BULLETIN VOOR
INDUSTRIEBELEID
Uitgave van de Stichting voor Industriebeleid en Communicatie
Doelstelling SIC De Stichting voor Industriebeleid en Communicatie wil activiteiten ontwikkelen om het industriebeleid te stimuleren. SIC wil actuele kennis van en inzicht in de industriële ontwikkelingen verwerven, aandacht vragen voor deze ontwikkelingen en daarmee voor de plaats en de betekenis van de Nederlandse industrie. Ze wil het industriebeleid van het bedrijfsleven, de sociale partners en de overheid stimuleren en mee denken over de richting die dit beleid uit moet gaan.
Verplaatsing: hoe erg is het? Nieuwe industrie op www.industriebeleid.nl
VERPLAATSING INDUSTRIE Lezing 7 oktober 2004 Datum: 7 oktober, 14.30 uur - 17.15 uur. Locatie: de Burcht, Henri Polaklaan 9, 1018 CP Amsterdam. Drs. Joost Poort, medewerker van de Stichting voor Economisch Onderzoek der Universiteit van Amsterdam verdedigt zijn essay ‘Verplaatsing industrie: hoe erg is het?’, dat hij recentelijk in opdracht van SIC schreef. In dit nummer leest u vast een voorproefje.
Toegang gratis. Aanmelden: www.industriebeleid.nl
Paniek! Massale leegloop van de Industrie uit Nederland. Het duurt niet lang meer of de laatste industrieel mag het licht uitdoen. De media hebben de grafsteen al besteld, maar wat is nu eigenlijk de ware stand van zaken als je kijkt naar de verplaatsing van industrie in Nederland? Joost Poort van de Stichting voor Economische Onderzoek (SEO) van de UvA onderzocht het vraagstuk in opdracht van SIC en presenteerde in juni zijn deelonderzoek als essay: ‘Verplaatsing industrie: hoe erg is het?’
V
erplaatsing van werkgelegenheid naar lagelonenlanden is een verschijnsel dat op uiteenlopende manieren kan plaatsvinden. Wanneer deze offshoring (verplaatsing van bedrijvigheid naar lagelonenlanden) gepaard gaat met outsourcing (het uitbesteden van bedrijfsactiviteiten) heeft dat andere consequenties voor de economie en voor de statistieken dan wanneer een bedrijf besluit om in Oost-Europa of Azië een eigen vestiging te starten. In de media domineert het beeld van offshoring in enge zin, waarbij Nederlandse vestigingen worden gesloten of gesaneerd en productie feitelijk wordt overgebracht naar
een lagelonenland. Maar dat is slechts één van de mogelijke scenario’s voor offshoring. Voor een getrouw beeld van wat er economisch gaande is, moet bovendien ook gekeken worden naar de instroom van buitenlandse investeringen en de autonome groei van de binnenlandse bedrijvigheid.
leeuwendeel in west-europa Uit cijfers tot 2001 blijkt op geen enkele manier dat bedrijven massaal hun productie of andere activiteiten verplaatsen naar OostEuropa of Azië. In de loop van de tijd valt geen netto investeringsvlucht uit Nederland >
BULLETIN VOOR INDUSTRIEBELEID • JAARGANG 5/NR 2/JULI 2004 - 1
Ve r p l a a t s i n g : h o e e r g i s h e t ?
16% AANDEEL INDUSTRIE
schillen in loon - veel genoemd als drijfveer voor offshoring. Dit geldt niet alleen voor Nederland maar ook voor veel andere westerse landen. Versterking van het beroepsonderwijs en maatregelen om de populariteit van techniek en bètastudies kunnen de concurrentiepositie van de Nederlandse industrie versterken. Ook beperking van bureaucratie werd al eens aangevoerd als maatregel om die concurrentiepositie te verbeteren.
12%
8%
AANDEEL ICT EN HIGH -TECH
4%
HOE ERG IS HET? 0% 1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
Ontwikkeling van werkgelegenheid in de industrie en in de high-tech in Nederland vanaf 1997. (BRON: ATLAS VOOR GEMEENTEN 2004)
te bespeuren - de twee laatst beschikbare jaren noteren juist een netto instroom van investeringen. Weliswaar was de industriesector in de periode 1990-2001 de grootste netto exporteur van investeringen, maar het aandeel van Oost-Europa en Azië als ontvanger van Nederlandse investeringen is zeer gering; het leeuwendeel van de investeringen gaat naar West-Europa, Scandinavië en Noord-Amerika. Uit die landen komt ook de belangrijkste instroom van investeringen. Ook de omvang van de industrie in de Nederlandse werkgelegenheid - en toegevoegde waarde - wijst niet op een massale verplaatsing. De gestage deïndustrialisatie van de Nederlandse economie verloopt in lijn met andere Westerse landen, en daar staat geen groei van de industrie in lagelonenlanden tegenover.
