Organisatie en verantwoording van examinering en EVC de voordeur voor de klant, de achterdeur voor KCE
CINOP, ’s-Hertogenbosch Marja van den Dungen en Tijs Pijls, CINOP Stieneke Boerma, Noorderpoort College
Colofon Titel:
Organisatie en verantwoording van examinering en EVC : de voordeur voor de klant, de achterdeur voor KCE
Tekstredactie: Ontwerp omslag: Opmaak binnenwerk: Opmaak: Uitgave:
Marja van den Dungen, Tijs Pijls (CINOP) en Stieneke Boerma (Noorderpoort College) Petra Schulte Theo van Leeuwen BNO Evert van de Biezen Grafisch bedrijf De Lekstroom B.V. CINOP, ’s-Hertogenbosch November 2003
© CINOP 2003 Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, op welke andere wijze dan ook, zonder vooraf schriftelijke toestemming van de uitgever. ISBN 90-5003-412-8
Centrum voor innovatie van opleidingen Postbus 1585 5200 BP ’s-Hertogenbosch Telefoon: 073-6800800 Fax: 073-6123425 www.cinop.nl
www.noorderpoort.nl
EvdB-03103/080625
Auteurs:
Voorwoord Voor u ligt een boekje over de organisatie en verantwoording van examinering en EVC (erkennen van verworven competenties). Het is het resultaat van een samenwerkingsproject van acht ROC’s en CINOP. De financiering van het project is te danken aan de stimuleringsregeling verbetering examenpraktijk, eerste tranche KCE (KwaliteitsCentrum Examinering). De aanvraag is een initiatief van het platform EVC, waarvan de acht deelnemende ROC’s lid zijn. Kwaliteit en verankering zijn belangrijke thema’s voor het platform EVC. Een van de kwaliteitsaspecten van EVC is, dat het moet voldoen aan de wettelijke eisen voor examinering, zoals de nieuwe standaarden van het KCE. Het motto van het project was dan ook: EVC moet KCE-proof worden! Het is evident dat de reguliere examineringspraktijk hierop moet anticiperen, maar voor de praktijk van EVC is dat nog niet altijd even duidelijk. Dat heeft ook te maken met de ontstaansgeschiedenis van EVC. EVC komt niet voort uit vernieuwing van de examenpraktijk, maar vanuit erkenning van de waarde van praktijkleren, loopbaanontwikkeling, leven lang leren en de vraag van branches en bedrijven naar maatwerk. EVC is tot ontwikkeling gekomen vanuit innovatieve beleidsagenda’s, nieuwe vormen van samenwerking tussen onderwijs-bedrijfsleven en de vraag van nieuwe doelgroepen zoals werkenden, werkzoekenden, anderstaligen en vrijwilligers. Onder invloed van het competentiedenken, groeien examinering en EVC meer naar elkaar toe. De verantwoording is gelijk: KCE, dekking van inhoud en niveau van kwalificatie-eisen. De organisatie is echter sterk verschillend. Examinering is het sluitstuk van opleidingen; de deelnemers zijn al in huis. EVC opereert naar buiten op basis van samenwerking met het werkveld, vraag van bedrijfsleven, bemiddelaars en verwijzers. EVC vraagt om een markt- en klantgerichte benadering. Daarin moet men geen last hebben van een inspectie of KCE. Dat is een verantwoordelijkheid van de school en moet in de backoffice geregeld worden. Voor toegankelijkheid en transparantie van EVC is een goede frontoffice nodig. Dat speelt niet bij examinering. Vandaar de subtitel: de voordeur voor de klant, de achterdeur voor KCE. organisatie en verantwoording van examinering en evc
Met KCE zijn we in discussie geweest over EVC. We hebben gewezen op de noodzaak van het gebruik van andere terminologie (KCE-standaarden zijn erg toetstechnisch; EVC hanteert nieuwe begrippen en rollen). We hebben steun gevonden voor het beoordelen van de kwaliteit van het gehele proces van EVC, van voorlichting tot en met persoonlijk ontwikkelplan. Er is door KCE een proefaudit uitgevoerd op de EVC-praktijk van een van de deelnemende ROC’s. We hebben deze ter lering opgenomen in de bijlagen. Het project is in nauwe wisselwerking met de praktijk uitgevoerd: kijken hoe de kwaliteit van examinering en EVC intern is geregeld, wat is formeel gerealiseerd, wat moet nog, hoe gaan de instellingen in de eigen EVC-praktijk voldoen aan de KCE-standaarden? We hebben tussen- en eindresultaten ook besproken buiten de projectgroep in het platform EVC (28 leden, waaronder 24 BVE-instellingen). Organisatie en verantwoording van examinering en EVC bevat informatie over beleidsontwikkelingen rondom examinering en EVC, een verkenning van de verschillen en overeenkomsten tussen beide. Het bevat handreikingen om EVC KCE-proof te maken, het geeft modellen voor afstemming tussen examinering en EVC in de backoffice en modellen voor organisatie en bemensing van EVC in de frontoffice. Informatie, uitwisseling en discussie in het project hebben de deelnemende instellingen bewuster gemaakt van de noodzaak om te blijven werken aan kwaliteit van EVC. Duidelijk is ook geworden dat er nog veel te doen is. Wij hopen dat de beschrijving van onze bevindingen ook anderen op weg zal helpen om deze stap naar kwaliteit te maken. Met dank aan de leden van de projectgroep voor hun constructieve bijdrage en samenwerking! We zijn een heel eind gekomen met samen leren en ontwikkelen. Marja van den Dungen, Tijs Pijls en Stieneke Boerma
