Noordvleugelconferentie 6
Uitvoeringsstrategie Platform Bedrijven en Kantoren (Plabeka) Vastgesteld op de 6e NoordvleugelConferentie d.d. 16 februari 2006
Voorwoord Met trots constateer ik dat we een mooi resultaat hebben neergezet. Wat twee jaar geleden begon met een uitspraak van de Noordvleugelpartijen hebben wij samen omgezet in een concreet plan om een einde te maken aan het veel te hoge aanbod van kantorenlocaties in onze regio. Gezamenlijk hebben wij het voornemen meer dan 3 miljoen m2 bvo kantoren aan de plannen te onttrekken. Tegelijkertijd hebben we nu een helder beeld hoe we er voor kunnen zorgen dat we ook op langere termijn voldoende aanbod van bedrijventerreinen zullen hebben. De realisatie van 1800 ha. droog bedrijventerreinen is een grote opgave, maar via samenwerking moeten we het kunnen gaan waarmaken. We hebben besloten dat we langer als PLABEKA blijven bestaan. Ik stel zelf voor om in ieder geval nog vijf jaar door te gaan om de gemaakte afspraken te monitoren en waar nodig te wijzigen. De regionale monitor die we in het leven roepen moet daarvoor de nodige input leveren. Die monitor krijgt ook een plek op het internet. Daarmee hebben wij een eerste stap gezet om onze aanbodgerichte benadering van werklocaties om te zetten naar een vraaggerichte strategie. Maar met het schrappen van toekomstige kantoorlocaties en het ontwikkelen van nieuwe bedrijventerreinen zijn we er nog niet. Juist nu moeten we onze regio opnieuw als toplocatie op de internationale kaart zien te krijgen. Om dat te bereiken zie ik de volgende punten op onze agenda staan: 1. Monitoring en evaluatie van onze afspraken; 2. Beleidsmatige samenwerking op het gebied van: a. transformatie van kantoren; b. herstructurering van bedrijventerreinen; c. verbeteren van de kwaliteit van onze werklocaties: ‘werklandschappen’; d. verbeteren van de balans tussen het aantal inwoners en arbeidsplaatsen van Almere.
3. Versterken van onze internationale aantrekkingskracht voor bedrijven. Dat vraagt om een gezamenlijke marketing- en acquisitiestrategie, gebaseerd op een vraaggerichte benadering: wat willen de potentiële vestigers en hoe vertalen wij dat in onze werklocaties. Met deze agenda en deze samenwerking ben ik er van overtuigd dat wij een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het versterken van de internationale concurrentiepositie, het verbeteren van de kwaliteit van onze locaties en een evenwichtige economische ontwikkeling in onze regio. Ik zie uit naar onze verdere samenwerking. Arthur van Dijk, voorzitter Platform Bedrijven en Kantoren Noordvleugel
1
Besluiten 6e Noordvleugelconferentie Platform Bedrijven en Kantoren Noordvleugel (Plabeka) 16 februari 2007 2
Ten aanzien van de Uitvoeringsstrategie Plabeka: 1. De partijen willen voor de Noordvleugel van de Randstad een ideale uitgangspositie bereiken om onder andere via de kwaliteit van haar werklocaties weer een economische toppositie in Europa te verwerven. Regionale afstemming en samenwerking met betrekking tot de omvang en kwaliteit van het aanbod van bedrijfslocaties is hierbij essentieel. 2. De Noordvleugelpartijen stemmen daarom in met de Uitvoeringsstrategie Plabeka en de daarin voorgestelde omvang, fasering en segmentering van het planaanbod voor werklocaties in de Noordvleugel van de Randstad. 3. De partijen zullen de samenwerking in Plabeka voortzetten, om zodoende de gemaakte afspraken met elkaar te monitoren en indien noodzakelijk aan te passen. Ook willen zij gezamenlijk een aantal belangrijke zaken oppakken die de kwaliteit van de werklocaties verder moet versterken. 4. De Noordvleugelpartijen constateren dat de regio m.b.t. bedrijventerreinen en zeehaventerreinen een grote herstructureringsopgave kent. Het zo optimaal mogelijk benutten van bestaande locaties kan een bijdrage leveren aan het realiseren van een beter evenwicht tussen vraag naar en aanbod van bedrijfslocaties én een duurzame ontwikkeling van de Noordvleugel. Daarom hebben de Noordvleugel afgesproken om: – Op korte termijn – in samenspraak tussen regio en Rijk – te komen tot een regionaal herstructureringsprogramma – In de Plabeka-monitor nadrukkelijk de effecten van herstructurering op het aanbod mee te nemen 5. De Noordvleugelpartijen spreken af dat het streven naar een duurzame economische ontwikkeling één van de uitgangspunten zal zijn bij alle te nemen maatregelen ter verbetering van de internationale concurrentiepositie.
Ten aanzien van fasering en segmentering: 1. Partijen spreken af dat de uit de Uitvoeringstrategie voortvloeiende fasering, segmentering en totale omvang van de planvoorraad voor werklocaties vertaald worden in juridisch bindende ruimtelijke plannen: bestemmingsplannen en hogere planvormen.
2. De vraagontwikkeling en het vraag-planaanbodsaldo wordt in Plabeka-kader jaarlijks gemonitord. 3. Jaarlijkse aanpassingen van de omvang (per deelgebied) van het plan-aanbod voor kantoren en bedrijventerreinen zijn op basis van de monitoruitkomsten – in goed overleg tussen de Plabeka-partijen – mogelijk. Een (majeure) herijking van de Uitvoeringsstrategie en daarbij horende afspraken vindt plaats over vijf jaar.
Ten aanzien van kantoren: 1. Partijen besluiten om fors in te grijpen in de kantorenplannen en hiermee een substantiële reductie van de planvoorraad voor kantoren van van 3,5 miljoen m2 bvo – van 8,5 naar 5 miljoen m2 bvo – te realiseren. 2. De Plabeka-partijen spreken met elkaar af dat de in deze Uitvoeringsstrategie in de tabellen 2.2. tot en met 2.7 vastgelegde omvang en fasering van de plancapaciteit voor een ieder de maximale omvang is van in ontwikkeling te nemen plannen. 3. Op Noordvleugelschaal wordt ingezet op het optimaal benutten van de bestaande voorraad kantoren. Onderzocht zal worden in hoeverre sloop-nieuwbouw en transformatie bij kunnen dragen aan reductie van de overschotten.
Ten aanzien van Almere: 1. De Plabeka-partijen erkennen de specifieke positie van Almere, met name in relatie tot de onevenwichtige woon-werkbalans en de toekomstige woningopbouwopgave. Afgesproken wordt om gezamenlijk te onderzoeken welke aanvullende maatregelen genomen zullen worden om de werkgelegenheidsontwikkeling in Almere verder te stimuleren. 2. Voor de ontwerpopgave in het kader van de schaalsprong kan Almere gebruik maken van zelf ontwikkelde scenario’s voor de groei van de werkgelegenheid. 3. Voor de daadwerkelijke ontwikkeling van werklocaties conformeert Almere zich aan de afspraken zoals gemaakt in de Uitvoeringsstrategie Plabeka.
Ten aanzien van de bedrijventerreinen: 1. Vastgesteld wordt dat ten opzichte van het Structuurschema de planvoorraad van bedrijventerreinen lager is dan de geprognosticeerde vraag. 2. Gelet op de krapte in het aanbod van bedrijventerreinen is het noodzakelijk dat alle partijen de in deze Uitvoeringsstrategie vastgelegde omvang en fasering van de plannen ten aanzien van bedrijventerreinen ook daadwerkelijk zullen realiseren. 3. Het is noodzakelijk dat er – gelet op de lange ontwikkelingsduur van bedrijventerreinen – tijdig geanticipeerd wordt op de voorziene tekorten. Dit betekent dat de komende jaren benut moeten worden om de verschillende langetermijnopties – onder meer zoals in deze Uitvoeringsstrategie benoemt – allemaal serieus onderzocht worden. Hierover maken de direct betrokkenen procesafspraken. 4. Ten aanzien van de gesignaleerde tekorten in Zaanstreek-Waterland, gelet op het spanningsveld met landschappelijke waarden in grote delen van deze subregio, zal ten aanzien van de opgave in dit plangebied tevens gekeken worden naar andere – buiten de Noordvleugel gelegen – opties.
Aanvullend, specifiek ten aanzien van zeehaventerreinen: 1. Partijen constateren dat een nieuw op te stellen vraagprognose – rekening houdend met de ontwikkeling van de goederenstromen – voor de zeehaventerreinen noodzakelijk is. 2. Dat in beeld gebracht moet worden wat de voor- en nadelen zijn en wat de uitvoerbaarheid is van een aangepaste uitgiftestrategie ten behoeve van een versterking van de internationale concurrentiekracht van het Noordzeekanaalgebied. 3. Het Bestuursplatform Noordzeekanaalgebied wordt gevraagd deze onderzoeken op zich te nemen, waarbij ook aandacht is voor de problematiek van de droge bedrijventerreinen in de IJmond en de Zaanstreek.
Ten aanzien van de uitvoering: 1. Plabeka constateert dat door goede samenwerking op Noordvleugelschaal belangrijke resultaten behaald zijn ten aanzien van een betere balans in vraag en aanbod van bedrijventerreinen, zeehaventerreinen en kantoren. 2. Plabeka constateert dat het van groot belang is – en vooralsnog blijft – om in Plabeka-verband de verdere uitwerking van de gemaakte afspraken ter hand te nemen, c.q. te blijven volgen en – daar waar nodig – in regionaal verband tot aanpassingen te komen. 3. Het in Plabekaverband monitoren van de daadwerkelijke ontwikkelingen ten aanzien van vraag, aanbod en uitgifte is noodzakelijk om tijdig te kunnen zorgen voor een voldoende aanbod van bedrijfslocaties, zowel in kwantitatieve als kwalitatieve termen. De resultaten van de Plabeka-monitor zijn de basis voor bestuurlijk overleg ten aanzien van mogelijke aanpassingen van de in de Uitvoeringstrategie gemaakte afspraken.
3
Inhoud Samenvatting
5
1 1.1 1.2 1.3
Inleiding en kader Achtergrond Doel Uitvoeringsstrategie Opbouw van dit rapport
10 10 10 11
2 2.1 2.1.1 2.2 2.2.1 2.3 2.4 2.4.1 2.4.2 2.4.3 2.5
Kantoren: gezamenlijke reductieplannen Inleiding Uitgangspunten Nut en noodzaak van planreducties op de kantorenmarkt Betekenis van de gepresenteerde reductie in kantorenplannen Minder kantorenplannen, gezondere marktverhoudingen Specifieke aandachtspunten Woon-werkbalans Almere in relatie tot de reductie van kantorenplannen Di≠erentiatie toplocaties en subtoplocaties Sloop-nieuwbouw en transformatie: versnelling is wenselijk Kernpunten Uitvoeringsstrategie voor kantoren
13 13 13 14 14 15 19 19 20 20 21
3 3.1 3.1.1 3.2 3.2.1 3.3 3.4 3.5 3.6
Bedrijventerreinen Inleiding Uitgangspunten Overzicht deelregionale programmeringen Knelpunten Oplossingen knelpunten bedrijventerreinen Risico’s Nadere verkenning van andere oplossingsrichtingen Kernpunten Uitvoeringsstrategie voor bedrijventerreinen
23 23 23 24 25 25 29 30 31
4 4.1
Zeehaventerreinen Kernpunten Uitvoeringsstrategie zeehaventerreinen
32 32
5 5.1 5.1.1 5.2
Schipholgebonden kantoren en bedrijventerreinen Schipholgebonden kantoren Kernpunten Uitvoeringsstrategie van Schipholgebonden kantoren Schipholgebonden bedrijventerreinen
35 35 35 36
6 6.1 6.2 6.2.1 6.2.2 6.2.3 6.2.4 6.3 6.4 6.4.1 6.4.2 6.4.3 6.4.4 6.4.5 6.4.6 6.4.7
Uitvoeringsstrategie Inleiding Afspraken per onderwerp Kantoren Bedrijventerreinen Zeehaventerrein Schipholgebonden kantoren en bedrijventerreinen Doorgaan met regionale samenwerking en organisatie Taken uitgewerkt Plabeka-monitor Monitor: uitvoeringsaspecten Beheer en onderhoud webapplicatie Toekomstagenda Regionaal marketing en acquisitiebeleid Inzicht in de kwalitatieve vraag Samenhang nieuwe en bestaande locaties
38 38 38 38 39 39 40 40 41 41 42 42 42 43 43 43
Bijlage 1 Begrippenkader
45
Bijlage 2 Indeling naar deelregio
46
Bijlage 3 Vraag-aanbodconfrontaties van kantoren per deelgebied, per segment en naar tijdvak
47
Bijlage 4 Vraag-aanbodconfrontaties van bedrijventerreinen per deelgebied, totaal, per segment en naar tijdvak
53
Bijlage 5 Schipholgebonden kantoren naar segmenten en deelperioden in m2 bvo
56
Bijlage 6 Schipholgebonden bedrijventerreinen naar segmenten en deelperioden in ha netto
57
Bijlage 7 Cijfers voor ontwerpmodel schaalsprong Almere
58
Colofon
Samenvatting Op de vierde Noordvleugelconferentie (februari 2005) is besloten een platform op te richten met als doel te komen tot een optimale afstemming tussen vraag en aanbod van bedrijfslocaties in de Noordvleugel. Dit Platform Bedrijventerreinen en Kantoorlocaties werd in de wandelgangen al snel Plabeka genoemd1. Deze Uitvoeringsstrategie Plabeka is het resultaat van intensieve samenwerking op regionale schaal. Het geeft aan welke investeringen, afspraken en eventuele beleidswijzigingen waar en wanneer op het gebied van kantoorlocaties, bedrijventerreinen en haventerreinen noodzakelijk zijn om de internationale kracht van de Noordvleugel te behouden of te versterken. Op basis van de eerder in Plabeka-kader vastgestelde vraagramingen en segmenteringen zijn in eerste instantie deelregionale programmeringsafspraken gemaakt. Vervolgens zijn deze op Noordvleugelschaal samengebracht en er zijn gezamenlijke oplossingen en conclusies geformuleerd. Deze Uitvoeringsstrategie is dus meer dan een bundeling van de deelregionale programmeringen: ook bijkomende inhoudelijke, procesmatige en organisatorische afspraken op Noordvleugelschaal zijn opgenomen. Het hoofdaccent in deze Uitvoeringsstrategie ligt bij het maken van afspraken over reductie van de planvoorraad kantoren enerzijds, en het tijdig realiseren van voldoende bedrijventerreinen in de Noordvleugel anderzijds. Daarnaast worden afspraken gemaakt over de uitvoeringsaspecten en flankerende maatregelen. Het blijft noodzakelijk dat de Noordvleugelpartijen de coördinatie op het gebied van bedrijfslocaties in Plabeka-verband voor een langere periode continueren. In deze samenvatting geven we per onderdeel de kernpunten van de Uitvoeringsstrategie weer.
1) Leden van het Platform zijn: Almere, Amsterdam, Haarlem, Haarlemmermeer, Zaanstad, de provincies Noord-Holland en Flevoland, Gooi- en Vechtstreek en de Stadsregio Amsterdam. Trekkers zijn Haarlemmermeer en de Stadsregio.
A Kernpunten Uitvoeringsstrategie voor kantoren • Op Noordvleugelniveau is de intentie uitgesproken om 3,5 miljoen m2 bvo planaanbod van kantoren uit de markt te nemen. Partijen spreken de ambitie uit om deze bestuurlijke voornemens om te zetten in daden. Uiteindelijk moet dat leiden tot aanpassingen in juridisch bindende ruimtelijke plannen: bestemmingsplannen en hogere planvormen. • Elk van de deelregio’s hanteert het planaanbod uit de tabellen 2.2 tot en met 2.7 als een planaanbodplafond voor het eigen deelgebied2. • De vraagontwikkeling en het vraag-planaanbodsaldo wordt in Plabeka-kader gemonitord. De partners spreken af dat de Plabeka-monitor voor een periode van tenminste vijf jaar operationeel blijft. • Afwijkingen tussen Uitvoeringsstrategie en monitorresultaten kunnen, in onderling overleg tussen de Plabeka-partners, leiden tot opwaartse of neerwaartse aanpassing van de Uitvoeringsstrategie voor de kantoren per deelgebied. • Jaarlijkse aanpassingen binnen de planaanbodplafonds zijn mogelijk naar aanleiding van de monitorresultaten. Voor (majeure) herijking van de Uitvoeringsstrategie is een frequentie van eens per vijf jaar afgesproken. • De vraagontwikkeling in Almere wordt bevorderd met een nader te bepalen pakket van beleidsmaatregelen op Noordvleugelniveau. Daarbij horen in ieder geval marketing en acquisitie. Daarnaast volgen we de ontwikkeling van de woon-werkbalans in Almere in de tijd. Een en ander in samenhang met het verstedelijkingsscenario en de daarbij behorende infrastructuur. Ten slotte onderzoeken we – als de vraagontwikkeling daar volgens de monitor aanleiding toe geeft – in hoeverre er voor de periode na 2020 in voldoende mate rekening is gehouden met de consequenties van de te verwachten voortgaande groei van de stad Almere. Uit een dergelijk onderzoek kan een aanpassing van de Uitvoeringsstrategie voortvloeien. Almere kan zich voor de ontwerpopgave van de schaalsprong van de stad bedienen van cijfers waarin een hogere vraagraming is verwerkt (zie tevens bijlage 7). • Op Noordvleugelniveau zetten we in op het optimaal benutten van de bestaande voorraad kantoren. Daarnaast onderzoeken we in hoeverre sloop-nieuwbouw en transformatie een bijdrage kunnen leveren aan de reductie van de overschotten. Deelgebieden mogen aantoonbare onttrekkingen aan de markt optellen bij hun planaanbodplafond.
2) In paragraaf 2.4 is op dit punt een uitzondering gemaakt voor de ontwerpopgave van de schaalsprong Almere.
5
6
Tabel S.1
Planreducties kantoren per periode voor de Noordvleugel (m2 bvo) 2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
Vraag* 1.039.334 Planaanbod Structuurschema** 3.360.545 (3) Planaanbod na reductie 1.938.400 (4)=(2)-(1) Planaanbod-Vraag zonder reductie 2.321.211 (5)=(3)-(1) Planaanbod-Vraag na reductie 899.067 (6)=(5)-(4) Verschil -1.422.145 (7)=(5)/(1) Overschot t.o.v. vraag (8)=(3)/(2) Planaanbod t.o.v. Structuurschema
2.078.666
333.000
3.118.000
3.451.000
2.517.091 2.000.022
2.461.591 866.755
5.877.636 3.938.422
8.339.226 4.805.177
(1) (2)
438.424 2.128.591 2.759.636 4.888.226 -78.645 533.755 820.422 1.354.177 -517.069 -1.594.836 -1.939.214 -3.534.049 26% 39% 67%
58%
* Als gevolg van afrondingen per segment per deelgebied treden afwijkingen op ten opzichte van het Structuurschema. Ook is de verdeling over de deelperioden 2006-2010 en 2011-2020 afwijkend, omdat de vraag 2006-2020 aan de beide deelperioden is toegekend in verhouding 1/3e staat tot 2/3e. ** Het totale aanbod ligt hier 0,3 mln. m2 hoger dan in het Structuurschema omdat het aanbod voor Gooi en Vechtstreek toen niet beschikbaar was.
B Kernpunten Uitvoeringsstrategie voor bedrijventerreinen Het tijdig voorzien in bedrijventerreinen van de juiste soort in elk van de deelgebieden in de Noordvleugel is redelijk verzekerd tot 2020 (met uitzondering van IJmond en Zaanstad). Op langere termijn is dit echter nog niet vanzelfsprekend. Zowel de op Noordvleugelniveau geformuleerde bestuurlijke voornemens als de daarmee samenhangende consequenties noemen we hier puntsgewijs: • Op Noordvleugelniveau spreken de Plabeka-partners af zich in te spannen dat ten minste de deelregionale programmeringen voor bedrijventerreinen tijdig en waar nodig en mogelijk versneld voor de markt beschikbaar komen. Partijen zetten in op het mogelijk maken van het realiseren van ruim 1.800 ha ‘droog’ bedrijventerrein. Uiteraard onder monitoring van de werkelijke vraag. Uiteindelijk moet dat leiden tot aanpassingen in juridisch bindende ruimtelijke plannen, te weten bestemmingsplannen en hogere planvormen.
• Op Noordvleugelniveau zetten we in op het optimaal benutten van de bestaande voorraad bedrijventerrein. Zo mogelijk geven we voorrang aan het invullen van de leegstand. • Elk van de deelregio’s hanteert de deelregionale programmeringen uit bijlage 4 als een ondergrens voor het te leveren bedrijventerreinareaal. Althans, als de vraag zich daadwerkelijk ontwikkelt conform het Plabeka-scenario. Elk deelgebied zet bestuurlijke druk op het doorzetten van plannen. • Monitoren van de vraagontwikkeling en het vraag-aanbodsaldo. De partners spreken uit dat de Plabeka-monitor voor een periode van ten minste vijf jaar operationeel blijft. • Afwijkingen tussen Uitvoeringsstrategie en monitorresultaten kunnen, in onderling overleg tussen de Plabeka-partners, leiden tot het opwaarts of neerwaarts aanpassen van de Uitvoeringsstrategie voor de bedrijventerreinen per deelgebied. • Een (majeure) herijking van de Uitvoeringsstrategie vindt met een frequentie van eens per vijf jaar plaats. Monitoring moet signaleren of dat voor elk deelgebied tijdig is. • IJmond en Zaanstad komen elk met een procesbeschrijving van de wijze waarop zij het tekort op korte (IJmond) en langere termijn in hun deelgebieden zo goed mogelijk willen oplossen. Daarin staat een zo breed mogelijk spectrum aan oplossingen en zo mogelijk wordt de langetermijnagenda hiervan gezamenlijk opgepakt. • Op Noordvleugelniveau zetten we serieus in op herstructureren en intensiveren. We moeten voldoende kennis verwerven en samen maximaal inzetten op het verkrijgen van extra middelen van het Rijk en de EU. De regio wil verder met het Rijk de potenties van het ‘VROM-raad’-advies over de zogenaamde ‘werklandschappen’ verkennen. • Vanwege risicofactoren rond de cruciale A6/A27-locatie en tekorten op de korte, middellange en lange termijn in Almere, Gooi en Vechtstreek, Amsterdam en Meerlanden/Amstelland, roept Plabeka Almere op om de zoeklocatie in het Omgevingsplan ten oosten van de A27 tijdig beschikbaar te maken. • De uitgifte van bedrijventerreinen in Amstelland/Meerlanden moet zorgvuldig worden gemonitord om de strategische reservelocaties zo nodig tijdig in ontwikkeling te kunnen nemen. • Ten aanzien van de gesignaleerde tekorten in Zaanstreek-Waterland, gelet op het spanningsveld met landschappelijke waarden in grote delen van deze subregio, zal ten aanzien van de opgave in dit plangebied tevens gekeken worden naar andere – buiten de Noordvleugel gelegen – opties.
Tabel S.2
Vraag-aanbodconfrontatie van bedrijventerreinen: het totaal van alle segmenten voor de gehele Noordvleugel (ha netto) Totaal alle segmenten
Vraag Aanbod Uitvoeringsstrategie (3)=(2)-(1) Aanbod-vraag Uitvoeringsstrategie (1) (2)
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
500,0
1.000,0
801,0
1.500,0
2.301,0
748,1
712,3
356,0
1.460,4
1.816,4
248,1
-287,7
-445,0
-39,6
-484,6
intensiveringscapaciteit in het Noordzeekanaalgebied; – het monitoren van de daadwerkelijke uitgifte in 2006 en 2007 om te kijken of de voorraad inderdaad sterk terugloopt; – het in beeld brengen van voor- en nadelen en uitvoerbaarheid van een aangepaste uitgiftestrategie die versterkend werkt voor de internationale concurrentiekracht van de Noordzeekanaalhavens.
