Stichting “Pensioenfonds ANWB” PENSIOENREGLEMENT Logicx Mobiliteit 2007
Inhoudsopgave Voorwoord Artikel 1 Artikel 2 Artikel 3 Artikel 3A Artikel 4 Artikel 5 Artikel 5A Artikel 6 Artikel 7 Artikel 7A Artikel 7B Artikel 8 Artikel 9 Artikel 10 Artikel 11 Artikel 12 Artikel 13 Artikel 14 Artikel 15 Artikel 16 Artikel 17 Artikel 18 Artikel 19 Artikel 20
Definities Deelnemerschap en karakter regeling Aanspraken op pensioen Verlof Indexatie Ouderdomspensioen (Gedeeltelijk)ouderdomspensioen vervroegen/uitstellen Verevening van pensioen Nabestaandenpensioen Bijzonder nabestaandenpensioen Tijdelijk aanvullend nabestaandenpensioen Uitruil nabestaandenpensioen en ouderdomspensioen Wezenpensioen Verhoogde risico’s Premiebijdragen Premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid Aanspraken bij beëindiging van de deelneming Afkoop en overdracht Uitkering van de pensioenen Verstrekking van inlichtingen en gegevens Beperkingen van de pensioenen Afwijkende voorzieningen Onvoorziene gevallen Inwerkingtreding pensioenreglement
Bijlagen:
Factoren behorend bij dit pensioenreglement Addendum arbeidsongeschiktheidspensioen
14009\000\03\AtWBr001
Voorwoord Met ingang van 1 januari 2007 nemen werknemers van Logicx Mobiliteit BV en die aan de voorwaarden voor opneming in deze regeling voldoet, deel aan deze pensioenregeling die wordt uitgevoerd door Stichting Pensioenfonds ANWB. Het Pensioenfonds ANWB kent een Geschillen- en klachtenregeling. Het correspondentie adres is: Pensioenfonds ANWB Geschillen- en klachtencommissie Wassenaarseweg 220 2596 EC Den Haag
pag. 2
Pensioenreglement Logicx van Stichting "Pensioenfonds ANWB", gevestigd te ’s-Gravenhage. ARTIKEL 1
DEFINITIES
In dit reglement wordt verstaan onder: a.
Logicx Logicx Mobiliteit B.V. en de door haar aan te wijzen dochterondernemingen.
b.
De werknemer De persoon die een arbeidsovereenkomst heeft met Logicx.
c.
Het Pensioenfonds Stichting “Pensioenfonds ANWB”.
d.
De statuten De statuten van het Pensioenfonds.
e.
Het bestuur Het bestuur van het Pensioenfonds.
f.
De deelnemer De werknemer, die ingevolge artikel 2 lid 1 deelneemt aan deze pensioenregeling.
g.
De gewezen deelnemer Degene van wie de deelneming aan de pensioenregeling anders dan door overlijden is beëindigd en die krachtens dit reglement recht of aanspraken heeft op pensioen.
h.
Het deeltijdpercentage De uitkomst van de deling van het door de deelnemer met Logicx overeengekomen aantal arbeidsuren per week en het voor Logicx bij een volledig dienstverband geldende normale aantal arbeidsuren per week, waarin de teller het overeengekomen aantal uren aangeeft en de noemer het aantal normale arbeidsuren.
i
Het pensioensalaris 1. Het pensioensalaris is gelijk aan twaalf maal het overeengekomen vaste bruto maandsalaris vermeerderd met het overeengekomen vakantiegeld. 2. Het pensioensalaris wordt gebaseerd op het bij Logicx voor een volledig dienstverband geldende normale aantal arbeidsuren per week. 3. Het pensioensalaris wordt ieder jaar per 1 januari of bij latere toetreding vastgesteld en blijft tot de eerstvolgende 1 januari ongewijzigd.
j.
De toeslag De pensioengevende toeslag zoals die omschreven wordt in de voor de deelnemer geldende collectieve dan wel individuele arbeidsovereenkomst.
pag. 3
k.
De franchise De franchise is per 1 januari 2007 gesteld op € 11.873,-. De franchise wordt per 1 januari van ieder jaar, voor het eerst per 1 januari 2008, verhoogd met hetzelfde percentage als waarmee de uitkering ingevolge de AOW voor een gehuwde op die datum wordt verhoogd ten opzichte van de uitkering ingevolge de AOW per 1 januari van het jaar daarvoor. Een verlaging van de betreffende uitkering ingevolge de AOW leidt niet tot aanpassing van de franchise maar wordt wel verrekend bij een eventuele latere verhoging van de franchise.
l.
De pensioengrondslag De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioensalaris verminderd met de franchise.
m.
De pensioendatum De eerste dag van de maand waarin de deelnemer of gewezen deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt.
n.
De partner De persoon die a. met de deelnemer of gewezen deelnemer gehuwd is of b. ongehuwd is en op grond van artikel 1:80a BW als partner van de ongehuwde deelnemer of gewezen deelnemer is opgenomen in de registers van de Burgerlijke Stand of c. ongehuwd is en met de ongehuwde deelnemer of gewezen deelnemer een notarieel verleden samenlevingscontract heeft. Er moet aan de volgende voorwaarden voldaan zijn: - er is geen bloed- of aanverwantschap in de rechte lijn of de tweede graad van de zijlijn; - de partners zijn op hetzelfde adres woonachtig en als zodanig ingeschreven in het bevolkingsregister; - de gemeenschappelijke huishouding heeft ten minste zes maanden geduurd; - indien een van de partners ooit eerder bij notariële akte uitdrukking heeft gegeven aan het bestaan van een soortgelijke relatie met een derde, moet bij notariële akte zijn vastgesteld dat die relatie is verbroken. Een partner als onder b. bedoeld sluit een partner als onder c. bedoeld uit.
o.
De gewezen partner Degene: − van wie het huwelijk met de deelnemer of gewezen deelnemer is beëindigd door echtscheiding; of − is ontbonden na scheiding van tafel en bed; of − van wie het geregistreerd partnerschap met de deelnemer of gewezen deelnemer is beëindigd met wederzijds goedvinden van de (gewezen) deelnemer en zijn partner of na ontbinding op verzoek van de (gewezen) deelnemer of zijn partner; − uitsluitend in geval van pensioenverevening: die gescheiden is van tafel en bed van de deelnemer of gewezen deelnemer.
p.
Het kind Het kind beneden de 18-jarige leeftijd dat tot de deelnemer of gewezen deelnemer in familierechtelijke betrekking staat of waarvan wordt aangetoond dat het door de deelnemer of gewezen deelnemer ten tijde van diens overlijden als een eigen kind werd opgevoed en onderhouden.
pag. 4
De leeftijd wordt verhoogd tot 27 jaar, indien en voor zolang de voor werkzaamheden beschikbare tijd van het kind grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of van een beroepsopleiding, of indien het kind arbeidsongeschikt is in de zin van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). q.
Arbeidsongeschiktheid Arbeidsongeschiktheid conform de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ),de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) of de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA).
r.
Deelnemersjaren De tot aan de pensioendatum als deelnemer krachtens onafgebroken arbeidsovereenkomst bij de werkgever doorgebrachte dienstjaren of delen daarvan, gerekend vanaf 1 januari 2007 of een latere datum van indiensttreding bij Logicx , met dien verstande dat indien een deelnemer in een periode minder dan de volledige arbeidsduur heeft gewerkt bij Logicx die periode slechts in aanmerking wordt genomen in de verhouding tot het deeltijdpercentage dat hoort bij het aantal gewerkte uren, door de betreffende periode te vermenigvuldigen met het voor die periode geldende deeltijdpercentage. Voor nog niet in de regeling doorgebrachte deelnemersjaren zal worden uitgegaan van het laatst geldende deeltijdpercentage. Voor zover en zolang de deelnemer zijn werkzaamheden bij de werkgever onderbreekt als gevolg van onbetaald verlof van drie maanden of langer, wordt die periode niet in aanmerking genomen voor de vaststelling van het aantal deelnemersjaren.
s.
