Uitwisseling in beeld Een verkenning van radiologische en cardiologische beelduitwisseling tussen ziekenhuizen
Colofon
2
Auteur Fernao Beenkens
Redactie Karin Oost, Kim Idzardi
Met dank aan K. Flobbe, R. Hoekstra, G. Klein Wolterink, A. Lammers, H. Mekenkamp, J. Nell, V. van Pelt, M. Peters, H. Pieterman, B. van Rest, E. Sanders, B. Sanderse, M. Seven, A.J. Spruyt
Advies Johan Krijgsman
Uitwisseling in beeld
Vormgeving Media&More
Nictiz / TrendITion Bezoekadres Oude Middenweg 55 2491 AC Den Haag T 070 – 3173450 F 070 – 3207437 http://www.trendition.nl/
Postadres Postbus 19121 2500 CC Den Haag
Samenvatting Trends in beelduitwisseling
Beelden spelen een belangrijke rol in de moderne gezondheidszorg. Beeldvormende technieken hebben in de afgelopen jaren een grote ontwikkeling doorgemaakt. Van het uitwisselen van foto’s of andere fysieke media in de jaren 80 tot het branden van beelden op CD of DVD anno nu. De laatste jaren zijn er steeds meer initiatieven en oplossingen om medische beelden online uit te wisselen bijgekomen. Waar vroeger vooral de specialismen radiologie en cardiologie te maken hadden met het maken en analyseren van beelden als röntgenfoto’s en MRI-scans, worden beelden tegenwoordig op veel meer verschillende locaties en momenten tijdens het zorgproces gegenereerd. De uitwisseling van deze beelden vindt niet meer alleen binnen de zorginstellingen plaats, maar ook steeds meer tussen ziekenhuizen. Fusies in het ziekenhuislandschap (Van Poucke et al., 2013) en de trend van toenemende specialisatie van instellingen zorgen ook voor een toenemende omvang van beelduitwisseling en versterken de noodzaak van samenwerking bij beelduitwisseling. De gebruiker in beeld Een van de aanleidingen van deze verkenning was om cardiologen, radiologen, informatiemanagers en applicatiebeheerders te vragen naar hun ervaringen met beelduitwisseling. De respondenten is gevraagd om concrete voorbeelden te geven van beelduitwisseling waarvan zij nu gebruikmaken. Deze publicatie geeft allereerst een overzicht van de bestaande situatie binnen de radiologie en cardiologie. Daarnaast wordt een samenvatting gepresenteerd van de huidige problemen en knelpunten die volgens specialisten, informatiemanagers en applicatiebeheerders niet alleen meer initiatieven, maar ook meer gebruiksgemak in de weg staan. Dit heeft zich vertaald in een aantal punten voor verbetering en wensen voor de toekomst. Trends volgens de gebruiker Het voornaamste resultaat van deze verkenning is dat instellingen met veel verschillende typen beelden werken. Ook worden er meerdere infrastructuren gebruikt, zoals onder andere CD’s en DVD’s, web-portals, eigen beveiligde netwerken en XDS-i gebaseerde oplossingen. Dit legt meteen een belangrijk knelpunt bloot, namelijk: niet alleen het belang, maar ook het naleven van standaardisatie. De belangrijkste vormen van beelduitwisseling zijn situaties waarbij samenwerking regionaal plaatsvindt met soms een academische instelling in het centrum van het netwerk óf bilateraal (één-op-één). De meeste beelden worden uitgewisseld voor het doorverwijzen van patiënten naar andere instellingen, second opinions en voor multi-disciplinair overleg tussen meerdere specialisten van verschillende instellingen. De beelden die het meest uitgewisseld worden zijn röntgenfoto’s, CAT/CT-scans, MRI-scans, echo’s en angiogrammen (zie bijlage B voor meer uitleg van deze beelden). De respondenten gaven de algemene tevredenheid een vijf op een schaal van een (negatief) tot zeven (positief). Eén van de belangrijke wensen en trends die specialisten, informatiemanagers en applicatiebeheerders tenslotte hebben aangegeven is meer samenwerking in de regio op het gebied van beelduitwisseling en vooral het afstappen van CD en DVD als medium voor het uitwisselen van beelden.
Samenvatting
3
Inhoudsopgave Samenvatting
3
Inhoudsopgave
4
1. Inleiding en aanleiding van de verkenning
5
6 6 7
1.1. Achtergrond van beelduitwisseling
1.1.1. Aanleiding 1.1.2. Financiële voordelen
1.2. Leeswijzer onderzoeksrapport
2. Onderzoeksopzet en algemene resultaten
2.1. Onderzoeksvraag en deelvragen 2.2. Uitwerking van de vragenlijst en analyse respons
2.2.1. Online vragenlijst 2.2.2. Achtergrond van de respondenten
8 9 10 10 10 11
3. Kwantitatieve resultaten
13
14 14 16
3.1. Mogelijke aanleidingen van beelduitwisseling
3.1.1. Samenwerkingsvormen bij beelduitwisseling 3.1.2. Doelstelling van de beelduitwisseling
3.2. Technische achtergrond van de beelduitwisseling 3.2.1. Type uitgewisselde beelden en bijbehorende aantallen 3.2.2. Infrastructuur: gebruikte netwerken voor beelduitwisseling 3.2.3. Algemene tevredenheid over de beelduitwisseling 3.2.4. Huidige problemen bij beelduitwisseling
17 17 19 20 20
4. Knelpunten verdere opschaling en succesfactoren
23
24 24 24
4.1. Succesfactoren en belangrijkste voordelen beelduitwisseling
4.2. Knelpunten bij opschaling
4.1.1. Algemeen gedeelde voordelen van digitale beelduitwisseling 4.1.2. Opvatting van cardiologen en radiologen 4.2.1. Algemeen gedeelde knelpunten door specialisten en informatiemanagers 4.2.2. Problemen die specialisten ervaren tijdens de beelduitwisseling
4.3. Overige aandachtspunten bij beelduitwisseling 4.4. Interoperabiliteit: belang van het coördineren van onderlinge afspraken
4.4.1. Wat betekent het begrip interoperabiliteit? 4.4.2. Korte omschrijving van de verschillende lagen bij interoperabiliteit
24 24 25 26 27 27 28
5. Toekomstige ontwikkelingen
29
30 30 30
5.1. Plannen voor nieuwe (regionale) samenwerkingen tussen instellingen
5.1.1. Gewenste mogelijkheden voor beelduitwisseling volgens specialisten 5.1.2. Gewenste vereisten volgens informatiemanagers en applicatiebeheerders
5.2. Algemene verbeterpunten bij beelduitwisseling
5.2.1. Mogelijke verbeteringen volgens specialisten 5.2.2. Verbeterpunten volgens informatiemanagers en applicatiebeheerders
31 31 32
6. Conclusies
33
A. Literatuuroverzicht
35
B. Overzicht beeldvormende technieken
36
C. Begrippenoverzicht
39
4
Uitwisseling in beeld
1. Inleiding en aanleiding van de verkenning
Inleiding en aanleiding van de verkenning
5
1. Inleiding en aanleiding van de verkenning
1.1. 1.1.1.
Achtergrond van beelduitwisseling Aanleiding Het toenemend aantal fusies en andere vormen van organisatorische samenwerking tussen diverse zorginstellingen (Van Poucke et al., 2013) hebben de afgelopen jaren gezorgd voor toenemende behoefte aan het uitwisselen van digitale beelden tussen zorginstellingen. Ook eerdere publicaties bevestigen dit beeld (Sprenger, 2010; Hutink, 2011). Zo worden digitale beelden uitgewisseld voor:
• het doorverwijzen van een patiënt naar een collega specialist, • het MammoXL landelijk bevolkingsonderzoek naar borstkanker, • second opinions op verzoek van patiënten, • samenwerking bij wetenschappelijk onderzoek.
Onder beelduitwisseling wordt verstaan het versturen van digitale (hoogwaardige) afbeeldingen en eventueel de bijbehorende verslagen vanuit de eigen zorginstelling naar een andere zorginstelling ter ondersteuning van het zorgproces van de patiënt en/of aanvullend (wetenschappelijk) onderzoek. Deze verkenning biedt een actueel overzicht in de aard en omvang van beelduitwisseling bij cardiologen en radiologen tussen Nederlandse ziekenhuizen. Voor deze verkenning is zowel een kwantitatief als wel een kwalitatief onderzoek gehouden.
6
Uitwisseling in beeld
De specialisten zijn via hun beroepsgroepen als de Nederlandse Vereniging voor Cardiologie (NVvC) en de Nederlandse Vereniging voor Radiologie (NVvR) gevraagd naar hun ervaringen en motivaties voor digitale beelduitwisseling. Dit heeft geleid tot een inzicht in voordelen en knelpunten die in deze verkenning aan het licht komen. Behalve specialisten zijn ook informatiemanagers en applicatiebeheerders van zorginstellingen om hun mening gevraagd. Deze verkenning geeft hiermee inzicht in de status, mogelijkheden en trends van beelduitwisseling tussen ziekenhuizen in Nederland.
Directe en indirecte voordelen digitale beelduitwisseling Het uitwisselen van digitale beelden kan op verschillende manieren. De verkenning laat zien dat beelduitwisseling via CD/ROM of DVD op zijn retour is. Dit blijkt namelijk niet de meest handige manier. Bij het versturen via de post kan het uitwisselen van digitale beelden tussen zorginstellingen met behulp van CD’s of DVD’s zelfs tot vier dagen duren. Nog los van het risico op het onderweg kwijtraken van deze beelden. Problemen kunnen daarnaast ook optreden bij het branden van de digitale beelden op CD’s en DVD’s of bij het inlezen van de beelden bij de ontvangende zorginstelling waarnaar de patiënt doorverwezen is. Het uitwisselen van digitale beelden via online netwerken heeft een aantal voordelen. Artsen kunnen via online beelduitwisselingen intercollegiaal consult uitvoeren, patiënten kunnen beter en sneller geholpen worden als zij een second opinion willen en efficiënter worden doorverwezen naar specialisten in andere ziekenhuizen. De nieuwe specialist krijgt bijvoorbeeld al direct de beelden meegestuurd en kan daarmee sneller een diagnose stellen. Andere voordelen kunnen zijn: het besparen van beddagen in het ziekenhuis en de mogelijkheid tot uitbreiding van radiologische beelden naar andere specialismen (mammografie, dermatologie, oncologie et cetera). Ook kan het uitvoeren van dubbele onderzoeken als gevolg van kwijtgeraakte CD’s en DVD’s met behulp van het online versturen van beelden tot het verleden horen (Hutink, 2011). Zo kan (onder optimale omstandigheden) het online versturen van dezelfde digitale beelden binnen vier seconden plaatsvinden in plaats van vier werkdagen.
