Uitgangspunten Toetsing en Examinering Opleidingen Verzorgende–IG en MBO-Verpleegkundige
Vastgesteld door de stuurgroep op 29 juni 2011
Uitgangspunten Toetsing en Examinering versie november 2012
1
0.
Inleiding.
De voorliggende beschrijving van de uitgangspunten voor de Toetsing en Examinering bij de opleidingen Verzorgende-IG en MBO-Verpleegkundige van ROC Nijmegen is: - Tot stand gekomen in samenspraak tussen vertegenwoordigers van de opleiding Verzorgende-IG en MBO-Verpleegkundige van ROC Nijmegen enerzijds en vertegenwoordigers van de zorginstellingen in de regio anderzijds. - Vastgesteld in de stuurgroepvergadering van het project ‘Invoering CGO Zorgopleidingen ROC Nijmegen’ 29 juni 2011. Veranderingen in de wijze van toetsing en examinering bij de opleidingen VZ-IG en VP, die binnen de grenzen vallen van de hieronder beschreven uitgangspunten kunnen doorgevoerd worden in samenspraak tussen het Tactisch Overleg Zorgopleidingen en de curriculumcommissies van de beide zorgopleidingen. Verdergaande veranderingen van de wijze van toetsing en examinering vragen om een aanpassing en/of aanvulling van de voorliggende notitie en dienen ter goedkeuring aan het Strategisch Overleg Zorgopleidingen voorgelegd te worden.
1.
Uitgangspunten Toetsing en Examinering
Uitgangspunt 1 De exameninstrumenten van het Consortium zijn richtinggevend bij de inrichting van het examenplan voor de opleiding Verzorgende-IG en MBO-Verpleegkundige. Deze keuze is ingegeven vanuit de volgende overwegingen: - de wens om te komen tot harmonisering van exameneisen voor instellingen in het werkveld die te maken hebben met studenten van meerdere ROC’s/opleidingen; - de aansluiting van deze exameninstrumenten op de prestatie-indicatoren uit de kwalificatiedossiers; - de aansluiting van deze exameninstrumenten op de certificeerbare eenheden uit de kwalificatiedossiers (dit is belangrijk in verband met tussentijdse in- en uitstroom van studenten); - de goedkeuring door de Onderwijsinspectie van de exameninstrumenten van het Consortium; - de overtuiging bij de werkveldvertegenwoordigers binnen het ontwikkelteam, dat het door Consortium ontwikkelde exameninstrumentarium voldoende ruimte biedt voor ‘maatwerkoplossingen’, die bijdragen aan de organiseerbaarheid en daarmee aan de kwaliteit van praktijkexamens. Uitgangspunt 2 Competentiegericht beroepsonderwijs draagt bij aan de ontwikkeling van beroepscompetenties, -kennis en –vaardigheden en vraagt vanuit zijn aard intrinsiek om een diversiteit van examenvormen, om een ‘methodenmix’. De keuze voor een methodenmix wordt daarnaast ingegeven vanuit de wens om meer recht te doen aan de verschillen in leerstijlen tussen studenten en vanuit het gegeven dat voor de Onderwijsinspectie diversiteit van examenvormen een belangrijk beoordelingscriterium is om vast te stellen of de examinering van studenten valide en betrouwbaar is.
