te gaan wachten. Na de maaltijd ga ik naar boven en na wat tv klotsen, ga ik slapen. Dag 5. Igúzquize Estelle - Navarrete (59.4 km, gemiddeld 11.8 km/h, gefietst 5:00 uur) Overnachting 5. Hostel = € 7,=
Om 7:00 uur zou er ontbijt zijn, was mij beloofd bij de receptie. Ik ben de eerste. Alles is donker en dicht. Dan komt er een vrouw binnen die zich verontschuldigt. Ontbijt wordt een tostada(toast) met jam. Meer zit er niet in vandaag. Ik bestel café noir. De vrouw komt met koffie aangevuld met veel koude melk. Brrrrrr, niet te drinken. Na drie keer proberen is er dan echte zwarte koffie = café solo. Nooit meer vergeten! Ik heb ook van mijn Spaanse collega begrepen dat Spanjaarden meestal een ontbijt nuttigen bestaande uit biscuit en koffie. Dus ik mag nog niet eens klagen met mijn tostada. Na het afrekenen pak ik de fiets en hang de fietstassen aan de bagagedrager. Ik fiets nog geen tien meter van het hotel vandaan en het regent pijpenstelen. Ik ga weer terug onder het afdak van het hotel staan en trek mijn regenoutfit aan. Ik ga opnieuw op weg, nu door de regen. De wolken zijn donker en het zijn er erg veel. Ik zie de waterzakken onder de wolken hangen. Dat
betekent veel water. Tegen de middag begint het op te klaren en klimt de thermometer langzaam van 9 naar 17 graden. Het is weer veel klimmen en afdalen vandaag. Het is een relatief uitgestorven omgeving. Er zijn weinig dorpen waar iets te koop is. Ik zie wel meer en meer pelgrims onderweg. Alles is zeiknat, dus ik moet al staande mijn eten nuttigen. Ik heb honger. Al het eten is op en de laatste appel ligt nog zwaar op de maag ook. Een paar koeien komen bij het hek staan kijken of er wat te halen is. Dan eindelijk kom ik in een mooi historisch stadje.
Het stadje is hoog op een enorme rots gebouwd. Dat zal voldoende bescherming hebben gegeven vroeger. De weg kronkelt omhoog tussen de huizen en brede muren. Eenmaal door de stadspoort zijn ook hier de straten weer zo smal dat al het zonlicht buiten blijft. Op een plein is er een kerk en zonlicht. Ik rust even uit op een bankje. Naast me zit ook een rustende pelgrim. Ik vraag hem naar de winkels en hij wijst in een van de smalle straatjes. Vanuit het plein is er in de straat geen enkele winkel te zien. De winkels blijken hier echt verstopt te zijn in de historische gebouwen. Er staan bijna geen reclame borden zoals bij ons. Als ik de straat in loop zie ik de winkeltjes. Bij de bakker haal ik stokbrood en bij de supermarkt haal ik ham, yoghurt en fruit. Ik fiets het donkere stadje weer uit en daal af naar de hoofdweg. Er volgt een lange rechte weg naar Logrono. Een bankje net buiten de stad nodigt me uit om te gaan zitten en te eten. Het zonnetje is er ook dus: wat let me. Er passeren opnieuw pelgrims te voet en op de fiets. “Bon Camino.” Na de heerlijke lunch is het weer werken geblazen. Tegenwind en nog meer tegenwind. Bij Logrono aangekomen gaat het fietspad nog steiler omhoog. Ik moet echt even lopen: het is te zwaar. Over de heuvel gaat het dan weer steil naar beneden. Ik passeer een oud vrouwtje met stempel voor op de kaart. Pelgrims rusten hier uit. Ik fiets verder en in de stad gaat het linksaf over een grote brug. In de stad is het erg druk. Met de fiets moet ik linksaf voorsorteren op drukke vierbaans autowegen. Ik loop door de winkelstraat en voor me lopen een paar prachtige billen met lang haar erboven en op hoge hakken. Mijn eigen billen begin ik nu ook te voelen, maar dan anders. Aan het einde van de winkelstraat staat een grote fontein. Het waait er zo hard dat het water ver over de rotonde waait en het verkeer drijfnat wordt. De auto’s doen hun ruitenwissers aan en de niet oplettende brommer krijgt een koude douche. Als ik de stad uitrijd, zie ik opnieuw donkere wolken komen. Ik passeer twee Engelsen: fietspelgrims. Ik stop om een praatje te maken. Ze staan te twijfelen of ze vandaag nog wel verder willen fietsen. Er komt regen en de vriendin van de man is moe van de tegenwind. Ik trek al pratend mijn regenjas weer aan. Ik neem afscheid en ga weer op weg.
Bij een stuwmeer rijd ik tot twee maal toe verkeerd. Linksom, rechtsom, ik kom er niet meer uit en vraag het aan enkele wandelaars. Ze sturen me weer helemaal terug en wijzen met de wijsvinger naar een steile weg omhoog. Natuurlijk de steilste die er in de omgeving is. Dat had ik zelf ook wel kunnen verzinnen, toch. Ik begin aan de klim en boven aangekomen gaat het asfalt over in een smal pad van grind en rotsen dat langs de snelweg weer naar beneden gaat. Links op de heuveltop naast mij, staat een enorme beeld van de Rioja stier. Deze staat symbool voor de plaatselijke wijn. Nog tien kilometer en ik ben bij Navarrete. Volgens het boekje is er hier een albergue(herberg). Er is echter nog steeds erg veel tegenwind en mijn spieren beginnen te protesteren. Bij Navarrete aangekomen moet ik opnieuw de vesting beklimmen naar de binnenstad. De weg bestaat eerst uit kasseien en gaat dan over in een brede trap. Boven aangekomen zie ik de albergue al voor me. Ik parkeer de fiets en ga naar binnen. Hier is net een man aan het inchecken. Hij blijkt een Nederlander. We stellen ons voor, hij heet Kees. We praten even kort en ik stel voor om samen vanavond te gaan eten. Goed plan. Kees vertrekt en heeft zijn bed nummer meegekregen. De schoenen moeten beneden blijven. Dan ben ik aan de beurt. De kale man achter de tafel gedraagt zich nogal autoritair. Hij is tenslotte de grote chef hier. Hij stempelt mijn pelgrimskaart af en ik moet geld betalen voor de overnachting. Ook ik krijg een nummer van mijn bed. De fiets kan gestald worden bij het restaurant naast de albergue. We lopen er samen even heen en de stalling van de fiets kost nog eens € 2,--. De eigenaar van het restaurant neemt mijn fiets en plaatst hem in de gang naast twee andere fietsen. Ik loop met de kale man terug naar de albergue. Naast de ingang staat een grote wijnton. Ik klop een paar keer, maar de ton is leeg. Ik haal lachend mijn schouders op en eindelijk kan ook de kale man lachen. Als ik binnen ben, moet ik even wachten en komt hij met een glas rode wijn terug om te proeven. “Salute” en ik hef het glas. Mijn fietsschoenen gaan in het schoenenrek en ik ga met mijn bepakking naar boven.
Er is hier een gezamenlijke keuken met eetzaal. Wat verderop is de slaapzaal met een stuk of acht stapelbedden en een aangelegen badkamer. Ik richt mijn plek in en ga op bed liggen rusten. Er stromen steeds meer pelgrims binnen. Ook een viertal Duitse meisjes die mank lopen.
Kees en ik lopen naar het restaurant. Het is een kleine donkere kroeg met een paar tafels. De forse serveerster komt bij onze tafel staan en neemt de bestelling op. We hebben zelfs enkele keuzes binnen het pelgrimsmenu. Ik neem water, wijn, salade en ragout met brood. Kees en ik beginnen te praten over van alles. Waar we wonen, wat voor werk we doen, de reden van de Camino, enzovoort. In het begin is het nog wat afstandelijk, maar dat lijkt me normaal gezien de situatie. Dan na een paar glazen wijn vertellen we langzaam over onze privé situaties. Allebei ontslagen met een soortgelijke achtergrond. Allebei gescheiden van een zelfde soort vrouw. Allebei op zoek naar een nieuwe inrichting van ons leven. Allebei de drang naar vrijheid. Allebei dezelfde angsten. Even later is het is net alsof er een spiegelbeeld tegen mij zit te praten. We hebben erg veel gemeen. Teveel lijkt het wel. Dan vraagt hij of ik wel eens van het enneagram gehoord heb. Hij gaat rechtop zitten en is klaar om het aan mij uit te leggen. “Ja ja, ik ken het.” Verbaasd en met ongeloof kijkt hij me aan en gaat weer wat achterover zitten. “Wat ben jij voor een nummer”, vraag ik. “Een zes(loyalist).” “Da’s niet toevallig, ik ook.” Ik vertel het een en ander over de ‘zes’, dat ze naar drie(doorzetter) gaan en naar negen(vredestichter) gaan, een vleugel hebben naar zeven(enthousiasteling) en naar vijf(onderzoeker). “Oh, maar jij weet er al echt heel veel van”, zegt Kees. “Jazeker, heb ik van een goede vriendin van mij geleerd. Geweldig toch, deze kennis en het komt erg goed van pas in het dagelijkse leven.” Kees evalueert nogmaals mijn persoonlijkheden tegen die van een zes en zegt dat het heel goed zou kunnen kloppen. Hij probeert in het midden te blijven, dus zonder ego. Hij heeft een aantal cursussen gevolgd om dit te bereiken. Maar als we het even later over reizen hebben, dan zegt hij dat Afrika niet veilig genoeg voor hem is. Das dan wel weer typisch helemaal zes(die gaan
voor veiligheid). Het gesprek krijgt ineens een zeer persoonlijke en diepgaande wending. We wisselen erg veel uit dat met onze overtuigingen en angsten te maken hebben. Na zijn scheiding staat vrijheid en onafhankelijkheid bij hem in hoofdletters geschreven. Het is zijn grootste angst om weer een permanente binding aan te gaan in een relatie en daarmee zijn vrijheid op te moeten geven. Dan vertelt hij dat alleen die vrijheid ook niet alles is. Dat heeft hij tijdens deze reis ervaren. Hij heeft nu al zeven jaar een vriendin en die heeft hij vandaag ten huwelijk gevraagd… Hij kan het niet droog houden tijdens zijn verhaal en loopt diverse malen vast. Hij heeft zijn angst echt overwonnen. Het is een heel bijzondere ontmoeting en ik heb het gevoel alsof ik Kees al jaren ken. Ongelooflijk. “En waarom moeten wij elkaar nu ontmoeten vanavond”, vraagt hij met een toon alsof hij in een soort val gelopen is. “Dat kan toch geen toeval zijn!” Elke ontmoeting tijdens de camino is een bijzondere en is er een om van te leren. Je gaat elkaar nooit meer zien en je kunt de muur om je heen afbreken en jezelf helemaal laten zien. Als je dat beide laat gebeuren zoals op deze avond dan kun je even in de ziel van de ander kijken en ervaren dat we allemaal één zijn. We bedanken elkaar en vereeuwigen onszelf op de foto. Het is laat geworden en we gaan naar de snurkende slaapzaal waar iedereen al ligt te slapen. Dag 6. Navarrete - Belgrado (75.0 km, gemiddeld 10.0 km/h, gefietst ? uur) Overnachting 6. Hostel = € 7,= Het is 7:30 uur en ik pak mijn spullen in. Er is geen ontbijt te krijgen en bij het restaurant kan ik om 8:00 uur alleen mijn fiets ophalen. Ik neem afscheid van Kees en zeg hem dat hij misschien zijn doel al gevonden heeft op deze tocht. Op naar de volgende ontmoeting.
