BULLETIN VOOR HET BESTUUR VAN SIC
BEGELEIDINGSCOMMISSIE
• W. Dijkhuizen (PBO/PVA)
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
• D. Hardy (Arcadis Nederland BV) • A. van der Molen (De Unie) • K. Roskam (DRAKA Nederland) • W. van der Stokker (voorzitter SIC)
DE VOLGENDE SECTOREN VALLEN ONDER DE MAAKINDUSTRIE: • Voedings- en genotmiddelen industrie • Textiel- en lederindustrie • Papierindustrie • Uitgeverijen en drukkerijen • Aardolie- industrie • Chemische industrie • Rubber- en kunststofindustrie • Basismetaalindustrie • Metaalproductenindustrie • Machine- industrie • Elektrotechnische industrie • Transportmiddelenindustrie • Hout-, meubel- en overige industrie
SAC, STRATEGISCHE ADVIES COMMISSIE VAN SIC • Prof. J. (Jules) Theeuwes
Het Bulletin voor industriebeleid is een gratis uitgave van: Stichting voor Industriebeleid en Communicatie Postbus 3016, 2130 KA Hoofddorp, telefoon (06) 533 288 67, fax (023) 561 44 68, e-mail
[email protected] www.industriebeleid.nl KvK Amsterdam 34134851 Rabobank: nr. 3458.18.156
• Prof. J. Lambooij
Redactie: SEO, Communication Concert /Weesp: Bert Breij, Harm Rozie, Eric van Splunter, Thelma J. Vanoordt (ontwerp)
• Drs. W. Boonstra
Productiecoördinatie: Communication Concert, Weesp
• Prof. J. (Jaques) Theeuwes
• Prof. B. Dankbaar • Drs. H. Kamps
Fotografie: Hollandse Hoogte, Bureau TOP/Eric Polman, Newscast
• Prof. J. de Koning • Prof. P. Moerman
Druk: ACI Offsetdrukkerij bv/Amsterdam
• Prof. H. Schenk
ISSN 1873-3955 Niets uit deze uitgave mag worden gebruikt zonder schriftelijke toestemming van de SIC.
• Dr. E.J. Sol • Dr. F. Pot
BULLETIN VOOR INDUSTRIEBELEID • JAARGANG 7/NR 2/AUGUSTUS 2006 - 8
Ir. R. Aarts (Industrieraad Amsterdam) H. van Baaren (RTC) Mw. dr. N. van den Berg (Zadkine) Drs. Th. van den Berg (Tempoteam) J. Blankendaal (BOM) Ir. D. te Bokkel (TB&C Group) Drs. M. Bosch (Havenbedrijf Rotterdam) Drs. A.C.M. Breij (Communication Concert) Drs. B. Broerse (Min. OC&W) Mw. Dr. M. Brouwer (Univ. van Amsterdam) T. de Bruine (Stichting A & O) Drs. R. Coster (VNCI) W. Duchhart R. Endert (ministerie OC&W) Drs. R. van Engelenburg (Metaalunie) Drs. D. Freling (K v K Amsterdam) Drs. A. van der Gaag (ABU) Drs. T. Galama Mr. E. de Groot (AWVN) Drs. D. Hagoort (ministerie SZW) Ir. H. van Hoei (Productschap zuivel) Mr. P. Hoogenraad (Industrieraad Amsterdam) Mw. Drs. L. Huiskens (St. Premsela) Drs. A. Hulspas (ministerie van EZ) J. Hylkema (IHC Holland) Mw. Janssen (Havenbedrijf Rotterdam) A. van Klaren R.A. (Dubois & Co) Drs. J. Klaver (VNO/NCW) Mw. P. Koenders (SAXION College Deventer) Drs. P. Kroon (CNV Bedrijvenbond) Dhr. R. Lenssen (Smart Group BV) Dhr. Ir. Th. Lenssen (VPT) H. van der Linden (NVDO) Prof. M. van de Looze (TNO) G. Meijer (FME-CWM) Drs. J. Mes (Paques BV) Drs. G. Nekkers (ministerie SZW) Mw. Ing. A. Notten (LaRed) M. Overbeeke (Solvay Pharmaceuticals) Mw. Drs. W. Passmore (Maatwerk) Drs. F Peltzer (FNV Bondgenoten) Mw. G. van Rhijn (TNO Arbeid) Drs. P. van Roon(FME/CWM) Drs. M. Ruigrok (VNO/NCW) Mr. R. Schouten (VNSI) Ing. P. Schut (Leenstra B.V.) E. van Splunter (Communication Concert) H. van Straaten R.A. (Deloitte en Touche) Drs. F. Strik (EZ/gemeente Amsterdam) Ir. H. van Terwisga (Platf. bèta/techniek) J. Verbaan (Stichting OOM) J. Verhoeven (St. O+A Metalektro) G. Weusthof (Saxion Hogeschool) Mw. Drs. M. Westerbeek (Metaalunie) Mw. E. Winkels (VHP Metalektro) J. van der Zande (Havenbedrijf R’dam BV)
INDUSTRIEBELEID
Uitgave van de Stichting voor Industriebeleid en Communicatie
NATIONAAL INDUSTRIEDEBAT 2007 Het auditorium van het hoofdkantoor van de Rabobank in Utrecht is op 14 maart 2007 het middelpunt van industrieminnend Nederland. Nederland heeft in de ogen van SIC een groeiende behoefte aan structureel industriebeleid. Om dit te bereiken is een rol weggelegd voor ondernemers, overheden (rijk, provincie en gemeenten), sociale partners en wetenschappers. Industrie hoort permanent op de agenda te staan. Iedereen moet zijn steentje bijdragen om dit te bereiken. Op 14 maart staat de discussie over de invulling van deze taken centraal. Lees verder op pagina 5. Aanmelden voor het debat kunt u doen door gebruik te maken van het bijgesloten faxformulier of via www.industriedebat2007.nl.
Doelstelling SIC De Stichting voor Industriebeleid en Communicatie wil activiteiten ontwikkelen om het industriebeleid te stimuleren. SIC wil actuele kennis van en inzicht in de industriële ontwikkelingen verwerven, aandacht vragen voor deze ontwikkelingen en daarmee voor de plaats en de betekenis van de Nederlandse industrie. Ze wil het industriebeleid van het bedrijfsleven, de sociale partners en de overheid stimuleren en mee denken over de richting die dit beleid uit moet gaan.
Nieuwe industrie op www.industriebeleid.nl
Decentraal of centraal industriebeleid ? SEO heeft geïdentificeerd welke thema’s SEO Economisch Onderzoek heeft begin terug te vinden zijn op de diverse beleidsjuni met het onderzoek ‘Industriebeleid op het juiste niveau’ de economische motieven agenda’s bij het rijk, de provincies en de voor het centraal of juist decentraal voeren diverse gemeenten, en welk bestuurlijk schaalniveau het beste van industriebeleid in past bij deze thema’s, kaart gebracht. Het adagium ‘decentraal wat met daarbij de kansen Decentralisatie van en bedreigingen beleid heeft globaal kan, centraal wat moet’ wordt van decentralisatie in bekeken een aantal het achterhoofd. sterke en een aantal door alle partijen onderschreven. zwakke kanten. SEO doet daarbij Deze zijn niet alleen enkele aanbevelingen. Op pagina 3 vindt u economisch van aard, maar kunnen net zo deze aanbevelingen terug. goed bestuurlijk, juridisch of politiek zijn.
BULLETIN VOOR INDUSTRIEBELEID • JAARGANG 7/NR 2/AUGUSTUS 2006 - 1
Industriebeleid in het huis van Thorbecke SUCCESFACTOREN BIJ DECENTRALISATIE 1. Zorg voor een duidelijke scheiding van verantwoordelijkheden tussen overheidsniveaus, met een hard budget constraint. 2. Bied decentrale overheden zonodig de mogelijkheid training, advies of producten af te nemen bij de centrale overheid of bij private partijen. 3. Stel decentrale overheden in staat hun onderdanen gebruikersheffingen of baatbelastingen op te leggen voor de geleverde diensten en zorg dat ze toegang hebben tot de kapitaalmarkt. 4. Kosten en baten van decentrale beslissingen moeten transparant zijn en beslissingen op democratische wijze beïnvloedbaar. 5. Vermijd verticale onbalans: een scheve verhouding tussen de decentralisatie van de inkomsten en de decentralisatie van de uitgaven. 6. Zorg ervoor dat effecten buiten de decentrale regio meewegen in de beslissing. 7. Voorkom free-riding door niet te kiezen voor een te laag bestuursniveau.
