RECHT OP ANDERS ZIJN DOELSTELLING

RECHT OP ANDERS ZIJN    DOELSTELLING    

Kinderen leren wat discriminatie inhoudt  Discrimineren gebeurt overal ter wereld  Iedereen heeft het recht om gelijk behandeld te worden 

MATERIAAL          

Spelregels  Pionnen (zie bijlage)  Speelbord  Stellingen  Tekeningen rechten van het kind  Puntenbord  Springtouw   Chronometer  Dobbelsteen  

WERKWIJZE  

Zie bijlage voor de spelregels 

TIPS      

Laat de leerlingen voelen hoe het voelt om gediscrimineerd te worden.   Wees enthousiast en overtuigd van de spelregels.  Probeer de leerlingen steeds enthousiast te houden tot het einde van het spel. Voor de meer  gediscrimineerde groepen zal dit steeds moeilijker worden.   

BIJLAGEN 

SPELREGELS:  Leg eerst en vooral het speelbord klaar. Om het spel goed en volgens zijn uiteindelijke doel te kunnen  spelen, volgt u best ons voorbeeld in de bijlage. Op deze manier zal het doel zijn nut bereiken.   Voordat u het spel uitlegt aan de kinderen, verdeelt u eerst de groepen (max. 4 per groep).   Elke groep krijgt een pion toegewezen of mag een pion kiezen. Deze pionnen zijn schapen. Iedere  groep krijgt dan ook een afbeelding van zijn of haar pion.  

  Nadat iedere groep een pion/schaap heeft gekregen, kan je het spel uitleggen. Dit spel heet “het  discriminatiespel”.  Iedere pion stelt een bepaalde groep uit onze samenleving voor.   Wit = de Westerse wereld;   Geel = de Aziatische wereld;   Rood = de Latijns‐Amerikaanse wereld;   Zwart = de Afrikaanse wereld;   Roze = op basis van seksuele voorkeur (Bv. homoseksuelen);  Gevlekt = zieke of gehandicapte personen;  Gestreept /gekleurd = op basis van leeftijd en geslacht.  Deze betekenis kan je in het begin van het spel meegeven, maar kan je ook pas op het einde  vertellen. Tijdens het spel is er steeds een rangorde aanwezig. De ene groep zal het volledige spel  meer voordelen hebben dan de andere. Het doel hiervan is om de kinderen bewust te maken van  discriminatie. De rangorde van de pionnen verloopt als volgt:   

  Het speelbord bestaat uit zwarte vlakken en tekeningen:  Op de zwarte vlakken mag niemand staan, behalve het witte schaap. Het witte schaap heeft overal  het voordeel, waardoor het ook alles zal mogen. Alle andere schapen/pionnen mogen niet op de  zwarte vlakken staan. Als zij toch op dat vlak staan, moeten zij terugkeren naar de plaats van waar ze  komen. De beurt gaat dan naar de volgende groep.   Als een groep op een tekening staat, worden er een aantal stellingen aangebracht over dit specifieke  recht. Deze stellingen kan u vinden in de bijlage of via de PowerPoint. Alle groepen mogen even  overleggen in hun eigen groep hoe zij hierover denken. Daarna worden alle argumenten verteld voor  de volledige groep waarna een korte discussie gevoerd kan worden.  

Wanneer een pion op een tekening staat, krijgen zij 2 punten. Maar ook de witte groep krijgt  hiervoor 1 punt. De punten worden bijgehouden. Als een groep 5 punten heeft mag het een andere  groep (die lager in rang staat; zie rangorde) 2 plaatsen laten terugkeren.   Bijvoorbeeld: Het gele schaap heeft 5 punten. In ruil hiervoor kan deze groep, 1 groep kiezen die  lager in rang staat om hen 2 plaatsen laten terugkeren. Dus ze kunnen kiezen tussen het rode schaap,  het gevlekte schaap, het roze schaap of het zwarte schaap. Wanneer het roze schaap 5 punten heeft,  kan het dus enkel het zwarte schaap 2 stappen laten terugkeren.   Tenslotte zijn er 2 vakjes met een korte opdracht. Hierbij vallen ook punten te verdienen.   Bij een opdracht kiest de groep 1 iemand (uit de eigen groep) die de opdracht zal uitvoeren. Alle  groepen voeren samen de opdracht uit.   Het witte schaap hoeft niet mee te doen, maar het mag wel. Zij krijgen sowieso 5 punten. De 2e  plaats krijgt 4 punten, de 3e plaats 2 punten en alle andere plaatsen 1 punt.   Opdracht 1: recht op sport en spel  Zoveel mogelijk springen met het springtouw in 30 seconden.  Opdracht 2: recht op informatie  Vertel 30 seconden over jouw klas. Dit zonder onderbreken en zonder de woorden “klas”, “vrienden”  en “euh”.  Het speelbord ligt reeds klaar. Iedere groep start bij het vakje “start”. Wie mag starten wordt  opnieuw bepaald door de rangorde, dus het witte schaap mag starten, daarna het  gestreepte/gekleurde schaap, dan het gele schaap…   Wie als eerste de finish haalt wint het spel. De kans dat wit wint, is het grootste. Dit is ook de  bedoeling. Daarna reflecteert u nog met de kinderen hoe zij denken over het verloop van dit spel.    