D Kernpunten Uitvoeringsstrategie Schipholgebonden kantoren en bedrijventerreinen
C Kernpunten Uitvoeringsstrategie zeehaventerreinen • Er ligt een behoorlijke harde planvoorraad, waarmee voor de korte en middellange termijn (maar niet op lange termijn) voldoende aanbod verzekerd lijkt. De partners spannen zich verder in om het zachte aanbod, waaronder de Wijkermeerpolder, tijdig in ontwikkeling te kunnen brengen. • Tevens is duidelijk dat er een grote herstructureringsopgave ligt. Het zo optimaal benutten van bestaande locaties kan een bijdrage leveren aan het realiseren van een beter evenwicht tussen vraag naar en aanbod van bedrijfslocaties én een duurzame ontwikkeling van de Noordvleugel. Daarom is afgesproken om: – Op korte termijn – in samenspraak tussen regio en Rijk – te komen tot een regionaal herstructureringsprogramma – In de Plabeka-monitor nadrukkelijk de effecten van herstructurering op het aanbod mee te nemen – Het streven naar een duurzame economische ontwikkeling als één van de uitgangspunten bij alle te nemen maatregelen ter verbetering van de internationale concurrentiepositie te nemen. • De Noordvleugel constateert in deze Uitvoeringsstrategie dat er een opgave ligt voor het Bestuursplatform Noordzeekanaalgebied om de programmering van de zeehaventerreinen te monitoren en zonodig aan te passen. Daarbij zijn de volgende elementen van belang: – het opstellen van een vraagprognose voor de periode tot 2030, rekening houdend met de ontwikkeling van de goederenstromen. Er ligt namelijk nog geen volledig onderbouwde prognose voor de periode na 2020; – een volledig beeld geven van de potenties van de herstructurerings- en
• De conclusie over Schipholgebonden kantoren is dat de planreducties zodanig omvangrijk zijn dat op langere termijn een evenwicht tussen planaanbod en vraag mogelijk lijkt. Er is nog voldoende planaanbod voor na 2030 of in de vorm van strategische reserves beschikbaar, zodat een eventuele versnelling in de vraag altijd kan worden opgevangen door nieuw aanbod. • Voor Schipholgebonden bedrijventerreinen blijkt dat er tot 2020 voldoende Schipholgebonden areaal wordt aangeboden. Daarna ontstaat er een tekort van 74 ha, voornamelijk in de categorie ‘Bedrijvenpark’. De oplossing hiervoor is te zijner tijd één van de strategische Schipholgebonden reservelocaties in de Haarlemmermeer ontwikkelen.
E Continuering Plabeka Het uitvoeren en bewaken van deze Uitvoeringsstrategie vraagt om een voortgaande regionale samenwerking. Het Platform kiest voor een pragmatische benadering wat betreft de samenwerking in de toekomst. Dat betekent dat Plabeka een informele samenwerking blijft onder regie van het Bestuurlijk Overleg Plabeka, waarbij de gezamenlijke producten tijdens Noordvleugelconferenties worden vastgesteld. Haarlemmermeer blijft bestuurlijk trekker. Partijen spreken een vijfjarige intentie tot samenwerking uit en zij verbinden zich daarbij aan de acties die in deze samenvatting zijn beschreven. En naar rato worden middelen ter beschikking gesteld om de taken uit te kunnen voeren, net als dat tot dusverre het geval was. Onder het Bestuurlijk Overleg Plabeka functioneert het directeurenoverleg dat
7
8
de bestuurlijke besluitvorming voorbereid en de ambtelijke inzet coördineert. De projectgroep Plabeka levert de ambtelijke inzet, daarbij gefaciliteerd door het projectteam Plabeka. De belangrijkste taken van het Platform zijn: • Bewaken van de deelregionale programmeringen en de daarbij behorende inhoudelijke en procesafspraken van deze Uitvoeringsstrategie. • Het zonodig bijstellen van de Uitvoeringsstrategie, inclusief het verzorgen van een vijfjaarlijkse herijking. • Het uitvoeren van daarmee samenhangende overkoepelende taken, zoals: – Plabeka-monitor; – beheer van de ontwikkelde webapplicatie. • Het invullen van een toekomstgerichte agenda, waarin meer aandacht is voor: – het vergroten van de vraag, via een regionaal marketing- en acquisitiebeleid; – het vergroten van het inzicht in kwalitatieve aspecten van de vraag; – de samenhang tussen nieuwe en bestaande locaties (herstructurering en transformatie van bedrijventerreinen en kantoorlocaties).
1. Inleiding en kader 10
1.1 Achtergrond De Noordvleugel van de Randstad streeft naar een versterking van de internationale concurrentiepositie. De internationale concurrentiepositie valt of staat met het optimaal faciliteren van bedrijven die op de internationale markt opereren. De in de regio opererende overheden kunnen samen vooral invloed uitoefenen op de fysieke kant van het vestigingsklimaat: dat wil zeggen op kantoorlocaties, bedrijventerreinen en de infrastructuur.
• • • •
Diverse signalen op de kantoren- en bedrijventerreinenmarkt duidden in 2004 op een niet goed functionerende markt. Op termijn kan dit leiden tot een verslechterende internationale concurrentiepositie en financiële problemen bij private en publieke partners. Die signalen waren: er is een groot aanbod van bestaande voorraad op de regionale kantorenmarkt van circa 20 procent; het huidige aanbod aan kantoorruimte voldoet niet altijd aan de vraag; er is een erg ruime plancapaciteit voor kantoren; er bestaan dreigende tekorten aan bedrijventerreinen in bepaalde segmenten. Op de vierde Noordvleugelconferentie (februari 2005) besloten de deelnemende partijen daarom een platform op te richten: het Platform Bedrijventerreinen en Kantoorlocaties, in de wandelgangen al snel Plabeka genoemd3. Plabeka werkt aan een regionaal programma. Daaruit blijkt welke investeringen, afspraken en eventuele beleidswijzigingen waar en wanneer op het gebied van kantoorlocaties, bedrijventerreinen en haventerreinen noodzakelijk zijn om de internationale kracht van de Noordvleugel te behouden of te versterken. Onder voorzitterschap van wethouder Arthur van Dijk van de gemeente Haarlemmermeer is een plan van aanpak opgesteld. Dat moet leiden tot een qua prijs en kwaliteit op internationaal niveau concurrerende, gedi≠erentieerde en bereikbare voorraad van direct uitgeefbare locaties voor het aantrekken van het internationale bedrijfsleven naar de Noordvleugel op korte, middellange en lange termijn. Er is met Plabeka al veel bereikt. We hebben een monitor opgesteld met daarin alle bestaande en nieuwe kantoorlocaties, bedrijventerreinen en haventerreinen in de verschillende deelregio’s van de Noordvleugel. Daardoor is er een compleet beeld van
3) Leden van het Platform zijn: Almere, Amsterdam, Haarlem, Haarlemmermeer, Zaanstad, de provincies Noord-Holland en Flevoland, Gooi- en Vechtstreek en de Stadsregio Amsterdam. Trekkers zijn Haarlemmermeer en de Stadsregio.
de voorraad en het aanbod op korte en lange termijn. Ook zijn de vier CPB-scenario’s van 2004 (getiteld ‘Vier vergezichten voor Nederland’) ruimtelijk-economisch vertaald naar Noordvleugelniveau. Hierdoor werd duidelijk binnen welke bandbreedtes de toekomstige ruimtevraag zich kan en zal bewegen. De uitkomsten daarvan verhouden zich goed met OPERA – Ontwikkelings Plan Economie Regio Amsterdam (2004) – en de uitgangspunten van de 4e Noordvleugelconferentie (februari 2005). Op basis van de monitor en de scenarioverkenning is vervolgens een vraag-aanbodconfrontatie uitgevoerd. Die resulteerde in het Structuurschema Plabeka, zoals dat op de vijfde Noordvleugelconferentie (november 2005) is vastgesteld. Als uitwerking van dit Structuurschema werken de deelregio’s aan (deel)regionale programmeringsafspraken voor zowel bedrijventerreinen als kantoren. Leidend waren de eerder in Plabeka vastgestelde vraagramingen en segmenteringen. Waar tekortkomingen en knelpunten ontstaan, zoeken we op Noordvleugelschaal naar oplossingen en (her)verdelingen. Deze Uitvoeringsstrategie is de bundeling van de deelregionale programmeringen, inclusief bijkomende inhoudelijke, procesmatige en organisatorische afspraken.
1.2 Doel Uitvoeringsstrategie Het doel van de Uitvoeringsstrategie is tweeledig: • overeenstemming bereiken over de programmering van kantoorlocaties en bedrijventerreinen in de deelregio’s van de Noordvleugel; • regionale afspraken maken over – niet vrijblijvende – handhavingsmechanismen. Uitgangspunt is dat het aanbod aan kantorenlocaties en bedrijventerreinen vraaggericht moet zijn. Zo voorkomen we dat er een kunstmatig groot aanbod wordt gecreëerd, wat op termijn leidt tot leegstand en prijsdalingen op de vastgoedmarkt. Een ander doel is het versterken van het concurrentievermogen van de regio, in samenhang met het streven naar een duurzame economische ontwikkeling. Ten slotte is het belangrijk dat elke deelregio kan voorzien in de eigen behoefte aan bedrijfslocaties. Bij het samenstellen van deze Uitvoeringsstrategie is een aantal stappen doorlopen. Eerst maakten (bijna) alle gemeenten een inventarisatie van de mogelijkheden om
de plannen voor de ontwikkeling van bedrijfslocaties zo veel mogelijk in de pas te laten lopen met de geprognosticeerde behoeftes. Daarna volgde een ambtelijke check op Noordvleugelschaal: hoe verhouden de subregionale Uitvoeringsstrategieën zich tot de uitgangspunten en doelstellingen van Plabeka4? En waar liggen mogelijke oplossingen om subregionale discrepanties op Noordvleugelschaal op te pakken? Tijdens verschillende bijeenkomsten zijn de uitkomsten van deze stappen met elkaar besproken en het Platform Bedrijven en Kantoren bereikte overeenstemming over een aantal hoofdlijnen. Ten slotte formuleerde zij een strategie die door alle betrokken partijen is geaccordeerd. Dit document is hiervan de weerspiegeling. Uiteindelijk heeft de 6 Noordvleugelconferentie (februari 2007) deze Uitvoeringsstrategie vastgesteld.
kantoorlocaties die specifiek zijn aangemerkt als Schipholgebonden werklocaties, aan bod komen.
Het hoofdaccent in deze Uitvoeringsstrategie ligt enerzijds bij het maken van afspraken over reductie van de planvoorraad kantoren en anderzijds bij het tijdig realiseren van voldoende bedrijventerreinen in de Noordvleugel. Daarnaast worden afspraken gemaakt over de uitvoeringsaspecten en flankerende maatregelen. Het is noodzakelijk dat de Noordvleugelpartijen de coördinatie op het gebied van bedrijfslocaties in Plabeka-verband voor een langere periode continueren.
Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5: Bijlage 6: Bijlage 7:
1.3 Opbouw van dit rapport Dit rapport presenteert het resultaat van het proces waarbinnen de Uitvoeringsstrategie tot stand is gekomen. De opbouw van het rapport is als volgt. Hoofdstuk 2 beschrijft de ontwikkelingen met betrekking tot kantorenlocaties. Hierin komen onder andere de huidige marktsituatie, de vraag-aanbodconfrontatie op Noordvleugelniveau, de situatie per deelgebied en de gemaakte afspraken aan de orde. Hoofdstuk 3 is een soortgelijke beschrijving, maar dan voor bedrijventerreinen. Ook hier bespreken we de marktsituatie, een vraag-aanbodconfrontatie op het niveau van de Noordvleugel, de conclusies per deelgebied en de gemaakte afspraken. Hoofdstuk 4 beschrijft de specifieke situatie voor zeehaventerreinen, terwijl in hoofdstuk 5 de luchthavenlocaties, dat wil zeggen bedrijventerreinen en 4) Zie hiervoor het op de 5e Noordvleugelconferentie vastgestelde Structuurschema Plabeka en de daarin vervatte besluiten.
Hoofdstuk 6 behandelt de besluiten over de verschillende onderwerpen – bedrijventerreinen, kantoorlocaties, zeehaventerreinen en Schipholgebonden locaties – inclusief de uitvoering en de bewaking. Aspecten als monitoring, condities voor afwijking, afspraken over handhaving et cetera passeren de revue. In de bijlagen vindt u belangrijke basisinformatie, waaronder de vraag-aanbodconfrontaties uit de hoofdstukken 2 tot en met 5. De volgende bijlagen zijn opgenomen: Begrippenkader Indeling naar deelregio Vraag-aanbodconfrontatie van kantoren per deelgebied Vraag-aanbodconfrontatie van bedrijventerreinen per deelgebied Vraag-aanbodconfrontatie van Schipholgebonden kantoren Vraag-aanbodconfrontaties van Schipholgebonden bedrijventerreinen Cijfers voor ontwerp schaalsprong Almere
11
2. Kantoren: gezamenlijke reductieplannen 2.1 Inleiding Het Structuurschema – vastgesteld op de 5e Noordvleugelconferentie (2005) – is het gezamenlijke vertrekpunt geweest voor het opstellen van de (deel)regionale programmeringen. De conclusie luidde destijds dat het kantorenaanbod op korte en lange termijn de te verwachten uitbreidingsvraag in de Noordvleugel ruimschoots zal overtre≠en. Tegenover een maximale uitbreidingsvraag van ruim 3,4 mln. m2 bvo voor de periode tot 2030 in het hoogste economische groeiscenario staat een potentieel planaanbod van 8,0 mln. m2 bvo5 (exclusief leegstand). Eén van de bestuurlijke besluitpunten op die 5e conferentie luidde: ‘Partijen erkennen de discrepantie tussen vraag en aanbod (plancapaciteit) op de regionale kantorenmarkt. De partijen zullen alle maatregelen onderzoeken en zo mogelijk uitvoeren die noodzakelijk zijn om deze balans in evenwicht te brengen.’ Dit hoofdstuk brengt het resultaat in beeld van de maatregelen die genomen zijn om een betere balans in de kantorenmarkt voor de toekomst te realiseren. Daaraan voorafgaand gaan we eerst in op nut en noodzaak van een dergelijke exercitie en welke rol lokale en regionale overheden hierbij hebben. In de beschrijving van de resultaten ligt de nadruk op de voorgenomen planreducties en de mate waarin die bijdragen aan een herstel van gezondere marktverhoudingen. Dit wordt op (deel)regionaal niveau én voor de gehele Noordvleugel gepresenteerd en toegelicht. De bijlagen geven gedetailleerde overzichten, inclusief de verdeling naar segmenten. Schipholgebonden kantorenlocaties maken deel uit van het totale planaanbod en horen daarom ook in dit hoofdstuk thuis. Deze locaties komen meer gedetailleerd aan bod in hoofdstuk 5, waar ook de Schipholgebonden bedrijventerreinen besproken worden. Dit hoofdstuk besteedt ook aandacht aan enkele andere onderwerpen die gerelateerd zijn aan de vraag-aanbodverhoudingen voor kantoren in de Noordvleugel. Het gaat onder meer om het onderscheid tussen de toplocaties op Noordvleugelniveau (Zuidas en Schiphol Centrum) en belangrijke knooppuntlocaties (de ‘subtop’) in Amsterdam, Almere, Haarlem, Hoofddorp en Zaanstad.
vaststellen van de strategie andere beleidsmatige overwegingen een rol spelen. Daarom besteden we ook aandacht aan de positie van Almere en de noodzaak om te komen tot een betere woon-werkbalans. Op welke wijze de partijen zich aan deze regionale programmeringen verbinden en hoe de uitvoering eruit gaat zien, komt in hoofdstuk 6 aan de orde.
Uitgangspunten
2.1.1
• • •
•
•
•
• Hoewel het accent in dit hoofdstuk ligt op het terugbrengen van het ruime planaanbod in de richting van het maximale Plabeka-vraagscenario, kunnen bij het 5) Bron: Structuurschema Plabeka 2005, paragraaf 5.2
Bij het opstellen van de regionale programmeringstrategieën voor de kantoorontwikkeling hanteert Plabeka de volgende uitgangspunten: een vraaggestuurde ontwikkeling. Leidend principe is een marktconforme segmentatie van de vraag; de programmering is uitgewerkt per deelgebied, per tijdvak (2006-2010, 2011-2020, 2021-2030) en per segment (toplocatie, knooppunt, snelweg, binnenstedelijk); de vraag haakt aan bij het hoogste economische groeiscenario van het CPB, de ‘Global Economy’. Ruimtelijke reserveringen vinden plaats op basis van een ‘hoog’ scenario en de feitelijke ontwikkeling moet worden gebaseerd op de daadwerkelijke opname. Dat zal moeten blijken uit de jaarlijkse monitoring en de economische vooruitzichten op korte en middellange termijn; voor de vraagraming en de verdeling naar toplocaties en de andere segmenten maakt Plabeka gebruik van de gegevens uit het Structuurschema (2005). Deze zijn gebaseerd op een raming van de Dienst Ruimtelijke Ontwikkeling (DRO) van de gemeente Amsterdam op basis van CPB-scenario’s; voor de segmentering van de vraag in de andere drie segmenten (knooppunten, snelweglocaties en binnenstedelijk) sluiten we aan op de gegevens uit ‘Segmentering kwantificering Plabeka’ (Bureau BUITEN, 2006, in opdracht van Plabeka). Daarbij is de verdeling 2006-2010 en 2011-2020 tijdevenredig gemaakt, dus in een verhouding 1/3e : 2/3e; de in het Structuurschema opgenomen vraagramingen vanaf 2005 zijn volledig toegerekend aan de vraagramingen in dit rapport, lopend vanaf 2006. Er heeft geen herberekening naar rato plaatsgevonden; de toplocaties – Zuidas en Schiphol Centrum – zijn in de deelregionale programmeringen zoveel mogelijk ontzien, omdat juist deze locaties van cruciaal belang zijn voor het slagen van de metropolitane ontwikkelingsstrategie voor de Noordvleugel.
13
14
Enkele criteria voor het reduceren van het planaanbod zijn6: Niet bouwen voor leegstand: nieuwbouw zonder groei van het aantal kantorenbanen leidt tot leegstand ‘achteraan’ de vastgoedkolom; een ontwikkeling die we niet nodeloos moeten aanjagen. Voorkomen van verloedering: gebieden waar concentratie van leegstand optreedt raken in onbruik. In monofunctionele kantoorgebieden dreigt dan verloedering. Zorgvuldig ruimtegebruik: concurrerende ruimteclaims, bijvoorbeeld voor zowel wonen als voor groen, maken in vrijwel de gehele Noordvleugel een zorgvuldig ruimtegebruik noodzakelijk. Het nodeloos reserveren van ruimte voor kantoren past daar niet bij, al moeten we het ruimtebeslag van kantoren ook niet overdrijven. Voorkomen van ‘onjuiste’ publieke investeringen: aan de ontwikkeling van kantorenlocaties zijn vrijwel altijd publieke investeringen verbonden. Bijvoorbeeld in het bouwrijp maken en het inrichten van de openbare ruimte. Het is ine≤ciënt wanneer die publieke inzet zich richt op een product waar de maatschappij (burgers en bedrijfsleven) geen behoefte aan heeft. Realiteit terugbrengen in de grondexploitaties: wanneer gebiedsplannen een fors kantorenvolume opnemen, kun je betwijfelen of die wel zullen worden afgezet. Dat roept de vraag op of toekomstige inkomsten en eventuele geprojecteerde overschotten wel worden gehaald. Het draagt het risico in zich van het ontstaan van een virtuele financiële ‘werkelijkheid’. Met het wegsnijden van de ‘lucht’ in dergelijke plannen ontstaat een meer realistisch beeld van mogelijke toekomstige inkomsten in grondexploitaties en daaraan verbonden vereveningsfondsen. Vergroting van markttransparantie: planreductie leidt tot gezondere marktverhoudingen. Het draagt bij aan de markttransparantie, waardoor vragers en aanbieders een beter inzicht krijgen in schaarste en prijzen. Het risico van prijsschokken wordt zo beperkt. Gezien de omvang van de vastgoedmarkt kan een prijsschok in die markt zich ook doorvertalen naar andere markten en op die manier zelfs een negatieve macro-economische impact hebben. Een impact die ook voor de regionale overheden van betekenis zou kunnen zijn.
Bovendien liggen er afspraken die de invloed van de lokale overheden hier beperken; • de leegstand is overeenkomstig het Structuurschema in de analyse meegenomen. Ten minste, voor zover het als courant aanbod wordt gekwalificeerd. In principe worden dezelfde gegevens gehanteerd als die in het Structuurschema, tenzij de huidige situatie een wezenlijk andere is. Het courante aanbod bedraagt ruim 1,4 mln. m2 bvo. We hebben afgesproken dat de leegstand niet wordt meegenomen in de Uitvoeringsstrategie, omdat invulling van die leegstand buiten het bereik van de overheden ligt. Uiteraard is de leegstand wel mede een belangrijke factor in de beoordeling van de hoogte van de planvoorraad.
2.2 Nut en noodzaak planreducties op de kantorenmarkt De conclusie van de vijfde Noordvleugelconferentie luidde: ‘De discrepantie tussen vraag- en plancapaciteit op de kantorenmarkt is zo groot dat aan een reductie niet valt te ontkomen.’ Hoewel de geciteerde cijfers boekdelen spreken, is het toch zinvol om de overwegingen om tot planreductie te komen nog even op een rij te zetten. In de eerste plaats constateren we dat de discrepantie in twee componenten uiteen valt, elk met een geheel eigen karakter. De eerste component omvat enkele regionale deelmarkten binnen de Noordvleugel die een ruim aanbod kennen voor de korte termijn. Dit bestaat uit aanbod in de bestaande voorraad, plus plannen die al gebouwd De discrepantie tussen worden, maar waarvan nog geen gebruikers bekend zijn vraag- en plancapaciteit (bouwen op risico). De tweede en grootste component is de op de kantorenmarkt harde en zachte plancapaciteit die er daarnaast nog bestaat. is zo groot dat aan een In theorie gaat het hier overigens deels om een virtuele reductie niet valt discrepantie; het is onwaarschijnlijk dat alle geplande en te ontkomen. mogelijke kantoren worden gebouwd als de vraag-aanbodverhoudingen zich daadwerkelijk volgens het beeld van het Structuurschema ontwikkelen. Maar het zelfcorrigerend marktmechanisme op de kantorenmarkt vertoont duidelijke tekortkomingen. Denk maar aan de befaamde varkenscyclus, waarvan de huidige leegstand een illustratie is.
2.2.1
Betekenis van de gepresenteerde reductie in kantorenplannen De zes regionale programmeringsstrategieën leiden tot een aanzienlijke planaanbodreductie. Hoewel het op papier eenvoudig lijkt om plannen te schrappen, is de werkelijkheid weerbarstiger. Soms is de planvorming al zover dat er geen 6) Deze passage is in sterke mate gebaseerd op paragraaf 2.4 uit het rapport ‘Minder kantorenplannen’, Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Amsterdam, september 2006.
Hoewel het op papier eenvoudig lijkt om plannen te schrappen, is de werkelijkheid weerbarstiger.
weg terug is. Er kunnen bijvoorbeeld afspraken liggen met private partijen, waar alleen ten koste van aanzienlijke claims nog van afgezien kan worden. In andere gevallen is een locatie vrijwel alleen geschikt voor kantoorontwikkeling en niet voor het bouwen van woningen. Bijvoorbeeld door strijdigheid met normering voor geluidsbelasting of luchtkwaliteit. En soms is kantoorontwikkeling een randvoorwaarde voor achtergelegen woningbouwplannen die zo gewenst zijn dat schrappen van de geplande kantorenbouw geen optie is. Kortom, schrappen is niet altijd eenvoudig.
15
In de deelregionale programmeringen zijn de betrokken overheden er toch in geslaagd na een kritische beoordeling tot een aanzienlijke planreductie te komen. Effectuering zal naast publieke besluitvorming soms ook nader overleg met andere publieke of private partijen vergen. De geplande reductie in kantorenbouw is opgebouwd uit de volgende onderdelen: • het schrappen van mogelijke plannen voor de realisatie van kantoren op een bepaalde plek; • het gedeeltelijk schrappen van plannen door het beoogde planvolume op een bepaalde locatie terug te brengen; • het uitfaseren van het planaanbod. Dat wil zeggen een locatie later aan bod laten komen en/of het geplande aanbod over een langere periode uitsmeren. Daarbij kan tegelijk sprake zijn van een reductie (het gedeeltelijk schrappen). Het is ook mogelijk dat een deel van het planaanbod pas na 2030 uitgevoerd wordt; • locaties de status van ‘strategische reserve’ toekennen. Daarbij wordt de potentiële ontwikkeling van een locatie op een nader te bepalen tijdstip buiten de tijdshorizon van deze Uitvoeringsstrategie geplaatst. Het betekent dat slechts de mogelijkheid van aanwending als kantorenlocatie op de zeer lange termijn (na 2030) open wordt gehouden. De periode na 2030 valt buiten het bestek van deze Uitvoeringsstrategie en het potentieel planaanbod voor die periode is dan ook niet in de tabellen opgenomen.