Ook industriebeleid kan gevoerd worden op alle verdiepingen in het huis van Thorbecke, zegt SEO. Namelijk het rijk, de provincies en de gemeenten (waarbij de waterschappen voor het gemak even worden overgeslagen). In de praktijk gebeurt dat ook. De rijksoverheid (ministerie van Economische Zaken) heeft met de industriebrief en de Innovatiebrief de kaders geschetst van het centrale industriebeleid vanuit Den Haag. De provincies op hun beurt hebben met het Interprovinciaal Overleg (IPO) hun visie gegeven op de eigen rol en ook gemeenten vullen hun rol in.
D
ecentralisatie is primair een bestuurlijk concept: het gaat om het overhevelen van verantwoordelijkheden, bevoegdheden of middelen naar een lager bestuursniveau. Het kent vele verschijningsvormingen. Zo kan het variëren van volledige vrijheid van gemeenten om (lokale) belastingen te heffen en daarmee haar eigen beleid financieren, tot de opdracht aan gemeenten om centraal beleid binnen vast omlijnde kaders lokaal ten uitvoer te brengen. Zowel centralisatie als decentralisatie hebben mogelijke tekortkomingen en nadelen. Het gaat erom een goede balans te vinden tussen de voordelen die centralisatie kan bieden ten opzichte van decentralisatie. Het succes van decentralisatie hangt in grote mate af van de reden waarom er wordt gedecentraliseerd en op welke wijze dit wordt gedaan.
kansen en bedreigingen Het meest algemene argument voor decentralisatie is dat op decentraal niveau meer rekening kan worden gehouden met lokale argumenten en omstandigheden en sneller en beter kan worden ingespeeld op nieuwe ontwikkelingen. Het geeft immers ruimte aan verschillende voorkeuren. Daarnaast kan decentralisatie de afstand tussen bestuurder en de burger verkleinen. Door decentralisatie kan een directere relatie met de burgers ontstaan, waardoor de aansprakelijkheid en de verantwoordelijkheid (de zogeheten accountability) van bestuurders verbetert. Het omgekeerde is echter eveneens mogelijk: vriendjespolitiek kan op lokaal niveau een grotere rol spelen. Decentralisatie kan ertoe bijdragen dat kosten en baten dichter bij elkaar komen te liggen, bijvoorbeeld
doordat lokaal wordt besloten én betaald voor projecten die lokale baten genereren. Ook zal de kwaliteit van de besluitvorming verbeteren door verminderd lobbygedrag. Decentralisatie kent echter ook bedreigingen ten opzichte van een centrale aanpak. Allereerst zullen decentrale overheden hun eigen lokale of regionale belangen boven de nationale belangen stellen. Dergelijke concurrentie kan contraproductief worden, wanneer er externe effecten optreden: kosten die buiten het decentrale blikveld terechtkomen en die geen rol meer spelen in de besluitvorming. In het verlengde daarvan ligt het risico van destructieve competitie tussen gebieden.
afstemmingsproblemen Ook kunnen er bij decentralisatie zogenaamde afstemmingsproblemen optreden, vanwege bijvoorbeeld incomplete informatie. Het verlies van schaalvoordelen is een ander risico dat aan decentralisatie kleeft. Dit geldt zowel voor de besluitvorming als voor de productie. Het ligt voor de hand dat het bestuurlijk efficiënter is om een beslissing slechts eenmaal (centraal) te nemen en niet in elke gemeente afzonderlijk. Een mogelijke oplossing van bepaalde varianten van dit probleem: lokale
overheden in staat stellen kennis en kunde af te nemen van een centrale instantie. Zij kunnen doorgaans goedkoper geld lenen en kunnen beter regionaal stimuleringsbeleid uitvoeren. Wanneer alle regio’s een eigen budget krijgen, zal iedereen een eigen koers gaan varen. Dit bevordert in veel gevallen de solidariteit niet.
ruimte voor interpretatie Het adagium ‘decentraal wat kan, centraal wat moet’ - het zogeheten subsidiariteitsbeginsel - wordt door alle partijen onderschreven. Daarbij moet echter worden opgemerkt dat dit beginsel nog enige ruimte voor interpretatie openlaat. Want niet alles wat decentraal kan worden uitgevoerd, is decentraal ook het meest efficiënt. SEO ziet het efficiëntiecriterium nadrukkelijk als een belangrijk element bij de afweging op welk niveau beleid het beste kan worden gevoerd.
onderscheid Aan de hand van de beleidsthema’s die in de Industriebrief onderscheiden worden, heeft SEO geïnventariseerd of deze baat zouden hebben bij meer of minder decentralisatie. Met als belangrijkste conclusies:
DECENTRALISATIE KANSEN
EN BEDREIGINGEN
• Betere afstemming op decentrale omstandigheden • Efficiëntere verdeling van kosten en baten • Minder rent-seeking • Efficiëntieprikkels bij uitvoering • Kleinere afstand tussen bestuurders en burgers (meer accountability bestuurders)
• Weinig aandacht voor kosten en baten buiten regio • Destructieve competitie • Afstemmingsproblemen • Onvoldoende kennis op decentraal niveau • Verlies van schaaleffecten in besluitvorming en producten • Centrale overheid kan goedkoper geld lenen • Minder mogelijkheden regionaal stimuleringsbeleid
BULLETIN VOOR INDUSTRIEBELEID • JAARGANG 7/NR 2/AUGUSTUS 2006 - 2
- De meeste thema’s worden aangepakt op het bestuurlijke niveau dat ook volgens het bovengeschetste analysekader het meest voor de hand ligt. Thema’s met centrale en decentrale aspecten worden vaak in onderling overleg en in samenwerkingsverbanden tussen bestuurslagen uitgevoerd. - Behalve samenwerking tussen de verschillende bestuurslagen, zijn er ook veel vormen van samenwerking tussen gemeenten onderling, al dan niet in combinatie met maatschappelijke organisaties zoals Kamers van Koophandel, sociale partners en bedrijven. In deze samenwerkingsverbanden wordt bottom-up een schaalniveau gezocht dat aansluit bij het specifieke beleidsonderwerp dat wordt geattaqueerd. - De praktijk van ‘picking winners’ in de vorm van het aanwijzen van economische kerngebieden, sleutelgebieden, hotspots en wat dies meer zij is een volkssport die op centraal en decentraal niveau met verve beoefend wordt. Het resultaat is dat 70 % van de Nederlandse industrie (en bevolking) zich in een of ander kerngebied bevindt. Daarmee verliest dit soort beleid zijn betekenis en wordt het zowel onbruikbaar als onschadelijk. Als dergelijke predikaten op het overgrote deel van het land van toepassing zijn, verdwijnt de
AANBEVELINGEN
voorwaarden
• Wees selectiever in het aanwijzen van kerngebieden, sleutelgebieden etc. of stop met deze activiteit. • Voorkom regionale discriminatie door eventuele regiogebonden budgetten alleen generiek in te zetten. • Beknot de autonomie van gemeenten niet door het aftoppen van de bedrijfsOZB, maar betrek bedrijven bij de besteding ervan. • Respecteer de autonomie van gemeenten bij het aanpakken van administratieve lasten en tegenstrijdige regels en heb oog voor specifieke factoren die lokale verschillen in regelgeving kunnen legitimeren.
SEO voegt hier nog een aantal voorwaarden aan toe. Wanneer de kosten van een project decentraal gemaakt worden, terwijl de baten ervan in de centrale overheidskas vloeien, zal dit een negatief effect hebben op de kwaliteit van projecten en het niveau van dienstverlening. In zo’n situatie zou dat immers betekenen dat de baten voor een groot deel uit de regio wegvloeien, terwijl op de uitgaven zal worden beknibbeld omdat ze uit het lokale budget moeten komen. Omgekeerd maakt het decentrale overheden te scheutig, wanneer zij geld uitgeven dat door de centrale overheid wordt geïnd. Ook zal de centrale overheid ervoor moeten zorgen dat alle kosten en baten in decentrale beslissingen worden meegenomen. Externe effecten buiten de regio (de positieve maar ook de negatieve) moeten meewegen in de besluitvorming. Het risico bestaat dat strategisch gedrag en free-riding de kop opsteken wanneer de overheid bevoegdheden decentraliseert naar een te laag bestuursniveau. Wanneer een gemeente weet dat een project hoe dan ook doorgaat, is het zeer goed mogelijk dat zij geen bijdrage wil leveren ook al zal de gemeente er profijt van hebben.
beleidsrelevantie grotendeels en zijn ze niet veel meer dan een ruimtelijke lintjesregen. - In haar ambitie de administratieve lasten en regeldruk terug te dringen, dreigt de overheid in een aantal deelthema’s centraliserend op te treden. Dit kan de decentrale ruimte om beleid aan te laten sluiten bij lokale omstandigheden ondermijnen, wat in zulke gevallen terechte weerstand op zal roepen bij decentrale overheden.