Buiten is het steenkoud. Ik doe de bivakmuts op en mijn vingers vriezen er bijna af. Goed dat ik die must heb meegenomen. Af en toe regent het en dan is er ook weer wat zon. Toch blijft het koud. In de verte zie ik de volgende bergketen alweer opdoemen. Op de bergtoppen ligt veel sneeuw. Bij het beklimmen van de heuvels fiets ik uit de wind. Eenmaal over de bergtop krijg ik de letterlijke wind van voren. Mijn tenen hebben bijna geen gevoel meer. Ik blijf ze op en neer bewegen om er nog wat bloed naar toe te krijgen. In het eerste echte stadje van formaat doe ik inkopen voor een maaltijd en stap ik een restaurantje binnen om mezelf wat op te warmen met een espresso. De koffie lukt, maar het opwarmen blijft uit want er is geen verwarming en het tocht er hevig. Na de koffie fiets ik verder door de stad. Er lopen veel pelgrims. Enkele van hen staan nu al voor de albergue te wachten voor een slaapplaats. Er is een oud klooster en natuurlijk een plein met een kerk. Op een bankje onder een afdak ga ik mijn stokbrood met ham, yoghurt, bananen, vruchtensap en chocolade nuttigen. Ik heb nog 30 kilometer
te fietsen en daar kan ik de hele middag over doen. Lijkt me geen probleem en direct buiten de stad ga ik een lange brug over. Dan is er meteen weer die harde tegenwind(windkracht 5). Ik moet elke keer weer een tandje terug schakelen om het blad soepel rond te krijgen. Ik loop echt helemaal leeg door het monotone geploeter. De wegen zijn kaarsrecht en eindeloos. Er lijkt geen eind aan te komen. Dan ook nog wegwerkzaamheden zodat er grote vrachtwagen langs me heen racen en ik moet wachten voor geïmproviseerde stoplichten. Dan krijg ik groen licht en is het de bedoeling dat ik net zo snel ga als een auto. Dat lukt niet en ik ben een stevige file aan het creëren. Even later vallen er druppels en jawel het gaat regenen. Er moet toch een keer een eind aan de weg komen. Kan toch niet echt oneindig lang zijn? Het lijkt alsof ik naar het einde van de wereld fiets. Ik zet het verstand op nul en blijf maar trappen, terwijl ik langzaam door en door nat wordt. Dan eindelijk is er een bocht en een dorp beneden in het dal. Ik daal af en ga op zoek naar een slaapplaats. Ik wijk van de hoofdweg af en ga op zoek naar de kerk met plein. Ik ben drijfnat en wil niet eerder stoppen voordat ik een slaapplaats heb gevonden. Daar staat het gelukkig al aangegeven: de albergue. Ik ben koud en stap de herberg binnen. Een vrouw zit achter het bureau en kijkt me vol medelijden aan. “Do you have a bed?” vraag ik. Ze knikt bevestigend. Het slapen kost € 5,-met ontbijt en een pelgrimsmenu kost het € 13,--. Ik moet omrijden naar de achterplaats om daar de fiets te parkeren. Ze maakt de poort open en ik kan de fiets onder een klein afdak stallen. Binnen wijst ze me de badkamer en de slaapzaal. Ik kan een bed uitzoeken. Als eerste neem ik een warme douche om me op te warmen. Mijn natte kleren hang ik over een stoel naast het stapelbed. Aangekleed in schone droge kleren loop ik nog snel naar het pleintje om wat inkopen te doen voor morgen. In de winkel staan meerdere pelgrims die daar ook hun boodschappen doen. Dan terug rust ik uit en probeer me verder op te warmen. Om 19:00 uur is er een warme maaltijd. Ik loop naar de eetzaal en er brandt een open haard. Nog nooit zo genoten van een vuurtje! Heerlijk warm. Ik ga er vlak voor staan en blijf maar draaien zodat alles warm wordt. Aan tafel zit een gemixt internationaal reisgezelschap. Lars is een Deen op reis met z’n vriendin en is kort geleden ontslagen. Hij heeft toen besloten om als eerste deze tocht maar te gaan lopen. Da’s lef hebben. Conny is een Duitse die alleen reist en alles op haar eigen rustige tempo doet, zelfs praten doet ze rustig. Alles is paars aan Conny, zelfs de haarlokken. Hans Peter is ook een Duitser op reis naar Santiago. Dan zit er nog een Japanse met een onmogelijke naam, die alleen reist zonder bus en fototoestel da’s echt bijzonder! Er zitten ook nog enkele Spanjaarden maar die kunnen zo slecht Engels dat er niet mee te praten valt.
Het voorgerecht wordt opgediend (salade, macaroni, vlees, groente, ijs, wijn, water). Het is heerlijk en veel te veel. Ik moet veel hoesten onder het eten. De kou is op mijn borst geslagen. Conny belooft me wat tijgerbalsem mee te geven. “Das ist gut”, zegt ze. Na het eten ga ik naar bed en in mijn slaapzak van dons is het al snel lekker warm. Conny brengt de Tijgerbalsem langs die ik op mijn borst smeer. Het helpt en ik krijg weer wat lucht. Dag 7. Belgrado - Burgos (58.25 km, gemiddeld 12.6 km/h, gefietst 4:37 uur) Overnachting 7. Hostel = € 5,= Bij het ontbijt zitten ongeveer dezelfde mensen als gisteren aan tafel. De koffie is lekker en het brood vers gebakken. Ik geef Conny het potje met balsem terug en bedank haar. Na het ontbijt neem ik afscheid van iedereen, pak m’n spullen en spring weer op de fiets. Mijn neus loopt en er lijkt geen einde aan te komen. Bij een drogist koop ik zakdoeken maar dat kan alleen per 20 pakjes. Tja, dan heb je meteen de hele fietstas vol met zakdoeken. Het is koud, bewolkt en af en toe een zonnestraal. Ik passeer enkele armoedige dorpen die geheel uitgestorven lijken. Spanje is arm. Wat een oude versleten zooi overal. Vroeger zal het wel een rijk en welvarend land geweest zijn. Als je ziet hoeveel kerken er overal staan. Die heeft men toch moeten bouwen en onderhouden. Nu dienen de kerktorens vaak als nestgelegenheid voor ooievaars. Vele dorpen zijn verlaten. Alleen in de kroeg zit ’s morgens nog een handje vol alcoholisten aan het bier wanneer ik mijzelf probeer wakker te krijgen met koffie. Hele gebieden zijn ongerept en er is niemand te zien. Je voelt je hier helemaal alleen op de wereld. Langs de weg zie ik veel herten die me scherp in de gaten houden. Als ik te dichtbij kom dan springen ze weg en zoeken ze een veilig heenkomen. Ik moet denken aan de wandelingen met Mirjam. Wie het eerst wild ziet heeft een punt verdiend. Ik heb hier in m’n eentje al heel wat punten verzameld. Ik fiets hier alleen op de wereld met mijzelf en GOD. Volgens mij zijn de Spanjaarden erg trots op hun bergen en heuvels. Het lijkt wel alsof ze steeds de top uitkiezen om een weg overheen aan te leggen. Dan breekt de zon door en voel ik meteen de warmte op mijn koude rug. Ik bedank het universum. Het laatste stuk naar Burgos gaat langs de hoofdweg. Het regent en even later stortregent het. Ik stop bij een bar en ga binnen bij de verwarming zitten. Eerst neus snuiten, daar heb ik drie zakdoeken voor nodig. Dan wat tapas bestellen met koffie. Ik hang mijn regenjas over de stoel te drogen en ga zelf tegen de verwarming zitten. De mooie serveerster lacht me vriendelijk en begripvol toe. Ik leg mijn fietskaart op de verwarming. Mensen zitten te eten en al aan het bier en ik ben half aan het kamperen om mijn spullen droog te krijgen en mijzelf op te warmen. Ik neem zoveel ruimte in beslag dat alleen de tent nog ontbreekt. Aan de overkant van de weg is er een drogist. Binnen staat een vrouw met kinderwagen, die een praatje maakt met de vrouw achter de balie. Als er dan eindelijk een einde aan komt, ben ik aan de beurt.