Inhoudsopgave 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 2 2.1 2.2 3 3.1 3.2 3.3 4 4.1 4.2 4.3 4.4 5 5.1 5.2 5.3 5.4
Inleiding
1
Initiatief en doelen
1
Fasering en looptijd
2
Werkwijze
3
Activiteiten/opbrengsten Leeswijzer
4
4
Verkenning thema en uitgangspunten
7
Overeenkomsten en verschillen examinering/EVC Kader en uitgangspunten
7
10
Examinering en EVC vanuit landelijke beleidskaders Examinering en EVC in gemeenschappelijk perspectief Rode draad
13
14
Overzicht landelijke beleidsontwikkelingen ROC-beleid
16
23
Afstemming examinering en EVC
23
EVC komt op in strategisch beleid
25
Van strategisch beleid naar implementatie
27
Modellen voor afstemming examinering-EVC (backoffice) Organisatiemodellen voor examinering en EVC Inleiding
33
Van projecten naar organisatie van EVC Positionering en organisatiemodellen Financiering
13
38
organisatie en verantwoording van examinering en evc
33 35
29 33
6 6.1 6.2
Bemensing en deskundigheid van backoffice en frontoffice Inleiding
Rollen en taken in de back- en frontoffice
6.3 6.4
Nieuwe rollen en taken in EVC
7 7.1 7.2 7.3
Kwaliteitszorg
8 8.1 8.2 8.3
1 2 3
42
45
Rollen en deskundigheden examinering en EVC
Inleiding KCE
48
53
53
Kwaliteitseisen examinering = kwaliteitseisen EVC
54
57
Implementatie
61
Werkwijze project
61
Overdracht naar andere actoren Evaluatie opbrengsten
Literatuurlijst Bijlagen
41
61
63
65
Checklist invoering en organisatie van examinering en EVC Checklist invoering KCE-standaarden voor EVC Verslag audit EVC
77
organisatie en verantwoording van examinering en evc
73
69
41
1 1
Het platform EVC is
een samenwerkingsverband van BVE-instellingen (28 leden) onder voorzitterschap van CINOP. Doel is
Inleiding Initiatief en doelen
1.1
In het kader van de Regeling stimulans verbetering en vernieuwing van de examenpraktijk in het beroepsonderwijs is vanuit het platform EVC1 het initiatief genomen voor de aanvraag van een project Examinering en EVC. Eind 2001 is het project integraal toegekend. Het project is een samenwerkingsverband van acht ROC’s en CINOP. Doel is om modellen voor de organisatie en bekostiging van examinering en EVC (erkennen van verworven competenties) uit te werken en de daarbij benodigde deskundigheid in kaart te brengen. Implementatie is onderdeel van het project. Dat wil zeggen: inzichten overdragen en haalbaarheid verkennen om examinering en EVC duidelijker neer te zetten in aanbod en organisatie van de deelnemende ROC’s.
bijdragen aan kwaliteit en verankering van EVC.
S AMENSTELLING
PROJECTGROEP
E XAMINERING
EN
EVC:
Noorderpoortcollege
Stieneke Boerma (projectleider), Jan Lanting
Albeda College
Henrieke van Veenendaal
Alfa College
John Geurts, Michaela Zwaan
Horizon College
Maartje Braak
ROC A12
Hilda Doolaard-van Baren
ROC Aventus
Rob Urbach, Bernadet Schutten, Caroline v.d. Knoop
ROC Nijmegen
Peter Rutten
ROC da Vinci
Ria Kuik
CINOP
Marja van den Dungen en Tijs Pijls (ondersteuning, beschrijving opbrengsten)
organisatie en verantwoording van examinering en evc
1
1.2
2
Fasering en looptijd
Na de projectvoorbereiding in december 2001, is het project in januari 2002 officieel van start gegaan. De eerste helft van 2002 is gebruikt voor oriëntatie, de periode zomer-eind 2002 heeft in het kader van ontwikkeling gestaan. In de periode tot juni 2003 heeft het accent gelegen op een beschrijving van de opbrengsten, overdracht en implementatie. In de oriëntatiefase lag de nadruk op de inventarisatie van de huidige EVC- en examenpraktijk op de betrokken ROC’s, het opsporen van overeenkomsten en verschillen en het signaleren van knelpunten. Bestaande en toekomstige beleidskaders werden geïnventariseerd. Er werd gezocht naar een kader; uiteindelijk is dat gevonden in het concept van ‘flexible colleges’ (zie hoofdstuk 2). Dit concept geeft een beeld van de samenhang van diensten in een flexibele instelling. Examinering en EVC kunnen er goed in gepositioneerd worden. Duidelijk wordt ook, dat examinering en EVC verschillende procesgangen kennen. Het concept sluit goed aan bij uitgangspunten in het project: transparantie, toegankelijkheid voor verschillende doelgroepen en leerwegonafhankelijkheid (geen koppelverkoop). Er is een analyse gemaakt van de situatie op de verschillende ROC’s: een quick scan van bestaande organisatievormen voor examinering en EVC en inventarisatie van handboeken examinering en