Masterplan Egyptische Poort De sluiting van het openluchtzwembad op de locatie de Smagtenbocht was de aanleiding voor de gemeente Bladel om de herontwikkeling van het plangebied Egyptische Poort in gang te zetten. Gezien de belangrijke strategische ligging van het gebied, buiten de bebouwde kom, aan de provinciale weg N284, en nabij het dorpscentrum, zijn er kansen om op deze locatie een ‘poort’ voor Bladel te realiseren. Deze poort zal gelet op het toeristisch-recreatieve profiel en ambitie van Bladel een aantal nieuwe aan de huidige functies gerelateerde onderdelen moeten gaan herbergen. Ballast Nedam is als initiatiefnemer opgetreden en heeft een ontwerp aan de gemeente voorgelegd, waarbij het plangebied is uitgebreid met het gehele sportpark. Ook de gemeente ziet kansen voor een ontwikkeling van het gebied als geheel, waardoor er een kwaliteitsimpuls kan worden gegeven aan dit gebied en de ruimtelijke overgang van de dorpskern naar het landelijk gebied kan worden verbeterd. Uitgangspunt is de herinrichting van sportpark De Smagtenbocht en de directe omgeving ervan op basis van het door Ballast Nedam opgestelde Masterplan “Egyptische Poort”. Het Masterplan voorziet in de realisatie van bosvilla’s, een hotel/horeca functie, een leisure park en een activiteiten- en begeleidingscentrum. Verder voorziet het plan in het ‘upgraden’ van het huidige zwembad en het aanpassen en verbeteren van huidige Sportvoorzieningen, waardoor voorzieningen worden geclusterd tot een sportboulevard. Belangrijk uitgangspunt bij de ontwikkeling is de inpasbaarheid van functies in het landschap en de uitstraling van het gebied. Het groene karakter van het gebied dient te worden behouden en te worden versterkt. De bestaande verrommeling wordt getransformeerd naar een openbaar parklandschap, hierbij worden oude structuren hersteld. Om deze structuren te herstellen en om de verschillende functies met elkaar in contact te stellen wordt er een boulevard voor langzaam verkeer aangelegd door het gebied. Deze sportboulevard zal tevens fungeren als een belangrijke doorkijk van de dorpskern van Bladel naar het achterland en vice versa. Aan de Bossingel komen kavels voor vrijstaande boswoningen. Deze hebben een sterke relatie met de bestaande boswoningen aan de Bossingel.
Kaartbeeld Masterplan Egyptische Poort, Ballast Nedam, 25 mei 2012
10
2.2 Cultuurhistorie Bladel vinden we in historische stukken o.a. terug als Bladele, Pladella en Bladella, maar al sinds 1280 is de schrijfwijze: Bladel. Oude schrijfwijzen zijn Bladele door de Priorij van Postel in 1173 en 1219, en Pladele door de Abdij van Echternach omstreeks dezelfde tijd. De uitgang ‘-el’ komt van ‘lo’ of ‘lauha’ wat bos(je) betekent. De betekenis van het voorvoegsel Blad- is onbekend, maar het zou betrekking kunnen hebben op een eigennaam. Bladel is een dorp dat al sinds de vroege Middeleeuwen bestaat. Het oudste gegeven van Bladel is een akte uit 922 waarin Karel de Eenvoudige, een Frankische vorst, in een kasteel "Pladella Villa", graaf Dirk I "Holland ende die Kerck t' Egmonde" ten geschenke gaf. Men zou daarom kunnen zeggen dat in Bladel de wieg van het Graafschap Holland heeft gestaan. Aangenomen wordt dat met Pladella Villa een groot huis in het huidige dorp Bladel bedoeld is. Het bestaan van dit huis is echter nimmer aangetoond. Pas na de komst van de tramlijn Eindhoven-Reusel in 1897 werd het isolement van de Kempische dorpen, waaronder Bladel, verminderd. Sinds die tijd heeft met name de sigarenindustrie gezorgd voor een welvaartsimpuls. In 1959 werd Bladel aangewezen als ontwikkelingskern, waardoor er (financiële) mogelijkheden kwamen voor het faciliteren van bedrijvigheid. Sinds die tijd is de kern verder gaan groeien. De oude tramlijn is vervangen door de N284, die een verstedelijkte as door de Kempen vormt en de diverse kernen, zoals Steensel, Eersel, Bladel en Hapert met elkaar en Eindhoven verbindt. Bladel is vooral ten noorden van de N284 tot ontwikkeling gekomen. Hier is de woonkern gelegen. Ten zuiden van de N284 is een bedrijventerrein tot ontwikkeling gekomen. Interpretatie historische kaart Op de historische kaart van omstreeks 1910 zien we reeds de bosvingers, die zich vanuit het zuiden opstrekken. In tegenstelling tot de algemene gedachte zien we dat het areaal bos in de huidige situatie zelfs is toegenomen t.o.v. de situatie omstreeks 1900. De kern was echter veel kleiner dan nu dus de bossen raakten nog niet aan de dorpskern zoals nu het geval is. Ook de wegenstructuur is herkenbaar en de aanduidingen Egypte en Leemskuilen zijn reeds op de kaart te zien. Het gebied tussen de Bossingel en de Bredasebaan was nog veel opener van karakter en was nog niet zo sterk bebost. Ook de beekdalen zijn erg mooi te zien. Ten westen van Bladel stroomt de Raamloop, een zijrivier van de Reusel en ten oosten van Bladel stroomt de Grote Beerze.
Beeld Bredasebaan tussen 1960 en 1970
Historische kaart van omstreeks 1917
Beeld buitenzwembad tussen 1960 en 1970
11
Op de cultuurhistorische waardenkaart (zie navolgende afbeelding) zijn lijnelementen, zoals wegen, paden en dijken, waarlangs een gebied zich heeft ontwikkeld, aangeduid met een bepaalde historisch-geografische waarde. Er wordt onderscheid gemaakt in elementen met een redelijk hoge, hoge of zeer hoge waarde. De Bossingel aangeduid als een historischgeografisch lijnelement van redelijk hoge waarde (gele lijn). De Bossingel heeft dus wel degelijk een zekere historisch-geografische waarde. Deze waarde dient echter in relatie te worden bezien met de waarde van de omliggende structuren. De hoeveelheid lijnstructuren met een redelijk hoge waarde rondom het studiegebied is vrij hoog. De Bossingel heeft dus vooral waarde als onderdeel van het grotere ruimtelijke geheel. De groenstructuur, waarin de bosvilla’s zijn geprojecteerd, is op de kaart aangeduid als een historische groenstructuur. Deze groenstructuur maakt onderdeel uit van het element met de CHW-code G222, genaamd “Houtwallen en lanen Bossingel e.o.” Dit groenelement wordt als volgt gekarakteriseerd: “Houtwallen en lanen, plaatselijk met (restanten van) hakhout. De beplanting bestaat o.a. uit zomereik, Amerikaanse eik, Amerikaanse vogelkers, grove den, wilde lijsterbes, sporkehout, gewone vlier, berk, hulst en blauwe bosbes. Het geheel dateert overwegend van omstreeks 1900, maar is deels ook jonger. De waarde van dit element is redelijk hoog.
Uitsnede uit de Cultuurhistorische Waardenkaart Brabant
12
2.3 Huidige topografie (bestaande situatie) Hoewel Bladel in een drukke, verstedelijkte oostwest-as is opgenomen zijn er zowel ten noorden als ten zuiden van de kern landelijke gebieden te vinden. Ten noorden van Bladel ligt een, door ruilverkaveling tamelijk grootschalig geworden landbouwgebied en in het zuiden zijn uitgestrekte naaldbossen te vinden, voor een deel behorend tot Boswachterij De Kempen en aansluitend bij soortgelijke bossen in Hapert en Reusel. Tot de natuurgebieden ten zuiden van Bladel behoren de Kroonvense Heide en het landgoed Ten Vorsel.
Luchtfoto huidige topografie omgeving Bladel
Plangebied in luchtfoto huidige topografie
Bron: www.google.nl (2005)
Bron: www.google.nl (2005)
Het studiegebied ligt aan de zuidzijde van de kern Bladel. Het landschap kent hier een mozaïekachtig patroon, waar bospercelen en open landbouwgronden elkaar afwisselen. Er is sprake van een blokverkaveling, waarbij er van schaalvergroting als gevolg van de ruimverkavelingen minder terug te vinden is dan aan de noordzijde. De grotere bosmassa’s bevinden zich meer naar het zuiden, maar het bos manifesteert zich d.m.v. vingerachtige uitlopers tot dichtbij de kern. Ten westen van het plangebied is een vrij grote zone gedomineerd door het aanwezige bedrijventerrein. Ten oosten van het plangebied heeft het landschap voornamelijk een agrarische functie. Akkers en weilanden wisselen elkaar hier af. Het beeld is hier voornamelijk open. Het open landschap wordt doorsneden door linten, die voornamelijk in noordzuidelijke richting lopen. Ter plekke van de sportvelden, ten westen van het plangebied gelegen, is het beeld vanzelfsprekend ook opener. Door de opgaande beplanting in de vorm van boomschermen en smalle bosstroken wordt het beeld van een mozaïeklandschap, liggend aan en in het bos, nog doorgezet.
Ligging plangebied in ‘bosvinger’ vanuit natuurgebied
Ligging plangebied t.o.v. kern Bladel, linten en ‘bosvingers’
Studiegebied in ‘groene wig’ tussen Bossingel en Bredasebaan
13
2.4
Veldinventarisatie
Hooge Akkers Het ten oosten van de Bossingel gelegen plandeel Hooge Akkers wordt gedomineerd door een ‘bossfeer’. De voor deze visie relevante woningen bevinden zich alle in deze ‘bosvinger’. De Bossingel doet zijn naam eer aan. Deze weg is geen laan, maar een uitsnede in het bos, een echte bossingel dus. Ook de Bredasebaan heeft een groene uitstraling. Door zijn veel grotere verkeerskundige functie is dit profiel vanzelfsprekend veel breder, maar de randen zijn ook hier groen. Dit wordt deels veroorzaakt door de bosvinger (westzijde) en deels door opgaand groen (bosstrook) en laanbomen (oostzijde). Het maaiveld in de bosstrook aan de oostzijde loopt bovendien omhoog en heeft daardoor het karakter van een groenwal/houtwal. Zoals gezegd is de centrale weg door plandeel Hooge Akkers, de Bossingel, een echte uitsnede in het bos. De weg kent een elementenverharding (klinkers) zonder belijning en zonder opstaande opsluitingen (opsluitband ligt verzonken), waardoor deze, in combinatie met de bosranden, landelijk oogt. De vrij grote “korrel” van het bestaande zwembad komt bij binnenkomst via de noordkant van de Bossingel erg prominent in beeld. Nog meer impact heeft de bijbehorende parkeerplaats, die door het grote en volledig verharde vlak, een groot gat slaat in de overigens vrij besloten en groene ruimte. De verkaveling van de bestaande woningen lijkt richting- en stramienloos, waardoor een schijnbaar organische plaatsing lijkt te hebben plaats gevonden. De woningen lijken soms midden op de kavel te staan. Het gebied lijkt hierdoor te zijn ‘gekoloniseerd’ in plaats van te zijn ontworpen en / of verkaveld. De bestaande bosvilla’s in plandeel ‘Hooge Akkers’ hebben een terugliggende positie ten opzichte van de weg. De woningen staan over het algemeen voor het gevoel ‘midden op de kavel’. De rooilijn t.o.v. de weg verspringt en verdraait. De plaatsing van de woningen lijkt op willekeurige wijze tot stand te zijn gekomen, zonder vastlegging van richting en plaatsing.
Beeld profiel Bossingel met links en rechts bosstroken
Hoogteverschil tussen sportvelden en Bossingel
Uitgegeven bosstrook met een berm tussen kavel en weg
Bosstrook tussen Bossingel en sportvelden
14
Beeld hoek Bossingel / Bredasebaan vanaf Bredasebaan
Beeld van bestaand zwembad bij binnenkomst Bossingel
In de noordelijke punt is in de ruimte tussen de wegen Bossingel en Bredasebaan een deel onbebouwd gebleven; hier domineert opgaand groen (zie foto’s). Ten zuiden van dit “groen” is de ruimte tussen de wegen Bossingel en Bredasebaan “vol verkaveld”. Dit geldt voor het noordelijk deel van de “bospunt”. De kavelgrens loopt hier dus bijna tot aan de Bossingel. Slechts een smalle berm vormt de grens. Op de kavels staan nog diverse grote bomen en boomgroepen. Enkele honderden meters vanaf de entree naar het zuiden vinden we een insteekweggetje. De ‘taartpunt van bos’ wordt hier zodanig diep dat er drie rijen woningen ontstaan i.p.v. de twee rijen in het noordelijk deel. Om de middelste “rij” te bereiken is een “inprikker” ontworpen. D.m.v. een keerlus kan het verkeer er weer uit. Aan deze lus staan feitelijk maar 3 woningen, de overige woningen staan in essentie aan de Bossingel of aan de Bredasebaan. Ten zuiden van deze “insteekweg” wijkt de voorste kavelgrens terug en loopt schuin weg. Er ontstaat zo een openbare, wigvormige bosstrook. Hieraan staan 3 woningen. De ontsluiting van deze woningen geschiedt middels smalle (verharde) oprijpaden. Weer verder naar het zuiden verspringt de kavelgrens nogmaals. Ook hier loopt hij weer schuin weg in zuidoostelijke richting. Deze wigvormige strook loopt helemaal door over de straten Egypte en Egyptische Poort heen en gaat uiteindelijk geheel onderdeel uitmaken van de “bosvinger”. De meeste bestaande woningen in plandeel ‘Hooge Akkers’ zijn donker van kleur en sober in vormgeving en materiaalgebruik. Aan het ‘rondje’, de keerlus middenin het bos, staan enkele zeer lichtgekleurde woningen met een modernere architectuurstijl.
Voorbeelden van woningen in een moderne kleurstelling en architectuur (links) en in een soberder, terughoudender stijl
Egyptische Poort Het deel van het plangebied ten westen van de Bossingel, genaamd ‘De Smagtenbocht’ bestaat op dit moment uit: braakliggend terrein, met een doorgaans verwilderde begroeiing, het terrein van zwembad de Smagtenbocht, bestaande uit een binnenzwembad en een parkeerterrein en de sportvelden toebehorende tot de voetbal-, tennis-, korfbal- en handbalvereniging. De velden bestaan achtereenvolgens uit gras, kunstgras, gravel en asfalt. 15
Tussen de sportvelden en de Bossingel vinden we een bosstrook van enkele meters breed. De sportvelden worden door een hek omzoomd. De sportvelden liggen verdiept t.o.v. de Bossingel. Hierdoor wordt de scheidende bosstrook tussen sportvelden en weg vanaf de sportveldenzijde als een groenwal / houtwal ervaren. Ten zuiden van het zwembadterrein en ten zuiden van het meest noordelijke sportveld lopen bosstroken in westelijke richting het sportterrein op. Het terrein bevat enkele toegangswegen tot de in het gebied gelegen voorzieningen. Hoewel alle in het gebied aanwezige functies ruim zijn opgezet vormt het terrein geen eenheid. De aanwezige begroeiing en houtwallen geven het gebied een verwilderde indruk. Het gebied als geheel maakt een rommelige indruk. Dit beeld wordt versterkt door eveneens verwilderde begroeiing op de braakliggende terreinen.