BULLETIN VOOR INDUSTRIEBELEID • JAARGANG 7/NR 2/AUGUSTUS 2006 - 3
Industriebeleid in het huis van Thorbecke SUCCESFACTOREN BIJ DECENTRALISATIE 1. Zorg voor een duidelijke scheiding van verantwoordelijkheden tussen overheidsniveaus, met een hard budget constraint. 2. Bied decentrale overheden zonodig de mogelijkheid training, advies of producten af te nemen bij de centrale overheid of bij private partijen. 3. Stel decentrale overheden in staat hun onderdanen gebruikersheffingen of baatbelastingen op te leggen voor de geleverde diensten en zorg dat ze toegang hebben tot de kapitaalmarkt. 4. Kosten en baten van decentrale beslissingen moeten transparant zijn en beslissingen op democratische wijze beïnvloedbaar. 5. Vermijd verticale onbalans: een scheve verhouding tussen de decentralisatie van de inkomsten en de decentralisatie van de uitgaven. 6. Zorg ervoor dat effecten buiten de decentrale regio meewegen in de beslissing. 7. Voorkom free-riding door niet te kiezen voor een te laag bestuursniveau.
Ook industriebeleid kan gevoerd worden op alle verdiepingen in het huis van Thorbecke, zegt SEO. Namelijk het rijk, de provincies en de gemeenten (waarbij de waterschappen voor het gemak even worden overgeslagen). In de praktijk gebeurt dat ook. De rijksoverheid (ministerie van Economische Zaken) heeft met de industriebrief en de Innovatiebrief de kaders geschetst van het centrale industriebeleid vanuit Den Haag. De provincies op hun beurt hebben met het Interprovinciaal Overleg (IPO) hun visie gegeven op de eigen rol en ook gemeenten vullen hun rol in.
D
ecentralisatie is primair een bestuurlijk concept: het gaat om het overhevelen van verantwoordelijkheden, bevoegdheden of middelen naar een lager bestuursniveau. Het kent vele verschijningsvormingen. Zo kan het variëren van volledige vrijheid van gemeenten om (lokale) belastingen te heffen en daarmee haar eigen beleid financieren, tot de opdracht aan gemeenten om centraal beleid binnen vast omlijnde kaders lokaal ten uitvoer te brengen. Zowel centralisatie als decentralisatie hebben mogelijke tekortkomingen en nadelen. Het gaat erom een goede balans te vinden tussen de voordelen die centralisatie kan bieden ten opzichte van decentralisatie. Het succes van decentralisatie hangt in grote mate af van de reden waarom er wordt gedecentraliseerd en op welke wijze dit wordt gedaan.
kansen en bedreigingen Het meest algemene argument voor decentralisatie is dat op decentraal niveau meer rekening kan worden gehouden met lokale argumenten en omstandigheden en sneller en beter kan worden ingespeeld op nieuwe ontwikkelingen. Het geeft immers ruimte aan verschillende voorkeuren. Daarnaast kan decentralisatie de afstand tussen bestuurder en de burger verkleinen. Door decentralisatie kan een directere relatie met de burgers ontstaan, waardoor de aansprakelijkheid en de verantwoordelijkheid (de zogeheten accountability) van bestuurders verbetert. Het omgekeerde is echter eveneens mogelijk: vriendjespolitiek kan op lokaal niveau een grotere rol spelen. Decentralisatie kan ertoe bijdragen dat kosten en baten dichter bij elkaar komen te liggen, bijvoorbeeld
doordat lokaal wordt besloten én betaald voor projecten die lokale baten genereren. Ook zal de kwaliteit van de besluitvorming verbeteren door verminderd lobbygedrag. Decentralisatie kent echter ook bedreigingen ten opzichte van een centrale aanpak. Allereerst zullen decentrale overheden hun eigen lokale of regionale belangen boven de nationale belangen stellen. Dergelijke concurrentie kan contraproductief worden, wanneer er externe effecten optreden: kosten die buiten het decentrale blikveld terechtkomen en die geen rol meer spelen in de besluitvorming. In het verlengde daarvan ligt het risico van destructieve competitie tussen gebieden.
afstemmingsproblemen Ook kunnen er bij decentralisatie zogenaamde afstemmingsproblemen optreden, vanwege bijvoorbeeld incomplete informatie. Het verlies van schaalvoordelen is een ander risico dat aan decentralisatie kleeft. Dit geldt zowel voor de besluitvorming als voor de productie. Het ligt voor de hand dat het bestuurlijk efficiënter is om een beslissing slechts eenmaal (centraal) te nemen en niet in elke gemeente afzonderlijk. Een mogelijke oplossing van bepaalde varianten van dit probleem: lokale
overheden in staat stellen kennis en kunde af te nemen van een centrale instantie. Zij kunnen doorgaans goedkoper geld lenen en kunnen beter regionaal stimuleringsbeleid uitvoeren. Wanneer alle regio’s een eigen budget krijgen, zal iedereen een eigen koers gaan varen. Dit bevordert in veel gevallen de solidariteit niet.
ruimte voor interpretatie Het adagium ‘decentraal wat kan, centraal wat moet’ - het zogeheten subsidiariteitsbeginsel - wordt door alle partijen onderschreven. Daarbij moet echter worden opgemerkt dat dit beginsel nog enige ruimte voor interpretatie openlaat. Want niet alles wat decentraal kan worden uitgevoerd, is decentraal ook het meest efficiënt. SEO ziet het efficiëntiecriterium nadrukkelijk als een belangrijk element bij de afweging op welk niveau beleid het beste kan worden gevoerd.
onderscheid Aan de hand van de beleidsthema’s die in de Industriebrief onderscheiden worden, heeft SEO geïnventariseerd of deze baat zouden hebben bij meer of minder decentralisatie. Met als belangrijkste conclusies:
DECENTRALISATIE KANSEN
EN BEDREIGINGEN
• Betere afstemming op decentrale omstandigheden • Efficiëntere verdeling van kosten en baten • Minder rent-seeking • Efficiëntieprikkels bij uitvoering • Kleinere afstand tussen bestuurders en burgers (meer accountability bestuurders)
• Weinig aandacht voor kosten en baten buiten regio • Destructieve competitie • Afstemmingsproblemen • Onvoldoende kennis op decentraal niveau • Verlies van schaaleffecten in besluitvorming en producten • Centrale overheid kan goedkoper geld lenen • Minder mogelijkheden regionaal stimuleringsbeleid
BULLETIN VOOR INDUSTRIEBELEID • JAARGANG 7/NR 2/AUGUSTUS 2006 - 2
- De meeste thema’s worden aangepakt op het bestuurlijke niveau dat ook volgens het bovengeschetste analysekader het meest voor de hand ligt. Thema’s met centrale en decentrale aspecten worden vaak in onderling overleg en in samenwerkingsverbanden tussen bestuurslagen uitgevoerd. - Behalve samenwerking tussen de verschillende bestuurslagen, zijn er ook veel vormen van samenwerking tussen gemeenten onderling, al dan niet in combinatie met maatschappelijke organisaties zoals Kamers van Koophandel, sociale partners en bedrijven. In deze samenwerkingsverbanden wordt bottom-up een schaalniveau gezocht dat aansluit bij het specifieke beleidsonderwerp dat wordt geattaqueerd. - De praktijk van ‘picking winners’ in de vorm van het aanwijzen van economische kerngebieden, sleutelgebieden, hotspots en wat dies meer zij is een volkssport die op centraal en decentraal niveau met verve beoefend wordt. Het resultaat is dat 70 % van de Nederlandse industrie (en bevolking) zich in een of ander kerngebied bevindt. Daarmee verliest dit soort beleid zijn betekenis en wordt het zowel onbruikbaar als onschadelijk. Als dergelijke predikaten op het overgrote deel van het land van toepassing zijn, verdwijnt de
AANBEVELINGEN
voorwaarden
• Wees selectiever in het aanwijzen van kerngebieden, sleutelgebieden etc. of stop met deze activiteit. • Voorkom regionale discriminatie door eventuele regiogebonden budgetten alleen generiek in te zetten. • Beknot de autonomie van gemeenten niet door het aftoppen van de bedrijfsOZB, maar betrek bedrijven bij de besteding ervan. • Respecteer de autonomie van gemeenten bij het aanpakken van administratieve lasten en tegenstrijdige regels en heb oog voor specifieke factoren die lokale verschillen in regelgeving kunnen legitimeren.