van doelgroepen. Vrijwel alle instellingen in het project kiezen voor het ontwikkelen van examinering en EVC vanuit een centraal kader (handboek en formats) en decentrale uitwerking in de units. Deze werkwijze biedt meer garantie voor ontwikkeling van consistent en samenhangend beleid en sluit beter aan bij het hanteren van een kwaliteitscyclus. De organisatie van de examinering (uitvoering) wordt doorgaans gekoppeld aan de units zelf en is direct gerelateerd aan de opleidingen. De organisatie van EVC is verschillend, hetgeen sterk te maken heeft met de positionering en bekostiging van EVC. Met name ten aanzien van doelgroepen zijn er grote verschillen tussen examinering en EVC. Op ROC’s is EVC meestal nadrukkelijk gekoppeld aan het behalen van een diploma uit de kwalificatiestructuur beroepsonderwijs, KSB (zie hoofdstuk 5 en 6). Dat heeft consequenties en maakt een directe verbinding met de KCE-standaarden noodzakelijk. Op basis van de analyse zijn verschillende modellen voor de afstemming tussen EVC en examinering beschreven. We hebben daarbij eerst gekeken naar de interne processen zoals kwaliteitszorg en verantwoording. Vervolgens hebben we verkend hoe die werkprocessen dan zouden kunnen worden georganiseerd voor de deelnemer. Hoe ziet EVC er uit als het wel of niet wordt gekoppeld aan opleiden en welke consequenties
heeft dat voor het gebruikt instrumentarium en de benodigde expertise? De ontwikkeling en invoering van de KCE-standaarden en de consequenties voor EVC werden nadrukkelijk betrokken bij de discussies. Uiteindelijk heeft dit geleid tot de ontwikkeling van een instrument Checklist invoering KCE-standaarden voor EVC. Deze publicatie is het sluitstuk van het project.
1.3
Werkwijze
Centraal in het ontwikkelproces stond de projectgroep. Deze bestond uit experts van de ROC’s en CINOP op het gebied van EVC en examinering. De groep kwam iedere vier of vijf weken bij elkaar voor een werkbijeenkomst, voorbereid door CINOP en de projectleider. In de werkbijeenkomsten werden de verschillende thema’s bediscussieerd en werden concept-producten besproken. Input werd geleverd door projectgroepleden, gebaseerd op de situatie in het eigen ROC. Tussentijdse resultaten werden teruggekoppeld naar de eigen achterban en er werden zoveel mogelijk concrete toepassingsmogelijkheden gezocht voor producten en resultaten. Deze werden natuurlijk besproken in en overgedragen naar het Platform EVC. Niet minder belangrijk gedurende het project was de constante wisselwerking tussen de vorderingen in het project en de ontwikkelingen binnen KCE (KwaliteitsCentrum Examinering). Gaandeweg ontstond binnen de projectgroep het gevoel dat de standaarden van KCE onvoldoende ruimte gaven om EVC-procedures goed te beoordelen. Uiteindelijk heeft dit geleid tot intensief overleg met KCE en een proefaudit voor een EVC-procedure bij een van de betrokken ROC’s. Verder werd zoveel mogelijk aangesloten bij andere landelijke ontwikkelingen, zoals de kwaliteitsmonitor examinering van de Cito-groep. Ook hier is gezocht naar mogelijkheden om bevindingen en resultaten uit het project te koppelen aan een reeds ontwikkeld product, waardoor de toepassingsmogelijkheid van dat instrument vergroot zou kunnen worden.
organisatie en verantwoording van examinering en evc
3
1.4
Activiteiten/opbrengsten
Uniek in dit project is de koppeling die is gelegd tussen EVC en examinering. Niet alleen qua thematiek, maar ook qua mensen. We hebben geconstateerd dat er veel is wat beide thema’s bindt, maar dat er ook veel situaties zijn waarin een gescheiden benadering noodzakelijk is. EVC heeft een andere ontstaansgeschiedenis, een andere procesgang en andere doelgroepen. Desalniettemin zijn er overeenkomsten in kaders en verantwoording, die afstemming noodzakelijk maken en bijdragen aan efficiëntie. De wijze waarop die afstemming vorm kan krijgen binnen de organisatie van een ROC, is een van de belangrijke opbrengsten van dit project.
4
De koppeling van EVC aan de standaarden van KCE is een logisch vervolg van het bovenstaande. Als er een gemeenschappelijk verantwoordingskader is, wat moet er dan gebeuren om daar aan te voldoen? Waar kan gebruik worden gemaakt van bestaande structuren binnen het ROC, waar moeten zaken worden ontwikkeld? In deze publicatie komen we tot een eerste aanzet voor ontwikkeling van een organisatiemodel ofwel een infrastructuur voor aanbod examinering/EVC, rollen, verantwoordelijkheden en financiering. Dit hoeft niet per se een fysieke infrastructuur te zijn (een EVCbureau). Het gaat om het uitwerken van strategisch en tactisch beleid in operationeel beleid, om uitwerking van EVC-diensten (wat, hoe, voor wie, door wie, waar enzovoort).