2.3 Minder kantorenplannen, gezondere marktverhoudingen
Alle partijen besluiten om fors in te grijpen in de kantorenplannen. De reductie is in totaal ruim 3,5 mln. m2 bvo.
Elk van de zes deelgebieden nam de regionale programmering onder de loep. De grootste uitdagingen hebben betrekking op de drie deelgebieden met meer dan 90% van het planaanbod uit het structuurschema7: Amsterdam, Meerlanden en Almere. In alle deelgebieden is de programmering aangepast, maar vooral in deze drie deelgebieden is flink gesneden in de plancapaciteit. De reductie is in totaal ruim 3,5 mln. m2 bvo. Tabel 2.1 geeft hiervan een overzicht voor de gehele Noordvleugel.
7) In afwijking van het Structuurschema is de vraag over de periode 2006-2020 verdeeld naar deelperioden 2006-2010 en 2011-2020 in een verhouding 1/3 : 2/3. Ook treden er in het totaal kleine afwijkingen op als gevolg van eerdere afrondingen per segment per deelgebied.
16
Tabel 2.1 Planreducties kantoren per periode voor de Noordvleugel (m2 bvo) 2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
Vraag 1.039.334 Planaanbod Structuurschema 3.360.545 Planaanbod na reductie 1.938.400 Planaanbod-Vraag zonder reductie 2.321.211 (5)=(3)-(1) Planaanbod-Vraag na reductie 899.067 (6)=(5)-(4) Verschil -1.422.145 (7)=(5)/(1) Overschot t.o.v. vraag (8)=(3)/(2) Planaanbod t.o.v. Structuurschema
2.078.666 2.517.091 2.000.022
333.000 2.461.591 866.755
3.118.000 5.877.636 3.938.422
3.451.000 8.339.226 4.805.177
(1) (2) (3) (4)=(2)-(1)
438.424 2.128.591 2.759.636 4.888.226 -78.645 533.755 820.422 1.354.177 -517.069 -1.594.836 -1.939.214 -3.534.049 26% 39% 67%
58%
(1) is de uitbreidingsvraag naar kantoren per deelperiode en voor het totaal. Er is een lichte afwijking ten opzichte van het Structuurschema. Dat komt omdat tabel 2.1 is opgebouwd uit de onderliggende deelregionale programmeringen waarin door afrondingen per deelperiode en per segment kleine verschillen ontstaan. Voor de totale periode is de (uitbreidings)vraag in tabel 2.1 ruim 3,4 mln. m2 bvo. (2) geeft het aanbod zoals dat in het Structuurschema is opgenomen. Voor 2006-2030 betrof dat ruim 8,3 mln. m2 bvo 8. (3) bevat het aanbod na ingrepen in de planvoorraad, zoals in deze Uitvoeringsstrategie is opgenomen. Voor de Noordvleugel gaat het om in totaal ruim 4,8 mln. m2 bvo. (4) in deze rij is het overschot aan plannen weergegeven zoals dat uit het Structuurschema bleek. Dit is uitgerekend als rij (2) minus rij (1). Voor de Noordvleugel ging dat om 4,9 mln. m2 bvo exclusief leegstand voor de gehele periode. (5) geeft de planaanbod-vraagconfrontatie op basis van de ‘nieuwe’ planaanbodcijfers van dit Structuurschema, dus (3) minus (1). Voor de Noordvleugel resteert er dan een overschot van ruim 1,3 mln. m2. (6) bevat de netto planreductie. Dat is het verschil van (5) minus (4), maar natuurlijk ook het verschil van (3) minus (2). Het betreft 3,5 mln. m2 bvo. Dit is in feite het ‘pièce de resistance’ voor kantoren in deze Uitvoeringsstrategie. (7) geeft aan hoe groot het planaanbodoverschot nu nog is ten opzichte van de vraag. Dus (5)/(1). Het planaanbod is uiteindelijk nog 39% ‘te groot’ op Noordvleugelniveau.
8) Dit aanbod ligt 0,3 mln. m2 bvo hoger dan in het Structuurschema, omdat daarin de cijfers over Gooi en Vechtstreek nog niet waren meegenomen. Het wijkt daarom ook af van de in hoofdstuk 1 geciteerde 8,0 mln. m2 bvo.
(8) geeft inzicht in de relatieve reductie die is bereikt door het nieuwe planaanbod af te zetten tegen dezelfde informatie uit het Structuurschema: (3)/(2). Op Noordvleugelniveau is het aanbod over de gehele periode teruggebracht met 42%. Per saldo rest er dus nog 58% van de plannen van het Structuurschema.
Tabel 2.2 Planreducties kantoren per periode voor Almere (m2 bvo) Vraag Planaanbod Structuurschema Planaanbod na reductie Planaanbod-Vraag zonder reductie (5)=(3)-(1) Planaanbod-Vraag na reductie (6)=(5)-(4) Verschil (7)=(5)/(1) Overschot t.o.v. vraag (8)=(3)/(2) Planaanbod t.o.v. Structuurschema (1) (2) (3) (4)=(2)-(1)
Tabellen 2.2 tot en met 2.7 geven de cijfers per deelgebied.
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
99.667 504.128 178.633
199.333 379.730 357.267
28.000 379.730 239.300
299.000 883.858 535.900
327.000 1.263.588 775.200
404.461 78.966 -325.495
180.397 157.934 -22.463
351.730 211.300 -140.430
584.858 236.900 -347.958 79%
936.588 448.200 -488.388 137%
61%
61%
Almere reduceert de planvoorraad met 39% door in totaal bijna 0,5 mln. m2 uit het planaanbod te halen. Hierdoor loopt het overschot tot 2020 terug tot een nog altijd behoorlijke 79%. Ondanks een in relatieve zin gelijke reductie na 2020 stijgt het overschot daarna, omdat de vraag nauwelijks nog toeneemt.
Tabel 2.3 Planreducties kantoren per periode voor Amsterdam (m2 bvo) 2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
893.333 1.142.550 498.955
143.000 1.142.550 498.955
1.340.000 2.571.550 1.718.622
1.483.000 3.714.100 2.217.577
1.231.550
2.231.100
(1) (2) (3) (4)=(2)-(1)
Vraag Planaanbod Structuurschema Planaanbod na reductie Planaanbod-Vraag zonder reductie
446.667 1.429.000 1.219.667 982.333
249.217
999.550
(5)=(3)-(1) (6)=(5)-(4) (7)=(5)/(1) (8)=(3)/(2)
Planaanbod-Vraag na reductie Verschil Overschot t.o.v. vraag Planaanbod t.o.v. Structuurschema
773.000 -209.333
-394.378 -643.595
355.955 -643.595
Amsterdam kiest voor een totale planaanbodreductie van absoluut bijna 1,5 mln. m2 bvo. In relatieve zin haalt Amsterdam éénderde (2020) tot 40% (gehele periode) van zijn planaanbod af. Ten opzichte van de vraag reduceert het overschot naar 28% tot 2020 en daarna stijgt het tot 50%.
378.622 734.577 -852.928 -1.496.523 28% 50% 67%
60%
Tabel 2.4 Planreducties kantoren per periode voor de Gooi en Vechtstreek (m2 bvo) Vraag Planaanbod Structuurschema Planaanbod na reductie Planaanbod-Vraag zonder reductie (5)=(3)-(1) Planaanbod-Vraag na reductie (6)=(5)-(4) Verschil (7)=(5)/(1) Overschot t.o.v. vraag (8)=(3)/(2) Planaanbod t.o.v. Structuurschema (1) (2) (3) (4)=(2)-(1)
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
81.667 155.500 155.500
163.333 100.000 100.000
24.000 44.500 44.500
245.000 255.500 255.500
269.000 300.000 300.000
73.833 73.833 0
-63.333 -63.333 0
20.500 20.500 0
10.500 10.500 0 4%
31.000 31.000 0 12%
100%
100%
Van Gooi en Vechtstreek waren geen cijfers opgenomen in het Structuurschema, omdat de regio die toen niet beschikbaar had. Inmiddels zijn de cijfers er wel. Om het zicht op de planaanbodreductie niet te vertroebelen, is aangenomen dat dit aanbod eveneens in het Structuurschema had moeten staan. Er is hier geen sprake van reductie, maar het totale planaanbod ligt dicht bij de vraag voor de regio.
17
18
Tabel 2.5 Planreducties kantoren per periode voor Haarlem/IJmond (m2 bvo) Vraag Planaanbod Structuurschema Planaanbod na reductie Planaanbod-Vraag zonder reductie (5)=(3)-(1) Planaanbod-Vraag na reductie (6)=(5)-(4) Verschil (7)=(5)/(1) Overschot t.o.v. vraag (8)=(3)/(2) Planaanbod t.o.v. Structuurschema (1) (2) (3) (4)=(2)-(1)
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
61.000 265.600 118.100
122.000 75.000 233.000
16.000 75.000 13.000
183.000 340.600 351.100
199.000 415.600 364.100
204.600 57.100 -147.500
-47.000 111.000 158.000
59.000 -3.000 -62.000
157.600 168.100 10.500 92%
216.600 165.100 -51.500 83%
103%
88%
Voor Haarlem/IJmond is het planaanbod vooral na 2020 gereduceerd. Tot die tijd stijgt het zelfs enigszins. Ten opzichte van de vraag blijft het aanbod aan de hoge kant (+92% (2020) en +83% tot 2030). Het overschot van 165.000 m2 is relatief omvangrijk. Voor 100.000 m2 bvo gaat Haarlem dan ook een dubbelbestemming aanwijzen. Zo wordt omzetting van circa 6 ha kantorenlocatie naar bedrijventerrein mogelijk.
Tabel 2.6 Planreducties kantoren per periode voor Meerlanden/Amstelland (m2 bvo) (1) (2) (3) (4)=(2)-(1) (5)=(3)-(1) (6)=(5)-(4) (7)=(5)/(1) (8)=(3)/(2)
Vraag Planaanbod Structuurschema Planaanbod na reductie Planaanbod-Vraag zonder reductie Planaanbod-Vraag na reductie Verschil Overschot t.o.v. vraag Planaanbod t.o.v. Structuurschema
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
317.000 950.317 254.500
634.000 799.811 745.800
108.000 799.811 38.000
951.000 1.750.128 1.000.300
1.059.000 2.549.938 1.038.300
799.128
1.490.938
633.317
165.811
691.811
-62.500 -695.817
111.800 -54.011
-70.000 -761.811
49.300 -20.700 -749.828 -1.511.638 5% -2% 57%
Meerlanden/Amstelland reduceert fors in het aanbod. Er gaat respectievelijk 43% en 59% vanaf. In absolute zin gaat het in totaal om een reductie met 1,5 mln. m2, waarmee de deelregio ‘koploper’ is. Er ontstaat hierdoor tot 2020 praktisch marktevenwicht (exclusief huidige courante leegstand) en na 2020 slaat dit zelfs om naar een beperkt tekort. De reducties zijn dus zeer fors. Meerlanden/Amstelland beschikt wel over flexibiliteit. Er zijn nog strategische reservelocaties voor de lange termijn. Deze hebben voornamelijk een Schipholgebonden karakter.
41%
Tabel 2.7 Planreducties kantoren per periode voor Zaanstreek/Waterland (m2 bvo) Vraag Planaanbod Structuurschema Planaanbod na reductie Planaanbod-Vraag zonder reductie (5)=(3)-(1) Planaanbod-Vraag na reductie (6)=(5)-(4) Verschil (7)=(5)/(1) Overschot t.o.v. vraag (8)=(3)/(2) Planaanbod t.o.v. Structuurschema (1) (2) (3) (4)=(2)-(1)
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
33.333 56.000 12.000
66.667 20.000 65.000
14.000 20.000 33.000
100.000 76.000 77.000
114.000 96.000 110.000
22.667 -21.333 -44.000
-46.667 -1.667 45.000
6.000 19.000 13.000
-24.000 -23.000 1.000 -23%
-18.000 -4.000 14.000 -4%
101%
115%
Het planaanbod in Zaanstad/Waterland stijgt ten opzichte van het Structuurschema licht, vooral als gevolg van een vollediger beeld (er zijn feitelijk geen nieuwe plannen bijgekomen). Er is voor 2020 een tekort aan plannen dat daarna bijna omslaat in een overschot. Als de vraag zich werkelijk zo ontwikkelt, kan zowel in Zaanstad als in Purmerend een versnelling en eventueel verdichting binnen de bestaande plannen worden gemaakt.
2.4 Specifieke aandachtspunten In aanvulling op de planaanbodreducties zijn er enkele onderwerpen die in het kader van de Uitvoeringsstrategie nadere aandacht verdienen: • De bijzondere positie van Almere. Er ligt een bestuurlijke opgave op Noordvleugelniveau om voor die stad te komen tot een betere woon-werkbalans. We bekijken de planaanbodreducties vanuit dit perspectief. • Di≠erentiatie tussen toplocaties en subtoplocaties. • Het belang van het uit de markt halen van niet-courant aanbod door sloop en transformatie.
2.4.1
Woon-werkbalans Almere in relatie tot reductie van kantorenplannen Almere keek in het kader van Plabeka kritisch naar fasering en omvang van haar kantoorplannen. Ten opzichte van de planvoorraad in 2005 (Structuurschema) leidde dit tot een reductie van bijna 0,5 mln. m2 bvo. In de resterende – veelal harde – plannen is schrappen zonder repercussies nauwelijks nog mogelijk. Het resultaat is een overigens nog relatief grote planvoorraad (775.000 m2 bvo) ten opzichte van de geprognosticeerde vraag van 327.000 m2.
Bij de beoordeling van deze cijfers moet meewegen dat Almere binnen de Noordvleugel om verschillende redenen een bijzondere positie inneemt. Alle Noordvleugelpartijen erkennen de noodzaak van een betere woon-werkbalans voor Almere. Dit betekent dat alles in het werk moet worden gesteld om de aantrekkelijkheid van Almere als vestigingsplaats voor economische activiteiten zo groot mogelijk te maken. Een goede bereikbaarheid is hierbij cruciaal, maar bijvoorbeeld ook een gezamenlijk kennis- en innovatiebeleid en gerichte gezamenlijke acquisitie en promotie. Een intensivering Almere neemt een van de verschillende beleidsimpulsen, gericht op het versterken bijzondere positie in. van de economische aantrekkingskracht van Almere, past Er ligt een bestuurlijke niet binnen de Plabeka-scenario’s; die zijn immers ‘beleidsarm’. opgave op NoordvleugelIn hoeverre deze beleidsimpulsen – samen met de autonome niveau om een betere dynamiek van Almere – hun uitwerking krijgen in de vraag woon-werkbalans naar kantoorlocaties, zal de komende jaren blijken uit de te creëren. Plabeka-monitor, zie paragraaf 6.4.1.
19
gekeken. Toch is ook op deze vijf locaties het planvolume ingekrompen. Beukenhorst is opgebouwd uit verschillende deellocaties en levert een bijdrage aan de totale reductie van Meerlanden. In Amsterdam Zuidoost zijn locaties geschrapt of uitgefaseerd. Haarlem heeft de Spoorzone vraaggericht gefaseerd en getemporiseerd, terwijl voor 100.000 m2 een dubbelbestemming naar bedrijfsruimte open staat. Inverdan Zaanstad is teruggebracht naar 60.000 m2 bvo, met een grotere di≠erentiatie in typen. En in Almere-Poort zijn de volumes in sommige deelgebieden geheel geschrapt en in andere behoorlijk teruggebracht.
De Plabeka-monitor is om nog een reden van extra gewicht voor Almere. Tot 2020 is de voorziene uitbreidingsvraag behoorlijk. Daarna valt de uitbreidingsvraag net als elders in de Noordvleugel sterk terug. Maar Almere kan, afhankelijk van het uiteindelijke verstedelijkingsscenario, ook na 2020 als stad nog sterk doorgroeien; zij heeft daarin een uitzonderlijke positie in de Noordvleugel. Het is de vraag of de mogelijke e≠ecten daarvan op de aantrekkelijkheid van de stad voor kantoorfuncties wel ten volle zijn verwerkt in het hoogste Plabeka-scenario. Die vraag kan de monitor beantwoorden. Actuele cijfers lijken te wijzen in de richting van een hoger groeipad. De monitor moet uitwijzen of dat een structureel karakter heeft, op basis waarvan te zijner tijd de Uitvoeringsstrategie bijgesteld kan worden.
20
De Zuidas en Schipholcentrum hebben, afgezien van concurrentie op prijs, weinig te vrezen van de subtoplocaties. De twee toplocaties beschikken immers over speciale kwaliteiten. Voor de bovenkant van de internationale markt – de doelgroep van de toplocaties – is de verwachting dat kwaliteit doorslaggevend zal zijn boven prijs. Omgekeerd ondervinden de subtoplocaties in een ruime markt wel concurrentie van de toplocaties. Dat risico wordt met name reëel als beleggers onder druk van een stagnerende afzet tot prijsdumping overgaan. De kans dat dit gebeurt, is overigens betrekkelijk klein, gezien de hoge investeringskosten. In Plabeka-kader monitoren we welke grondprijzen de overheden hanteren op de toplocaties, om te zien of de ook in prijs gewenste di≠erentiatie tussen top- en subtop wel gehandhaafd wordt. Ook de marktvraaghuren en eventueel markttransacties volgen we met het oog op dit doel.
Als de daadwerkelijke vraag naar kantoorlocaties daar aanleiding toe geeft, moet Almere daar snel en flexibel op kunnen reageren9. Zeker als we ons realiseren dat Almere – in tegenstelling tot de rest van de Noordvleugel – nauwelijks leegstand kent10. De stad kan snel op veranderende marktsituaties inspelen, omdat in verschillende grote gebiedsplannen de kantoorontwikkeling zo nodig versneld of geïntensiveerd kan worden. Er is afgesproken dat Almere zich voor de stedenbouwkundige ontwerpopgave van de stad kan bedienen van cijfers waarin een hogere vraagraming is verwerkt. Dit met het oog op de schaalsprong – een mogelijke doorgroei naar 400.000 inwoners. Bijlage 7 geeft hiervan een overzicht.
2.4.3 Di≠erentiatie toplocaties en subtoplocaties
2.4.2
• • • • •
Op de vierde Noordvleugelconferentie (februari 2005) zijn naast de toplocaties Zuidas en Schipholcentrum vijf locaties genoemd als prioritaire knooppunten: Beukenhorst Amsterdam Zuidoost Haarlem-Oost Inverdan Zaanstad Almere-Poort In de regionale Uitvoeringsstrategieën zijn deze locaties opgenomen binnen de totale lijst van knooppunten. Maar bij het beoordelen van het al dan niet schrappen van (delen van) locaties is wel naar het bijzondere belang voor de deelregio’s
9) Dit natuurlijk conform de procedure-afspraken die in Plabeka-verband gemaakt zullen worden (zie hoofdstuk 6). Aanpassing van de Uitvoeringsstrategie op basis van monitoruitkomsten kan voor iedere gemeente aan de orde zijn. 10) Gegevens PropertyNL, medio 2006.
Sloop-nieuwbouw en transformatie: versnelling is wenselijk
De afzet van nieuwe kantoren aan huurders verloopt, zeker nu de conjunctuur aantrekt, tamelijk voorspoedig. De markten voor langdurig verhuurd eersteklas vastgoed zijn zeer liquide, waardoor – ondanks een nog altijd vrij forse leegstand in de totale markt – beleggers genoegen Op de kantorenmarkt doet nemen met dalende aanvangsrendementen. Aan de bovenzich een opvallende tweekant van de markt loopt de leegstand daarmee terug, maar deling voor. Aan de bovenaan de onderkant van de markt ontstaat juist structurele kant van de markt loopt leegstand in een deel van de voorraad. Er is dus een noodzaak de leegstand terug, maar om deze kantoren aan de voorraad te onttrekken, bijvoorbeeld aan de onderkant van de via sloop-nieuwbouw of transformatie. Het gaat om kantoren markt ontstaat juist die ofwel op ‘verkeerde’ locaties liggen of zo verouderd zijn structurele leegstand in dat ze niet meer aansluiten op de hedendaagse vraag. een deel van de voorraad.
Schattingen over de omvang van dit incourante aanbod lopen uiteen. Het Structuurschema neemt aan dat 25 procent van het aanbod als incourant moet worden beschouwd. Dit gegeven leidt tot twee opmerkingen. In de eerste plaats zal bekeken worden of een versnelling mogelijk is in het transformeren of slopen van de verouderde kantoren. De tweede opmerking is dat verjonging van de kantorenvoorraad een structureel proces zou moet zijn. Sloop-nieuwbouw en transformatie moet op veel grotere schaal onderdeel gaan uitmaken van het proces van stedelijke en economische vernieuwing. De mate waarin hiermee succes kan worden geboekt, verdient nader onderzoek in Plabeka-kader. De nu voorgestelde forse planreducties zijn namelijk nog niet voldoende voor het bereiken van een marktevenwicht (rekening houdend met frictieleegstand en incourant aanbod).
Sloop-nieuwbouw en transformatie moet op veel grotere schaal onderdeel gaan uitmaken van het proces van stedelijke en economische vernieuwing.
2.5 Kernpunten Uitvoeringsstrategie voor kantoren Dit hoofdstuk bespreekt belangwekkende bestuurlijke afspraken op Noordvleugelniveau die zijn vastgelegd voor de verschillende deelgebieden: • Op Noordvleugelniveau is de intentie uitgesproken om 3,5 miljoen m2 bvo planaanbod van kantoren uit de markt te nemen. Partijen spreken de ambitie uit om deze bestuurlijke voornemens om te zetten in daden. Uiteindelijk moet dat leiden tot aanpassingen in juridisch bindende ruimtelijke plannen: bestemmingsplannen en hogere planvormen. • Elk van de deelregio’s hanteert het planaanbod uit de tabellen 2.2 tot en met 2.7 als een planaanbodplafond voor het eigen deelgebied11. • De vraagontwikkeling en het vraag-planaanbodsaldo wordt in Plabeka-kader gemonitord. De partners spreken af dat de Plabeka-monitor voor een periode van tenminste vijf jaar operationeel blijft. • Afwijkingen tussen Uitvoeringsstrategie en monitorresultaten kunnen, in onderling overleg tussen de Plabeka-partners, leiden tot opwaartse of neerwaartse aanpassing van de Uitvoeringsstrategie voor de kantoren per deelgebied. 11) In paragraaf 2.4 is op dit punt een uitzondering gemaakt voor de ontwerpopgave van de schaalsprong Almere.
• Jaarlijkse aanpassingen binnen de planaanbodplafonds zijn mogelijk naar aanleiding van de monitorresultaten. Voor (majeure) herijking van de Uitvoeringsstrategie is een frequentie van eens per vijf jaar afgesproken. • De vraagontwikkeling in Almere wordt bevorderd met een nader te bepalen pakket van beleidsmaatregelen op Noordvleugelniveau. Daarbij horen in ieder geval marketing en acquisitie. Daarnaast volgen we de ontwikkeling van de woon-werkbalans in Almere in de tijd. Een en ander in samenhang met het verstedelijkingsscenario en de daarbij behorende infrastructuur. Ten slotte onderzoeken we – als de vraagontwikkeling daar volgens de monitor aanleiding toe geeft – in hoeverre er voor de periode na 2020 in voldoende mate rekening is gehouden met de consequenties van de te verwachten voortgaande groei van de stad Almere. Uit een dergelijk onderzoek kan een aanpassing van de Uitvoeringsstrategie voortvloeien. Almere kan zich voor de ontwerpopgave van de schaalsprong van de stad bedienen van cijfers waarin een hogere vraagraming is verwerkt (zie tevens bijlage 7). • Op Noordvleugelniveau zetten we in op het optimaal benutten van de bestaande voorraad kantoren. Daarnaast onderzoeken we in hoeverre sloop-nieuwbouw en transformatie een bijdrage kunnen leveren aan de reductie van de overschotten. Deelgebieden mogen aantoonbare onttrekkingen aan de markt optellen bij hun planaanbodplafond. In hoofdstuk 6 gaan we nader in op de wijze waarop deze punten kunnen worden uitgevoerd en bewaakt.
21
Een verbeelding van de metropolitane strategie van de Noordvleugel (Bron: Provincie Noord-Holland)
3. Bedrijventerreinen 3.1 Inleiding De opgave voor het onderdeel bedrijventerreinen voor de deelregio’s is van een geheel andere aard dan die voor de kantoren. Ging het in het kantorenhoofdstuk over een reductie in planvorming, voor de bedrijventerreinen is de vraag of tijdig voldoende ruimte met de juiste kwaliteit binnen het relevante segment in elk deelgebied kan worden geboden. In het Structuurschema is deze vraag zonder segmentering en met een grofmazige fasering positief beantwoord. Maar het constateert ook dat een verdere deelregionale uitwerking noodzakelijk is.