SEO voegt hier nog een aantal voorwaarden aan toe. Wanneer de kosten van een project decentraal gemaakt worden, terwijl de baten ervan in de centrale overheidskas vloeien, zal dit een negatief effect hebben op de kwaliteit van projecten en het niveau van dienstverlening. In zo’n situatie zou dat immers betekenen dat de baten voor een groot deel uit de regio wegvloeien, terwijl op de uitgaven zal worden beknibbeld omdat ze uit het lokale budget moeten komen. Omgekeerd maakt het decentrale overheden te scheutig, wanneer zij geld uitgeven dat door de centrale overheid wordt geïnd. Ook zal de centrale overheid ervoor moeten zorgen dat alle kosten en baten in decentrale beslissingen worden meegenomen. Externe effecten buiten de regio (de positieve maar ook de negatieve) moeten meewegen in de besluitvorming. Het risico bestaat dat strategisch gedrag en free-riding de kop opsteken wanneer de overheid bevoegdheden decentraliseert naar een te laag bestuursniveau. Wanneer een gemeente weet dat een project hoe dan ook doorgaat, is het zeer goed mogelijk dat zij geen bijdrage wil leveren ook al zal de gemeente er profijt van hebben.
beleidsrelevantie grotendeels en zijn ze niet veel meer dan een ruimtelijke lintjesregen. - In haar ambitie de administratieve lasten en regeldruk terug te dringen, dreigt de overheid in een aantal deelthema’s centraliserend op te treden. Dit kan de decentrale ruimte om beleid aan te laten sluiten bij lokale omstandigheden ondermijnen, wat in zulke gevallen terechte weerstand op zal roepen bij decentrale overheden.
BULLETIN VOOR INDUSTRIEBELEID • JAARGANG 7/NR 2/AUGUSTUS 2006 - 3
Jonge vakkanjers in de schijnwerpers
Nationaal Industriedebat 2007:
Vakkanjer Stefan Ernens (24) tegen de verslaggever van Radio 1: ‘Dit is het mooiste vak dat er
Iedereen vervult een rol
bestaat’. De kersverse nummer 3 van de nationale beroepenwedstrijden op het onderdeel Machinebankwerken Fijnmechanisch mag op de Dag van het Ambacht onder de belangstelling
De maakindustrie is voor
van de pers zijn kunsten vertonen. Of hij niet vies wordt van machinebouw? ‘Vies?’, reageert
Nederland van groot belang
Ernens verbaasd. ‘Ik hoef alleen maar mijn handen te wassen.’
als werkgever en fungeert als een belangrijke dynamo voor
et is een achterhaald beeld waarover Peter van der Steen, bedrijfsdirecteur van Machinefabriek Gebrs. Frencken, zich kan opwinden. ‘De meeste machines zijn computergestuurd, er is airconditioning, we hebben geluids-beperkende maatregelen getroffen en je kunt hier van de vloer eten.’
De meeste jonge talenten betrekt Machinefabriek Gebrs. Frencken, maker van hoogwaardige machineonderdelen, via de Stichting Praktijk Opleidingscentrum Metaal en Mechatronica (SPOMM). De bij SPOMM aangesloten bedrijven organiseren eens per jaar een doe-avond om leerlingen te informeren en te interesseren. Ze kunnen zelf draaien, lasersnijden en monteren en maken een werkstuk, zoals een mobiele telefoonhouder.
rol gemeente Bedrijven en scholen moeten elkaar beter weten te vinden om leerlingen enthousiast te maken voor technische beroepen, vindt Anne Marie Hey, directeur van Bureau TOP, jongerenmarketingorganisatie in de metaal en elektro. ‘Daar ligt ook een rol voor bijvoorbeeld een gemeente. Die heeft tenslotte belang bij lokale werkgelegenheid. Helaas verdwijnen bedrijven steeds meer naar afgelegen terreinen, uit het zicht van de maatschappij.’ Bureau TOP stelt zich ten doel dat meer basisscholieren een technische opleiding gaan volgen en dat meer leerlingen in het voortgezet onderwijs een beroep in de metaal of elektro kiezen. Daartoe moeten jongeren techniek vooral ervaren. Zo organiseert Bureau TOP onder meer techniekwedstrijden voor vmboleerlingen 3e-4e klassen (Junior Vakkanjers) en beroepenwedstrijden voor jongeren die een technische vakopleiding volgen of al in bedrijven werken (Vakkanjers).
bedrijven scouten Bureau TOP prikkelt scholen die de provinciale Junior VakkanjerWedstrijden in huis halen om daarbij ook het lokale bedrijfsleven te betrekken. Hey: ‘Bedrijven kunnen jureren of zichzelf met een stand presenteren. Ook komen bedrijven op scholen langs om talenten te scouten.’ Verder zijn ouders de belangrijkste ‘opinion-leaders’ bij de beroepskeuze. Hen betrekken wij nadrukkelijk bij de prestaties van hun kinderen.’ Gebroeders Frencken heeft een Junior Vakkanjer in opleiding en met plaatconstructiewerker Joep Lemmens de nummer drie van de nationale beroepenwedstrijden voor Vakkanjers in dienst. ‘Die wedstrijden zijn erg goed voor de algemene
onze economie. Dat is nu zo
ontwikkeling van jonge werknemers’, vindt Van der Steen. ‘Het is ook promotie voor je bedrijf, je laat zien dat je je personeel mogelijkheden tot ontwikkeling biedt.’
en dat moet zo blijven. Vragen daarbij zijn alleen: hoe moet de industrie in
Hey: ‘Sommige Vakkanjerbedrijven hoeven geen personeelsadvertenties meer te plaatsen.’ Maar tijd voor zelfgenoegzaamheid gunt ze zichzelf niet. ‘De ervaring stimuleert ons om meer nadruk te leggen op competenties en hoogwaardige technologie dan op het eindproduct. En we willen ook de beroepsbeleving beter voor het voetlicht brengen. Een lasser zit tenslotte niet vier dagen achter een lasgordijn!’
Nederland zich ontwikkelen? En ook: welke kansen zijn er en wat is ieders verantwoordelijkheid om de industrie als economische kracht gezond te houden?
Als input voor het debat dient een beleidsplan dat prof. Ben Dankbaar presenteert namens Strategische Adviescommissie van de SIC (zie samenstelling op pagina 8). Zij geven hun onafhankelijke visie op hoe het verder moet met de industrie in Nederland. De (nieuwe) minister of staatssecretaris van het ministerie van Economische Zaken is uitgenodigd om als eerste te reageren op de gepresenteerde toekomstvisie. Maar ook is
het debat een uitstekend moment om door te vragen naar wat de sector van het nieuwe kabinet echt aan daden kan verwachten. In het forum, dat in de middag plaatsvindt, wordt eveneens een pittige discussie verwacht tussen vertegenwoordigers uit de rijksoverheid, van provincies en gemeenten, werkgevers- en werknemersorganisaties en natuurlijk ondernemers. Een debat tussen fractievoorzitters maakt de dag compleet. En het woord debat zegt het al: het gaat om ieders mening en argumenten. Daarom is de rol van de zaal minstens zo belangrijk. Er is ruimte voor ruim 300 ‘debaters’. Het debat wordt geleid door dagvoorzitter Hans Kamps (onder meer columnist van het Financieele Dagblad en kroonlid van de SER). Iedereen die de industrie een warm hart toedraagt, mag niet ontbreken.
PROGRAMMA 14 MAART 2007 Vakkanjer Joep Lemmens van Machinefabriek Gebrs. Frencken werd 3e bij de nationale beroepenwedstrijden in maart 2006.
BULLETIN VOOR INDUSTRIEBELEID • JAARGANG 7/NR 2/AUGUSTUS 2006 - 4
FOTO: BUREAU TOP/ERIC POLMAN
H
Op 14 maart 2007 worden in het auditorium van Rabobank Nederland in Utrecht ondernemers, overheden (rijk, provincie en gemeente) en sociale partners uitgedaagd om hierover eens flink te debatteren. We verwachten daar hun inbreng in woorden, maar ook in daden. Dus willen wij ook trachten met elkaar ‘afspraken te maken’. Over wie wat zou kunnen en/of zou moeten doen.