Uitgangspunten Toetsing en Examinering versie november 2012
2
Uitgangspunt 3 Het examenplan bestaat uit meerdere examenonderdelen en elk examenonderdeel weer uit meerdere examens. Een examenonderdeel is behaald indien aan alle examens is voldaan. Uitgangspunt 4 Ter afsluiting van fase 3 vindt een assessment gesprek plaats in de vorm van een criteriumgericht interview (CGI.) Voor een CGI geldt dat: -
-
-
-
deze wordt afgenomen wordt afgenomen in de tweede helft van fase 3 (VP) en aan het einde van fase 3 (VZ) van te voren vast staat welke werkprocessen en competenties tijdens dit gesprek worden beoordeeld. er twee assessoren aanwezig zijn ieder met een eigen rol en dat tijdens het gesprek men van rol kan wisselen. M.a.w. de twee beoordelaars zijn tijdens het gesprek gelijkwaardig en ondersteunend naar elkaar. er tijdens een CGI geen kennis wordt getoetst. de, door de student, ingebrachte casuïstiek centraal staat. indien de door de student ingebrachte casuïstiek niet toereikend is voor het aantonen van de werkprocessen en competenties, er om andere casuïstiek wordt gevraagd. het gesprek wordt gevoerd aan de hand van de STARRT-methode met dien verstande dat de STARRT-methode slechts een middel is om de gewenste verdieping aan te brengen. na het gesprek de assessoren de beoordeling afstemmen en de student op de hoogte stellen van de voorlopige uitslag. De officiële uitslag wordt bekend gemaakt volgens de daarvoor geldende procedure.
Uitgangspunt 5 Per fase wordt er minimaal één kwalificerend kennisexamen afgenomen met betrekking tot de werkprocessen van de desbetreffende fase. Dit is nodig omdat het om kennisintensieve beroepen gaat. In integratieve praktijkexamens is het onvoldoende mogelijk om voldoende vast te stellen of de onderliggende kennisaspecten voor de beroepsbeoefening in de breedte voldoende beheerst worden door de studenten. Het kwalificerend kennisexamen is daarmee een aanvulling op de praktijkexamens, gericht op versterking van de professionele basiskennis. Uitgangspunt 6 Bij examinering in de praktijk wordt gewerkt met ‘beroepsprestaties’ en niet met een ‘proeve’ (een beroepsprestatie omvat minder werkprocessen en competenties dan een proeve). Door te kiezen voor de examinering van beroepsprestaties in plaats van het afnemen van een meeromvattende proeve van bekwaamheid worden de flexibiliteit en organiseerbaarheid van examinering in de praktijk vergroot. In bijzondere situaties kan gekozen worden om te werken met een proeve. Over deze keuze is altijd van te voren contact met de desbetreffende instelling.
Uitgangspunten Toetsing en Examinering versie november 2012
3
Uitgangspunt 7 Bij de praktijkexamens is sprake van een duidelijke scheiding tussen begeleiden en beoordelen. Bij voorkeur wordt deze scheiding geaccentueerd door het inzetten van andere beroepsbeoefenaren voor de beoordeling dan voor de begeleiding van studenten. Omdat dit in de praktijk niet altijd haalbaar is en om voor de student expliciet te maken op welk moment begeleiden overgaat in beoordelen, wordt aan de bpv-begeleider gevraagd om deze overgang te markeren met een GO-besluit (‘student is rijp voor examinering’). Het GOmoment van de bpv-begeleider is ook nodig om het verschil te benadrukken tussen ontwikkelingsgericht beoordelen, dat onderdeel uitmaakt van de begeleiding van studenten, en kwalificerend beoordelen dat deel uitmaakt van het examen. Uitgangspunt 8 Om in de praktijk over te gaan van begeleiden naar beoordelen, zijn de volgende criteria geformuleerd: De bpv-begeleider geeft een ‘’GO’’ indien: o de student voldaan heeft aan de opdrachten die horen bij het praktijkexamen o de student in het dagelijks handelen laat zien dat hij de werkprocessen en competenties op het vereiste niveau beheerst o de bpv-begeleider het vertrouwen heeft dat de student het gevraagde gedrag tijdens het praktijkexamen laat zien o de beroepshoudingontwikkeling voldoende is Uitgangspunt 9 Aanvragen van een praktijkexamen. Nadat een student een ‘’GO’’ heeft gekregen van de bpv-begeleider, vraagt hij zijn praktijkexamen aan bij het examenbureau volgens een beschreven procedure. De student overhandigt het praktijkexamen met een retourenveloppe aan de beoordelaar en maakt afspraken over de periode waarin het examen wordt afgelegd.