HOE ERG IS HET? • Uit de beschikbare cijfers blijkt niet dat bedrijven massaal hun productie of andere activiteiten verplaatsen naar Oost-Europa of Azië. In de loop van de tijd valt geen netto investeringsvlucht uit Nederland te bespeuren - de twee laatst beschikbare jaren (2001 en 2002) noteren juist een netto instroom van investeringen.
sprake van een trend? Het onderliggende proces lijkt een productiviteitsgroei te zijn, die in de industrie groter is dan in andere sectoren. Als er al sprake is van een trend, dan is de vraag hoe erg het is, en wat er aan te doen is. Verplaatsing van economische activiteiten maakt deel uit van de normale economische dynamiek en ook in Nederland is te zien hoe binnen de industrie een verschuiving plaatsvindt naar ICT- en high-tech-activiteiten met hogere lonen en toegevoegde waarde. Verplaatsing van diensten zal bovendien in Nederland door taalbarrières nooit de omvang aannemen waarvoor in de Verenigde Staten wordt gevreesd, hoewel ook daar harde cijfers de alarmerende prognoses niet onderbouwen. In het licht van dit alles moge duidelijk zijn dat het van het grootste belang is zeer terughoudend te zijn met maatregelen om offshoring tegen te gaan. Het is wel van belang dat er een degelijk sociaal vangnet bestaat voor incidentele werknemers die hun baan verliezen door offshoring. Voor het overige valt meer heil te verwachten van maatregelen die gericht zijn op het versterken van de concurrentiepositie van de Nederlandse industrie. Een tekort aan gekwalificeerd personeel wordt - naast de ver-
BULLETIN VOOR INDUSTRIEBELEID • JAARGANG 5/NR 2/JULI 2004 - 2
• Ook de omvang van de industrie in de Nederlandse werkgelegenheid en toegevoegde waarde wijst niet op een massale verplaatsing. De gestage deïndustrialisatie van de Nederlandse economie verloopt in lijn met andere westerse landen, en daar staat geen groei van de industrie in lagelonenlanden tegenover. En ofschoon de afgelopen jaren de relatieve omvang van de industrie afnam en de industriële werkgelegenheid ook in absolute termen afnam, groeide de productie in alle sectoren van de industrie, als gevolg van toenemende kapitaalintensiviteit.
WAAROM VERPLAATSEN MULTINATIONALS HUN ACTIVITEITEN? Verschillende onderzoeken hebben de afgelopen vijf jaar getracht in kaart te brengen waarom grote industriebedrijven besluiten een deel van hun productie te verplaatsen naar een ander land. Het ministerie van Economische Zaken deed in 2003 onderzoek naar de beweegredenen van bedrijven om hun productie te verplaatsen. Als belangrijkste reden om tot verplaatsing over te gaan, dragen zij aan: de concurrentiepositie, het volgen van de markt, de opkomende afzetmarkten, de beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerd personeel, goedkoop personeel en ondernemingskansen. Het Belgisch Planbureau deed eenzelfde onderzoek. Zij concludeerden naast de bevindingen van EZ dat ook reglementering, de aanwezigheid van grondstoffen en de transportkosten een rol spelen voor multinationals om tot verplaatsing over te gaan.
35% TSJECHIË
een andere waarheid Hans van der Spek, directeur van de Nederlandse Vereniging Algemene Toelevering (Nevat) vindt op zijn beurt dat er achter het gescherm met loonkosten een andere waarheid schuilgaat. Het ontbreken van een adequaat ondernemersklimaat in Nederland is in zijn ogen van even grote doorslaggevende waarde. Volgens een consultant van Deloitte & Touche is het een bewuste strategie van grote bedrijven om hun netwerk van leveranciers te spreiden over een groot aantal landen om op die manier optimaal van belastingvoordelen en andere economische verschillen te profiteren. De directeur van Nevat vindt dat er sprake is van een hype rond het uitbesteden van werk naar goedkope landen, en dat dit niet voor alle bedrijven de juiste oplossing is. In dit kader wordt aangegeven dat het voor het midden- en kleinbedrijf belangrijk is om te beseffen dat multinationals zich niet per se vanwege het loonkostenvoordeel in andere landen vestigen. Zo heeft een aantal grote industriebedrijven zelf aangegeven dat goed geschoold personeel en de beschikbaarheid van dit personeel vaak van doorslaggevende factor is geweest.
HOORT OFFSHORING BIJ DYNAMIEK ? Er is in Nederland geen sprake van een uittocht van Nederlandse bedrijven. Het proces van de creatie en vernietiging van arbeidsplaatsen kan dan ook gezien worden als een normaal economisch verschijnsel. Problemen ontstaan pas wanneer werknemers die als gevolg van offshoring hun baan verliezen geen nieuwe baan vinden in andere sectoren en bedrijven.