Ochtend
Middag
10.00 - 10.30 uur Aankomst en welkom gasten 10.30 - 10.40 uur Welkomstwoord (dr. P.W. Moerland, Raad van Bestuur Rabobank Nederland) Opening congres (SIC-voorzitter W. van der Stokker) 10.40 - 10.45 uur Inleiding (door dagvoorzitter drs. J.A. Kamps) 10.45 - 11.30 uur Presentatie van het beleidsplan (Prof. Ben Dankbaar namens de Strategische Adviescommissie) 11.30 - 12.00 uur Reactie op beleidsplan (minister of staatssecretaris van het ministerie van Economische Zaken) 12.00 - 12.30 uur Interactie met publiek (Hans Kamps en de minister of staatssecretaris van Economische Zaken) 12.30 - 14.00 uur Lunch (inleveren enquête)
14.00 - 15.00 uur Interactieve paneldiscussie (forum) gecombineerd met uitkomsten enquête. 15.00 - 15.45 uur Politiek aan het woord 15.45 - 16.15 uur Pauze 16.15 - 16.40 uur Reactie van prof. Ben Dankbaar 16.40 - 17.00 uur Afsluiting en overhandiging beleidsplan aan voorzitters SER, VNO/NCW, FNV, CNV, MHP en MKB 17.00 - 17.15 uur Afsluiting (SIC-voorzitter W. van der Stokker) 17.15 - 18.30 uur Borrel
A ANMELDEN VOOR HET NATIONA AL INDUSTRIEDEBAT Kaarten voor het Nationaal Industriedebat kosten € 295, inclusief BTW. U kunt zich aanmelden op www.industriedebat2007.nl of gebruikmaken van het bijgevoegde faxformulier.
BULLETIN VOOR INDUSTRIEBELEID • JAARGANG 7/NR 2/AUGUSTUS 2006 - 5
Jonge vakkanjers in de schijnwerpers
Nationaal Industriedebat 2007:
Vakkanjer Stefan Ernens (24) tegen de verslaggever van Radio 1: ‘Dit is het mooiste vak dat er
Iedereen vervult een rol
bestaat’. De kersverse nummer 3 van de nationale beroepenwedstrijden op het onderdeel Machinebankwerken Fijnmechanisch mag op de Dag van het Ambacht onder de belangstelling
De maakindustrie is voor
van de pers zijn kunsten vertonen. Of hij niet vies wordt van machinebouw? ‘Vies?’, reageert
Nederland van groot belang
Ernens verbaasd. ‘Ik hoef alleen maar mijn handen te wassen.’
als werkgever en fungeert als een belangrijke dynamo voor
et is een achterhaald beeld waarover Peter van der Steen, bedrijfsdirecteur van Machinefabriek Gebrs. Frencken, zich kan opwinden. ‘De meeste machines zijn computergestuurd, er is airconditioning, we hebben geluids-beperkende maatregelen getroffen en je kunt hier van de vloer eten.’
De meeste jonge talenten betrekt Machinefabriek Gebrs. Frencken, maker van hoogwaardige machineonderdelen, via de Stichting Praktijk Opleidingscentrum Metaal en Mechatronica (SPOMM). De bij SPOMM aangesloten bedrijven organiseren eens per jaar een doe-avond om leerlingen te informeren en te interesseren. Ze kunnen zelf draaien, lasersnijden en monteren en maken een werkstuk, zoals een mobiele telefoonhouder.
rol gemeente Bedrijven en scholen moeten elkaar beter weten te vinden om leerlingen enthousiast te maken voor technische beroepen, vindt Anne Marie Hey, directeur van Bureau TOP, jongerenmarketingorganisatie in de metaal en elektro. ‘Daar ligt ook een rol voor bijvoorbeeld een gemeente. Die heeft tenslotte belang bij lokale werkgelegenheid. Helaas verdwijnen bedrijven steeds meer naar afgelegen terreinen, uit het zicht van de maatschappij.’ Bureau TOP stelt zich ten doel dat meer basisscholieren een technische opleiding gaan volgen en dat meer leerlingen in het voortgezet onderwijs een beroep in de metaal of elektro kiezen. Daartoe moeten jongeren techniek vooral ervaren. Zo organiseert Bureau TOP onder meer techniekwedstrijden voor vmboleerlingen 3e-4e klassen (Junior Vakkanjers) en beroepenwedstrijden voor jongeren die een technische vakopleiding volgen of al in bedrijven werken (Vakkanjers).
bedrijven scouten Bureau TOP prikkelt scholen die de provinciale Junior VakkanjerWedstrijden in huis halen om daarbij ook het lokale bedrijfsleven te betrekken. Hey: ‘Bedrijven kunnen jureren of zichzelf met een stand presenteren. Ook komen bedrijven op scholen langs om talenten te scouten.’ Verder zijn ouders de belangrijkste ‘opinion-leaders’ bij de beroepskeuze. Hen betrekken wij nadrukkelijk bij de prestaties van hun kinderen.’ Gebroeders Frencken heeft een Junior Vakkanjer in opleiding en met plaatconstructiewerker Joep Lemmens de nummer drie van de nationale beroepenwedstrijden voor Vakkanjers in dienst. ‘Die wedstrijden zijn erg goed voor de algemene
onze economie. Dat is nu zo
ontwikkeling van jonge werknemers’, vindt Van der Steen. ‘Het is ook promotie voor je bedrijf, je laat zien dat je je personeel mogelijkheden tot ontwikkeling biedt.’
en dat moet zo blijven. Vragen daarbij zijn alleen: hoe moet de industrie in
Hey: ‘Sommige Vakkanjerbedrijven hoeven geen personeelsadvertenties meer te plaatsen.’ Maar tijd voor zelfgenoegzaamheid gunt ze zichzelf niet. ‘De ervaring stimuleert ons om meer nadruk te leggen op competenties en hoogwaardige technologie dan op het eindproduct. En we willen ook de beroepsbeleving beter voor het voetlicht brengen. Een lasser zit tenslotte niet vier dagen achter een lasgordijn!’
Nederland zich ontwikkelen? En ook: welke kansen zijn er en wat is ieders verantwoordelijkheid om de industrie als economische kracht gezond te houden?
Als input voor het debat dient een beleidsplan dat prof. Ben Dankbaar presenteert namens Strategische Adviescommissie van de SIC (zie samenstelling op pagina 8). Zij geven hun onafhankelijke visie op hoe het verder moet met de industrie in Nederland. De (nieuwe) minister of staatssecretaris van het ministerie van Economische Zaken is uitgenodigd om als eerste te reageren op de gepresenteerde toekomstvisie. Maar ook is
het debat een uitstekend moment om door te vragen naar wat de sector van het nieuwe kabinet echt aan daden kan verwachten. In het forum, dat in de middag plaatsvindt, wordt eveneens een pittige discussie verwacht tussen vertegenwoordigers uit de rijksoverheid, van provincies en gemeenten, werkgevers- en werknemersorganisaties en natuurlijk ondernemers. Een debat tussen fractievoorzitters maakt de dag compleet. En het woord debat zegt het al: het gaat om ieders mening en argumenten. Daarom is de rol van de zaal minstens zo belangrijk. Er is ruimte voor ruim 300 ‘debaters’. Het debat wordt geleid door dagvoorzitter Hans Kamps (onder meer columnist van het Financieele Dagblad en kroonlid van de SER). Iedereen die de industrie een warm hart toedraagt, mag niet ontbreken.
PROGRAMMA 14 MAART 2007 Vakkanjer Joep Lemmens van Machinefabriek Gebrs. Frencken werd 3e bij de nationale beroepenwedstrijden in maart 2006.
BULLETIN VOOR INDUSTRIEBELEID • JAARGANG 7/NR 2/AUGUSTUS 2006 - 4
FOTO: BUREAU TOP/ERIC POLMAN
H
Op 14 maart 2007 worden in het auditorium van Rabobank Nederland in Utrecht ondernemers, overheden (rijk, provincie en gemeente) en sociale partners uitgedaagd om hierover eens flink te debatteren. We verwachten daar hun inbreng in woorden, maar ook in daden. Dus willen wij ook trachten met elkaar ‘afspraken te maken’. Over wie wat zou kunnen en/of zou moeten doen.