Uitgangspunt 10 Per fase wordt de duur van een praktijkexamen aangegeven: ‐ de looptijd is afgestemd op de complexiteit van de praktijkexamens in een fase. ‐ bij een praktijkexamen gaat het nooit om het beoordelen van het functioneren op één moment, maar om het beoordelen van het functioneren gedurende een periode in het zorgproces. ‐ door een maximale duur aan te geven wordt duidelijk dat de examentijd eindig is en is het mogelijk dit in te plannen. Uitgangspunt 11 Het beoordelen in de praktijk kan alleen nadat de beoordelaar de student heeft zien werken. Het gaat om het beoordelen van getoond gedrag. In de beoordelingslijst wordt elk werkproces beoordeeld met de woorden ‘’aangetoond’’ of ‘’niet aangetoond’’. In het BPVboek worden deze woorden nader uitgelegd. Uitgangspunt 12 Beschrijving van de kwalificerende beoordeling in de praktijk en de rol van de beoordelaar. Bij de beoordeling van een praktijkexamen zijn ten minste twee beoordelaars betrokken. De
Uitgangspunten Toetsing en Examinering versie november 2012
4
beoordelaars observeren de student in de werksituatie op verschillende momenten in de daarvoor vastgestelde periode. De beoordelaars stemmen deze momenten onderling op elkaar af waarbij het niet nodig is dat men tegelijkertijd aanwezig is. De beoordelaars observeren de student aan de hand van een objectieve observatie methode, bijvoorbeeld de WAKKER-methode (bijlage 1). Na afloop van de observatieperiode gaan de beoordelaars met elkaar in overleg om tot een gezamenlijk eindoordeel te komen. Aan de hand van de objectieve aantekeningen wordt de beoordelingslijst ingevuld. In de beoordelingslijst wordt elk werkproces beoordeeld met de woorden ‘’aangetoond’’ of ‘’niet aangetoond’’. Het praktijkexamen is behaald indien voldaan is aan de cesuur zoals vermeld onderaan de beoordelingslijst van het praktijkexamen. Belangrijk: a. Indien een bepaald onderdeel van het praktijkexamen niet is aangetoond, geeft de beoordelaar op het daarvoor bestemde formulier (laatste bladzijde van het officiële praktijkexamen) aan of dit komt: - omdat de student dit gedrag niet heeft laten zien. - omdat de situatie zich niet heeft voorgedaan. b. Indien een bepaald onderdeel van het praktijkexamen niet is aangetoond tijdens de observatieperiode, maar wel is aangetoond in dezelfde bpv-periode, mag de beoordelaar dit meenemen in het eindoordeel. Ook dit meldt de beoordelaar op het daarvoor bestemde formulier (laatste bladzijde van het officiële praktijkexamen) c. Nadat de beoordelaars tot een eindoordeel zijn gekomen, krijgt de student inzage in de beoordelingslijst. Het doel van deze inzage is dat de student op de hoogte wordt gesteld van het eindoordeel. d. De beoordelaar kopieert de beoordelingslijst. Het origineel wordt door de beoordelaar opgestuurd aan het examenbureau in de daarvoor aangeleverde retourenveloppe. De kopie wordt door student bewaard. Zie voor de beschrijving van rol, deskundigheid en verantwoordelijkheid van de bpvbeoordelaar/examinator bijlage 2. Uitgangspunt 13 Het bevoegd gezag, ROC Nijmegen, kan bepalen dat een of meer praktijkexamens worden afgenomen door andere (interne dan wel externe) examinatoren. Hiertoe kan worden besloten indien een instelling niet in staat is de deskundigheid van de bpv-beoordelaar te garanderen en/of te onderhouden. Uitgangspunt 14 Beschrijving rol en deskundigheid van de functionarissen die betrokken zijn bij het criterium gericht interview (CGI).