Financiële voordelen
1.1.2.
Buiten de genoemde voordelen voor de patiënt in het bijzonder en het zorgproces in het algemeen, valt te verwachten dat er ook financiële voordelen zijn als zorginstellingen met digitale beelduitwisseling werken. Deze voordelen zijn op te splitsen in directe en indirecte besparingen. Directe besparingen hebben te maken met het vervangen van het CD-verkeer en de bijbehorende handelingen. De indirecte besparingen slaan terug op de eerder genoemde voordelen zoals het voorkomen van dubbele onderzoeken en andere voordelen als minder ligdagen of het niet hoeven te vervoeren van patiënten naar een andere locatie voor het maken en beoordelen van beelden. De investeringskosten voor het opzetten van digitale beelduitwisseling zijn uitgebreid geanalyseerd in de Eindrapportage werkgroep businesscase eRadiologie (Zwaal, 2011) en de Evaluatie pilot eRadiologie (Mekenkamp, 2011). Deze kosten kunnen aanzienlijk zijn. Ter indicatie: zowel de eenmalige initiële als de jaarlijks terugkerende kosten per ziekenhuis kunnen liggen tussen de twintig- en tachtigduizend euro (Mekenkamp, 2011).
Inleiding en aanleiding van de verkenning
7
Zodra echter de hiervoor genoemde directe, maar vooral ook indirecte voordelen worden meegewogen in de evaluatie van de kosten- en batenanalyse, is de motivatie voor ziekenhuizen om over te stappen op digitale beelduitwisseling vrijwel direct positief (Hutink, 2011). Naar inschatting van één van de academische ziekenhuizen die aan de eRadiologie-pilot heeft meegewerkt, kan het voorkomen van dubbele foto’s een indicatie besparing van circa 190.000 euro per jaar opleveren (Mekenkamp, 2011). Dit onderzoek gaat echter niet in het bijzonder in op de financieel-economische inhoud van de businesscase voor digitale beelduitwisseling. 1.2.
Leeswijzer onderzoeksrapport Het volgende hoofdstuk gaat over de onderzoeksopzet en in het bijzonder over de respons op de vragenlijst. Hoofdstuk 3 beschrijft de kwantitatieve resultaten van deze verkenning. Zo geeft dit hoofdstuk de resultaten weer van de samenwerkingsvorm bij beelduitwisseling, de doelstelling waarmee specialisten de beelden uitwisselen en via welke infrastructuur, welke typen beelden worden uitgewisseld en een schatting van hoeveel beelden worden uitgewisseld. Hoofdstuk 4 bespreekt de belangrijkste voordelen van digitale beelduitwisseling en de huidige problemen en knelpunten bij verdere opschaling van bestaande beelduitwisselingen. Ook stipt dit hoofdstuk het belang aan van goede onderlinge afspraken en introduceert dit hoofdstuk aan het einde het zogenaamde interoperabiliteitsmodel. Dit model kan als hulpmiddel en leidraad dienen bij het opzetten van een samenwerking tussen organisaties. Hoofdstuk 5 geeft een overzicht van de plannen voor nieuwe samenwerkingen en algemene verbeterpunten die de deelnemers aan deze verkenning hebben gerapporteerd.
Doelgroep publicatie Deze publicatie geeft niet alleen beleidsmakers en bestuurders van ziekenhuizen, maar ook zorgprofessionals inzicht in de huidige stand van zaken rondom beelduitwisseling bij de specialismen cardiologie en radiologie. Het gebruik van technisch jargon is waar mogelijk vermeden.
Woord van dank De auteur dankt iedereen die heeft geholpen bij de voorbereiding of belangeloos getallen ter beschikking heeft gesteld door het invullen van de vragenlijst. Met betrekking tot de voorbereiding en verspreiding van de vragenlijst in deze verkenning gaat een bijzonder woord van dank uit naar de volgende personen:
• mevr. dr.ir. M. Peters (Nederlandse Vereniging van Cardiologen) • mevr. dr. K. Flobbe (Nederlandse Vereniging van Radiologen) • dhr. drs. H. Pieterman (radioloog aan het ErasmusMC te Rotterdam)
Reageren Deze publicatie beoogt inzicht te geven in zowel aard als omvang van (cardiologische en radiologische) beelduitwisseling tussen instellingen en de trends volgens de deelnemers aan deze verkenning. Mocht u willen reageren op de inhoud van deze verkenning, dan kunt u altijd contact opnemen met de auteur Fernao Beenkens via
[email protected].
8
Uitwisseling in beeld
2. Onderzoeksopzet en algemene resultaten
Onderzoeksopzet en algemene resultaten
9
2. Onderzoeksopzet en algemene resultaten Deze verkenning is gebaseerd op literatuuronderzoek, interviews en een online vragenlijst. De online vragenlijst is verspreid onder cardiologen, radiologen, applicatiebeheerders en informatiemanagers van ziekenhuizen. Om de kwaliteit van de vragenlijst te toetsen en de respons te maximaliseren is gesproken met de beroepsverenigingen van beide specialismen, de Nederlandse Vereniging van Cardiologen (NVvC) en de Nederlandse Vereniging van Radiologen (NVvR). Via hun nieuwsbrief is een oproep uitgegaan om de online vragenlijst, die via de tool SurveyMonkey® is gemaakt, in te vullen. Ook zijn oproepen tot het invullen van de enquête via social media-kanalen verspreid.
2.1.
Onderzoeksvraag en deelvragen Deze verkenning beoogt een genuanceerd beeld te schetsen over de status, mogelijkheden en trends van cardiologische en radiologische beelduitwisseling tussen ziekenhuizen in Nederland. Voor de online vragenlijst zijn de volgende deelvragen leidend geweest:
• Wat is de huidige omvang van beelduitwisseling tussen ziekenhuizen? • Binnen welke samenwerkingsvorm vindt de beelduitwisseling plaats?
Vindt de beelduitwisseling bijvoorbeeld voornamelijk binnen de regio plaats of zijn er ook zogenaamde categorale beelduitwisselingen per onderwerp?
• Hoe groot is de algehele tevredenheid bij het uitwisseling van beelden? • Wat zijn de voornaamste knelpunten die een opschaling naar grotere aantallen beelden of meer samenwerkende instellingen in de weg zouden kunnen staan?
• Welke trends en verwachting zijn waar te nemen op het vlak van samenwerking?
2.2. 2.2.1.
Uitwerking van de vragenlijst en analyse respons Online vragenlijst De vragenlijst bestaat uit drie onderdelen. Twee onderdelen voor het kwantitatieve en een onderdeel voor het kwalitatieve onderzoek. Het kwantitatieve onderdeel van de vragenlijst bestaat uit twee secties. In de eerste algemene sectie is gevraagd naar de functie van elke respondent binnen de organisatie waar hij of zij werkt en daarnaast naar het type organisatie (bijvoorbeeld universitair medisch centrum of algemeen ziekenhuis). In de eerste sectie werd ook gevraagd naar het aantal voorbeelden dat de respondent kon geven betreffende beelduitwisseling in zijn instelling met andere instellingen. In de tweede sectie zijn de details van de gegeven voorbeelden van beelduitwisseling individueel verder uitgevraagd.
10
Uitwisseling in beeld
De antwoorden op de vragen van het kwantitatieve deel staan in hoofdstuk 3 beschreven. Hierin staat hoe ziekenhuizen digitale beelden uitwisselen (bijvoorbeeld voor multidisciplinair overleg, doorverwijzen van patiënten en een intercollegiaal consult) of de uitwisseling van beelden binnen de regio valt of regiooverschrijdend is en om hoeveel beelden en welk(e) type(n) beeld(en) het gaat. Verder wordt een overzicht gegeven van welke infrastructuren nu worden gebruikt om de beelden uit te wisselen. Als laatste presenteert het volgende hoofdstuk hoe tevreden de respondenten zijn over de beelduitwisseling met andere instellingen. Het kwalitatieve deel van de verkenning belicht in hoofdstuk 4 de door de respondenten ervaren voordelen van beelduitwisseling met andere instellingen. De open vragen richten zich onder andere op de plannen voor de toekomst en staan uitgewerkt in hoofdstuk 5. Zo werden de respondenten gevraagd of hun instelling nog plannen voor nieuwe samenwerking heeft en welke knelpunten kunnen optreden bij verdere opschaling van bestaande uitwisselingen (naar grotere aantallen of meer samenwerkende instellingen). Ook bood dit deel de gelegenheid voor verdere op- of aanmerkingen rondom de beelduitwisseling.
Achtergrond van de respondenten
2.2.2.