*
*
•
•
ZUID KOREA
*
• *
* •
* •
*
HONGARIJE
*
*
POLEN
20%
•
•
NEDERLAND
*
25%
* •
* •
15%
10%
5%
0%
1990
1991
1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
Aandeel industriële werkgelegenheid in de tijd, Nederland en enkele lagelonenlanden (percentage van de totale werkgelegenheid). (BRON: ATLAS VOOR GEMEENTEN 2004)
• Zelfs als er toch sprake is van een significante offshoring-trend, dan is de vraag hoe erg het is, en wat er aan te doen is. Verplaatsing van economische activiteiten maakt deel uit van de normale economische dynamiek en ook in Nederland is te zien hoe binnen de industrie een verschuiving plaatsvindt naar ICT- en high-tech-activiteiten met hogere lonen en toegevoegde waarde.
van bedrijven die niet zijn doorgegeven via lagere prijzen aan consumenten worden deels geïnvesteerd, wat leidt tot de creatie van nieuwe banen. Natuurlijk kunnen de gevolgen van het verplaatsen van de productie voor bepaalde sectoren en regio’s disproportioneel zijn. Andere landen zullen zich specialiseren in de productie van goederen die relatief intensief gebruikmaken van veel voorkomende schaarse hulpmiddelen. Landen zoals India en China met relatief lage lonen zullen zich dus specialiseren in arbeidsintensieve producten.
goed voor 9.000 nieuwe banen. Vertrek van werkgelegenheid kan dan ook alleen in het licht van de algehele dynamiek van de economie zinvol worden geïnterpreteerd.
KUNNEN WE ER WEL IETS TEGEN DOEN OF JUIST NIETS?
HOE ERG IS HET?
weinig invloed Op langere termijn is er sprake van afname van de werkgelegenheid in de industrie, zoals dit ook voor de agrarische sector geldt. Deze trend is echter het resultaat van technologische ontwikkeling en toename van de vraag naar diensten. Ook is het proces van de creatie en vernietiging van arbeidsplaatsen een normaal economisch verschijnsel. Zo werden in 1999 in Nederland 3.000 industriële bedrijven opgeheven, met een verlies van 10.000 arbeidsplaatsen. In dat jaar werden echter 3.500 industriële bedrijven opgericht,
30%
Voor de meeste deelbranches van de industrie geldt dat de dynamiek per saldo weinig invloed heeft op de totale werkgelegenheid. In een aantal deelbranches is echter sprake van een positieve netto creatie van banen. Hier vinden we een aantal ICT-gerelateerde activiteiten: het vervaardigen van elektrische componenten en apparatuur voor de bewaking van industriële processen. Duidelijke verliezers zijn er echter ook: de brood- en banketfabrieken, kledingindustrie en leer- en schoenindustrie (CBS, 2004). Besparingen
Het is inmiddels duidelijk dat behoedzaam moet worden omgegaan met gerichte maatregelen om offshoring tegen te gaan. Hieronder een aantal maatregelen, die de afgelopen vijf jaar in de VS zijn genomen en verschillende voorstellen die onlangs in Nederland zijn gedaan. ‘Verbiedt bedrijven om overheidsopdrachten uit te besteden aan partners in lagelonenlanden’ Deze maatregel is in maart 2004 met grote meerderheid door de Amerikaanse Senaat goedgekeurd. Dit lijkt vooral neer te komen op een handelsbarrière die er in de eerste plaats toe zal leiden dat overheidswerk duurder wordt. >
BULLETIN VOOR INDUSTRIEBELEID • JAARGANG 5/NR 2/JULI 2004 - 3
Ve r p l a a t s i n g : h o e e r g i s h e t ?