“Do you have Tigerbalsem?” Ze schudt van nee en haalt haar schouders op. Ze spreekt geen Engels dus dat wordt leuk. Ik hoest een paar keer en wijs op mijn borst. Er komt een hoestdrankje op de balie. Ik weet dat hoestdrankjes niet helpen dus ik schud mijn hoofd van nee. Dan maak ik klauwen met mijn vingers, laat mijn tanden dreigend zien en grom als een tijger. Kijk, dat maakt meteen indruk. Nu knikt ze van ja. Het is niet echt tijgerbalsem geworden maar wel iets dat erop lijkt. Ze zegt dat we nog drie dagen ‘frio’ hebben en dat het dan pas weer beter wordt. De vrouw gebaart dat ik hier de balsem op mijn borst mag smeren. Met een tevreden blik kijkt de vrouw toe en of ik er wel genoeg op smeer. Ik bedank haar en ze wenst me een Bon Camino toe. De hoofdweg naar Burgos is druk en gevaarlijk. In de voorstad zijn allerlei grote winkelketens en wordt het verkeer al snel drukker. Het is nog vroeg dus ik doe kalm aan. Ik blijf richting ‘centro’ fietsen en kom bij een plein met viaduct, dat is afgezet door de politie. Ik vraag aan een toeschouwer wat er aan de hand is. De weg wordt straks geopend. Een bus met hoge ambtenaren komt dan als eerste over het viaduct. Leuk, maar ik heb daar geen tijd voor. Ik stap op en fiets het plein en viaduct over. Enkele agenten weten niet goed wat te doen en laten me dan maar fietsen. Kijk, heb ik ook nog eens een viaduct ontmaagd. Bij de enorme kerk is ook de albergue. De overnachting kost € 5,-- en mijn kaart wordt afgestempeld. Binnen staat een fietsenrek voor de stalling. Mijn bednummer is 355. Dat zijn veel bedden en waarschijnlijk ook veel gesnurk. Ik gooi mijn spullen op bed. Boven mij ligt een Amerikaanse die haar benen in de lucht houdt om ze te herstellen. Eerst douchen, dan een tukkie en dan de stad in. De kerk is enorm groot en het kost € 12,-- entree. Da’s wel erg duur. Ik heb genoeg kerken gezien. Ik koop een kaart met postzegel voor Ma. Dan loop ik een ronde door de stad en langs de rivier. De zon is toch nog doorgekomen en het wordt zowaar wat warmer. Aan het einde van de middag stap ik een restaurant binnen en krijg een menukaart waar ik weinig van kan maken. De serveerster vraagt wat ik wil eten. “What do you recomment?” Ze doet haar best om uit te leggen wat de gerechten zijn. “You make the choice.” Ik bestel een glas wijn maar dat kan niet volgens de serveerster. Alleen maar hele flessen zijn mogelijk. Is allemaal dezelfde prijs. Wanneer ze het eten komt brengen zegt ze dat als ik het niet lust, ze het zal omruilen. Ik bedank haar met een lach. Het eten is heerlijk en er valt niks te ruilen. Terug in het hostel zijn vele pelgrims aan het eten koken. Japanners eten gezamenlijk rijst met chopsticks. Duitsers eten worst met brood. Het is een drukte van jewelste in de eetzaal. Wat wil je met 400 bedden en ongeveer 400 pelgrims. Ik ga op een bankje zitten om het toneel te zien met een kop koffie uit de automaat. Het valt op dat groepen wandelaars ’s avonds proberen om op dezelfde bestemming te eindigen. Ze zoeken de veiligheid van de groep weer op. Dat betekent voor de geoefende wandelaar een onderkomen en loopafstand naar keuze en voor de minder geoefende wandelaar een fysieke afmatting om de bestemming überhaupt te halen. Pelgrims zijn blij elkaar weer te ontmoeten. Een lach is zichtbaar van iemand die de bestemming met veel moeite heeft gehaald. Ze heeft de veiligheid van de groep weer gevonden, maar tegen welke prijs? Ze loopt mank en is geblesseerd terwijl de geoefende wandelaars al lang binnen zijn. Het lijkt me niet verstandig
om het op deze manier te doen. Volgens mij is het belangrijk om je eigen Camino te lopen en in je eigen tempo. Na de koffie ga ik naar mijn stapelbed en doe oortotten in. Ik schrijf de kaart aan Ma en ga slapen.
Dag 8; 13 april; Burgos > Castrojeriz (52 km, gemiddeld 10,6 km/h) Overnachting 7. Hostel = vrije gift
De navigator geeft 2 graden aan !!! Op het gras langs de weg zit ijs. Het is steenkoud totdat de zon zich laat zien ... 3.....6.....9 verder komt het kwik vandaag niet. Ik heb dubbele sokken aangetrokken. Verder heb ik twee T-shirts over elkaar aangetrokken met daarover een trui en daarover de regenjas. De bivakmuts gebruik ik in z’n geheel bij een afdaling tegen de koude. Als ik bergop fiets is alles te warm en gebruik ik de bivakmuts als matje in mijn nek. Het is vandaag een redelijk vlakke etappe. Aan beide kanten van het zandpad is graanlandschap. De weg is weer rechtuit en oneindig. Onderweg nuttig ik mijn ontbijt op de fiets. Het is te koud om te gaan zitten. Later in de ochtend beginnen de klimmetjes weer te komen. Ik slinger door kleine dorpjes en op vele plaatsen zijn er drinkwater voorzieningen aangebracht voor de pelgrim. Vaak komt het water direct uit de bergen. Er doemen veel windmolens op en met de wind zal dit veel energie opleveren. Dan een bord Santiago 514 km. Het pad van de pelgrims volgt nu het fietspad. Er lopen veel pelgrims en de meeste groeten vriendelijk. Gelukkig kan ik met een afdaling de benen stil houden daar waar wandelaars nog steeds moeten lopen. Op een lange geleidelijke afdaling komt een klooster in zicht met een grote boog over de weg. Het is uitgestorven zoals de meeste religieuze bouwwerken.
In het begin van de middag komen de donkere regen wolken al weer aan. Als ik een appel langs de kant van de weg eet, stoppen enkele Spaanse pelgrims en we maken een praatje. Ze zijn opgetogen en verlangen al weer naar de wijn die ze vanavond gaan drinken. Ik nader Castrojeriz en besluit vandaag op tijd te stoppen
en een onderkomen te zoeken. Ik ben moe en een middag opwarmen lijkt me geen overbodige luxe. Castrojeriz ligt tegen een bergkam en zoals gewoonlijk wordt het eerst omhoog ploeteren door de smalle straten. Aan het einde van de weg is een albergue. De Italiaanse Pater met een lange vlecht wijst me de weg. De fiets kan beneden blijven maar de albergue is bovenaan de trappen. Mijn knieën moeten opnieuw klimmen. De Spaanse vriendin van de pater zit boven en allemaal ziet er al net zo alternatief uit als hijzelf. Er is nog een oudere man met een hond die op de een of andere manier gebonden is aan de albergue. Op de slaapzaal liggen matrassen op de grond en in alle hoeken staan een aantal stapelbedden. Ik zoek er een uit en stal mijn bagage. Op de zaal stel ik me voor aan een goedlachse man. Het is Jo uit Australië. Hij blijkt half Spaans en half Australiër te zijn. Ik vraag hem waar je wat te eten kunt krijgen. Hij moest ook nog eten dus we spreken af om samen te gaan. Een Amerikaan die ook Jo heet sluit zich bij ons aan. Naast de slaapzaal zijn de douches, wasbakken en een echte centrifuge. Na de douche was ik sokken en t-shirts droog ze in de centrifuge en hang ze verder te drogen op het gezamenlijke rek. Op de slaapzaal wachten de Jo’s liggend op hun bedden. De pater heeft meditatie muziek opgezet om te ontspannen en hij sleept net een kacheltje de slaapzaal op om het wat warmer te krijgen. Er is ook een Frans echtpaar aangekomen. Zij loopt erg mank en als ik vraag wat er aan de hand is blijkt het artrose te zijn. De Fransman is wat afstandelijk en heeft nergens last van. Voor de vrouw moet het een lijdensweg zijn om zijn tempo te moeten volgen. Ik realiseer me dat dit het eerste echtpaar is dat ik tegenkom. Tegelijk straalt de gezelligheid er niet vanaf. De Australiër heeft inmiddels gevraagd waar we kunnen eten en buiten moeten we eerst diverse trappen af. Dan in een smal steegje is het restaurant. Binnen kijken alle Spanjaarden ons nieuwsgierig aan en worden we door de eigenaar met een glimlach naar een achtergelegen ruimte gedelegeerd om te gaan eten. De muren bestaan uit grote grove stenen en het plafond wordt gedragen door zware oude balken. De serveerster neemt de bestelling op en de Australiër wil graag laten merken dat hij goed Spaans praat. We beginnen te praten en de Australiër en ik hebben de tijd en gaan echt de hele middag vullen. We bestellen het Pelgrim menu. Asperges, kip, wijn, water, pudding met honing, koffie ( €10 pelgrim menu). De Amerikaan voelt zich niet zo op zijn gemak bij ons. Hij is gehaast en had waarschijnlijk meer zin in een fast food hap. Tja dat gaat hier niet lukken natuurlijk. De Australiër is in Australië aangesloten mij een vereniging van Spaanse immigranten. Daarmee houdt hij zijn Spaans op peil. Vorig jaar heeft hij de Camino ook al gelopen. Hij geeft wat tips waar je goed kunt overnachten. Het is gezellig en ook al probeer ik de andere Jo bij het gesprek te betrekken, het lukt niet echt. Ik eet van alles wat ik nog nooit gegeten heb en het smaakt ook echt allemaal lekker. Buiten moeten we de trappen weer op en voel ik de alcohol in de benen. Daar zit de wijn nu. Terug op de slaapzaal doe ik een tukkie om het eten te laten zakken. De meditatie muziek
neemt me mee en ik voel mij zweven door het Spaanse landschap. Even later komen er een stel jongen Finnen binnen. Twee meisjes en een jongen. Ik sluit mijn ogen weer en laat me opnieuw meenemen. Aan het einde van de middag sta ik weer eens op en maak een praatje met de Finnen. Ze zijn een week aan het lopen en hebben geen last van de koude. Dat hebben we bij ons elke dag. Ik haal de was van de draad en pak zoveel mogelijk de spullen alvast in.