In totaal hebben 52 respondenten de online vragenlijst ingevuld. Naast 35 specialisten (18 cardiologen en 17 radiologen) hebben 9 applicatiebeheerders de vragen beantwoord en 8 personen met een andere achtergrond (bijvoorbeeld teamleiders, enterprise-architecten en één laborant). Voor alle duidelijkheid: een respondent kon in de vragenlijst maximaal vijf voorbeelden geven van beelduitwisseling tussen het ziekenhuis waar hij werkt en andere instellingen. Figuur 2.1 geeft het overzicht van de verdeling van de cardiologische en radiologische voorbeelden. In totaal vertegenwoordigen de beide beroepsverenigingen NVvC en de NVvR respectievelijk 1595 en 1640 leden. Hiervan werkt gemiddeld tweederde als specialist. De andere leden zijn met pensioen, erelid of juniorlid. Het aantal specialisten in actieve dienst komt uit op 416 radiologen en 389 cardiologen1. Normaliter ligt de gemiddelde respons bij vragenlijsten onder een doelgroep die nog niet eerder is benaderd rond de vijf procent. Aangezien in totaal aan dit onderzoek zeventien radiologen en achttien cardiologen hebben deelgenomen, ligt het antwoordpercentage op respectievelijk vier en vijf procent (ten opzichte van 416 radiologen en 389 cardiologen). De respons ligt daarmee op een te verwachten niveau. De respondenten die hebben deelgenomen aan deze verkenning, hebben verder alle vragen van de enquête volledig ingevuld. Voor de open vragen hebben zij uitvoerig en gedetailleerd antwoord gegeven, waardoor waardevolle informatie is verkregen over de beelduitwisseling tussen Nederlandse ziekenhuizen. Zoals vermeld kon elke respondent vijf voorbeelden geven van beelduitwisseling waarbij zijn/haar ziekenhuis betrokken was. Dit heeft geleid tot 96 voorbeelden waarvan 30 cardiologische en 66 radiologische. De meeste respondenten gaven gemiddeld drie voorbeelden. Op basis van de onderzoeksdata uit deze verkenning kan worden geconcludeerd dat instellingen gemiddeld met drie andere instellingen digitale beelden uitwisselen. In verband met de toegezegde privacy van de respondenten 1
Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) 2014
30+66 Aantal voorbeelden per specialisme
70 60 50 40 30
66
30
20 10
Cardiologie
Radiologie
Figuur 2.1 – Aantal voorbeelden per specialisme.
Onderzoeksopzet en algemene resultaten
11
613+ 152
(ook met betrekking tot de opmerkingen bij de open vragen) gaat deze verkenning niet in detail in op individuele situaties en ziekenhuizen.
Type instelling waar respondent werkzaam is
16 14 12 10 8 6
15
13
6
4 2
2
UMC
Topklinisch ZK-huis
Figuur 2.2 – Respondenten per type instelling.
12
Uitwisseling in beeld
Algemeen ZK-huis
Overig
3. Kwantitatieve resultaten
Kwantitatieve resultaten
13
3. Kwantitatieve resultaten Mogelijke aanleidingen van beelduitwisseling
3.1.
Samenwerkingsvormen bij beelduitwisseling
3.1.1.
4517+ 292211+ 123+ 9185+ 14
Cardiologen en radiologen gebruiken beelduitwisseling het meest in bilateraal verband (zie figuur 3.1). Bijna de helft van hen geeft aan op cardiologisch en/of radiologisch vlak in één-op-één verband samen te werken. Iets meer dan twintig procent van alle instellingen antwoordt dat zij (ook) op regionaal niveau beelden met elkaar uitwisselen. Categorale uitwisselingen (bijvoorbeeld beelduitwisseling bij wetenschappelijk onderzoek of bevolkingsonderzoeken) is met achttien voorbeelden van toepassing op negentien procent van alle cardiologische en radiologische voorbeelden. Tenslotte vormt de regio-overschrijdende beelduitwisseling (transregionaal) de kleinste groep met ongeveer twaalf procent van alle voorbeelden. De geografische verdeling bij beelduitwisseling is uitgewerkt in figuur 3.2. Samen met figuur 3.1 blijkt dat er in totaal enkele regionale clusters zijn waartussen specialisten beelden uitwisselen. Zoals te zien in figuur 3.2 hebben deze clusters meestal de vorm van een zogenaamde naaf-en-spakenmodel met in het midden een groter (academisch) medisch centrum en daaraan stervorming gekoppeld een aantal omringende instellingen. Aangezien dit beeld gebaseerd is op de voorbeelden van de deelnemers aan deze verkenning staan niet alle (regionale) beelduitwisselingen op deze kaart.
Samenwerkingsvorm van de beelduitwisseling
50 45
Uitwisselingen Cardiologie + Radiologie Uitwisselingen Cardiologie
45
40 35 30 25 20 15 10
Uitwisselingen Radiologie
29
22
18
17
14
11
5
11
12
9
3
Bilateraal
Regionaal
Transregionaal
5
Categoraal
N = 96
Figuur 3.1 – Samenwerkingsvorm van de beelduitwisseling. Zowel cardiologen als radiologen gebruiken beelduitwisseling het meest bij bilaterale samenwerkingen.
14
Uitwisseling in beeld
Figuur 3.2 – Geografisch overzicht van de beelduitwisseling en samenwerking.
Opmerking bij het berekenen van de totaal aantallen (cardiologie en radiologie) In figuur 3.1 zijn drie kleuren te zien: oranje voor het totaal van voorbeelden en daarnaast een uitsplitsing naar grijs (de cardiologische voorbeelden) en blauw (de radiologische voorbeelden). Twee voorbeelden van het gehele overzicht gaan zowel over de cardiologie als de radiologie. Hiervan viel één voorbeeld in de categorie bilaterale beelduitwisseling en het andere voorbeeld in de categorie categorale beelduitwisseling. Als gevolg hiervan – en om dubbeltelling bij het totaal te voorkomen – wijkt het totale aantal precies één (voorbeeld) af van de som van de voorbeelden per onderliggend specialisme: 45 in plaats van 46 (namelijk 17 + 29) bij de bilaterale voorbeelden, en 18 in plaats van 19 (namelijk 5 + 14) bij de categorale voorbeelden. Wél zijn er verschillen bij de categorie regionale en categorale samenwerking. Indien gekeken wordt naar radiologische beelduitwisseling, dan vormt categorale samenwerking de op één na grootste samenwerkingsvorm, terwijl dit voor de cardiologische voorbeelden de regionale samenwerking is. Dit verschil kan te maken hebben met bijvoorbeeld het relatief grote aantal (radiologische) voorbeelden van het MammoXL bevolkingsonderzoek dat de respondenten gaven en als categoraal selecteerden.
Samenwerkingsvormen
• Bilateraal: hiermee wordt • • •
één-op-één samenwerking verstaan tussen professionals. Regionaal: afspraken op regionaal niveau tussen meer dan twee zorgpartijen. Transregionaal: afspraken op bovenregionaal niveau met meer dan twee partijen. Categoraal: er zijn door meerdere partijen over één onderwerp afspraken gemaakt.
De respondenten konden voor elk voorbeeld van beelduitwisseling dat zij gaven meerdere antwoorden selecteren bij het type samenwerkingsvorm. Zo konden voorbeelden zowel vallen onder categorale beelduitwisseling alsook onder transregionale beelduitwisseling.
Kwantitatieve resultaten
15
Doelstelling van de beelduitwisseling
3.1.2.
Cardiologen en radiologen gebruiken vooral beelduitwisseling bij het doorverwijzen van patiënten naar anderen ziekenhuizen. Dit past in een trend in de gezondheidszorg, namelijk toenemende specialisatie en het doorverwijzen van patiënten naar andere instellingen met een bijzondere expertise. Een second opinion op verzoek van de patiënt blijkt de op één na belangrijkste motivatie voor specialisten om digitale beelden met elkaar uit te wisselen. Dit komt in bijna de helft van alle gegeven voorbeelden voor. De patiënt wordt mondiger en bewuster en vraagt daarmee ook vaker een herbeoordeling aan. Het beeld van een toenemend aantal second opinions wordt in de enquête bevestigd. Het multidisciplinair overleg tussen specialisten van verschillende instellingen komt met veertig voorbeelden in deze verkenning naar voren als de op twee na belangrijkste doelstelling bij specialisten om digitale beelden uit te wisselen. Tussen het maken en beoordelen van beelden elders, valt wél een verschil op te merken. Aan de ene kant is er een aantal instellingen die zowel de beelden elders laat maken alsook laat beoordelen door bijvoorbeeld specialistische centra. Bij de instellingen die deze beide taken uitbesteden, is apparatuur noch expertise aanwezig om de beelden te maken en beoordelen. Aan de andere kant is er een aantal instellingen die op aanvraag van ziekenhuizen elders de digitale beelden maakt dan wel beoordeelt. Deze instellingen hebben wél beeld genererende apparatuur in huis en doen dit als dienstverlening aan andere instellingen waar geen apparatuur of expertise aanwezig is. De respondenten die hebben gekozen voor ‘beoordeling beelden elders’ of ‘maken beelden elders’, bestaan dus uit specialisten uit zowel ziekenhuizen die een aanvraag hebben uitgezet als de gespecialiseerde centra die deze aanvraag en beoordeling uitvoeren. Bij de doelstelling ‘inzage beelden door patiënt’ gaat het om patiënten onder behandeling bij een cardioloog of radioloog in instelling A en die vervolgens de eigen beelden en verslagen (willen) kunnen inzien, bijvoorbeeld via een webportaal van de instelling. Deze doelstelling is het minst aangegeven bij de voorbeelden.
Doelstelling van de beelduitwisseling
N = 96
5740+363231+309 Doorverwijzen
57
Second opinion
40
Multidisciplinair overleg
36
32
Beoordeling beelden elders
31
Intercollegiaal consult
Maken beelden elders
30
Inzage beelden door patiënt
9
0
10
20
30
40
50
60
Figuur 3.3 – Doelstelling van de beelduitwisseling. Bij het selecteren van de doelstelling behorende bij het voorbeeld, konden de respondenten meerdere doelstellingen aangeven. Vandaar dat het totale aantal voorbeelden (96) kleiner is dan de som der onderliggende delen.
16
Uitwisseling in beeld
Aan de respondenten is gevraagd welke doelstelling zij hebben bij beelduitwisseling. Zij hadden daarbij keuze uit zeven opties: Doorverwijzen: de specialist in instelling A verwijst de patiënt door 1
naar instelling B.
Second opinion: een tweede mening van een andere specialist dan de 2
eigen arts van de patiënt. Op initiatief van de patiënt vraagt de specialist in instelling A een second opinion aan bij de specialist in instelling B waarbij de beelden uitgewisseld worden.