1.5
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 worden de verschillen en overeenkomsten tussen EVC en examinering beschreven. Tevens wordt het model van flexible colleges als kader voor het project toegelicht. In hoofdstuk 3 geven we een overzicht van de landelijke beleidsontwikkelingen die van invloed zijn op EVC en examinering. Hoofdstuk 4 gaat in op de positionering en organisatie van EVC en examinering binnen ROC’s (de backoffice). Wat moet er allemaal geregeld worden voor verantwoording en kwaliteitsborging? Wat moet worden afgestemd op centraal niveau, en wat decentraal? De uitkomsten van hoofdstuk 4 worden vertaald in organisatiemodellen voor examinering en EVC in hoofdstuk 5 (de frontoffice). De keuze voor een organisatiemodel is afhankelijk van de positionering van EVC in het ROC, wat wil je precies met EVC bereiken? In hoofdstuk 6 worden de organisatiemodellen voor EVC verder uitgewerkt naar bemensing, rollen, deskundigheid en verantwoordelijkheid. Vervolgens komt de kwaliteitszorg aan bod (hoofdstuk 7). ROC’s moeten de kwaliteit van EVC borgen. De KCE-standaarden spelen hierbij een voorname rol. Wat is de betekenis
van KCE voor EVC? In hoofdstuk 8 wordt beschreven op welke wijze is gewerkt aan de implementatie van het project binnen de betrokken ROC’s. In de bijlagen zijn verschillende instrumenten opgenomen: • een checklist invoering en organisatie van examinering en EVC om te verkennen in welke fase van invoering de instelling zich bevindt met indicatoren voor resultaten; • een checklist invoering KCE-standaarden voor EVC, waarmee instellingen kunnen onderzoeken in hoeverre de huidige EVC-praktijk voldoet aan de KCE-standaarden en waar nog actie moet worden ondernomen.
5
organisatie en verantwoording van examinering en evc
6
2
Verkenning thema en uitgangspunten 2.1
Overeenkomsten en verschillen examinering/EVC
Voor een idee over de mogelijkheden voor afstemming van examinering en EVC en ontwikkeling van organisatiemodellen, is het van belang om rekening te houden met overeenkomsten en verschillen tussen beide. Deze kunnen heel bepalend zijn voor aanbod, financiering en organisatie. EVC is in de opvatting van KCE een vorm van examinering, maar is in de opvatting van de projectgroep ook meer dan dat. Het heeft een andere ontstaansgeschiedenis. Het is anders wat betreft procesgang, doelgroepen, organisatie en financiering. EVC is ontwikkeld vanuit het besef, dat mensen na(ast) het formeel onderwijs op allerlei manieren competenties ontwikkelen: in betaald werk, vrijwilligerswerk, maatschappelijke participatie, hobby’s en cursussen. Wanneer deze competenties gelijkwaardig zijn aan formele kwalificatie-eisen zou dat moeten kunnen leiden tot toekenning van vrijstellingen, certificaten of diploma’s en verkorting van opleidingsduur. EVC staat voor een zorgvuldige beoordelingsprocedure, waarin vergelijking plaatsvindt van individuele competenties met formele kwalificaties (eindtermendocumenten). Een voorwaarde is, dat er wettelijk (of op sector- of brancheniveau) vastgestelde standaarden zijn voor vergelijking van competenties zoals bijvoorbeeld de kwalificatiestructuur beroepsonderwijs en educatie, vastgesteld en geregeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs in 1996. V ERSCHILLEN S LUITSTUK
TUSSEN
EVC
EN EXAMINERING
VERSUS START
Examinering is sluitstuk van opleidingen (summatieve beoordeling) en is als zodanig gekoppeld aan de ontwikkeling van de opleidingen. EVC is vaak het begin van een eventuele opleiding-op-maat. Eerst vindt het assessment plaats: waarderen en erkennen van competenties die iemand al heeft. Vervolgens wordt een persoonlijk ontwikkelplan opgesteld om aan te vullen wat iemand verder nog kan of wil leren. Examinering is organisatie en verantwoording van examinering en evc
7
vaststellend, EVC is meer ontwikkelingsgericht. EVC kan ook op zich staan: er zijn voorbeelden bekend dat erkenning van verworven competenties leidt tot volledige diplomering. D OELGROEPEN
Voor examinering heeft het ROC de deelnemers al in huis: onderwijsdeelnemers, die de opleiding met een diploma willen afsluiten. Voor EVC komen de kandidaten meestal van buiten: werkenden, werkzoekenden, herintreders, inburgeraars, reïntegratiekandidaten en vrijwilligers. I NTEGRAAL
ONDERDEEL VERSUS APART AANBOD
Examinering is integraal onderdeel van het opleiden. EVC kan op verschillende manieren aangeboden worden: geïntegreerd in een flexibel opleidingstraject, als apart aanbod voor mensen binnen en buiten het ROC, als onderdeel van P&O-beleid in het kader van employability en loopbaanbeleid. Om mensen van buiten de instelling te interesseren voor EVC, moet het aanbod toegankelijk zijn (bekend, betaalbaar, laagdrempelig) en transparant (wie, wat, waar, hoe, voorwaarden).