Jarig van Sinderen, hoogleraar
‘Houd het vizier ó ‘Verplicht call-centres te melden wanneer ze vanuit een lagelonenland opereren.’ Voorstel van de democratische presidentskandidaat John Kerry: het is een tamelijk onschuldige maatregel, gericht op namingand-shaming voor zover de burger daar zelf belang aan hecht. Deze maatregel heeft voor Nederland weinig realiteit, omdat offshoring van call-centers hier op aanzienlijke taalbarrières stuit. ‘Introduceer een heffing voor bedrijven die werkgelegenheid willen verplaatsen.’ Dit is het voorstel van voorzitter Henk van der Kolk van FNV Bondgenoten in De Volkskrant van 28 mei 2004. Deze maatregel zal net als de nieuwe Amerikaanse wet leiden tot hogere kosten en een verslechterde concurrentiepositie van de Nederlandse industrie. Bovendien is het de vraag of een dergelijke maatregel praktisch uitvoerbaar is, met het oog op de pluriformiteit van offshoring. Wanneer verplaatsing van werkgelegenheid wordt ‘belast’, zullen bedrijven meer geneigd zijn tot offshore outsourcing. Ze worden zo gestuurd richting een beslissing die mogelijk niet optimaal voor ze is, bijvoorbeeld gelet op kwaliteitscontrole. Het is vervolgens de vraag of dit alternatief op dezelfde wijze te bestrijden is. Zeker binnen de EU ten aanzien van Oost-Europa, maar ook met betrekking tot Azië zal het lastig zijn een handelsstroom van halffabrikaten en diensten aan banden te leggen met heffingen en restricties. ‘Laat een onafhankelijke instelling de offshoringplannen van bedrijven toetsen.’ Opnieuw van der Kolk: ‘Weet een bedrijf wel waaraan het begint. Kan het werkelijk goedkoper produceren?’ Deze maatregel is de meest paternalistische van alle. De genoemde onafhankelijke instelling moet het niet alleen beter weten dan het management van de betrokken bedrijven, maar moet ook betere voorspelmethoden hebben dan de aandelen- en obligatiemarkt. Het lijkt lastig om getalenteerde werknemers te interesseren voor een baan bij zo’n bedrijf. ‘Geef een compensatie of staatssteun aan bedrijven die kunnen aantonen dat hoge
arbeidskosten de voornaamste oorzaak zijn van hun verzwakte concurrentiepositie, als ze de productie in Nederland houden.’ Dit voorstel is afkomstig van organisatieadviseur Jan Voskamp in NRC van 5 januari 2004 en werd de volgende dag door consultant Michiel Scheffer (Noeton Knowledge Management B.V.) naar de prullenbak verwezen. Een voorstel als dit leidt al snel tot gijzeling van de overheid. Bovendien remt het bedrijven af in het verhogen van de arbeidsproductiviteit door innovatie.
Nederlands enige hoogleraar Industriële Ontwikkeling en Industriebeleid begint 1 september aan de UvA. SIC heeft het voor elkaar gekregen dat professor Jarig van Sinderen kan starten met zijn opdracht. ‘Ik beschouw
HOE ERG IS HET? • Uit enquêtestudies komt het beeld naar voren dat binnen enkele jaren minstens 20% van de industriële bedrijven elders een productievestiging heeft. Deze cijfers moeten met enige scepsis worden behandeld: een verwachte verplaatsing is nog geen feitelijke verplaatsing.
terug naar de vs Volgens Daniel W. Drezner van Foreign Affairs kunnen twee specifieke maatregelen de toets der kritiek doorstaan. Deze zijn gericht op het creëren van een vangnet voor de incidentele slachtoffers van offshoring en op die wijze het wegnemen van angst van werknemers. In die context valt volgens Drezner te denken aan het uitbreiden van de criteria van het Trade Adjustment Assistance Program zodat ook slachtoffers van offshoring in aanmerking komen voor steun. Daarnaast overweegt Drezner de mogelijkheid van een verzekeringspolis die bedrijven kunnen sluiten om werknemers tegemoet te komen die ontslagen worden als direct gevolg van offshoring. Nederland kent nu al veel uitgebreidere sociale vangnetten en sociale plannen bij massaontslag, zodat van deze maatregelen voor Nederland weinig te verwachten valt. Het volledige essay kunt u op de website van SIC als pdf-document downloaden: www.industriebeleid.nl.
BULLETIN VOOR INDUSTRIEBELEID • JAARGANG 5/NR 2/JULI 2004 - 4
mijn werk pas als geslaagd wanneer er over vijf jaar bij de belangrijkste opiniemakers een genuanceerder houding is ontstaan ten opzichte van industriële activiteiten.’