Intercollegiaal consult: dit betekent een collegiaal consult op initiatief 3
van de behandelend specialist. Bij de behandeling van een patiënt vraagt de specialist uit instelling A een collegiaal consult aan bij een collega in instelling B.
Multidisciplinair overleg (MDO): een overleg waarbij meerdere medische 4
disciplines betrokken zijn. Het MDO vindt plaats in instelling A waarvoor vervolgens beelden en verslagen uit andere instellingen beschikbaar gemaakt worden (bijvoorbeeld een regionaal oncologisch MDO of hartteam-bespreking in een hartcentrum).
Inzage beelden door patiënt: de patiënt is bij deze situatie onder 5
behandeling bij een cardioloog of radioloog in instelling A en wil de eigen beelden en bijbehorende verslagen inzien (bijvoorbeeld via een webportaal van de instelling).
Beoordeling beelden elders: in deze situatie wordt gebruik gemaakt van 6
de expertise van een radioloog of cardioloog elders. De patiënt is hier onder behandeling in instelling A (waar de beelden gemaakt worden) maar de beelden zelf worden beoordeeld door de specialist in instelling B.
Maken beelden elders: bij deze optie wordt gebruik gemaakt van een 7
beeldvormend apparaat elders. De patiënt is onder behandeling in instelling A waarbij de beelden voor radiologisch/cardiologisch onderzoek in instelling B worden gemaakt en ter verdere beoordeling en verdere verwerking naar instelling A worden teruggestuurd.
Technische achtergrond van de beelduitwisseling
3.2.
Type uitgewisselde beelden en bijbehorende aantallen
3.2.1.
Bij de meeste voorbeelden worden röntgenfoto’s, CAT/CT-scans, MRI-scans, echo’s en/of angiogrammen uitgewisseld (zie figuur 3.4). Bijna de helft van alle voorbeelden die in deze verkenning werden gegeven gaan over uitwisseling van een of meerdere van de hiervoor genoemde type beelden. In mindere mate worden in de voorbeelden van deze verkenning SPECT-, PET- en CMR-scans uitgewisseld, evenals elektrocardiogrammen (oftewel een zogenaamd hartfilmpje). Deze verkenning maakt in totaal onderscheid tussen elf verschillende soorten beelden die meer uitgebreid zijn beschreven in bijlage 2. Hieronder staat het overzicht van deze typen:
• Echografie • Röntgenfoto • Computertomografie (CAT/CT) • Magnetic Resonance Imaging (MRI) • Positronemissietomografie (PET) • SPECT-scan
• Angiografie • Elektrocardiografie (ECG) • Echocardiografie (echo) • Cardiac CT • CMR-scan
Kwantitatieve resultaten
17
Figuur 3.4 geeft een overzicht van de verdeling van de verschillende typen beelden die de respondenten per voorbeeld hebben aangegeven. Respondenten konden meerdere typen beelden selecteren. Naast het type beeld is ook een schatting van het aantal uitgewisselde beelden per week uitgevraagd. Figuur 3.5 zet het aantal beelden per week uit tegen de omvang van de patiëntenpopulatie. Hiermee wordt een schatting van het aantal patiënten bedoeld die in aanmerking komen voor beelduitwisseling zoals bij het gegeven voorbeeld. Opvallend is dat naarmate het aantal patiënten toeneemt, het gemiddeld aantal uitgewisselde beelden nog steeds voor de meeste voorbeelden rond de 25 beelden per week ligt. Uit figuur 3.5 is verder af te lezen dat bij de meeste voorbeelden in deze verkenning het aantal beelden dat tussen twee instellingen wordt uitgewisseld rond de 25 beelden per week ligt. Er is één topklinisch ziekenhuis waar specialisten wekelijks 350 röntgen- en MRI-beelden uitwisselen met twee andere specialistische centra om de beelden daar te laten maken, eventueel te laten beoordelen en weer terug te laten sturen.
Type beeld dat wordt uitgewisseld
N = 96
6154+494846+2313+11 61
Röntgenfoto
54
CAT/CT-scan
49
MRI-scan
Echo
48
Angiogram
46
SPECT-scan
23
PET-scan
23
CMR-scan
13
Elektrocardiogram
11
0
10
20
30
40
50
60
70
Figuur 3.4 – Overzicht soorten uitgewisselde beelden.
Aantal uitgewisselde beelden per week (schatting)
Aantal uitgewisselde beelden per week versus omvang van de patiëntenpopulatie 400 350 300 250 200 150 100 50 0 1
10
100
1000
10000
100000
1000000
Omvang van de patiëntenpopulatie die in aanmerking komt voor beelduitwisseling (schatting) Figuur 3.5 – Aantal beelden per week versus het aantal patiënten.
18
Uitwisseling in beeld
Infrastructuur: gebruikte netwerken voor beelduitwisseling
3.2.2.
Wanneer naar de gebruikte netwerken gekeken wordt die voor beelduitwisseling gebruikt worden, valt op dat er bij de radiologie sprake is van een aanzienlijke categorie ‘overig’. Figuur 3.6 toont met welke infrastructuren in de betreffende voorbeelden de digitale beelden worden uitgewisseld. In dit figuur valt meteen nog een aantal andere verschillen op in het algemeen voor zowel cardiologie als radiologie, maar ook in het bijzonder tussen radiologie en cardiologie. Nadere specificatie van deze categorie (zie figuur 3.7) toont dat bijna de helft van de radiologische voorbeelden die onder ‘overig’ vallen, gaan over beelduitwisseling via een zogenaamde VPN-verbinding (Virtual Private Network) of een ander eigen netwerk. Bij ongeveer een kwart binnen deze categorie was het de respondent niet bekend via welke infrastructuur de beelduitwisseling plaatsvond en bij een ander kwart was er sprake van digitale beelduitwisseling in het kader van het MammoXL borstkanker bevolkingsonderzoek. Tenslotte was er bij twee voorbeelden sprake van uitwisseling via SleutelNet (in de regio ZuidHolland Noord) en bij twee andere voorbeelden via Zorgportaal. In het algemeen vertonen de radiologische voorbeelden een divers beeld wat betreft de gebruikte infrastructuur voor beelduitwisseling.
Gebruikte infrastructuur voor beelduitwisseling
N = 96
362+6211611+2350+ 36
Overig
2
6
FysiconEVOCS
21
16
CD/DVD
11
Radiologie
2
Cardiologie
IHE XDS-i
3
5
RadiologieNetwerk
0
0
10
20
30
40
Aantal voorbeelden op basis van dit type netwerk
Figuur 3.6 – Gebruikte infrastructuur voor beelduitwisseling.
Een ander opvallend gegeven is dat het grootste deel van de cardiologische beelduitwisseling plaatsvindt via het FysiconEVOCS® systeem. Dit systeem bestaat al geruime tijd en kent een groot aantal gebruikers binnen de cardiologie. Samen met het gebruik van CD’s en DVD’s, vormen deze twee infrastructuren het grootste deel binnen de voorbeelden die in deze verkenning zijn gegeven. Figuur 3.6 toont daarnaast aan dat een (opkomend) aantal digitale beelduitwisselingen binnen radiologie en cardiologie plaatsvindt via IHE XDS-i netwerken. Bij de radiologische voorbeelden wordt daarnaast nog gebruikt gemaakt van beelduitwisseling via het RadiologieNetwerk®. Naast de bovenstaande resultaten is het opvallend dat er nog de nodige CD’s en DVD’s worden gebruikt. Onder alle respondenten leeft een sterke wens voor het uitfaseren van deze infrastructuur.
Kwantitatieve resultaten
19
168+ 72+
Op dit moment ligt volgens de resultaten van deze verkenning het percentage van uitwisseling via CD en DVD vooralsnog rond 25 en 30 procent voor respectievelijk radiologie en cardiologie.
Kanttekening
De figuren 3.6 en 3.7 zijn gebaseerd op alle voorbeelden die de respondenten hebben opgegeven in deze verkenning. Dit infrastructuur-overzicht dient vooral om aan te geven hoe de verdeling ligt tussen de verschillende infrastructuren en vormt slechts een deel van de alledaagse realiteit. Figuur 3.6 is daarom geen exacte afspiegeling van de werkelijkheid.
Analyse categorie ‘overige’ netwerken
N = 35
18
16 14
16
12
10 8
8
6
7
4
2
2
Eigen Netwerk (VPN)
MammoXL
Onbekend
SleutelNet
2
Zorgportaal
Figuur 3.7 – Uitwerking categorie ‘overige netwerken’.
3.2.3.
Algemene tevredenheid over de beelduitwisseling
Cardiologen en radiologen zijn enigszins tevreden over beelduitwisseling tussen ziekenhuizen. Zij geven op basis van een 7-punts Likertschaal hun tevredenheid aan met vijf punten. In totaal hebben de respondenten bij 73 van de 96 voorbeelden aangegeven hoe groot hun algemene tevredenheid was over de beelduitwisseling bij het betreffende voorbeeld. Figuur 3.8 geeft een overzicht van de door de respondenten opgegeven algemene tevredenheid. Hierbij valt allereerst op dat niet voor alle gevallen de tevredenheid werd aangegeven. Daarnaast valt op dat bij de respondenten die wél hun tevredenheid hebben ingevuld, deze relatief hoog is. Voor een aantal voorbeelden geldt dat ondanks de genoemde nadelen en verbeterpunten, de specialisten toch relatief tevreden zijn met de geboden mogelijkheden van digitale beelduitwisseling. Dit betekent niet dat zij akkoord zijn met de huidige status quo dat zoals blijkt uit de volgende paragraaf nog beperkingen heeft, maar wel dat zij in essentie digitale beelduitwisseling waarderen. De volgende paragraaf en hoofdstuk 4 geven meer details over bijvoorbeeld de mogelijke verbeteringen. 3.2.4.