Ochtend
Middag
10.00 - 10.30 uur Aankomst en welkom gasten 10.30 - 10.40 uur Welkomstwoord (dr. P.W. Moerland, Raad van Bestuur Rabobank Nederland) Opening congres (SIC-voorzitter W. van der Stokker) 10.40 - 10.45 uur Inleiding (door dagvoorzitter drs. J.A. Kamps) 10.45 - 11.30 uur Presentatie van het beleidsplan (Prof. Ben Dankbaar namens de Strategische Adviescommissie) 11.30 - 12.00 uur Reactie op beleidsplan (minister of staatssecretaris van het ministerie van Economische Zaken) 12.00 - 12.30 uur Interactie met publiek (Hans Kamps en de minister of staatssecretaris van Economische Zaken) 12.30 - 14.00 uur Lunch (inleveren enquête)
14.00 - 15.00 uur Interactieve paneldiscussie (forum) gecombineerd met uitkomsten enquête. 15.00 - 15.45 uur Politiek aan het woord 15.45 - 16.15 uur Pauze 16.15 - 16.40 uur Reactie van prof. Ben Dankbaar 16.40 - 17.00 uur Afsluiting en overhandiging beleidsplan aan voorzitters SER, VNO/NCW, FNV, CNV, MHP en MKB 17.00 - 17.15 uur Afsluiting (SIC-voorzitter W. van der Stokker) 17.15 - 18.30 uur Borrel
A ANMELDEN VOOR HET NATIONA AL INDUSTRIEDEBAT Kaarten voor het Nationaal Industriedebat kosten € 295, inclusief BTW. U kunt zich aanmelden op www.industriedebat2007.nl of gebruikmaken van het bijgevoegde faxformulier.
BULLETIN VOOR INDUSTRIEBELEID • JAARGANG 7/NR 2/AUGUSTUS 2006 - 5
Regiodebat Deventer
Onderzoek ‘Behoud en bevorderen van participatie’
Hbo als kennisinstituut
Winnen met de industrie biedt meer kans voor iedereen
Een universiteit is een universiteit, een hbo een hbo. De één bedoeld voor wetenschap, onderzoek en kennisspreiding, de ander voor implementatie van kennis in het bedrijfsleven. De con-
Voor lager geschoolde arbeiders is de industrie een belangrijke werkgever. Het is daarom
clusie van het regiodebat in Saxion Hogescholen in Deventer: schoenmaker hou je bij je leest.
belangrijk dat jongeren kiezen voor de industrie als latere werkgever.
H
et gaat goed met de Nederlandse industrie, dit in tegenstelling tot een aantal hardnekkige berichten in de media. Dit onterecht negatieve imago beïnvloed de bereidwilligheid van jongeren om te kiezen voor de industrie als latere werkgever. De Stichting voor Industriebeleid en Communicatie (SIC) verricht daarom onderzoek naar de mogelijkheden om aan de hand van een pr-campagne het imago van de industrie positief te beïnvloeden. Hierbij worden naast de directe doelgroep de opinie- en beleidsmakers als speciale doelgroep onderkend. Dit onderzoek mondt uit in een communicatiestrategie die de industrie als werkgever positioneert. De strategie is een opmaat richting uitvoering.
O
ndernemers, overheid en sociale partners zijn het erover eens: innovatie vormt de sleutel tot succes, gericht op de toekomst. De uitkomsten van het onderzoek van SEO Economisch Onderzoek, gelieerd aan de Universiteit van Amsterdam baren de aanwezigen dan ook zorgen. Duidelijk blijkt dat het overgrote deel van de Nederlandse ondernemers niet of nauwelijks aan innovatie doet. Opmerkelijk zijn de redenen die de niet-innovatoren aandragen voor hun apathische innovatieve karakter. Zo wordt het ontbreken van financiële middelen als voornaamste reden aangedragen, wat volgt is de onzekere investering die innovatie is. Gebrek aan kennis wordt veel minder vaak genoemd. Uit cijfers van onder meer het CPB kan worden geconcludeerd dat bijna niemand een grotere behoefte aan kennis heeft. Een verontrustende zaak, vindt SEOonderzoeker Biermans. ‘Laten we die ondernemers eens flink wakker schudden’, stelt hij dan ook voor. De aftrap voor een pittige discussie tussen de aanwezige ondernemers, vertegenwoordigers van het ministerie van Economische Zaken en de sociale partners, waarin de rol van hbo’s in het bedrijfsleven centraal staat.
Kunnen hbo’s bijdragen aan het verbeteren van het innovatieve karakter van ondernemers? Door bijvoorbeeld het oprichten van lectoraten? ‘De algemene aspecten van innovatie kun je op school leren. Maar bijvoorbeeld productontwikkeling kun je alleen binnen een bedrijf leren. Ik vraag me af of het hbo-onderwijs daar wel een rol in kan spelen.’ ‘Ik vind dat een hbo zich moet focussen op het voortbrengen van goede studenten en dat toegepast onderzoek aan de universiteiten moet worden overgelaten.’
SEO-ONDERZOEKER BIERMANS:
‘Ik vind dat een hbo zich moet focussen op het voortbrengen van goede studenten en dat toegepast onderzoek aan de universiteiten moet worden overgelaten.’ Is er een rol weggelegd voor sociale partners of de overheid om innovatie binnen het bedrijfsleven verder te stimuleren? ‘Ik moet direct denken aan het geringe succes van de levensloopregeling die door overheid en sociale partners is opgesteld. De inbreng van sociale partners is vooral remmend op innovatie. Ik kijk veel meer naar de behoefte van mijn werknemers. Als ze iets nodig hebben, dan regel ik dat. Als sociale partners me daarbij kunnen helpen, dan zet ik ze in.’ ‘Er bestaat maar bitter weinig raakvlak tussen de werkzaamheden van sociale partners en de behoeftes van het bedrijfsleven.’
BULLETIN VOOR INDUSTRIEBELEID • JAARGANG 7/NR 2/AUGUSTUS 2006 - 6
‘Het irritantst is dat de verschillende overheden waar je mee te maken hebt, lokaal en nationaal, de regels die er zijn naar eigen inzicht interpreteren. Waarom is dit niet overal in de EU hetzelfde?’ SIC is van mening dat er aan hbo-instellingen een masteropleiding Innovatieve Productie moet komen. ‘Een dergelijke masteropleiding is nu exact het ontbrekende stukje. Nu moeten we deze arbeidskrachten helemaal zelf opleiden. Of in een ander geval: wij hebben het idee, maar een toeleverancier voert het uit. Het zou ons veel tijd en moeite schelen als we deze werknemers direct via het hbo kunnen aantrekken.’
De stelling is dat er meer dan genoeg aanknopingspunten zijn om te laten zien dat de industrie in Nederland schepper is van werkgelegenheid en arbeidsparticipatie bevordert. Dit in tegenstelling tot de veelal heersende opvatting dat de bedrijfstak een zachte dood sterft en er met een decennium geen droog brood meer in de industrie te verdienen valt. Met name voor laagopgeleiden bestaan er ook goede kansen op een baan in de industrie. Een substantieel deel van (laagopgeleide) allochtone werknemers heeft een baan in de industrie. Met het verdwijnen van werkgelegenheid in deze sector zijn zij de meest kwetsbare groep. Ruim 15 procent (1 miljoen arbeidsjaren) van de totale werkgelegenheid in Nederland komt uit de maakindustrie. En iedere baan in de industrie creëert een baan in de dienstensector.
belangstelling voor werken in de branche toeneemt. Hierbij worden de opinie- en beleidsmakers in Nederland als speciale doelgroep onderkend. Deze groep is opinievormend, invloedrijk op beleid en kan de belangstelling voor werken in de industrie helpen versterken. Het uitgangspunt (vooronderstelling) is dat de industrie kan worden gepositioneerd als brede werkgever voor iedereen. Met andere woorden: in de industrie vind je altijd werk dat bij jou past en aansluit op jouw niveau, ervaring en talent. Tijdens het onderzoek wordt aangesloten op bestaande activiteiten die rond dit thema worden gedaan, bijvoorbeeld door de Taskforce Jeugdwerkloosheid, Deltapunt Techniek en de activiteiten van bijvoorbeeld de Stichting Promotie Metaaltechniek en Bureau TOP. Zij richten zich veelal op de einddoelgroepen zoals jongeren en onderwijzers/docenten, maar niet of minder op beleids- en opiniemakers.