Verwilderde beplanting op braakliggend terrein
2.5
Doorgang naar sportvelden vanaf Bossingel
Masterplan en beeldkwaliteitplan ‘Egyptische Poort’ (Ballast Nedam, april 2012)
Onderdeel van het Masterplan Egyptische Poort is de realisatie van een aantal bosvilla’s aan oostzijde van de Bossingel. Dit ‘bosrijk wonen’ bestaat uit 10 kavels in de vrije sector aan de Bossingel. De nieuwe woningen moeten zoveel mogelijk aansluiten op de organisch ogende bebouwingsstructuur van de bestaande boswoningen aan de Bossingel. Ruimtelijk houdt dit in dat er sprake dient te zijn van een afwisselende positie op de kavel en verspringende rooilijnen. Op ruime kavels staan in het Masterplan, enigszins terug gelegen ten opzichte van de Bossingel, vrijstaande woningen gesitueerd in een maat en schaal die past bij de bestaande woningen. De kavels hebben een grootte variërend tussen de ca. 900 en 2.500 m2. Het woningtype is de vrijstaande woning. De woningen worden gebouwd in een groene setting, deels bestaand uit de reeds aanwezige bosstrook aan de Bossingel en deels bestaand uit nieuwe aanplant. De woningen worden op diverse wijzen ontsloten: het grootste deel van de woningen wordt ontsloten d.m.v. een zogenaamde ‘insteekweg’. Deze weg sluit ten zuiden van het zwembad aan op de Bossingel en zorgt voor de interne ontsluiting van het noordelijk deel van het plan. De zeven genoemde woningen oriënteren zich op deze weg. Hierdoor ligt een aantal woningen met de achterzijde van hun kavel naar de Bossingel. Aangezien dit ook geldt voor een aantal bestaande woningen aan de Bossingel is dit in beginsel geen onwenselijke situatie, mits de achterkanten niet direct aan de Bossingel grenzen. De Achterzijden van de betreffende kavels in het plan worden t.o.v. de Bossingel gebufferd door een bestaande en te behouden bosstrook. Een drietal woningen wordt direct vanaf de Bossingel ontsloten. Deze woningen oriënteren zich dan ook op deze weg. De bestaande houtwal met opgaand groen en grote bomen langs de Bossingel wordt in het plan gehandhaafd. Daarnaast wordt tussen de kavels en het sportpark een nieuwe 10 meter brede houtwal aangeplant.
16
Beeldkwaliteitplan Naast het Masterplan Egyptische Poort is er door Kragten in opdracht van Ballast Nedam een beeldkwaliteitplan opgesteld. In dit beeldkwaliteitplan wordt gesteld dat zowel traditioneel landelijke als moderne architectuur mogelijk is. Het gewenste volume en bijbehorend beeld van de woningen zijn gebaseerd op twee hoofdtypen, te weten ‘moderne bungalow’ en ‘landelijke woning’. Deze hoofdtypen zijn nog eens opgesplitst in twee subtypen , nl. voor beide typen een ‘kleine’ en een ‘grote’ variant. Deze indeling geldt voor de 7 meest noordelijke kavels. Voor de 3 grootste, zuidelijk gelegen kavels aan de Bossingel gelden meer vrijheden. Om de toetsbaarheid te vereenvoudigen wordt in voorliggende visie voorgesteld om aantal variabelen te verkleinen. Er wordt hierbij uitgegaan van slechts 2 typen, een traditionele woning en een bungalowtype. Hiermee wordt ook het aantal spelregels verkleind waardoor het geheel van bouwregels overzichtelijker en helderder wordt. Hierna zal stapsgewijs worden besproken op welke wijze tot deze spelregels is gekomen en wat deze behelzen. Materialisatie en kleurgebruik In het beeldkwaliteitplan Egyptische Poort wordt een voorkeur uitgesproken voor gebruik van materialen en kleuren die opgaan in de bosrijke omgeving, zoals donkerrode en bruine baksteen, hout, glas, natuursteen en metaal. Bepaalde architectuurstijlen en excessief kleuren materiaalgebruik worden uitgesloten. In deze visie wordt voor een groot deel op deze voorstellen aangesloten. Na overleg is besloten van enkele spelregels af te wijken of deze te nuanceren. Ook deze aanvullingen en afwijkingen in de werkwijze worden verderop in deze visie uitvoeriger besproken.
Uitsnede concept stedenbouwkundig plan uit ‘Masterplan Egyptische Poort’, Ballast Nedam, april 2012
17
18
3.
Analyse
3.1 Ruimtelijke hoofdstructuur Aangezien het Masterplan Egyptische Poort al in een ver uitgewerkt stadium is en groot draagvlak vindt bij zowel de initiatiefnemer als de gemeente Bladel, beschouwen we het bijbehorende stedenbouwkundig plan op hoofdlijnen als een gegeven. Het betreft hier het aantal woningen, de globale stedenbouwkundige lay-out en positionering en de oriëntatie. Om die reden is dit deel van het Masterplan in de huidige topografie gemonteerd (zie onderstaande afbeelding). Bij bestudering van dit beeld valt een aantal zaken op. Zo zien we dat het plandeel Hooge Akkers begrensd wordt door wegen van verschillende orden. Aan de oostzijde loopt de Bredasebaan. Dit is een weg van een bovenlokaal niveau. Voorheen was deze weg nog belangrijker. Op de historische kaart en op de luchtfoto is het oude rechte tracé naar het zuiden nog goed zichtbaar. Met de komst van de A67 is dit tracé afgesneden. Nu buigt de Bredasebaan voor de A67 af en gaat over in de Schouwberg, de Dalem en de Ganzestraat. Via deze wegen verbindt de Bredasebaan Bladel met Hapert. De Bredasebaan kent een lintvormige bebouwing. Over het algemeen is deze zeer open. Vaak staat het woonhuis aan de weg zelf en treft men daarachter bedrijfsbebouwing aan. De begeleidende bebouwing heeft een zeer open en ‘dunne structuur die zich naarmate men vanuit het zuiden Bladel nadert wat verdicht aan de westzijde (zijde Bossingel). Naast de Bredasebaan is de Bossingel een opvallende weg in het gebied. Ondanks de (cultuur)historische betekenis van de weg is het karakter ‘lokaal’. In hiërarchie valt zij dan ook onder de Bredasebaan. De (verkeerskundige) functie is zeer beperkt. De weg vormt alleen de toegang naar het zwembad en de aangrenzende woningen. Ruimtelijk is zij echter wel van belang. Door de ontwikkeling van de Egyptische Poort wordt het belang groter. Nu kent de weg slechts een eenzijdige begeleiding door bebouwing. Na ontwikkeling van de 10 bosvilla’s kent de weg opeens een min of meer symmetrisch karakter met aan beide zijden bos en woningen. Zowel de bestaande Bossingel als het nieuwe plan kent een lusvormige structuur. Hieraan staat een aantal woningen dat niet direct via de Bossingel ontsloten wordt.
Ruimtelijke hoofdstructuur plangebied en omgeving
19
De bebouwingsstructuur bekijkende, valt op dat er, gaande van noord naar zuid, een verloop zit in de ruimtelijke structuur van de bestaande bebouwing in de ‘bosvinger’ tussen de Bredasebaan en de Bossingel. Ten noorden van de provinciale weg N284 ligt bebouwing met een bedrijfsfunctie van een vrij grote schaal. Direct ten zuiden van de N284 vinden we het bestaande zwembad ten westen van de Bossingel en de bedrijfsbebouwing van Alliance Machine Systems Europe aan de oostzijde van de Bredasebaan. Het Masterplan voorziet in leisure-gebonden bedrijfsbebouwing direct ten zuiden van de provinciale weg, een hotel en een gezondheidscluster nabij het zwembad. Meer naar het zuiden treft men woonbebouwing in het bos aan. Het gaat hier om relatief grote woonhuizen op ruime kavels. Op en om de kavels staan bomen en opgaand groen, waardoor het beeld van wonen in het bos ontstaat. Het Masterplan voorziet in een zestal vergelijkbare woningen aan de westzijde van de Bossingel. Nog meer naar het zuiden vindt men een nog ‘dunnere’ vorm van bebouwing in een zeer groene setting. De stedenbouwkundige ‘korrelgrootte’ van de bebouwing is hier aanzienlijk kleiner dan die van de bosvilla’s. De kavels zijn echter ruim. De ontsluiting is zeer informeel en indirect. De woningen staan zelden direct aan de Bossingel of Bredasebaan. De verkaveling lijkt structuurloos en informeel. Men kan hier spreken van een ‘zwerm’ van bebouwing.
Zonering bestaande bebouwing plangebied
20
3.2
Landschap en openbare ruimte
Hooge Akkers Het plandeel Hooge Akkers wordt in hoge mate beïnvloed door het zich vanuit het zuiden uitstrekkende bos en de bijbehorende bosstroken. Zoals gezegd geldt dit voornamelijk voor de ‘boswig’ tussen de Bredasebaan en de Bossingel. Maar ook de rest van het gebied, zelfs het gebied rondom en tussen de sportvelden, ademt de sfeer van het aanliggende bos uit. Door het decor van het bos op de achtergrond en de omkadering en dooradering van het gebied door bomenrijen en -schermen ervaart men het gebied als redelijk kleinschalig en besloten. Uit de inventarisatie blijkt dat bij de splitsing van Bredasebaan en de Bossingel een deel van het terrein relatief open en groen is gebleven. Deze groene, open hoeken op splitsingen van wegen zijn in veel (Brabantse) dorpen kenmerkend. Gebouwde accenten op hoeken en volgebouwde hoeken met begeleidende bebouwingswanden komen op dit soort plekken nauwelijks voor. Uit de inventarisatie blijkt verder dat er sprake is van openbare bosstroken aan weerszijden van de Bossingel. In het noordelijk deel is deze strook aan de oostzijde smal en gedegradeerd tot een berm. Het ‘bos’ staat hier in de vorm van bomen en boomgroepen op particulier terrein. Het bos is hier dan ook smaller en dunner dan het openbare bos, maar samen houden zij het beeld van ‘wonen in het bos’ wel overeind. Door het achterwege laten van te veel en té bouwkundig ogende erfafscheidingen door de huidige bewoners blijft het beeld van ‘wonen in het bos’ in stand. Meer naar het zuiden wordt de openbare bosstrook aan de oostzijde van de Bossingel steeds breder en gaat geleidelijk steeds meer deel uitmaken van de bosvinger, komend vanuit het zuidelijk gelegen natuurgebied. De smalle ontsluitingspaden werken goed en laten het bosbeeld intact. De tuinen zijn afwisselend dichter en minder dicht beplant. Ook per kavel wisselt het beeld nogal. Wanneer men het insteekweggetje inrijdt, blijft het beeld van het ‘boswonen’ overeind, ondanks de geringe beplanting van het weggetje zelf en enkele tuinen. Dit wordt veroorzaakt door nét voldoende openbaar bos op de achtergrond en de opgaande beplanting op ‘overhoekjes’ van de kavels. Belangrijk is bijvoorbeeld het opgaand groen op de ‘kop’ van de Bossingel (zie afbeelding midden onder). Dit groene ‘eiland’ direct bij binnenkomst van het gebied zet direct de juiste sfeer.
Particulier bezit (kavels)
Openbare wigvormige bosstroken
Particuliere wigvormige bosstroken
Naast de al dan niet openbare wigvormige bosstroken aan weerszijden van de Bossingel doet ook het groen op de kavels zelf mee in de beleving van Boswonen. Op de kavels staan veel bomen en opgaand groen (heesters). Individueel hebben deze niet altijd evenveel waarde. Het betreft soms exoten of bomen met een minder hoge individuele waarde. Als groep of cluster in het geheel hebben deze beplantingen echter veel waarde en dragen zij in hoge mate bij aan het beeld van boswonen (zie onderstaande afbeelding). 21
.
Belangrijke groenstructuren binnen het plangebied
Filter en decor Men kan stellen dat het groen twee verschillende rollen speelt, die het beeld van ‘wonen in het bos’ overeind houden. Op de eerst plaats fungeren de bosstroken langs de Bossingel als een natuurlijk filter. Door hun filterende werking worden de woningen nooit als totaalvolume gezien. Het groen filtert het beeld en zorgt er zo voor dat men slechts delen van de volumes ervaart, vanuit een steeds wisselend perspectief. Een tweede rol die de bomen en het opgaand groen spelen is hun rol als groen decor. Dit geldt voornamelijk voor het groen op de kavels zelf. Dit groen zorgt er, in combinatie met de beperkte hoogte van de woningen, voor dat men steeds groen op de achtergrond ervaart. Dit groene decor speelt, naast de bovengenoemde filterwerking, een zeer belangrijke rol bij de ervaring van het wensbeeld ‘wonen in het bos’.
3.3 Stedenbouw en architectuur Naast het groen speelt ook de stedenbouwkundige lay-out en de volumeopbouw van de woningen een grote rol bij het creëren en overeind houden van het beeld van ‘wonen in het bos’. Hooge Akkers In het plandeel Hooge Akkers is sprake van woningen met een bungalow-achtig karakter op ruime kavels. De kavelgrootte varieert van ca. 1.717 m2 tot 4.810 m2. De bouwvlakken zijn vrij ruim. Globaal gezien is oorspronkelijk een bouwvlak aangehouden dat 7 meter van de perceelsranden vandaan blijft. De bouwvlakken variëren hierdoor van ca. 700 m2 tot ruim 2.000 m2. Het toegestane, maximaal te bebouwen percentage is echter relatief laag, dit varieert van 15 tot 30 % van het bouwvlak. De plaatsing op de kavel, de oriëntatie op de weg en de grootte van het bouwvolume wisselen sterk. De woningen zijn soms vrij centraal op de kavel geplaatst, maar ook randliggingen komen voor. De oriëntatie op de weg varieert ook sterk. Een deel van de 22
woningen (oostzijde) is op de Bredasebaan georiënteerd. Weer een ander deel (noordelijk) is op de Bossingel georiënteerd. Weer een ander deel (zuidzijde) is gericht op de lusvormige insteekweg. Hierdoor keren deze woningen zich af van de Bossingel. Ook de grootte van het bouwvolume wisselt sterk. De woningen hebben een ‘footprint’ van ca. 180 tot ruim 400 m2 bebouwd oppervlak. De combinatie van een vrij groot bouwvlak met een relatief laag percentage te bebouwen oppervlak zorgt ervoor dat het bebouwde deel van het kavel relatief beperkt blijft. Dit deel schommelt, afhankelijk van de verhouding tussen grootte van het bouwvlak en het toegestane percentage, tussen de 15 en 20% van het totale kavel. Het gevolg hiervan is dat veel kavels groen zijn gebleven. Er is voldoende ruimte voor behoud van en de realisatie van groen met een voldoende grote maat. Dit gegeven draagt sterk bij aan het beeld van wonen in het bos. De relatief grote afstand tot de perceelgrenzen (7 meter) speelt ook een belangrijke rol in de ruimtelijke beleving. De bouwvolumes staan hierdoor minimaal 14 meter uiteen. De gehele verkaveling blijft hierdoor transparant. Dit is belangrijk voor de hierboven genoemde decorwerking. Er is fysieke ruimte voor opgaand groen en men ervaart het achterliggende groene decor tussen de woningen door.
Verbeelding bestemmingsplan Hooge Akkers met bouwvlakken en belang t.a.v. transparantie
Daarnaast speelt de geringe toegestane hoogte een rol. De maximale bouwhoogte is 3.75 meter. De volumes zijn hierdoor laag. Doordat de woningen in Hooge Akkers laag zijn (één bouwlaag) met veel programma op de begane grond wordt het beeld van een vakantieparkachtige setting opgeroepen. Ook dit gegeven speelt mee in de ervaring van het achter de volumes liggende ‘decorgroen’ dat zowel bestaat uit groen op de eigen kavel als uit de groene omkadering (houtwallen). Plandeel Egyptische Poort Het ‘Masterplan Egyptische Poort’ voorziet aan de westzijde van de Bossingel in de ontwikkeling van 10 boswoningen op ruime kavels. De kavels variëren van 900 tot 3.250 m2. De verkaveling van het plan Egyptische Poort is zodanig opgezet dat aan de Bossingel zelf de grootste kavels liggen (gemiddeld minimaal 2.000 m2). Vooral in het zuidelijk deel van de verkaveling zijn de kavels groot tot zeer groot (ca. 2.700 tot 3.250 m2). Hierdoor vindt in 23
potentie een goede aansluiting plaats met de opzet van de Hooge Akkers aan de overzijde van de Bossingel. In de bij het Masterplan horende afbeelding (d.d. mei 2012) is aangegeven dat het uitgeefbaar terrein van de grote kavels tot aan de Bossingel loopt. In de bestaande situatie aan de Bossingel is een combinatie van openbaar en uitgeefbaar bos te vinden. Het zwaartepunt ligt hierbij op het openbare deel. Dit gegeven draagt sterk bij aan het wensbeeld. Indien het uitgeefbaar terrein daadwerkelijk tot (bijna) aan de Bossingel loopt, komt de duurzaamheid van het bos langs de weg onder druk te staan. In het noordoostelijk deel van de verkaveling van het plan Egyptische Poort liggen wat kleinere kavels. Deze zijn ca. 900 tot 1.500 m2 groot. Hiermee sluiten deze aan bij de hierboven beschreven structuur van verdichting richting de kern Bladel. Ook de meest noordelijke kavel in Hooge Akkers (Bredasebaan 2) is vrij gering in omvang (1.717 m2). Het contrast met het direct hiertegenover gelegen kavel aan de Bossingel (Bossingel 4) is echter groot. Dit kavel heeft een grootte van maar liefst 4.113 m2. Aansluitend op een lusvormige ontsluitingsweg die aantakt op de Bossingel liggen aan de westrand van de verkaveling nog 4 woningen. Deze woningen worden niet direct vanaf de Bossingel of de Bredase baan ontsloten, maar via deze substructuur. Hier zijn de kavels wat kleiner (ca. 900 tot 1.100 m2). Ook is de positie van de woningen wat minder informeel (min of meer lineaire opstelling). De verdichting naar het noorden toe sluit wel aan op de ruimtelijke hoofdstructuur die uitgaat van verdichting richting de kern van Bladel. De beoogde afstand tussen de bouwvlakken is in totaal 10 meter. Hiermee is deze geringer dan de afstand in Hooge Akkers (daar totaal 14 meter). De afstand tot de zijdelings perceelgrenzen was in Masterplan Egyptische Poort dus gemiddeld 5 meter. Ook was het beoogde toegestane maximale bebouwingpercentage hoger. Met 60% was dit het dubbele van het maximale percentage in Hooge Akkers (30%). Door dit gegeven dreigt het wensbeeld van ‘weg in het bos’ voor de Bossingel en haar directe omgeving te worden aangetast. Het negatieve effect wordt enigszins beperkt door de grotere afstand van de woningen tot de weg. Naast een vrij hoog percentage te bebouwen oppervlak, is ook de beoogde toegestane bouw hoogte in plandeel Egyptische Poort groter dan in plandeel Hooge Akkers. In Hooge Akkers bedraagt deze 3.75 meter. In het beeldkwaliteitplan voor Egyptische Poort werden grotere hoogten (7 tot 10 meter voor resp. type moderne bungalow, klein en type traditioneel landelijk) toegestaan (bron: Beeldkwaliteitplan Egyptische Poort, Ballast Nedam, april 2012).