Huidige problemen bij beelduitwisseling Over het uitwisselen van digitale beelden via CD’s en DVD’s noemen niet alleen specialisten maar ook informatiemanagers en applicatiebeheerders een aantal nadelen, zoals het arbeidsintensieve proces van importeren, exporteren en (via de post) versturen van beelden. Bij het versturen van digitale beelden via de post kunnen daarbij CD’s of DVD’s (intern) zoekraken, hetgeen leidt tot vermijdbare verzoeken voor maken van nieuwe beeldopnamen. Een ander probleem is dat de verslagen die bij de beelden behoren door technische redenen niet altijd direct meegestuurd (kunnen) worden en later handmatig aan de juiste beelden gekoppeld dienen te worden (met alle risico’s op fouten van dien).
20
Uitwisseling in beeld
36+ 918+1912 Algemene tevredenheid beelduitwisseling
20 18 16 14 12
N = 73
19
18
12
10 8 6 4 2
9
6
6
2
3
3 1
4
5
6
7
Figuur 3.8 – Algemene tevredenheid beelduitwisseling. De algemene tevredenheid is gemeten op een zogenaamde 7-punts Likertschaal. Hierbij staat 1 voor de laagste mate van tevredenheid (letterlijk: ‘zeer ontevreden’) en 7 voor de hoogste mate van tevredenheid (letterlijk: ‘zeer tevreden’). In de vragenlijst werd de middelste waarde (4) omschreven als ‘noch tevreden, noch ontevreden’.
Dit geldt zowel voor digitale beelduitwisseling als voor het uitwisselen van beelden en verslagen via CD en DVD. Ook creëert het gebruik van een bepaalde technologie altijd zijn eigen afhankelijkheid ervan. Zo optimaliseren ziekenhuizen en specialisten werk- en zorgprocessen op basis van de beschikbare technologie en mogelijkheden. Wanneer bijvoorbeeld doorlooptijden verkort worden dankzij snellere en effectievere communicatie, dan kan het onverhoopt onbereikbaar zijn van het netwerk weer nieuwe problemen opleveren. Dit is echter van toepassing op alle infrastructuren. Een andere ontwikkeling waar ziekenhuizen op in moeten spelen is dat de toenemende digitale beelduitwisseling steeds hogere eisen stelt aan de beschikbare digitale opslagruimte waar de beelden opgeslagen kunnen worden. Ook blijkt het gebruik van bestaande standaarden bij de beelduitwisseling niet altijd garant te staan voor een probleemloze overdracht. Een voorbeeld hiervan zijn de zogenaamde DICOM-headers. DICOM (Digital Imaging and Communications in Medicine) is ontwikkeld om de communicatie van digitale beelden tussen verschillende programma’s mogelijk te maken. Een DICOM-header wordt meegestuurd met het digitale beeld zelf en bevat zogenaamde meta-informatie over het beeld (bijvoorbeeld patiënt, scannertype en onderzoekstype). In de alledaagse praktijk signaleren sommigen dat er een verschil bestaat tussen enkele van deze headers, ondanks dat er sprake is van een standaard. Een andere respondent vergeleek de situatie in Nederland met Scandinavië en maakte de opmerking dat volgens hem Nederland over het algemeen nog tien jaar achterloopt omdat de overheid nooit de regierol heeft opgepakt bij dit onderwerp. Het enige geluk is volgens hem dat de gemiddelde afstand tussen instellingen in Nederland relatief kort is zodat patiënten hier nog fysiek de andere instellingen (zouden) kunnen bezoeken voor het laten maken van beelden.
Kwantitatieve resultaten
21
4. Knelpunten verdere opschaling en succesfactoren
Knelpunten verdere opschaling en succesfactoren
23
4. Knelpunten verdere opschaling en succesfactoren 4.1.
Succesfactoren en belangrijkste voordelen beelduitwisseling
4.1.1.
Algemeen gedeelde voordelen van digitale beelduitwisseling Digitale beelduitwisseling bespaart tijd. Deze besparing komt direct ten goede aan de behandeling van de patiënt. Digitale beelden raken minder snel kwijt als ze online worden verstuurd en ze zijn beter beschikbaar. Dit zijn de belangrijkste voordelen die specialisten en informatiemanagers noemen (het aantal maal dat een punt in totaal genoemd is, staat tussen haakjes): 1 Tijdsbesparing en hierdoor een efficiëntere en soms effectievere behandeling (25) 2 Een betere beschikbaarheid van de digitale beelden tijdens het zorgproces (9) 3 Het voorkomen van digitale beelden die verloren gaan tijdens de uitwisseling (6)
Naast deze drie punten is een ander belangrijk voordeel dat ziekenhuizen die gebruikmaken van digitale beelduitwisseling, kortere wachttijden voor de patiënten hebben. Informatiemanagers en applicatiebeheerders noemen bovendien dat het bij het online digitaal delen van beelden minder of geen kwaliteitsverlies optreedt ten opzichte van de situatie voorheen. 4.1.2.
Opvatting van cardiologen en radiologen Voor specialisten is het effectiever verlopen van het multidisciplinair overleg een belangrijk voordeel. Zij zien dat daarmee de gezondheidszorg verbetert omdat zij sneller en de expertise van collega’s kunnen inroepen, waarmee de kwaliteit van de beeldbeoordeling toeneemt. Ook hoeft de patiënt niet of minder overgeplaatst te worden naar de instelling waarnaar hij doorverwezen is voor het aldaar opnieuw laten maken van beelden. Een bijkomend voordeel is dat zijn gezondheid niet met extra straling belast wordt als gevolg van het opnieuw maken van beelden. Specialisten kunnen daarnaast makkelijker beelden opnieuw laten beoordelen door collega’s of via videoconferencing met elkaar contact opnemen om de beelden te bespreken. Een second opinion wordt dankzij digitale beelduitwisseling eenvoudiger aldus één van de respondenten. Een ander voorbeeld van een specialist is het gebruik van een zogenaamd interventieteam. Hierdoor kan slechts binnen enkele minuten een oordeel worden geveld dankzij de beelduitwisseling. Specialisten gaven ook aan dat digitale beelduitwisseling de wetenschappelijke samenwerking verbetert.
4.2. 4.2.1.
Knelpunten bij opschaling Algemeen gedeelde knelpunten door specialisten en informatiemanagers Ondanks de vele voordelen van digitale beelduitwisseling tussen ziekenhuizen verloopt het opschalen naar grotere hoeveelheden en meer voorbeelden van beelduitwisseling langzaam. Geld, privacy en de communicatie tussen verschillende systemen zijn belangrijke knelpunten voor opschaling van digitale beelduitwisseling. De drie algemeen gedeelde knelpunten bij digitale beelduitwisseling die het meest genoemd werden (in totaal door 71 respondenten) zijn:
24
Uitwisseling in beeld
1 Het met elkaar verbinden van alle aanwezige en verschillende systemen (10) 2 Privacy-afwegingen (en de onmogelijkheid om in andere archieven te zoeken) (8)
3
Kosten die digitale beelduitwisseling met zich meebrengt en financiering (5)
Problemen die specialisten ervaren tijdens de beelduitwisseling
4.2.2.
Eén van de knelpunten die cardiologen en radiologen noemen naast het al genoemde overzicht, betreft de snelheid en stabiliteit van de internetverbindingen die gebruikt worden om de digitale beelden mee uit te wisselen. In praktijk blijkt de stabiliteit nog wel te wensen over te laten of duurt het lang(er) voordat de beelden zijn verstuurd. Ook is gesignaleerd in deze verkenning dat toegang tot alle gegevens van de patiëntgegevens noodzakelijk is om een goede second opinion te kunnen geven. Dit houdt toegang tot het volledige dossier van de patiënt in, naast de meegestuurde beelden en samenvatting. Dit is meestal nog niet mogelijk zodat deze gegevens apart meegestuurd dienen te worden. Wanneer dit niet gebeurt, moet soms een specialist aanvullend navraag doen bij zijn collega hetgeen zorgt voor extra vertraging. Er dienen heldere afspraken gemaakt te worden wat betreft het proces van de onderlinge samenwerking, ook met betrekking tot wie concreet welke verantwoordelijkheden draagt. Een voorbeeld hiervan is dat er van tevoren afspraken gemaakt dienen te worden over de manier van handelen bij ontbrekende gegevens van een second opinion. Het decentraal beheren van de digitale beelden inclusief toestemming van de patiënt wordt gezien als knelpunt bij digitale beelduitwisseling. Evenals de beschikbaarheid van geaccordeerde verslagen die vooral in acute situaties een probleem kan vormen. Eén specialist die werkzaam is bij een groot universitair medisch centrum in de randstad, haalt aan dat er volgens hem een financieel model dient te komen wat betreft het verrekenen van de kosten van het alsmaar toenemend aantal second opinions (meer dan 5000 in zijn geval). Naast deze punten valt op te merken dat vijf respondenten (zowel specialisten als informatiemanagers en applicatiebeheerders) expliciet aangeven dat zij geen knelpunten ervaren bij het uitwisselen van digitale beelden. De informatiemanagers en applicatiebeheerders constateren dat de bestaande capaciteit van het netwerk in eerste instantie niet altijd voldoende is voor digitale beelduitwisseling op grote(re) schaal. Dit betekent dat soms de snelheid van het netwerk (zogenaamde bandbreedte) verhoogd moet worden. Ook is de waarborg van continue beschikbaarheid van opgeslagen beelden en verslagen een punt van aandacht. Bij sommige systemen voor beelduitwisseling blijven de beelden namelijk slechts nog bewaard tot een half jaar nadat de laatste correspondentie plaats heeft gevonden over deze beelden. Het is weliswaar mogelijk om deze correspondentie samen met de beelden te downloaden maar deze worden niet meer centraal bewaard ter inzage.
Knelpunten verdere opschaling en succesfactoren
25
De koppelingen tussen de diverse apparaten die de beelden genereren, het systeem dat deze beelden opslaat (zogenaamde Picture and Archiving System oftewel PACS), én de software (zogenaamde viewers) om deze beelden vervolgens te bekijken, kunnen ook meer dan eens een knelpunt vormen, omdat de standaarden in praktijk niet altijd naadloos op elkaar aansluiten.