Uitgangspunten Toetsing en Examinering versie november 2012
5
Zowel docenten als functionarissen die in de praktijk betrokken zijn bij het beoordelen in de praktijk worden ingezet bij de afname van een CGI. Voor beide groepen geldt dat zij aantoonbaar deskundig zijn in het voeren van een CGI. Naast het volgen van een scholing is men verplicht om jaarlijks tenminste bij 5 CGI betrokken te zijn en jaarlijks aan de eigen deskundigheid te werken d.m.v. het volgen van een nascholing. Zie voor de beschrijving van rol, deskundigheid en verantwoordelijkheid van de functionarissen die betrokken zijn bij het criterium gericht interview bijlage 3. Uitgangspunt 15 In de opleidingen Verzorgende –IG en MBO-Verpleegkundige worden geen voorwaardelijke toetsen ingezet. De motivatie hiervoor is dat: - er gewerkt wordt met ontwikkelingsgerichte toetsing waarbij duidelijke afspraken zijn over het herkansen indien er een onvoldoende resultaat is behaald. - de onderdelen uit de ontwikkelingsgerichte toetsen die belangrijk zijn voor het beroep terugkomen in de kwalificerende kennisexamens. Uitgangspunt 16 In de OER-en van de verschillende opleidingstrajecten worden afspraken vastgelegd m.b.t. de voortgang binnen het traject. Hierbij is het belangrijk om rekening te houden met de mogelijkheid om: - over te stappen naar een verwante opleiding - uit te stromen met een diploma van een lager niveau - uit te stromen met een certificeerbare eenheid zoals beschreven in het geldende kwalificatiedossier.
Uitgangspunten Toetsing en Examinering versie november 2012
6
Bijlage 1 Wakker-methode De Wakker-methode is een methode om concreet zichtbaar gedrag objectief, doelgericht en systematisch te observeren. Waarnemen = observeren van gedrag op de werkvloer tijdens uitvoering van werk of gesprek: - heel concreet - zonder interpretatie Aantekeningen maken = maak objectieve aantekeningen van wat u feitelijk ziet en hoort tijdens uitvoering van werk of gesprek: - niet interpreteren - niet oordelen Klassificeren = omzetten of vertalen van de gedane observaties naar competenties na uitvoering van werk of gesprek: - over welke competenties zegt de waarneming iets - voorbeeld: controleert werk niet en maakt fouten; vertaling in de competentie”nauwkeurigheid” Kwalificeren = nu pas een waardeoordeel aan deze competentie geven na uitvoering van werk of gesprek: - stel uw oordeel uit tot deze stap Evalueren = vergelijk per competentie beide oordelen na uitvoering van werk of gesprek: - bespreek verschillen en kom tot een gemeenschappelijk oordeel per competentie en van het totaal Rapporteren = de resultaten van dit overleg vastleggen in de beoordelingslijst van de student na uitvoering van werk of gesprek: - check of de informatie in de rapportage objectief, relevant, acceptabel, volledig, beknopt en duidelijk is
Uitgangspunten Toetsing en Examinering versie november 2012
7
Bijlage 2 De bpv-beoordelaar/examinator opleiding Verzorging en Verpleging m.b.t. de beoordeling van het verantwoordingsverslag en het praktijkexamen. Inleiding. De onderwijsinstelling, het ROC, is eindverantwoordelijk voor de examinering. Dit geldt ook voor de examinering die uitgevoerd wordt door de bpv-beoordelaar/examinator. De onderwijsinspectie heeft voor de examinering in het MBO 7 kwaliteitsstandaarden ontwikkeld. Standaard 2 luidt: De deskundigheid van betrokkenen is geborgd. In verband met de verantwoording van de deskundigheid van de bpvbeoordelaar/examinator is de bpv-insteling verantwoordelijk voor het onderhouden van de deskundigheid van de