pr-campagne Uitgangspunt is dat bij opinie- en beleidsmakers nog steeds achterhaalde en verkeerde
beelden leven over de industrie. Bovengenoemd onderzoek gaat hier dieper op in. Bovendien lijkt men zich niet te realiseren welk belang de industrie ook voor participatie heeft. Daarom ligt bij een gerichte pr-campagne de primaire focus bij de personen en organisaties die beroepsmatig belang of interesse hebben in de industrie. Door hen het juiste beeld van de maakindustrie voor te houden, en fabels te bestrijden, wordt er een draagvlak geschapen voor de imagoverbetering. Zij nemen vervolgens het sneeuwbaleffect op zich richting jongeren en ouders. Met als hoofddoel: inzien dat er goede kans op een baan is in de industrie. Pas als opinie- en beleidsmakers voldoende bereikt zijn, heeft het zin om het grote publiek rechtstreeks aan te spreken.
uitvoerders De Stichting voor Industriebeleid en Communicatie (SIC) wil actuele kennis van en inzicht in de industriële ontwikkelingen verwerven, aandacht vragen voor deze ontwikkelingen en daarmee voor de plaats en de betekenis van de Nederlandse maakindustrie.
onderzoek In dit onderzoek wordt de nadruk gelegd op het verzamelen van argumenten die kunnen worden ingezet bij het verbeteren van het imago van de industrie in Nederland. Ook worden eventuele communicatieve barrieres opgespoord. Vervolgens komen er aanbevelingen voor een pr-campagne waardoor de BULLETIN VOOR INDUSTRIEBELEID • JAARGANG 7/NR 2/AUGUSTUS 2006 - 7
Regiodebat Deventer
Onderzoek ‘Behoud en bevorderen van participatie’
Hbo als kennisinstituut
Winnen met de industrie biedt meer kans voor iedereen
Een universiteit is een universiteit, een hbo een hbo. De één bedoeld voor wetenschap, onderzoek en kennisspreiding, de ander voor implementatie van kennis in het bedrijfsleven. De con-
Voor lager geschoolde arbeiders is de industrie een belangrijke werkgever. Het is daarom
clusie van het regiodebat in Saxion Hogescholen in Deventer: schoenmaker hou je bij je leest.
belangrijk dat jongeren kiezen voor de industrie als latere werkgever.
H
et gaat goed met de Nederlandse industrie, dit in tegenstelling tot een aantal hardnekkige berichten in de media. Dit onterecht negatieve imago beïnvloed de bereidwilligheid van jongeren om te kiezen voor de industrie als latere werkgever. De Stichting voor Industriebeleid en Communicatie (SIC) verricht daarom onderzoek naar de mogelijkheden om aan de hand van een pr-campagne het imago van de industrie positief te beïnvloeden. Hierbij worden naast de directe doelgroep de opinie- en beleidsmakers als speciale doelgroep onderkend. Dit onderzoek mondt uit in een communicatiestrategie die de industrie als werkgever positioneert. De strategie is een opmaat richting uitvoering.
O
ndernemers, overheid en sociale partners zijn het erover eens: innovatie vormt de sleutel tot succes, gericht op de toekomst. De uitkomsten van het onderzoek van SEO Economisch Onderzoek, gelieerd aan de Universiteit van Amsterdam baren de aanwezigen dan ook zorgen. Duidelijk blijkt dat het overgrote deel van de Nederlandse ondernemers niet of nauwelijks aan innovatie doet. Opmerkelijk zijn de redenen die de niet-innovatoren aandragen voor hun apathische innovatieve karakter. Zo wordt het ontbreken van financiële middelen als voornaamste reden aangedragen, wat volgt is de onzekere investering die innovatie is. Gebrek aan kennis wordt veel minder vaak genoemd. Uit cijfers van onder meer het CPB kan worden geconcludeerd dat bijna niemand een grotere behoefte aan kennis heeft. Een verontrustende zaak, vindt SEOonderzoeker Biermans. ‘Laten we die ondernemers eens flink wakker schudden’, stelt hij dan ook voor. De aftrap voor een pittige discussie tussen de aanwezige ondernemers, vertegenwoordigers van het ministerie van Economische Zaken en de sociale partners, waarin de rol van hbo’s in het bedrijfsleven centraal staat.
Kunnen hbo’s bijdragen aan het verbeteren van het innovatieve karakter van ondernemers? Door bijvoorbeeld het oprichten van lectoraten? ‘De algemene aspecten van innovatie kun je op school leren. Maar bijvoorbeeld productontwikkeling kun je alleen binnen een bedrijf leren. Ik vraag me af of het hbo-onderwijs daar wel een rol in kan spelen.’ ‘Ik vind dat een hbo zich moet focussen op het voortbrengen van goede studenten en dat toegepast onderzoek aan de universiteiten moet worden overgelaten.’
SEO-ONDERZOEKER BIERMANS:
‘Ik vind dat een hbo zich moet focussen op het voortbrengen van goede studenten en dat toegepast onderzoek aan de universiteiten moet worden overgelaten.’ Is er een rol weggelegd voor sociale partners of de overheid om innovatie binnen het bedrijfsleven verder te stimuleren? ‘Ik moet direct denken aan het geringe succes van de levensloopregeling die door overheid en sociale partners is opgesteld. De inbreng van sociale partners is vooral remmend op innovatie. Ik kijk veel meer naar de behoefte van mijn werknemers. Als ze iets nodig hebben, dan regel ik dat. Als sociale partners me daarbij kunnen helpen, dan zet ik ze in.’ ‘Er bestaat maar bitter weinig raakvlak tussen de werkzaamheden van sociale partners en de behoeftes van het bedrijfsleven.’
BULLETIN VOOR INDUSTRIEBELEID • JAARGANG 7/NR 2/AUGUSTUS 2006 - 6
‘Het irritantst is dat de verschillende overheden waar je mee te maken hebt, lokaal en nationaal, de regels die er zijn naar eigen inzicht interpreteren. Waarom is dit niet overal in de EU hetzelfde?’ SIC is van mening dat er aan hbo-instellingen een masteropleiding Innovatieve Productie moet komen. ‘Een dergelijke masteropleiding is nu exact het ontbrekende stukje. Nu moeten we deze arbeidskrachten helemaal zelf opleiden. Of in een ander geval: wij hebben het idee, maar een toeleverancier voert het uit. Het zou ons veel tijd en moeite schelen als we deze werknemers direct via het hbo kunnen aantrekken.’
De stelling is dat er meer dan genoeg aanknopingspunten zijn om te laten zien dat de industrie in Nederland schepper is van werkgelegenheid en arbeidsparticipatie bevordert. Dit in tegenstelling tot de veelal heersende opvatting dat de bedrijfstak een zachte dood sterft en er met een decennium geen droog brood meer in de industrie te verdienen valt. Met name voor laagopgeleiden bestaan er ook goede kansen op een baan in de industrie. Een substantieel deel van (laagopgeleide) allochtone werknemers heeft een baan in de industrie. Met het verdwijnen van werkgelegenheid in deze sector zijn zij de meest kwetsbare groep. Ruim 15 procent (1 miljoen arbeidsjaren) van de totale werkgelegenheid in Nederland komt uit de maakindustrie. En iedere baan in de industrie creëert een baan in de dienstensector.
belangstelling voor werken in de branche toeneemt. Hierbij worden de opinie- en beleidsmakers in Nederland als speciale doelgroep onderkend. Deze groep is opinievormend, invloedrijk op beleid en kan de belangstelling voor werken in de industrie helpen versterken. Het uitgangspunt (vooronderstelling) is dat de industrie kan worden gepositioneerd als brede werkgever voor iedereen. Met andere woorden: in de industrie vind je altijd werk dat bij jou past en aansluit op jouw niveau, ervaring en talent. Tijdens het onderzoek wordt aangesloten op bestaande activiteiten die rond dit thema worden gedaan, bijvoorbeeld door de Taskforce Jeugdwerkloosheid, Deltapunt Techniek en de activiteiten van bijvoorbeeld de Stichting Promotie Metaaltechniek en Bureau TOP. Zij richten zich veelal op de einddoelgroepen zoals jongeren en onderwijzers/docenten, maar niet of minder op beleids- en opiniemakers.
pr-campagne Uitgangspunt is dat bij opinie- en beleidsmakers nog steeds achterhaalde en verkeerde
beelden leven over de industrie. Bovengenoemd onderzoek gaat hier dieper op in. Bovendien lijkt men zich niet te realiseren welk belang de industrie ook voor participatie heeft. Daarom ligt bij een gerichte pr-campagne de primaire focus bij de personen en organisaties die beroepsmatig belang of interesse hebben in de industrie. Door hen het juiste beeld van de maakindustrie voor te houden, en fabels te bestrijden, wordt er een draagvlak geschapen voor de imagoverbetering. Zij nemen vervolgens het sneeuwbaleffect op zich richting jongeren en ouders. Met als hoofddoel: inzien dat er goede kans op een baan is in de industrie. Pas als opinie- en beleidsmakers voldoende bereikt zijn, heeft het zin om het grote publiek rechtstreeks aan te spreken.