Ik loop nog even naar het kampeerwinkeltje om de hoek. Een stok oude man doet hier zaken en verkoopt hier zijn even oude inboedel. Ik hoop dat hij nog voor zijn dood de winkel leeg verkoopt. Ik koop een vochtregulerend T-shirt met lange mouwen. De oude man kijkt tevreden bij het zien van de euro’s. Naast de Kampeerwinkel zit de kruidenier die goed is voor stokbrood, kaas en chocolade. Terug op de slaapzaal begint het buiten te onweren. Goed dat ik vandaag op tijd gestopt ben. De Australiër is nog steeds aan het praten maar nu met vijf Spanjaarden die ook zijn gearriveerd. Ik schuif bij hen aan in de keuken en eet mijn stokbrood met kaas. Ik krijg wijn aangeboden en drink een glaasje mee. Het Spaans vliegt me om de oren en ik heb veelal geen idee waar ze het over hebben. Ik merk dat de Spanjaarden geen zin hebben in Engels. Ik blijf op de achtergrond vanwege de taal barrière. Het maakt me niet uit. Ik geniet van de mensen het eten en de sfeer die er heerst. Wat later ga ik slapen en de Spanjaarden praten nog uren en uren door.
Dag 9; 14 april; Castrojeriz > Terradillos de los Templarios. (75,53 km, Gemiddeld 10,8 km/h, 7:00 uur fietsen, 2-14 graden bewolkt net bui en af en toe zon, windkracht 5 tegenwind!!) Overnachting 8 = Hotel €28 eigen kamer
Ik lig naast een snurker. Hij heeft de hele nacht z’n best gedaan. Mijn oordoppen hebben me grotendeels beschermt tegen het geronkt. Ik zit op de rand van het bed om wakker te worden en het Franse echtpaar gaat alweer op pad. De vrouw loopt nog steeds mank. In de keuken zitten al een paar van de Spanjaarden. Ik kook water en zet een bak Nescafé. Er staat een bus met crackers op tafel. Koffie met crackers dus deze morgen. Even later komt de Australiër binnen en begint direct met een veel te lang gesprek. Oh nee hé dit is echt te vroeg voor mij. Na de koffie moet ik nog wachten op de pater die om 7:30 uur komt om mijn fiets te bevrijden en daarmee mijzelf. Ik vraag nog aan een andere Spaanse fietser hoeveel kilometers hij per dag doet. Een van de Spaanse fietsers doet zo'n 40 km per dag onder de huidige omstandigheden. Das toch veel minder dan ik. De Pater maakt de schuur los en ik hang mijn tassen op de fiets. De berg af door de smalle straatjes
het dorp uit de vlakte op. Ik heb een paar sokken als handschoenen aangetrokken om zo de ergste koude tegen te gaan. Het is nog donker. Daar kom ik het Franse echtpaar al weer tegen. Zei loopt 20 meter achter hem aan. Het haantje loopt voorop en heeft de flinke pas erin. Arme vrouw. De wind komt met het zonlicht en is natuurlijk weer tegen. Het is dan wel een vlakke etappe maar wat heb je daar nou aan met al die wind. Ik passeer een paar dorpen maar het blijft vooral vlak en leeg om me heen. Onderweg drink ik koffie bij fromista met een stuk Spaanse omelette. Ik passeer een oude sluis en rij dan een dorp binnen. Hier bereid men zich voor op de locale kermis. Enkele stalletjes zijn al open en in een er van herken ik de dikke chocolade melk met oliebollen deegslierten. De slierten worden erin gedept en na een kopje chocolade heb je voor een maand genoeg gehad. Bij een kroegje zet ik m’n fiets neer. Er staan veel jongeren. Enkele van hen zitten al aan het bier. De meisjes lachen en wensen mij “bon camino” toe. Ik laat de fietstassen hangen. De jongeren hebben geen vervelende energie bij zich. Binnen in de bar zoek ik een tafeltje uit. Het is druk binnen. Veel pelgrims hebben hier hun eerste mogelijkheid om wat te rusten en te eten. Ik schuif aan bij een Engelsman en een Amerikaanse. Ze zijn in een diep gesprek verwikkeld. Ik bemoei me er niet mee en bestel café solo met een broodje ham. Aan de bar staan twee jongens en mooie meid. De mooie meid heeft slechts oog voor de een van de jongen. Deze is niet zo nadrukkelijk aanwezig. De andere jongen is druk met het vragen van aandacht. Het is duidelijk dat hij het meisje wil hebben. Hij doet vreselijk veel moeite maar het schijnt niet te gaan lukken. Zijn geduld raakt op en om nog nadrukkelijker aanwezig te zijn begint hij het meisje in haar gezicht te slaan. Ongelooflijk. Ze zal en ze moet voor hem kiezen. De rustige jongen zal het allemaal een zorg zijn en dat is nou net wat het meisje zo aantrekkelijk vind. Ik reken af en neem nog een stuk omelet mee voor onderweg. De weg is nu lang en monotoon. De hoofdweg is gescheiden van het fietspad en voetpad met een eindeloze rij met paaltjes. De pelgrims lopen versnippert voor me uit. Ik haal ze langzaam in want de wind remt me enorm af. Na enige tijd stop ik bij een andere kroeg en drink ik binnen een pakje vruchtensap. Ik heb zelf bananen bij me en die doen het ook goed. In de bar zit een Canadese jonge vrouw. Ze heeft een prima uitrusting bij zich. We praten even over onze doelstellingen. Die van haar is het verleggen van grenzen. Het blijkt dat ze de uitrusting enkele dagen geleden gekocht heeft in verband met het slechte weer. Ik zit weer op de fiets en de bananen zijn op. Het is vechten op weg naar Carrion de los Condes. Ik passeer nog kerktorens met ooievaarsnesten. Ik passeer oude bruggen en vervallen dorpen. Als er dan weer een echt dorp voorbij komt ben ik aan het twijfelen om te stoppen of om nog een paar dorpen verder te fietsen. Bij een restaurant bestel ik een bord patat en twee grote glazen vers sinasappelsap. Weer buiten wordt ik door een enthousiaste Spanjaard die er met kinderen en moeder op het terras zit. Waar ik vandaan kom. Waar ik naartoe ga. Hoeveel kilometer. De vader vertaald elk antwoord in het Spaans voor zijn kinderen. Deze kijken mij onderzoekend aan. Waarschijnlijk vinden ze het allemaal maar vreemd.
Ik besluit toch weer verder te fietsen. De komende twintig kilometer zijn recht en gaan over een lang grindpad. De wind blijft maar blazen en af en toe komt er een regenbui voorbij. Dan begint het nog harder te waaien. Ik probeer de regenwolk voor te blijven. Van rechts komt de wolk aan en eronder hangt de mist van regen. Ik fiets wat harder en kom zo schuin voor de wolk. Door de luchtdruk van de regen wordt de wind rondom de wolk weggeduwd en heb ik opeens de wind in de rug. De snelheid wordt al snel hoger en het fietsen lichter.
Ik herhaal de truck en elke keer werkt het. Zo wordt deze eindeloze weg toch nog leuk. Ik kom steeds minder pelgrims tegen. De meeste zullen wel in het vorige dorp zijn blijven hangen. Uiteindelijk fiets ik langs een grotere weg en zie ik een klein hotel. Ik ga naar binnen en krijg een eigen kamer voor €28,= Dat betekend geen gesnurk vanavond. Ik stal mijn fiets binnen en op mijn kamer neem ik een warme douche. De douchekop is kapot dus alles moet manueel. Alle natte kleren worden over de verwarming gelegd. Ik moet ook nog wat snot van mijn regenjas wassen. Ik sta voor de spiegel en zie een verweerde kop en een paar stevige fietsbenen. Ik loop naar het restaurant waar een open haard is aangemaakt. Ik warm me verder op en er zitten drie Belgen wat verderop aan tafel. Ze drinken wijn en babbelen er aardig op los. We komen in gesprek en even later zit ik bij ze aan tafel. Ik wordt uitgenodigd om samen met hen te eten. Het
zijn leuke mensen. De vrouw en man zijn collega’s van elkaar. De vrouwen zijn schoonzussen van elkaar. Later blijkt dat een van de vrouwen haar man kort geleden heeft verloren. Ze kijkt angstig uit haar ogen. De vrouw zit nog helemaal in haar rouwproces. Ze is bang. Ze weet ook niet wat ze met mij aan moet. Niks natuurlijk maar het is alsof ze nu gezellig moet zijn omdat ik erbij ben gekomen. Ze kan dat eigenlijk nog helemaal niet brengen. Na enige tijd zie ik dat ze wat rustiger wordt en dat we zo ontspannen praten over van alles dat het ook goed voor haar is. De Belgen komen uit Antwerpen. Het is gezellig en we eten Linzensoep, vis, patat, ijs, wijn, water. Om 20:39 uur naar bed.