bpv-beoordelaars/examinatoren en informeert de desbetreffende teammanager hier jaarlijks schriftelijk over. Profiel De bpv-beoordelaar/examinator is een deskundig medewerker die met de beroepspraktijkvorming is belast. De bpv-beoordelaar/examinator is op de hoogte van de kwaliteitseisen die gelden m.b.t. de afname en beoordeling van de examens. De bpv-beoordelaar/examinator is deskundig in de te beoordelen prestatie-indicatoren in het beroepenveld van de opleiding. De bpv-beoordelaar/examinator is aantoonbaar deskundig in het gebruiken van een objectieve observatiemethode. Beslissingsbevoegdheden van de bpv-beoordelaar/examinator beoordeelt de geleverde prestatie of getoonde verrichting aan de hand van vastgestelde beoordelingscriteria, scorings - en normeringsvoorschriften. Verantwoordelijkheden van de bpv-beoordelaar/examinator is verantwoordelijk voor een correcte beoordeling van competentiegerichte examens zoals het praktijkexamen is verantwoordelijk voor het ondertekenen van het verantwoordingsverslag en bevestigt daarmee dat het verslag authentiek is zorgt ervoor dat de rapportage van de resultaten volgens de procedures verloopt zorgt ervoor dat het toezenden van de resultaten volgens de procedures verloopt Hoofdtaken van de bpv-beoordelaar/examinator zorgt voor het correct beoordelen van de geleverde prestaties of getoonde verrichtingen. zorgt voor eenduidige toepassing van beoordelingscriteria volgens geldende afspraken en procedures, met inachtneming van het relevante kwalificatiedossier zorgt voor beoordeling van gedrag en resultaten van de student tijdens de looptijd van het praktijkexamen; zorgt voor toepassing van de volgende criteria voor het beoordelen van het verantwoordingsverslag: authenticiteit, relevantie en actueel; zorgt voor onderscheid tussen observaties en interpretaties zodat objectiviteit wordt gewaarborgd; zorgt voor toepassing van voorschriften om tot intersubjectieve beoordeling te komen door met de andere bpv-beoordelaar/examinator tot een gezamenlijk oordeel te komen; zorgt voor onderbouwing van zijn mening of standpunt (en heeft zicht op de consequenties daarvan);
Uitgangspunten Toetsing en Examinering versie november 2012
8
zorgt voor een zodanige verwoording van zijn mening of standpunt over de beoordeling, dat die voor de student inzichtelijk is; zorgt voor overdracht van beoordeeld materiaal met de beoordelingsresultaten aan het examenbureau.
Competenties Observeren Vakmatige beheersing Betrouwbaarheid, integriteit Plannen en organiseren Beoordelen, oordeelsvorming Mondelinge communicatie Schriftelijke communicatie Luisteren Analytisch vermogen
Uitgangspunten Toetsing en Examinering versie november 2012
9
Bijlage 3. Deskundigheidsbevordering en onderhoud voor de assessor Inleiding Een belangrijke kwaliteitsstandaard is dat een assessor deskundig dient te zijn. ROC Nijmegen erkent meerdere rollen voor de assessor. Te weten: Allround Assessor (kan zowel een PvB, CGI en examendossier beoordelen) Praktijkassessor PvB (Proeve van Bekwaamheid) Assessor CGI (Criterium Gericht Interview) Assessor examendossier Taalassessor Assessoren zijn zowel vanuit de opleidingsteams als het werkveld afkomstig. In onderstaand schema is een overzicht van de verschillende assessoren en waar deze afkomstig zijn: Type assessor
ROC Nijmegen
Werkveld
Gecertificeerd
Allround assessor Praktijkassessor PvB + CGI Assessor CGI Assessor examendossier Taalassessor
X X
X X
X
X X X
X X