Uitgangspunten
3.1.1
• •
• In dit hoofdstuk presenteren we het resultaat van die deelregionale programmeringen op hoofdlijnen, waarbij dit hoofdstuk zich (voornamelijk) beperkt tot de ‘droge’ bedrijventerreinen; de zeehaventerreinen komen aan bod in hoofdstuk 4. De Schipholgebonden bedrijventerreinen komen wel aan bod in dit hoofdstuk, maar worden uitvoeriger besproken in hoofdstuk 5. In de verschillende deelregionale programmeringen komen knelpunten naar voren, zoals het feit dat niet in elk deelgebied de gewenste segmentering op de juiste tijd beschikbaar is. Die knelpunten zijn in Plabeka-kader besproken en er is naar oplossingen gezocht. Die oplossingen staan in De planvoorraad van paragraaf 3.3. bedrijventerreinen is lager dan de geprognosticeerde Daarnaast zijn oplossingsrichtingen verkend. Die zijn echter vraag. Alle partijen moeten nog maar ten dele verwerkt, omdat het inzicht in de reikwijdte de in deze Uitvoeringsdaarvan veelal nog onvoldoende helder is. Het gaat hier om strategie vastgelegde de herstructurering van bestaande terreinen in combinatie omvang en fasering van met intensivering en het e≤ciënter aanwenden van nieuwe de plannen daadwerkelijk locaties. Ook het recente advies van de VROM-raad, getiteld realiseren. ‘Werklandschappen, een regionale strategie voor bedrijventerreinen’, bevat interessante gedachten die in Plabeka-kader nadere uitwerking verdienen. Dit komt aan bod in paragraaf 3.5. Daar klinkt ook de vraag of het ontwikkelen van meer gemengde omgevingen, waarin plaats is voor zowel wonen als werken, mede kan bijdragen aan oplossingen.
•
•
• • • •
Bij het opstellen van de deelregionale programmeringen en deze Noordvleugelstrategie hanteren we de volgende uitgangspunten: een vraaggestuurde ontwikkeling staat voorop. Als leidend principe geldt een marktconforme segmentatie van de vraag; de programmering is uitgewerkt per deelgebied, per tijdvak – 2006-2010, 2011-2020, 2021-2030 – en per segment: gemengd plus, modern gemengd, parkachtig, transport en logistiek, binnenstedelijk; voor de vraag haken we aan bij het hoogste economische groeiscenario van het CPB, ‘Global Economy’. Dit volgens het gebruikelijke adagium dat ruimtelijke reserveringen moeten plaatsvinden op basis van een ‘hoog’ scenario en de feitelijke ontwikkeling wordt gebaseerd op de feitelijke opname. Die kunnen we aflezen aan de jaarlijkse monitor en de economische vooruitzichten op korte en middellange termijn; de omvang van de vraag naar bedrijventerreinen is gebaseerd op de DRO-raming die het Structuurschema hanteert. Voor de verdeling naar segmenten sluiten we wat de vraagzijde betreft aan bij de gegevens uit ‘Segmentering kwantificering Plabeka’ (Bureau BUITEN, 2006, in opdracht van Plabeka). Daarbij is de uitsplitsing van de vraag voor de periode 2006-2020 naar de deelperioden 2006-2010 en 2011-2020 tijdevenredig gemaakt, dus in een verhouding 1/3e : 2/3e; de in het Structuurschema opgenomen vraagramingen vanaf 2005 zijn volledig toegerekend aan de vraagramingen in dit rapport, die lopen vanaf 2006. Er heeft geen herberekening naar rato plaatsgevonden; het planaanbod van bedrijventerreinen is gebaseerd op de verschillende notities die in het kader van de deelregionale programmeringen zijn opgesteld; vraag en aanbod worden altijd weergegeven in ha netto, tenzij expliciet anders aangegeven; de leegstand wordt in de analyse meegenomen. Weliswaar niet direct in de vraagplanaanbodconfrontatie, maar wel bij de oplossingen voor eventuele tekorten; er is geen ‘ijzeren voorraad’12 gehanteerd, omdat het volgende herijkingsmoment van de regionale Uitvoeringsstrategie (naar verwachting uiterlijk over vijf jaar) nog voldoende ruimte laat om zonodig vóór 2030 nieuw aanbod te maken. Jaarlijkse monitoring en periodieke herijking vormen een onlosmakelijk onderdeel van de programmeringsstrategie.
12) IJzeren voorraad: altijd beschikbare voorraad om aan de kortetermijnvraag te kunnen voldoen.
23
24
3.2 Overzicht deelregionale programmeringen
Tabel 3.1 Vraag en aanbod van bedrijventerreinen naar segment en tijdvak (ha netto) voor de gehele Noordvleugel
Voor de zes deelgebieden zijn deelregionale programmeringen opgesteld. Hierin is de Plabeka-vraag geconfronteerd met het aanbod. Niet voor alle zes deelgebieden is het planaanbod echter in het ‘Plabeka-format’ beschikbaar. Daardoor loopt de weergave van de informatie die ten grondslag ligt aan bijlage 4, waarin de vraagaanbodconfrontatie voor de deelregio’s per segment en tijdvak is weergegeven, uiteen.
Totaal alle segmenten
(1) Vraag (2) Aanbod Uitvoeringsstrategie (3)=(2)-(1) Aanbod-vraag Uitvoeringsstrategie Gemengd plus
Het totale aanbod (zie tabel 3.1) betreft 1.816 ha (exclusief 64 ha leegstand ) Het totale aanbod valt daarmee 675 ha lager uit ten opzichte van het Structuurschema. Dat komt vooral doordat grote strategische reservelocaties in het deelgebied Meerlanden in het Structuurschema wel als aanbod zijn opgenomen, maar in deze programmering niet14. Andere verklaringen voor het verschil met het aanbod van het Structuurschema liggen in voortschrijdend inzicht of aanpassingen in planvorming. BijvoorPlabeka concludeert dat beeld de ontwikkeling van de locatie A6/A27 bij Almere. er op Noordvleugelschaal een behoorlijk aanbod Omvang, segmentering en fasering zijn hier nog volop in aan bedrijventerreinen op beweging. Maar ook in andere deelregio’s zijn er verschillen. korte en middellange termijn is. In totaal is er sprake van een beperkt tekort (40 ha) tot 2020 (zie tabel 3.1). Zonder uitsplitsing naar segmenten en deelgebieden concluderen we dat de Noordvleugel in ieder geval een behoorlijk aanbod van bedrijventerreinen op korte en middellange termijn heeft. Daarna tonen de cijfers een behoorlijk tekort van bijna 500 ha. 13
13) Het cijfer betreft de courante leegstand van bedrijfsruimte op bedrijventerreinen waarbij 445.333 m2 bvo met een floor-space-index van 0,7 is omgerekend naar een netto areaal van 64 ha. Bron: Structuurschema Plabeka. 14) Het gaat hier ook om de als zodanig aangemerkte locaties in het Streekplan Noord-Holland-Zuid (Zwanenburg-Zuid en A4-zone NV). Bovendien zijn ze aangemerkt als ‘Schipholgebonden’. Invulling van deze locaties hangt enerzijds af van de marktontwikkeling (uitgifte op de andere locaties) en is anderzijds afhankelijk van eventuele veranderingen in het toekomstig banenstelsel van Schiphol. In verband met dat laatste punt zijn deellocaties afgevallen, zoals Schiphol Zuidoost. De realisatie daarvan is afhankelijk van de toekomstplannen voor de Kaagbaan. Ook een locatie als Nieuw Vennep-Oost is, overigens om andere redenen, niet in deze cijfers verwerkt.
(1) Vraag (2) Aanbod Uitvoeringsstrategie (3)=(2)-(1) Aanbod-vraag Uitvoeringsstrategie Modern gemengd
(1) Vraag (2) Aanbod Uitvoeringsstrategie (3)=(2)-(1) Aanbod-vraag Uitvoeringsstrategie Parkachtig
(1) Vraag (2) Aanbod Uitvoeringsstrategie (3)=(2)-(1) Aanbod-vraag Uitvoeringsstrategie Transport en distributie
(1) Vraag (2) Aanbod Uitvoeringsstrategie (3)=(2)-(1) Aanbod-vraag Uitvoeringsstrategie Binnenstedelijk
(1) Vraag (2) Aanbod Uitvoeringsstrategie (3)=(2)-(1) Aanbod-vraag Uitvoeringsstrategie + = overschot
- = tekort
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
500,0 748,1
1.000,0 712,3
801,0 356,0
1.500,0 1.460,4
2.301,0 1.816,4
248,1
-287,7
-445,0
-39,6
-484,6
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
70,3 288,1
140,7 70,3
96,0 0,0
211,0 358,4
307,0 358,4
217,8
-70,4
-96,0
147,4
51,4
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
208,7 208,0
417,3 286,1
325,0 136,0
626,0 494,1
951,0 630,1
-0,7
-131,2
-189,0
-131,9
-320,9
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
74,3 77,2
148,7 100,1
136,0 80,0
223,0 177,3
359,0 257,3
2,8
-48,5
-56,0
-45,7
-101,7
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
109,7 150,5
219,3 222,2
188,0 85,0
329,0 372,7
517,0 457,7
40,9
2,8
-103,0
43,7
-59,3
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
37,0 24,3
74,0 33,6
56,0 55,0
111,0 57,9
167,0 112,9
-12,7
-40,4
-1,0
-53,1
-54,1
In het segment bedrijven maakt de markt onderscheid in vier segmenten: Gemengd Plus, Modern gemengd, Transport en distributie en Binnenstedelijk. En binnen het segment Modern gemengd zit nog een subsegment Parkachtig. De onderscheidende factoren zijn: milieucategorie, bereikbaarheid via de weg, parkeermogelijkheden inclusief laden en lossen en de omgeving. In schema gezet ziet dat er uit als in tabel 3.2: Tabel 3.2 Onderscheidende factoren voor bedrijvensegmenten Milieucategorie
Gemengd plus Modern gemengd Parkachtig Transport en distributie Binnenstedelijk
Bereikbaarheid via de weg
Parkeren inclusief laden en lossen
Omgeving
3-6
+
+
0
2-4
++
+
+
2-4
++
+
++
nvt
++
++
0
1-2
0
0
0/++
Sector
Zware industrie Industrie en diensten Industrie en diensten Transport en distributie Lichte industrie en diensten
• in de Gooi- en Vechtstreek is een gering aanbod aan bedrijventerrein, maar de vraag lijkt hier ook beperkt. Een gedetailleerd kwantitatief inzicht in deze knelpunten vindt u in bijlage 4. In de volgende paragraaf zijn de oplossingen voor de knelpunten beschreven.
3.3 Oplossingen voor de knelpunten van bedrijventerreinen Voor deze knelpunten zijn verschillende oplossingen mogelijk die integraal onderdeel uitmaken van de programmeringstrategie op Noordvleugelschaal. Daarbij is in de eerste plaats gekeken naar oplossingsmogelijkheden binnen de eigen deelregio. Dit vanuit de wens dat elke deelregio in de Noordvleugel voldoende ruimte voor de economische ontwikkeling kan bieden en zoveel mogelijk de ‘eigen broek moet ophouden’. Binnen deelregio’s gaat het overigens meestal al om bovengemeentelijke oplossingen. In aanvulling daarop is – in lijn met de voortgaande economische integratie van de Noordvleugel en de samenwerking binnen Plabeka – ook gekeken naar bovenregionale uitwisseling als middel om knelpunten op te lossen. We bespreken de deelgebieden.
Knelpunten
3.2.1
•
• • • •
Als we de analyse uitwerken tot op het niveau van deelgebieden en segmenten, dan blijken er in de verschillende deelregionale programmeringen knelpunten te ontstaan: in Almere dreigt voor 2020 een tekort in bijna alle segmenten, maar vooral in ‘Modern gemengd’ (35 ha). Op de langere termijn gaat het vooral om een tekort van 44 ha in de categorie ‘Gemengd Plus’; in Amsterdam ontstaat na 2020 een tekort van 90 ha. Er is eerder vooral sprake van een mismatch in segmenten; in de regio Haarlem/IJmond verwachten we tekorten van 78 ha voor 2020, plus nog eens 92 ha na 2020; in Meerlanden is er, inclusief Amstelland, na 2020 een bescheiden tekort van 37 ha; in Zaanstreek en Waterland overstijgt de geprognosticeerde vraag tot 2030 (443 ha) het aanbod (199 ha) ruim, waardoor er na 2010 flinke tekorten ontstaan;
Almere Almere heeft een fors areaal bedrijventerreinen in de planning. In totaal gaat het in deze programmeringsstrategie om 680 ha netto. Almere heeft hierbij wel het aanbod op de locatie A6/A27 – grondgebied van de gemeente Zeewolde – meegeteld, terwijl hierbij geen rekening is gehouden met de eventuele vraag vanuit Zeewolde zelf. De locatie is bovendien met de Er is een behoorlijk nodige onzekerheid omgeven. areaal direct uitgeefbaar in de verschillende Er is een behoorlijk areaal direct uitgeefbaar in de verschillende categorieën, maar voor de categorieën, maar voor de categorie ‘Modern gemengd’ en categorie ‘Modern ‘Parkachtig’ dreigen vóór 2020 al duidelijke tekorten. Voor gemengd’ en ‘Parkachtig’ ‘Gemengd Plus’ heeft Almere nog 80 ha in de verschillende dreigen vóór 2020 al fasen van bedrijventerrein De Vaart. Een opvolglocatie is duidelijke tekorten. echter nog niet voorhanden.
25
26
Almere zoekt de oplossingen in het zo mogelijk naar voren halen van het planaanbod en het werken aan de zoeklocatie ten oosten van de A27, met een indicatieve omvang van 300 ha bruto. Deze locatie is opgenomen in het Omgevingsplan Flevoland (Ontwerp, voorjaar 2006). De locatie zit nu nog niet in de programmering van Almere, maar zou voor zowel de categorie ‘Modern Gemengd’ op korte of middellange termijn als voor ‘Gemengd Plus’ op langere termijn soelaas moeten bieden. Daarnaast moet Almere verstandig omspringen met de ruimte op De Vaart, dat wil zeggen die alleen aanbieden aan bedrijven die de milieuruimte nodig hebben. Selectieve overloop (bedrijven met relatief weinig werkgelegenheid per ha) naar Lelystad vindt al plaats, maar krijgt geen extra stimulans. Ook voor ‘Modern Gemengd’ en ‘Parkachtig’ is het belangrijk om de planvorming zo mogelijk wat naar voren te halen, omdat anders vóór 2020 tekorten dreigen. Er zijn wel voldoende plannen voor de langere termijn beschikbaar. Monitoring wordt hier dus belangrijk. Amsterdam Amsterdam kent na 2020 een tekort van afgerond 90 ha, exclusief leegstand. Er is over de hele periode sprake van een mismatch in segmentering. Amsterdam telt ruim voldoende aanbod in de categorie ‘Gemengd Plus’ – er is een overschot van 136 ha – met name op locaties in het Westelijk Havengebied en de Noordelijke IJ-oevers. Airport Business Park Osdorp telt voldoende uitgeefbare capaciteit om in de Amsterdamse behoefte aan logistiek terrein te kunnen voorzien. Maar in de categorieën ‘Modern Gemengd’,‘Parkachtig’ en ‘Binnenstedelijk’ is het Amsterdamse aanbod op korte termijn al niet meer voldoende. Een deel van die vraag, met name waneer het om In de categorieën ‘Modern grootschalige bedrijvigheid gaat, kan binnen het overschot Gemengd’, ‘Parkachtig’ van ‘Gemengd Plus’ worden opgevangen. Amsterdam en ‘Binnenstedelijk’ is verwacht dat onder druk van de ruimteschaarste er relatief het Amsterdamse aanbod veel via substitutie kan worden opgelost. Voor hoogwaardige op korte termijn al niet bedrijvigheid zijn enkele ‘businessparcs’ in ontwikkeling, die meer voldoende. echter volledig als kantorenlocatie worden gezien. De mogelijkheden voor het aanmaken van extra gemengd of binnenstedelijk terrein zijn echter beperkt. Vanwege schaarste aan ruimte, ruimteclaims voor wonen en beperkende factoren als infrastructuur en milieuhinder. Het is wel een continu aandachtspunt, onder andere bij het omzetten van kantorenplannen.
Amsterdam is voor een deel van de vraag aangewezen op het aanbod elders in de Noordvleugel. Daarbij zijn de volgende opties in beeld: • Het benutten van de circa 20 ha aan bedrijfsruimte die op dit moment niet is bezet en die in de toekomst bruikbaar is. • In Amstelland is rond de vernieuwde N201 in Amstelveen Zuid circa 50 ha netto beschikbaar, overigens na 2010 en afhankelijk van de uitvoering van de verlegging van de N201. Dit aanbod is ook bij Haarlemmermeer in beeld als overlooplocatie. Dat maakt de balans voor Amsterdam op zichzelf bijna sluitend, zij het dat qua fasering en segmentering er wel spanning blijft bestaan. Gooi en Vechtstreek Het Structuurschema noemt voor de Gooi en Vechtstreek een vraag van 25 ha bedrijventerrein, terwijl er ook voor de kantoren een behoorlijke uitbreidingsvraag is geraamd. Door de gehanteerde systematiek is de uitbreiding van de in het Gooi belangrijke mediasector vrijwel volledig gerekend bij de kantorenvraag, terwijl deze sector in de vorm van studiofaciliteiten en opslag ook van betekenis is voor de vraag naar De regionale vraag van bedrijfsruimte. Als we daar rekening mee houden, schatten de Gooi & Vechtstreek we de regionale vraag van de Gooi & Vechtstreek op 40 ha is circa 40 ha netto netto bedrijventerrein, exclusief het Media Park (Hilversum)15. bedrijventerrein, exclusief het Media Park Omwille van de consistentie (aansluiten bij eerdere totalen (Hilversum). Het aanbod van het Structuurschema) rekenen we in dit rapport met de blijft hierbij achter. oorspronkelijke 25 ha in tabellen, maar wordt in de programmering gekeken naar die 40 ha.
Het planaanbod in de regio is heel beperkt. Het gaat om: • Crailo • Monnikenberg • Blaricummer Meent De plannen van Crailo zijn reeds lang in ontwikkeling. Hilversum houdt als enige gemeente in de regio vast aan de ontwikkeling van haar deel tot bedrijventerrein. Op de andere delen komt inmiddels woningbouw. Per saldo resteert 11 ha. Hilversum heeft verder nog de locatie Monnikenberg (5 ha) in het Streekplan. Mogelijk krijgt 15) Bron: ambtelijke toelichting Gooi en Vechtstreek
dit gebied een reservering voor een zorggelieerd cluster van bedrijvigheid en voorzieningen. Hier is dus wel capaciteit, maar voor specifieke doelgroepen. Verder heeft Hilversum nog enkele kleinschalige herontwikkelingslocaties die deels met bedrijfsruimte worden ingevuld, maar de verwachting is dat die capaciteit snel met lokale bedrijvigheid wordt ingevuld. De Blaricummer Meent ten slotte biedt 8,5 ha aanbod. Grootschalig aanbod (‘Gemengd Plus’ of ‘Logistiek’) is in het Gooi niet voorhanden, maar dat is geen verschil met de achterliggende periode en de vraag is ook heel beperkt. Per saldo komt het aanbod (exclusief ‘Kleinschalig’, zonder herstructurering en zonder Media Park) bijna aan de 25 ha die in het Structuurschema Plabeka staan. Maar de 40 ha netto (exclusief Media Park) zijn nog niet in zicht. Via herstructurering en intensivering (onder meer van locaties in Hilversum, Huizen en Weesp) wordt regionaal geprobeerd het aanbod te verruimen. Een regionale visie is in de maak om hier meer inzicht in te geven. Een deel van de overloop van bedrijvigheid naar Almere zal ook in de toekomst blijven. In de vraagraming van Plabeka is hiermee impliciet rekening gehouden. Haarlem/IJmond Het deelgebied Haarlem/IJmond laat voor ‘droge’ bedrijventerreinen een groot tekort zien. In totaal komt het tekort in de regionale programmering voor Haarlem/IJmond op 170 ha, waarvan 78 ha vóór 2020.
• •
• •
Voor Haarlem valt de situatie opmerkelijk genoeg mee. Er is 38 ha aanbod beschikbaar (Waarderpolder en Haarlemmerliede-Rottepolderpark) waardoor zich op korte termijn en vóór 2020 geen tekorten voordoen. Daarna is er een tekort van 10 ha. Oplossingen voor dit tekort zijn: Invullen van de leegstand van omgerekend circa 6 ha. Hanteren van scherpe vestigingseisen in de Waarderpolder. Haarlem denkt onder andere aan een arbeidsplaatsenratio van 80 banen per ha, waardoor de beschikbare capaciteit e≤ciënt wordt benut. Intensiveren nastreven van de bebouwing op bestaande terreinen. Een dubbelbestemming leggen op een deel van de kantorenlocatie ‘Oost Poort West’, waardoor circa 6 ha (100.000 m2 bvo kantoren) zou kunnen worden omgezet naar bedrijventerrein.
• Het stimuleren van functiemenging elders in Haarlem/Zuid-Kennemerland. Dat drukt de vraag. • Overloop naar bedrijventerrein De Liede (Haarlemmermeer). • Overloop naar de ‘droge’ havengerelateerde bedrijventerreinen in Amsterdam. Omdat het hier om een beperkt tekort gaat voor Zuid-Kennemerland, kan de vraag worden opgevangen zonder een al te groot beroep te doen op de omliggende regio’s. Dat ligt anders voor IJmond. Hier worden op dit moment twee bedrijventerreinen opnieuw ontwikkeld: • Grote Hout16 (15 ha) • De noordzijde van het Business Park Ymond (BPY)(14,6 ha)
In totaal komt het tekort in de regionale programmering voor Haarlem/IJmond op 170 ha, waarvan 78 ha vóór 2020.
De ontwikkeling van Grote Hout is onderdeel van het door het ministerie van Economische Zaken als Topproject voor herstructurering aangeduide gebied IJmond-Noord. De ontwikkeling van Grote Hout moet ook een functie hebben voor de herstructurering van het bestaande bedrijventerrein De Pijp in Beverwijk. Het heeft daarom grote prioriteit. Naar verwachting kunnen zowel Grote Hout als het noordelijk gedeelte van BPY op zijn vroegst in 2007 op de markt komen. Ander hard aanbod is beperkt van omvang en bovendien versnipperd. Per saldo dreigt in IJmond vóór 2020 een tekort van 78 ha, oplopend tot 160 ha tot 2030.
Om het verwachte tekort aan bedrijventerreinen in IJmond tegen te gaan, stelt Plabeka een aantal oplossingen voor. Het Platform tekent daarbij aan dat bij het zoeken naar oplossingen rekening gehouden is met de situatie in de Zaanstreek, gelet op de ruimtelijke samenhang in het gebied binnen de Noordvleugel boven het Noordzeekanaal. De oplossingen zijn in volgorde van prioriteit: • Kwaliteitsbehoud en -verbetering van bestaande terreinen De eerste prioriteit voor IJmond moet liggen bij het behoud van de aantrekkelijkheid. Dat kan via herstructurering en intensivering van de bestaande terreinen. IJmond heeft omvangrijke bestaande terreinen die voor een deel vragen om herstructurering. De ruimtewinst als gevolg van herstructurering en intensivering zal geen grote vormen aannemen – naar verwachting circa 5 tot 10 ha – maar kan 16) Grote Hout is de voormalige NAM-locatie.