O
m maar meteen met de deur in huis te vallen: u komt te weinig nuance tegen als het gaat over de Nederlandse maakindustrie. Hoe komt dat? ‘Een combinatie van factoren is hiervan de oorzaak. Allereerst constateer ik al jaren dat veel mensen de industrie niet op juiste waarde schatten omdat ze er te weinig van weten. De maakindustrie is de laatste decennia letterlijk uit beeld geraakt. We zien niet meer hoe producten worden gemaakt, fabrieken zijn verhuisd naar de randen van de stad. Hierdoor is er, zeker bij kinderen, een schrijnend gebrek aan besef dat bijna alles om ons heen door mensen is bedacht en door mensenhanden is gemaakt. Daarnaast kent men onvoldoende het belang van de industrie. Er zou een breed gedragen notie moeten ontstaan waaruit spreekt dat Nederland na de Tweede Wereld Oorlog mede groot is geworden door de industrie. Ik wil dat opiniemakers zoals journalisten, politici en leerkrachten zich realiseren dat we onze welvaart voor een aanzienlijk deel hebben te danken aan de industrie. Als ik sommige politici hoor roepen dat we beter af zijn zonder die ’vervuilende’ industrie, dat
Industriële Ontwikkeling en Industriebeleid en plaatsvervangend DG bij het CBS:
ók op de gevestigde industrie’
we immers een dienstenland zijn, dan vraag ik me af of ze weten wat ze zeggen en waarop dat gebaseerd is.’ De maakindustrie ís toch vaak ook vervuilend? ‘Er zijn de laatste jaren enorme verbeteringen gerealiseerd; de industrie moet zich houden aan strenge Europese milieuregels en slaagt daar over het algemeen goed in. Dankzij haar eigen innovatiekracht groeit de industrie mee met haar tijd en kan ze - juist bij milieuvraagstukken - een belangrijke rol spelen. Ik denk dat veel mensen bij industrie denken: ‘ruim honderd jaar oud, industriële revolutie, vervuilend... achterhaald hoor, oude industrie. Terwijl een bedrijf als Stork bijvoorbeeld nu juist zo’n bedrijf is dat zeer geavanceerde, moderne producten maakt. Een bedrijf met een geschiedenis, en vooral veel technische kennis. De maakindustrie is belangrijk om de vernieuwingskracht, de innovatieve mogelijkheden voor de toekomst en nogmaals, om de toegevoegde waarde.’ De industrie als kurk van de economie, zoiets? ‘Precies. Daarnaast is er de veelgemaakte vergissing dat men bij industriediscussies het belang voor de werkgelegenheid synoniem maakt aan het belang voor de economie. Terwijl het natuurlijk ook gaat om de toegevoegde waarde. Voorbeeld: de aardgaswinning is van relatief gering belang voor de werkgelegenheid, maar dankzij de enorme toegevoegde waarde van groot belang voor de economie en daarmee indirect zeer belangrijk voor het creëren van banen. Of: 40% van de Nederlandse export wordt industrieel geproduceerd door nog geen 15% van de arbeidsmarkt. Ik vind het belangrijk dat het vizier ook op de gevestigde industrie wordt gericht en dat men niet telkens de aandacht alleen probeert te richten op dat wat nieuw is. Een paar jaar geleden wist iedereen zeker dat ICT het helemaal zou maken. ICT is immers innovatief, schoon en modern. Dat klopt allemaal, maar je hebt er pas wat aan als ze nuttig wordt toegepast.
zin, ja, het is wel de bedoeling dat ik op termijn studenten ga begeleiden. Daarnaast heb ik als concrete opdracht van SIC samen met een aantal collega-economen de Beleidsvisie Welke onderwerpen gaat u komende tijd vanuit op industrie 2005 - 2008 vorm te geven. Dit zullen we deels doen aan de hand van uw nieuwe functie centraal stellen? eerder onderzoek dat SEO in opdracht van ‘Ik wil proberen een paar zaken helder te SIC heeft uitgevoerd. Daarnaast maken we maken. Nederland functioneert in een intergebruik van (internationale) literatuur en nationale omgeving en vanuit die invalshoek zullen we ons baseren wil ik onderzoeken wat op de uitkomsten van de de voorwaarden zijn ‘Weinig kinderen beseffen dat vier regionale najaarsvoor een vruchtbaar bijeenkomsten en het industrieklimaat. Daar bijna alles om ons heen door nationale industriedebat komen vragen bij kijken mensen is bedacht en door op 8 december’. als: hoe kunnen we de Uiteindelijk concentreer industrie borgen en hoe mensenhanden is gemaakt’ ik me op de inhoud, kunnen we technische de politiek laat ik aan ontwikkeling stimuleren? anderen over.’ (meer informatie over de debatVanuit mijn ervaring bij EZ binnen het voorten op pagina 6 en7) malige DG Industrie en Diensten weet ik dat er altijd behoefte is aan goed onderbouwde, Wordt u nu ook de spreekbuis van SIC? objectieve handreikingen. Ik genereer ‘indusDe man op de zeepkist? triemunitie’ voor mensen aan de onderhan‘Nee hoor, Willem van der Stokker blijft, als delingstafel, maar ik zeg ook wanneer iets voorzitter namens het bestuur, het gezicht echt onzin is.’ van SIC. Wel zal ik geregeld lezingen verzorgen over industriebeleid. Maar altijd vanuit Hoe gaat u uw functie concreet invullen? Krijgt mijn onafhankelijke positie van hoogleraar. u bijvoorbeeld studenten? Een inhoudelijke discussie over industriebe‘Mijn leerstoel beslaat één dag in de week; leid kun je volgens mij alleen voeren tegen dat is niet zo heel veel natuurlijk. Toch wil ik een wetenschappelijke achtergrond.’ onder meer kijken of er ruimte is voor een Masteropleiding Industrial Politics, dus in die In de maakindustrie bijvoorbeeld, die dankzij ICT haar toegevoegde waarde kan vergroten, en de concurrentiekracht kan versterken.’