Niet alle assessoren hoeven gecertificeerd te zijn, echter het streven is om bij een assessment minimaal één gecertificeerde assessor in te plannen. Deze kan afkomstig zijn vanuit ROC Nijmegen (intern) of uit het werkveld (extern). Scholing Een assessor CGI volgt een scholing die bestaat uit twee dagdelen. Deze scholing wordt verzorgd door een gecertificeerde assessor. De inhoud van de scholing is als volgt: Dagdeel 1: Theorie CGI Vragen stellen Wakker Dagdeel 2: Starrt CGI oefenen Rapporteren Onderhoud Om bekwaam te blijven worden de volgende eisen gesteld: - het afnemen van minimaal vijf CGI’s per jaar - minimaal 1x per jaar een collegiaal consult: een collegiale consult bestaat uit een bezoek van een co-assessor tijdens een assessment waarbij de co-assessor observeert en zijn/haar feedback geeft na het assessment. - minimaal 1x per jaar deelname aan nascholingsbijeenkomst CGI
Uitgangspunten Toetsing en Examinering versie november 2012
10
Deskundigheid assessor CGI. Competentie Beoordelen
Interviewen
Indicatoren Heeft kennis van / hanteert de standaard voor beoordelen (beoordelingscriteria- en protocol) Past de beoordelingsprocedure en het beoordelingsprotocol toe volgens afspraak Kan gedrag en resultaten van gedrag relateren aan de standaard Kan oordelen op basis van feiten, de criteria en het protocol, in plaats van persoonlijke opvattingen en interpretaties
Terugkoppelen
Vaktechnische kennis
Kan de deelnemer op zijn gemak stellen Kan duidelijk maken wat er precies wordt beoordeeld tijdens het interview, op welke manier dat gebeurt en wat er van de deelnemer verwacht wordt Kan het gesprek structureren (introductiefase, informatiefase en afrondingsfase) Kan de informatiefase volgens de STAR(T)-methode structureren Kan gesprekstechnieken toepassen (luisteren, samenvatten, doorvragen) Stelt voldoende open vragen Kan aan hand van het interview voldoende informatie verzamelen om een uitspraak te kunnen doen over hetgeen beoordeeld wordt n.a.v. het interview Kan zijn oordeel en de totstandkoming er van dusdanig verwoorden dat de deelnemer dit begrijpt en accepteert Kan bij het geven van feedback de feedbackregels toepassen Herkent voor het vakmanschap kritische aspecten in gedrag en resultaat van gedrag, zodat hij een beoordeling kan onderbouwen Toont zich bereid om op de hoogte te blijven van ontwikkelingen in de sector is bekend met de branche- of bedrijfsstandaarden (beroepsprofielen, kwalificatieprofielen) Heeft kennis van de arbeidsmarkt en de beroepsgerichte onderwijsprogramma’s ten behoeve van de beoordeling
Uitgangspunten Toetsing en Examinering versie november 2012
11
Addendum uitgangspunten toetsing en examinering Betreft: Besluit TOZ:
verantwoordingsverslagen en assessmentgesprekken 27 september 2012
Beknopte omschrijving doel en inhoud besluit Bij de opleidingen Verzorgende-IG en MBO-Verpleegkundige maken zowel in fase 2 als in fase 3 een verantwoordingsverslag en een assessmentgesprek deel uit van de methodenmix. Zowel de beoordeling van het verantwoordingsverslag als het afnemen van het assessmentgesprek blijken zeer arbeidsintensief te zijn en van de teams veel tijd te vergen. Met de toenemende krapte aan formatie zou een deel van die uren ingezet moeten worden voor het lesgeven. Deze krapte zal met het invoeren van Focus op Vakmanschap alleen maar toenemen. Daarnaast blijkt het logistiek bijna niet haalbaar verantwoordingsverslag en assessmentgesprek helemaal op het einde van de opleiding te laten plaatsvinden gezien het tijdspad van inlevering van documenten voor diplomering vóór de zomervakantie. Het voorstel is daarom de methodenmix terug te brengen tot één verantwoordingsverslag en