STELLINGEN:  RECHT OP ONDERWIJS     

Een meisje dat in een rolstoel zit, mag niet naar de klas komen.  Ik mag zelf kiezen naar welke school ik ga.  Vanaf welke leeftijd moet je naar school gaan?   Omdat er in India veel werk is, moeten kinderen daar gaan werken in plaats van naar school  te gaan.  

RECHT OP VERZORGING   Als ik val op de speelplaats en mijn knie bloedt. Dan moet de juf dat verzorgen, ook al vindt  ze bloed eng.    Een meisje in een rolstoel moet leven zoals alle andere kinderen.    Kan je pijn altijd zien?   Als er iemand pijn heeft die je niet kent, zal je die persoon dan helpen?   RECHT OP EEN NAAM   Ik mag zelf een andere naam kiezen wanneer ik  12 jaar ben.  

 De leider in de jeugdbeweging heeft geen zin om de namen van de kinderen uit de groep van  buiten te leren. Daarom heeft hij ons een nummer gegeven.    Kunnen kinderen zelf hun voornamen kiezen?    Hoeveel voornamen mag je hebben?   RECHT OP SPEL EN ONTSPANNING     

Mijn ouders moeten mij een Playstation kopen, want ik heb recht op spel en ontspanning.  Ik moet zakgeld krijgen.  Hebben kinderen met een handicap recht om aan sport te doen?  In iedere straat moet er een speelplein zijn? 

RECHT OP BESCHERMING EN RECHT OP ZORG EN LIEFDE   Ik moet op woensdagnamiddag altijd helpen met allerlei klusjes thuis (afwassen, kamer  opruimen, helpen in de tuin…) Dat kan niet vind ik, want dit is kinderarbeid.   Mijn ouders laten mij elke avond alleen thuis om iets te gaan drinken met hun vrienden.    Als kinderen het zeer grondig oneens zijn met hun ouders zouden ze moeten kunnen  scheiden van hun ouders.    Wanneer je aan het praten bent in de klas, mag de juf of meester jou slaan.  RECHT OP EEN EIGEN MENING     

Ik moet alleen maar doen wat mijn ouders mij zeggen. Ik mag zelf nooit iets zeggen.   Ik mag een jongen uit mijn voetbalclub uitschelden omdat die slecht speelt.  Een kind van 12 jaar is te jong om een eigen mening te hebben.   Volwassenen hebben altijd gelijk, want zij weten wat het beste is voor hun kind.  

RECHT OP INFORMATIE     

Welke informatie kan je krijgen in de Kinderrechtswinkel?   Het thema “rechten van kinderen” zou op school moeten worden opgenomen als een vak.   Als ik iets wil weten over een land in Afrika, wat moet ik dan doen?   Kinderen mogen niet weten wat hun rechten zijn.  

RECHT OP SAMENKOMEN   Ik mag zaterdagmiddag met een groepje vrienden onze vriendenclub oprichten zodat we al  onze geheimen tegen elkaar kunnen zeggen.    Mag je een groepje oprichten om ervoor te zorgen dat het speelplein proper blijft?   Is iedereen welkom in het clubje die je hebt opgericht?   Brengen verenigingen/clubjes mensen bij elkaar?  GEEN KINDEREN IN DE CEL   Als de juf of meester vindt dat er een kind stout is in de klas, dan mag ze dat kind naar de  gevangenis brengen.    Bestaan er kindergevangenissen. Zou dit moeten?   Kan een kind bij de rechtbank terecht komen?   Ik mag alles doen, want ik kan toch niet naar de gevangenis zolang ik geen 18 jaar ben.  

RECHT OP VOEDING, KLEDING EN WONEN     

Ik mag in een kasteel wonen als ik dat wil.  Ik mag kiezen welke kleren ik draag.   Ik mag zoveel chips en cola drinken als ik zelf wil.   Sommige kinderen zijn ondervoed. Wat wil dit zeggen?  

 

SPEELBORD:   

 

FINISH

      START

Tekening 7

       

Tekening 6

  Tekening   1  

Opdracht

  Tekening 8

       

Tekening 5

       

Rangorde 

Tekening 2

Opdracht

        Tekening   3        

Tekening 4

Tekening 9

Tekening pionnen:  10