Dag 10; 15 april; terradillos de los templarios > Villar de Mazarife Gefietst 89,38 km; gemiddeld 12,7 km/h; 7:00 uur fietsen; aankomst 17:30 uur €30 eigen luxe kamer Ik heb heerlijk geslapen op mijn eigen slaapkamer. Geen gesnurk of gezucht van anderen. Ik ben zo duf dat ik moeite heb met opstaan. Ik voel nu pas de vermoeidheid in mijn benen. Ik neem een warme douche en pak al mijn spullen bijeen. Bij het ontbijtbuffet staat verse jus en koffie. De Belgen hebben inmiddels ook plaats genomen en eten in stilte. Ik zit aan een andere tafel en eet naast de jus en koffie nog wat stokbrood met jam. Na het betalen van de rekening ga ik weer op pad. Langs de weg zie ik opnieuw het ijs op de grashalmen staan. Het is erg koud. Als eerste ga ik behoorlijk bergaf daarna is de weg wat vlakker, maar dan komt ook direct de tegenwind weer opzetten. Het is weer ploeteren tegen de wind in. De lucht klaart op en wordt helder. Het Spaanse zonlicht maakt er nog wat vrolijks van. Na een paar uur ploeteren over de vlakte overweeg ik om een stuk met de trein te gaan. Ik fiets al geruime tijd naast een splinternieuwe spoorlijn. Er komen weliswaar geen treinen langs maar waar rook is moeten ook treinen zijn. Ik kruis de spoorlijn over een splinternieuw viaduct en fiets een klein oud dorpje binnen. Ik zoek naar het station maar kan het niet vinden. Bij een kroeg ga ik het binnen vragen. Twee mannen en een mooie Spaanse serveerster staan me te woord. Ik doe op z’n internationaals “tjoeke tjoeke” en vervolgens haal ik de schouders
op. Ze kunnen wel geen Engels maar doen toch een poging het mij uit te leggen. Het station is nog ver weg. Er gaat 1 x per dag een trein en wel om 15:00 uur. Het is nu 11:00 uur, dus ik heb er niks aan. Vier uur wachten kan ik ook omzetten in fietsen. Tegen die tijd ben ik er al. Ik besluit dan maar espresso te drinken en een stokbrood met ham te eten. Ik spring weer op de fiets en ploeter verder. Vlak terrein, tegenwind, akkerbouw, oude bruggen, ingestorte huizen en hutten, lange lange rechte wegen, uur na uur. Dan in een dorp zie ik een ophoping van pelgrims. Ze zijn allemaal gestopt bij een soort ‘slager plus’ met terras. Ik neem er ook plaats en bestel wat te eten en te drinken. De pelgrims bestaan uit een mengeling van Europeanen en Canadezen. Een paar Duitsers voeren het hoogste woord en staan wat indruk te maken. Niet iedereen vindt deze houding even prettig. Een Canadese komt bij me zitten en we praten wat over de tocht. De Duitser kan het niet waarderen en probeert nu nog meer indruk te maken. Wat een verschrikkelijk ego gespetter. Ik negeer hem volkomen en praat verder met de Canadese. Even later gaan de pelgrims weer op pad en de Canadese loopt braaf mee met de Duitsers. Ik moet er niet aan denken om zo enkele maanden te lopen.
Ik koop nog een reep chocolade voor de broodnodige energie en na wat rust met de voeten op de tafel ga ik verder. Ik bestudeer de kaart voor overnachtingsmogelijkheden. Ik maak de keuze om onder de stad Léon langs te rijden. Ik heb eigenlijk geen zin in zo’n grote stad met nog meer kerken.
De route verandert wat van richting naar zuidwest en ik krijg zowaar wat wind in de rug. Hier is opnieuw een wijnstreek met de heuvels vol met druivenstruiken. Aan het einde van de middag fiets ik weer door een stadje en overal op de heuvels zijn wijnkelders gebouwd. De kelders zijn bedekt met grond. Ze zien eruit als koepels. Aan de voorzijde is een kleine opening. Overal staan reclameborden van alle wijnhuizen in de omgeving. Aan het einde van het dorp stop ik bij een restaurant en krijg ik vanwege mijn fietsoutfit een tafel buiten het restaurant aangeboden. Binnen is het te chique voor een fietsbroek met stinkend shirt. Ik laat de pret niet bederven en bestel een salade en een grote biefstuk. Veel te zwaar eten natuurlijk, maar ik heb er gewoon zin in. Het smaakt prima en ik eet alles op. Wel lullig dat allemaal nieuwe gasten door mogen lopen naar het restaurant en ik niet. Nog twintig kilometer heuveltje op en af langs wijnvelden, afgebrande bossen en kuddes schapen. Ik moet ploeteren en ben boos op iedereen. “Kut”, roep ik keihard. Niemand verstaat me dus het maakt niet uit. Nog een keer: “Kutwind.” Dan eindelijk een dorp met een hostel. Ik onderhandel wat over de kamerprijs, maar het niveau blijft op € 30 hangen. De waard ziet ook wel dat ik niet de energie meer heb om verder te fietsen. Wel opnieuw een eigen kamer dus. Beneden aan de bar spreek ik met een Duitse vrouw met een ontzettend verweerd gezicht. Die moet al heel lang buiten lopen en dat blijkt even later ook uit ons gesprek ook. Ze vertelt dat slechts 15% van de wandelaars het haalt! Dat lijkt me erg weinig maar ik heb geen bewijs dat het niet zo is. Ze heeft reuma en doet korte etappes per dag. Ik hoor en zie wel dat vele pelgrims de bus nemen. Ze lopen ’s morgens een stuk en nemen dan de bus naar hun eindbestemming van de dag. De Duitse loopt alle etappes in z’n geheel. We onderbreken ons gesprek om een ijsje uit de diepvries en twee flesjes cola Light te nemen. Achter de bar is een binnenplaats waar mijn fiets geparkeerd staat. Achter een zeil staat een brandende potkachel. Ik
warm me nog even op en blader door wat tijdschriften. Als ik de cola op heb ga ik naar boven om een warme douche te nemen. Het douchegordijn valt me op: mooie kleuren. Ik realiseer me dat ik me wat meer open moet stellen ondanks het afzien. Ik heb genoeg proviand ingeslagen om niet te hoeven eten vanavond. Trouwens de biefstuk van vanmiddag is ook nog niet verteerd. Het is een sfeervolle kamer met knalpaarse handdoeken. Om 21:00 uur vallen mijn ogen dicht bij de tv. Ik heb nog net leven genoeg in mij om de tv met de afstandsbediening uit te zetten. Dag 11; 16 april; Villar de Mazarife > Rabanal del Camino Gefietst 59 km; gemiddeld 11,1 km/h; 5:18 uur gefietst; tegenwind(windkracht 3), zon!! Ik kom naar beneden en er staan een aantal pelgrims te wachten bij de deur naar het restaurant. Alles zit op slot en we zijn ingesloten in ons hostel. Dan om 7:30 uur komt bazin de deur los maken. Aan de bar schuif ik aan en een Belg begint tegen me te praten. We drinken sterke zwarte koffie met crackers. Op de fiets realiseer ik me dat ik ben vergeten voor de koffie te betalen. Stom van me. Ik ben te ver om terug te gaan. Dan maar verder over het eindeloze grindpad.
Ik fiets over oude bruggen. Het wegdak bestaat uit kasseien. De fiets rammelt bijna uit elkaar. Bij een tankstation omelet gegeten met koffie en stokbrood. De weg gaat verder en in de verte zie ik bergen met besneeuwde toppen. Ik bedenk me meteen dat de weg er dan wel dwars overheen zal lopen. Ik neem een paar keer de verkeerde afslag in een wat grotere stad. Op de weg loopt een dronken man te zwalken en hij maakt aanstalten om met flessen te gooien. Hij is agressief. Ik fiets wat langzamer en kijk wat hij van plan is te doen. Ik kijk hem aan en wacht op een reactie. Maar hij reageert zich niet op mij af, maar op de politie die op de hoek staat te wachten en hem in de gaten houdt. Een eind verder is er een voetbalwedstrijd op het stadsplein. Kinderen rennen en schreeuwen. Ouders schreeuwen ook.
Als ik Astorga bijna uit ben en weer weet hoe ik moet rijden, stop ik nog even bij een café. Buiten zit een hond aangelijnd. Hij mag niet naar binnen. Ik bestel weer brood en verse jus, pak een krant en ga aan tafel zitten. Het is meer plaatjes kijken dan lezen, maar ik begrijp redelijk wat er loos is in de wereld.
Een paar kilometer de stad uit gaat de weg omhoog. Aan de bergtoppen in de verte te zien zal dit voorlopig wel zo blijven. Onderweg word ik aangehouden door twee Canadese meiden. Ze heten allebei Maureen. Het zijn
vriendinnen. De een woont aan de oostkust van Canada, de ander aan de westkust. Ze kennen elkaar al twintig jaar en hebben nu voorgenomen om wat plannen om te zetten in realiteit. Deze route is er een van. Ze hebben alles georganiseerd en hun bagage wordt van de ene plek naar de andere vervoerd. We babbelen wat. In de dorpen zijn veel ooievaars te zien. Ze nestelen voornamelijk op kerktorens. De snavels kletteren tegen elkaar en ze doen hun koppen ver naar achter. Het is nu klimmen en nog eens klimmen. Stijl tot erg stijl. Mijn benen verkrampen en beginnen moe te worden. Eerder dan gepland, bij Rabanal del Camino, stop ik vooraan in het dorp. Ik vraag bij een hostel naar een kamer, maar deze heeft alleen een slaapzaal. Naast het hostel is nog een restaurant met kamers. Hier krijg ik een kamer voor mij alleen en voor € 30,- inclusief ontbijt. Ik ga met de eigenaar boven kijken en het ziet er prima uit. Ik heb honger en bestel een bord soep. Twee Nederlanders komen binnen. Ze boeken ook een kamer.