AOW De Algemene ouderdomswet. (Hierin is het recht op een basispensioen vastgelegd voor alle inwoners van Nederland vanaf hun 65ste jaar. Alle ingezetenen van Nederland ongeacht hun nationaliteit- die nog geen 65 jaar zijn, zijn voor de AOW verzekerd. Wie tussen zijn 15de en 65ste jaar altijd verzekerd is geweest, krijgt het volle pensioenbedrag. Dit ouderdomspensioen wordt afgeleid van het netto minimumloon. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) is de uitkerende instantie.)
t.
De nabestaande Degene die bij overlijden van de deelnemer of gewezen deelnemer zijn partner is.
u.
De verzekeringsinstelling Een verzekeraar als bedoeld in artikel 5 van de Pensioenwet.
v.
Het verstrekken van informatie Onder het verstrekken van schriftelijke informatie wordt ook verstaan het verstrekken van informatie op digitale wijze. Hiertoe heeft het Pensioenfonds een eigen openbare website www.pensioenfondsanwb.nl en hebben actieve deelnemers door middel van een persoonlijke en unieke inlog code toegang tot een persoonlijke portal.
w.
Volle wees Het kind waarvan beide ouders zijn overleden, waarbij onder ouder wordt verstaan de (gewezen) deelnemer en degene die als vader of moeder tot het kind in familierechtelijke betrekking stond en waarbij voor pleegkinderen onder ouder mede wordt begrepen degene die samen met de (gewezen) deelnemer het pleegkind als eigen kind onderhield en opvoedde.
pag. 5
x.
Ziekte Ziekte in de zin van artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek dan wel in de zin van de Ziektewet.
y.
Restverdiencapaciteit Het verschil tussen 100% en de mate van arbeidsongeschiktheid.
aa.
Aanspraakgerechtigde De persoon die begunstigde is voor een nog niet ingegaan pensioen.
ab.
Pensioengerechtigde Degene wiens pensioenuitkering van het fonds is ingegaan.
ARTIKEL 2 1.
Iedere werknemer die op of na 1 januari 2007 een arbeidsovereenkomst met Logicx is aangegaan wordt als deelnemer in deze pensioenregeling opgenomen. Tevens zijn deelnemer aan deze pensioenregeling de werknemers die reeds vóór 1 januari 2007 een arbeidsovereenkomst met Logicx hadden afgesloten. Voor deelname aan deze pensioenregeling geldt een minimum leeftijd van 21 jaar.
2.
Het deelnemerschap vangt aan op de eerste dag van de maand waarin de werknemer aan de voorwaarden voor opneming in deze regeling voldoet, maar niet eerder dan op 1 januari 2007.
3.
Het deelnemerschap eindigt: a. bij overlijden van de deelnemer; b. op de pensioendatum; c. op de datum waarop de arbeidsovereenkomst van de deelnemer met Logicx wordt beëindigd vóór de pensioendatum, anders dan door overlijden.
4.
Dit pensioenreglement betreft de uitvoering van een uitkeringsovereenkomst in de zin van artikel 1 van de Pensioenwet.
ARTIKEL 3 1.
DEELNEMERSCHAP EN KARAKTER REGELING
AANSPRAKEN OP PENSIOEN
De (gewezen) deelnemer heeft voor zichzelf, respectievelijk ten behoeve van zijn partner en zijn kinderen aanspraak op pensioen overeenkomstig de bepalingen van dit reglement. Met inachtneming van het bepaalde in dit pensioenreglement omvatten deze aanspraken: a. voor de (gewezen) deelnemer ouderdomspensioen, ingaande op de eerste dag van de maand, waarin de (gewezen) deelnemer de leeftijd van 65 jaar bereikt, uit te keren tot en met de maand van overlijden van de (gewezen) deelnemer; b. voor de partner van de (gewezen) deelnemer een nabestaandenpensioen, ingaande op de eerste dag van de maand van overlijden van de (gewezen) deelnemer en uit te keren tot en met de maand waarin de nabestaande overlijdt; c. voor de partner van de deelnemer een uitkering ingevolge een afgesloten Anwhiaatverzekering overeenkomstig artikel 7b, ingaande op de eerste dag van de maand van overlijden van de deelnemer en uit te keren tot en met de maand waarin de nabestaande overlijdt, doch uiterlijk tot de 65-jarige leeftijd van de nabestaande, mits de deelnemer gekozen heeft voor verzekering van deze aanspraak;
pag. 6
d. voor ieder kind een wezenpensioen, ingaande op de eerste dag van de maand van overlijden van de (gewezen) deelnemer en uit te keren tot en met de maand van het bereiken van de in artikel 1.p bedoelde leeftijd van het kind, of tot en met de maand van het eerder overlijden van het kind. 2.
Indien de volgens artikel 11 lid 1 vastgestelde premie onvoldoende is om de pensioenregeling te financieren zullen, tenzij andere maatregelen worden getroffen, zo lang deze situatie voortduurt, alle pensioenaanspraken waarvoor nog premie verschuldigd is, naar evenredigheid worden verminderd.
3
Indien: a. b.
c.
de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt, overeenkomstig de voorschriften van de Pensioenwet; het Pensioenfonds niet in staat is binnen een redelijke termijn de onder a genoemde dekking te herstellen, zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad; en alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet om uiterlijk binnen drie jaar te voldoen aan artikel 131 van de Pensioenwet,
worden alle rechten en aanspraken van pensioen- en aanspraakgerechtigden naar rato van het tekort verminderd, met dien verstande dat de rechten en aanspraken opgebouwd over achterliggende jaren vooreerst onaangetast zullen blijven. Deze vermindering leidt tot een wijziging van de pensioenreglementen. ARTIKEL 3A
VERLOF
1.
De deelnemer heeft geen recht op pensioenopbouw en is niet verzekerd voor nabestaandenpensioen, wezenpensioen, tijdelijk aanvullend nabestaandenpensioen en premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid gedurende een periode van onbetaald verlof die langer duurt dan drie maanden in een kalenderjaar, dit met inachtneming van het bepaalde in lid 5.
2.
De deelnemer heeft het recht om voor eigen rekening de opbouw van ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen en wezenpensioen en de verzekering van nabestaandenpensioen, wezenpensioen, tijdelijk aanvullend nabestaandenpensioen en premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid voort te zetten gedurende een periode van verlof voor zover die periode in een kalenderjaar meer bedraagt dan drie maanden en waarin de deelnemer zomogelijk een uitkering ontvangt uit hoofde van een levensloopregeling. Voortzetting van de opbouw gedurende de verlofperiode vindt plaats op basis van de laatstelijk voorafgaand aan de verlofperiode vastgestelde pensioengrondslag en toeslag. De periode van voortzetting telt mee voor de vaststelling van het aantal deelnemersjaren. De periode van voortzetting wordt daartoe vermenigvuldigd met de deeltijdfactor zoals deze laatstelijk voorafgaand aan de verlofperiode was vastgesteld.
3.