24
4.
Visie
4.1 Algemene ruimtelijke visie De bosachtige sfeer is een sterke eigenschap van het gebied, die bij (nieuwe) ruimtelijke ontwikkelingen zoveel mogelijk dient te worden behouden en waar mogelijk zelfs te worden versterkt. Dit geldt voornamelijk voor het gebied tussen de Bredasebaan en de Bossingel. Dit betekent dat bomen en opgaande beplantingen dienen te worden behouden of aangevuld. Er mag geen groot percentage bos meer verdwijnen. Er is sprake van een kritisch omslagpunt, waarna het bos het bos niet meer is. De bospercelen op openbaar terrein en de bosjes op de grote kavels met ‘overhoekjes’ zijn essentieel voor de decorwerking en naderen (plaatselijk) op dit moment reeds hun kritische massa. Het groen op de kop van de splitsing Bredasebaan / Bossingel dient behouden en openbaar te blijven. Het karakter van doorsnijdingen door het groen, zoals de Bossingel en de Bredasebaan worden ervaren, dient te worden behouden en/of versterkt. Dit betekent dat de begeleidende groenstroken aan weerszijden gekoesterd en waar mogelijk versterkt dienen te worden. De kenmerkende hoogteverschillen aan de oostzijde van de Bredasebaan en aan de westzijde van de Bossingel dienen te worden gerespecteerd. Eventuele nivellering is niet wenselijk. Voor zowel de bestaande als de nieuw te realiseren woningen geldt dat de kavels werkelijk het karakter van een ‘bosperceel’ dienen te hebben. De nieuwe verkavelingsstructuur is informeel en ‘transparant’ van karakter. Landschappelijke randvoorwaarden zijn leidend voor de inpassing van woningen in het gebied. Zoals hierboven reeds vermeld, bleek uit de analyse dat er sprake is van een zonering van noord naar zuid, waarin een ‘verdunning’ van de bebouwing optreedt. De ontwikkeling van het Masterplan versterkt dit beeld nog eens. Door toevoeging van ‘grotere korrels aan de noordzijde van het gebeid, direct ten zuiden van de N284, wordt deze zonering verder versterkt. Ook de toevoeging van de bosvilla’s aan de westzijde van de Bossingel versterkt deze structuur. Verder wordt de Bossingel een bijna symmetrische as, waarlangs aan weerszijden gewoond wordt. Daarnaast doorsnijdt de lintbebouwing van de Bredasebaan al deze structuren. Deze bevindt zich op een hoger niveau en trekt zich weinig aan van de opbouw langs de Bossingel. Wel is er sprake van enige verdichting als men vanuit het zuiden richting Bladel gaat.
‘’dorps’ boswonen’ ‘boswonen aan het ‘lint’ ‘’landelijk’ boswonen’
Ruimtelijk concept op basis van zonering ‘boswonen’
4.2 Ruimtelijk concept Het navolgend ruimtelijk concept zorgt voor een evenwichtige opbouw in de ruimtelijke structuur van zowel Hooge Akkers als Egyptische Poort. Er wordt optimaal gebruik gemaakt van de bestaande ruimtelijke gegevenheden. De twee betreffende plandelen zullen door deze benadering niet als twee onafhankelijke ontwikkelingen worden ervaren, zoals dat bij een sectorale aanpak dreigt te gebeuren. 25
Bij het opstellen van het ruimtelijk concept voor het gebied is aansluiting gezocht bij de uit de analyse voortkomende gezoneerde opbouw. De verkaveling van het Masterplan Egyptische Poort speelt hierin een belangrijke rol. Door de aanvulling met het nieuwe programma wordt de latent aanwezige grotere schaal en korrelgrootte in het noordelijk deel ondersteund. De Bossingel wordt in het ruimtelijk concept als belangrijke symmetrische-as ingezet. Aan weerszijden hiervan ‘verkleurt’ de bebouwing vanuit een compactere bebouwing in het noorden (‘Dorps Boswonen’) naar een zo groen mogelijk deelgebied genaamd ‘Landelijk Boswonen’ in het zuiden van het plan. De woningen aan de Bredasebaan worden beschouwd als onderdeel van het dorpslint van Bladel met een bijbehorend ruimtelijk karakter. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de bestaande karakteristieken van de lintbebouwing langs deze weg. Hiervoor geldt dat deze een zeer open karakter heeft met veel ‘lucht’ tussen de bebouwing. Dit deelgebied zal worden gekarakteriseerd als ‘Boswonen aan het dorpslint’. In onderstaande afbeelding zijn de deelgebieden geprojecteerd op de mogelijke toekomstige verkavelingsstructuur.
‘’dorps boswonen’
‘’landelijk’ boswonen’
‘’boswonen aan het dorpslint’
Projectie deelgebied ‘boswonen’ op mogelijke toekomstige verkavelingsstructuur
4.3 Ruimtelijke strategie Op basis van de in het concept gekenmerkte deelgebieden zijn spelregels opgesteld voor zowel de bestaande als de nieuwe woningen in het gebied. In zijn algemeenheid geldt dat behoud van het wensbeeld ‘wonen in het bos’ leidend dient te zijn. Twee kernbegrippen daarbij zijn ‘behoud van voldoende groen volume’ en ‘behoud van transparantie’. Dit geldt zowel in openbaar gebied als op de kavels zelf. De spelregels zijn afgestemd op het karakter van de deelgebieden. De huidige karakteristiek en het beoogde beeld zijn samen sturend voor de spelregels. Uit de inventarisatie en de analyse bleek dat er nogal grote verschillen bestaan tussen de voorschriften (regels) van bestemmingsplan Hooge Akkers aan de ene zijde en de 26
voorschriften uit het concept bestemmingsplan Egyptische Poort aan de andere zijde van de Bossingel. De ‘regels’ uit het BP Hooge Akkers gaan uit van een groot bouwvlak en een laag bebouwingspercentage (15 tot 30% van het bouwvlak), de ‘regels’ uit het concept voorontwerp bestemmingsplan Egyptische Poort neigen eerder naar het omgekeerde, een beperkt bouwvlak en een hoog bebouwingspercentage (60 tot 100% van het bouwvlak).
Ruimtelijke deelgebieden plangebied geprojecteerd op mogelijk eindbeeld
Er is sprake van een situatie waarin regels uit het verleden (Hooge Akkers) dienen worden te verenigd met regels in een nieuwe situatie (Egyptische Poort). Hierbij dient bij het opstellen van de ruimtelijke strategie rekening gehouden te worden. De bouwvlakken in het vigerend bestemmingplan Hooge Akkers hebben een relatie met de reeds gerealiseerde woningen. Ook hebben de huidige bewoners bestaande rechten, waarvan niet zomaar kan worden afgeweken door bijv. het verkleinen van het bouwvlak. Anderzijds is er in het Masterplan Egyptische Poort over het algemeen sprake van wat kleinere kavels. Hiervoor gelden andere verhoudingen tussen perceelsgrootte en bouwvlak dan in het geval van zeer ruime kavels. Daarnaast is er sprake van de uitdrukkelijke wens om de bestaande houtwal, grenzend aan de Bossingel, te behouden. Om deze duurzaam te behouden zijn er twee opties: ofwel deze strook openbaar houden ofwel de strook uitgeven in combinatie met een kleiner bouwvlak. Aangezien de eerste optie negatieve gevolgen heeft voor de financiële haalbaarheid van het plan, is hier voor de tweede optie gekozen. Er kan niet worden gezegd dat de ‘oude benadering’ (grote bouwvlakken i.c.m. een laag percentage) beter is dan de nieuwe (beperkt bouwvlak i.c.m. hoog percentage). Het hoofddoel is het beperken van het te bouwen volume, waardoor behoud van bestaand groen, 27
mogelijkheden voor de realisatie van nieuw groen en behoud van transparantie gewaarborgd zijn. Om een goede ruimtelijke strategie te bepalen, waarbij zowel recht wordt gedaan aan de ‘historische’ situatie als aan de nieuwe en waarbij het ruimtelijk belang voorop staat, dient te worden gezocht naar de juiste balans tussen het beoogde ruimtelijk beeld enerzijds en kavelgrootten, grootte van de bouwvlakken en bebouwingspercentages anderzijds. Hieronder is een opsomming gegeven van de ‘huidige’ situatie van de drie deelgebieden. In de bestaande situatie is er nogal wat spreiding aanwezig in de kavelgrootten in de diverse deelgebieden. Hieronder zijn deze voor de drie deelgebieden in beeld gebracht: Kaveloppervlak ‘bestaande’ kavels*:
Deelgebied 1 ‘Boswonen aan het dorpslint’:
Deelgebied 2 ‘Dorps Boswonen’:
Deelgebied 3 ‘Landelijk Boswonen’:
1.717 - 2.876 m2; 878 - 4.113 m2; 1.870 - 4.810 m2;
*Gezien de mate van uitwerking van het Masterplan Egyptische Poort zijn de in dit plan genoemde kavelgrootten in dit advies tot dit stadium als bestaand beschouwd.
4.4 Spelregels Gezien de bovenstaande problematiek wordt in dit advies naast een ruimtelijk-kwalitatieve benadering ook een kwantitatief-rekenkundige benadering gehanteerd om de spelregels voor de gewenste bebouwing te bepalen. Voor de bovengenoemde drie deelgebieden kunnen de volgende kenschetsen worden geformuleerd: Deelgebied 1: ‘Dorps boswonen’ • • • • • • • • • •
Liggend aan de Bossingel (direct en indirect); Dichtst bij de kern Bladel gelegen; Meest aansluitend bij grotere ‘korrel’ en meer compacte bebouwing nabij kern; Thema Boswonen is hier zeker van kracht; Hier is het minst sprake van bosstroken langs de Bossingel; Groen op eigen terrein is hier dus zeer belangrijk; Transparantie tussen de bebouwing door is van groot belang; Daarnaast zicht op ‘groen decor’ achter de bebouwing; Kavelgrootten zijn kleinst t.o.v. het gehele gebied (870 m2 en groter); Bebouwingspercentage is relatief hoog.
Deelgebied 2: ‘Landelijk boswonen’ • • • • • • • •
Verst gelegen van de kern Bladel; Vormt overgang naar de zeer dun bebouwde ‘zwerm’ van bebouwing in het bos ten zuiden van plandeel Hooge Akkers; Meer groene buffer langs de Bossingel dan deelgebied 1; Deels ‘intern’, aan een insteekweg gelegen woningen; Relatief grote bestaande woningen; Relatief grote kavels; Veel transparantie gewenst (grote afstand tussen woningen); Bebouwingspercentage relatief laag.
28
Deelgebied 3: ‘Boswonen aan het dorpslint’ • • • • • • • •
Liggend aan de hoofdstructuur van de Bredasebaan; Ruimtelijke structuur Bredasebaan staat in hiërarchie boven de Bossingel; Staat hier ruimtelijk tot op zeker hoogte ook los van; Thema boswonen is hier wel van toepassing; Groen werkt ruimtelijk als decor, zowel voor het lint zelf als voor Bossingel; Het ruimtelijk karakter is een zeer open structuur met zeer verspreid liggende bebouwing; Kavelomvang is relatief groot (1.717 m2 en groter); Bebouwingspercentage is relatief hoog.