Informatiemanagers halen aan dat het voorkomen van dubbele beelden in het PACS van de instelling die de beelden verstuurt en de instelling die de beelden ontvangt een belangrijk punt is. Deze doublures nemen veel ruimte in en leggen een aanzienlijk beslag op de aanwezige opslagcapaciteit. Een effectief en efficiënt opslagbeleid is hierbij van belang. Het kunnen achterhalen van wie welke digitale beelden heeft ingezien, is ook een belangrijke optie die veel impact heeft op de technische complexiteit bij verdere opschaling. Applicatiebeheerders en informatiemanagers noemen tenslotte ook het belang van eenduidige aanduiding van patiënten. Op dit moment registreert elk ziekenhuis (tenzij deze bijvoorbeeld al samenwerkt in een verband) de patiënt met een uniek nummer binnen het eigen ziekenhuisinformatiesysteem (ZIS). Onder dit nummer hangt uiteindelijk ook het burgerservicenummer (BSN) van de patiënt. Bij uitwisseling wordt dit BSN echter niet altijd gebruikt maar wordt het originele ZIS-registratienummer van de patiënt met de beelden meegestuurd. Om bij communicatie terug naar het ziekenhuis van oorsprong de informatie weer aan de juiste patiënt te kunnen koppelen is aanvullende inspanning nodig om fouten en misverstanden te voorkomen. Nieuwe (of informatie bij herbeoordeelde) beelden moeten bijvoorbeeld soms handmatig weer bij de juiste oorspronkelijke aanvraag geplaatst worden. Standaardisatie is dus niet alleen bij de apparatuur en de infrastructuur (netwerken) van belang, maar ook bij de verstuurde gegevens zelf. 4.3.
Overige aandachtspunten bij beelduitwisseling Cardiologen en radiologen In de vragenlijst die ten grondslag lag aan deze verkenning was het mogelijk om aanvullende punten te noemen bij de succesfactoren en knelpunten. Zo noemden de specialisten die aan deze verkenning hebben deelgenomen, dat het online meekijken met collega’s lastig is in verband met de privacybescherming van de patiënt. Ook het terugsturen van het verslag bij de foto’s waarbij nieuwe aantekeningen zijn gemaakt door bijvoorbeeld de herbeoordelaar levert soms problemen op bij het importeren van deze gegevens. Specialisten gaven verder het belang van videoconferencing aan bij regionale samenwerking rondom
26
Uitwisseling in beeld
oncologie. Eén specialist noemde de IT-afdeling binnen het ziekenhuis nog als hindermacht bij het doorvoeren van vernieuwingen zoals digitale beelduitwisseling. Een andere specialist toonde bezwaar tegen de in zijn ogen geldmakerij door derden bij het ontwikkelingen van softwarematige oplossingen die de verschillende systemen met elkaar kunnen laten communiceren. Überhaupt lieten meerdere specialisten weten dat ze de tijd die het duurt om (online) digitale beeldenuitwisseling voor elkaar te krijgen erg lang te vinden.
Informatiemanagers en applicatiebeheerders Veel informatiemanagers en applicatiebeheerders noemden de wens om in de toekomst in één gezamenlijk PACS te werken om dubbele opslag van dezelfde beelden op meerdere plaatsen te voorkomen. Over het bevolkingsonderzoek van MammoXL verschilden de meningen van informatiemanagers. Enerzijds noemden sommige respondenten het voordeel dat in MammoXL de beelden sneller gedeeld kunnen worden. Anderzijds noemden anderen dat het een ingewikkelde en tijdrovende procedure is die relatief duur is voor het ziekenhuis. Expliciet vermeldden bij de algemene opmerkingen meerdere respondenten dat het BSN volgens hen leidend zou moeten zijn om vergissingen bij digitale beelduitwisseling te voorkomen. Om de correcties die nu vaak noodzakelijk zijn, te voorkomen, zou bij digitale beelduitwisseling binnen Nederland gecommuniceerd moeten kunnen worden op basis van deze reeds bestaande unieke identificatie.
Interoperabiliteit: belang van het coördineren van onderlinge afspraken
4.4.
In deze verkenning en in de voorgaande paragrafen noemden zowel informatiemanagers en applicatiebeheerders als de specialisten meer dan eens het belang van standaardisatie bij digitale beelduitwisseling. Zelfs al bestaan er afspraken (zoals bijvoorbeeld bij de DICOM-standaard) dan blijken deze in de praktijk niet altijd even nauwkeurig nageleefd te worden door de leveranciers. Om de onderlinge afstemmingen te stroomlijnen en afspraken expliciet te maken kan het zogenaamde interoperabiliteitsmodel nuttig zijn. Deze paragraaf legt uit wat interoperabiliteit precies inhoudt en wat de meerwaarde kan zijn.
Wat betekent het begrip interoperabiliteit? Hiervoor gebruiken we de definitie die in de Nictiz-whitepaper “Een checklist voor informatie-uitwisseling in de zorg” staat (Krijgsman & Klein Wolterink, 2012):
4.4.1.
Interoperabiliteit is de mogelijkheid van verschillende autonome, heterogene eenheden, systemen, partijen, organisaties of individuen om met elkaar samen te werken, te communiceren en informatie uit te wisselen.
Security, Privacy, Governance
Deze paragraaf licht het interoperabiliteitsmodel (weergegeven in figuur 4.1) kort toe als hulpmiddel voor het maken van afspraken bij digitale beelduitwisseling. Dit model ‘dwingt’ als het ware de verschillende samenwerkende partners voorafgaand aan de daadwerkelijke uitvoering om de verschillende aspecten die een rol spelen bij het uitwisselen van digitale beelden één voor één te beschrijven en heldere afspraken over te maken.
Wet- en regelgeving
Compatibele wet- en regelgeving
Beleid
Samenwerkingsovereenkomsten
Zorgprocessen
Afstemmen van zorgprocessen
Informatie
Datasets, coderingen
Applicaties
ZorgICT applicaties, uitwisselingsformaat
Infrastructuur
Communicatie, netwerk, servers, databases
Figuur 4.1 – Overzicht van de verschillende interoperabiliteitslagen.
Knelpunten verdere opschaling en succesfactoren
27
Het is belangrijk om in te zien dat elk interoperabiliteitsniveau van even groot belang is om uitwisseling van digitale beelden en daarmee samenwerking tussen zorgaanbieders mogelijk te maken. De lagen op zichzelf staan tot op zekere hoogte los van elkaar. Elke laag moet erop kunnen vertrouwen dat de onderliggende laag is afgestemd tussen de samenwerkende partijen. Elke interoperabiliteitslaag vormt zo het fundament voor de hoger liggende laag. 4.4.2.
Korte omschrijving van de verschillende lagen bij interoperabiliteit Deze paragraaf geeft een gedetailleerdere omschrijving van de interoperabiliteitslagen die kan worden gebruikt bij samenwerkingen: Wet- en regelgeving: dit niveau gaat over de juridische omgeving waarbinnen 1 de samenwerking plaatsvindt. Afhankelijk van het perspectief wordt deze laag al dan niet expliciet vermeldt. Voor de volledigheid staat deze laag hier apart weergegeven, maar juridische aspecten en vereisen kunnen hun effect hebben op elke laag in het interoperabiliteitsmodel. Denk bijvoorbeeld aan juridische eisen aan opslag van data, beveiliging van netwerken, verantwoordelijkheden bij zorgprocessen. Beleid en organisatie: dit niveau gaat over de organisatorische kant van de 2 samenwerking tussen de betrokken zorgorganisaties; wie zijn er bij de samenwerking betrokken en hoe zijn verantwoordelijkheden en bevoegdheden gedefinieerd? Zorgproces: dit niveau gaat over de procesmatige kant van de samenwerking 3 tussen de betrokken zorgorganisaties. In welke concrete zorgprocessen wordt samengewerkt, welke koppelvlakken en overdrachtsmomenten bestaan hierbij tussen de betrokken organisaties? Informatie: dit niveau gaat over de informatieaspecten. Welke informatie moet 4 in de samenwerking worden gedeeld bij de overdrachtsmomenten in zorgprocessen? Applicaties en systemen: dit niveau gaat over de informatiesystemen. Welke 5 informatiesystemen zijn bij de betrokken zorgpartijen relevant voor de benodigde procesinformatie en hoe wordt de benodigde informatie tussen deze systemen gedeeld? Infrastructuur en techniek: dit niveau gaat over de technische infrastructuur 6 waarbinnen de informatiesystemen van de betrokken partijen zich bevinden. Hoe wordt op technisch niveau mogelijk gemaakt dat er informatie kan worden uitgewisseld tussen de betrokken partijen? Welke communicatie-infrastructuur is hiervoor nodig? Welke mechanismen van informatie-uitwisseling worden gekozen?
28
Uitwisseling in beeld
5. Toekomstige ontwikkelingen
Toekomstige ontwikkelingen
29
5. Toekomstige ontwikkelingen 5.1.
Plannen voor nieuwe (regionale) samenwerkingen tussen instellingen De meeste van de 71 respondenten, twaalf in totaal, noemden in het bijzonder regionale samenwerking en beelduitwisseling als plan dat hoog op de agenda staat voor de nabije toekomst. Dit sluit aan op de eerder genoemde ontwikkeling van een toenemend aantal fusies tussen zorginstellingen en meer organisatorische samenwerking. Opvallend is dat zes andere specialisten schreven dat hun instelling geen (verdere) plannen of (nieuwe) ideeën voor de toekomst heeft voor beelduitwisseling. Drie van hen geeft aan gemiddeld al met drie andere ziekenhuizen beelden uit te wisselen, en verdere uitbreiding ligt daarom niet in de lijn der verwachting.
5.1.1.