8
L EERWEGAFHANKELIJK
VERSUS LEERWEGONAFHANKELIJK
Examinering is leerwegafhankelijk, de beoordeling is doorgaans sterker gefragmenteerd (vaardigheden, kennis en inzicht), de beoordeling betreft vaker een momentopname en er zijn beperkte beoordelingsmomenten. EVC is leerwegonafhankelijk, gaat meer uit van integrale beoordeling van competenties (productbeoordeling en proces en resultaat van werken). Er wordt gekeken naar alle relevante ervaringen en bewijzen van bekwaamheid en idealiter is flexibele beoordeling mogelijk. De meeste verschillen zijn eigen aan de verschillende achtergronden en doelen van EVC en examinering. De verschillen worden gelukkig steeds kleiner. Ook examinering moet meer leerwegonafhankelijk worden. Conceptueel groeien examinering en EVC naar elkaar toe onder invloed van het competentiedenken. Portfolio en assessment – methoden voor beoordeling bekend uit EVC – doen ook hun intrede in de formatieve en summatieve beoordeling van opleidingsresultaten. Voor examinering wordt een steeds groter belang gehecht aan beoordelen in de authentieke praktijksituatie en/of inzet van proeven van bekwaamheid, zoals ook in EVC gebruikelijk is.
O VEREENKOMSTEN K ADERS :
EN SAMENHANG
WETTELIJKE EISEN , KWALIFICATIESTANDAARD
EVC en examinering moeten beide dekking geven aan inhoud en niveau van de eindtermendocumenten. Voor beoordeling van competenties van ervaren beroepsbeoefenaren voldoen de huidige eindtermendocumenten echter niet altijd. Soms zijn ze te onderwijsgeoriënteerd, te gedetailleerd, te veel gericht op beoordeling van kennis sec in plaats van op toepassing van kennis en integrale beoordeling van vaardigheden. Voor examinering en EVC geldt dat er nieuwe kwalificatiestandaarden komen. De aanzet hiertoe is gegeven door ACOA met Een wending naar kerncompetenties en heeft een vervolg gekregen in de uitwerking van een nieuwe competentiegerichte kwalificatiestructuur en daarbij passende leer- en beoordelingsvormen. Deze vernieuwing gaat gepaard met een grotere aandacht voor praktijkgericht leren, leren in een krachtige leeromgeving en het beoordelen van handelen in authentieke praktijksituaties. D OELEN
Zowel examinering als EVC geven civiel of formeel effect aan bekwaamheid in de vorm van erkende certificaten of diploma’s (voorzover kwalificering het doel is van EVC. Er zijn echter ook andere sferen van toepassing van EVC denkbaar zoals loopbaanontwikkeling en employability). K WALITEITSZORG
Voor beide geldt, dat er toenemende aandacht is voor kwaliteitszorg. Dit is ingegeven door steeds terugkerende kritiek van de onderwijsinspectie op de kwaliteit van de examens in het beroepsonderwijs en door de behoefte om het maatschappelijke vertrouwen in die kwaliteit te versterken. Instellingen zijn zelf verantwoordelijk voor hun kwaliteit en dus voor het structureren van kwaliteitszorgprocessen rond examinering en EVC. V ERANTWOORDING ( EXTERNE
LEGITIMERING ,
KCE,
INSPECTIE )
Voor examinering en EVC geldt, dat er één lijn van verantwoording is via het inspectietoezicht (middels de WOT, Wet op het onderwijstoezicht) en KCE (KwaliteitsCentrum Examinering). Het doel van KCE is om de kwaliteit van de examinering te bevorderen, onder andere door de kwaliteitsstandaarden voor examinering vast te stellen en te onderhouden. In het businessplan KCE is uitdrukkelijk gesteld dat alle criteria waaraan examinering moet voldoen ook betrekking hebben op EVC. Dat betekent dat ook EVC moet voldoen aan alle eisen en standaarden die gelden voor deugdelijk en zorgvuldig organisatie en verantwoording van examinering en evc
9
examineren. EVC moet dus worden beschreven in het onderwijs- en examenreglement (OER) en de examencommissie is ook verantwoordelijk voor het vaststellen van procedures en resultaten van EVC. Dit gemeenschappelijke referentiekader is van belang, omdat de gelijkwaardigheid van certificaten en diploma’s voorop staat.
2.2
Kader en uitgangspunten
Zoals eerder aangegeven is een bruikbaar kader voor het project het model van ‘flexible colleges’. Schema 1 geeft een overzicht van de verschillende diensten binnen een flexibele instelling en hoe deze onderling samenhangen. EVC en examinering kunnen er goed in gepositioneerd worden, evenals als de in hoofdstuk 6 beschreven frontoffice (grijze cirkel) en backoffice (zwarte cirkel). Het voordeel van het model is dat het de procesgang van deelnemers duidelijk kan maken. Dat is handig voor de ontwikkeling van organisatiemodellen.