Indien de uitkering uit hoofde van de levensloopregeling lager is dan de voorafgaand aan de verlofperiode geldende som van het pensioensalaris en de toeslag wordt de deelnemer voor de toepassing van deze pensioenregeling gedurende de verlofperiode geacht een deeltijdwerknemer te zijn waarbij zijn laatstelijk voorafgaand aan de verlofperiode
pag. 7
vastgestelde deeltijdfactor wordt vermenigvuldigd met 100% minus het procentuele verschil tussen: a. De som van het voorafgaand aan de verlofperiode geldende pensioensalaris en de toeslag; en b. de uitkering uit hoofde van de levensloopregeling van de deelnemer. De uit deze vermenigvuldiging resulterende deeltijdfactor wordt tevens gebruikt voor de vaststelling van het tijdens de verlofperiode verzekerde nabestaanden- en wezenpensioen. Indien de werknemer tijdens de verlofperiode arbeidsongeschikt wordt,wordt het recht op premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid, vastgesteld door het percentage van premievrije voortzetting te vermenigvuldigen met hetzelfde percentage als waarmee de deeltijdfactor wordt vermenigvuldigd. 4.
De premie die is verschuldigd voor de voortzetting van de pensioenopbouw wordt op basis van sekseneutrale factoren vastgesteld door het bestuur gehoord de actuaris van het pensioenfonds en zal worden ingehouden op de uitkering die ten laste van de levensloopregeling plaatsvindt.
5.
Het opnemen van onbetaald verlof tot een maximum van 18 maanden door de deelnemer is niet van invloed op de risico-dekking uit hoofde van het nabestaandenpensioen. Dit houdt in dat het bepaalde in artikel 7 lid 1 onder de tweede volzin van toepassing blijft gedurende deze periode.
ARTIKEL 4
INDEXATIE
1.
De indexatie van het pensioen is voorwaardelijk; er is geen recht op indexatie en het is ook voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre indexatie zal plaatsvinden. Voor deze voorwaardelijke indexatie is geen bestemmingsreserve gevormd en wordt geen premie betaald. Als er geïndexeerd wordt geschiedt dit volgens de in lid 2 t/m 5 beschreven regels.
2.
De ingegane pensioenen van de pensioengerechtigden en de conform artikel 13 toegekende uitgestelde pensioenen van de gewezen deelnemers alsmede de pensioengrondslag van de deelnemers aan wie op grond van het bepaalde in artikel 12 vrijstelling van premiebetaling is verleend zullen periodiek worden verhoogd indien en voor zover het Pensioenfonds de daarvoor benodigde bedragen overeenkomstig het gestelde in lid 3 beschikbaar heeft en met inachtneming van de in lid 4 genoemde voorwaarden.
3.
Het overrendement op beleggingen dat is behaald kan door het bestuur worden gebruikt voor de financiering van verhogingen van de in lid 2 genoemde pensioenen.
4.
De in lid 2 bedoelde pensioenen en aanspraken op pensioen kunnen worden verhoogd overeenkomstig het hierna bepaalde: a. Het bestuur stelt jaarlijks, uiterlijk in de maand december, vast of en met welk percentage, met een maximum van 4%, de pensioenen per 31 december van dat jaar worden verhoogd. Het bestuur houdt daarbij rekening met de geconstateerde stijging van de afgeleide Consumenten Prijs Index (CPI) voor alle huishoudens, over de periode juli voorgaand jaar en juli van het lopende jaar. b. Het percentage pensioenverhoging wordt berekend over het jaarpensioen volgens artikel 3 vermeerderd met eerder verleende verhogingen. Indien een verhoging op het ouderdomspensioen wordt verleend geldt een procentueel gelijke verhoging voor het bijbehorende (tijdelijk) nabestaanden-, wezen- en arbeidsongeschiktheidspensioen.
pag. 8
ARTIKEL 5
OUDERDOMSPENSIOEN
1.
Het jaarlijks ouderdomspensioen bedraagt voor ieder deelnemersjaar 2,25% van de som van de: a. voor het desbetreffende deelnemersjaar vastgestelde pensioengrondslag; en b. in het voorgaande deelnemersjaar uitbetaalde toeslag zoals omschreven in art. 1 lid j.
2.
Zolang en voor zover het deelnemerschap voortduurt wordt jaarlijks per 1 januari de aanspraak op ouderdomspensioen verhoogd met hetzelfde percentage als het percentage van de algemene loonsverhogingen bij Logicx in de periode vanaf 1 januari van het voorafgaande jaar en 1 januari van het lopende jaar.
ARTIKEL 5A
(GEDEELTELIJK) OUDERDOMSPENSIOEN VERVROEGEN/UITSTELLEN
1.
De ingangsdatum van het ouderdomspensioen kan op verzoek van een (gewezen) deelnemer (gedeeltelijk) worden vervroegd of worden uitgesteld. Hiertoe dient bij vervroeging drie maanden voorafgaande aan de gewenste datum van pensionering of bij een verzoek tot (gedeeltelijk) uitstel drie maanden voorafgaande aan de pensioendatum een verzoek bij het Pensioenfonds te worden ingediend.
2.
Vervroeging van de ingangsdatum is uitsluitend mogelijk voor zover de arbeidsovereenkomst met Logicx van de deelnemer wordt of is beëindigd. De ingangsdatum kan niet zijn gelegen vóór de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de 55-jarige leeftijd bereikt.
3.
Uitstel van de ingangsdatum is na verkregen instemming van Logicx uitsluitend mogelijk voor zover en zolang de deelnemer een arbeidsovereenkomst met Logicx heeft, doch uiterlijk tot de datum waarop: a. Het ouderdomspensioen gelijk is aan het in artikel 17 omschreven maximum; b. De deelnemer de 70-jarige leeftijd bereikt. Indien en voor zover gedurende de periode van uitstel de arbeidsovereenkomst met Logicx wordt beëindigd dan wel op het moment dat de onder a of b genoemde datum wordt bereikt, gaat het ouderdomspensioen in.
4.
Het (deel van het) ouderdomspensioen dat eerder ingaat dan op de pensioendatum zal worden verlaagd op basis van de door het bestuur vastgestelde factoren dan wel verhoogd bij uitstel. Periodiek beoordeelt het bestuur, gehoord de actuaris, of de factoren aanpassing behoeven en neemt indien noodzakelijk een besluit tot aanpassing van de factoren. De factoren en de geldigheidsduur daarvan zijn opgenomen in de bijlage bij dit pensioenreglement. Over het werkzame deel zal naar rato pensioen worden opgebouwd tot het bereiken van de 65 jarige leeftijd, conform het bepaalde in dit pensioenreglement voor deelnemers die in deeltijd werken.
5.
De (gewezen) deelnemer heeft de mogelijkheid te kiezen voor een variatie in de hoogte van de uitkeringen, waarbij gedurende de eerste periode van 5 of 10 jaar na ingang van het ouderdomspensioen een hoger pensioen wordt uitgekeerd dan daarna. De verhouding tussen de pensioenuitkeringen bedraagt ten hoogste 100:75. Voor het toetsen van de verhouding 100:75 wordt een bedrag gelijk aan maximaal tweemaal de op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen geldende uitkering, inclusief de vakantieuitkering, ingevolge de AOW voor een gehuwde, zonder toeslag voor een jongere partner, buiten aanmerking gelaten. De keuze geschiedt op basis van de door het bestuur
pag. 9
vastgestelde factoren. Periodiek beoordeelt het bestuur, gehoord de actuaris, of de factoren aanpassing behoeven en neemt indien noodzakelijk een besluit tot aanpassing van de factoren. De factoren en de geldigheidsduur daarvan zijn opgenomen in bijlage I bij dit reglement. In afwijking van het bepaalde in artikel 17 kan het ouderdomspensioen meer bedragen dan het aldaar opgenomen maximum voor ouderdomspensioen, indien en voor zover de overschrijding het gevolg is van de keuze als bedoeld in dit artikel. 6.