één assessmentverslag. In de notitie ‘Uitgangspunten toetsing en examinering’ is hiervoor aanpassing van uitgangspunt 4 nodig. Beknopte beschrijving besluit In de ‘uitgangspunten toetsing en examinering’ is afgesproken dat de exameninstrumenten van het Consortium richtinggevend zijn bij de inrichting van het examenplan (uitgangspunt 1). Als exameninstrumenten hanteert het Consortium ter afsluiting van fase 1 een proeve of meerdere beroepsprestaties. Voor de afsluiting van fase 2 en 3 zijn er naast de proeve/ de beroepsprestaties bovendien een verantwoordingsverslag en een assessmentgeprek In uitgangspunt 4 is het assessmentgesprek nader uitgewerkt: tijdens de opleiding vindt tweemaal een assessment gesprek plaats in de vorm van een criteriumgericht interview (uitgangspunt 4). Het gesprek wordt afgenomen nadat alle werkprocessen en competenties van de desbetreffende fase in de praktijk zijn aangetoond en het verantwoordingsverslag is geschreven en ingeleverd. Besluit - In de opleidingen Verpleging en Verzorging schrijven de studenten één maal een verantwoordingsverslag, ter afronding van fase 2 - In de opleidingen Verpleging en Verzorging wordt één maal een assessmentgesprek afgenomen, ter afronding van fase 3 - Bij VZ wordt het assessmentgesprek aan het einden van fase 3 afgenomen, bij VP voor BOL-ers in de tweede helft van fase 3 en voor BBL-ers aan het einde van fase 3. Verantwoording besluit: - Uitgangspunt 1 blijft onverminderd gelden, alleen worden niet alle examenonderdelen van het Consortium afgenomen. Alle werkprocessen en competenties blijven door de examenonderdelen afgedekt. - Uitgangspunt 3 blijft onverminderd gelden, vooral ook doordat naast de exameninstrumenten van het Consortium ook per fase minimaal één schriftelijk examen wordt afgenomen - Aangezien het assessmentgesprek een zelfstandig examenonderdeel is, is het niet noodzakelijk dat alle beroepsprestaties in de praktijk op dat moment al zijn behaald. Implementatie: VZ: - deze aangepaste examinering geldt vanaf cohort 2011 m.u.v. de Sprintgroep van cohort 2011 omdat e.e.a. voor hen al in gang is gezet - omdat het assessmentgesprek van fase 2 verdwijnt, komt daarvoor in een plaats een studievoorgangsgesprek met als aanwezig de student, slb-er en bpv-begeleider. VP: - deze aangepaste examinering geldt vanaf schooljaar 2012-2013 voor alle cohorten
Uitgangspunten Toetsing en Examinering versie november 2012
12
Addendum uitgangspunten toetsing en examinering Betreft: Besluit TOZ:
aanpassing procedure praktijkexamens ziekenhuizen 29 november 2012
Beknopte omschrijving doel en inhoud voorstel Voor de Nijmeegse ziekenhuizen is de huidige procedure afname praktijkexamens niet werkbaar. Zij hebben verzocht de procedure op 2 punten aan te passen, te weten aanpassing van de criteria voor het geven van de GO en aanpassing van de duur van de praktijkexamens
Beknopte beschrijving te nemen besluit Het voorstel betreft een aanpassing van de notitie toetsing en examinering m.b.t. uitgangspunt 8 (criteria voor het geven van de GO) en uitgangspunt 10 (duur van het praktijkexamen). De voorgestelde aanpassingen voldoen aan de eisen van het Handboek Examinering van ROC Nijmegen. De aanpassingen betreffen: Uitgangspunt 8: ‐ De opdrachten bij de praktijkexamens hoeven niet afgerond te zijn op het moment van de “GO”, deze kunnen afgerond worden tijdens de beoordelingsperiode Uitgangspunt 10: ‐ De periode van beoordeling is flexibel en wordt afgesproken tijdens een voortgangsgesprek
Uitgangspunten Toetsing en Examinering versie november 2012
13