Gewenste mogelijkheden voor beelduitwisseling volgens specialisten Eén specialist noemde als wens het synchroniseren van de elektronische patiënten dossiers met de verwijzende klinieken om alle beelden en bijbehorende verslagen beter te integreren. Zo hoeft er minder aanvullende navraag bij collega’s plaats te vinden die de patiënt doorverwezen hebben omdat alle noodzakelijke informatie al direct beschikbaar is bij de specialist die de beelden beoordeelt. Ook bestaat de wens alle gemaakte beelden beschikbaar te stellen voor de samenwerkende ziekenhuizen. Hiermee is de beschikbaarheid van patiënten informatie optimaler. Enkele van de specialisten die nog geen gebruikmaken van tele- en videoconferencing noemden deze optie als wens in deze verkenning. Eén andere specialist geeft aan dat zijn instelling bezig is met een glasvezelsysteem in de regio om (onder andere) de snelheid van digitale beelduitwisseling verder te verbeteren. Ook samenwerking met het buitenland is genoemd. Twee specialisten noemden in bijzonder (de plannen voor) het importeren van beelden afkomstig van zorginstellingen op Aruba. Een ander meer technisch punt waar verbetering mogelijk is volgens een specialist is het opzetten van een zogenaamd push- in plaats van pull-systeem. Dit houdt in dat nieuwe beelden automatisch doorgestuurd worden naar de andere relevante belanghebbenden binnen de samenwerking en dat dezen niet zelf hoeven te controleren of er nog nieuwe beelden voor hen zijn ter beoordeling. Volgens deze respondent is dit veel makkelijker en vereist dit een minder “spastische” beveiliging.
5.1.2.
Gewenste vereisten volgens informatiemanagers en applicatiebeheerders Enkele applicatiebeheerders en informatiemanagers noemen het belang van het gebruik van een XDS-i infrastructuur bij de aanschaf en het aansluiten van nieuwe PACS-systemen. Zij benadrukken de voordelen voor digitale beelduitwisseling in de toekomst bij het gebruik van XDS-i als onderliggende infrastructuur. Ook noemden zij het belang van een gezamenlijk PACS voor beeldverwerking en –opslag als gevolg van fusies en andere vormen van meer organisatorische samenwerking tussen zorginstellingen. Een fusie van instellingen zorgt in de praktijk voor het kiezen van een aanbieder of softwareleverancier en kan daarmee een katalysator zijn voor uniforme digitale beelduitwisseling.
30
Uitwisseling in beeld
Algemene verbeterpunten bij beelduitwisseling
5.2.
De meeste genoemde verbeterpunten door zowel specialisten als informatiemanagers en applicatiebeheerders (tussen haakjes het aantal maal genoemd) waren:
1
De garantie voor een zekere minimumsnelheid van digitale beelduitwisseling (5)
Het inrichten van één centrale opslag met van daaruit een link naar de 2 ziekenhuizen (4)
3
Afschrijving van CD-Rom en DVD-gebruik voor de uitwisseling van beelden (3)
Mogelijke verbeteringen volgens specialisten
5.2.1.
Specialisten ondervinden in praktijk nog met enige regelmaat hinder van netwerkstoringen. Het verbeteren van de betrouwbaarheid van het netwerk waarmee de beelden worden uitgewisseld zou volgens hen een belangrijke verbetering kunnen zijn. De grote verscheidenheid aan gebruikte systemen en softwarepakketten bij het maken en beoordelen van beelden zien sommige specialisten ook als problematisch. Een eenduidig systeem voor het bekijken van de beelden evenals voor het opslaan als uitwisselen van de beelden zien specialisten dan ook als een belangrijk verbeterpunt.
Toekomstige ontwikkelingen
31
Überhaupt noemt één specialist als verbeterpunt dat digitale beelduitwisseling eenvoudigweg simpeler en minder complex moet zijn. Zo wordt bij digitale beelduitwisseling vaak gebruik gemaakt van verschillende systemen waarvoor specialisten vaak apart moeten inloggen. Een zogeheten single sign-on-methode kan dit euvel verhelpen. Dit houdt in dat een gebruiker bij deze systemen kan inloggen met dezelfde account. De mogelijkheid van single sign-on voor diverse systemen noemen specialisten als voorbeeld van verbetering en meer gebruiksvriendelijkheid. 5.2.2.
Verbeterpunten volgens informatiemanagers en applicatiebeheerders Niet alleen als knelpunt (in de zin van het ontbreken van) maar ook expliciet als verbeterpunt noemden informatiemanagers en applicatiebeheerders het belang van één gezamenlijk patiëntnummer bij het uitwisselen van onder andere digitale beelden. Volgens hen is het BSN hier geschikt voor. Zij storen zich verder aan de huidige situatie waarbij een wildgroei aan commerciële producten via de achterdeur wordt opgedrongen als punt voor verbetering. Het beter integreren van verslagen die specialisten bij de digitale beelden maken, is voor verbetering mogelijk aangezien het nu zeer tijdrovend is om de losse verslagen in het PACS aan de bijbehorende digitale beelden te koppelen. Applicatiebeheerders noemen verder nog het verplicht stellen van een correcte invulling van de DICOM-headers. Applicatiebeheerders geven aan dat fabrikanten in de praktijk bestaande standaarden niet altijd correct naleven. Tenslotte noemt een informatiemanager nog als zware beperking (en mogelijk verbeterpunt) de uitgebreide juridische regelgeving omtrent het uitwisselen.
32
Uitwisseling in beeld
6. Conclusies
Conclusies
33
6. Conclusies Gezien de trend dat ziekenhuizen steeds intensiever samenwerken met andere instellingen en een toenemende specialisatie van de ziekenhuizen, neemt het belang van goede beelduitwisseling toe. Daarnaast zouden instellingen na de invoering van een nieuw systeem (meer) onderzoek moeten doen naar de algemene tevredenheid onder specialisten, informatiemanagers en applicatiebeheerders. Dit zou waardevolle inzichten kunnen geven en in zoverre is de implementatie van een systeem niet de eindhalte, maar eerder het startpunt voor mogelijke verbeteringen. Een derde conclusie op basis van de opmerkingen van specialisten, informatiemanagers en applicatiebeheerders is het belang van het vervangen van beelduitwisseling op basis van CD en DVD door systemen voor digitale beelduitwisseling. Beelduitwisseling op basis van CD en DVD vormt een groot risico wat betreft onder andere het kwijtraken of vertragen van de beelden tijdens transport, problemen bij het inlezen van de beelden, het koppelen van de beelden aan de juiste patiënt en het koppelen van de verslagen aan de corresponderende beelden. Wat betreft de overige infrastructuren en het online versturen van de beelden, is de kwaliteit van het fysieke netwerk van belang. Bij een aantal voorbeelden gaven specialisten het commentaar dat de stabiliteit van de verbinding en de snelheid nog wel eens te wensen over lieten. Een vierde conclusie betreft het belang van interoperabiliteit en standaardisatie. Uit de opmerkingen van informatiemanagers en applicatiebeheerders is af te leiden dat het naleven en correct implementeren van bestaande standaarden van groot belang is. Dit om te voorkomen dat er uiteindelijk alsnog verschillende uitwerkingen van dezelfde standaard in de praktijk gebruikt worden. Als laatste concludeert deze verkenning dat een uniforme identificatie van patiënten van groot belang is bij het uitwisselen van beelden (alhoewel dit in essentie voor elke uitwisseling van gegevens van belang is). Zowel de specialisten als informatiemanagers en applicatiebeheerders hebben meerdere malen aangegeven dat het uitblijven van een uniforme identificatie (op basis van bijvoorbeeld het burgerservicenummer) een potentieel risico betekent. Dit als gevolg van handmatige bewerkingen bij het koppelen van de beelden aan het informatiesysteem van de instelling.
34
Uitwisseling in beeld
A. Literatuuroverzicht De volgende artikelen en documenten zijn aangehaald in deze verkenning:
Hutink, H., Digitale beelduitwisseling in de regio’s – Eindresultaten, 1 ID-nummer KA11004, Nictiz, Den Haag, 10 augustus 2011 Krijgsman, J.; Klein Wolterink, G., Een checklist voor informatie-uitwisseling 2 in de zorg, ID-nummer 12017, Nictiz, Den Haag, 13 november 2012
3
Mekenkamp, H., Evaluatie pilot eRadiologie, EZDA, versie 1.0, 15 maart 2011
Poucke, A. van; Bos, W; Kunst, E; Jacobs, L.; Koevoets, H.; Vernooij. K, 4 Wie doet het met wie in de zorg? Editie 2013, KPMG Plexus Advisory, Amsterdam Sprenger, M.; Es, E. van, e-Health Monitor 2010 Volumes, Nictiz, Den Haag, 5 1 juni 2010 Zwaal, P.H.; Eindrapportage werkgroep business case eRadiologie, 6 Stichting Elektronisch Zorg Dossier Amsterdam (EZDA), versie 1.0, 15 maart 2011
Literatuuroverzicht
35
B. Overzicht beeldvormende technieken Cardiac CT
Elektrocardiografie
Cardiac Computed Tomorgraphy (Cardiac CT) is een manier waarbij een röntgenmachine wordt gebruikt om gedetailleerde afbeeldingen te genereren van het hart. Tijdens de scan beweegt de machine zich rondom het hart om op basis van de afzonderlijke beelden een 3Dbeeld te maken van het gehele hart. Soms wordt daarnaast ook nog een op contrastvloeistof ingespoten in een bepaald bloedvat om op deze manier de kransslagaders te markeren. Er bestaan verschillende typen CT scanners die elk hun eigen doel hebben. Zo is de MultiDetector Computed Tomography (MDCT) een type CT-scanner dat relatief snel detecteert. Omdat het hart continu in beweging is, is een snelle scanner zoals de MDCT in staat om desondanks kwalitatief goede afbeeldingen te genereren van het hart. Een ander type scanner zoals de zogenaamde ElectronBeam Computed Tomography (EBCT) wordt op zijn beurt ook wel gebruikt om calcium te detecteren in de kransslagaders.
Een elektrocardiogram of ECG (in Nederland in de volksmond vaak hartfilmpje genoemd) is een registratie van de elektrische activiteit van de hartspier. Het apparaat waarmee dit gemeten wordt heet een elektrocardiograaf. Een spiercel trekt samen onder invloed van natrium-, kalium- en calciumionen die door de celmembraan heen en weer worden getransporteerd. Het ladingstransport en de elektrische activiteit gaan vooraf aan de mechanische activiteit. Het aan de buitenkant van het lichaam afgeleide ECG is een registratie van de resulterende som van al die afzonderlijke potentialen van alle hartspiercellen samen in de tijd.