Om het gewenste eindbeeld te bereiken is allereerst een drietal kenschetsen opgesteld. Deze hebben een rekenkundige basis. Het uiteindelijke doel is natuurlijk het behouden en waarborgen van de juiste ruimtelijke kwaliteit en diversiteit (‘leesbare’ verschillen tussen de deelgebieden). Hieronder is een rekenkundige kenschets per gebied weergegeven: Deelgebied 1: Dorps Boswonen • • •
Range kaveloppervlak na beoogde ontwikkeling: Gemiddeld kaveloppervlak na ontwikkeling: Maximale bebouwingsgraad kavel:
870 – 1.495 m2 1.228 m2 21%
Deelgebied 2: Landelijk Boswonen • • •
Range kaveloppervlak na beoogde ontwikkeling: Gemiddeld kaveloppervlak na ontwikkeling: Maximale bebouwingsgraad kavel:
1.835 – 3.137 m2 2.555 m2 17,5%
Deelgebied 3: Boswonen aan het dorpslint • • •
Range kaveloppervlak na beoogde ontwikkeling: Gemiddeld kaveloppervlak na ontwikkeling: Maximale bebouwingsgraad kavel:
1.717 – 2.876 m2 2.486 m2 16%
Om de bovenstaande kenmerken te bereiken en daarmee de wenselijke ruimtelijke eigenschappen van de drie deelgebieden, is een aantal spelregels geformuleerd. Door toepassing van onderstaande regels wordt er een ruimtelijke strategie op het gebied losgelaten, die zowel recht doet aan het karakter van het gebied als totaal als specifiek aan de verschillende karakters van de deelgebieden afzonderlijk. Door deze spelregels toe te passen op zowel de bestaande kavels in Hooge Akkers als de nieuwe kavels in Egyptische Poort is er tegelijkertijd sprake van gelijkheid en diversiteit. De spelregels zorgen voor gelijkheid waar dit nodig is (binnen de deelgebieden) en voor diversiteit waar dit wenselijk en mogelijk is (tussen de deelgebieden). De spelregels dragen er daarnaast zorg voor dat er niet langer sprake is van een arbitrair verschil tussen bestaand gebied (plandeel Hooge Akkers) en het nieuwe gebied (plandeel Egyptische Poort), dat puur gebaseerd zou zijn op het tijdstip van ontwikkeling. De gebieden aan weerszijden van de Bossingel komen meer naar elkaar toe in ruimtelijke verschijningsvorm. De overgang tussen de verschillende plandelen met bijbehorende regels ligt niet langer óp de as van Bossingel, maar haaks hierop op basis van een logische ruimtelijke zonering. Hieronder zijn de spelregels per deelgebied uiteen gezet: Deelgebied 1: Dorps Boswonen • •
Minimaal kaveloppervlak: Oppervlak bouwvlak als percentage van kavel:
870 m2 18 – 40 % 29
• • • •
Maximaal te bebouwen percentage van bouwvlak: Minimale afstand tussen hoofdgebouwen: Minimale afstand tot de voorste perceelsgrens: Minimale frontbreedte aan ontsluitingszijde:
50% 10 m1 6 m1 25 m1
Deelgebied 2: Landelijk Boswonen • • • • • •
Minimaal kaveloppervlak: Oppervlak bouwvlak als percentage van kavel: Maximaal te bebouwen percentage van bouwvlak: Minimale afstand tussen hoofdgebouwen: Minimale afstand tot de voorste perceelsgrens: Minimale frontbreedte aan ontsluitingszijde:
1.835 m2 24 – 52 % 30 - 50% 14 m1 7 m1 31 m1
Deelgebied 3: Boswonen aan het dorpslint • • • • • •
Minimaal kaveloppervlak: Oppervlak bouwvlak als percentage van kavel: Maximaal te bebouwen percentage van bouwvlak: Minimale afstand tussen hoofdgebouwen: Minimale afstand tot de voorste perceelsgrens: Minimale frontbreedte aan ontsluitingszijde:
1.717 m2 34 – 54 % 30 % 14 m1 7 m1 38 m1
De spelregels zijn gebaseerd op een uitgekiende balans tussen de grootte van het perceel, de grootte van het (mogelijke) bouwvlak en het maximale bebouwingspercentage. Door met deze variabelen te spelen en ze met elkaar in balans te brengen, kan worden bewerkstelligd dat een maximaal percentage van het betreffende perceel wordt bebouwd met behoud van kwaliteit. Zo kan worden gezorgd dat er sprake is van voldoende ruimte voor bomen en ander opgaand groen om als groene coulissen en groen decor te dienen. De spelregels zijn zo opgesteld dat er een logisch verband bestaat met het deelgebied waarin het betreffende perceel is gelegen. Kijkend naar bovenstaande opsomming van de rekenkundige kenschetsen per deelgebied op pagina 28-29, zien we bijv. dat de maximale bebouwingsgraad van de kavels, dé graadmeter voor groene ruimte, varieert per deelgebied. Het deelgebied ‘Boswonen aan het dorpslint’ blijft het meest open met een maximale bebouwingsgraad van 16% van het perceel. Deelgebied 1 ‘Dorps Boswonen’, dat het dichtst bij de kern ligt, kent een iets hogere bebouwingsgraad van maximaal 21%. In deelgebied 2 ‘Landelijk Boswonen’ wordt de overgang naar het nog bosrijkere zuiden bewerkstelligd met een maximaal bebouwd percentage van 17,5% van het perceel (zie ook bijlagen 2 en 3). Een andere belangrijke variabele waarmee is gespeeld is de minimale afstand tussen de bebouwde volumes. In de gebieden waar de hoogste mate van groene buffering en transparantie gewenst is, is de afstand op minimaal 14 meter tussen de woningen gezet. Deze afstand wordt, naast de formulering in de regels, bewerkstelligd door de bouwvlakken minimaal op deze afstand van elkaar te projecteren. De bouwvlakken zijn zowel in deelgebied 2 als deelgebied 3 op minimaal 7 meter van de perceelgrenzen geprojecteerd. Dit sluit in plandeel Hooge Akkers voor een groot deel aan bij de bestaande bouwvlakken (zie bijlage 2). Voor deelgebied 1 ‘Dorps Boswonen’ is een iets kleinere afstand tot de perceelgrenzen toegestaan. De ligging nabij de kern en de groene buffer van groen op de kop van de Bossingel en de nieuwe houtwal van 10 meter breed in Masterplan Egyptische Poort zorgen hier voor voldoende groen decor om het wensbeeld in stand te houden. De afstand van 10 meter tussen de gebouwen betekent niet per definitie een afstand van 5 meter aan weerszijden van de erfgrens. In plandeel Egyptische Poort is bijv. gekozen voor een verdeling 3 meter - 7 meter. De afstand van 3 meter tussen bouwvlak en perceelsgrens ligt hierbij steeds aan de noordzijde van het perceel. Op deze manier is een optimale oriëntatie op de zon mogelijk. Samen zorgt deze ingreep voor een afstand van 10 meter tussen twee woningen. 30
Naast de bovenstaande variabelen is nog een derde variabele van belang voor het waarborgen van het wensbeeld. Naast de perceelgrootte is ook de vorm van het perceel en de mate waarin het perceel aan de openbare weg grenst van invloed op het beeld. Een smal perceel met daarop een woning op een bepaalde afstand van de weg (bijv. 7 meter) zal in het algemeen voor een minder groen beeld zorgen dan een woning op een breder perceel, waar ruimte is voor groen aan weerszijden van de woning. Om ook op deze variabele te kunnen sturen is per deelgebied een minimale frontbreedte geformuleerd. Hiermee wordt ervoor gezorgd dat er percelen van voldoende breedte worden gerealiseerd. In deelgebied 3 ‘Boswonen aan het dorpslint’ is de grootste ‘openheid’ gewenst. Hier is de minimale frontbreedte dan ook op 38 meter gesteld. In deelgebied 2 ‘Landelijk Boswonen’ is de minimale frontbreedte 31 meter. In het meest ‘dorpse’ deelgebied 1 tenslotte is de minimale breedte 25 meter. De bovenstaande spelregels kunnen worden gebruikt bij het opstellen van regels behorende bij gewijzigde bestemmingsplannen.
Beeld na maximale bebouwing van de bouwvlakken o.b.v. de geformuleerde spelregels (zie ook bijlage 6)
4.5
Ontwikkelingsmogelijkheden deelplan ‘Hooge Akkers’
In zijn algemeenheid geldt dat behoud van het beeld ‘wonen in het bos’ leidend dient te zijn. Dit heeft als consequentie dat de ‘randen’, d.i. de aan de straat grenzende kavels, het meest gevoelig zijn. Aantasting van het groene volume aldaar zal namelijk het meest geweld doen aan het beeld van ‘wonen in het bos’ als totaal. Als gevolg hiervan komen de meeste, direct aan de weg gelegen kavels niet in aanmerking voor het toevoegen van aanvullende woonbebouwing. Een uitzondering op dit uitgangspunt betreft het perceel Bossingel 4. Zoals in de analyse reeds werd onderkend, vormt dit perceel een belangrijke schakel in de ruimtelijke structuur gebaseerd op de drie deelgebieden. Hier is in de huidige situatie sprake van een zeer groot contrast tussen de beide zijden van de Bossingel, die de herkenbaarheid van de beoogde ruimtelijke structuur niet ten goede komt. 31
Het is om bovenstaande reden niet alleen mogelijk, maar zelfs wenselijk dat op dit perceel minimaal een tweede woning wordt ontwikkeld. Op basis van gelijkheid tussen beide zijden van de Bossingel is het zelfs mogelijk dat op dit perceel 3 woningen worden ontwikkeld. Dit zorgt voor een evenwichtige beleving van het deelgebied aan weerszijden van de Bossingel. Om hier toch voldoende groene filterwerking te behouden en mogelijk te maken is formulering van een minimale afstand van de woningen tot de voorste perceelsgrens noodzakelijk. Deze minimale afstand is binnen deelgebied ‘Dorps Boswonen’ gesteld op een minimale afstand van 6 meter tussen de bebouwing en de voorste perceelsgrens. Verder is de spelregel m.b.t. de minimale afstand tussen de gebouwen, die voor dit gehele deelgebied geldt, te allen tijde van kracht. Juist bij een opdeling van het bouwvlak in twee of drie delen is dit van belang. De minimale afstand tussen de bebouwing bedraagt in dit deelgebied minimaal 10 meter. Het studiegebied beziend is er naast Bossingel 4 nog slechts één woning die in aanmerking komt voor ontwikkeling van een tweede woning. Het betreft hier de enige woning in het gehele plangebied die niet aan een van de randwegen (Bossingel, Bredasebaan) grenst. Het betreft het perceel behorende bij Bossingel 12. Voor dit perceel gelden dan ook wat ruimere spelregels. Hier is het niet zozeer wenselijk of noodzakelijk dat er een tweede woning ontwikkeld wordt. Hier is echter sprake van een zodanig groot perceel dat er een woning kan worden ontwikkeld zonder dat dit het ruimtelijk wensbeeld aantast. Het minimale kaveloppervlak in het betreffende deelgebied is gesteld op 1.835 m2 per woning. Het perceel is 4.810 m2 groot. Er kan dus 1 woning bij worden gebouwd of er kunnen, in geval van sloop van de bestaande woning, twee nieuwe woningen worden teruggebouwd. Ontwikkeling van 3 woningen is o.b.v. de geformuleerde minimale kavelgrootte in dit deelgebied dus niet mogelijk. Afgezien van de kavelgrootte is er nog een reden waarom dit niet wenselijk is. Het opgaande groen op het noordelijk deel van het kavel vervult nl. een essentiële rol in de groene beleving van het gebied rondom de insteekweg (keerlus). Daarnaast speelt het in groter verband een belangrijke rol als groen decor.
Aanduiding van de beide bestaande percelen met ontwikkelingsmogelijkheden, te weten Bossingel 4 en 12
4.6 Bouwvolume en hoogte Naast de stedenbouwkundige lay-out en de regels op het gebied van het tweedimensionale vlak is de derde dimensie minstens zo belangrijk voor de juiste beleving van het gebied. Om 32
hierop te kunnen sturen zijn regels noodzakelijk t.a.v. het maximaal aantal te realiseren bouwlagen en de maximale goot- en nokhoogte. De maximale bouwhoogte voor de percelen binnen plandeel Hooge Akkers ligt op dit moment op maximaal 3.75 meter. Voor de woningen binnen Egyptische Poort zijn in het ‘Beeldkwaliteitplan Egyptische Poort’ van mei 2012 regels geformuleerd, gebaseerd op 4 verschillende typen woningen, nl. de typen ‘moderne bungalow klein, ‘moderne bungalow groot’, ‘landelijke woning groot’ en ‘type landelijke woning klein’. De goothoogte varieerde hierbij van 5 tot 6,5 meter. De maximale bouwhoogte van 7 tot 10 meter. Zoals in hoofdstuk 1 reeds beschreven, gaat deze visie uit van een vereenvoudiging van de spelregels en een verkleining van het aantal regels. Hierna wordt uiteen gezet welke uitgangspunten zijn gehanteerd bij het opstellen van de ruimtelijke spelregels en welke nieuwe regels hieruit zijn voort gevloeid. Bepaling bouwhoogte, nok- en goothoogte Als uitgangspunt is genomen dat het hierboven reeds genoemde ‘groene decor’, gevormd door de bomen en het opgaand groen op en tussen de kavels, op een goede wijze kan worden ervaren. Hierbij is uitgegaan van een ervaring van een boom van de eerste grootte (aanname ca. 20 - 25 meter hoog) en een standpunt op 16 meter voor de gevel van de woning. Deze afstand correspondeert met een standpunt van de observator op één van de insteekwegen (bestaande insteekweg met keerlus in plandeel Hooge Akkers en geprojecteerde in plandeel Egyptische Poort). De afstand tussen observator en de bomen is hierbij ca. 52 meter (zie navolgende afbeelding: ‘Bepaling maximale bouwhoogte’). Daarnaast is gekeken naar het effect bij een standpunt waarbij de afstand tussen observator en gevel ca. 36 meter is. Dit correspondeert met een standpunt tussen de observator en een bomen in de groene buffers en houtwallen van ca. 72 meter Dit standpunt is te vergelijken met een standpunt op de Bossingel zelf. De observator kijkt vervolgens richting de nieuwe woningen in Egyptische Poort met de nieuwe houtwal van 10 meter breed als decor. Een andere mogelijkheid is dat de observator vanaf de Bossingel naar plandeel Hooge Akkers kijkt. De boom symboliseert dan het groene decor gevormd door de bomen op de bestaande kavels centraal in het gebied. Uit deze exercitie zijn de volgende conclusies getrokken m.b.t. de bouwhoogte, goot- en nokhoogte: voor een woning van het type bungalow geldt dat een bouwhoogte van 8 meter (uitgaande van een basislaag (BG) van maximaal 4 meter en een verdieping van eveneens 4 meter) het maximum is. Om voldoende transparantie te waarborgen samen met een goede verhouding tussen basisvolume en opbouw is een maximaal volume van de verdieping van 50% van de begane grond het uitgangspunt. Voor een meer traditionele woning is 1 type geformuleerd. Voor dit type geldt dat dit een maximale bouwhoogte van 1,5 bouwlaag met een kap aan kan. Voor de kap is echter wel een maximale hellingshoek geformuleerd. Dit heeft twee redenen. Allereerst zorgt dit voor een beperking van de absolute hoogte. Een basis van 1,5 bouwlaag, waarbij de hoogte van de begane grondlaag iets hoger mag zijn leidt tot een maximale goothoogte van 4,50 meter. Om voldoende mogelijkheid tot ervaring van het groene decor te garanderen is de maximale bouwhoogte (nokhoogte) voor dit type is gesteld op 8,5 meter. Bij een goothoogte van 4.50 meter kan de kap hier dus nog maximaal 4,0 meter aan toe voegen. Bij een goothoogte op basis van 1 bouwlaag van 3,00 – 3,50 meter heeft men veel speelruimte m.b.t. de hellingshoek van de kap. Maar ook bij een goothoogte van 4,0 – 4,5 meter is er nog ruimschoots voldoende marge om een kap met een hellingshoek van 50 - 52 graden te realiseren.
33
Insteekweg
Insteekweg
Insteekweg
Bossingel
Bossingel
Bossingel
Bepaling wenselijke maximale bouwhoogte op basis van mate van ervaring van 'groen decor' in deelgebied 'Dorps Boswonen', kavels 1 t/m 7
Op basis van puur ruimtelijke motieven zou de maximale hellingshoek van de kap nog sterker beperkt kunnen worden om een maximale ervaring van het groene decor te bereiken. Om echter ook in voldoende mate te beantwoorden op eventuele vragen uit de markt is de maximale hellingshoek van het dak voor dit woningtype op 52 graden gezet. Dit levert een gezonde balans op tussen de ruimtelijke wens om de bouwhoogte beperkt te houden en de mogelijkheid om voldoende ruimte in de kap te kunnen realiseren t.b.v. een marktconforme woning. In het kader van het principe van vergelijkbaarheid en gelijkheid is het niet wenselijk om regels op te stellen met een veelvoud aan woningtypen. Binnen deelgebied 1 (‘Dorps Boswonen’), het meest dorpse deelgebied, waar de kavels relatief gezien wat kleiner zijn en de onderlinge afstand wat geringer is, is het logisch om een wat kleiner volume toe te staan. Op basis van het bovenstaande kunnen we echter concluderen dat, met inachtneming van een kap met een licht beperkte hellingshoek, de bouwhoogte nooit boven de 8,5 meter zal uitkomen. Dit schept zelfs mogelijkheden om de verdieping van het bungalowtype wat kloeker uit te voeren. De maximale goothoogte komt hiermee op 4 meter voor het bungalowtype en op 4,5 meter voor het traditionele type, ongeacht de maat van de woning.