Gedeeltelijke vervroeging of uitstel van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen is met inachtneming van het bepaalde in lid 2 en 3, uitsluitend mogelijk vanaf het bereiken van de 60 jarige leeftijd en mits voor zover de deelnemer voor 4 uur per week of een veelvoud daarvan zijn arbeidsovereenkomst met Logicx beëindigt en de deelnemer minimaal een arbeidsovereenkomst met Logicx behoudt van 50% van de volledige arbeidsduur.
7.
Gedurende de periode waarin de ingangsdatum van het ouderdomspensioen wordt uitgesteld, wordt de pensioenopbouw op verzoek van de gewezen deelnemer voortgezet. De gewezen deelnemer is gedurende die voortzettingsperiode dezelfde bijdrage verschuldigd als een deelnemer.
8.
Het Pensioenfonds stelt de deelnemers toegang tot een persoonlijke pensioenportal ter beschikking die het de deelnemer mogelijk maakt de verschillende keuzemogelijkheden door te rekenen.
ARTIKEL 6
VEREVENING VAN PENSIOEN
1.
Indien op of na 1 mei 1995 - het huwelijk van de deelnemer of gewezen deelnemer is beëindigd door echtscheiding of indien de deelnemer of gewezen deelnemer scheidt van tafel en bed of - het geregistreerd partnerschap van de deelnemer of gewezen deelnemer is beëindigd anders dan door de dood, vermissing of omzetting in een huwelijk heeft de gewezen partner een recht op uitbetaling jegens het Pensioenfonds van de helft van het ouderdomspensioen dat zou gelden indien de tot verevening verplichte deelnemer of gewezen deelnemer uitsluitend zou hebben deelgenomen gedurende de deelnemersjaren die samenvallen met de jaren waarin de gewezen partner de partner was van de deelnemer.
2.
De verevening van het ouderdomspensioen vindt niet of volgens een andere verdeling dan de in lid 1 bedoelde verdeling plaats, indien de deelnemer of gewezen deelnemer en de gewezen partner dit schriftelijk zijn overeengekomen. Ten bewijze hiervan dient een gewaarmerkt afschrift of uittreksel van de afwijkende overeenkomst aan het Pensioenfonds te worden overgelegd.
3.
Zolang de uitkering aan de gewezen partner toekomt wordt deze in mindering gebracht op de uitkering van ouderdomspensioen aan de gewezen deelnemer. De uitkering van het aan de gewezen partner toegerekende ouderdomspensioen vervalt op de laatste dag van de maand waarin de gewezen deelnemer overlijdt, dan wel, zo dit eerder is, op de laatste dag van de maand waarin de gewezen partner overlijdt.
4.
Met inachtneming van het in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding ter zake bepaalde kunnen het in lid 1 van dit artikel bedoelde recht van de gewezen partner en de premievrije aanspraak op bijzonder nabestaandenpensioen conform artikel 7A , worden omgezet in ouderdomspensioen uitsluitend op het leven van de gewezen partner. Zowel
pag. 10
de deelnemer of de gewezen deelnemer als de gewezen partner dienen met de omzetting in te stemmen. Omzetting zal alleen worden gehonoreerd indien het deel van het pensioen waarop recht op uitkering ontstaat het in artikel 66, lid 1 van de Pensioenwet genoemd bedrag te boven gaat. Aan deze conversie kan het bestuur kosten verbinden. 5.
Bij de toepassing van dit artikel zullen de bepalingen van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding steeds in acht worden genomen. Het Pensioenfonds is bevoegd om de kosten van een verevening voor de helft aan elk van de partners in rekening te brengen dan wel in mindering te brengen op de aan hen uit te betalen bedragen.
6.
Onder partner als bedoeld in dit artikel wordt niet verstaan de partner als genoemd in artikel 1.n sub c.
ARTIKEL 7
NABESTAANDENPENSIOEN
1.
Het jaarlijkse nabestaandenpensioen bedraagt 70% van het ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 5. Bij overlijden van de deelnemer (tijdens het deelnemerschap) bedraagt het nabestaandenpensioen 70% van vorenbedoeld ouderdomspensioen, waarop de deelnemer bij in leven zijn en bij onafgebroken deelneming tot de pensioendatum aanspraak zou hebben gehad indien in de voor hem vastgestelde pensioengrondslag vermeerderd met de eventuele toeslag geldende op het tijdstip van zijn overlijden, geen wijziging zou zijn gekomen.
2.
De aanspraak op nabestaandenpensioen kan zonder de toestemming van de partner niet bij overeenkomst tussen de (gewezen) deelnemer en het Pensioenfonds of Logicx worden verminderd anders dan bij afkoop zoals voorzien bij of krachtens de Pensioenwet. Elk beding strijdig met het bepaalde in de vorige zin is nietig.
ARTIKEL 7A 1.
BIJZONDER NABESTAANDENPENSIOEN
Aanspraak op bijzonder nabestaandenpensioen wordt toegekend aan de gewezen partner van de (gewezen) deelnemer, indien: -
-
het huwelijk van de (gewezen) deelnemer is beëindigd door echtscheiding; er sprake is van beëindiging van het huwelijk van de (gewezen) deelnemer door ontbinding na scheiding van tafel en bed; het geregistreerd partnerschap van de (gewezen) deelnemer wordt beëindigd met wederzijds goedvinden van de (gewezen) deelnemer en zijn partner of na ontbinding op verzoek van de (gewezen) deelnemer of zijn partner; het notariële samenlevingscontract van de (gewezen) deelnemer en zijn partner is beëindigd.
Het in de vorige volzin bedoelde bijzonder nabestaandenpensioen wordt in mindering gebracht op het nabestaandenpensioen dat voortvloeit uit de toepassing van de overige bepalingen van dit reglement. 2.
De hoogte van de in lid 1 bedoelde aanspraak op bijzonder nabestaandenpensioen is gelijk aan de hoogte van de aanspraak op nabestaandenpensioen die de deelnemer ten behoeve van zijn partner zou hebben verkregen indien het deelnemerschap zou zijn beëindigd op het tijdstip van echtscheiding, ontbinding na scheiding van tafel en bed, beëindiging van het geregistreerd partnerschap. Als het deelnemerschap al is geëindigd is
pag. 11
de aanspraak gelijk aan de aanspraak op nabestaandenpensioen waarop de gewezen deelnemer ten behoeve van zijn partner recht heeft. 3.
De gewezen partner heeft het recht een aanspraak op bijzonder nabestaandenpensioen te vervreemden aan een andere (gewezen) partner van de overleden (gewezen) deelnemer, mits: - het Pensioenfonds bereid is een eventueel uit die overdracht voortvloeiende wijziging van het risico te dekken; - de vervreemding onherroepelijk is; en - dit wordt overeengekomen bij notarieel verleden akte.
ARTIKEL 7B 1.
TIJDELIJK AANVULLEND NABESTAANDENPENSIOEN
Deelnemers aan deze pensioenregeling hebben de mogelijkheid zich via het pensioenfonds te verzekeren voor een tijdelijk aanvullend nabestaandenpensioen (Anwhiaatverzekering) zoals geregeld in het daartoe behorende reglement. De kosten van deze verzekering komen voor rekening van de deelnemer.
ARTIKEL 8
UITRUIL NABESTAANDENPENSIOEN EN OUDERDOMSPENSIOEN
1.
De deelnemer of gewezen deelnemer heeft op de pensioendatum de keuze zijn pensioenaanspraken te herschikken. De deelnemer of gewezen deelnemer kan hierbij geheel of gedeeltelijk afstand doen van het nabestaandenpensioen ter verhoging van de aanspraak op ouderdomspensioen. Deze herschikking dient vastgelegd te worden bij schriftelijke overeenkomst door middel van een door het Pensioenfonds verstrekt keuzeformulier. In dit keuzeformulier dient onder andere te zijn opgenomen dat de eventuele partner instemt met het afstand doen van het nabestaandenpensioen.