De man regelt het en de vrouw is erg nadrukkelijk aanwezig. Bla bla bla papperde bla bla. Ze ziet aan mijn neus dat ik Nederlander ben en begint het gesprek. Ze heet Yvonne en haar maatje is Gerrit. Ze is hem onderweg tegengekomen en het lijkt haar een betrouwbare man om de slaapkamer mee te delen. Dat doen ze nu al enkele weken zo. Gerrit schuift ook aan tafel en stelt zichzelf voor. Na nog een kort gesprek spreken we af om vanavond samen te gaan eten. Als ik de soep op heb, ga ik naar buiten en zie de Canadese meiden op het terras zitten. Ik ga erbij zitten en we praten verder. Yvonne hangt inmiddels boven over het balkon en maakt weer veel lawaai. Ik nodig de Canadezen uit voor het eten en informeer bij Yvonne of dat voor haar en Gerrit ook oké is. Hoe meer zielen, hoe meer vreugd. Ik neem nog een heerlijk warm bad voordat we gaan eten. Om 19:00 uur zitten we aan tafel. Het gesprek begint. Yvonne is fysiotherapeute en leeft samen met een gepensioneerde arts. Hij is veel ouder dan zij, maar ze vindt het prima zo: lekker rustig en lekker zichzelf kunnen zijn. “Anders dan in mijn vorige relatie, daar moest ik van alles.” Ze is getrouwd geweest met een man van wie ze er als een mooie dame uit moest blijven zien. Dat huwelijk was stuk gelopen. Ze doet nu samen met haar nieuwe man ontwikkelingswerk in Indonesië. Hij is nu daar nu en zij is aan de wandel alhier. Gerrit is vervroegd weggestuurd bij de KPN. Hij wist niet wat te doen en is toen maar gaan wandelen. Lijkt me een prima reden. De Canadese meiden mengen zich ook in het gesprek, maar Yvonne blijft domineren. Onder het motto ‘no vino no camino’ maakt ze ons erg aan het lachen. Het is gezellig. Het eten is goed en de wijn blijft stromen. Voor goede wandelschoenen moest ik volgens Yvonne naar een winkel met podoloog! Deze weten precies wat ik nodig heb aan schoeisel. Gerrit sneeuwt een beetje onder bij al dat vrouwelijke
geweld. Ik geef hem wat meer aandacht. Het is inderdaad een zachte betrouwbare man. Het is laat, we zijn aangeschoten, nemen afscheid met een omhelzing en gaan slapen. Dag 12; 17 april; Rabanal del Camino > Villafranca Gefietst 64,19 km; gemiddeld 11,5 km/h; maximum snelheid 65,6 km/h; 5:36 uur gefietst Ik heb heerlijk geslapen. Gerrit en Yvonne zijn ook al beneden. Ze zijn speciaal vroeg opgestaan om mij uit te zwaaien. Wat lief! We nemen een stevig ontbijt met toast en gebakken eieren. Als ik de fiets heb volgepakt, maakt Yvonne nog een foto van mij. “De leuke gekke Hollander”, zegt ze. Ze pakt me nog even bij de bovenbenen. “Mooie sterke benen”, roept ze gniffelend. We nemen opnieuw afscheid en ik fiets weg van de zwaaiende Hollanders. Wat een leuke ontmoeting. Het had misschien niet geheel de diepgang van een spirituele reis, maar het was wel erg gezellig.
Het is koud, nat en de zon komt ook door de wolken. Een mooie regenboog is het gevolg. Prachtig. Ik klim verder en verder. Even later zie ik de sneeuw langs de weg liggen. De weg kronkelt omhoog en heeft enorme steile stukken. Op een gegeven moment fiets ik door de wolken heen. Een blik achterom laat me de bergrug zien waar ik omhoog geklommen ben. In de wolken word ik natuurlijk
ook langzaam maar zeker drijfnat. Boven op de top van de berg staat het ijzeren kruis aldus het routeboekje. De foto’s heb ik al eerder in boeken gezien. Je kunt hier stenen aan de voet van het kruis leggen en er een wens bij doen. Ik parkeer de fiets in de sneeuw en trek wat droge kleren aan. Eerst die natte boel uit natuurlijk waardoor ik het nog kouder krijg. Een Zwitser wil wel een foto van mij maken bij het kruis. Ik maak de klim naar het kruis, gooi er twee stenen en doe mijn wens. Ik blijf nog even bij het kruis en zie meer pelgrims de top bereiken. Op de fiets gaat het nog verder bergopwaarts. Je zou denken dat ik al boven was maar dat blijkt anders. Dan eindelijk gaat het naar beneden. Mijn vingers worden stijf van de kou. Na tientallen haarspeldbochten zie ik een oude hut met enorm veel troep en honden langs de weg. Hier is er vast wel thee of koffie. Buiten zitten pelgrims zich bij een vuurtje te warmen. Binnen krijg ik een kop koffie en kan ik een donatie in het potje doen. Verderop achter in de hut is een slaapkamer en nog wat
tafels en een brandende kachel. Er loopt en spirituele vrouw rond die iedereen voorziet van warme drank. Ze is een aparte vrouw en woont hier. Het is heerlijk om me hier op te warmen. Er komen steeds meer verkleumde pelgrims binnen. Na twintig minuten hou ik het voor gezien en ga ik verder met de afdaling. Deze is prachtig. Je kunt wel honderd kilometer ver kijken. Wel zijn er veel grauwe wolken de het uitzicht af en toe belemmeren.
De fiets dendert naar beneden en ik ben blij met mijn schijfremmen. Bij elke haarspeldbocht moet ik flink in de remmen. De zware fiets gaat nu bijna vallend naar beneden. Maximum snelheid op de teller is 65,6 km/h. Lijkt me hard genoeg met al die bepakking op de fiets. De ene haarspeldbocht na de ander. Het wordt ook wat warmer naarmate ik verder afdaal. Jammer: daar wordt het al vlakker en is een dorp. In de smalle steegjes ga ik op zoek naar proviand. Brood met chocola, yoghurt, sinaasappelsap, snickers, fruit. Buiten ligt de verkoopwaar op een oude pick-up te draaien. Je moet toch wat om klanten te lokken. Er liggen olijven en noten om te proberen. Ik fiets verder door en kom nu in een wat groter dorp. Het blijkt een oude vestingstad. De muren zijn dik en enkele torens reiken ver boven de muren uit. De ophaalbrug is ook nog in takt.
In de stad is het klimmen en dalen. Als ik de stad weer uit rij, kom ik op een rotonde en ga linksaf weer een berg op. Het begint te regenen, maar de lucht is niet zo grijs dus het zal wel meevallen. Ik neem een tunneltje onder de autoweg door en links en rechts zijn wijnvelden te zien. Er lopen drie meisje met bepakking. Even later nog een stelletje. Allemaal op weg naar de volgende overnachting. Onder viaducten door kruis ik enkele autowegen en nu blijf ik tussen de wijnvelden fietsen. In een van de laatste dorpen voor mijn geplande overnachting zie ik de drie meisjes weer lopen. Ik stop even. “Zo, jullie kunnen snel lopen?” vraag ik lachend. Twee van hen moeten ook lachen. De derde heeft pijn aan haar voet en loopt mank. Ze hebben een lift gekregen omdat de derde niet meer zo goed kan lopen. Ik kan er verder niks aan doen anders dan ze een goede reis wensen. Verderop kom ik ook het stelletje weer tegen. Die wandelaars nemen dus echt de bus of een lift om zo de dagafstanden wat te verlengen. Ik vind het gemeen en helemaal niet kloppen. Ik trap me te barsten en zij zitten in de bus… Het dorp heeft een hotel met kamers voor €35. De fiets kan binnen staan en ik doe eerst een tukkie. Ik ga later op zoek naar een restaurant en in een klein tentje zitten meerdere Spaanse pelgrims te eten. Een vriendelijk meisje die ook nog erg veel op Kate Winslet lijkt verzorgt de bediening. Pelgrimsmenu dan maar. Koude tomatensoep, grilvlees, patat, ijs. Ik ben voldaan en ga vroeg naar bed. Op de gang hoor ik nog meer pelgrims aankomen, maar na een tijdje wordt alles rustig.
Dag 13; 18 april; Villafranca > Triacastela Totaal 56,5 km; gemiddeld 9,3 km/h; kamer € 30 euro Ontbijt bestaat uit toast met jam en koffie. Buiten regent het. Vandaag heb ik een klim van bijna veertig kilometer. Dat gaat wat worden. Ik heb voldoende eten ingeslagen en anders moet ik onderweg nog maar wat kopen. De reis begint. “Bon Camino” roept de vrouw van het hotel me na. Ik zwaai een keer en dan gaat het vooruit. De weg gaat eerst stijl omhoog dan wat vlakker langs een autoweg en dan volg ik zigzag een autosnelweg. Ik kijk naar boven naar de eindeloze weg en vooral de autosnelweg die ergens in de verte hoog in de bergen is gelegen. Daar moet ik dus ook
helemaal naar toe. Het is nat, koud en zwaar. Niks nieuws dus deze reis. Ik ben kapot als ik op tien kilometer voor de top ben. Ook drijfnat en ik besluit in een kroeg wat op te warmen en te drogen.