34
Bossingel
Bossingel Bepaling wenselijke maximale bouwhoogte op basis van mate van ervaring van 'groen decor' in deelgebied 'Landelijk Boswonen', kavels 8 t/m 10
Bij de opstelling van de spelregels wordt steeds gestreefd naar een gelijke behandeling van het bestaande plandeel Hooge Akkers en de nieuwe woningen. Eventuele verschillen berusten op de zonering in deelgebieden en niet op het verschil tussen ‘oud’ en ‘nieuw’. Ook komen er regelmatig verzoeken van bewoners om hun woning of de bouwmogelijkheden op hun kavel uit te breiden. De moderne eisen en wensen in acht nemend ligt het voor de hand om aan deze behoeften tegemoet te komen. Voor plandeel Hooge Akkers betekent dit dat de maximale bouwhoogte (boeiboord) van 3.75 meter (1 bouwlaag) naar 8 meter (1 bouwlaag plus opbouw) gaat. Ter vereenvoudiging en gelijkstelling van de regels gaat de goothoogte voor de begane grond naar maximaal 4 meter i.p.v. maximaal 3.75 meter, zoals geformuleerd in de huidige regelgeving. De verruiming van de regels ten aanzien van het volume betekent echter niet dat er in plandeel Hooge Akkers ruimte ontstaat voor hybride vormen. Er wordt in deze visie op hoofdlijnen vanuit gegaan dat alle bestaande woningen in Hooge Akkers van het type ‘bungalow’ zijn. De woningen op Bossingel 2 en Bredasebaan 3 hebben echter een kap. Op basis van gelijkheid mag op een bestaande bungalow (gedeeltelijk) een kap (maximaal 35 graden) worden gezet. Hetzelfde geldt voor een eventuele opbouw. De maximale bouwhoogte blijft hierbij 8 meter. Hieronder de belangrijkste conclusies nogmaals op een rij gezet: • Er worden in deze visie slechts twee woningtypen onderscheiden, nl. het type ‘Bungalow’ en het type ‘Traditioneel’; • Voor het type ‘Traditioneel’ geldt een maximale hoogte van 8,5 meter; • Voor het type ‘Bungalow’ geldt een maximale hoogte van 8,0 meter; • Voor type ‘Bungalow’ geldt een maximale goothoogte van 4 meter; • Voor het type ’Traditioneel’ is dit 4.50 meter; • Type ‘Bungalow’ heeft in beginsel een plat dak; • Voor het type ‘Traditioneel’ geldt een maximale dakhelling van 52 graden; • Voor type ‘Bungalow’ mag de oppervlakte van de verdieping 50% van het vloeroppervlak van de begane grond bedragen, voor type ‘Traditioneel’ is dit 100%; • Voor de bestaande woningen in Hooge Akkers gaan dezelfde spelregels gelden als voor het deelgebied als totaal; • De maximale goothoogte van een bungalow gaat hier van 3.75 m. naar 4.0 meter; • Er komen mogelijkheden voor het bouwen van een extra verdieping van maximaal 50% van het oppervlak van de begane grond; • Op de opbouw van een bestaande bungalow mag een flauwe kap (max. 35 graden) worden gezet, de maximale bouwhoogte blijft hierbij 8,0 meter. 35
4.7 Werken aan huis M.b.t. het gebruiken van de bestaande woningen voor werkdoeleinden aan huis is in de verschillende beleidsdocumenten het volgende opgenomen: Vigerend Bestemmingsplan Hooge Akkers In het Vigerend Bestemmingsplan Hooge Akkers zijn de mogelijkheden m.b.t. aan huis gekoppelde bedrijfsvoering als volgt verwoord: “De woningen bedoeld in lid A van dit artikel mogen niet worden gebruikt voor enige tak van handel of bedrijf, met uitzondering van het gebruik als kantoor en/of praktijkruimte met een eventueel daarbij behorende wachtruimte”. Concept voorontwerp bestemmingsplan Egyptische Poort In het concept voorontwerp bestemmingsplan Egyptische Poort worden de mogelijkheden m.b.t. aan huis gekoppelde bedrijfsvoering als volgt omschreven: “Specifieke gebruiksregel” Binnen de bestemming 'Wonen' is de uitoefening van een onder voorwaarden toegelaten bedrijfs-/beroepsmatige activiteit niet rechtstreeks toegestaan. Afwijken van de gebruiksregels Het bevoegd gezag is bevoegd bij een aanvraag om een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo af te wijken van: a. het bepaalde in artikel 10.5 voor de uitoefening van een onder voorwaarden toegelaten bedrijfs-/beroepsmatige activiteiten aan huis, categorie A, B en/of C, met dien verstande dat: 1. de omvang van de activiteit niet meer mag bedragen dan 50% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m²; 2. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte mag veroorzaken; 3. detailhandel niet is toegestaan; 4. de activiteit milieuhygiënisch inpasbaar dient te zijn in de woonomgeving; 5. de activiteit wordt uitgeoefend door één bewoner. M.b.t. de in de regels van het vigerend ‘Bestemmingsplan Hooge Akkers’ geformuleerde uitgangspunten is duidelijk dat deze regels zijn opgesteld in een ander tijdssegment, waarin een andere dynamiek speelde rond werken in het algemeen en het gebruik van de auto in het bijzonder. De auto speelde destijds nog niet zo’n grote rol als in de hedendaagse situatie. Het gebied is primair bedoeld voor een functie als rustig tot zeer rustig woongebied en bij het toelaten van grotere ruimten voor bedrijfsmatig gebruik voor meerdere mensen zal een hogere dynamiek in het gebied ontstaan. Dit is ongewenst. Bovendien leidt het toelaten van een groter oppervlak aan werkruimte en het toelaten van werken door meerdere personen tot een verhoogd autogebruik en een hogere parkeerdruk in het gebeid. Dit kan tot overlast leiden. Bovendien is de openbare ruimte van het gebied (en met name de nieuwe insteekweg in plandeel Egyptische Poort) niet geschikt om de door meerdere auto’s gegenereerde parkeervraag op te vangen. Om te bepalen welke bedrijfsmatige activiteiten aan huis kunnen worden toegestaan, dient een verkeerskundig onderzoek te worden uitgevoerd naar de maximale capaciteit van de wegen in het plangebied in het algemeen en de nieuwe insteekweg in Egyptische Poort in het bijzonder. Het initiatief hiervoor ligt bij de gemeente Bladel. 4.8 Beeldkwaliteit; kleur- en materiaalgebruik Het ‘concept beeldkwaliteitplan Egyptische Poort’ (Ballast Nedam/Kragten,13 april 2012) omschrijft de spelregels t.a.v. het gewenste kleur- en materiaalgebruik voor de nieuwe woningen in plandeel Egyptische Poort als volgt: “…aandacht voor de inpassing in de landschappelijk en gebouwde omgeving is uitgangspunt. Daarom wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van materialen en kleuren die opgaan in de bosrijke omgeving, zoals donkerrode en bruine baksteen, hout, glas, natuursteen en metaal. Neoclassicistische stijlen in architectuur en excessieve kleuren en materiaalgebruik, welke invulling kunnen geven aan de individuele expressie worden uitgesloten”. 36
De meeste bestaande woningen in plandeel ‘Hooge Akkers’ zijn donker van kleur en sober in vormgeving en materiaalgebruik. Aan de ‘keerlus’, de bestaande ‘insteekweg’ middenin het bos in plandeel Hooge Akkers, staan echter enkele zeer lichtgekleurde woningen in een modernere architectuurstijl. Aangezien in de bestaande situatie in het plandeel Hooge Akkers enkele zeer licht gekleurde woningen voorkomen, wordt het raadzaam geacht dat deze lichte kleurstelling bij uitbreiding van het aantal woningen in plandeel Hooge Akkers (bijv. op de percelen Bossongel 4 en 12) niet per definitie wordt uitgesloten. Aangezien het wenselijk is om zoveel mogelijk één vormen beeldtaal voor het gehele studiegebied te hanteren met het oog op de gewenste ruimtelijke eenheid, is het vanuit die optiek raadzaam om deze lichte kleurstelling ook voor het plandeel Egyptische Poort mogelijk te maken. Het bovenstaande in acht nemend is het vanuit de beeldkwaliteit gezien wenselijk om lichte tinten mogelijk te maken. Indien in baksteen uitgevoerd, betekent een lichte kleurstelling hier een witte of lichtgrijze metselsteen. Ook het gebruik van (schoon) beton in wit en grijs is toegestaan. Beige, zandkleurige en gele metselstenen zijn daarentegen uitgesloten. Om op het gebied van kleur- en materiaalgebruik maatwerk te kunnen leveren en initiatieven te kunnen beoordelen op zowel hun individuele kwaliteit als hun harmonieuze inpassing in het geheel, zullen individuele bouwplannen worden getoetst onder stedenbouwkundige supervisie. Als vragen op dit gebeid aan de orde komen, zal de Welstandscommissie worden uitgebreid door een kwaliteitsteam, bestaande uit zowel stedenbouwkundige Hans Hofman (Grounds) als een stedenbouwkundig adviseur van Kragten. Het is aan deze ‘uitgebreide Welstandscommissie’ om te beoordelen of initiatieven voldoen aan de gewenste beeldkwaliteit in het gebied.
4.9 Aanbevelingen landschap en openbare ruimte Naast de verschijningsvorm en spelregels van de bebouwing is de verschijningsvorm van de openbare ruimte en de bijbehorend beplanting minstens zo belangrijk om het wensbeeld ‘wonen in het bos’ op een duurzame wijze te behouden. In dat licht is er naast de spelregels voor de bebouwing ook een aantal aanbevelingen t.a.v. de openbare ruimte en de beplanting geformuleerd. Deze zijn hieronder op een rij gezet:
De bestaande openbare bosstroken aan weerszijden van de Bossingel dienen te worden behouden en beschermd; Een minimale strook bos van enkele meters breed langs de Bossingel is een harde randvoorwaarde; Dit bepaalt in hoge mate het karakter van deze weg, nl. “uitsnede in het bos”; Kijkend naar de bestaande situatie hoeft dit niet perse over de gehele lengte openbaar gebied te zijn; Er dient een gezonde balans te blijven bestaan tussen ‘uitgegeven bos’ en ‘openbaar bos’, met het zwaartepunt in de richting van ‘openbaar’; De hoek gevormd door de splitsing van Bossingel en Bredasebaan dient onbebouwd te blijven om het landelijke, groene karakter te behouden; Hetzelfde geldt voor het groen op de kop van perceel Bossingel 12; De houtwal aan de westzijde van de Bossingel ter hoogte van de nieuwe, grotere boswoningen in plan Egyptische Poort dient te worden behouden; Dit dient bij voorkeur te geschieden in de vorm van openbaar gebied; Indien deze strook toch wordt uitgegeven dient in de koopovereenkomst een ‘minimum percentage te behouden bos’ te worden opgenomen; Dit principe geldt overigens voor alle beplantingen die worden opgenomen binnen de grenzen van een bouwperceel; Aanplant van grote bomen op privéterrein dient te worden gestimuleerd; De beoogde nieuw aan te leggen beplantingen binnen plandeel Egyptische Poort dienen voldoende ‘kloek’ en ‘robuust’ te zijn; Dit kan worden bewerkstelligd door een beplanting met de juiste samenstelling, dichtheid en maat van te leveren plantgoed; 37
Het verdient aanbeveling het beplantingsplan op deze criteria te laten checken door een onafhankelijke landschapsarchitect ‘landschapsontwerper; Erfscheidingen op de voorste perceelsgrens zijn te allen tijde afwezig, laag en transparant ofwel laag en groen.
.
38
Bijlagen
39
40
Bijlage 1:
Grootte en positie bouwvlakken (Bron: Grounds, 20 september 2012)
41
Bijlage 2:
Mogelijk eindbeeld o.b.v. ruimtelijke spelregels (Bron: Grounds, 20 september 2012)
43
Bijlage 3:
Verkavelingsplan met aanduiding kavelgrootten (Bron: Grounds, 24 december 2012)
45
Bijlage 4:
Verkavelingsplan met aanduiding bouwvlakken (Bron: Grounds, 24 december 2012)
47
Bijlage 5:
Verkavelingsplan met maximaal bebouwd oppervlak (Bron: Grounds, 24 december 2012)
49
Bijlage 6:
Kenmerken kavels verkavelingsplan (Bron: Grounds, 24 december 2012)
51
Plan Egyptische Poort, Gemeente Bladel Datum: 24 december 2012 Kaveleigenschappen op basis van stedenbouwkundige opzet d.d. 20-09-2012
Deelgebied ‘Dorps Boswonen’
Kavel 1 Kavelgrootte bruto:
1.102 m2
Kavelgrootte netto:
1.102 m2
Bouwvlak:
434 m2
Max. te bebouwen (50%):
217 m2
Frontbreedte:
27.30 m1
Kavel 2 Kavelgrootte bruto:
901 m2
Kavelgrootte netto:
901 m2
Bouwvlak:
330 m2
Max. te bebouwen (50%):
165 m2
Frontbreedte:
24.00 m1
Kavel 3 Kavelgrootte bruto:
902 m2
Kavelgrootte netto:
902 m2
Bouwvlak:
338 m2
Max. te bebouwen (50%):
169 m2
Frontbreedte:
25.50 m1
Kavel 4 Kavelgrootte bruto:
878 m2
Kavelgrootte netto:
878 m2
Bouwvlak:
322 m2
Max. te bebouwen (50%):
161 m2
Frontbreedte:
25.30 m1
Kavel 5 Kavelgrootte bruto:
1.340 m2
Kavelgrootte netto:
1.018 m2
Bouwvlak:
546 m2
Max. te bebouwen (50%):
273 m2
Frontbreedte:
31.75 m1
Kavel 6 Kavelgrootte bruto:
1.386 m2
Kavelgrootte netto:
925 m2
Bouwvlak:
506 m2
Max. te bebouwen (50%):
253 m2
Frontbreedte:
27.00 m1
Kavel 7 Kavelgrootte bruto:
1.682 m2
Kavelgrootte netto:
1.035 m2
Bouwvlak:
416 m2
Max. te bebouwen (50%):
208 m2
Frontbreedte:
28.60 m1
Deelgebied ‘Landelijk boswonen’
Kavel 8 Kavelgrootte bruto:
1.940 m2,
Kavelgrootte netto:
1.280 m2
Bouwvlak:
548 m2
Max. te bebouwen (50%):
274 m2
Frontbreedte:
33.85 m1
Kavel 9 Kavelgrootte bruto:
2.211 m2,
Kavelgrootte netto:
1.634 m2
Bouwvlak:
786 m2
Max. te bebouwen (50%):
393 m2
Frontbreedte:
34.95 m1
Kavel 10 Kavelgrootte bruto:
2.440 m2
Kavelgrootte netto:
1.990 m2
Bouwvlak:
862 m2
Max. te bebouwen (50%):
431 m2
Frontbreedte:
33.25 m1
Totaal uitgeefbaar (bruto oppervlak): 14.567 m2
NB. In het geval van kavel 1 t/m 4 zijn bruto en netto kavelgrootten gelijk. Bij de kavels 5 t/m 10 is er een onderscheid tussen bruto en netto kaveloppervlak vanwege de bosstrook. Deze bosstrook langs de Bossingel wordt uitgegeven. De bosstrook hoort bij het eigen perceel, maar mag niet worden bebouwd.