27
28
bedrijven wel verleiden om in hun bestaande locatie te investeren in plaats van te verhuizen. Alleen via de weg van kwaliteitsbehoud en -verbetering bereiken we dat de vraag naar nieuwe terreinen niet groter wordt. • Zachte plannen uitwerken Het Streekplan wijst de Zuiderscheg in Velsen-Zuid aan als mogelijk nieuw bedrijventerrein. Dit terrein ligt gevoelig vanwege ruimteclaims vanuit verschillende categorieën bedrijven en de ligging vlakbij recreatiegebied Spaarnwoude. Het terrein is door zijn ligging tussen twee snelwegen vooral geschikt voor logistieke bedrijven. De omvang is naar schatting circa 15 ha netto. In de gemeenteraad van Velsen is overigens een motie aangenomen waarin het terrein is aangemerkt als ‘groen-toeristisch bedrijventerrein’. De locatie is al opgenomen in het planaanbod van Plabeka. • Overloop van opties voor zwaardere milieucategorieën Een deel van de vraag van bedrijven in de zwaardere milieucategorieën (‘Gemengd Plus’) uit IJmond en Zaanstad kan opgevangen worden in andere regio’s. Mogelijkheden daarvoor zijn aanwezig in Amsterdam, waarbij vooral het overschot op ‘droge’ havengerelateerde terreinen in beeld is. We moeten kijken of bedrijven tot verplaatsing naar de andere zijde van het Noordzeekanaal te verleiden zijn. Dit ligt vaak gevoelig, maar is een mogelijkheid voor (inter)nationaal georiënteerde bedrijven in de zwaardere milieucategorieën. De prognose van de vraag naar ‘Gemengd Plus’ in Haarlem/IJmond is maximaal 35 ha tot 2030. • Zoekopdracht nieuwe locaties In IJmond is het – ook bij maximaal resultaat van alle bovengenoemde oplossingen – nodig om te zoeken naar aanvullende locaties. Een van de doelstellingen van het regionaal economisch programma ‘IJmond Veelzijdig’ is het vinden van 30 ha nieuw regionaal bedrijventerrein. Daarvoor start in 2007 een studie. Amstelland/Meerlanden De regio Meerlanden is samen met Almere de grootleverancier van bedrijventerreinen in de Noordvleugel. Meerlanden plus Amstelland heeft in de programmering ruim 600 ha opgenomen, waarbij alle locaties in de twee eerste deelperioden vallen. Qua fasering is er voor de korte termijn dus ruim voldoende aanbod. Dat geldt voor alle segmenten. Per saldo is er na 2020 een bescheiden tekort van 37 ha (zonder rekening te houden met leegstand). Dit is inclusief de 50 ha bij Amstelveen-Zuid en
het terrein De Liede. De eerste locatie wordt al mede genoemd als oplossing voor het Amsterdamse tekort, de tweede ziet Haarlem als mogelijke (beperkte) overlooplocatie.
• • • • •
Het aanbod in Meerlanden is exclusief de volgende locaties: Schiphol-Zuidoost (35 ha) Lijnden-West (68 ha) Zwanenburg-Zuid (bruto 300 ha) Een deel van de A4-zone (bruto 235 ha) Het benutten van de omgerekend ca. 17 ha aan bedrijfsruimte die op dit moment niet is bezet
De regio Meerlanden is grootleverancier van bedrijventerreinen in de Noordvleugel.
De locatie Schiphol-Zuidoost is onzeker. Dit hangt af van het toekomstig banenstelsel van de luchthaven. Lijnden-West staat gefaseerd voor na 2030 en valt daarmee buiten het bestek van deze programmering. De beide andere grote locaties hebben de status van strategische reserve. Daarmee vallen ze na 2030 en dus buiten deze programmeringsstrategie. De vier genoemde locaties (exclusief de leegstand) hebben alle de status van ‘Schipholgebonden’. Zij vallen dus onder de daarvoor geldende toewijzingsregels17.
Zaanstreek/Waterland Het deelgebied Zaanstreek/Waterland heeft het grootste absolute en relatieve tekort. Tegenover een vraag die in het Structuurschema op basis van het hoge CPB-scenario is berekend op 444 ha, staat een aanbod van 199 ha tot 2030. Dat is een tekort van maar liefst 250 ha netto. Bij deze cijfers is het belangrijk om Waterland en Zaanstreek even van elkaar te scheiden en ook naar de termijnen te kijken waarop de tekorten optreden. Purmerend vervult de regionale opvangfunctie voor Waterland. Hiervoor is terrein De Baanstee-Noord in zicht, een nieuwe noordelijke lob aan het bestaande bedrijventerrein in de Purmer. De locatie telt 81 ha uitgeefbare ruimte en komt vanaf 2008 beschikbaar. De gemeente en de regio verwachten er twintig jaar mee vooruit te kunnen. In de Zaanstreek is het aanbod aan bedrijventerreinen met het direct beschikbare Hoogtij (73 ha netto ‘droog’, naast 27 ha ‘nat’ terrein) op korte termijn eveneens 17) Zie de bijlagen van het Structuurschema of het Streekplan Noord-Holland Zuid voor deze toewijzingsregels.
goed verzekerd. Hoogtij staat in de deelregionale programmering als ‘Gemengd Plus’ te boek, maar kan evenzeer doorgaan voor ‘Modern Gemengd’. Daarnaast heeft Zaanstad de locatie Oosterzijderveld ter beschikking. Daar kan nog circa 20 ha worden ontwikkeld. En er is nog circa 20 ha herstructureringsopbrengst ingecalculeerd, omdat in Zaanstad – wellicht meer dan elders in de Noordvleugel – ruimtewinst op het omvangrijke bestaande areaal kan worden geboekt, zo is de verwachting. Deze ingecalculeerde ruimtewinst als gevolg van herstructurering is mede afhankelijk van het in voldoende mate verzamelen van financiële middelen.
• • • • •
Bij de beschrijving van de deelregio Haarlem/IJmond zijn verschillende oplossingen voor het gebied boven het Noordzeekanaal beschreven. Aanvullend gaat het voor Zaanstad om de volgende punten: Kwaliteitsbehoud van bestaande locaties plus ruimtewinst uit herstructureren en intensiveren. Dit is deels al ingecalculeerd in de regionale programmering. Het ontwikkelen van het Hembrugterrein. Zwaardere milieuhindercategorieën verleiden om naar het Westelijk Havengebied Amsterdam te gaan. Zoeken naar nieuwe locaties. Het benutten van de circa 10 ha aan bedrijfsruimte die op dit moment niet is bezet.
Zaanstad wil eerst het bestaande areaal optimaliseren in combinatie met de uitgifte van de huidige locaties; nu Hoogtij en straks Hembrugterrein. Die uitgifte wil Zaanstad in regionaal verband monitoren en op basis daarvan op een later tijdstip bezien of, en zo ja welke, nieuwe locaties nodig zijn. De geringe uitgifte in recente jaren doet de vraag rijzen of een herstel naar oude niveaus wel reëel is. Het deelgebied Zaanstreek/Waterland Verdere overloop naar andere deelgebieden binnen de heeft het grootste Noordvleugel is eigenlijk nauwelijks mogelijk, zo blijkt uit de absolute en analyse van de voorafgaande deelgebieden. Wenselijk is dus relatieve tekort. dat Zaanstad in samenspraak met IJmond tot een totaalaanpak voor de bestaande en nieuwe terreinen komt. Als de vraag zich inderdaad volgens het hoge CPB-scenario ontwikkelt, is een substantiële nieuwe locatie vooralsnog onvermijdelijk. Via monitoring moeten we bekijken hoe dat voor Zaanstad uitpakt.
Met de aanwezigheid van voldoende terrein voor de korte termijn kan Zaanstad/ Waterland de totaalaanpak voor de komende één tot twee jaar formuleren. Op dit moment kunnen we slechts concluderen dat Zaanstreek/Waterland geen sluitend planaanbod binnen de Plabeka-kaders heeft. Het Platform dringt erop aan de problematiek van nieuwe bedrijventerreinen boven het Noordzeekanaal in een groter verband te bezien. Daarbij zouden we meerdere opties moeten onderzoeken, waaronder ook oplossingen die in het verleden zijn afgewezen. Ook kunnen we kijken in hoeverre een meer fundamentele aanpak van het bedrijventerreinvraagstuk, in het verlengde van het ‘VROM-raad’-advies dat in hoofdstuk 6 nog ter sprake komt, tot een andere conclusie leidt.
3.4 Risico’s Op papier lijkt met de deelregionale programmeringen, aangevuld met de voorgestelde oplossingen, de invulling van voldoende ruimte voor ‘droge’ bedrijventerreinen tot 2020 verzekerd. Wel met een duidelijke uitzondering van het gebied boven het Noordzeekanaal op middellange en lange termijn. Dit laatste punt is hiervoor (bij IJmond en Zaanstad) uitvoerig beschreven. Overigens heeft het gebied ook ten zuiden van het kanaal tekorten, zij het van geringere omvang. Bovendien telt Meerlanden/Amstelland en Almere nog enkele reservelocaties. Er zijn echter nog wel enkele risicofactoren. Naast de ‘standaard’problemen bij de ontwikkeling van bedrijventerreinen – lange planprocedures, leidend tot onzekerheid en uitstel – vermelden we enkele specifieke risicofactoren in relatie tot de verschillende deelregionale programmeringen: • Bij Almere is de locatie A6/A27 in de programmeringsstrategie opgenomen. Deze strategie leunt in belangrijke mate op grondgebied van de gemeente Zeewolde. Het tijdig doorgaan van de ontwikkeling van deze locatie in de verschillende deelgebieden is van groot belang voor deze Noordvleugelprogrammering. In het verlengde hiervan verwijzen we naar een specifiek probleem op deze locatie: de netto-brutofactor zou wel eens veel minder gunstig kunnen uitpakken dan eerder voorzien, omdat de locatie ongunstig ligt wat betreft de waterhuishouding en met het oog op eventuele ecologische zones. De reservelocatie in het Omgevingsplan
29
30
(ten oosten van de A27) moeten we dan ook tijdig in plannen omzetten, waarbij de feitelijke ontwikkeling uiteraard afhankelijk is van de marktomstandigheden. • In enkele deelprogrammeringen, met name in die van Zaanstad en IJmond waar ook de tekorten zijn, is al rekening gehouden met de herontwikkeling van enkele locaties (IJmond) en een herstructureringsopbrengst (Zaanstad). Juist herontwikkeling en herstructurering zijn kostbare en trage processen met een risico van uitloop. Bij dit alles moeten we wel bedenken dat de Noordvleugel zeker tot 2020 over een potentieel omvangrijk aanbod lijkt te kunnen beschikken en dat de vraaganalyse voor een lange periode op een hoog economisch scenario is gebaseerd. Met andere woorden: het kan wat ruimtevraag betreft ook meevallen. Er zijn nog andere oplossingen die tot dusverre beperkt aandacht hebben gekregen, maar die wel invloed kunnen hebben op zowel de vraag als het aanbod van bedrijventerreinen. Die mogelijkheden passeren in de volgende paragraaf de revue en zijn mede bepalend voor de toekomstagenda van de partners in Plabeka.
3.5 Nadere verkenning van andere oplossingsrichtingen In de deelregionale programmeringen en in deze Noordvleugelprogrammering gaat de aandacht eerst en vooral uit naar de vraag:‘Kan de Noordvleugel de economische bedrijvigheid accommoderen op bedrijventerreinen als er een lange periode van hoogconjunctuur zou zijn?’ Daarbij keken we naar het huidige planaanbod plùs het toekomstige voor bedrijventerreinen. Zijdelings is herstructureren ter sprake gekomen als middel om de kwaliteit van locaties te behouden en als mogelijke bron van ruimtewinst. De werkelijke potentie hiervan, eventueel in combinatie met andere instrumenten, is echter De werkelijke uitdaging nog onvoldoende in beeld gebracht. Ook de mogelijkheden ligt erin te onderzoeken om via regionale verevening of een gerichte subsidiewerving op welk schaalniveau meer resultaat te behalen, vragen nadrukkelijk aandacht. en in welke mate de Een andere optie is verder inzetten op het intensiveren op multifunctionele werknieuwe locaties: waar stuit dat op de grenzen van de markt gebieden een alternatief en zit daar nog rek in voor de Noordvleugel? kunnen bieden voor de traditionele bedrijventerreinen.
• • •
• • • •
In het verlengde hiervan voeren we twee andere opties op, die aan elkaar zijn gerelateerd. Het gaat om: Het reserveren van bedrijventerreinen voor alleen milieuhinderlijke bedrijven. Het meer mengen van werkfuncties in woongebieden. Dit ligt in de lijn van het recente ‘VROM-raad’-advies. Kernpunten hiervan zijn: Sluit de toegang tot monofunctionele bedrijventerreinen af voor bedrijven die ook op andere locaties passen en ontwikkel zogenoemde ‘werklandschappen’ met een multifunctionele invulling. Richt de aandacht in veel sterkere mate op de bestaande terreinen. Werk hierbij regionaal samen, waarbij Rijk en provincies een stimulerende rol hebben. Maak regionale grondprijsafspraken en werk als gemeenten samen, ook met het bedrijfsleven. Werk samen met marktpartijen en verander de verdeling markt-overheid in de ontwikkeling en het beheer van bedrijventerreinen. Het Platform Plabeka, dat als ‘best practice’ in het VROM-advies wordt genoemd, merkt hierbij op dat in de Noordvleugel veel van deze punten al worden opgepakt. Het eerste en wellicht meest verstrekkende advies vergt overigens regelgeving op nationaal niveau. De trends, zowel op de markt van het wonen als die van het werken, wijzen echter helaas op ontmenging. De werkelijke uitdaging is dus om te bezien op welk schaalniveau en in welke mate de multifunctionele werkgebieden een alternatief voor de traditionele bedrijventerreinen kunnen bieden. De Noordvleugel wil hierin graag een pilotregio zijn. Regionaal zouden we overeen kunnen komen dat er in het geheel geen bedrijven meer op bedrijventerreinen worden gevestigd uit een lagere milieuhindercategorie dan 3. Dit als middel om de vraag te reduceren. Maar de praktijk is op dat punt weerbarstig en er zijn ook andere overwegingen (mobiliteit bijvoorbeeld of ruimte voor wonen) waardoor het monofunctionele bedrijventerrein zowel voor de markt als voor het beleid nog een aantrekkelijke optie is.
3.6 Kernpunten Uitvoeringsstrategie voor bedrijventerreinen In dit hoofdstuk constateren we dat het tijdig voorzien in bedrijventerreinen van de juiste soort in elk van de deelgebieden in de Noordvleugel redelijk is verzekerd tot 2020 (met uitzondering van IJmond en Zaanstad), maar op langere termijn is het nog niet vanzelfsprekend. De Noordvleugel afspraken hieromtrent zijn: • Op Noordvleugelniveau spreken de partners af zich in te spannen dat ten minste de deelregionale programmeringen voor bedrijventerreinen tijdig en waar nodig en mogelijk versneld voor de markt beschikbaar komen. Partijen zetten in op het mogelijk maken van het realiseren van ruim 1.800 ha ‘droog’ bedrijventerrein. Uiteraard onder monitoring van de werkelijke vraag. Uiteindelijk moet dat leiden tot aanpassingen in juridisch bindende ruimtelijke plannen, te weten bestemmingsplannen en hogere planvormen. • Op Noordvleugelniveau zetten we in op het optimaal benutten van de bestaande voorraad bedrijventerrein. Zo mogelijk geven we voorrang aan het invullen van de leegstand. • Elk van de deelregio’s hanteert de deelregionale programmeringen uit bijlage 4 als een ondergrens voor het te leveren bedrijventerreinareaal. Althans, als de vraag zich daadwerkelijk ontwikkelt conform het Plabeka-scenario. Elk deelgebied zet bestuurlijke druk op het doorzetten van plannen. • Monitoren van de vraagontwikkeling en het vraag-aanbodsaldo, alsook de effecten van herstructurering op het aanbod. De partners spreken uit dat de Plabeka-monitor voor een periode van ten minste vijf jaar operationeel blijft. • Afwijkingen tussen Uitvoeringsstrategie en monitorresultaten kunnen, in onderling overleg tussen de Plabeka-partners, leiden tot het opwaarts of neerwaarts aanpassen van de Uitvoeringsstrategie voor de bedrijventerreinen per deelgebied. • Een (majeure) herijking van de Uitvoeringsstrategie vindt met een frequentie van eens per vijf jaar plaats. Monitoring moet signaleren of dat voor elk deelgebied tijdig is. • IJmond en Zaanstad komen elk met een procesbeschrijving van de wijze waarop zij het tekort op korte (IJmond) en langere termijn in hun deelgebieden zo goed mogelijk willen oplossen. Daarin staat een zo breed mogelijk spectrum aan oplossingen en zo mogelijk wordt de langetermijnagenda hiervan gezamenlijk opgepakt.
• Op Noordvleugelniveau zetten we serieus in op herstructureren en intensiveren. We moeten voldoende kennis verwerven en samen maximaal inzetten op het verkrijgen van extra middelen van het Rijk en de EU. De regio wil verder met het Rijk de potenties van het ‘VROM-raad’-advies over de zogenaamde ‘werklandschappen’ verkennen. Er wordt een regionaal herstructureringprogramma opgesteld. • Vanwege risicofactoren rond de cruciale A6/A27-locatie en tekorten op de korte, middellange en lange termijn in Almere, Gooi en Vechtstreek, Amsterdam en Meerlanden/Amstelland, roept Plabeka Almere op om de zoeklocatie in het Omgevingsplan ten oosten van de A27 tijdig beschikbaar te maken. • De uitgifte van bedrijventerreinen in Amstelland/Meerlanden moet zorgvuldig worden gemonitord om de strategische reservelocaties zo nodig tijdig in ontwikkeling te kunnen nemen. – Ten aanzien van de gesignaleerde tekorten in Zaanstreek-Waterland, gelet op het spanningsveld met landschappelijke waarden in grote delen van deze subregio, zal ten aanzien van de opgave in dit plangebied tevens gekeken worden naar andere – buiten de Noordvleugel gelegen – opties. In hoofdstuk 6 gaan we nader in op de wijze waarop deze punten kunnen worden uitgevoerd en bewaakt.
31
4. Zeehaventerreinen In het kader van deze Uitvoeringsstrategie is ook geïnventariseerd of de regio op korte en lange termijn kan voorzien in de behoefte aan zeehaventerreinen. Daarbij kijken we naar het gehele NoordZeekanaalgebied (NZKG). We sluiten wat segmentering betreft aan op de tweedeling van het Structuurschema: • Kadegebonden • Zeehavengerelateerd
32
Kadegebonden terrein betreft alle ‘natte’ kavels. Zeehavengerelateerd terrein wordt ook wel aangeduid als ‘droog’ zeehaventerrein. In het rapport ‘Kwantificering Plabeka-segmentering’ is een verhouding 7/8e : 1/8e tussen de vraag in deze beide categorieën vastgesteld. Voor de confrontatie van vraag- en aanbod houden we de vraagraming uit dit rapport aan. Van een goede onderbouwing van de vraag is slechts sprake voor de periode tot en met 2020. Die raming is deels gebaseerd op de ontwikkeling van de goederenstromen in de haven en deels op de werkgelegenheidsontwikkeling van havengerelateerde industrie en logistiek. Bij gebrek aan beter trekt het Platform deze raming door naar 2030. Het Bestuursplatform Noordzeekanaalgebied zal op korte termijn met nieuwe onderbouwde ramingen voor de langere termijn komen. Tabel 4.1 Vraag en aanbodconfrontatie zeehaventerreinen naar segment en tijdvak (ha netto) voor het gehele Noordzeekanaalgebied Totaal
Vraag Aanbod Uitvoeringsstrategie Aanbod-vraag Uitvoeringsstrategie Kadegebonden
Vraag Aanbod Uitvoeringsstrategie Aanbod-vraag Uitvoeringsstrategie Havengerelateerd
Vraag Aanbod Uitvoeringsstrategie Aanbod-vraag Uitvoeringsstrategie + = overschot
- = tekort
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
118,0 457,7 339,7
236,0 110,4 -125,6
236,0 110,4 -125,6
354,0 568,1 214,1
590,0 678,5 88,5
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
103,3 324,9 221,7
206,5 110,4 -96,1
206,5 110,4 -96,1
309,8 435,3 125,6
516,3 545,7 29,4
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
14,8 132,8 118,1
29,5 0,0 -29,5
29,5 0,0 -29,5
44,3 132,8 88,6
73,8 132,8 59,1
In tabel 4.1 is de vraag-aanbodconfrontatie opgenomen die resulteert op basis van de programmering. Uit deze tabel blijkt dat het aanbod tot 2020 in principe voldoende moet zijn. Ook voor de periode na 2020 lijkt dat het geval. Er is immers sprake van een overschot. Maar daar is wel het ‘zachte’ aanbod van ruim 220 ha bijgeteld, waarvan het grootste deel voor rekening komt van de Wijkermeerpolder (175 ha). Deze polder is in 2001 in het Streekplan Noord-Holland-Zuid aangemerkt als strategische reserve voor zeehaventerrein. Voordat deze locatie kan worden ontwikkeld, moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Dat wil zeggen geen capaciteit elders gebruiken, de herstructureringswinst is benut en de intensivering maximaal toegepast, aldus het Streekplan. Bij deze cijfers moet men in het achterhoofd houden dat de actuele ontwikkelingen in termen van terreinuitgifte en goederenstromen het beeld van tabel 4.1 al op korte termijn kunnen doen verouderen. Bovendien vergt de aanmaak van nieuwe zeehavenlocaties een lange plan- en productietijd en moet er voor een wervende strategie steeds een divers aanbod beschikbaar zijn.
4.1 Kernpunten Uitvoeringsstrategie zeehaventerreinen Er ligt een behoorlijke harde planvoorraad, waarmee voor de korte en middellange termijn (maar niet op lange termijn) voldoende aanbod verzekerd lijkt. De partners spannen zich verder in om het zachte aanbod, waaronder de Wijkermeerpolder, tijdig in ontwikkeling te brengen. Plabeka constateert dat er over het dossier Zeehaventerreinen in deze Uitvoeringsstrategie nog een behoorlijke opgave ligt voor het Bestuursplatform Noordzeekanaalgebied. Zij moet de programmering van de zeehaventerreinen monitoren en zonodig aanpassen. Daarbij zijn de volgende elementen van belang: • het opstellen van een vraagprognose voor de periode tot 2030, rekening houdend met de ontwikkeling van de goederenstromen. Er ligt namelijk nog geen volledig onderbouwde prognose voor de periode na 2020; • een volledig beeld geven van de potenties van de herstructurerings- en intensiveringscapaciteit in het Noordzeekanaalgebied; • het monitoren van de daadwerkelijke uitgifte in 2006 en 2007 om te kijken of de voorraad inderdaad sterk terugloopt;
• het in beeld brengen van voor- en nadelen en uitvoerbaarheid van een aangepaste uitgiftestrategie die versterkend werkt op de internationaal concurrentiekracht van de Noordzeekanaalhavens. Op basis van de resultaten van deze acties moet het Bestuursplatform in staat zijn om voorstellen te doen voor de planvorming rond de Wijkermeerpolder.
33
5. Schipholgebonden kantoren en bedrijventerreinen In de Noordvleugel vervullen de Schipholgebonden locaties uiteraard een centrale rol in de metropolitane strategie. Zij zijn van eminent belang om te kunnen voorzien in de behoefte van het internationaal georiënteerde bedrijfsleven uit binnenen buitenland. Alle reden dus om specifieke aandacht te besteden aan zowel de Schipholgebonden kantorenlocaties (paragraaf 5.1) als de Schipholgebonden bedrijventerreinen (paragraaf 5.2). Voor de definities van Schipholgebonden locaties gebruikt het Platform de afbakening van het Streekplan Noord-HollandZuid. De daarin geformuleerde toewijzingscriteria neemt Plabeka onverkort over.
5.1 Schipholgebonden kantoren Voor de Schipholgebonden kantoren is een afzonderlijke vraag-aanbodconfrontatie gemaakt. In het Structuurschema was die nog niet opgenomen. In het rapport ‘Kwantificering Plabeka-segmentering’ staat wel een vraagraming naar Schipholgebonden kantoren. Die raming voorziet niet in één vraagscenario, maar schetst mogelijke redeneerlijnen, waarbij één ding in ieder geval duidelijk wordt: de tot dusverre gehanteerde vraagraming van het Bestuursforum Schiphol (80.000 m2 bvo per jaar)18 ligt op een te hoog niveau in vergelijking tot de totale ramingen van de uitbreidingsvraag in de regio. Op basis van het hierboven genoemde rapport heeft het Bestuursforum de ramingen inmiddels aangepast. Zij gaat nu uit van een toekomstige vraag naar Schipholgebonden kantoren van 55.000 m2 bvo per jaar 19. Het aanbod van Schipholgebonden kantoren bestaat uit het planaanbod uit hoofdstuk 2 van die locaties die als Schipholgebonden zijn aangemerkt. Hierbij geldt dat sommige locaties (waaronder de Zuidas) voor 75% als Schipholgebonden gelden. Een vergelijking tussen planvolumes op dergelijke locaties tussen hoofdstuk 2 en de Schipholgebonden volumes laat dus inconsistenties zien die door deze 75% worden verklaard. De Schipholgebonden kantorenlocaties liggen alle in de Haarlemmermeer of in Amsterdam. Deze Uitvoeringsstrategie is gebaseerd op de input van de beide gemeenten. Die is niet op alle onderdelen consistent met de visie vanuit het Bestuursforum. Er is met name nog discussie over 200.000 m2 bvo op de locatie Elzenhof. In de deelregionale programmering staat deze locatie vooralsnog na 2030 gepland en valt dus buiten de scope van de Uitvoeringsstrategie. 18) Zie de Regionaal Economische Visie Schiphol (REVS). 19) Bureau BUITEN formuleert de 55.000 m2 bvo per jaar als een maximumomvang in 2020, bij een geleidelijke stijging van het aandeel Schipholgebonden kantoren in de totale vraag en dus lagere volumes in de periode naar 2020 toe.