2.
De uitruil van nabestaandenpensioen in ouderdomspensioen geschiedt op basis van de door het bestuur vastgestelde factoren. Periodiek beoordeelt het bestuur, gehoord de actuaris, of de factoren aanpassing behoeven en neemt indien noodzakelijk een besluit tot aanpassing van de factoren. De factoren en de geldigheidsduur daarvan zijn opgenomen in de bijlage bij dit pensioenreglement.
3.
Het Pensioenfonds verstrekt de deelnemer of gewezen deelnemer drie maanden vóór de pensioendatum een keuzeformulier, waarop de deelnemer of gewezen deelnemer zijn keuze kan aangeven ten aanzien van het geheel of gedeeltelijk afstand doen van nabestaandenpensioen ten einde zijn ouderdomspensioen te verhogen.
4.
Indien de deelnemer of gewezen deelnemer kiest voor handhaving van het nabestaandenpensioen dient het keuzeformulier te worden ondertekend door de deelnemer of gewezen deelnemer.
5.
Indien de deelnemer of gewezen deelnemer kiest voor het geheel of gedeeltelijk afstand doen van het nabestaandenpensioen dient het keuzeformulier zoals vermeld in lid 1 zowel door de deelnemer of gewezen deelnemer als door de partner van de deelnemer of gewezen deelnemer te worden ondertekend. Het keuzeformulier dient binnen een maand tezamen met een kopie van het legitimatiebewijs van de partner aan het Pensioenfonds te worden geretourneerd.
6.
Indien sprake is van verkregen aanspraken op bijzonder nabestaandenpensioen heeft het geheel of gedeeltelijk afstand doen van het nabestaandenpensioen geen betrekking op
pag. 12
het bijzonder nabestaandenpensioen. Indien de deelnemer of gewezen deelnemer op de pensioendatum geen partner heeft, wordt het nabestaandenpensioen aangewend ter verhoging van zijn/haar aanspraak op ouderdomspensioen. 7.
Als gevolg van de in dit artikel opgenomen ruil mag het ouderdomspensioen uitgaan boven het in artikel 17 opgenomen maximale ouderdomspensioen.
8.
De (gewezen) deelnemer heeft op de datum waarop het deelnemerschap anders dan door overlijden eindigt en op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen de keuzemogelijkheid om een gedeelte van zijn aanspraak op ouderdomspensioen om te zetten in nabestaandenpensioen. Het totale nabestaandenpensioen kan met inbegrip van aanspraken op bijzonder nabestaandenpensioen na omzetting niet meer bedragen dan 70% van het ouderdomspensioen.
9.
De uitruil van ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen vindt plaats op basis van door het bestuur vastgestelde factoren. Periodiek beoordeelt het bestuur, gehoord de actuaris, of de factoren aanpassing behoeven en neemt indien noodzakelijk een besluit tot aanpassing van de factoren. De factoren en de geldigheidsduur daarvan zijn opgenomen in bijlage bij dit pensioenreglement. Het recht op omzetting geldt niet voor aanspraken op ouderdomspensioen die zijn opgebouwd vóór 1 januari 2008.
10.
Het recht op omzetting geldt niet voor het deel van een ouderdomspensioen waarop een recht op uitbetaling rust als bedoeld in artikel 2 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding.
11.
De (gewezen) deelnemer dient op de datum waarop het deelnemerschap anders dan door overlijden eindigt, doch uiterlijk drie maanden voorafgaand aan de ingangsdatum van het ouderdomspensioen schriftelijk aan het Pensioenfonds zijn keuze kenbaar te maken.
ARTIKEL 9
WEZENPENSIOEN
1.
Het jaarlijks wezenpensioen bedraagt voor ieder daarvoor in aanmerking komend kind 14% van het jaarlijkse ouderdomspensioen, zoals vastgesteld volgens artikel 5 lid 1.
2.
Het wezenpensioen wordt verdubbeld voor een volle wees.
3.
Indien de (gewezen) deelnemer op of na de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 65 jarige leeftijd bereikt een huwelijk of (geregistreerd) partnerschap aangaat, is er geen recht op wezenpensioen voor kinderen uit dit huwelijk of (geregistreerd) partnerschap.
ARTIKEL 10 1.
VERHOOGDE RISICO'S
De (gewezen) deelnemer op wiens leven een nabestaandenpensioen en/of wezenpensioen is verzekerd en die zich aan meer dan gewoon levensgevaar zal blootstellen, is verplicht daarvan kennis te geven aan de verzekeringsinstelling. De verzekeringsinstelling beslist of het daaruit voortvloeiende hogere risico verzekerd kan worden en of in verband daarmede voor de verzekeringen van nabestaandenpensioen en/of wezenpensioen een hogere premie dan volgens de tarieven is verschuldigd. Onder "meer dan gewoon levensgevaar" wordt verstaan: a. het zich bevinden in vreemde krijgsdienst;
pag. 13
b. het deelnemen met een luchtvaartuig aan het luchtvaartverkeer in de functie van invlieger of proefvlieger voor een met de luchtvaart verband houdende onderneming. 2.
Indien het overlijden van de deelnemer is veroorzaakt door één der gevallen van meer dan gewoon levensgevaar, als bedoeld in het eerste lid, terwijl van het meer dan gewoon levensgevaar niet tijdig kennis is gegeven aan de verzekeringsinstelling en ter zake van het hogere risico geen voorziening, als in het eerste lid bedoeld, is getroffen, wordt een gereduceerd nabestaandenpensioen en/of wezenpensioen toegekend, gebaseerd op de som van de ten tijde van het overlijden van de (gewezen) deelnemer aanwezige reservewaarden van alle op het leven van betrokkene bij de verzekeringsinstelling gesloten verzekeringen. Het pensioen zal in geen geval meer bedragen dan het verzekerde nabestaandenpensioen respectievelijk wezenpensioen.
ARTIKEL 11
PREMIEBIJDRAGEN
1.
De premie, welke met ingang van 1 januari 2007 verschuldigd is voor de financiering van de pensioenregeling, komt ten laste van Logicx. Deze premie is door het bestuur beschreven in de actuariële en bedrijfstechnische nota .
2.
De door de deelnemers verschuldigde bijdragen voor een afgesloten verzekering zoals genoemd in artikel 7 lid 1wordt in opeenvolgende termijnen door de Logicx bij elke salarisbetaling van het salaris ingehouden.
3.
Logicx heeft zich bij de pensioentoezegging de bevoegdheid tot vermindering of beëindiging van zijn bijdrage aan de pensioenregeling voorbehouden in geval van ingrijpende wijziging van omstandigheden waardoor een continuering van de pensioenregeling niet langer mogelijk is. Van dit voorbehoud is schriftelijk mededeling gedaan aan het bestuur van het Pensioenfonds. Wanneer Logicx voornemens is van vorenbedoelde bevoegdheid gebruik te maken, deelt hij dit onverwijld schriftelijk mede aan het bestuur, alsmede aan degenen wier pensioen of aanspraak op pensioen daardoor wordt getroffen. Een afschrift van de mededeling, bedoeld in de tweede volzin van dit lid, wordt ter kennis gebracht van de belanghebbenden.
pag. 14
ARTIKEL 12
PREMIEVRIJE VOORTZETTING BIJ ARBEIDSONGESCHIKTHEID
1.