10 Het flexibele ROC intake + diagnostisch assessment
marketing
drempelverlagende diensten
activering
begeleiding
flexibel leren
i
/e
er
te t
so
ali
nee
Kw
l
kwalificerend assessment/ EVC
Schema 1: Model flexible college
ffe
cti
vite
it / effici
ëntie / MIS
Midde
o acc len /
m
a od
tie
/p
De routing van reguliere onderwijsdeelnemers is doorgaans als volgt: toeleiding intake (en diagnostisch assessment) opleiding afsluiting met examinering (lijn 1, gestippeld). Voor EVC-kandidaten (werkenden, werkzoekenden, herintreders, inburgeraars en vrijwilligers) is een andere routing wenselijk. Men start met een EVC-procedure (kwalificerend assessment voor toekenning van certificaten of diploma’s, een vorm van examinering voor extraneus kandidaten) en afhankelijk van wensen en mogelijkheden volgt daarna een opleiding-op-maat. De routing is dan: toeleiding intake assessment/ examinering (kwalificering) eventueel opleiding (lijn 2, ononderbroken). Het verschil in doelgroepen en routing maakt dat voor examinering en EVC verschillende organisatieprocessen nodig zijn. Zie voor een nadere uitwerking van dit model in relatie tot invoering van EVC ook het artikel Deuren open voor competentiebeoordeling! Onafhankelijke assessmentcentra binnen het bekostigd onderwijs (Van den Dungen en Pijls, 2000). Dit model voor een flexibele instelling sluit ook goed aan op de uitgangspunten, die we in algemene zin nastreven voor invoering van EVC: toegankelijkheid, transparantie en kwaliteit van EVC-diensten. Kwaliteit betekent onder meer, dat voor het realiseren van civiel effect en gelijkwaardigheid van certificaten en diploma’s afstemming vereist is van EVC op de (wettelijke) eisen voor examinering. Kwaliteit betekent ook, dat de loopbaan en ontwikkelingsmogelijkheden en -wensen van de deelnemer in dit proces centraal staan en niet het standaardaanbod (van aanbodgerichtheid naar vraagsturing!). S AMENVATTEND
Hoofdstuk 2 geeft aan dat er duidelijke overeenkomsten en verschillen zijn tussen EVC en examinering. De verschillen hebben gevolgen voor de routing van de deelnemers binnen het ROC. Voor EVC is een flexibele routing noodzakelijk. EVC vereist een flexibele organisatie.
organisatie en verantwoording van examinering en evc
11
12
3 2
Steeds als we het
hebben over ROC-beleid
Examinering en EVC vanuit landelijke beleidskaders 3.1
Examinering en EVC in gemeenschappelijk perspectief
Belangrijke impulsen voor ontwikkeling van examinering en EVC komen tot stand in wisselwerking tussen beleid en praktijk, tussen top-down voorstellen en bottom-up initiatieven. Examinering is verankerd in beleidskaders, wetten en regels. Deze bevinden zich in een vernieuwingsproces. EVC wordt beschouwd als een vorm van examinering en is daarmee onderhevig aan dezelfde oude en nieuwe eisen. Maar EVC is ook meer en anders dan examinering. Examens zijn een sluitstuk van opleidingen. EVC is een start van een loopbaanontwikkelingsproces. EVC is meer proces- en individugericht. EVC komt niet voort uit vernieuwing van examinering, maar uit erkenning van werkplekleren en praktijkleren als bron voor competentieontwikkeling. EVC is niet gestart met regels, maar met pionieren: conceptuele ontwikkeling, modelontwikkeling, pilots en implementatie. EVC is meer EZ-gerelateerd, examinering is meer OCW-gerelateerd. Door allerlei innovaties in het onderwijsstelsel groeien examinering en EVC naar elkaar toe. Ook examens moeten geen slot meer zijn, maar sleutel tot de toekomst (parafrase op titel van artikel van Ans Grotendorst: Examens: geen slot, maar sleutel) Opleiden en examineren moeten ten dienste staan van de loopbaan van de deelnemer. In dit hoofdstuk geven we de rode draad van landelijk beleid, dat van invloed is op deze ontwikkelingen (later zullen we laten zien hoe dit zich vertaalt in ROC-beleid2 ). Landelijk beleid – zo blijkt uit onderzoek – is een meer dominante factor voor instellingsbeleid dan regionale invloeden.
bedoelen we het beleid van de acht ROC’s uit het project.