Uitgaande van deze gegevens resulteren de cijfers in tabel 5.1 voor de Schipholgebonden kantoren. In afwijking van de systematiek in hoofdstuk 2 vergelijken we het planaanbod voor Schipholgebonden locaties niet met het Structuurschema, maar met de programmering in de REVS20, waarbij een deel van dat aanbod voor slechts 75% is meegeteld. Uit tabel 5.1 blijkt dat er in de REVS nog sprake was van bijna 2,7 mln. m2 planaanbod. Dit aanbod wordt met meer dan 1,3 mln. m2 teruggebracht, waardoor er op de langere termijn – exclusief reservelocaties – een beperkt tekort ontstaat. Zie ook bijlage 5. Tabel 5.1 Vraag-aanbodconfrontatie van Schipholgebonden kantoren naar tijdvak (m2 bvo) Vraag Planaanbod ontwikkelings strategie REVS (3) Planaanbod na reductie (4)=(2)-(1) Planaanbod-Vraag zonder reductie (5)=(3)-(1) Planaanbod-Vraag na reductie (6)=(5)-(4) Verschil (7)=(5)/(1) Overschot t.o.v. vraag (1) (2)
(8)=(3)/(2)
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
275.000
550.000
550.000
825.000
1.375.000
769.557 425.643
1.543.871 746.279
367.533 187.279
2.313.428 1.171.921
2.680.961 1.359.200
494.557 150.643 -343.914
993.871 196.279 -797.593
Planaanbod t.o.v. REVS + = overschot
5.1.1
2006-2010
-182.467 1.488.428 1.305.961 -362.721 346.921 -15.800 -180.254 -1.141.507 -1.321.761 42% -1% 51%
51%
- = tekort
Kernpunten Uitvoeringsstrategie van Schipholgebonden kantoren • De conclusie over Schipholgebonden kantoren is dat de planreducties zo omvangrijk zijn, dat op langere termijn een evenwicht tussen planaanbod en vraag mogelijk lijkt. Partijen leggen zich vooralsnog vast op deze fasering, die cruciaal is voor de metropolitane strategie. Ook hier moet monitoring uitwijzen of het juiste spoor gekozen is. • Er is nog voldoende planaanbod voor na 2030, al dan niet in de vorm van strategische reserves, beschikbaar. Een eventuele versnelling in de vraag kan altijd worden opgevangen door nieuw aanbod.
20) Op basis van input van het Bestuursforum.
35
36
5.2 Schipholgebonden bedrijventerreinen Voor Schipholgebonden bedrijventerreinen is de aanpak min of meer overeenkomstig als voor de kantorenlocaties, zij het dat de maximale vraag in Plabekakader wel overeenkomt met de bedrijventerreinenraming van de REVS. Tabel 5.2 geeft de vraag-aanbodconfrontatie weer. Daaruit blijkt dat er tot 2020 voldoende Schipholgebonden areaal is. Daarna Er zijn geen wezenlijke ontstaat een tekort van 74 ha, voornamelijk in de categorie knelpunten bij de ‘Bedrijvenpark’. Schipholgebonden bedrijventerreinen. De oplossing kan nog enige tijd vooruit worden geschoven, Het kernproduct, maar die ligt voor de hand, namelijk te zijner tijd één van de de logistieke terreinen, strategische reservelocaties in de Haarlemmermeer ontwikis in voldoende mate kelen. Daarvoor kan wellicht via een gezoneerde invulling van geprogrammeerd. één van de andere locaties een Bedrijvenparkmilieu worden gemaakt. Al met al zijn er geen wezenlijke knelpunten bij de Schipholgebonden bedrijventerreinen. Het kernproduct, de logistieke terreinen, is in voldoende mate geprogrammeerd.
Tabel 5.2 Vraag-aanbodconfrontatie van Schipholgebonden bedrijventerreinen naar segment en tijdvak (ha netto) Totaal
Vraag Aanbod Uitvoeringsstrategie Aanbod-Vraag Transport en distributie
Vraag Aanbod Uitvoeringsstrategie Aanbod-Vraag Bedrijvenpark
Vraag Aanbod Uitvoeringsstrategie Aanbod-Vraag Modern gemengd
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
80,0 102,4 22,4
160,0 223,5 63,5
160,0 0,0 -160,0
240,0 325,9 85,9
400,0 325,9 -74,1
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
50,0 87,2 37,2
100,0 165,5 65,5
100,0 0,0 -100,0
150,0 252,7 102,7
250,0 252,7 2,7
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
15,0 9,5 -5,5
30,0 0,0 -30,0
30,0 0,0 -30,0
45,0 9,5 -35,5
75,0 9,5 -65,5
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
Vraag
15,0
30,0
30,0
45,0
75,0
Aanbod Uitvoeringsstrategie Aanbod-Vraag
5,7 -9,3
58,0 28,0
0,0 -30,0
63,7 18,7
63,7 -11,3
+ = overschot
- = tekort
37
6. Uitvoeringsstrategie 38
6.1 Inleiding In dit hoofdstuk gaat de aandacht uit naar de daadwerkelijke implementatie van de Uitvoeringsstrategie. De inhoudelijke programmering kwam in de voorafgaande hoofdstukken aan bod, nu richt de focus zich op de toekomstige samenwerking. Deze Uitvoeringsstrategie is min of meer het slotproduct van Plabeka binnen de afspraken van de 4e Noordvleugelconferentie. Maar daarmee komt er geen einde aan het belang van de regionale samenwerking op dit vlak. De regionale inzet blijft immers om te komen tot afstemming van de ontwikkeling van bedrijventerreinen en kantoorlocaties, zodat we op het juiste moment aanbod van de gevraagde kwaliteit beschikbaar hebben. Zo dragen we bij aan een sterke concurrentiepositie van de regio. Daarvoor is en blijft onderlinge samenwerking tussen de Plabekapartners noodzakelijk. In paragraaf 6.2 zetten we de programmerings- en procesafspraken uit de voorafgaande hoofdstukken nog eens op een rij. Om die afspraken waar te kunnen maken, is continuering van de samenwerking noodzakelijk. Paragraaf 6.3 schetst een pragmatisch model dat voortbouwt op de huidige samenwerking. De daarbij behorende taken werken we nader uit in paragraaf 6.4. Deze Uitvoeringsstrategie wordt besproken in de verschillende publieke besluitvormingsstructuren en vervolgens vastgesteld op de 6e Noordvleugelconferentie in februari 2007. De voorstellen in dit hoofdstuk maken hier integraal onderdeel van uit.
6.2 Afspraken per onderwerp In de voorafgaande hoofdstukken (2 tot en met 5) zijn belangrijke programmeringsafspraken en procesafspraken geformuleerd. Die worden hier herhaald voor achtereenvolgens de kantoren, de bedrijventerreinen, de zeehavens en de Schipholgebonden locaties (kantoren en bedrijventerreinen), elk in afzonderlijke subparagrafen.
6.2.1
Kantoren • Op Noordvleugelniveau is de intentie uitgesproken om 3,5 miljoen m2 bvo planaanbod van kantoren uit de markt te nemen. Partijen spreken de ambitie uit om deze bestuurlijke voornemens om te zetten in daden. Uiteindelijk moet dat leiden tot aanpassingen in juridisch bindende ruimtelijke plannen: bestemmingsplannen en hogere planvormen. • Elk van de deelregio’s hanteert het planaanbod uit de tabellen 2.2 tot en met 2.7 als een planaanbodplafond voor het eigen deelgebied21. • De vraagontwikkeling en het vraag-plan-aanbodsaldo wordt in Plabeka-kader gemonitord. De partners spreken uit dat de Plabeka-monitor voor een periode van ten minste vijf jaar operationeel blijft. • Afwijkingen tussen Uitvoeringsstrategie en monitorresultaten kunnen in onderling overleg tussen de Plabeka-partners leiden tot opwaartse of neerwaartse aanpassing van de Uitvoeringsstrategie voor de kantoren per deelgebied. • Jaarlijkse aanpassingen binnen de planaanbodplafonds naar aanleiding van de monitorresultaten zijn mogelijk. Voor (majeure) herijking van de Uitvoeringsstrategie is een frequentie van eens per vijf jaar afgesproken. • Een nader te bepalen pakket van beleidsmaatregelen op Noordvleugelniveau bevordert de vraagontwikkeling in Almere. Daarvan maken marketing en acquisitie in ieder geval deel uit. Daarnaast volgen we de ontwikkeling van de woon-werkbalans in Almere in de tijd. Een en ander moet in samenhang worden bezien met het verstedelijkingsscenario en de daarbij behorende infrastructuur. Ten slotte wordt, als de vraagontwikkeling daar volgens de monitor aanleiding toe geeft, tijdig in Plabeka-kader onderzocht in hoeverre er voor de periode na 2020 in voldoende mate rekening is gehouden met de consequenties van de te verwachten voortgaande groei van de stad Almere. Uit een dergelijk onderzoek kan een aanpassing van de Uitvoeringsstrategie voortvloeien. Almere kan zich voor de ontwerpopgave van de schaalsprong van de stad bedienen van cijfers waarin een hogere vraagraming is verwerkt (zie ook bijlage 7). • Op Noordvleugelniveau zetten we in op het optimaal benutten van de bestaande voorraad kantoren. Daarnaast onderzoeken we in hoeverre sloop-nieuwbouw en transformatie een bijdrage kunnen leveren aan de reductie van de overschotten. Deelgebieden mogen aantoonbare onttrekkingen aan de markt optellen bij hun planaanbodplafond.
21) In paragraaf 2.4 is op dit punt een uitzondering gemaakt voor de ontwerpopgave van de schaalsprong Almere.
6.2.2
Bedrijventerreinen • Op Noordvleugelniveau spreken de partners af zich in te spannen dat ten minste de deelregionale programmeringen voor bedrijventerreinen tijdig en waar nodig en mogelijk versneld voor de markt beschikbaar komen. Partijen zetten in op het mogelijk maken van het realiseren van ruim 1.800 ha ‘droog’ bedrijventerrein. Uiteraard onder monitoring van de werkelijke vraag. Uiteindelijk moet dat leiden tot aanpassingen in juridisch bindende ruimtelijke plannen, te weten bestemmingsplannen en hogere planvormen. • De Noordvleugel zet in op het optimaal benutten van de bestaande voorraad bedrijventerrein. Zo mogelijk krijgt het invullen van de leegstand voorrang. • Elk van de deelregio’s hanteert de deelregionale programmeringen uit Bijlage 4 als een ondergrens voor het te leveren bedrijventerreinareaal. Tenminste, als de vraag zich daadwerkelijk ontwikkelt conform het Plabeka-scenario. Binnen elk deelgebied wordt bestuurlijke druk gezet op het doorzetten van plannen. • Het platform monitort de vraagontwikkeling en het vraag-aanbodsaldo voor bedrijventerreinen. De partners spreken uit dat de Plabeka-monitor voor een periode van tenminste vijf jaar operationeel blijft. • Afwijkingen tussen Uitvoeringsstrategie en monitorresultaten kunnen in onderling overleg leiden tot opwaartse of neerwaartse aanpassing van de Uitvoeringsstrategie voor de bedrijventerreinen per deelgebied. • (Majeure) herijking van de Uitvoeringsstrategie vindt plaats in een frequentie van eens per vijf jaar. Monitoring moet signaleren of dat voor elk deelgebied tijdig is. • IJmond en Zaanstad komen elk jaar met een procesbeschrijving van de wijze waarop zij het tekort op korte (IJmond) en langere termijn in hun deelgebieden zo goed mogelijk willen oplossen. Die procesaanpak brengt een zo breed mogelijk spectrum aan oplossingen in beeld. Zo mogelijk pakken IJmond en Zaanstad de langetermijnagenda hiervan gezamenlijk op. • Op Noordvleugelniveau zetten we serieus in op herstructureren en intensiveren. We moeten voldoende kennis verwerven en samen maximaal inzetten op het verkrijgen van extra middelen van het Rijk en de EU. De regio wil verder met het Rijk de potenties van het ‘VROM-raad’-advies over de zogenaamde ´werklandschappen´ verkennen. • Vanwege risicofactoren rond de cruciale A6/A27-locatie en tekorten op de korte, middellange en lange termijn in Almere, Gooi en Vechtstreek, Amsterdam en Meerlanden/Amstelland, roept Plabeka Almere op om de zoeklocatie in het
Omgevingsplan ten oosten van de A27 tijdig beschikbaar te maken. • De uitgifte van bedrijventerreinen in Amstelland/Meerlanden moet zorgvuldig worden gemonitord om de strategische reservelocaties zo nodig tijdig in ontwikkeling te kunnen nemen. • Ten aanzien van de gesignaleerde tekorten in Zaanstreek-Waterland, gelet op het spanningsveld met landschappelijke waarden in grote delen van deze subregio, zal ten aanzien van de opgave in dit plangebied tevens gekeken worden naar andere – buiten de Noordvleugel gelegen – opties.
6.2.3
Zeehaventerreinen • Er ligt een behoorlijke harde planvoorraad, waarmee voor de korte en middellange termijn (maar niet op lange termijn) voldoende aanbod verzekerd lijkt. De partners spannen zich verder in om het zachte aanbod, waaronder de Wijkermeerpolder, tijdig in ontwikkeling te kunnen brengen. • Tevens is duidelijk dat er een grote herstructureringsopgave ligt. Het zo optimaal benutten van bestaande locaties kan een bijdrage leveren aan het realiseren van een beter evenwicht tussen vraag naar en aanbod van bedrijfslocaties én een duurzame ontwikkeling van de Noordvleugel. Daarom is afgesproken om: – Op korte termijn – in samenspraak tussen regio en Rijk – te komen tot een regionaal herstructureringsprogramma – In de Plabeka-monitor nadrukkelijk de effecten van herstructurering op het aanbod mee te nemen – Het streven naar een duurzame economische ontwikkeling als één van de uitgangspunten bij alle te nemen maatregelen ter verbetering van de internationale concurrentiepositie te nemen. • De Noordvleugel constateert in deze Uitvoeringsstrategie dat er een opgave ligt voor het Bestuursplatform Noordzeekanaalgebied om de programmering van de zeehaventerreinen te monitoren en zonodig aan te passen. Daarbij zijn de volgende elementen van belang: – het opstellen van een vraagprognose voor de periode tot 2030, rekening houdend met de ontwikkeling van de goederenstromen. Er ligt namelijk nog geen volledig onderbouwde prognose voor de periode na 2020;
39
– een volledig beeld geven van de potenties van de herstructurerings- en intensiveringscapaciteit in het Noordzeekanaalgebied; – het monitoren van de daadwerkelijke uitgifte in 2006 en 2007 om te kijken of de voorraad inderdaad sterk terugloopt; – het in beeld brengen van voor- en nadelen en uitvoerbaarheid van een aangepaste uitgiftestrategie die versterkend werkt voor de internationale concurrentiekracht van de Noordzeekanaalhavens.
40
6.2.4
Schipholgebonden kantoren en bedrijventerreinen • De conclusie over Schipholgebonden kantoren is dat de planreducties – in totaal 1,2 mln. m2 bvo – zo omvangrijk zijn dat op langere termijn een evenwicht tussen planaanbod en vraag mogelijk lijkt. Partijen leggen zich vooralsnog vast op deze fasering, die cruciaal is voor de metropolitane strategie. Ook hier moet monitoring uitwijzen of we het juiste spoor bewandelen. • Er is nog voldoende planaanbod voor na 2030 of in de vorm van strategische reserves beschikbaar, zodat een eventuele versnelling in de vraag altijd kan worden opgevangen door nieuw aanbod van Schipholgebonden kantoren. • De programmering van Schipholgebonden bedrijventerreinen is op hoofdlijnen op orde. Er wordt tot 2020 voldoende Schipholgebonden areaal aangeboden. Daarna ontstaat er een tekort van 74 ha, voornamelijk in de categorie ‘Bedrijvenpark’. De oplossing kunnen we nog enige tijd vooruit schuiven, maar ligt voor de hand: te zijner tijd één van de strategische reservelocaties in de Haarlemmermeer ontwikkelen. Tot die tijd kan wellicht via een gezoneerde invulling van één van de andere locaties een Bedrijvenparkmilieu worden aangeboden.
6.3 Doorgaan met regionale samenwerking en organisatie Het uitvoeren en bewaken van deze Uitvoeringsstrategie vraagt om een voortgaande regionale samenwerking. In de afspraken van paragraaf 6.2 zitten immers de nodige gemeente- en deelgebiedoverstijgende elementen. Er heerst het besef dat een samenhangende, gezamenlijke strategie voor het aanbieden van werklocaties mogelijk wordt. Daarmee kunnen we bijdragen aan het versterken van de economische concurrentiepositie van de Noordvleugel. Afgeleide doelen van de specifieke economische samenwerking op het gebied van bedrijventerreinen en kantoorlocaties zijn onder andere: • het creëren van voldoende ruimte voor bedrijvigheid met de juiste kwaliteit; • het creëren van intraregionale complementariteit; • het zorgvuldig omgaan met ruimtegebruik. Het realiseren van deze doelen vraagt om een toekomstgerichte agenda. Het Platform kiest voor een pragmatische benadering wat betreft de samenwerking in de toekomst. We zijn vooral tevreden over wat tot nu toe samen tot stand is gebracht. Het onderlinge vertrouwen Het uitvoeren en bewaken groeit en de huidige samenwerking is flexibel. Daarom gaan van deze Uitvoeringswe de samenwerking in Plabeka-kader continueren in een strategie – over omvang, opzet die overeenkomt met de huidige. Dat betekent dat fasering en segmentering Plabeka een informele samenwerking blijft onder regie van van het planaanbod voor het Bestuurlijk Overleg Plabeka, waarbij de gezamenlijke werklocaties in de producten tijdens Noordvleugelconferenties worden vastNoordvleugel – vraagt gesteld. Partijen spreken een vijfjarige intentie tot samenom een voortgaande werking uit en zij verbinden zich daarbij aan de acties die in regionale samenwerking. paragraaf 6.2.1 – 6.2.4 zijn beschreven. En naar rato worden middelen ter beschikking gesteld om de taken uit te kunnen voeren. Het bestuurlijk trekkerschap ligt de komende twee jaar opnieuw bij Haarlemmermeer. Zo is continuïteit gegarandeerd. Onder het Bestuurlijk Overleg Plabeka functioneert het directeurenoverleg dat de bestuurlijke besluitvorming voorbereid en de ambtelijke inzet coördineert. De projectgroep Plabeka levert de ambtelijke inzet, daarbij gefaciliteerd door het projectteam Plabeka.
De belangrijkste taken van het Platform zijn: • Bewaken van de deelregionale programmeringen en de daarbij behorende inhoudelijke en procesafspraken van deze Uitvoeringsstrategie. • Het zonodig bijstellen van de Uitvoeringsstrategie, inclusief het verzorgen van een vijfjaarlijkse herijking. • Het uitvoeren van daarmee samenhangende overkoepelende taken, zoals: – Plabeka-monitor; – beheer van de ontwikkelde webapplicatie. • Het invullen van een toekomstgerichte agenda, waarin meer aandacht wordt besteed aan: – het vergroten van de vraag via een regionaal marketing en acquisitiebeleid; – het vergroten van het inzicht in kwalitatieve aspecten van de vraag; – de samenhang tussen nieuwe en bestaande locaties (herstructurering en transformatie van bedrijventerreinen en kantoorlocaties). In de volgende paragraaf zijn deze taken nader uitgewerkt. Voorop staat dat het Platform hierbij zoveel mogelijk gebruik wil maken van bestaande afspraken, kaders en instituties en geen nieuwe organisatie wil creëren.
6.4 Taken uitgewerkt In de vorige paragraaf definieerden we als hoofdtaak het uitvoeren en bijstellen van de Uitvoeringsstrategie. Daaraan zijn enkele overkoepelende taken (monitoring, webapplicatiebeheer) gekoppeld. Het zijn de randvoorwaarden om die hoofdtaak te kunnen uitvoeren. Daarnaast is een toekomstagenda genoemd, waarin meer strategische gezamenlijke vragen zijn gebundeld.
6.4.1
de opgestelde Uitvoeringsstrategie en het daaruit voortkomende beleid op zijn functioneren te toetsen. Door de monitor geregeld uit te voeren ( jaarlijks) is bijsturing mogelijk van de ontwikkeling van bedrijventerreinen en kantoorlocaties aan de hand van marktontwikkelingen op regionaal niveau. Zo blijft een vraaggericht regionaal kantoren- en bedrijventerreinenbeleid gewaarborgd. Plabeka ontwikkelde de monitor. Het omvat de volgende aspecten: • stand van zaken van planontwikkeling (planomvang, planstadium, fasering, doelgroep); • uitgifte van gronden (kantoren en bedrijven); • opname en vestiging in de markt; • korte termijn trendanalyse van de vraag; • confrontatie planvorming en ontwikkelingen in de markt (vraag). De monitor is samen met de webapplicatie een centraal punt in de kwaliteit van de uitvoering van de Uitvoeringsstrategie. Input voor de monitor moet jaarlijks komen vanuit de gemeenten en andere terreinbeherende instanties. In principe is dit geen extra taak; ook nú behoort De vraagontwikkeling en een goede registratie van gronduitgiften tot de kerntaken het vraag-planaanbodssaldo van de betrokken overheden. Het is echter wel tijdrovend. wordt jaarlijks gemonitord. In de praktijk blijkt hierdoor de kwaliteit van de input voor De uitkomsten zijn de basis de monitor sterk uiteen te lopen. Dat is ongewenst, omdat voor bestuurlijk overleg de monitor een essentiële voorwaardenscheppende rol heeft rondom mogelijke in het bewaken en bijsturen van de Uitvoeringsstrategie. aanpassingen van de in de Met het vaststellen van deze strategie verbinden alle partijen Uitvoeringsstrategie zich meerjarig aan het zorgen voor voldoende capaciteit gemaakte afspraken. en kwaliteit om de voeding van de Plabeka-monitor op een zorgvuldige wijze te garanderen.
Plabeka-monitor 6.4.2 In de Uitvoeringsstrategie staat hoe de Noordvleugel via segmenteren, faseren en temporiseren van bedrijventerreinen en kantoorlocaties een bijdrage levert aan de versterking van de (inter)nationale concurrentiepositie. De e≠ectiviteit van deze strategie kan alleen worden beoordeeld als we deze regelmatig afzetten tegen de ontwikkelingen in de markt. Dat doet een jaarlijkse monitor. Het is een middel om
Monitor: uitvoeringsaspecten Het monitoren van de vraag stelt de Plabeka-bestuurders in staat tijdig in te springen als de werkelijke vraag afwijkt van de geraamde vraag. Daarnaast kan het monitoren van het aanbod aantonen of dit zich goed verhoudt ten opzichte van de (bestuurlijk vastgestelde) Uitvoeringsstrategie. Het monitoren van vraag en aanbod
41
zorgt ervoor dat het doel van Plabeka – het tijdig beschikbaar hebben van de juiste bedrijfslocaties – gerealiseerd kan worden. Het spreekt voor zich dat het voor een goed werkende monitor noodzakelijk is om te beschikken over de juiste (en meest actuele) informatie.
42
• •
• •
De ervaringen van de afgelopen jaren maken duidelijk dat het niet reëel is te verwachten dat de terreinbeherende instanties op eigen initiatief altijd tijdig zorg zullen dragen voor een goede data-aanlevering. Daarom is enige centrale aansturing gewenst. Het Platform stelt voor om – onder verantwoordelijkheid van het bestuurlijk overleg Plabeka – een kleine ambtelijke ‘redactiecommissie Plabeka-monitor’ in te stellen. Deze redactiecommissie: draagt zorg voor het jaarlijks beschikbaar zijn van een kwalitatief hoogwaardige monitor; signaleert op basis van de monitorgegevens of, en zo ja in welke mate, aanpassingen van de Plabeka-Uitvoeringsstrategie wenselijk zijn. Zij rapporteert hierover via de ambtelijke projectgroep aan het bestuurlijk overleg. initieert alle maatregelen die nodig zijn om te zorgen voor een brede bekendheid van de Plabeka-monitor en -website (communicatie); zorgt voor een goede afstemming met andere gerelateerde activiteiten, zoals bijvoorbeeld het ‘gele boekje’ van de gemeente Amsterdam, het Programma Ruimtelijke Investeringen (PRI) en het nieuwe verkeersmodel Noordvleugel (VeNoM).