Bijlage 4 Verkennend bodemonderzoek Egyptische Poort te Bladel, DIBEC, 10 december 2010
Verkennend bodemonderzoek Egyptische Poort te Bladel
Verantwoording
Titel: Rapportnummer: Status: Datum:
Verkennend bodemonderzoek Egyptische Poort te Bladel 810.064_01 concept 10 december 2010
Auteur: E-mail:
drs. R.J. Theunissen
[email protected]
Controleur:
ing. F. Stemerdink
Opdrachtgever:
Ballast Nedam Gebiedsontwikkeling B.V. De heer W. Geijtenbeek Postbus 8708 5605 LS Eindhoven
DIBEC Milieutechnisch adviesbureau B.V. hanteert een managementsysteem om de kwaliteit van de uitgevoerde onderzoeken en de gegeven adviezen te waarborgen. Hiertoe is DIBEC gecertificeerd volgens: -
NEN-EN-ISO 9001 VCA** BRL SIKB 1000 (partijkeuringen), protocollen 1001, 1002 BRL SIKB 2000 (veldonderzoek), protocollen 2001, 2002, 2003, 2018 BRL SIKB 6000 (milieukundige begeleiding), protocollen 6001, 6002
INHOUDSOPGAVE 1
Inleiding
1
2
Beschrijving onderzoekslocatie
2
2.1 2.2 2.3 2.4 3
Locatiegegevens Bodemsamenstelling en geohydrologische situatie Bodemkwaliteitskaart Eerder uitgevoerd onderzoek
Hypothese en onderzoeksstrategie 3.1 Hypothese 3.2 Onderzoeksstrategie
4
Uitgevoerde werkzaamheden 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7
5
Algemeen Veldwerkzaamheden Lokale bodemopbouw Zintuiglijke waarnemingen Veldmetingen Chemische analyses Afwijkingen BRL SIKB 2000
Analyseresultaten 5.1 Toetsingskader 5.2 Analyseresultaten met interpretatie
6
Conclusies en aanbevelingen 6.1 Conclusies 6.2 Aanbevelingen 6.3 Algemeen
Bijlagen: 1
Overzichtstekening
2
Situatietekening
3
Foto's
4
Boorbeschrijvingen
5
Analysecertificaten
6
Toetsingsresultaten
7
Verklaring onafhankelijkheid
DIBEC/810.064_01
2 2 3 3 4 4 4 5 5 5 6 6 7 7 9 10 10 11 14 14 15 15
1
Inleiding
In opdracht van Ballast Nedam Gebiedsontwikkeling B.V. heeft DIBEC Milieutechnisch adviesbureau B.V. te Arnhem een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van het projectgebied "Egyptische Poort" te Bladel. De locatie is kadastraal bekend als gemeente Bladel, sectie D, nummers 1159 (ged.) en 2630. De regionale ligging van de onderzoekslocatie is aangegeven op de topografische kaart in bijlage 1. Aanleiding voor het verkennend bodemonderzoek vormt de voorgenomen herontwikkeling van het projectgebied. Naast dit verkennend bodemonderzoek zijn tevens een hydrologisch onderzoek en een archeologisch onderzoek uitgevoerd. De onderzoeken dienen de aanvraag van een bestemmingsplanwijziging, de aanlegvergunningen voor de (sport)velden en wegen en de bouwvergunningen voor de nieuwe gebouwen mogelijk te maken. Het doel van dit verkennend bodemonderzoek is een indicatie te krijgen van de algehele milieuhygiënische kwaliteit van de bodem en vast te stellen of sprake is van een verontreinigingssituatie. Het bodemonderzoek is uitgevoerd conform de Nederlandse Norm 5725 (NEN 5725), Strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek (NNI, januari 2009) en de Nederlandse Norm 5740 (NEN 5740), Strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek (NNI, januari 2009). Het veldwerk is uitgevoerd conform de Beoordelingsrichtlijn (BRL) voor het Procescertificaat Veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek (BRL SIKB 2000), versie 3.2a. Het procescertificaat van DIBEC en het hierbij behorende keurmerk voor de BRL SIKB 2000 zijn uitsluitend van toepassing op de veldwerkactiviteiten, inclusief de acceptatie van de veldwerkopdracht voorafgaand aan het veldwerk en de overdracht van de veldwerkgegevens en de monsters na afloop van het veldwerk. In hoofdstuk 2 van het Besluit en de Regeling bodemkwaliteit is de kwaliteit van uitvoering (Kwalibo) beschreven. Kwalibo staat voor 'kwaliteitsborging in het bodembeheer' en geeft regels voor de uitvoering van werkzaamheden in de (water)bodemsector en stelt eisen aan de uitvoerders. Het doel daarvan is de kwaliteit van de uitvoering te verhogen en de integriteit van de uitvoerders te verbeteren, zodat beslissingen op basis van betrouwbare bodemgegevens worden genomen. In de praktijk betekent Kwalibo dat bepaalde werkzaamheden alleen mogen worden uitgevoerd door erkende personen en bedrijven. Voor een aantal kritische werkzaamheden geldt daarbij ook de verplichting tot persoonsregistratie en/of functiescheiding. DIBEC voldoet aan de gestelde eisen. Tussen de veldmedewerker(s) en de eigenaar van de locatie waarop het veldwerk betrekking heeft, is geen sprake van een relatie, die de onafhankelijkheid en integriteit van de veldmedewerker(s) kan beïnvloeden. Het samenstellen van de mengmonsters en de grond- en grondwateranalyses zijn uitgevoerd door het RvA geaccrediteerde milieulaboratorium van ALcontrol Laboratories te Hoogvliet. De grond- en grondwatermonsters zijn behandeld en geanalyseerd conform Accreditatieschema 3000 (AS3000). In hoofdstuk 2 is een korte beschrijving gegeven van de onderzoekslocatie op basis van gegevens betreffende historie en inrichting, die door de opdrachtgever ter beschikking zijn gesteld. De op basis van het vooronderzoek opgestelde hypothese en de daaruit voortvloeiende onderzoeksstrategie zijn verwoord in hoofdstuk 3. In hoofdstuk 4 zijn de veldwerkzaamheden en de zintuiglijke waarnemingen beschreven. Hoofdstuk 5 bevat de analyseresultaten. Tenslotte zijn in hoofdstuk 6 de conclusies en de aanbevelingen gegeven.
DIBEC/810.064_01
pagina 1
2
Beschrijving onderzoekslocatie
2.1
Locatiegegevens
De onderzoekslocatie bevindt zich aan de zuidzijde van Bladel en staat bekend als sportcomplex "De Smagtenbocht". Het projectgebied wordt aan de noordzijde van de kern Bladel gescheiden door de Rondweg (N284). Het gebied heeft momenteel een recreatieve functie (sportvelden, zwembad). Een deel van het gebied zal worden herontwikkeld ten behoeve van toeristischrecreatieve functies. De oppervlakte van het herontwikkelingsgebied bedraagt circa 8 hectare. Van oorsprong is bestond het projectgebied uit bos en agrarische percelen. Momenteel bestaat het gebied onder andere uit een binnenzwembad, voetbalvelden, ongebruikte weidegrond en groenstroken. In het verleden is ook een openluchtzwembad aanwezig geweest, waarbij in een bijgebouw opslag plaatsvond van chloor, salpeterzuur en zoutzuur.
1952
1963
1973
Figuur 2.1 topografische kaarten
Bladel bevindt zich in de Kempen waar regelmatig verontreinigingen met zinkassen worden aangetroffen. 2.2
Bodemsamenstelling en geohydrologische situatie
Op basis van gegevens van de Rijksgeologische dienst en TNO-NITG is de bodemopbouw als volgt globaal te omschrijven: Diepte (m NAP)
Geohydrologische eenheid
Lithologie
Geologische Formatie
32 / 29
deklaag
Fijn zand, leem
Twente
29 / 12
Watervoerend pakket
Grindhoudend matig grof zand
Sterksel
12 / -6
Watervoerend pakket
Siltig fijn tot matig fijn zand
Stamproy
-6 / -30
Scheidende laag
Klei
Peize-Waalre
-30 / -58
Watervoerend pakket
Klei en zand
Kiezooliet
-58 / -67
Watervoerend pakket
Zand
Oosterhout
> -67
Scheidende laag
Klei
Breda
DIBEC/810.064_01
pagina 2
Circa 1,5 kilometer ten oosten van het projectgebied bevindt zich de Gilze-Rijenbreuk. Het eerste watervoerend pakket stroomt in noordelijke richting. Het freatisch grondwater stroomt in oostelijke richting onder invloed van de drainerende werking van de Aa of Goorloop. De onderzoekslocatie bevindt zich niet in een grondwaterbeschermingsgebied. 2.3
Bodemkwaliteitskaart
Op de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Bladel uit 2005 valt het plangebied onder het deelgebied "buitengebied". Voor minerale olie is hier in zowel de bovengrond als de ondergrond een licht verhoogd achtergrondgehalte aangegeven. In de bovengrond komen verder licht verhoogde gehalten voor aan cadmium, koper, zink, PAK en EOX. Het grondwater is over het algemeen licht verontreinigd met cadmium, chroom, kwik, nikkel en zink. De 95-percentielen voor nikkel en zink overschrijden de interventiewaarde. De bodemkwaliteitskaart uit 2005 is vijf jaar geldig. De gemeente Bladel heeft aangegeven dat de bodemkwaliteitskaart momenteel wordt geactualiseerd en vooralsnog volstaan kan worden met de gegevens uit de bodemkwaliteitskaart uit 2005. 2.4
Eerder uitgevoerd onderzoek
Uit een onderzoek van Cauberg-Huijgen (november 2009, projectnummer AB172B 00048) blijkt dat de grond ter plaatse van de tribune (staanplaatsen) rond het hoofdveld (buiten de huidige onderzoekslocatie) ernstig is verontreinigd met zinkassen. Op de onderzoekslocatie zelf is, voor zover bekend, niet eerder bodemonderzoek verricht.
DIBEC/810.064_01
pagina 3
3
Hypothese en onderzoeksstrategie
3.1
Hypothese
De hypothese dient als uitgangspunt voor het bodemonderzoek en is gebaseerd op eventueel op de locatie aanwezige potentieel verontreinigende activiteiten. Op basis van het vooronderzoek zijn voor het opstellen van de onderzoeksstrategie geen separaat te onderzoeken deellocaties onderscheiden. De gehele locatie kan op basis van het vooronderzoek als niet-verdacht worden beschouwd. De hypothese luidt dan ook: de gehele locatie is onverdacht. Ten behoeve van de gehele locatie is de 'Onderzoeksstrategie voor een onverdachte locatie (ONV)' gehanteerd. Wel is bij het opstellen van de onderzoeksstrategie, onder analyses, rekening gehouden met de opslagruimte ter plaatse van het voormalige buitenzwembad. 3.2
Onderzoeksstrategie
Op basis van de gestelde hypothese is de onderzoeksstrategie uitgewerkt. Het aantal boringen per laag, het aantal peilbuizen en het aantal te analyseren grond- en grondwatermonsters is omschreven in de NEN 5740 en is afhankelijk van de verdachtheid en de oppervlakte van de (deel)locatie. De gehanteerde onderzoeksstrategie per deellocatie is in tabel 3.1 weergegeven. Tabel 3.1 Onderzoeksstrategie onderzoekslocatie
oppervlakte
strategie
veldwerk
analyses grond
Hele terrein
8 hectare
ONV
63 boringen tot ± 50 cm-mv 18 boringen tot ± 200 cm-mv
10x STAP1 (bovengrond) 9x STAP1 (ondergrond) 1x STAP1, chloride, nitraat, nitriet, pH
9 peilbuizen
8x STAPW 1x STAPW, chloride, nitraat, nitriet
ONV
onverdachte locatie
Ter plaatse van het voormalige zwembad heeft in het verleden opslag plaatsgevonden van chloride, zoutzuur en salpeterzuur. Ten opzichte van de minimale eisen conform de NEN 5740 is daarom een extra (meng)monster van de bovengrond opgenomen, voor analyse op het standaard stoffenpakket aangevuld met chloride, nitraat en nitriet. Tevens wordt de pH van het betreffende grond(meng)monster bepaald. Het standaard stoffenpakket (STAP1 voor grond en STAPW voor grondwater) beschrijft het minimum pakket aan te meten stoffen voor milieuhygiënisch bodemonderzoek en bestaat uit de volgende parameters: Grond - organische stof - lutum (fractie <2 µm) - metalen (barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel, zink) - som PCB's - som PAK (10 van VROM) - minerale olie Grondwater - metalen (barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel, zink) - minerale olie - vluchtige aromatische koolwaterstoffen - vluchtige gehalogeneerde koolwaterstoffen
DIBEC/810.064_01
pagina 4
4
Uitgevoerde werkzaamheden
4.1
Algemeen
Onderstaand worden enkele punten toegelicht betreffende de veldwerkzaamheden en chemische analyses:
•
Het veldwerk is uitgevoerd conform de Beoordelingsrichtlijn (BRL) voor het Procescertificaat Veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek (BRL SIKB 2000), versie 3.2a. Het plaatsen van handboringen en peilbuizen ten behoeve van het nemen van grond- en grondwatermonsters is uitgevoerd conform het protocol 2001, versie 3.1. Het nemen van grondwatermonsters is uitgevoerd conform protocol 2002, versie 3.2;
•
Tussen de veldmedewerker(s) en de eigenaar van de locatie waarop het veldwerk betrekking heeft, is geen sprake van een relatie, die de onafhankelijkheid en integriteit van de veldmedewerker(s) kan beïnvloeden (zie ook bijlage 7 voor de verklaring van onafhankelijkheid);
•
De situering van de boringen en peilbuizen is vastgelegd ten opzichte van vaste punten op de locatie en met behulp van GPS. De situering van de boringen is aangegeven op de situatietekening die is opgenomen in bijlage 2. In bijlage 3 zijn foto's van de onderzoekslocatie opgenomen.
•
De analyses zijn uitgevoerd in het door de RvA erkende laboratorium van ALcontrol Laboratories volgens de geldende normen en praktijkrichtlijnen;
•
De grond- en grondwatermonsters zijn behandeld en geanalyseerd conform Accreditatieschema 3000 (AS3000). Het samenstellen van grondmengmonsters is uitgevoerd in het laboratorium na monstervoorbehandeling volgens NEN 5709.
4.2
Veldwerkzaamheden
De veldwerkzaamheden conform de opgestelde onderzoeksstrategie zijn uitgevoerd (zie paragraaf 3.2). In aanvulling hierop zijn ter plaatse van de huidige opslag voor het binnenzwembad (zwavelzuur en natriumhypochlorietoplossing) twee boringen tot circa 200 cm-mv verricht. Verder zijn ter plaatse van de voormalige zwembaden twee boringen tot circa 200 cm-mv geplaatst. Tenslotte zijn ter plaatse van het pad nabij de hoofdtribune 5 extra boringen verricht naar aanleiding van het aantreffen van enkele zinkassen. De veldwerkzaamheden zijn op 25 en 26 oktober 2010 uitgevoerd door de erkende (protocol 2001) monsternemer D.I. Wubs van DIBEC, geassisteerd door E. Mendels van DIBEC en R.M.P. van Lieshout van Renvali Milieu. De grond, die bij het boren is vrijgekomen, is zintuiglijk beoordeeld. Op basis van deze waarnemingen zijn grondmonsters genomen per onderscheiden bodemlaag (maximaal 50 cm per monster). De peilbuizen zijn direct na plaatsing grondig afgepompt. De grondwatermonstername heeft één week na plaatsing van de peilbuizen plaatsgevonden. Voorafgaand aan de watermonstername is minimaal driemaal de natte peilbuisinhoud afgepompt. De zuurgraad (pH) en de geleidbaarheid (EC) van het grondwater zijn in het veld bepaald. De watermonstername is op 2 november 2010 uitgevoerd door de erkende (protocol 2002) monsternemer E. Mendels van DIBEC.
DIBEC/810.064_01
pagina 5
4.3
Lokale bodemopbouw
Tot circa 150 à 250 cm-mv bestaat de bodem uit matig fijn tot zeer fijn zand. Daaronder is tot het diepste punt van de boringen (circa 480 cm-mv) matig grof zand aangetroffen. Plaatselijk is de ondergrond grindhoudend. De boorbeschrijvingen zijn weergegeven in bijlage 4. 4.4
Zintuiglijke waarnemingen
Zintuiglijk zijn de volgende afwijkingen waargenomen die duiden op de mogelijke aanwezigheid van een bodemverontreiniging: Tabel 4.2 Boring
Zintuiglijk afwijkende waarnemingen Maximale diepte (cm-mv)
Traject (cm-mv)
Zintuiglijke afwijking
01
200
30 - 50
02
80
0 - 30
puin (halfverharding)
03
80
0 - 30
puin (halfverharding)
04
80
0 - 15
puin (halfverharding)
04a
15 - 17
volledig zinkassen (halfverharding)
17 - 20
volledig stenen, sterke uitslag PAK-marker (halfverharding)
20 - 30
volledig puin (halfverharding)
0 - 20
04b
04c
matig puinhoudend, PAK-houdend materiaal (halfverharding)
20 - 30
sterk puinhoudend (halfverharding)
0 - 10
matig puinhoudend (halfverharding)
10 - 30
sterk puinhoudend, PAK-verdacht materiaal (halfverharding)
30 - 60
sterk betonhoudend, sterk baksteenhoudend (halfverharding)
0 - 20
04d
zwak puinhoudend
matig puinhoudend, sporen ijzer (halfverharding)
20 - 30
matig puinhoudend, pak houdend materiaal (halfverharding)
30 - 40
uiterst puinhoudend (halfverharding)
0 - 10
matig puinhoudend (halfverharding)
10 - 25
sterk puinhoudend, PAK-verdacht materiaal (halfverharding)
25 - 40
zwak betonhoudend, sterk baksteenhoudend (halfverharding)
05
70
5 - 10 10 - 20
uiterst puinhoudend (halfverharding)
50
50
30 - 50
resten glas
51
200
0 - 50 50 - 100
volledig asfalt, lichte PAK-marker uitslag (halfverharding)
zwak puinhoudend sporen plastic
53
50
0 - 50
sporen puin
53a
200
0 - 150
sporen puin
54
50
0 - 25
sporen puin
58
50
0 - 50
sporen puin
63
70
0 - 50
brokken kolengruis
77
50
0 - 50
matig puinhoudend
79
430
0 - 50
sporen puin
DIBEC/810.064_01
pagina 6
Vervolg tabel 4.2 Boring
Zintuiglijk afwijkende waarnemingen Maximale diepte (cm-mv)
88
Traject (cm-mv)
200
89
200
90
70
93
200
Zintuiglijke afwijking
0-4
asfalt, geen PAK-marker uitslag
4 - 15
volledig puin, matig zandhoudend
0-1
asfalt, matige PAK-marker uitslag
1-5
geen PAK-marker uitslag
5 - 16
volledig baksteen, zwak zandhoudend
0-2
asfalt, geen PAK-marker uitslag
2 - 17
volledig baksteen, zwak zandhoudend
100 - 120
sterk betonhoudend, sterk baksteenhoudend
Ten tijde van de uitvoering van het onderzoek zijn geen aanwijzingen gevonden welke duiden op de mogelijke aanwezigheid van asbest in de bodem. 4.5
Veldmetingen
Tijdens de bemonstering van de peilbuizen is de grondwaterstand, de zuurgraad (pH) en de geleidbaarheid (EC) van het grondwater gemeten. Tabel 4.3 Veldmetingen Peilbuis
Plaatsingsdatum
Bemonsteringsdatum
Filterstelling Grondwaterstand (cm-mv) (cm-mv)
Zuurgraad pH
Geleidbaarheid EC (µS/cm)
Temperatuur (°C)
06
25-10-2010
02-11-2010
250-350
194
4,68
407
13,1
07
25-10-2010
02-11-2010
250-350
179
5,92
359
12,4
19
25-10-2010
02-11-2010
250-350
191
4,82
349
12,0
30
25-10-2010
02-11-2010
250-350
193
4,64
374
13,3
31
25-10-2010
02-11-2010
250-350
189
4,31
480
13,3
59
26-10-2010
02-11-2010
380-480
311
5,93
393
12,2
60
26-10-2010
02-11-2010
370-470
270
6,57
226
12,9
79
26-10-2010
02-11-2010
330-430
279
4,30
148
11,9
80
26-10-2010
02-11-2010
340-440
294
4,66
132
13,1
Geen van de gemeten waarden wijkt duidelijk af van de waarde, welke gezien de natuurlijke omstandigheden verwacht kan worden. 4.6
Chemische analyses
Aan de hand van de zintuiglijke waarnemingen, ligging en gestelde hypothese zijn (meng)monsters geselecteerd en geanalyseerd. In verband met sterke puin- en betonbijmengingen is ten opzichte van de onderzoeksstrategie één extra (puin- en betonhoudend) monster geanalyseerd op de parameters van het standaard stoffenpakket In verband met het aantreffen van een puinverharding (pad naast hoofdtribune), een funderingslaag (parkeerplaats zwembad) en puinbijmengingen ter plaatse van het voormalige zwembad zijn in aanvulling op de onderzoeksstrategie drie monsters geanalyseerd op de aanwezigheid van asbest. Visueel is nergens asbestverdacht materiaal waargenomen.