Degene die tijdens de deelneming arbeidsongeschikt wordt, heeft ter zake van die arbeidsongeschiktheid en met inachtneming van het bepaalde in dit artikel, recht op gehele of gedeeltelijke premievrije voortzetting van de pensioenopbouw ook nadat zijn deelnemerschap gedurende ziekte of arbeidsongeschiktheid, anders dan door overlijden, is beëindigd op grond van artikel 2. De voortgezette premievrije pensioenopbouw eindigt zodra en voor zover de gewezen deelnemer niet langer arbeidsongeschikt is, doch uiterlijk op de pensioendatum. Voortzetting vindt plaats op basis van het pensioenreglement zoals dat bij aanvang van de voortzetting luidt en zoals het nadien wordt gewijzigd.
2.
Gedurende de periode waarin de (gewezen) deelnemer recht heeft op loondoorbetaling bij ziekte ingevolge artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek of recht heeft op een uitkering ingevolge de Ziektewet, wordt de pensioenopbouw voortgezet op basis van de laatstelijk voorafgaand aan de ziekte vastgestelde pensioengrondslag.
3.
Gedurende de periode waarin de (gewezen) deelnemer aansluitend op de in lid 2 genoemde periode recht heeft op een uitkering ingevolge de WIA wordt de pensioenopbouw geheel of gedeeltelijk voortgezet zolang de (gewezen) deelnemer arbeidsongeschikt is, waarbij het percentage waarvoor de pensioenopbouw premievrij wordt voortgezet (premievrije voortzetting) wordt vastgesteld aan de hand van de onderstaande tabel: Mate van arbeidsongeschiktheid
Premievrije voortzetting
minder dan 35% 35- 80% 80% of meer
0% 50% 100%
4.
Zolang de arbeidsovereenkomst van de deelnemer met de werkgever bestaat, zijn op het deel van de pensioenaanspraken, waarop de premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid niet van toepassing is, de bepalingen met betrekking tot de deeltijdwerker van toepassing, naar de mate van de benutting van de restverdiencapaciteit. De pensioenopbouw kan evenwel niet uitgaan boven 100% van de opbouw waarop de deelnemer recht zou hebben als hij niet arbeidsongeschikt zou zijn geweest. Indien en zodra de mate van arbeidsongeschiktheid zich wijzigt tijdens deze periode, wijzigt het voortzettingspercentage dienovereenkomstig.
5.
Zodra de arbeidsovereenkomst van de deelnemer met de werkgever wordt beëindigd, is op het in lid 4 bedoelde deel van de pensioenaanspraken het bepaalde in artikel 13 van toepassing. Indien en zodra de mate van arbeidsongeschiktheid wordt verlaagd, wijzigt het voortzettingspercentage dienovereenkomstig. Indien en zodra de mate van arbeidsongeschiktheid wordt verhoogd, blijft het voortzettingspercentage ongewijzigd.
6.
Indien premievrije voortzetting als bedoeld in dit artikel wordt verleend, blijft de deelneming voor het deel daarvan waarvoor de premievrije voortzetting geldt in stand op basis van het voortzettingspercentage en de voor de ziekte geldende pensioengrondslag. De pensioengrondslag wordt tijdens de duur van de premievrije voortzetting op dezelfde tijdstippen en in dezelfde mate verhoogd als de ingegane pensioenen en de conform artikel 13 toegekende uitgestelde pensioenen van de gewezen deelnemers. De bedoelde verhogingen worden op dezelfde wijze gefinancierd als de pensioenverhogingen.
pag. 15
7.
Voor deelnemers die vóór 1 januari 2004 ziek zijn geworden en onder de dekking van de WAO vallen, blijven de tot 29 december 2005 geldende bepalingen inzake de premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid van het oude pensioenreglement onverkort van kracht, tenzij deze deelnemers na laatstgenoemde datum nog (gedeeltelijk) werknemer zijn.
ARTIKEL 13
AANSPRAKEN BIJ BEËINDIGING VAN DE DEELNEMING
1.
Indien de deelneming eindigt voor de pensioendatum worden vooruitbetaalde premies, die betrekking hebben op de periode gelegen na de beëindiging van de deelneming, door de verzekeraar aan het Pensioenfonds gerestitueerd en is voorts het bepaalde in de volgende leden van toepassing.
2.
Indien de beëindiging van de deelneming plaatsvindt vóór de pensioendatum, anders dan door overlijden, verkrijgt de deelnemer jegens het Pensioenfonds tijdsevenredige premievrije aanspraken op pensioen, vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in lid 3.
3.
De premievrije aanspraak op ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen en wezenpensioen wordt gesteld op het bedrag berekend door het bepaalde in artikel 5, 7 en 9 toe te passen op de tot de beëindiging van de deelneming volbrachte deelnemersjaren.
4.
Indien de gewezen deelnemer in aanmerking komt voor een bijdrage uit hoofde van de Bijdrageregelen FVP (Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering), zullen de pensioenaanspraken worden verhoogd met de op de grond van de ontvangen bijdrage in te kopen pensioenaanspraken.
ARTIKEL 14
AFKOOP EN OVERDRACHT
1.
Het Pensioenfonds heeft onder de in artikel 66 tot en met 68 van de Pensioenwet genoemde voorwaarden het recht een pensioenrecht of een pensioenaanspraak af te kopen indien dit niet uitgaat boven het bedrag als genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet. De afkoopsom zal worden vastgesteld op basis van een door het bestuur vastgestelde afkoopvoet. Periodiek beoordeelt het bestuur, gehoord de actuaris, of de afkoopvoet aanpassing behoeft en neemt indien noodzakelijk een besluit tot aanpassing van de afkoopvoet. De afkoopvoet en de geldigheidsduur daarvan is opgenomen in de bijlage bij dit reglement. Over de periode die is gelegen tussen het besluit tot afkoop en de betaling van de afkoopwaarde vergoedt het fonds een rente die wordt vastgesteld volgens het bepaalde bij en krachtens artikel 66 van de Pensioenwet.
2.
De bij beëindiging van de deelneming toegekende premievrije pensioenaanspraken kunnen op basis van de daarvoor geldende rekenregels en tariefgrondslagen voor waardeoverdrachten worden overgedragen indien: a. de voor de deelnemer gesloten verzekering premievrij wordt gemaakt als gevolg van een niet-collectieve uitdiensttreding bij Logicx; b. de overdrachtswaarde wordt overgedragen aan de nieuwe pensioenuitvoerder en aldaar wordt aangewend in het kader van de pensioentoezegging van de nieuwe werkgever; c. de waardeoverdracht voldoet aan de eisen die artikel 70 van de Pensioenwet daaraan stelt.
3.
Een aan het Pensioenfonds ten behoeve van een deelnemer overgedragen afkoopsom op grond van artikel 71 van de Pensioenwet zal worden aangewend ter verwerving van
pag. 16
aanspraken op ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen en wezenpensioen voor de betrokken deelnemer, in de verhouding 100:70:14. Op deze extra premievrije aanspraken is gedurende het deelnemerschap het bepaalde in artikel 5 lid 2 van toepassing. Bij de vaststelling van de premievrije aanspraken zal het bepaalde bij en krachtens de Pensioenwet in aanmerking worden genomen. 4.
In afwijking van het bepaalde in artikel 17 kunnen de aldaar genoemde begrenzingen worden overschreden indien en voor zover dat het gevolg is van waardeoverdracht als bedoeld in lid 3.
ARTIKEL 15
UITKERING VAN DE PENSIOENEN
1.
Het jaarlijkse pensioen wordt naar boven afgerond op een veelvoud van € 0,12 en door de verzekeringsinstelling rechtstreeks aan de rechthebbende in maandelijkse termijnen bij achterafbetaling uitgekeerd onder aftrek van de van overheidswege voorgeschreven inhoudingen.