6.4.3
In regionaal verband is een webapplicatie ontwikkeld. Daarin staan vraag en aanbod aan kantoorlocaties en bedrijventerreinen. Deze webapplicatie biedt externen de mogelijkheid het regionale aanbod digitaal te bekijken, te vergelijken en verdere informatie aan te vragen. Voor de gemeenten vormt de webapplicatie de basis voor de monitor en de te maken regionale afspraken in de Uitvoeringsstrategie, want hierin worden de uitgiftes opgenomen. Een goed beheer van de webapplicaties is daarom niet alleen voor extern geïnteresseerden, maar zeker ook voor de gemeenten een belangrijk instrument. Het beheer en onderhoud is één van de toekomstige taken voor de regionale samenwerking op het gebied van de ontwikkeling van kantoorlocaties en bedrijventerreinen.
6.4.4
Toekomstagenda Naast de overkoepelende taken die een goede implementatie van de Uitvoeringsstrategie mogelijk maken, zijn er enkele onderwerpen waarover in Plabeka-kader meer kennis nodig is of waar een extra impuls aan zou moeten worden gegeven. Het gaat om: • het bevorderen van een nauwere aansluiting tussen het marketing- en acquisitiebeleid in de regio en deze Uitvoeringsstrategie; • het vergroten van de kennis over en het inzicht in kwalitatieve aspecten van de vraag, zodat een (nog) beter aanbod aan werklocaties kan worden gecreëerd; • meer inzicht in de samenhang tussen bestaande en nieuwe locaties.
Ter ondersteuning van deze redactiecommissie moet op jaarbasis circa 0,4 fte beschikbaar zijn voor het daadwerkelijk regelen van een goede gegevensverzameling, -invoer en het beheer en onderhoud van de monitor. We moeten nog onderzoeken of hierbij een beroep gedaan kan worden op één van de Plabekapartners of dat externe inhuur van menskracht noodzakelijk is. Voor de samenstelling van de redactiecommissie (3 tot 5 leden) vragen we de Plabeka-partners enkele vertegenwoordigers aan te wijzen. Desgewenst voert de Stadsregio Amsterdam het secretariaat van deze ‘redactiecommissie Plabekamonitor’. Het Platform adviseert een budget van max. € 60.000 te reserveren voor externe inhuur en communicatieactiviteiten voor de monitor van 2007.
Beheer en onderhoud webapplicatie
6.4.5
Regionaal marketing en acquisitiebeleid Naast het regionaal afstemmen van het aanbod op de vraag aan bedrijventerreinen en kantoorlocaties is het van belang meer bedrijven naar de Noordvleugel te trekken. Onder voorzitterschap van Economische Zaken Amsterdam ontwikkelt de Noordvleugel hiervoor een regionaal marketing- en acquisitiebeleid. Het gaat vooral om het aantrekken van (inter)nationale bedrijven die reeds in Nederland
6.4.6
zijn gevestigd en internationale bedrijven van buiten Nederland. De aanwezigheid van bedrijven met een internationale oriëntatie is immers belangrijk ‘an sich’ en is tevens een ‘pullfactor’ voor andere bedrijven. De marketing van individuele locaties valt overigens buiten de scope van de samenwerking. Wel is meer aandacht nodig voor de gedi≠erentieerde vestigingsmogelijkheden in de Noordvleugel binnen het marketing- en acquisitiebeleid van de regio.
• • • •
Inzicht in de kwalitatieve vraag
• •
Voor een goede afstemming van de vraag naar en het aanbod van kantoorlocaties en bedrijventerreinen is een gedegen inzicht in diverse vraagcomponenten onontbeerlijk. De vraagramingen in deze Uitvoeringsstrategie zijn gebaseerd op het regionaliseren van langetermijnscenario’s voor de Nederlandse economie van het Centraal Planbureau. Daarnaast spelen echter kwalitatieve aspecten een rol, die langs deze weg niet of nauwelijks in beeld komen. Het vergroten van die kwalitatieve kennis is een aanvullende taak binnen Plabeka. Ook kunnen specifieke kansrijke sectoren of kansrijke marktsegmenten, denk bijvoorbeeld aan de creatieve industrie of de logistieke sector, om een nadere analyse vragen. Dit kan regionaal worden opgepakt.
6.4.7
Samenhang nieuwe en bestaande locaties Er is beter inzicht nodig in de relatie tussen herstructurering en de ontwikkeling van nieuwe locaties. We moeten immers voorkomen dat de nieuwe bedrijventerreinen en kantoorlocaties leiden tot een onnodig snelle veroudering van bestaande locaties. Het is dus belangrijk om bij de ontwikkeling van nieuwe terreinen die samenhang met oude terreinen en locaties in het oog te houden, zowel op gemeentelijk als op regionaal niveau. Het beter in beeld brengen van die samenhang is een gezamenlijke regionale opgave. Naast een regionaal afsprakenkader voor nieuwbouw is het dus belangrijk dat er aandacht is voor de herstructurerings- en transformatieopgave in de regio. Zie ook paragraaf 3.5, waarin staat dat de Noordvleugel een pilot zou willen starten om de reikwijdte van het advies van de VROM-raad te verkennen.
Vo0r 2007 stellen we een concrete Uitvoeringsagenda op. Daarin staat onder meer hoe en door wie de volgende acties worden opgepakt: Jaarlijkse monitor Beheer en promotie van de website ‘Bedrijvenlocaties’ Regionaal marketing- en acquisitiebeleid Onderzoek naar de samenhang tussen de nieuwe en bestaande werklocaties en transformatie Nadere uitwerking van het rapport ‘Werklandschappen’ Het ontwikkelen van een regionaal beleid voor het stimuleren van de werkgelegenheid in Almere.
43
Bijlagen
Bijlage 1: Begrippenkader
Aanbod bestaande voorraad Het aantal m2 kantooroppervlak in reeds bestaande gebouwen dat op de markt te koop of te huur wordt aangeboden. Incourant aanbod Incourant aanbod is reeds bestaande kantoor- of bedrijfsruimten die door veroudering niet meer door de markt worden opgenomen. Monitor Het periodiek meten en volgen van vraag en aanbod in de markt, zowel kwantitatief als kwalitatief. Plancapaciteit De plancapaciteit betreft plannen voor kantorenlocaties, bedrijventerreinen en haventerreinen in de periode tot 2030. Er is onderscheid in harde plancapaciteit en zachte plancapaciteit: • harde plancapaciteit is het direct uitgeefbare aanbod per 1-1-2005 (vrij uitgeefbaar, in optie/onderhandeling) inclusief de zogenaamde harde plannen (niet direct uitgeefbaar, maar binnen 5 jaar uitgeefbaar te maken); • zachte plancapaciteit zijn de zachte plannen (niet direct uitgeefbaar en pas over meer dan 5 jaar uitgeefbaar te maken) in de periode 2010-2030. Planningsopgave Het direct uitgeefbare aanbod dat nodig is om aan de verwachte vraag te kunnen voldoen. Ruimtebehoefteprognose De verwachte vraag naar kantoorlocaties, bedrijventerreinen en haventerreinen. Segmenten Plabeka hanteert een indeling in typen kantorenlocaties, bedrijventerreinen en haventerreinen aan de hand van diverse kenmerken. Voor de kantorenlocaties gaat het om bereikbaarheid, de relatie tot Schiphol en de relatie tot de omgeving. Voor bedrijventerreinen gaat het om de milieucategorie, de bereikbaarheid via de weg, parkeermogelijkheden en de omgeving. Voor haventerreinen gaat het om het gebruik maken van vervoer per schip. Vraag- aanbodconfrontatie Een analyse van de aanwezige plancapaciteit in verhouding tot de ruimtebehoefteprognose voor de kantorenlocaties, bedrijventerreinen en haventerreinen.
45
Bijlage 2: Indeling naar deelregio
46
Deelregio
Gemeenten
Almere Amsterdam Amstelland- Meerlanden Zaanstreek- Waterland
Almere Amsterdam Aalsmeer, Amstelveen, Diemen, Haarlemmermeer, Ouder-Amstel, Uithoorn Beemster, Edam-Volendam, Landsmeer, Oostzaan, Purmerend, Waterland, Wormerland, Zaanstad, Zeevang Bennebroek, Beverwijk, Bloemendaal, Castricum, Haarlem, Haarlemmerliede-Spaarnwoude, Heemstede, Heemskerk, Uitgeest, Velsen Blaricum, Bussum, Hilversum, Huizen, Laren, Muiden, Naarden, Weesp, Wijdemeren
IJmond- Haarlem Gooi- en Vechtstreek
Bijlage 3: Vraag-aanbodconfrontaties van kantoren per deelgebied, per segment en naar tijdvak B3.1
Vraag-aanbodconfrontatie kantoren Noordvleugel Totaal
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
Vraag 1.039.334 Planaanbod Structuurschema 3.360.545 Planaanbod na reductie 1.938.400 Planaanbod-Vraag zonder reductie 2.321.211 (5)=(3)-(1) Planaanbod-Vraag na reductie 899.067 (6)=(5)-(4) Verschil -1.422.145 (7)=(5)/(1) Overschot t.o.v. vraag (8)=(3)/(2) Planaanbod t.o.v. Structuurschema
2.078.666 2.517.091 2.000.022
333.000 2.461.591 866.755
3.118.000 5.877.636 3.938.422
3.451.000 8.339.226 4.805.177
(1) (2) (3) (4)=(2)-(1)
Toplocaties
Vraag Planaanbod Structuurschema Planaanbod na reductie Planaanbod-Vraag zonder reductie (5)=(3)-(1) Planaanbod-Vraag na reductie (6)=(5)-(4) Verschil (1) (2) (3) (4)=(2)-(1)
Knooppunten
Vraag Planaanbod Structuurschema Planaanbod na reductie Planaanbod-Vraag zonder reductie (5)=(3)-(1) Planaanbod-Vraag na reductie (6)=(5)-(4) Verschil (1) (2) (3) (4)=(2)-(1)
438.424 2.128.591 2.759.636 4.888.226 -78.645 533.755 820.422 1.354.177 -517.069 -1.594.836 -1.939.214 -3.534.049 26% 39%
Snelweg
Vraag Planaanbod Structuurschema Planaanbod na reductie Planaanbod-Vraag zonder reductie (5)=(3)-(1) Planaanbod-Vraag na reductie (6)=(5)-(4) Verschil (1) (2) (3) (4)=(2)-(1)
Binnenstedelijk
67%
58%
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
170.000 318.111 414.750
340.000 464.900 220.125
200.000 464.900 145.125
510.000 783.011 634.875
710.000 1.247.911 780.000
148.111 244.750 96.639
124.900 -119.875 -244.775
264.900 -54.875 -319.775
273.011 124.875 -148.136
537.911 70.000 -467.911
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
415.001 1.581.569 764.494
829.999 833.230 674.316
76.000 777.730 404.116
1.245.000 2.414.799 1.438.810
1.321.000 3.192.529 1.842.926
1.166.568 349.493 -817.075
3.231 -155.683 -158.914
701.730 328.116 -373.614
1.169.799 1.871.529 193.810 521.926 -975.989 -1.349.603
Vraag Planaanbod Structuurschema Planaanbod na reductie Planaanbod-Vraag zonder reductie (5)=(3)-(1) Planaanbod-Vraag na reductie (6)=(5)-(4) Verschil (1) (2) (3) (4)=(2)-(1)
B3.2
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
218.334 1.065.765 458.115
436.666 786.061 885.393
45.000 786.061 222.593
655.000 1.851.826 1.343.508
700.000 2.637.886 1.566.101
847.431 239.781 -607.650
349.394 448.727 99.333
741.061 177.593 -563.468
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
235.999 395.100 301.041
472.001 432.900 220.188
12.000 432.900 94.921
708.000 828.000 521.229
720.000 1.260.900 616.150
159.101 65.042 -94.059
-39.101 -251.813 -212.712
420.900 82.921 -337.979
120.000 -186.771 -306.771
540.900 -103.850 -644.750
1.196.826 1.937.886 688.508 866.101 -508.318 -1.071.785
Vraag-aanbodconfrontatie kantoren Almere Totaal
Vraag Planaanbod Structuurschema Planaanbod na reductie Planaanbod-Vraag zonder reductie (5)=(3)-(1) Planaanbod-Vraag na reductie (6)=(5)-(4) Verschil (1) (2) (3) (4)=(2)-(1)
(7)=(5)/(1) (8)=(3)/(2)
2006-2010
Overschot t.o.v. vraag Planaanbod t.o.v. Structuurschema + = overschot
- = tekort
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
99.667 504.128 178.633
199.333 379.730 357.267
28.000 379.730 239.300
299.000 883.858 535.900
327.000 1.263.588 775.200
404.461 78.966 -325.495
180.397 157.934 -22.463
351.730 211.300 -140.430
584.858 236.900 -347.958
936.588 448.200 -488.388
79%
137%
61%
61%
47
Toplocaties
48
Vraag Planaanbod Structuurschema Planaanbod na reductie Planaanbod-Vraag zonder reductie (5)=(3)-(1) Planaanbod-Vraag na reductie (6)=(5)-(4) Verschil (1) (2) (3) (4)=(2)-(1)
Knooppunten
Vraag Planaanbod Structuurschema Planaanbod na reductie Planaanbod-Vraag zonder reductie (5)=(3)-(1) Planaanbod-Vraag na reductie (6)=(5)-(4) Verschil (1) (2) (3) (4)=(2)-(1)
Snelweg
(1)
Vraag
(2) Planaanbod Structuurschema (3) Planaanbod na reductie (4)=(2)-(1) Planaanbod-Vraag zonder reductie (5)=(3)-(1) Planaanbod-Vraag na reductie (6)=(5)-(4) Verschil
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
0 0 0
0 0 0
0 0 0
0 0 0
0 0 0
0 0 0
0 0 0
0 0 0
0 0 0
0 0 0
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
68.667 365.628 110.500
137.333 262.880 221.000
19.000 262.880 194.300
206.000 628.508 331.500
225.000 891.388 525.800
296.961 41.833 -255.128
125.547 83.667 -41.880
243.880 175.300 -68.580
422.508 125.500 -297.008
666.388 300.800 -365.588
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
21.000
42.000
6.000
63.000
69.000
36.300 22.000
96.850 44.000
96.850 45.000
133.150 66.000
230.000 111.000
15.300 1.000 -14.300
54.850 2.000 -52.850
90.850 39.000 -51.850
70.150 3.000 -67.150
161.000 42.000 -119.000
Binnenstedelijk
Vraag Planaanbod Structuurschema Planaanbod na reductie Planaanbod-Vraag zonder reductie (5)=(3)-(1) Planaanbod-Vraag na reductie (6)=(5)-(4) Verschil (1) (2) (3) (4)=(2)-(1)
B3.3
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
10.000 102.200 46.133
20.000 20.000 92.267
3.000 20.000 0
30.000 122.200 138.400
33.000 142.200 138.400
92.200 36.133 -56.067
0 72.267 72.267
17.000 -3.000 -20.000
92.200 108.400 16.200
109.200 105.400 -3.800
Vraag-aanbodconfrontatie kantoren Amsterdam Totaal
Vraag Planaanbod Structuurschema Planaanbod na reductie Planaanbod-Vraag zonder reductie (5)=(3)-(1) Planaanbod-Vraag na reductie (6)=(5)-(4) Verschil (7)=(5)/(1) Overschot t.o.v. vraag (8)=(3)/(2) Planaanbod t.o.v. Structuurschema (1) (2) (3) (4)=(2)-(1)
Toplocaties
Vraag Planaanbod Structuurschema Planaanbod na reductie Planaanbod-Vraag zonder reductie (5)=(3)-(1) Planaanbod-Vraag na reductie (6)=(5)-(4) Verschil (1) (2) (3) (4)=(2)-(1)
+ = overschot
- = tekort
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
446.667 1.429.000 1.219.667
893.333 1.142.550 498.955
143.000 1.142.550 498.955
1.340.000 2.571.550 1.718.622
1.483.000 3.714.100 2.217.577
982.333 773.000 -209.333
249.217 -394.378 -643.595
999.550 355.955 -643.595
1.231.550 2.231.100 378.622 734.577 -852.928 -1.496.523 28% 50% 67%
60%
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
135.000 225.500 354.750
270.000 366.900 145.125
150.000 366.900 145.125
405.000 592.400 499.875
555.000 959.300 645.000
90.500 219.750 129.250
96.900 -124.875 -221.775
216.900 -4.875 -221.775
187.400 94.875 -92.525
404.300 90.000 -314.300
B3.4 Knooppunten
Vraag Planaanbod Structuurschema Planaanbod na reductie Planaanbod-Vraag zonder reductie (5)=(3)-(1) Planaanbod-Vraag na reductie (6)=(5)-(4) Verschil (1) (2) (3) (4)=(2)-(1)
Snelweg
Vraag Planaanbod Structuurschema Planaanbod na reductie Planaanbod-Vraag zonder reductie (5)=(3)-(1) Planaanbod-Vraag na reductie (6)=(5)-(4) Verschil (1) (2) (3) (4)=(2)-(1)
Binnenstedelijk
(1)
Vraag
(2) Planaanbod Structuurschema (3) Planaanbod na reductie (4)=(2)-(1) Planaanbod-Vraag zonder reductie (5)=(3)-(1) Planaanbod-Vraag na reductie (6)=(5)-(4) Verschil
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
124.000 568.600 331.994
248.000 170.600 135.816
0 170.600 135.816
372.000 739.200 467.810
372.000 909.800 603.626
444.600 207.994 -236.606
-77.400 -112.184 -34.784
170.600 135.816 -34.784
367.200 95.810 -271.390
537.800 231.626 -306.174
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
31.333 411.500 313.115
62.667 192.150 128.093
0 192.150 128.093
94.000 603.650 441.208
94.000 795.800 569.301
380.167 281.782 -98.385
129.483 65.426 -64.057
192.150 128.093 -64.057
509.650 347.208 -162.442
701.800 475.301 -226.499
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
156.333
312.667
-7.000
469.000
462.000
223.400 219.808
412.900 89.921
412.900 89.921
636.300 309.729
1.049.200 399.650
67.067 63.474 -3.592
100.233 -222.745 -322.979
419.900 96.921 -322.979
167.300 -159.271 -326.571
2006-2030
587.200 -62.350 -649.550
Vraag-aanbodconfrontatie kantoren Gooi en Vechtstreek Totaal
Vraag Planaanbod Structuurschema Planaanbod na reductie Planaanbod-Vraag zonder reductie (5)=(3)-(1) Planaanbod-Vraag na reductie (6)=(5)-(4) Verschil (7)=(5)/(1) Overschot t.o.v. vraag (8)=(3)/(2) Planaanbod t.o.v. Structuurschema (1) (2) (3) (4)=(2)-(1)
Toplocaties
Vraag Planaanbod Structuurschema Planaanbod na reductie Planaanbod-Vraag zonder reductie (5)=(3)-(1) Planaanbod-Vraag na reductie (6)=(5)-(4) Verschil (1) (2) (3) (4)=(2)-(1)
Knooppunten
Vraag Planaanbod Structuurschema Planaanbod na reductie Planaanbod-Vraag zonder reductie (5)=(3)-(1) Planaanbod-Vraag na reductie (6)=(5)-(4) Verschil (1) (2) (3) (4)=(2)-(1)
+ = overschot
- = tekort
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
81.667 155.500 155.500
163.333 100.000 100.000
24.000 44.500 44.500
245.000 255.500 255.500
269.000 300.000 300.000
73.833 73.833 0
-63.333 -63.333 0
20.500 20.500 0
10.500 10.500 0 4%
31.000 31.000 0 12%
100%
100%
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
0 0 0
0 0 0
0 0 0
0 0 0
0 0 0
0 0 0
0 0 0
0 0 0
0 0 0
0 0 0
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
32.667 155.500 155.500
65.333 55.500 55.500
12.000 0 0
98.000 211.000 211.000
110.000 211.000 211.000
122.833 122.833 0
-9.833 -9.833 0
-12.000 -12.000 0
113.000 113.000 0
101.000 101.000 0
49
Snelweg
50
Vraag Planaanbod Structuurschema Planaanbod na reductie Planaanbod-Vraag zonder reductie (5)=(3)-(1) Planaanbod-Vraag na reductie (6)=(5)-(4) Verschil (1) (2) (3) (4)=(2)-(1)
Binnenstedelijk
(1) (2) (3) (4)=(2)-(1) (5)=(3)-(1) (6)=(5)-(4)
Vraag Planaanbod Structuurschema Planaanbod na reductie Planaanbod-Vraag zonder reductie Planaanbod-Vraag na reductie Verschil
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
32.667 0 0
65.333 44.500 44.500
7.000 44.500 44.500
98.000 44.500 44.500
105.000 89.000 89.000
-32.667 -32.667 0
-20.833 -20.833 0
37.500 37.500 0
-53.500 -53.500 0
-16.000 -16.000 0
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
16.333 0 0
32.667 0 0
5.000 0 0
49.000 0 0
54.000 0 0
-16.333 -16.333 0
-32.667 -32.667 0
-5.000 -5.000 0
-49.000 -49.000 0
-54.000 -54.000 0
Toplocaties
Vraag Planaanbod Structuurschema Planaanbod na reductie Planaanbod-Vraag zonder reductie (5)=(3)-(1) Planaanbod-Vraag na reductie (6)=(5)-(4) Verschil (1) (2) (3) (4)=(2)-(1)
Knooppunten
Vraag Planaanbod Structuurschema Planaanbod na reductie Planaanbod-Vraag zonder reductie (5)=(3)-(1) Planaanbod-Vraag na reductie (6)=(5)-(4) Verschil (1) (2) (3) (4)=(2)-(1)
Snelweg
(1)
B3.5
Vraag-aanbodconfrontatie kantoren Haarlem/IJmond Totaal
Vraag Planaanbod Structuurschema Planaanbod na reductie Planaanbod-Vraag zonder reductie (5)=(3)-(1) Planaanbod-Vraag na reductie (6)=(5)-(4) Verschil (1) (2) (3) (4)=(2)-(1)
(7)=(5)/(1) (8)=(3)/(2)
Overschot t.o.v. vraag Planaanbod t.o.v. Structuurschema
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
61.000 265.600 118.100
122.000 75.000 233.000
16.000 75.000 13.000
183.000 340.600 351.100
199.000 415.600 364.100
204.600 57.100 -147.500
-47.000 111.000 158.000
59.000 -3.000 -62.000
157.600 168.100 10.500
216.600 165.100 -51.500
92%
83%
103%
88%
Vraag
(2) Planaanbod Structuurschema (3) Planaanbod na reductie (4)=(2)-(1) Planaanbod-Vraag zonder reductie (5)=(3)-(1) Planaanbod-Vraag na reductie (6)=(5)-(4) Verschil + = overschot
- = tekort
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
0 0 0
0 0 0
0 0 0
0 0 0
0 0 0
0 0 0
0 0 0
0 0 0
0 0 0
0 0 0
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
29.667 206.100 65.000
59.333 75.000 47.000
8.000 75.000 8.000
89.000 281.100 112.000
97.000 356.100 120.000
176.433 35.333 -141.100
15.667 -12.333 -28.000
67.000 0 -67.000
192.100 23.000 -169.100
259.100 23.000 -236.100
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
18.333
36.667
5.000
55.000
60.000
0 18.000
0 153.000
0 5.000
0 171.000
0 176.000
-18.333 -333 18.000
-36.667 116.333 153.000
-5.000 0 5.000
-55.000 116.000 171.000
-60.000 116.000 176.000
Binnenstedelijk
Vraag Planaanbod Structuurschema Planaanbod na reductie Planaanbod-Vraag zonder reductie (5)=(3)-(1) Planaanbod-Vraag na reductie (6)=(5)-(4) Verschil (1) (2) (3) (4)=(2)-(1)