DIBEC/810.064_01
pagina 7
Tabel 4.4 Geanalyseerde monsters Monster
Boringen
Samenstelling
Traject (cm-mv)
Analyse
MM01
01 t/m 05
Zand onder (half)verharding
20-100
STAP1
MM02
07 t/m 11, 13, 15 t/m 18
Zand, zintuiglijk schoon
0-50
STAP1
MM03
19 t/m 28
Zand, zintuiglijk schoon
0-50
STAP1
MM04
29 t/m 37
Zand, zintuiglijk schoon
0-50
STAP1
MM05
38, 61, 62, 64 t/m 69
Zand, zintuiglijk schoon
0-50
STAP1
MM06
39 t/m 48
Zand, zintuiglijk schoon
0-50
STAP1
grond
MM07
49, 55, 56, 57, 60
Zand, zintuiglijk schoon
0-40
STAP1
MM08
50, 51, 53, 54, 58
Zand, sporen puin / resten glas
0-50
STAP1
MM09
52, 59
Zand, zintuiglijk schoon
0-50
STAP1, chloride, nitraat, nitriet, pH
MM10
70 t/m 76, 78, 79, 82
Zand, zintuiglijk schoon
0-50
STAP1
MM11
84 t/m 90
Zand onder asfalt en klinkers
7-70
STAP1
MM12
91, 92
Zand, zintuiglijk schoon
0-50
STAP1, chloride, nitraat, nitriet, pH
M13
63
Zand, brokken kolengruis
0-50
STAP1
M14
77
Zand, matig puinhoudend
0-50
STAP1
MM15
06, 07, 09, 10
Zand, zintuiglijk schoon
80-150
STAP1
MM16
19, 22, 28, 30, 33
Zand, zintuiglijk schoon
50-200
STAP1
MM17
31, 32, 65, 69, 79
Zand, zintuiglijk schoon
70-200
STAP1
MM18
46, 48, 49, 51, 59, 60
Zand, zintuiglijk schoon
50-200
STAP1
MM19
73, 80, 84, 88, 89, 91
Zand, zintuiglijk schoon
50-170
STAP1
MM20
01, 06, 07, 10, 19, 31, 79, 80, 89
Zand, zintuiglijk schoon
100-230
STAP1
M21
93
Zand, sterk beton- en puinhoudend
100-120
STAP1
03-1
03
Puin
0-30
asbest
89-1
89
Baksteen
5-16
asbest
53a-1
53a
Zand, sporen puin
0-50
asbest
grondwater Pb 06
06
Grondwater, helder
250-350
STAPW
Pb 07
07
Grondwater, troebel
250-350
STAPW
Pb 19
19
Grondwater, helder
250-350
STAPW
Pb 30
30
Grondwater, helder
250-350
STAPW
Pb 31
31
Grondwater, helder
250-350
STAPW
Pb 59
59
Grondwater, helder
380-480
STAPW, chloride, nitraat, nitriet
Pb 60
60
Grondwater, helder
370-470
STAPW
Pb 79
79
Grondwater, helder
330-430
STAPW
Pb 80
80
Grondwater, helder
340-440
STAPW
De resultaten van bovenvermelde analyses zijn getoetst weergegeven in hoofdstuk 5. De analysecertificaten zijn opgenomen in bijlage 5.
DIBEC/810.064_01
pagina 8
4.7
Afwijkingen BRL SIKB 2000
Bij de uitvoering van veldwerkzaamheden is niet afgeweken van de eisen uit de BRL SIKB 2000 en de onderliggende protocollen.
DIBEC/810.064_01
pagina 9
5
Analyseresultaten
5.1
Toetsingskader
De analyseresultaten zijn getoetst aan de Wet bodembescherming. In de "Circulaire bodemsanering 2009" (Staatscourant 7 april 2009, nr. 67) zijn de streefwaarden opgenomen voor grondwater en de interventiewaarden voor grond en grondwater. In bijlage B van de "Regeling bodemkwaliteit" (Staatscourant 20 december 2007, nr. 247) zijn de Achtergrondwaarden voor grond opgenomen. Achtergrondwaarden grond Dit zijn landelijk geldende waarden voor een multifunctionele bodemkwaliteit en geven de bovengrens aan voor wat in de dagelijkse praktijk 'schone grond en baggerspecie' wordt genoemd. Deze Achtergrondwaarden (AW) zijn vastgesteld op basis van gehalten zoals deze voorkomen in de bodem van natuur- en landbouwgronden. De Achtergrondwaarden zijn opgenomen in bijlage B van de Regeling bodemkwaliteit. Streefwaarden grondwater De streefwaarde is een waarde voor een goede bodemkwaliteit. Zij vertegenwoordigt de gehalten aan van nature in de bodem aanwezige stoffen zoals ze gemiddeld kunnen voorkomen. Voor milieuvreemde stoffen zijn de detectielimieten van de gebruikelijke analysemethoden als streefwaarde gesteld. Een overschrijding van de streefwaarde wordt een lichte verhoging genoemd. Criterium voor nader onderzoek Wanneer blijkt dat de concentratie van één of meer verontreinigende stoffen de Achtergrondwaarde of de streefwaarde overschrijdt, is het noodzakelijk om te beoordelen of een nader onderzoek uitgevoerd moet worden. Om te beoordelen of een nader onderzoek uitgevoerd moet worden, is het criterium ½(Achtergrondwaarde+interventiewaarde) vastgesteld voor grond en ½(streefwaarde+interventiewaarde) voor grondwater. Een overschrijding van het criterium voor nader onderzoek (tussenwaarde) wordt een matige verhoging genoemd. Interventiewaarden De interventiewaarden bodemsanering geven aan wanneer de functionele eigenschappen die de bodem heeft voor de mens, dier en plant ernstig zijn verminderd of dreigen te worden verminderd. Ze zijn representatief voor het verontreinigingsniveau waarboven sprake is van een geval van ernstige (bodem)verontreiniging. In het kader van de Wet bodembescherming en de Circulaire bodemsanering 2006 is het dan noodzakelijk om op korte termijn, op basis van de mate en omvang van de verontreiniging, te bepalen of een vorm van saneren of beheren noodzakelijk is. Wordt echter de interventiewaarde niet overschreden, dan is de uitvoering van een saneringsonderzoek veelal niet nodig. Algemeen De gepubliceerde Achtergrondwaarden en interventiewaarden voor grond gelden voor een standaardbodem (10% lutum en 25% organisch stof). Voor de toetsing van de analyseresultaten worden de Achtergrondwaarden en de interventiewaarden gecorrigeerd voor de werkelijke gehalten aan lutum en organisch stof.
DIBEC/810.064_01
pagina 10
Indien voor tenminste één stof de gemiddelde concentratie van minimaal 25 m3 grond of 100 m3 grondwater (bodemvolume) de interventiewaarde overschrijdt, dient gesproken te worden van een "geval van ernstige bodemverontreiniging". In enkele specifieke situaties kan bij gehalten onder de interventiewaarden ook sprake zijn van een geval van ernstige verontreiniging. Dit geldt voor de zogenaamde gevoelige functies: moestuin/volkstuin en plaatsen waar vluchtige verbindingen aanwezig zijn in het grondwater in combinatie met hoge grondwaterstanden en/of in de onverzadigde bodem onder bebouwing. Als een geval van ernstige bodemverontreiniging is vastgesteld, dan is er sprake van een potentieel risico dat aanleiding geeft tot een vorm van saneren of beheren. Artikel 37 van de Wet bodembescherming (Wbb) heeft tot doel vast te stellen of er sprake is van een zodanig risico bij het huidig of toekomstig gebruik dat er spoedig moet worden gesaneerd. De risico's die aanleiding kunnen zijn om met spoed te saneren worden verdeeld in: risico's voor de mens, risico's voor het ecosysteem en risico's voor verspreiding van verontreiniging. Als op grond van artikel 37 Wbb is vastgesteld dat niet met spoed hoeft te worden gesaneerd, geldt geen termijn voor het uitvoeren van een sanering. Er kunnen wel beheermaatregelen worden opgelegd. Dit betekent dat sanering van het geval van ernstige verontreiniging plaatsvindt als nieuwe ontwikkelingen daartoe aanleiding geven. Indien sprake is van onaanvaardbare risico's, moeten deze zo snel mogelijk worden weggenomen. Als indicatie voor de te hanteren termijn waarop de sanering moet aanvangen, geldt de richtlijn: binnen 4 jaar na het afgeven van de beschikking 'ernst en urgentie'. Het bevoegd gezag Wbb stelt het precieze saneringstijdstip vast en stemt dit af op de voorwaarden die locatiespecifieke omstandigheden met zich meebrengen. 5.2
Analyseresultaten met interpretatie
In deze paragraaf zijn de toetsingsresultaten weergegeven. De analysecertificaten zijn opgenomen in bijlage 5. Bijlage 6 bevat tabellen met de toetsingwaarden.
DIBEC/810.064_01
pagina 11
Tabel 5.1
Overzicht toetsingsresultaten grond
Monster
Traject
Toetsing Wbb >AW
>T
>I
MM01
0-50
-
-
-
MM02
0-50
-
-
-
MM03
50-100
-
-
-
MM04
150-200
-
-
-
MM05
0-50
-
-
-
MM06
0-50
-
-
-
MM07
0-40
-
-
-
MM08
0-50
-
-
-
MM09
0-50
-
-
-
MM10
0-50
-
-
-
MM11
7-70
-
-
-
MM12
0-50
-
-
-
M13
0-50
-
-
-
M14
0-50
PAK
-
-
MM15
80-150
-
-
-
MM16
50-200
-
-
-
MM17
70-200
-
-
-
MM18
50-200
-
-
-
MM19
50-170
-
-
-
MM20
100-230
-
-
-
100-120
-
-
-
(cm-mv)
M21 >AW >T >I -
groter dan de Achtergrondwaarde groter dan de tussenwaarde groter dan de interventiewaarde geen overschrijdingen Achtergrondwaarde, tussenwaarde of interventiewaarde
Tabel 5.2
Overzicht analyseresultaten asbest (cm-mv)
-
chrysotiel
amosiet
crocidoliet
anthophyliet
tremoliet
actinoliet
MM01
0-50
-
-
-
-
-
-
MM02
0-50
-
-
-
-
-
-
MM03
50-100
-
-
-
-
-
-
niet gedetecteerd
DIBEC/810.064_01
pagina 12
Tabel 5.3 Monster
Overzicht toetsingsresultaten grondwater Traject (cm-mv)
Toetsing Wbb >S
>T
>I
Pb 06
250-350
barium, cadmium, kobalt, koper, benzeen, xylenen, naftaleen
-
nikkel
Pb 07
250-350
barium, benzeen, xylenen, naftaleen
-
-
Pb 19
250-350
barium, cadmium, zink
-
-
Pb 30
250-350
barium, cadmium, zink, benzeen, xylenen
-
-
Pb 31
250-350
barium, xylenen
cadmium, zink
-
Pb 59
380-480
-
-
-
Pb 60
370-470
benzeen, xylenen
-
-
Pb 79
330-430
barium, zink, xylenen
benzeen
-
Pb 80
340-440
barium, zink, benzeen, xylenen
-
-
>AW >T >I -
groter dan de streefwaarde groter dan de tussenwaarde groter dan de interventiewaarde geen overschrijdingen streefwaarde, tussenwaarde of interventiewaarde
DIBEC/810.064_01
pagina 13
6
Conclusies en aanbevelingen
6.1
Conclusies
Zintuiglijke waarnemingen De bodem ter plaatse van de onderzoekslocatie is globaal als volgt opgebouwd: Tot circa 150 à 250 cm-mv bestaat de bodem uit matig fijn tot zeer fijn zand. Daaronder is tot de maximaal geboorde diepte (circa 480 m-mv) matig grof zand aangetroffen. Plaatselijk is de ondergrond grindhoudend. Zintuiglijk zijn tijdens de veldwerkzaamheden in het pad naast het hoofdveld ter plaatse van boring 04 enkele zinkassen aangetroffen in de halfverhardingslaag. Bij de overige boringen ter plaatse van dit pad (02, 03, 05) en bij de later geplaatste aanvullende boringen (04a t/m 04d) zijn geen zinkassen aangetroffen. De aangetroffen zinkassen worden daarom niet aangemerkt als een toepassing van zinkassen, maar als een aantal "verdwaalde" zinkassen, waarschijnlijk afkomstig van de hoofdtribune. Ter plaatse van het voormalige buitenzwembad zijn zowel in de bovengrond als in de ondergrond lichte bijmengingen met puin aangetroffen. Incidenteel is tevens glas en plastic waargenomen. Alleen ter plaatse van boring 93 zijn sterke bijmengingen met puin en beton aangetroffen. Ter plaatse van boring 63 zijn in de bovengrond brokken kolengruis aangetroffen. Verder zijn ter plaatse van de sportvelden zintuiglijk geen waarnemingen gedaan die duiden op de mogelijke aanwezigheid van bodemverontreiniging. Tussen het bestaande zwembad en de Bossingel is in ieder geval de bovengrond matig puinhoudend. Puinlagen en puinhoudende grond dient als asbestverdacht te worden beschouwd. In de puinlaag en de puinhoudende grond zijn bij de veldwerkzaamheden geen asbestverdachte materialen aangetroffen. Bij een van de drie asfaltkernen uit de parkeerplaats van het zwembad gaf de PAK-marker een uitslag. De asfaltverharding is daarmee zeer waarschijnlijk (deels) teerhoudend. Analyseresultaten grond Uit de analyseresultaten van de grondmonsters blijkt dat de matig puinhoudende bovengrond tussen het zwembad en de Bossingel (M14, boring 77) een licht verhoogd gehalte aan PAK is aangetoond. Bij geen van de overige geanalyseerde (meng)monsters zijn verhoogde gehalten aan de geanalyseerde parameters gemeten. Zowel ter plaatse van de voormalige opslag van zuren als ter plaatse van de huidige opslag van zuren ten behoeve van het zwembad zijn geen aanwijzingen voor een bodemverontreiniging die samenhangt met de opslag. Het gemeten chloridegehalte van de betreffende grondmengmonsters (MM09 en MM12) bedraagt respectievelijk <20 en 38 mg/kg ds. Voor chloride zijn geen achtergrondwaarde of interventiewaarde vastgesteld. Voor het toepassen van zeezand geldt de norm van 200 mg/kg ds. De gemeten chloridegehalten blijven daar ruim onder. Nitraat is niet gemeten in een gehalte boven de detectielimiet en de pH van beide grondmengmonsters bedraagt 6,6.