organisatie en verantwoording van examinering en evc
13
3.2
Rode draad
Rode draad in het landelijk beleid is ‘een leven lang leren’ (LLL) en ‘de loopbaan van het individu’ centraal. Dit denken wordt gestimuleerd door departementen (OCW, EZ), adviesraden (SER, onderwijsraad) en kabinet. Dit beleid heeft zijn uitwerking op de doelstellingen, inrichting en kwaliteit van het beroepsonderwijs. Er is uiteraard een sterke wisselwerking tussen de economisch- en onderwijsgerelateerde beleidsontwikkelingen, maar voor de helderheid geven we eerst een schets van de ontwikkelingen rondom EVC in brede zin en daarna van de ontwikkelingen in het beroepsonderwijs respectievelijk examinering. EVC
14
EVC is voor het eerst formeel onder de aandacht van landelijk beleid door het rapport van de Commissie Wijnen (1994) over de erkenning van verworven kwalificaties. In haar verkenning naar mogelijkheden om te komen tot een stelsel voor erkenning van nietformeel behaalde of niet-vastgestelde kwalificaties van individuen, bepleit de commissie om de kwalificatiestructuur van het middelbaar beroepsonderwijs als beoordelingsstandaard te gebruiken. Het toenmalige kabinet sloot zich hierbij aan en concludeerde dat de wijze van examinering meer leerwegonafhankelijk moet zijn. Na het rapport van Wijnen is het op beleidsmatig niveau een tijdje stil geweest rondom EVC. Wel startten er in de praktijk allerlei EVC-pilots en -projecten. Pas met de instelling van een brede werkgroep EVC door EZ is EVC jaren later beleidsmatig weer op de kaart gezet. Dit heeft geleid tot de nota De Fles is half vol (2000), een brede visie op benutting van EVC. EVC wordt gezien als bruikbaar instrument voor ‘een leven lang leren’ en employability. Kennisverwerving wordt minder gezien als doel op zich. Competentieontwikkeling is het devies. EVC vergroot de (maatschappelijk relevante) inzetbaarheid van mensen. EVC draagt bij aan het ontwikkelingsproces op weg naar blijvende inzetbaarheid en een leven lang leren. Op 22 januari 2001 heeft de minister van EZ vervolgens het startschot gegeven voor een Kenniscentrum EVC. Het Kenniscentrum heeft de opdracht om toepassing van de EVC-systematiek bij branches en sectoren te bevorderen en trends en ontwikkelingen te signaleren. Het Kenniscentrum wordt in haar werk gesteund door enkele actuele nota’s. Met name het SER-advies Het nieuwe leren stimuleert de invoering van EVC in het kader van een leven lang leren. EVC vormt het cement in de opbouw van het individuele competentieprofiel, waarop verdere scholing en ontwikkeling zich kunnen baseren. Tegelijkertijd
concludeert de SER, dat EVC nog maar weinig structureel wordt toegepast. Er zijn maatregelen noodzakelijk om EVC toegankelijker en transparanter te maken. In een kabinetsreactie op het SER-rapport wordt voorgesteld om een interdepartementaal platform voor een leven lang leren in te stellen. Een van de taken voor het platform is het opstellen van een werkplan om de versnelling van de implementatie en ontwikkeling van EVC (in relatie tot de competentiegerichte kwalificatiestructuur) te bewerkstelligen. B EROEPSONDERWIJS
EN EDUCATIE
In 1996 treedt de WEB, Wet educatie en beroepsonderwijs, in werking. EVC wordt daarin nog niet genoemd, maar enkele uitgangspunten van de WEB zijn interessant voor EVC als instrument in het kader van een leven lang leren: • iedere burger zou in het bezit moeten komen van een zogenoemde minimumstartkwalificatie. Deze ligt op het niveau van basisberoepsbeoefenaar,-ofwel-niveau 2 van de kwalificatiestructuur beroepsonderwijs. • de deelnemer staat centraal. Dat betekent dat de instellingen maatwerk-moeten leveren: voor jongeren zonder arbeidservaring, voor werkenden-en werkzoekenden. • instellingen leiden deelnemers op een zo efficiënt en effectief mogelijke-manier naar het einddiploma. • de onderwijstrajecten leiden tot een zo hoog mogelijk intern en extern rendement. Herkennen en erkennen van competenties (EVC) zijn instrumenten om de beginsituatie van deelnemers te bepalen. Kennis van de beginsituatie staat aan de basis van het ontwikkelen van maatwerk. Dit sluit ook goed aan bij het uitgangspunt, dat instellingen deelnemers op een zo efficiënt en effectief mogelijke manier opleiden naar het einddiploma. In Evaluatie WEB (Stuurgroep Evaluatie WEB, 2001) wordt geconstateerd dat EVC alleen op kleine schaal wordt uitgevoerd binnen ROC’s. Dit heeft onder andere te maken met het aanbodgericht werken van de ROC’s en de klassieke wijze van examineren. De WEB biedt veel meer mogelijkheden voor invoering van EVC en EVK, erkenning van verworven kwalificaties uit bijvoorbeeld pre-WEB-opleidingen en (inter)nationale diplomawaardering. Slechts 20 procent van de instellingen heeft een vrijstellingenbeleid ontwikkeld. Daar liggen aanknopingspunten. De ervaring leert dat EVC kan bijdragen aan professionalisering van het vrijstellingenbeleid. De WEB biedt mogelijkheden voor toelating en examinering van extraneuskandidaten. De financiering is op lumpsum basis. De instellingen kunnen dus ook middelen aanwenden voor ontwikkeling en uitvoering van EVC. Bovendien draagt diplomering op grond van EVC bij aan de outputfinanciering.
organisatie en verantwoording van examinering en evc
15
Nieuwe ontwikkelingen gericht op versterking van de kwalificatiestructuur bieden nieuwe kansen voor invoering van EVC: ontwikkeling van een competentiegerichte kwalificatiestructuur en daaraan gekoppeld het invoeren van een nieuwe, verbeterde examensystematiek. EVC wordt nadrukkelijk gezien als een vorm van examinering. Alom staat de loopbaan van de deelnemer centraal. Dit betekent een omslag van aanbodgericht curriculumdenken naar vraaggericht loopbaandenken. ROC’s willen zich omvormen tot loopbaancentra (Van Gils, 2003). Nieuwe vormen van examinering, zoals EVC moeten de sleutel vormen voor verdere ontwikkeling van de deelnemers.