uitvoerders De Stichting voor Industriebeleid en Communicatie (SIC) wil actuele kennis van en inzicht in de industriële ontwikkelingen verwerven, aandacht vragen voor deze ontwikkelingen en daarmee voor de plaats en de betekenis van de Nederlandse maakindustrie.
onderzoek In dit onderzoek wordt de nadruk gelegd op het verzamelen van argumenten die kunnen worden ingezet bij het verbeteren van het imago van de industrie in Nederland. Ook worden eventuele communicatieve barrieres opgespoord. Vervolgens komen er aanbevelingen voor een pr-campagne waardoor de BULLETIN VOOR INDUSTRIEBELEID • JAARGANG 7/NR 2/AUGUSTUS 2006 - 7
BULLETIN VOOR HET BESTUUR VAN SIC
BEGELEIDINGSCOMMISSIE
• W. Dijkhuizen (PBO/PVA)
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
• D. Hardy (Arcadis Nederland BV) • A. van der Molen (De Unie) • K. Roskam (DRAKA Nederland) • W. van der Stokker (voorzitter SIC)
DE VOLGENDE SECTOREN VALLEN ONDER DE MAAKINDUSTRIE: • Voedings- en genotmiddelen industrie • Textiel- en lederindustrie • Papierindustrie • Uitgeverijen en drukkerijen • Aardolie- industrie • Chemische industrie • Rubber- en kunststofindustrie • Basismetaalindustrie • Metaalproductenindustrie • Machine- industrie • Elektrotechnische industrie • Transportmiddelenindustrie • Hout-, meubel- en overige industrie
SAC, STRATEGISCHE ADVIES COMMISSIE VAN SIC • Prof. J. (Jules) Theeuwes
Het Bulletin voor industriebeleid is een gratis uitgave van: Stichting voor Industriebeleid en Communicatie Postbus 3016, 2130 KA Hoofddorp, telefoon (06) 533 288 67, fax (023) 561 44 68, e-mail
[email protected] www.industriebeleid.nl KvK Amsterdam 34134851 Rabobank: nr. 3458.18.156
• Prof. J. Lambooij
Redactie: SEO, Communication Concert /Weesp: Bert Breij, Harm Rozie, Eric van Splunter, Thelma J. Vanoordt (ontwerp)
• Drs. W. Boonstra
Productiecoördinatie: Communication Concert, Weesp
• Prof. J. (Jaques) Theeuwes
• Prof. B. Dankbaar • Drs. H. Kamps
Fotografie: Hollandse Hoogte, Bureau TOP/Eric Polman, Newscast
• Prof. J. de Koning • Prof. P. Moerman
Druk: ACI Offsetdrukkerij bv/Amsterdam
• Prof. H. Schenk
ISSN 1873-3955 Niets uit deze uitgave mag worden gebruikt zonder schriftelijke toestemming van de SIC.
• Dr. E.J. Sol • Dr. F. Pot
BULLETIN VOOR INDUSTRIEBELEID • JAARGANG 7/NR 2/AUGUSTUS 2006 - 8
Ir. R. Aarts (Industrieraad Amsterdam) H. van Baaren (RTC) Mw. dr. N. van den Berg (Zadkine) Drs. Th. van den Berg (Tempoteam) J. Blankendaal (BOM) Ir. D. te Bokkel (TB&C Group) Drs. M. Bosch (Havenbedrijf Rotterdam) Drs. A.C.M. Breij (Communication Concert) Drs. B. Broerse (Min. OC&W) Mw. Dr. M. Brouwer (Univ. van Amsterdam) T. de Bruine (Stichting A & O) Drs. R. Coster (VNCI) W. Duchhart R. Endert (ministerie OC&W) Drs. R. van Engelenburg (Metaalunie) Drs. D. Freling (K v K Amsterdam) Drs. A. van der Gaag (ABU) Drs. T. Galama Mr. E. de Groot (AWVN) Drs. D. Hagoort (ministerie SZW) Ir. H. van Hoei (Productschap zuivel) Mr. P. Hoogenraad (Industrieraad Amsterdam) Mw. Drs. L. Huiskens (St. Premsela) Drs. A. Hulspas (ministerie van EZ) J. Hylkema (IHC Holland) Mw. Janssen (Havenbedrijf Rotterdam) A. van Klaren R.A. (Dubois & Co) Drs. J. Klaver (VNO/NCW) Mw. P. Koenders (SAXION College Deventer) Drs. P. Kroon (CNV Bedrijvenbond) Dhr. R. Lenssen (Smart Group BV) Dhr. Ir. Th. Lenssen (VPT) H. van der Linden (NVDO) Prof. M. van de Looze (TNO) G. Meijer (FME-CWM) Drs. J. Mes (Paques BV) Drs. G. Nekkers (ministerie SZW) Mw. Ing. A. Notten (LaRed) M. Overbeeke (Solvay Pharmaceuticals) Mw. Drs. W. Passmore (Maatwerk) Drs. F Peltzer (FNV Bondgenoten) Mw. G. van Rhijn (TNO Arbeid) Drs. P. van Roon(FME/CWM) Drs. M. Ruigrok (VNO/NCW) Mr. R. Schouten (VNSI) Ing. P. Schut (Leenstra B.V.) E. van Splunter (Communication Concert) H. van Straaten R.A. (Deloitte en Touche) Drs. F. Strik (EZ/gemeente Amsterdam) Ir. H. van Terwisga (Platf. bèta/techniek) J. Verbaan (Stichting OOM) J. Verhoeven (St. O+A Metalektro) G. Weusthof (Saxion Hogeschool) Mw. Drs. M. Westerbeek (Metaalunie) Mw. E. Winkels (VHP Metalektro) J. van der Zande (Havenbedrijf R’dam BV)
INDUSTRIEBELEID
Uitgave van de Stichting voor Industriebeleid en Communicatie
NATIONAAL INDUSTRIEDEBAT 2007 Het auditorium van het hoofdkantoor van de Rabobank in Utrecht is op 14 maart 2007 het middelpunt van industrieminnend Nederland. Nederland heeft in de ogen van SIC een groeiende behoefte aan structureel industriebeleid. Om dit te bereiken is een rol weggelegd voor ondernemers, overheden (rijk, provincie en gemeenten), sociale partners en wetenschappers. Industrie hoort permanent op de agenda te staan. Iedereen moet zijn steentje bijdragen om dit te bereiken. Op 14 maart staat de discussie over de invulling van deze taken centraal. Lees verder op pagina 5. Aanmelden voor het debat kunt u doen door gebruik te maken van het bijgesloten faxformulier of via www.industriedebat2007.nl.
Doelstelling SIC De Stichting voor Industriebeleid en Communicatie wil activiteiten ontwikkelen om het industriebeleid te stimuleren. SIC wil actuele kennis van en inzicht in de industriële ontwikkelingen verwerven, aandacht vragen voor deze ontwikkelingen en daarmee voor de plaats en de betekenis van de Nederlandse industrie. Ze wil het industriebeleid van het bedrijfsleven, de sociale partners en de overheid stimuleren en mee denken over de richting die dit beleid uit moet gaan.
Nieuwe industrie op www.industriebeleid.nl
Decentraal of centraal industriebeleid ? SEO heeft geïdentificeerd welke thema’s SEO Economisch Onderzoek heeft begin terug te vinden zijn op de diverse beleidsjuni met het onderzoek ‘Industriebeleid op het juiste niveau’ de economische motieven agenda’s bij het rijk, de provincies en de voor het centraal of juist decentraal voeren diverse gemeenten, en welk bestuurlijk schaalniveau het beste van industriebeleid in past bij deze thema’s, kaart gebracht. Het adagium ‘decentraal wat met daarbij de kansen Decentralisatie van en bedreigingen beleid heeft globaal kan, centraal wat moet’ wordt van decentralisatie in bekeken een aantal het achterhoofd. sterke en een aantal door alle partijen onderschreven. zwakke kanten. SEO doet daarbij Deze zijn niet alleen enkele aanbevelingen. Op pagina 3 vindt u economisch van aard, maar kunnen net zo deze aanbevelingen terug. goed bestuurlijk, juridisch of politiek zijn.
BULLETIN VOOR INDUSTRIEBELEID • JAARGANG 7/NR 2/AUGUSTUS 2006 - 1