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
13.000 59.500 35.100
26.000 0 33.000
3.000 0 0
39.000 59.500 68.100
42.000 59.500 68.100
46.500 22.100 -24.400
-26.000 7.000 33.000
-3.000 -3.000 0
20.500 29.100 8.600
17.500 26.100 8.600
Knooppunten
Vraag Planaanbod Structuurschema Planaanbod na reductie Planaanbod-Vraag zonder reductie (5)=(3)-(1) Planaanbod-Vraag na reductie (6)=(5)-(4) Verschil (1) (2) (3) (4)=(2)-(1)
Snelweg
B3.6
Vraag-aanbodconfrontatie kantoren Amstelland/Meerlanden Totaal
Vraag Planaanbod Structuurschema Planaanbod na reductie Planaanbod-Vraag zonder reductie (5)=(3)-(1) Planaanbod-Vraag na reductie (6)=(5)-(4) Verschil (7)=(5)/(1) Overschot t.o.v. vraag (8)=(3)/(2) Planaanbod t.o.v. Structuurschema (1) (2) (3) (4)=(2)-(1)
Toplocaties
Vraag Planaanbod Structuurschema Planaanbod na reductie Planaanbod-Vraag zonder reductie (5)=(3)-(1) Planaanbod-Vraag na reductie (6)=(5)-(4) Verschil (1) (2) (3) (4)=(2)-(1)
Vraag Planaanbod Structuurschema Planaanbod na reductie Planaanbod-Vraag zonder reductie (5)=(3)-(1) Planaanbod-Vraag na reductie (6)=(5)-(4) Verschil (1) (2) (3) (4)=(2)-(1)
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
317.000 950.317 254.500
634.000 799.811 745.800
108.000 799.811 38.000
951.000 1.750.128 1.000.300
1.059.000 2.549.938 1.038.300
633.317 -62.500 -695.817
165.811 111.800 -54.011
691.811 -70.000 -761.811
Binnenstedelijk
799.128 1.490.938 49.300 -20.700 -749.828 -1.511.638 5% -2% 57%
41%
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
35.000 92.611 60.000
70.000 98.000 75.000
50.000 98.000 0
105.000 190.611 135.000
155.000 288.611 135.000
57.611 25.000 -32.611
28.000 5.000 -23.000
48.000 -50.000 -98.000
85.611 30.000 -55.611
133.611 -20.000 -153.611
(1)
Vraag
(2) Planaanbod Structuurschema (3) Planaanbod na reductie (4)=(2)-(1) Planaanbod-Vraag zonder reductie (5)=(3)-(1) Planaanbod-Vraag na reductie (6)=(5)-(4) Verschil + = overschot
- = tekort
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
140.667 229.741 89.500
281.333 249.250 175.000
29.000 249.250 38.000
422.000 478.991 264.500
451.000 728.241 302.500
89.074 -51.167 -140.241
-32.083 -106.333 -74.250
220.250 9.000 -211.250
56.991 -157.500 -214.491
277.241 -148.500 -425.741
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
105.000 617.965 105.000
210.000 452.561 495.800
22.000 452.561 0
315.000 1.070.526 600.800
337.000 1.523.086 600.800
512.965 0 -512.965
242.561 285.800 43.240
430.561 -22.000 -452.561
755.526 285.800 -469.726
1.186.086 263.800 -922.286
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
36.333
72.667
7.000
109.000
116.000
10.000 0
0 0
0 0
10.000 0
10.000 0
-26.333 -36.333 -10.000
-72.667 -72.667 0
-7.000 -7.000 0
-99.000 -109.000 -10.000
-106.000 -116.000 -10.000
51
B3.7
Vraag-aanbodconfrontatie kantoren Zaanstreek/Waterland Totaal
52
Vraag Planaanbod Structuurschema Planaanbod na reductie Planaanbod-Vraag zonder reductie (5)=(3)-(1) Planaanbod-Vraag na reductie (6)=(5)-(4) Verschil (7)=(5)/(1) Overschot t.o.v. vraag (8)=(3)/(2) Planaanbod t.o.v. Structuurschema (1) (2) (3) (4)=(2)-(1)
Toplocaties
Vraag Planaanbod Structuurschema Planaanbod na reductie Planaanbod-Vraag zonder reductie (5)=(3)-(1) Planaanbod-Vraag na reductie (6)=(5)-(4) Verschil (1) (2) (3) (4)=(2)-(1)
Knooppunten
Vraag Planaanbod Structuurschema Planaanbod na reductie Planaanbod-Vraag zonder reductie (5)=(3)-(1) Planaanbod-Vraag na reductie (6)=(5)-(4) Verschil (1) (2) (3) (4)=(2)-(1)
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
33.333 56.000 12.000
66.667 20.000 65.000
14.000 20.000 33.000
100.000 76.000 77.000
114.000 96.000 110.000
22.667 -21.333 -44.000
-46.667 -1.667 45.000
6.000 19.000 13.000
-24.000 -23.000 1.000 -23%
-18.000 -4.000 14.000 -4%
101%
115%
Snelweg
Vraag Planaanbod Structuurschema Planaanbod na reductie Planaanbod-Vraag zonder reductie (5)=(3)-(1) Planaanbod-Vraag na reductie (6)=(5)-(4) Verschil (1) (2) (3) (4)=(2)-(1)
Binnenstedelijk
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
0 0 0
0 0 0
0 0 0
0 0 0
0 0 0
0 0 0
0 0 0
0 0 0
0 0 0
0 0 0
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
19.333 56.000 12.000
38.667 20.000 40.000
8.000 20.000 28.000
58.000 76.000 52.000
66.000 96.000 80.000
36.667 -7.333 -44.000
-18.667 1.333 20.000
12.000 20.000 8.000
18.000 -6.000 -24.000
30.000 14.000 -16.000
Vraag Planaanbod Structuurschema Planaanbod na reductie Planaanbod-Vraag zonder reductie (5)=(3)-(1) Planaanbod-Vraag na reductie (6)=(5)-(4) Verschil (1) (2) (3) (4)=(2)-(1)
+ = overschot
- = tekort
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
10.000 0 0
20.000 0 20.000
5.000 0 0
30.000 0 20.000
35.000 0 20.000
-10.000 -10.000 0
-20.000 0 20.000
-5.000 -5.000 0
-30.000 -10.000 20.000
-35.000 -15.000 20.000
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
4.000 0 0
8.000 0 5.000
1.000 0 5.000
12.000 0 5.000
13.000 0 10.000
-4.000 -4.000 0
-8.000 -3.000 5.000
-1.000 4.000 5.000
-12.000 -7.000 5.000
-13.000 -3.000 10.000
Bijlage 4: Vraag-aanbodconfrontaties van bedrijventerreinen per deelgebied, totaal, per segment en naar tijdvak B4.1
Vraag-aanbodconfrontatie bedrijventerreinen Almere
Totaal
Vraag Aanbod uitvoeringstrategie Aanbod-Vraag Uitvoeringsstrategie Gemengd plus
Vraag Aanbod uitvoeringstrategie Aanbod-Vraag Uitvoeringsstrategie Modern gemengd
Vraag Aanbod uitvoeringstrategie Aanbod-Vraag Uitvoeringsstrategie Parkachtig
Vraag Aanbod uitvoeringstrategie Aanbod-Vraag Uitvoeringsstrategie Transport en distributie
Vraag Aanbod uitvoeringstrategie Aanbod-Vraag Uitvoeringsstrategie Binnenstedelijk
Vraag Aanbod uitvoeringstrategie Aanbod-Vraag Uitvoeringsstrategie
B4.2
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
133,3 161,3 28,0
266,7 191,6 -75,1
214,0 327,0 113,0
400,0 352,9 -47,1
614,0 679,9 65,9
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
28,0 28,0 0,0
56,0 52,0 -4,0
40,0 0,0 -40,0
84,0 80,0 -4,0
124,0 80,0 -44,0
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
48,0 78,5 30,5
96,0 30,0 -66,0
75,0 107,0 32,0
144,0 108,5 -35,5
219,0 215,5 -3,5
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
13,3 9,7 -3,7
26,7 19,3 -7,3
26,0 80,0 54,0
40,0 29,0 -11,0
66,0 109,0 43,0
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
26,7 28,3 1,7
53,3 56,7 3,3
47,0 85,0 38,0
80,0 85,0 5,0
127,0 170,0 43,0
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
17,3 16,8 -0,5
34,7 33,6 -1,1
26,0 55,0 29,0
52,0 50,4 -1,6
78,0 105,4 27,4
Vraag-aanbodconfrontatie bedrijventerreinen Amsterdam
Totaal
Vraag Aanbod uitvoeringstrategie Aanbod-Vraag Uitvoeringsstrategie Gemengd plus
Vraag Aanbod uitvoeringstrategie Aanbod-Vraag Uitvoeringsstrategie Modern gemengd
Vraag Aanbod uitvoeringstrategie Aanbod-Vraag Uitvoeringsstrategie Parkachtig
Vraag Aanbod uitvoeringstrategie Aanbod-Vraag Uitvoeringsstrategie Transport en distributie
Vraag Aanbod uitvoeringstrategie Aanbod-Vraag Uitvoeringsstrategie Binnenstedelijk
Vraag Aanbod uitvoeringstrategie Aanbod-Vraag Uitvoeringsstrategie + = overschot
- = tekort
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
72,7 223,5 150,8
145,3 18,3 -127,0
115,0 0,0 -115,0
218,0 241,8 23,8
333,0 241,8 -91,2
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
8,0 152,1 144,1
16,0 18,3 2,3
10,0 0,0 -10,0
24,0 170,4 146,4
34,0 170,4 136,4
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
27,7 19,2 -8,5
55,3 0,0 -55,3
43,0 0,0 -43,0
83,0 19,2 -63,8
126,0 19,2 -106,8
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
16,7 0,0 -16,7
33,3 0,0 -33,3
29,0 0,0 -29,0
50,0 0,0 -50,0
79,0 0,0 -79,0
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
9,3 44,7 35,4
18,7 0,0 -18,7
16,0 0,0 -16,0
28,0 44,7 16,7
44,0 44,7 0,7
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
11,0 7,5 -3,5
22,0 0,0 -22,0
17,0 0,0 -17,0
33,0 7,5 -25,5
50,0 7,5 -42,5
53
54
B4.3
Vraag-aanbodconfrontatie bedrijventerreinen Gooi en Vechtstreek
Totaal
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
5,3 0,0 -5,3
10,7 24,5 13,8
10,0 0,0 -10,0
16,0 24,5 8,5
26,0 24,5 -1,5
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
0,0 0,0 0,0
0,0 0,0 0,0
0,0 0,0 0,0
0,0 0,0 0,0
0,0 0,0 0,0
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
2,3 0,0 -2,3
4,7 19,5 14,8
4,0 0,0 -4,0
7,0 19,5 12,5
11,0 19,5 8,5
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
2,3 0,0 -2,3
4,7 5,0 0,3
4,0 0,0 -4,0
7,0 5,0 -2,0
11,0 5,0 -6,0
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
0,3 0,0 -0,3
0,7 0,0 -0,7
1,0 0,0 -1,0
1,0 0,0 -1,0
2,0 0,0 -2,0
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
0,3 0,0 -0,3
0,7 0,0 -0,7
1,0 0,0 -1,0
1,0 0,0 -1,0
2,0 0,0 -2,0
Vraag22 Aanbod uitvoeringstrategie Aanbod-Vraag Uitvoeringsstrategie Gemengd plus
Vraag Aanbod uitvoeringstrategie Aanbod-Vraag Uitvoeringsstrategie Modern gemengd
Vraag Aanbod uitvoeringstrategie Aanbod-Vraag Uitvoeringsstrategie Parkachtig
Vraag Aanbod uitvoeringstrategie Aanbod-Vraag Uitvoeringsstrategie Transport en distributie
Vraag Aanbod uitvoeringstrategie Aanbod-Vraag Uitvoeringsstrategie Binnenstedelijk
Vraag Aanbod uitvoeringstrategie Aanbod-Vraag Uitvoeringsstrategie
B4.4
Vraag-aanbodconfrontatie bedrijventerreinen Haarlem/IJmond
Totaal
Vraag Aanbod uitvoeringstrategie Aanbod-Vraag Uitvoeringsstrategie Gemengd plus
Vraag Aanbod uitvoeringstrategie Aanbod-Vraag Uitvoeringsstrategie Modern gemengd
Vraag Aanbod uitvoeringstrategie Aanbod-Vraag Uitvoeringsstrategie Parkachtig
Vraag Aanbod uitvoeringstrategie Aanbod-Vraag Uitvoeringsstrategie Transport en distributie
Vraag Aanbod uitvoeringstrategie Aanbod-Vraag Uitvoeringsstrategie Binnenstedelijk
Vraag Aanbod uitvoeringstrategie Aanbod-Vraag Uitvoeringsstrategie + = overschot
22) nb: De vraagraming wordt regionaal geschat op 40 ha. In Plabeka-kader is echter vrijwel mediavraag toegerekend aan kantoren, waardoor de raming lager uitkomt. Omwille van consistentie met het Structuurschema wordt hier echter de 25 ha gehanteerd (door afronding 26).
- = tekort
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
58,3 71,7 13,4
116,7 24,6 -92,1
92,0 0,0 -92,0
175,0 96,3 -78,7
267,0 96,3 -170,7
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
8,0 0,0 -8,0
16,0 0,0 -16,0
11,0 0,0 -11,0
24,0 0,0 -24,0
35,0 0,0 -35,0
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
30,7 71,7 41,0
61,3 24,6 -36,7
47,0 0,0 -47,0
92,0 96,3 4,3
139,0 96,3 -42,7
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
4,3 0,0 -4,3
8,7 0,0 -8,7
9,0 0,0 -9,0
13,0 0,0 -13,0
22,0 0,0 -22,0
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
13,7 0,0 -13,7
27,3 0,0 -27,3
23,0 0,0 -23,0
41,0 0,0 -41,0
64,0 0,0 -64,0
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
1,7 0,0 -1,7
3,3 0,0 -3,3
2,0 0,0 -2,0
5,0 0,0 -5,0
7,0 0,0 -7,0
B4.5
Vraag-aanbodconfrontatie bedrijventerreinen Meerlanden/Amstelland
Totaal
Vraag Aanbod uitvoeringstrategie Aanbod-Vraag Uitvoeringsstrategie Gemengd plus
Vraag Aanbod uitvoeringstrategie Aanbod-Vraag Uitvoeringsstrategie Modern gemengd
Vraag Aanbod uitvoeringstrategie Aanbod-Vraag Uitvoeringsstrategie Parkachtig
Vraag Aanbod uitvoeringstrategie Aanbod-Vraag Uitvoeringsstrategie Transport en distributie
Vraag Aanbod uitvoeringstrategie Aanbod-Vraag Uitvoeringsstrategie Binnenstedelijk
Vraag Aanbod uitvoeringstrategie Aanbod-Vraag Uitvoeringsstrategie
B4.6
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
134,3 194,6 60,3
268,7 385,3 116,6
214,0 0,0 -214,0
403,0 579,9 176,9
617,0 579,9 -37,1
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
7,7 35,0 27,3
15,3 0,0 -15,3
8,0 0,0 -8,0
23,0 35,0 12,0
31,0 35,0 4,0
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
46,0 14,6 -31,4
92,0 144,0 52,0
71,0 0,0 -71,0
138,0 158,6 20,6
209,0 158,6 -50,4
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
25,7 67,5 41,8
51,3 75,8 24,5
45,0 0,0 -45,0
77,0 143,3 66,3
122,0 143,3 21,3
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
55,0 77,5 22,5
110,0 165,5 55,5
90,0 0,0 -90,0
165,0 243,0 78,0
255,0 243,0 -12,0
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
0,0 0,0 0,0
0,0 0,0 0,0
0,0 0,0 0,0
0,0 0,0 0,0
0,0 0,0 0,0
Vraag-aanbodconfrontatie bedrijventerreinen Zaanstreek/Waterland
Totaal
Vraag Aanbod uitvoeringstrategie Aanbod-Vraag Uitvoeringsstrategie Gemengd plus
Vraag Aanbod uitvoeringstrategie Aanbod-Vraag Uitvoeringsstrategie Modern gemengd
Vraag Aanbod uitvoeringstrategie Aanbod-Vraag Uitvoeringsstrategie Parkachtig
Vraag Aanbod uitvoeringstrategie Aanbod-Vraag Uitvoeringsstrategie Transport en distributie
Vraag Aanbod uitvoeringstrategie Aanbod-Vraag Uitvoeringsstrategie Binnenstedelijk
Vraag Aanbod uitvoeringstrategie Aanbod-Vraag Uitvoeringsstrategie + = overschot
- = tekort
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
96,0 97,0 1,0
192,0 68,0 -124,0
156,0 29,0 -127,0
288,0 165,0 -123,0
444,0 194,0 -250,0
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
18,7 73,0 54,3
37,3 0,0 -37,3
27,0 0,0 -27,0
56,0 73,0 17,0
83,0 73,0 -10,0
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
54,0 24,0 -30,0
108,0 68,0 -40,0
85,0 29,0 -56,0
162,0 92,0 -70,0
247,0 121,0 -126,0
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
12,0 0,0 -12,0
24,0 0,0 -24,0
23,0 0,0 -23,0
36,0 0,0 -36,0
59,0 0,0 -59,0
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
4,7 0,0 -4,7
9,3 0,0 -9,3
11,0 0,0 -11,0
14,0 0,0 -14,0
25,0 0,0 -25,0
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
6,7 0,0 -6,7
13,3 0,0 -13,3
10,0 0,0 -10,0
20,0 0,0 -20,0
30,0 0,0 -30,0
55
Bijlage 5: Schipholgebonden kantoren naar segmenten en deelperioden in m2 bvo Tabel B5.1 Totaal Schipholgebonden kantoren m2 bvo 56 Vraag Planaanbod ontwikkelingsstrategie REVS (3) Planaanbod na reductie (4)=(2)-(1) Planaanbod-Vraag zonder reductie (5)=(3)-(1) Planaanbod-Vraag na reductie (6)=(5)-(4) Verschil (7)=(5)/(1) Overschot t.o.v. vraag (8)=(3)/(2) Planaanbod t.o.v. REVS (1) (2)
Tabel B5.4 Schipholgebonden kantoren, segment snelweglocaties in m2 bvo
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
Snelweg
275.000
550.000
550.000
825.000
1.375.000
769.557 425.643
1.543.871 746.279
367.533 187.279
2.313.428 1.171.921
2.680.961 1.359.200
494.557 150.643 -343.914
993.871 196.279 -797.593
Vraag Planaanbod Structuurschema Planaanbod na reductie Planaanbod-Vraag zonder reductie Planaanbod-Vraag na reductie Verschil
-182.467 1.488.428 1.305.961 -362.721 346.921 -15.800 -180.254 -1.141.507 -1.321.761 42% -1% 51% 51%
Tabel B5.2 Schipholgebonden kantoren, segment toplocaties in m2 bvo Toplocaties
Vraag Planaanbod Structuurschema Planaanbod na reductie Planaanbod-Vraag zonder reductie Planaanbod-Vraag na reductie Verschil
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
114.125 531.231 326.063 417.106
228.250 299.524 183.844 71.274
228.250 177.331 108.844 -50.919
342.375 830.755 509.906 488.380
570.625 1.008.086 618.750 437.461
211.938 -205.168
-44.406 -115.680
-119.406 -68.488
167.531 -320.848
48.125 -389.336
Tabel B5.3 Schipholgebonden kantoren, segment knooppunten in m2 bvo Knooppunten
Vraag Planaanbod Structuurschema Planaanbod na reductie Planaanbod-Vraag zonder reductie Planaanbod-Vraag na reductie Verschil
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
104.500 132.910 34.750 28.410 -69.750 -98.160
209.000 573.710 150.000 364.710 -59.000 -423.710
209.000 109.005 28.500 -99.995 -180.500 -80.505
313.500 706.620 184.750 393.120 -128.750 -521.870
522.500 815.625 213.250 293.125 -309.250 -602.375
+ = overschot
- = tekort
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
56.375 105.416 64.830 49.041 8.455 -40.586
112.750 670.637 412.435 557.887 299.685 -258.202
112.750 81.196 49.935 -31.554 -62.815 -31.261
169.125 776.054 477.265 606.929 308.140 -298.789
281.875 857.250 527.200 575.375 245.325 -330.050
Bijlage 6: Schipholgebonden bedrijventerreinen naar segmenten en deelperioden in ha netto Tabel B6.1 Totaal Schipholgebonden bedrijventerreinen in ha netto (1) Vraag (2) Aanbod Uitvoeringsstrategie (3)=(2)-(1) Aanbod-Vraag
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
80,0 102,4 22,4
160,0 223,5 63,5
160,0 0,0 -160,0
240,0 325,9 85,9
400,0 325,9 -74,1
Tabel B6.2 Schipholgebonden bedrijventerreinen, segment transport en distributie in ha netto (1) Vraag (2) Aanbod Uitvoeringsstrategie (3)=(2)-(1) Aanbod-Vraag
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
50,0 87,2 37,2
100,0 165,5 65,5
100,0 0,0 -100,0
150,0 252,7 102,7
250,0 252,7 2,7
Tabel B6.3 Schipholgebonden bedrijventerreinen, segment parkachtig in ha netto (1) (2)
Vraag Aanbod Uitvoeringsstrategie
(3)=(2)-(1) Aanbod-Vraag
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
15,0 9,5
30,0 0,0
30,0 0,0
45,0 9,5
75,0 9,5
-5,5
-30,0
-30,0
-35,5
-65,5
Tabel B6.3 Schipholgebonden bedrijventerreinen, segment modern gemengd in ha netto (1) Vraag (2) Aanbod Uitvoeringsstrategie (3)=(2)-(1) Aanbod-Vraag + = overschot
- = tekort
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
15,0 5,7 -9,3
30,0 58,0 28,0
30,0 0,0 -30,0
45,0 63,7 18,7
75,0 63,7 -11,3
57
Bijlage 7: Cijfers voor ontwerpmodel schaalsprong Almere
B7.1 58
Vraag-aanbodconfrontatie ontwerpmodel schaalsprong Almere
Totaal
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
Binnenstedelijk
Vraag Planaanbod Structuurschema Planaanbod na reductie Planaanbod-Vraag zonder reductie Planaanbod-Vraag na reductie Verschil Overschot t.o.v. vraag Planaanbod t.o.v. Structuurschema
204.534 504.128 196.967 299.594 -7.567 -307.161
409.067 379.730 393.933 -29.337 -15.134 14.203
530.001 379.730 484.300 -150.271 -45.701 104.570
613.601 883.858 590.900 270.257 -22.701 -292.958 -4% 67%
1.143.602 1.263.588 1.075.200 119.986 -68.402 -188.388 -6% 85%
Vraag Planaanbod Structuurschema Planaanbod na reductie Planaanbod-Vraag zonder reductie Planaanbod-Vraag na reductie Verschil
Toplocaties
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0
Knooppunten
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
Vraag Planaanbod Structuurschema Planaanbod na reductie Planaanbod-Vraag zonder reductie Planaanbod-Vraag na reductie Verschil
133.200 365.628 128.833 232.428 -4.367 -236.795
266.400 262.880 257.667 -3.520 -8.733 -5.213
344.500 262.880 439.300 -81.620 94.800 176.420
399.600 628.508 386.500 228.908 -13.100 -242.008
744.100 891.388 825.800 147.288 81.700 -65.588
Snelweg
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
30.225 36.300 22.000 6.075 -8.225 -14.300
60.450 96.850 44.000 36.400 -16.450 -52.850
78.175 96.850 45.000 18.675 -33.175 -51.850
90.675 133.150 66.000 42.475 -24.675 -67.150
168.850 230.000 111.000 61.150 -57.850 -119.000
Vraag Planaanbod Structuurschema Planaanbod na reductie Planaanbod-Vraag zonder reductie Planaanbod-Vraag na reductie Verschil
Vraag Planaanbod Structuurschema Planaanbod na reductie Planaanbod-Vraag zonder reductie Planaanbod-Vraag na reductie Verschil
+ = overschot
- = tekort
2006-2010
2011-2020
2021-2030
tot 2020
2006-2030
41.109 102.200 46.133 61.091 5.025 -56.067
82.217 20.000 92.267 -62.217 10.049 72.267
107.326 20.000 0 -87.326 -107.326 -20.000
123.326 122.200 138.400 -1.126 15.074 16.200
230.652 142.200 138.400 -88.452 -92.252 -3.800
Wilt u meer informatie? Neem dan contact op met: Martin Bekker, Stadsregio Amsterdam 020-5273725
[email protected] Peter de Kruijk, Gemeente Haarlemmermeer 023-5676765
[email protected]
Colofon Productie Stadsregio Amsterdam Eindredactie Joan van Dijk Vormgeving Samenwerkende Ontwerpers, Amsterdam Fotografie Maarten van de Velde, Amsterdam Henk Rougoor, Amsterdam Hollandse Hoogte, Peter Hilz Stadsregio Amsterdam