PROF. DR. JARIG VAN SINDEREN 1-9-2004 tot heden Hoogleraar Industriële Ontwikkeling en Industriebeleid aan de Universiteit van Amsterdam (leerstoel via SIC) Vanaf 2003 tot heden Plv. Directeur-Generaal van het Centraal Bureau voor de Statistiek 2001-2003 Secretaris-Directeur Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid Vanaf 2001 Directeur Strategie, Onderzoek en Internationaal bij DirectoraatGeneraal Innovatie van het ministerie van Economische Zaken Vanaf 1991 tot heden Hoogleraar Economische Politiek aan de Erasmus Universiteit Rotterdam
BULLETIN VOOR INDUSTRIEBELEID • JAARGANG 5/NR 2/JULI 2004 - 5
Eerst de regiobijeenkomsten
SIC: op weg naar br
Bedrijfsleven, wetenschap, politiek en sociale partners stappen dit najaar samen in de ring. Het beloven pittige middagen
Begin september lanceert
te worden waarin de centrale vraag zal zijn: Waar moet het
het ministerie van
heen met de Nederlandse maakindustrie in het algemeen? En:
Economische Zaken zijn
hoe winnen we met de industrie?
Industriebrief. De bespreking van deze nota in de Tweede Kamer zal op z’n vroegst in
I
n Friesland wordt de regiobijeenkomst op 9 september gekoppeld aan de opening van de nieuwe productiehal van Paques in Balk. Paques is een middelgrote onderneming die zich sinds de jaren tachtig heeft toegelegd op hoogwaardige zuiveringsinstallaties. Daarvoor heeft men een groot aantal technieken in portefeuille. De strategie van het bedrijf is om wereldwijd voorop te lopen in zuiveringstechnologie, zowel voor water, gassen en lucht. Het regiodebat in Friesland vindt plaats onder het motto “Maakindustrie in het Noorden: Stille kracht of een te verwaarlozen sector?” Onder dit motto gaat men de discussie aan over thema’s als ondernemen, innovatie, arbeidsproductiviteit, productieverplaatsing en technisch onderwijs. De middag staat onder leiding van Fons de Poel en kopstukken als Doekle Terpstra (voorzitter CNV), Arie Kraaijeveld (voorzitter FMECWM), Symen van der Velde (voorzitter VNO-NCW Noord), Alexius Collette (General Manager Philips DAP Drachten) en Jarig van Sinderen (SIC-hoogleraar) nemen deel aan het debat.
rotterdam kijkt naar de toekomst In Rotterdam, als havenstad een enorme katalysator voor de Nederlandse industrie, zal een select gezelschap van ongeveer 30 personen zich op 12 oktober buigen over het thema “Is Nederland over 10 jaar nog een modern industrieland?” In dit gezelschap zullen Captains of Industrie en spraakmakende personen van kenniscentra, onderwijs en overheid zich over deze vraag buigen. Dit doet men aan de hand van stellingen en met ondersteuning van professor Jules Theeuwes van de Strategische Adviescommissie van de SIC en daarnaast lid van de WRR.
oktober 2004 plaatsvinden. De inhoud van de Industriebrief, samen met de eerder door SIC gedane beleidsadviezen en uitgevoerde monitorstudies leveren goede munitie op voor discussie over de maakindustrie in Nederland. SIC organiseert de komende maanHoe staat de Nederlandse industrie er nu voor? (kaart: werkgelegenheid in industrie 1978)
brabant volgt rotterdam Brabant, dankzij onder meer multinational Philips een industriële speler van formaat, zal het stramien volgen dat in Rotterdam is opgezet. Datum, plaats en deelnemers moeten verder nog vastgesteld worden. De voorbereidingscommissie is actief bezig met de organisatie en hoopt zeer binnenkort meer te kunnen melden.
bijeenkomst twente gekoppeld aan vmo De bijeenkomst in Twente, waar de industriële revolutie in Nederland ooit begon, zal worden gehouden op 7 oktober en worden gekoppeld aan de presentatie van de VMO (Vereniging Maakindustrie Oost) de opvolger van de VMT. Verscheidene leden van de VMO en een aantal industriële kopstukken uit de regio laten uitvoerig hun licht schijnen over het onderwerp.