Ik kan de kousen uitknijpen en er komt echt veel water uit. Mijn regenjas is zeiknat en ook mijn handschoenen. Het routeboekje is 2 x zo dik geworden van het water. Buiten gaat het alleen maar harder regenen. Ik bestel thee. Onder de tafel ligt een enorme plas water op de plavuizen. Wat een kutweer. Na een uur besluit ik verder te gaan. Het regent nog steeds, maar ja ik kan ook niet de hele dag hier blijven zitten. Direct gaat de weg stijl omhoog en het lijkt wel of het alleen maar erger wordt. Overal sneeuw om me heen. Nu verandert de regen in sneeuw en twee sneeuwschuivers halen me in en rijden voor me uit. Niemand te zien. Dan een strooiwagen, die mijn fiets volsproeit met zout. “En bedankt hé”, schreeuw ik. De chauffeur hoort mij natuurlijk niet. Geen auto’s meer, geen wandelaars, alleen deze gek zit op de fiets te verkleumen. Ik denk me even: “Wat was hier ook al weer leuk aan…?” Ik zie een hostel langs de weg en fiets er naar toe. Ik stap af en sta tot en met de enkels in het smeltwater. “Oh nee hé!” Jezus, wat een koude voeten krijg ik er van. Het hostel is gesloten. Dan maar verder. Daar rechts een restaurant. Weer even warm worden. In het restaurant zitten wat Amerikanen te wachten tot sint juttemus. Ik bestel een warme maaltijd (groentesoep, biefstuk, patat, koffie) en leg mijn natte sokken over de verwarming. Elk plekje verwarming is bezet met sokken en handschoenen. Alles is nat en binnen is het ook gewoon koud. De warme soep maakt weer wat goed. De Amerikanen kleden zich weer aan en maken aanstalten om verder te gaan. Ik kijk of mijn natte sokken er nog zijn. Ze hebben nu twee verschillende kleuren
gekregen. Ik loop met mijn sokken naar de Amerikaanse en vraag of zij de mijne heeft. “Oh, I am very sorry!” Ze heeft net een halve tube anti voetschimmel in mijn sok gespoten. “Geeft niet”, zeg ik, “krijg ik in ieder geval geen schimmel aan een van mijn voeten.” Het meisje schaamt zich dood. “Ach”, denk ik, “wat maakt het uit?” Ik stap weer op de fiets en daar in de verte staat een bruin bord met de gegevens van de berg. Alto do Cebreiro op 1300 meter. De weg gaat een stukje naar beneden en dan… jawel weer omhoog. Het zal vandaag toch nog wel een keer naar beneden gaan, hoop ik. Ik word chagrijnig, vloek hardop en ben aan het einde van mijn krachten. Jezus, dus dit is een lijdensweg. Daar het volgende strontbord. Alto de Polo - Kippenberg? - op 1335 meter. Zal het dan nu eindelijk naar beneden gaan? Jawel het
gaat iets makkelijker nu. Net als ik me weer iets prettiger ga voelen fiets ik om een bergkam en komt de volle tegenwind weer opgezet. Ditmaal met sneeuw en hagel. Een auto rijdt stapvoets met
de ruitenwissers op volle snelheid. “En ik”, zei de gek, “zit nog steeds op mijn fiets. Iedereen zal me hier voor gek verklaren.” Ik moet nu ondanks dat het naar beneden gaat, bijna net zo hard trappen als bergopwaarts. Voorop heb ik het kleine blad van de versnelling nodig, niet te geloven toch. De eerste tranen van onmacht komen opzetten. Nog meer verdriet en boosheid komen eruit. Het lijkt wel een helende reis. Nog meer kracht is nodig, maar het is er niet meer. Ik heb geen gevoel meer in mijn voeten en mijn vingers doen pijn van de kou. Ik bedenk mezelf dat het misschien verstandiger is om op te geven. De berg gaat nu wat steiler naar beneden. Ik ben nat tot op de huid en koud tot op het bot. Ik zit te rillen op de fiets. Ik word nog doodziek hier. Hoop dat ik geen longontsteking krijg. Ik zie nog een hostel maar deze ziet er zo uitgestorven uit dat ik niet durf te stoppen. Nu voelen ook mijn benen stijf en krijg ik alles met moeite rondgedraaid. “Tot zover het hoofdstuk grenzen verleggen”, bedenk ik me. Tien kilometer verderop is Triacastela. Een rechte weg door het dorp. Bij het eerste hostel stop ik en vraag aan de oude vrouw in de deuropening naar een slaapplaats. “Momento.” “Ja wat nou? Ik heb het koud!” Even later komt ze naar buiten en vraagt me om haar auto te volgen. Ze ziet mijn gezicht en verzekert me dat het niet zo ver rijden is. Ik volg de auto en jawel, deze draait om en rijdt de berg weer op. Kut! Gelukkig, na 100 meter slaat ze rechtsaf en stopt ze bij een groot woonhuis. Ik stal de fiets in de garage en loop haar achterna de trappen op naar de kamer. Ik begin mijn kleren alvast uit te trekken en zij vraagt in de deuropening naar het paspoort en de stempelkaart. Ik gooi de spullen op het bed trek mijn fietsbroek uit een stap onder de douche. Ze zoekt het maar uit met mijn paspoort: ik ga eerst warm douchen. Na twintig minuten denk ik warm te zijn. Als ik mij afgedroogd heb voel ik de kou van binnenuit weer opzetten. Ik begin te rillen en ga maar onder de dekens liggen. De verwarming gaat hier in Spanje pas na vijven aan. Ik loop naar beneden en vraag of de verwarming niet wat eerder aan kan. Terug in bed eet ik alles op wat ik nog heb (2 appels, yoghurt en 2 blokjes kaas) en ga slapen.
Dag 14; 19 april; Triacastela > Palas de Rei Totaal 71,64 km; gemiddeld 12,4 km/h; 5:47 uur gefietst
Ik ben vroeg wakker. Het gevoel van opgeven is weer voorbij. Ik weet eigenlijk niet of en waar er ontbijt is. Ik doe een deur open en de oude vrouw staat in de keuken. Of ik ontbijt wil hebben? Ik krijg koffie, toast, jam, jus. Langzaam komen er meer pelgrims tot leven. Naast mij zitten Zwitsers. Hij loopt al vanaf Pied de Port. Zij is net aangekomen en loopt de laatste 200 km mee. Tegenover mij zitten drie Spaanse dames die familie van elkaar zijn. Er ontstaat enige verwarring over hoe ver het nog naar Santiago is. De Zwitsers menen 200 km te voet. De fietsroute is schijnbaar nog wat verder. Het oude vrouwtje vindt het maar gezellig, al die klanten. Ik pak de fiets uit de garage en het begint te regenen. Ik ga weer fietsen. Ben het nu wel gewend zo. In Sarria stop ik bij een restaurant/café en bestel espresso en een broodje ham. Heerlijk! Ik ben weer nat, maar ga even later weer verder. Wel neem ik 20 servetten mee om mijn sokken te drogen in de schoenen. Aan het einde van de stad links en weer omhoog. God helpt vandaag een beetje door af en toe wat opklaringen te sturen. Als de zon doorkomt voel ik de warmte direct op mijn koude rug. Onderweg passeer ik wat Duitsers. Ik hoor ze zeggen dat fietsers nu niet bepaald te benijden zijn met deze wind en hellingen. Ik fiets gestaag door en moet af en toe uit het zadel als het erg steil wordt. Bij een rotonde weet ik het niet meer. Ik zoek de weg, maar het staat niet meer
aangeven. Ik ga links af en begin met een afdaling. Aan de overkant roepen twee Spaanse fietsers dat ik verkeerd ga. Ik draai meteen om en steek over om hen te volgen. Weer bij de rotonde kijken we allen op de kaart en gokken we op een smal weggetje dat direct na de rotonde rechts gaat. Het blijkt het goede te zijn. Na enkele kilometers komen de schelpen weer op de borden te staan. Ik volg de fietsers even, maar deze stoppen meteen bij een restaurant. Ik heb nu geen honger dus besluit door te fietsen. Ik ben nat en wil verder. Eindelijk kom ik in Palas de Reis. De weg gaat weer als een streep naar beneden en rechts is een klein hotel. Ik huur een kamer, neem een warme douche en ga daarna beneden de krant lezen en wat koffie drinken. Ook hier gaat de verwarming om vijf uur pas aan. ’s Avonds ga ik op zoek in de omgeving naar een pelgrimsmenu. Ik heb al gauw wat gevonden.
Zalm, Salade, Patat. Aan tafel zit een Nederlandse pelgrim. Naast mij zitten nog twee Nederlandse mannen en aan de andere tafel vlakbij zitten de Duitse vrouwen die mij onderweg op de fiets hebben gezien. “Dat je het toch nog hebt gehaald!” zeggen ze. Ik vertel hen dat ik me de reis wel wat anders voorgesteld had wat betreft het weer.
Als wandelaar heb je wat minder last van de wind. Wel moeten ook wandelaars hun lichaamstemperatuur in de gaten houden en niet teveel zweten. Nadeel van de fiets is: als je bezweet boven aan de berg bent aangekomen, koel je enorm af op de weg naar beneden. Na het eten ga ik naar het hotel en val al snel in slaap. Morgen de laatste dag tot Santiago. Ik ga het in ieder geval halen. Dag 15; 20 april; Palas de Reis > Santiago de Compostella Totaal 72 km
Nadat ik heb gedoucht en alles weer ingepakt heb, neem ik een ontbijt bestaande uit tostada en koffie. Ik reken af en haal de fiets uit de kelder. Opnieuw is het vandaag bewolkt en het regent een beetje. Het is vandaag heuvel op en heuvel af. Achter elkaar door. Er komt geen einde aan. Ik zie regelmatig wild langs de weg in het weiland staan. Onderweg kom ik een fietser tegen. Hij heet Raoul. We passeren elkaar enkele malen en ik stel voor in het volgende dorp samen wat te gaan eten. “Good idea”, zegt hij. Hij zal uitkijken naar mijn fiets en als hij die ziet staan stopt hij om samen te gaan eten. Bij het volgende dorp zie ik een fietsenmaker. Ik ga naar binnen en vraag of hij mijn versnellingen wil instellen en de boel wil smeren. In het Spaans is doorsmeren zoiets als: “Psssssst?” Hij begrijpt het en binnen vijftien minuten is het klaar. De fiets kraakt aan alle kanten door de vele regen. Als ik naar buiten loop zie ik net Raooul voorbij fietsen. Ik roep een keer en we gaan in het café zitten naast de fietsenmaker. We drinken koffie en ik neem er een Choco Pain(broodje chocola).