2.
De uitbetaling van de pensioenen geschiedt tegen overlegging van een door de Burgerlijke Stand te verstrekken behoorlijk bewijs van in leven zijn van de rechthebbende ten genoegen van het Pensioenfonds. Indien een nabestaandenpensioen en/of wezenpensioen moet worden uitgekeerd zal tevens ten genoegen van het Pensioenfonds een uittreksel uit het register van overlijden van de betrokken deelnemer of gewezen deelnemer moeten worden overgelegd.
3.
Bij overlijden van een rechthebbende wordt het nog uit te keren pensioen uitbetaald aan de erfgenamen.
4.
Het recht op een pensioentermijn verjaart niet zolang de pensioengerechtigde leeft.
ARTIKEL 16
VERSTREKKING VAN INLICHTINGEN EN GEGEVENS
1.
Het Pensioenfonds zorgt dat de deelnemers bij toetreding schriftelijk op de hoogte gesteld worden van de geldende statuten en het geldende reglement van het Pensioenfonds. Deze zijn gepubliceerd en te downloaden op de website van het pensioenfonds. Jaarlijks worden de deelnemers voor zover van toepassing schriftelijk van de wijzigingen daarin zoals die op de website worden gepubliceerd op de hoogte gesteld. Aan deelnemers wordt jaarlijks een pensioenopgave verstrekt dan wel na instemming van de deelnemer via de pensioenportal op de website beschikbaar gesteld. Gewezen deelnemers ontvangen een maal per vijf jaar een pensioenopgave.
2.
Iedere deelnemer of gewezen deelnemer is verplicht het Pensioenfonds dan wel de verzekeringsinstelling alle inlichtingen en gegevens te verstrekken, welke voor een juiste uitvoering van dit reglement nodig zijn.
3.
Indien in de verstrekte gegevens wijziging komt, is de deelnemer of gewezen deelnemer eveneens gehouden daarvan opgave te doen aan het Pensioenfonds, respectievelijk de verzekeringsinstelling.
4.
Op verzoek van de deelnemer of gewezen deelnemer wordt binnen drie maanden na het verzoek een opgave gedaan van de hoogte van de opgebouwde pensioenaanspraken. Het Pensioenfonds kan een vergoeding vragen voor de aan de hiervoor genoemde opgave
pag. 17
verbonden kosten. 5.
Het Pensioenfonds of de verzekeringsinstelling aanvaardt geen aansprakelijkheid voor de gevolgen, voortvloeiende uit enig verzuim van de deelnemer of gewezen deelnemer.
6.
Het Pensioenfonds verstrekt binnen 3 maanden na aanvang van de deelneming aan deze pensioenregeling een startbrief die beantwoordt aan het bepaalde bij en krachtens artikel 21 van de Pensioenwet. Het Pensioenfonds verstrekt de deelnemer jaarlijks een overzicht van zijn opgebouwde en te verwerven pensioenaanspraken, van de waardeaangroei die benodigd is voor het vaststellen van een eventuele lijfrentepremieaftrek en informatie over de toeslagverlening. Het Pensioenfonds verstrekt de gewezen deelnemer bij het einde van het deelnemerschap en vervolgens eens in de vijf jaar een overzicht van zijn opgebouwde aanspraken en informatie over de toeslagverlening. Daarnaast verstrekt het Pensioenfonds bij het einde van het deelnemerschap informatie over zijn recht op waardeoverdracht, een eventuele afkoopmogelijkheid, de gevolgen voor het nabestaanden- en wezenpensioen, de gevolgen van arbeidsongeschiktheid en het eventueel van toepassing zijn van een herstelplan. Het pensioenfonds verstrekt de gewezen partner bij scheiding en vervolgens eens in de vijf jaar een overzicht van de opgebouwde aanspraak op bijzonder nabestaandenpensioen en informatie over de toeslagverlening. Daarnaast verstrekt het Pensioenfonds bij scheiding informatie over een eventuele afkoopmogelijkheid. Het Pensioenfonds verstrekt een pensioengerechtigde bij ingang van het pensioen en vervolgens jaarlijks een overzicht van de opgebouwde aanspraken en informatie over de toeslagverlening. Daarnaast verstrekt het Pensioenfonds bij ingang van het pensioen informatie over een eventuele afkoopmogelijkheid. Het Pensioenfonds verstrekt een gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of gewezen partner die aanspraak heeft op bijzonder nabestaandenpensioen binnen 3 maanden na wijziging van het toeslagbeleid informatie over die wijziging. Het Pensioenfonds verstrekt de (gewezen) deelnemer, de gewezen partner en de pensioengerechtigde op verzoek: a. het voor hem geldende pensioenreglement; b. het jaarverslag en de jaarrekening van het Pensioenfonds; c. de uitvoeringsovereenkomst; d. de voor hem relevante informatie over beleggingen; e. een verklaring inzake de beleggingsbeginselen als bedoeld in artikel 145 van de Pensioenwet. f. het eventuele herstelplan als bedoeld in artikel 138 of 140 van de Pensioenwet; g. informatie over de hoogte van de dekkingsgraad; h. andere informatie die op grond van artikel 9 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling moet worden verstrekt. Het Pensioenfonds verstrekt de informatie als bedoeld in dit artikel met inachtneming van de regels die daartoe bij en krachtens de Pensioenwet zijn gesteld.
pag. 18
ARTIKEL 17
BEPERKINGEN VAN DE PENSIOENEN
1.
De aanspraken ingevolge deze pensioenregeling kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet.
2.
Het ouderdomspensioen op jaarbasis bedraagt ten tijde van pensionering niet meer dan 100% van het laatst vastgestelde pensioensalaris, vermeerderd met het gemiddelde van de genoten variabele loonbestanddelen. Het ouderdomspensioen wordt opgevat met inbegrip van de voor dat jaar geldende uitkering voor gehuwde personen zonder toeslag van de AOW, vermeerderd met de vakantietoeslag.
3.
Het nabestaandenpensioen op jaarbasis bedraagt niet meer dan 70% van het maximum ouderdomspensioen.
4.
Het wezenpensioen bedraagt niet meer dan 14% van het maximale ouderdomspensioen. Voor een volle wees wordt dit percentage verdubbeld.
5.
Indien de (gewezen) deelnemer op enig moment gedurende het deelnemerschap in deeltijd heeft gewerkt, worden het laatstelijk vastgestelde pensioensalaris en de in lid 2 omschreven AOW-uitkering vermenigvuldigd met het gewogen gemiddelde van het voor iedere periode waarin de arbeidsduur gelijk is gebleven geldende deeltijdpercentage. Het hieruit resulterende bedrag wordt in aanmerking genomen als het laatstelijk vastgestelde pensioensalaris en de AOW-uitkering voor de toepassing van lid 2.
6.
Voortgezette pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid wordt niet verzekerd, indien de werknemer op het tijdstip van het sluiten van de verzekering reeds recht heeft op een WIA-uitkering dan wel een WAO-uitkering. De werknemer kan in dat geval geen aanspraak maken op een voortgezette pensioenopbouw. Geen aanspraak op arbeidsongeschiktheidspensioen of verhoging daarvan wordt verleend indien de werknemer of deelnemer recht heeft op een WIA-uitkering dan wel een WAOuitkering.
ARTIKEL 18
AFWIJKENDE VOORZIENINGEN
1.
Het bestuur is bevoegd in overleg met Logixc om in individuele gevallen de bedragen der pensioenen of de voorwaarden van de verzekeringen anders vast te stellen dan in dit reglement is bepaald. Daarbij mag niet worden afgeweken van enig bindend voorschrift van de Pensioenwet.
2.