BULLETIN VOOR INDUSTRIEBELEID • JAARGANG 5/NR 2/JULI 2004 - 6
den vier regiobijeenkomsten, gevolgd door een groot nationaal beleidsvisiedebat gericht op de industrie in Nederland. Tijdens de najaarsdebatten in de regio’s Friesland, OostNederland, Zuid-Nederland en Rijnmond is vooral ‘de markt’ aan het woord. Industriële kopstukken uit deze regio’s, maar ook wetenschappers, politici en sociale partners discussiëren
eed gedragen visie
. . . dan het landelijk debat Als eenmaal de regionale bijeenkomsten achter de rug zijn,
over thema’s als innovatie,
volgt op 8 december het Nationale Industriebeleidsvisiedebat
productieverplaatsing,
in Amsterdam. Onder aanwezigheid van de ‘markt’, weten-
R&D, opleiding en concur-
schap, sociale partners en overheid vindt hier de landelijke dis-
rentiepositie. De regio-
cussie plaats. Als het aan SIC ligt is dit eerste nationale debat
bijeenkomsten vormen de
een periodiek terugkomend interdisciplinair ijkmoment waar-
opmaat voor het nationale
op serieus wordt gedebatteerd over de toekomst en de positie
debat.
van de Nederlandse maakindustrie.
In het nationale debat wordt door de SAC (Strategische Advies Commissie) een beleidsvisie gepresenteerd die tezamen met de uitkomsten van de regiodebatten leiden tot een beleid voor het bedrijfsleven, de sociale partners en de overheid, gericht op de toekomst
A
andacht voor de maakindustrie is belangrijk. SIC wil winnen met de industrie en daarvoor is een breed draagvlak nodig. Het nationale industriedebat maakt hier een zeer belangrijk onderdeel van uit. De voorzitter van de dag is Hans Kamps (voorzitter van de Algemene Bond van Uitzendondernemingen en adviseur Presidium van de Tweede Kamer der Staten-Generaal). De aftrap wordt gedaan door de SAC die de beleidsvisie presenteert. De SAC wordt gevolgd door Wim Boonstra, hoofd afdeling economisch onderzoek van Rabobank Nederland, met een algemene beschouwing.
van de Nederlandse maakregiopanel
industrie.
Het nationale debat is verdeeld in twee panels. Het eerste panel bestaat uit vertegen-
woordigers van de regiobijeenkomsten. Zij brengen de verschillende onderwerpen ter sprake die tijdens de vier regiobijeenkomsten naar voren zijn gekomen. Is industrie in Friesland echt te verwaarlozen? Hoe ziet de toekomst van de Nederlandse industrie eruit? Blijft Philips in Nederland gehuisvest?
politiek panel, staatssecretaris sluit af Na het regiopanel volgt een paneldebat met vier Tweede Kamer-leden: Arie Slob (Christen Unie, tevens indiener van de motie die heeft geleid tot de Industriebrief), Luuk Blom (PvdA), Roland Kortenhorst (CDA) en Ineke Dezentjer Hammin-Bluemink (VVD). Staatssecretaris Van Gennip (economische zaken) sluit de middag af.
NAJAAR 2004 Regionale debatten • Friesland • • Oost-Nederland • • Zuid-Nederland • • Rijnmond •
8 DECEMBER Landelijke debat
JANUARI 2005 Beleidsstuk
Meld u nu aan voor het nationale debat Bent u geïnteresseerd in de nieuwe visie op de industrie? Meld u dan nu aan en kom naar het Nationale Industriebeleidsvisiedebat op 8 december 2004. U kunt zich opgeven voor het Nationale Industriebeleidsvisiedebat door contact op te nemen met Ton Rooijakkers (telefoonnummer 040 2086060) of Wim van Acht (telefoonnummer 073 6126821) van het congresbureau Holapress. Of via e-mailadres
[email protected]. De deelname aan het landelijke debat kost € 390,-. Wanneer u zich voor 1 september 2004 aanmeldt, heeft u recht op een korting van tien procent. Eveneens bestaat de mogelijkheid voor ondernemingen of instellingen om als sponsor van het landelijke debat op te treden. Ook hiervoor kunt u contact opnemen met congresbureau Holapress (zie boven).
BULLETIN VOOR INDUSTRIEBELEID • JAARGANG 5/NR 2/JULI 2004 - 7
HET BESTUUR VAN SIC
Het onderzoeksteam
BEGELEIDINGSCOMMISSIE
• W. Dijkhuizen (JWD Consulting)
Het onderzoek op basis waarvan de industriemonitoren gerealiseerd worden, wordt gedaan door een onderzoeksteam van de Stichting voor Economisch Onderzoek der Universiteit van Amsterdam (SEO). dat bestaat uit:
• Drs. Th. van den Berg (Tempoteam)
• D. Hardy (Arcadis Nederland BV) • A. van der Molen (De Unie) • K. Roskam (DRAKA Nederland) • W. van der Stokker (voorzitter SIC)
• Drs. M. de Nooij • Drs. J. Poort • Mw. Drs C. van Zijderveld
• Drs. W. Boonstra (Rabobank Nederland) • E. van den Bosch MBA (Rabobank) • Drs. A.C.M. Breij (Communication Concert) • R. Bronkhorst M.Sc. (TNO Arbeid) • Mw. Dr. M. Brouwer (Univ. van Amsterdam) • Drs. G. de Bruin (AWVN) • T. de Bruine (Stichting A & O) • Drs. R. Coster (VNCI)
DE VOLGENDE SECTOREN VALLEN ONDER DE MAAKINDUSTRIE:
SIC-BULLETIN DIGITAAL
• Voedings- en genotmiddelen industrie
De uitgaven van het SIC-bulletin
• Textiel- en lederindustrie
• R. Endert (ministerie OC&W)
• Aardolie- industrie
• Drs. H. Eppink (Kenniskring Amsterdam) • Drs. T. Galama (Erasmus MC)
zijn voortaan digitaal te krijgen.