DIBEC/810.064_01
pagina 14
Analyseresultaten grondwater In het grondwater nabij het hoofdveld van de voetbalvereniging (Pb 06) is een sterk verhoogd gehalte aan nikkel aangetoond. Verder zijn hier licht verhoogde gehalten aan barium, cadmium, kobalt, koper, benzeen, xylenen en naftaleen gemeten. In het grondwater ter plaatse van de opslagruimte van het voormalige zwembad (Pb 59) zijn geen verhoogde gehalten aan de geanalyseerde parameters aangetoond. Voor chloride is alleen een streefwaarde (100 mg/l) bekend. Het gemeten gehalte van 27 mg/l blijft daar ruim onder. Voor nitraat en nitriet zijn geen streef- en interventiewaarden opgesteld. De gemeten gehalten (maximaal 49 mg/l) geven echter geen aanleiding tot het vermoeden van een bodemverontreiniging. In het grondwater ter plaatse van de overige peilbuizen zijn licht verhoogde gehalten aan barium, cadmium, zink, benzeen, xylenen en/of naftaleen gemeten. In het grondwater ter plaatse van de noord-westelijke rand van het projectgebied zijn daarnaast matig verhoogde gehalten aan cadmium en zink aangetoond. Ter plaatse van peilbuis 79, nabij de toekomstige fietstunnel, is een matig verhoogd gehalte aan benzeen gemeten. De verhoogde gehalten aan de diverse metalen zijn te relateren aan verhoogde achtergrondgehalten in de Kempen als gevolg van de zinkassen-verontreinigingen. De gemeten gehalten komen ook overeen met de waarden uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Bladel. De verhoogde gehalten aan vluchtige aromaten lijken niet direct samen te hangen met een verontreiniging binnen het projectgebied. De verhogingen zijn over vrijwel de gehele onderzoekslocatie gemeten en de concentraties liggen net boven de streefwaarde. Eerder lijkt het grondwater in een groter gebied licht tot matig verontreinigd te zijn met vluchtige aromaten. Analyseresultaten asbest In zowel de puinmonsters als in het puinhoudende grondmonster is asbest gedetecteerd. Aangezien tijdens de veldwerkzaamheden visueel ook geen asbestverdachte materialen zijn aangetroffen, lijkt ter plaatse van de onderzoekslocatie geen asbestverontreiniging voor te komen. 6.2
Aanbevelingen
Gezien de zeer lokale aanwezigheid van enkele zinkassen (boring 04) is het, ons inziens, niet zinvol een bodemonderzoek naar de aanwezigheid van zinkassen conform het protocol bodemonderzoek zivest/zinkassen (Actief bodembeheer De Kempen) uit te voeren. Indien ten behoeve van de realisatie van de fietstunnel grondwater onttrokken moet worden, wordt aanbevolen in het voorbereidingstraject het grondwater ter plaatse van peilbuis 79 en het grondwater ten noorden van de Rondweg te bemonsteren voor analyse op vluchtige aromaten, eventueel aangevuld met lozingsparameters. 6.3
Algemeen
Opgemerkt dient te worden dat bij eventueel buiten de locatie brengen van grond met stofconcentraties boven de Achtergrondwaarde restricties kunnen gelden voor het gebruik elders. Gezien het verkennende karakter van dit bodemonderzoek is het, ondanks de zorgvuldigheid waarmee het is uitgevoerd, altijd mogelijk dat eventueel lokaal voorkomende verontreinigingen niet zijn ontdekt. Een lokaal voorkomende verontreiniging betreft ook een verontreiniging met een stof die niet tot het gebruikte analysepakket behoort. Dit bodemonderzoek geeft daarom geen vrijwaring. De eigenaar of gebruiker blijft (juridisch) aanspreekbaar op de kwaliteit van de bodem.
DIBEC/810.064_01
pagina 15
Ten tijde van de uitvoering van het onderzoek zijn geen aanwijzingen gevonden welke duiden op de mogelijke aanwezigheid van asbest in de bodem. Hierbij dient echter opgemerkt te worden dat er fundamentele verschillen bestaan tussen een gericht asbestonderzoek (NEN 5707) en het thans uitgevoerde standaard verkennend bodemonderzoek. Indien zich op de onderzoekslocatie ontwikkelingen voordoen waarbij grond of baggerspecie toegepast gaat worden, voldoet dit verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 om de grond waarop de toepassing plaatsvindt, conform het Besluit en de Regeling bodemkwaliteit te toetsen als ontvangende bodem.
DIBEC/810.064_01
pagina 16
Bijlagen: 1
Overzichtstekening
2
Situatietekening
3
Foto's
4
Boorbeschrijvingen
5
Analysecertificaten
6
Toetsingsresultaten
7
Verklaring onafhankelijkheid
DIBEC/810.064_01
Bijlage 1 Overzichtstekening
DIBEC/810.064_01
project:
Egyptische Poort te Bladel onderdeel:
Regionale ligging onderzoekslocatie projectnummer:
formaat:
schaal:
810.064
A4
1:25.000
Bijlage 1
Bijlage 2 Situatietekening met boorlocaties
DIBEC/810.064_01
Bijlage 3 Foto's
DIBEC/810.064_01
Foto 1
Foto 2
Foto 3
DIBEC/810.064_01
Foto 4
Foto 5
Foto 6
DIBEC/810.064_01
Bijlage 4 Boorbeschrijvingen
DIBEC/810.064_01
DIBEC/810.064_01
Boring: 01 Datum:
Boring: 02
25-10-2010
Datum: 0 -7
0 1 2 50
klinker
-30
Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalgeel
-50
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak puinhoudend, neutraalgeel
25-10-2010 0
0
puin 1 -30
Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalgeel
50
2
Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalgeel
3
-80
-100
100
Zand, matig grof, zwak siltig, licht witgeel 4
150 5 -200
200
Boring: 03 Datum:
Boring: 04
25-10-2010
Datum: 0
0
puin
0
0
1 2 3 4
1 -30
Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalgeel
50
2
25-10-2010
5
Datum: 0
-30
verharding, Zand, matig fijn, zwak siltig, matig puinhoudend, donker bruingrijs, pak houdend material
-50
Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk puinhoudend, donker roodbruin
-20
0
0
-10
50
Boring: 04d
Datum:
Datum:
3-11-2010 0
-20 -30 -40 -50
verharding, Zand, matig fijn, zwak siltig, matig puinhoudend, sporen ijzer, donker grijsbruin Zand, matig fijn, zwak siltig, matig puinhoudend, donker zwartgrijs, pak houdend material Zand, matig fijn, zwak siltig, uiterst puinhoudend, donker bruinrood Zand, zeer fijn, zwak siltig, neutraal beigebruin
-30
verharding, Zand, matig fijn, zwak siltig, matig puinhoudend, neutraal bruingrijs
-60
Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk puinhoudend, donker grijsbruin, pak verdacht materiaal Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk betonhoudend, sterk baksteenhoudend, neutraal roodbruin
Boring: 04c
50
Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalgeel
3-11-2010
Zand, zeer fijn, zwak siltig, neutraal bruinbeige
0
volledig zinkassen, neutraalbruin
Boring: 04b
3-11-2010
50
puin
volledig puin, bruinrood -80
Boring: 04a 0
-30
volledig stenen, neutraalzwart, sterke uitslag pak marker
50
-80
Datum:
-15 -17 -20
0
3-11-2010 0 -10 -25 -40
50
-50
verharding, Zand, matig fijn, zwak siltig, matig puinhoudend, neutraal bruingrijs Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk puinhoudend, donker grijsbruin, pak verdacht materiaal Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak betonhoudend, sterk baksteenhoudend, neutraal roodbruin Zand, zeer fijn, zwak siltig, neutraal grijsgeel
Projectnummer: 810.064
Boring: 04e Datum:
Boring: 05
3-11-2010
Datum: 0
0
groenstrook, Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk humeus, donker bruingrijs -50
50
0
25-10-2010 1 2 3
0 -5 -10 -20
braak, Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, donkerbruin volledig asfalt, neutraalzwart, lichte pak marker uitslag
4
50
Zand, matig fijn, zwak siltig, uiterst puinhoudend, neutraalgeel -70
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, donkerbruin
Boring: 06
Boring: 07
Datum:
Datum:
25-10-2010 0
0
bosgrond, Zand, zeer fijn, zwak siltig, sterk humeus, resten wortels, resten hout, donkerbruin
1 50
25-10-2010 0
0
gras, Zand, zeer fijn, zwak siltig, sterk humeus, zwak wortelhoudend, donker zwartgrijs
1 -50
50
2
-60
2 3 -90
Zand, matig fijn, matig siltig, sporen roest, grijswit
100
-100
100
Zand, zeer fijn, zwak siltig, zwak humeus, matig roesthoudend, donker bruinbeige Zand, matig fijn, zwak siltig, licht grijswit Zand, matig fijn, zwak siltig, licht grijswit
3 4 -140
Zand, matig grof, zwak siltig, zwak grindig, zwak roesthoudend, licht grijsbruin
150 4
-150
150
Zand, matig grof, zwak siltig, neutraal witgrijs 5
-180
Zand, matig grof, zwak siltig, matig roesthoudend, grijsbruin
200
5
200 6
-230
Zand, zeer fijn, zwak siltig, grijsbruin 250
250
6
7 300
300
7
8 8 350
-350
Boring: 08 Datum:
Boring: 09
25-10-2010
Datum: 0
0
-350
350
gras, Zand, zeer fijn, zwak siltig, matig humeus, resten wortels, neutraalbruin
1
25-10-2010 0
0
gras, Zand, zeer fijn, zwak siltig, matig humeus, resten wortels, neutraalbruin
1
-40
Zand, zeer fijn, zwak siltig, zwak grindig, resten wortels, licht bruingeel
50 2
50
2
100
-80
Zand, matig fijn, zwak siltig, grijsgeel
3
-60
3
-80
100
-110
Zand, zeer fijn, zwak siltig, zwak grindig, resten wortels, licht bruingeel Zand, zeer fijn, sterk siltig, zwak roesthoudend, licht grijsbeige
4
Zand, zeer fijn, sterk siltig, lichtgrijs 4 -140
Zand, matig grof, zwak siltig, lichtgrijs
150
150
5
5 -180
200
6
Projectnummer: 810.064
6 -200
200
-200
Zand, matig grof, zwak siltig, licht grijsgeel
Boring: 10 Datum:
Boring: 11
25-10-2010
Datum: 0
0
gras, Zand, zeer fijn, zwak siltig, matig humeus, resten wortels, neutraalbruin
1 50
25-10-2010 0
0
gras, Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, donkerbruin 1 -50
50 2
100 3 -120
Zand, zeer fijn, zwak siltig, licht grijsbeige
4 -150
150
Zand, matig grof, zwak siltig, licht grijsgeel 5 -200
200
Boring: 12 Datum:
Boring: 13
25-10-2010
Datum: 0
0
gras, Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, donkerbruin
0
0
gras, Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, donkerbruin
1
1 -50
50
25-10-2010
-50
50
Boring: 14
Boring: 15
Datum:
Datum:
25-10-2010 0
0
gras, Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, donkerbruin
0
0
1
Boring: 17
25-10-2010
Datum: 0
0
gras, Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, donkerbruin
Projectnummer: 810.064
25-10-2010 0
0
1 50
-50
50
Boring: 16 Datum:
gras, Zand, zeer fijn, zwak siltig, sterk humeus, zwak wortelhoudend, donker zwartgrijs
1 -50
50
25-10-2010
gras, Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, donkerbruin 1
-50
50
-50
Boring: 18 Datum:
Boring: 19
25-10-2010
Datum: 0
0
gras, Zand, zeer fijn, zwak siltig, sterk humeus, zwak wortelhoudend, donker zwartgrijs
1 -50
50
25-10-2010 0
0
groenstrook, Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, donkerbruin
1 -50
50
Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalgeel 2 -100
100
Leem, zwak zandig, geelbeige
3 -120
Zand, matig fijn, zwak siltig, licht geelbeige
4 150
-160
Zand, matig grof, zwak siltig, licht grijsbeige
5 -200
200
Zand, matig grof, zwak siltig, licht grijsbeige 6
250 7 300 8 -350
350
Boring: 20 Datum:
Boring: 21
25-10-2010
Datum: 0
0
groenstrook, Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, neutraalbruin
0
0
groenstrook, Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, neutraalbruin
1
1 -50
50
Boring: 23
25-10-2010
Datum: 0
0
bosgrond, Zand, zeer fijn, zwak siltig, matig humeus, zwak wortelhoudend, resten planten, bruin
1 -50
50
Zand, zeer fijn, zwak siltig, licht beigebruin 2
100 3 -150
150
Zand, zeer fijn, zwak siltig, licht grijswit 4
200
Projectnummer: 810.064
-50
50
Boring: 22 Datum:
25-10-2010
-200
26-10-2010 0
0
gras, Zand, zeer fijn, zwak siltig, matig humeus, resten wortels, donkerbruin
1 50
-50
Boring: 24 Datum:
Boring: 25
25-10-2010
Datum: 0
0
bosgrond, Zand, zeer fijn, zwak siltig, matig humeus, zwak wortelhoudend, donker bruingrijs
1
0
0
1
-10
2 -30
3
-50
50
25-10-2010
50
-50
bosgrond, Zand, zeer fijn, zwak siltig, sterk humeus, resten planten, zwak wortelhoudend, donkerbruin Zand, zeer fijn, zwak siltig, matig humeus, donker bruingrijs Zand, zeer fijn, zwak siltig, zwak humeus, neutraal beigebruin
Boring: 26 Datum:
Boring: 27
25-10-2010
Datum: 0
0 1
-20
2 -50
50
bosgrond, Zand, zeer fijn, sterk humeus, zwak siltig, zwak plantenhoudend, donker grijsbruin Zand, zeer fijn, zwak siltig, licht bruinbeige
25-10-2010 0
0 1
-20
2
-35
3
-50
50
bosgrond, Zand, zeer fijn, zwak siltig, sterk humeus, resten planten, donker grijsbruin Zand, zeer fijn, zwak siltig, zwak humeus, neutraalbruin Zand, zeer fijn, zwak siltig, licht beigebruin
Boring: 28 Datum:
Boring: 29
25-10-2010
Datum: 0
0 1
-20
2 -50
50
100 4 150 5
Projectnummer: 810.064
Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalbruin Zand, zeer fijn, zwak siltig, neutraal beigebruin
3
200
bosgrond, Zand, zeer fijn, zwak siltig, sterk humeus, sporen hout, donker bruingrijs
-200
25-10-2010 0
0
gras, Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, donkerbruin 1
50
-50
Boring: 30 Datum:
Boring: 31
25-10-2010
Datum: 0
0
gras, Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, neutraalbruin
25-10-2010 0
0 1
-20
1 50
Zand, matig fijn, slap, zwak siltig, zwak grindig, licht grijsbeige
2
50
gras, Zand, zeer fijn, zwak siltig, sterk humeus, resten wortels, donkerbruin
2 -70
Zand, matig fijn, zwak siltig, licht witbeige
3 -100
100
Leem, zwak zandig, geelbeige
4
3
100
-120
5
-140
-120
Zand, matig grof, zwak siltig, licht beigebruin Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalgrijs
150 6
Zand, zeer fijn, matig siltig, lichtgrijs 4 -150
150
Zand, matig grof, zwak siltig, lichtgrijs 5
-180
7 -200
200
Zand, matig grof, zwak siltig, zwak grindig, licht grijsbeige
200
Zand, matig grof, zwak siltig, zwak grindig, licht grijsbeige 8
6
250
250 9
7
300
300 8 -350
350
Boring: 32 Datum:
Boring: 33
25-10-2010
Datum: 0
0
-350
350
gras, Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, donkerbruin
1
0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, licht beigegeel
50
-50
50
Zand, zeer fijn, zwak siltig, zwak humeus, neutraal bruinbeige
3
2
100
-100
100 4
-150
150
Zand, matig grof, zwak siltig, licht witgrijs
5
4 -200
Boring: 35
25-10-2010
Datum: 0
0
gras, Zand, zeer fijn, zwak siltig, sterk humeus, zwak wortelhoudend, donker grijsbruin
1 50
Projectnummer: 810.064
-200
200
Boring: 34 Datum:
Zand, zeer fijn, zwak siltig, sterk humeus, zwak roesthoudend, donker bruingrijs
3
150
200
gras, Zand, zeer fijn, zwak siltig, sterk humeus, zwak wortelhoudend, donker bruingrijs
1
-30
2
25-10-2010
-50
25-10-2010 0
0
gras, Zand, zeer fijn, slap, zwak siltig, matig humeus, zwak wortelhoudend, neutraal beigebruin
1 50
-50