Indien in een zodanig geval een hogere premie moet worden betaald dan anders het geval zou zijn geweest, komen de meerdere kosten niet ten laste van Logicx.
ARTIKEL 19
ONVOORZIENE GEVALLEN
In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het bestuur in overleg met Logicx. ARTIKEL 20 1.
INWERKINGTREDING PENSIOENREGLEMENT
Dit pensioenreglement is in werking getreden op 1 januari 2007 . Met ingang van deze datum vervangt dit pensioenreglement voor de deelnemers in de zin van dit pensioenreglement het Oude pensioenreglement. Dit reglement is laatstelijk gewijzigd
pag. 19
op 1 juli 2007. 2.
De aanspraken op pensioen die een deelnemer die vóór 1 januari 2007 bij Logicx werkzaam was tot 1 januari 2007 heeft opgebouwd zijn premievrij gemaakt en achtergebleven in het collectieve contract van Nationale-Nederlanden.
pag. 20
Bijlage 1 Factoren behorende bij pensioenreglement Logicx De factoren in deze bijlage hebben betrekking op artikel 5A, lid 4 en 5; artikel 8, lid 2 en 9; artikel 14, lid 1 en zijn geldig vanaf 1 januari 2006 t/m 31 december 2007. Vervroegingfactoren Pensioenleeftijd Nieuw oudedagspensioen in % van het oorspronkelijke 55 jaar 46,70% 56 jaar 50,00% 57 jaar 53,60% 58 jaar 57,50% 59 jaar 61,90% 60 jaar 66,70% 61 jaar 72,00% 62 jaar 78,00% 63 jaar 84,60% 64 jaar 91,90% Uitstelfactoren Pensioenleeftijd
Nieuw oudedagspensioen in % van het oorspronkelijke 109,50% 120,20% 132,50% 146,70% 163,10%
66 jaar 67 jaar 68 jaar 69 jaar 70 jaar Hoog/laag factoren periode 5 jaar 10 jaar
Factor hoog 118,60% 109,70%
Uitruil nabestaandenpensioen Pensioenleeftijd ruilvoet 70 69 68 67 66 65 64 63 62 61 60 59 58 57 56 55
30,75% 29,50% 28,50% 27,25% 26,00% 25,00% 24,00% 23,25% 22,25% 21,50% 20,50% 19,75% 19,00% 18,25% 17,50% 16,75%
Factor laag 88,95% 82.275% ruilvoet uitgedrukt in % verhoging OP bij inruil 70% NP 21,525% 20,650% 19,950% 19,075% 18,200% 17,500% 16,800% 16,275% 15,575% 15,050% 14,350% 13,825% 13,300% 12,775% 12,250% 11,725%
pag. 21
Bijlage 2
Arbeidsongeschiktheidspensioen behorende bij pensioenreglement Logicx
1.
Voor deelnemers in de pensioenregeling wordt een arbeidsongeschiktheidspensioen verzekerd.
2.
Het arbeidsongeschiktheidspensioen gaat in zodra de deelnemer recht heeft op een uitkering krachtens de WIA, hierna te noemen WIA-uitkering, en wordt uitgekeerd zolang dit recht bestaat, doch uiterlijk tot de pensioendatum, een en ander met inachtneming van de desbetreffende verzekeringsvoorwaarden van de Verzekeraar. Bij eventuele uitstel van de pensioendatum, wordt bij de toepassing van het voorgaande onder 'pensioendatum' verstaan de oorspronkelijke pensioendatum zonder rekening te houden met het uitstellen daarvan. Geen recht op uitkering bestaat indien de deelnemer arbeidsongeschikt wordt ten gevolge van ziekte (zwangerschap en bevalling zijn hiermee niet gelijkgesteld) of gebreken die reeds bestonden en geconstateerd waren op de aanvangsdatum van de verzekering.
3.
Het verzekerde arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt 13,6% van het jaarsalaris (excl. vakantiegeld) als omschreven in artikel 1, lid i van het pensioenreglement na toepassing van de in dat artikel omschreven beperking inzake maximaal te verzekeren verhogingen. Voor de deelnemer met een jaarsalaris als omschreven dat hoger is dat dan het geldende jaarloon waarover de uitkeringen volgens de WIA maximaal worden berekend, wordt het te verzekeren arbeidsongeschiktheidspensioen verhoogd met 70 % van het verschil tussen: het op de laatstverschenen 1-ste januari geldende jaarsalaris (c.q. het bij de tussentijdse opneming in de pensioenregeling vastgestelde jaarsalaris), en het op de laatstverschenen 1-ste januari geldende jaarloon waarover de uitkeringen volgens de WIA maximaal worden berekend. Het verzekerde arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt ten hoogste € 130.005,-per jaar. Dit bedrag is het per 1 januari 2007 geldende bedrag dat jaarlijks per 1 januari wordt aangepast op basis van de ontwikkeling van het normaal afgeronde indexcijfer van de CAO-lonen per maand inclusief bijzondere beloningen (reeks voor volwassenen), zoals gepubliceerd door het CBS in het Statistisch Bulletin, voor de laatst verschenen 31-ste oktober ten opzichte van dat indexcijfer per de voorlaatste 31-ste oktober.
4.
Indien de deelnemer recht heeft op een WIA-uitkering wegens arbeidsongeschiktheid van 80% of meer 65% - 80% 55% - 65% 45% - 55% 35% - 45%.
5.
bedraagt het uit te keren arbeidsongeschiktheidspensioen het volgende percentage van het verzekerde arbeidsongeschiktheids pensioen 100 % 72,5 % 60 % 50 % 40 %
Met betrekking tot wijziging of intrekking van het arbeidsongeschiktheidspensioen zijn de vorengenoemde voorwaarden van toepassing.
pag. 22
6.
Het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt niet verzekerd of verhoogd indien de werknemer c.q. deelnemer reeds recht heeft op een uitkering krachtens de WIA, WAO of een andere wettelijke arbeidsongeschiktheidsregeling.
7.
De verzekering van arbeidsongeschiktheidspensioen wordt gefinancierd door periodieke betaling van een risicopremie.
8.
Indien het deelnemerschap in de pensioenregeling eindigt door ontslag vóór de pensioendatum, vervalt de verzekering van arbeidsongeschiktheidspensioen, met dien verstande dat een reeds vóór de ontslagdatum ingegaan arbeidsongeschiktheidspensioen blijft doorlopen met inachtneming van het in de desbetreffende verzekeringsvoorwaarden bepaalde. Indien de deelnemer gebruik maakt van de mogelijkheid om de pensioendatum uit te stellen, vervalt de verzekering van arbeidsongeschiktheidspensioen op de oorspronkelijke pensioendatum.
9.
Het bestuur behoudt het recht voor de regeling ter zake van arbeidsongeschiktheidspensioen te verlagen, te beperken of te beëindigen, indien de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen van overheidswege zodanig worden gewijzigd, dat een herziening of beëindiging van deze regeling, gezien de opzet daarvan, verantwoord is.
10. De bepalingen van het pensioenreglement zijn voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing op het arbeidsongeschiktheidspensioen, met dien verstande dat het pensioen door de Verzekeraar rechtstreeks aan de in aanmerking komende man of vrouw in maandelijkse termijnen bij achterafbetaling op de 1-ste dag van elke maand wordt uitgekeerd. 11. Dit addendum wordt geacht in werking te zijn getreden op 1 januari 2006, met dien verstande dat voor werknemers die vóór 1 januari 2004 ziek zijn geworden en onder de dekking van de WAO vallen, de bepalingen van het tot 29 december 2005 geldende addendum op het pensioenreglement inzake het Arbeidsongeschiktheidspensioen onverkort van kracht blijven.
pag. 23