Raooul komt uit Madrid en is bij Pied de Port begonnen. Ook hij heeft het erg zwaar gehad door het weer. We nemen afscheid en waarschijnlijk zien we elkaar vandaag op het plein!
Ik fiets verder en nu heb ik ook lange afdalingen waardoor het sneller gaat. Onderweg zie ik een wandelaar terugstrompelen. Hij is geblesseerd en leunt zwaar op z’n stok. Hij kijkt me vertwijfeld aan. Wat sneu nu kort voor het einde toch nog te moeten opgeven. Weer een lange afdaling en ik ben in de buurt van het vliegveld van Santiago. Ik haal weer een fietser in. Deze loopt naast de fiets en kan de berg niet meer op. Als ik langs kom voel ik een schouderklopje. Ik kijk om en hij zwaait naar mij. “Bon Camino, mon amiga”, roept hij.
Ik kom nu dichter bij de stad en er komen veel wegen samen. Ik moet opletten op het verkeer want het is ook ineens een stuk drukker. Drukker en drukker en wat denk je? Ik ben verdwaald!. In de verte zag ik de kerktorens nog staan, maar nu zie ik ze niet meer en de gebouwen en heuvels om me heen zijn zo hoog dat ik me niet meer kan oriënteren. Ik neem een afslag en ga op gevoel richting centrum. Voor de zekerheid vraag ik het nog maar eens. De Spanjaarden lachen naar me en wijzen me de goede richting. Ik daal door een smalle steeg af. Links wordt een opera gezongen en met de fiets ga ik de trappen af, door een poort en ineens ben ik op het plein. Er staat een verweerde kerk met mos aanslag op de gevels. Het is een zeer oude kerk. Al die pelgrims die hier naartoe zijn gekomen. Bijzonder. IK BEN ER…………… IK HEB HET GEHAALD!!! Ik voel me gelukkig en ben blij van binnen. Er staan veel pelgrims op het plein. Iedereen feliciteerd elkaar. Raooul is ook op het plein. Ook wij feliciteren elkaar. Het is heerlijk om al die mensen te zien. Nu zie ik wat meer fietsers op het plein verschijnen. Ze zijn er dus toch. Ik ben de afgelopen weken maar enkele fietsers tegengekomen. Waarschijnlijk hadden we allemaal zo ongeveer hetzelfde tempo waardoor we elkaar nauwelijks inhalen. De opera klinkt nog steeds in de poort naar het plein. Passende muziek.
Ik had altijd een ander beeld van dit plein. Ik zie dan de kerk in vol zonlicht. Het is nog grauw. Ik kijk omhoog en ineens breken er wat wolken open en breekt de zon door. Ongelofelijk! Dit kan alleen maar van boven komen! Ik ga op een bankje aan de zijkant van het plein zitten en laat alles op me inwerken. Later ga ik de kerk binnen. De kerk is oud en erg stoffig, net als het katholieke instituut zelf. Binnen lopen veel pelgrims en staan er overal rugzakken in het gangpad. Mensen klimmen enkele trappen op en lopen achter het beeld langs. Hier kunnen ze de handen op de schouder van St. Jacob leggen en een gebed uitspreken of een dankwoord zeggen. Morgen om 12:00 uur is er een pelgrimsdienst. De aflaat kan ik in een kantoor enkele straten verderop halen.
Tegen het hekwerk van de kerk staan wandelstokken en zelfs enkele schoenen. Achter de kerk om is het straatje met het kantoor voor de aflaat. Ik moet enkele trappen omhoog en kom in een kantoor met een balie. Ik laat mijn stempelkaart zien en alles wordt gecontroleerd. Ik moet me inschrijven en mijn motivatie invullen.
Als ik een foto wil maken worden de gegevens van andere pelgrims afgedekt i.v.m. privacy. Ik krijg de oorkonde in een koker mee. Ik vraag of ik nu rechtstreeks door ga naar de hemel. “Daar is wel
wat meer voor nodig”, zegt de man lachend.
Nou da’s ook wat, na al dat fietsen nog niet eens rechtstreeks in de hemel komen ook nog! Weer een teleurstelling rijker. Ik ga op zoek naar een hotel wat niet al te moeilijk is in deze toeristenstad. De fiets mag in de tuin staan en de kamer is mooi met alles erop en eraan. Ik neem een bad en laat de spieren eens lekker warm worden. Later die middag ga ik nog eens terug naar de kerk en het plein. ’s Avonds eet ik een pelgrimsmenu in een restaurant vol met hangende hammen. Heerlijk eten en lekkere witte wijn. Komende dagen ga ik eens goed rusten van de reis. Ik ga vroeg naar bed.
Dag 16; Santiago rustdag; om 12:00 uur kerkdienst ’s Morgens ontbijt met tostada, jam en koffie. Ik ga daarna op zoek naar hotel Mexico voor het inleveren van mijn fiets. Deze wordt dan met een busje naar Nederland gebracht. Het is even zoeken door de straten van Santiago, maar dan ergens op een 7e verdieping is het hotel. De fiets mag in de kelder staan en een vertegenwoordigster komt langs om geld te innen.
Om 12:00 is de kerkdienst. Het is prachtig en warm met al die pelgrims. Een non staat hard te zingen voor in de kerk en de meeste kunnen haar niet volgen. De dienst is in het Spaans, dus niet te volgen voor mij. Toch is het bijzonder. Ik heb echt het gevoel dat het voor mij alleen is, voor al mijn moeite. Er hangt een fijne energie. Het is mooi. In een biechthokje aan de zijkant van de kerk zit een priester te wachten tot er iemand komt. De stoffige oude man valt bijna in slaap. Het is echt een afspiegeling van het nu in de kerk. Levendige pelgrims in het middenschip en stoffige priesters aan de zijkant. ’s Middags wandel ik in de parken van Santiago en doe ik nog wat indrukken op.
De rest van de dagen gebruik ik om uit te rusten en langzaam via Frankrijk weer naar Nederland te komen. Het Spaanse land is gastvrij. Het was voor mij een onvergetelijke reis met emotionele en fysieke grenzen. Ik heb ze gevonden, al mijn grenzen. Medereizigers hebben het bijzonder gemaakt en het me als een speciale ervaring doen beleven. Ik ben blij dat ik deze reis gemaakt heb en van mijn ‘bucketlist’(zie de gelijknamige film) kan schrappen.
Peter Groenewegen
Hoi Lieve vrienden, ik ga donderdagmiddag aan het tweede deel van mijn fietstocht naar Santiago de Compostela beginnen. Het is nog zo’n kleine 1200 km fietsen en ditmaal door de bergen. Ik heb natuurlijk niet voldoende kunnen trainen vanwege alle drukte. Ik zal dus wel weer een paar keer ‘doodgaan’ onderweg, net als vorig jaar. Met de trein ga ik naar Dax (100 km voor Spanje) en vandaar verder op de fiets. Jakobsschelp, Boeddha, tent, kleren en verder alles in minimale proporties meegenomen. Groet, Peter Groenewegen
Hoi Peter, wat ongelofelijk dapper van je om het tweede en zware gedeelte te gaan fietsen. Ik wens je héééél veel succes en ik weet zeker dat je weer hele interessante mensen zult ontmoeten tijdens deze reis! Ik hoop dat je de komende weken alles weer goed op een rijtje kunt zetten en daardoor jezelf weer terug kunt vinden en dat je door deze tocht je leven weer een positieve impuls kunt geven. Doe wel voorzichtig! liefs, Anne
Goedemorgen Peter, ik wens je veel fietsplezier en avontuur en ben er zeker van dat je een bijzondere vent terug zult vinden ;-) Vaja con fietsos! Carlo Aagten
Beste Peter, na een lange moeizame periode is dit een goede manier om het te overdenken en deze periode goed af te sluiten. Wij wens jou heel veel succes, sterkte en doorzettingsvermogen. Kom goed en gezond terug. Meint-Jan en Grace Smeenk
Hoi Peter, natuurlijk had ik al gehoord dat je weer ging fietsen, maar ik dacht pas over 2 weken. Je gaat dus zo'n 2 weken fietsen, als ik het goed begrijp? Ik hoop dat het je gaat lukken om jezelf weer te vinden. Het was een nogal cryptische omschrijving die je hebt geschreven, maar ik denk wel te begrijpen wat je bedoeld. In ieder geval wens ik je héél véél plezier! Geniet ervan en kom heelhuids weer thuis! Liefs van Rita
Hé Peter, we wensen je een hele mooie tocht, in álle opzichten! en hopen dat je jezelf weer terug vindt. Verder wensen we je vele mooie ontmoetingen en ik hoop dat je ons (heel af en toe) een klein beetje op de hoogte houdt van ‘hoe het met je gaat’. Hartelijke groeten veel liefs en tot ziens!! Geert en Rietje xx
Hoi Peter, 1200 kilometer fietsen en dan ook nog door bergachtig landschap, je begint wel ergens aan zeg! Maar je wordt wel min of meer één met de natuur en je gaat een persoonlijk duel aan met de elementen. Hopelijk vind je de juiste bezinning die je verder helpt op je levenspad zodat je de juiste keuzes kunt maken. Van Anne hoorde ik dat zij al een reactie naar je heeft gestuurd, dus bij deze wens ik je persoonlijk een op alle fronten succesvolle en zinvolle reis. Geniet van de natuur onderweg, van de verrassende ontmoetingen die zeker weer zullen komen, van de eenvoud en de leegte, je eigen ik met alle individuele gedachten en kom gezond weer terug. Groet, Jos
Ik wens je een goede reis!!!!!!!!!!!!!!!!!11 Groetjes, Pauline