• Drs. E. de Haan (Consent Beleidsadvies)
Zo kunt u snel en gemakkelijk nog
• Drs. P. Hoogenraad (Industrieraad
• Papierindustrie • Uitgeverijen en drukkerijen
• Drs. R. van Engelenburg (Metaalunie)
Amsterdam)
eens nalezen wat SIC de laatste
• Mw. Drs. L Huiskens (St. Premsela) • A. Hulspas (ministerie van EZ)
• Chemische industrie
jaren heeft bereikt.
• Rubber- en kunststofindustrie
U vindt het bulletin, net als
• Basismetaalindustrie
alle beleidsstudies die
• Drs. J. Klaver (VNO/NCW)
in opdracht van SIC zijn uitgevoerd,
• Mw. S. Koster (Gemeente Tilburg)
• Metaalproductenindustrie • Machine- industrie • Elektrotechnische industrie
op www.industriebeleid.nl.
SAC, STRATEGISCHE ADVIES COMMISSIE VAN SIC • Prof. dr. B. Dankbaar, Nijmegen Business School KU Nijmegen • Prof. dr. E.J.J. Schenk, Utrecht School of
Het Bulletin voor industriebeleid is een gratis uitgave van: Stichting voor Industriebeleid en Communicatie Postbus 3016, 2130 KA Hoofddorp, telefoon (06) 533 288 67, fax (023) 561 44 68, e-mail
[email protected] www.industriebeleid.nl KvK Amsterdam 34134851 Rabobank: nr. 3458.18.156
Universiteit Rotterdam • Dr. J.G. Lambooy, Universiteit Utrecht, Universiteit van Amsterdam • Prof. dr. J.A.M. Theeuwes, TU Eindhoven • Prof. dr. J.J.M. Theeuwes, lid van het WRR, Universiteit van Amsterdam • Prof. dr. J. van Sinderen, SIC leerstoel
• Drs. P. Kroon (CNV Bedrijvenbond) • Drs. H. van der Laan (Arbo Unie) • Mr. P. Niehoff (FNV Bondgenoten) • Mw. Ing. A. Notten (LaRed) • M. Overbeeke (Solvey Pharmaceuticals) • Mw. Drs. W. Passmore (Reg. Platf. Arb. Markt Z. N-Holland) • H. Pauli (H. Pauli Advies) • Prof. F. Pot (TNO Arbeid)
Redactie SEO, Communication Concert /Weesp: Bert Breij, Harm Rozie, Eric van Splunter, Jochem Wilbers (eindredactie), Thelma J. Vanoordt (ontwerp)
Economics (USE) Universiteit Utrecht • Prof. dr. P.A. Moerman, Erasmus
• A. van Klaren ra. (Dubois & Co)
• Drs. J. Mes (Paques BV)
• Transportmiddelenindustrie • Hout-, meubel- en overige industrie
• Drs. H. Kamps (ABU)
Productiecoördinatie Communication Concert/Weesp
• Drs. P. van Roon(FME/CWM) • Drs. M. Ruigrok (VNO/NCW) • Drs. P. Schut (Leenstra B.V.) • H. van Straaten R.A.(Deloitte en Touche) • Drs. J. Tellegen (Public/European Affairs) • Ir. H. van Terwisga (Axis)
Fotografie Hollandse Hoogte
• Drs. W. Vehmeijer (Gemeente Amsterdam)
Druk ACI Offsetdrukkerij bv/Amsterdam
• J. Verhoeven (St. O+A Metalektro)
Niets uit deze uitgave mag worden gebruikt zonder schriftelijke toestemming van de SIC.
• Mw. Drs. M. Westerbeek (Metaalunie)
UvA
BULLETIN VOOR INDUSTRIEBELEID • JAARGANG 5/NR 2/JULI 2004 - 8
• J. Verbaan (Stichting OOM) • Drs. M. de Vries (EZ Gemeente Utrecht) • Ir. F. van Wijk (Ver. Prod. Techn.) • J. Wilbers (Communication Concert)