CMR-scan Cardiovascular Magnetic Resonance (CMR) is het toepassen van MRI om afbeeldingen te maken van hart en vaten. Hiermee wordt aangegeven dat de techniek specifieke aanpassingen vereist om tegemoet te komen aan de pulserende beweging van hart en vaten. Evenals MRI is CMR een niet-invasieve beeldvormende techniek die berust op het gebruik van radiogolven in een sterk magnetisch veld.
Röntgendoorlichting Een röntgenopname is een (digitale) opname gemaakt met röntgenstraling. Röntgenfoto’s worden in de geneeskunde gebruikt om afbeeldingen van het inwendige lichaam te maken. Röntgenstraling is elektromagnetische straling met een kortere golflengte dan zichtbaar licht. Röntgenfoto’s kunnen gemaakt worden door het feit dat elk weefseltype en orgaan röntgenstraling in meer of mindere mate tegenhoudt. Zachte weefsels houden weinig röntgenstraling tegen en bot houdt veel röntgenstraling tegen. Hierdoor ontstaan contrastverschillen die je op een röntgenfoto kunt zien.
36
UITWISSELING IN BEELD
Positronemissietomografie
Magnetic Resonance Imaging
Positronemissietomografie (PET) is een beeldvormende techniek waarbij een radioactief isotoop (een radionuclide) wordt toegediend aan een patiënt. Deze radionucliden verzamelen zich op bepaalde plaatsen in het lichaam (bijvoorbeeld een tumor). Bij het verval produceren deze atoomkernen een positron en een neutrino. Positronen zijn de antideeltjes van elektronen en hebben dezelfde massa, maar een positieve lading.
De mens bestaat voor het grootste gedeelte uit water. Water bevat waterstofatomen die zich als kompasnaaldjes naar het ‘magnetisch noorden’ van het magneetveld van de MRI scanner richten. Speciale radiogolven kunnen tijdelijk het waterstofatoom (lees kompasnaaldje) een andere kant op laten wijzen. Als de radiogolven ophouden, dan zullen de waterstofatomen weer naar het magnetisch noorden wijzen. Terwijl de waterstofatomen terugdraaien naar het magnetisch noorden, zenden zij een radiosignaal uit. De MRI-scanner kan deze radiosignalen opvangen met een speciale antenne en van de radiosignalen een plaatje maken. Afhankelijk van het type weefsel ontvangt de MRI scanner een specifiek signaal. Zo kan de MRI scanner een dwarsdoorsnede (plakje) maken van het menselijk lichaam. Door alle plakjes door de computer op volgorde achter elkaar te zetten, kan de computer tegenwoordig ook 3D-afbeeldingen maken.
Angiografie
Een gevormd positron zal na een kort pad een paar gammafotonen produceren, die worden gedetecteerd in een ring detectoren. Voor elke annihilatie kan zo vastgelegd worden waar hij heeft plaatsgevonden en op die manier wordt een beeld gevormd van de verdeling van het radionuclide in het lichaam.
Een ander woord voor angiografie is bloedvatkatheterisatie. Meestal gaat het om een onderzoek van de slagaders. Wanneer het om een angiografie van de aders gaat, heet dit onderzoek een flebogram. De arts brengt hiervoor een katheter (slangetje) in de bloedvaten. Dit gaat meestal via een slagader in de lies. Als de katheter op de juiste plaats is ingebracht, dan wordt contrastvloeistof ingespoten. Vervolgens worden röntgenbeelden gemaakt. De contrastvloeistof zorgt ervoor dat de bloedvaten op deze beelden goed te zien zijn. Indien de lijn op de foto plaatselijk dunner is, dan is het bloedvat daar vernauwd. En indien de lijn op bepaalde plaatsen breder is, dan is het bloedvat daar verwijd.
Overzicht beeldvormende technieken
37
Computertomografie
Computertomografie Onder tomografie wordt verstaan het op non-invasieve wijze maken van een 2D-afbeelding die een doorsnede weergeeft van een driedimensionaal object. Computertomografie (meestal afgekort tot CAT of CT-scan) is een tomografische onderzoeksmethode van het menselijk lichaam. Een van de eerste vormen hiervan maakte gebruik van röntgenstraling. De doorlaatbaarheid van het onderzochte lichaamsdeel voor de gebruikte straling wordt vanuit een groot aantal hoeken rondom in dunne „plakjes” gemeten, waarna een computer uit de resultaten een driedimensionale weergave van het onderzochte lichaamsdeel opbouwt.
Echografie of echoscopie (ultrasoon) Echografie, ook wel echoscopie genoemd, is een techniek die gebruik maakt van geluidsgolven die zich door het lichaam verplaatsen en op grensvlakken tussen zachte en hardere structuren reflecteren. Medici kunnen met deze techniek organen in beeld brengen. Zo hebben ze zicht op de grootte, structuur en de eventuele pathologische afwijkingen ervan. De techSPECT-scan niek vindt binnen de geneeskunde toepassingen in onder meer de SPECT staatcardiologie, voor Singleurologie, Photon radiologie, Emission Computed Tomography podologie en verloskunde(computertomografie met behulp gynaecologie. van uitstraling van enkelvoudige fotonen). Een SPECT-scan is een 3D-diagnostische techniek waarbij gebruik wordt gemaakt van radioactief gelabelde stoffen. Door een stof te kiezen die zich selectief in bepaalde weefsels of organen ophoopt, kan een afbeelding worden verkregen van de verdeling van de radioactieve isotoop in het lichaam.
Echocardiografie Echocardiografie Centraal bij het maken van een echo is de transducer. De transducer bevat Centraal bij het maken van een echo piëzo-elektrische kristallen die elekis de transducer. De transducer tronisch worden geactiveerd enbevat zo piëzo-elektrische kristallen die elekgeluid met een heel hoge frequentie tronisch worden en zode genereren. In hetgeactiveerd lichaam kaatsen geluid met een heel hoge frequentie verschillende weefsels in meer of genereren. In het lichaam kaatsen de mindere mate deze geluidsgolf terug, verschillende meer of en door de tijdweefsels te metenintussen de mindere mate echo’s deze geluidsgolf terug, verschillende die terugkomen en door de tijd te meten tussen de van een enkele puls kan een beeld verschillende echo’s worden gevormd vandie de terugkomen structuren van een puls kan onder deenkele transducer. Dooreen de beeld geluidsworden gevormd te vansturen, de structuren puls elektronisch kan er onder detweetransducer. de geluidsook een of zelfsDoor driedimensiopuls sturen, kan er naal elektronisch beeld wordenteopgebouwd. ook een twee- of zelfs driedimensionaal beeld worden opgebouwd.
38
UITWISSELING IN BEELD
Onder tomografie wordt verstaan het op non-invasieve wijze maken van een 2D-afbeelding die een doorsnede weergeeft van een driedimensionaal object. Computertomografie (meestal afgekort tot CAT of CT-scan) is een tomografische onderzoeksmethode van het menselijk lichaam. Een van de eerste vormen hiervan maakte gebruik van röntgenstraling. De doorlaatbaarheid Echografie of echoscopie van het onderzochte lichaamsdeel (ultrasoon) voor de gebruikte straling wordt vanuit een groot aantal hoeken Echografie, ook wel echoscopie rondom in dunne „plakjes” gemeten, genoemd, is een techniek dieresulgewaarna een computer uit de bruik maakt van geluidsgolven die taten een driedimensionale weerzich door het onderzochte lichaam verplaatsen gave van het lichaamsen opopbouwt. grensvlakken tussen zachte deel en hardere structuren reflecteren. Medici kunnen met deze techniek organen in beeld brengen. Zo hebben ze zicht op de grootte, structuur en de eventuele pathologische afwijkingen ervan. De techniek vindt binnen de geneeskunde toepassingen in onder meer de radiologie, cardiologie, urologie, podologie en verloskundegynaecologie.
SPECT-scan SPECT staat voor Single Photon Emission Computed Tomography (computertomografie met behulp van uitstraling van enkelvoudige fotonen). Een SPECT-scan is een 3D-diagnostische techniek waarbij gebruik wordt gemaakt van radioactief gelabelde stoffen. Door een stof te kiezen die zich selectief in bepaalde weefsels of organen ophoopt, kan een afbeelding worden verkregen van de verdeling van de radioactieve isotoop in het lichaam.
C. Begrippenoverzicht Afkorting IHE
Interoperabiliteit
KNMG
Modaliteit
XDS(-i)
ZIS
Benaming voluit + definitie Integrating the Healthcare Enterprise: internationaal samenwerkingsverband tussen gebruikers en leveranciers van ICT in de zorgsector (zie voor meer informatie ook http://www.ihe.net/ en http://www.ihe-nl.org/).
Het vermogen van verschillende autonome, heterogene eenheden, systemen, partijen, organisaties of individuen om met elkaar te communiceren en interactie te hebben.
Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst: landelijke federatie die de belangen van meer dan 53.000 artsen en studenten geneeskunde behartigt.
Radiologische beeldvormende techniek. Deze term wordt vaak gebruikt als synoniem voor de hardware (apparatuur) die de beelden genereert. Enkele voorbeelden van verschillende beeldvormende technieken zijn: röntgenfoto (2D-beeld vervaardigd met röntgenstraling), CT-scan (dwarsdoorsnede met behulp van röntgenstraling), echogram (beeld vervaardigd met echografie) en MRI-scan (dwarsdoorsnede beeldvorming met behulp van magnetische resonantie).
Cross Enterprise Document Sharing (XDS) is een standaard opgesteld door de Integrating the Healthcare Enterprise (IHE) organisatie en dient om medische documenten tussen instellingen uit te wisselen.
Ziekenhuisinformatiesysteem: zorginformatiesysteem voor ziekenhuizen.
Begrippenoverzicht
39