“Een wettelijk recht op loopbaanadvies en scholing voor alle werknemers moet volgens de FNV carrièreperspectieven van laaggeschoolden verbeteren. Een van de aanbevelingen uit De economie in de versnelling; FNV-opvatting over het productiviteitsbeleg”
Bron: Metro, 21 juni 2003
16
3.3
Overzicht landelijke beleidsontwikkelingen
WEB 1996 Ministerie van OCW
Door schaalvergroting en samenbrengen van verschillende werksoorten realiseren van doelmatige trajecten naar kwalificering, aansluitend bij de wensen en mogelijkheden van een heterogene populatie.
De fles is half vol!, werkgroep EVC van EZ, februari 2000
Een brede visie op de benutting van EVC met een beschrijving van de EVC-systematiek en aanbevelingen voor het stimuleren van EVC. Aandachtspunten voor invoering zijn: civiel effect, toegankelijkheid en kwaliteitsborging. Totstandkoming nota door werkgroep EVC onder voorzitterschap van ministerie van EZ.
Inrichting Kenniscentrum EVC, januari 2001
Drie ministeries (EZ, OCW en SZW) brengen de middelen op voor het Kenniscentrum EVC. Doel is versnelling van de invoering van EVC; op mesoniveau stimuleren van de benutting van EVC aan aanbod- en vraagzijde. Voor meer informatie: www.kenniscentrumevc.nl In het kader van deze taakstelling is het uitermate belangrijk dat de kwaliteit van EVC-diensten uit oogpunt van het verwerven/handhaven van het
benodigde vertrouwen en de vereiste betrouwbaarheid buitengewoon hoog is. In De fles is half vol! is in 2000 reeds aangegeven dat deze kwaliteit alleen geboden kan worden als er sprake is van duidelijke verantwoordelijkheden, bevoegdheden en verantwoordingslijnen bij de uitvoering van EVCprocedures. Assessoren spelen daarbij een centrale rol. In lijn hiermee heeft het Kenniscentrum onderzoek gedaan naar nut en noodzaak van kwaliteitsborging in EVC. (Duvekot, Kaemingk en Pijls, 2003). Evaluatie WEB Stuurgroep Evaluatie WEB, juni 2001
De huidige examensystematiek biedt onvoldoende garantie voor validiteit en betrouwbaarheid. Er moet een controlefunctie komen op de kwaliteit van de examens om het civiel effect van diploma’s te waarborgen. Gedacht wordt aan een onafhankelijk certificeringsinstituut. Andere relevante punten: Er wordt door instellingen en examencommissies nog weinig gebruik gemaakt van vrijstellingsregelingen. Slechts 20 procent van de instellingen kent een vrijstellingsregeling op grond van vooropleiding; slechts 15 procent van de instellingen voert procedures uit gericht op erkennen van verworven competenties. De standaarden (eindtermen) zouden meer schoolonafhankelijk moeten zijn. Optimalisering van EVC kan bereikt worden door wederzijdse erkenning van deelkwalificaties door Kbb’s.
Doorstroomagenda Commissie Boekhoud, maart 2001
Het beroepsonderwijs is een volwaardig alternatief voor het algemeen vormend onderwijs. Dit betekent dat de loopbaan van de ‘werknemer van morgen’ als uitgangspunt wordt genomen en dat doorlopende leerlijnen centraal staan. Kerndoelen: • kwalificatiewinst halen, dat wil zeggen verbeterd intern rendement (meer diplomering, minder uitval; volgens akkoord Lissabon gaat het vooreerst om 30 procent minder uitval, in 2010 om 50 procent) en meer doorstroom naar vervolgopleidingen via weg vmbo-mbo-hbo • ontwikkelen aantrekkelijk beroepsonderwijs in samenwerking met bedrijfsleven (binden en boeien) • realiseren ononderbroken loopbaan binnen het beroepsonderwijs door verbeteren aansluiting tussen alle sectoren, verbeteren schakels en aandacht voor loopbaanoriëntatie
Onderwijsbegroting 2002
ROC’s moeten businessplannen ontwikkelen voor EVC. Onderzocht moet worden of en hoe het Kenniscentrum EVC daarbij steun kan verlenen.
Hoofdlijnenbrief 20032004, maart 2002
Algemeen beleidskader: de loopbaan van de deelnemer centraal. Thema kwaliteit hoog op de agenda met als doel positie deelnemer te versterken zowel door het onderwijs te verbeteren als door de beroepskolom te versterken.
organisatie en verantwoording van examinering en evc
17
Specifiek: Examinering is een essentieel kwaliteitskenmerk. De instelling is verantwoordelijk voor de examinering op alle onderdelen van de examenketen. De instelling dient ook zorg te dragen dat de uitvoeringswijze van de examinering goed aansluit op vernieuwingen in het onderwijs zoals uitvoering van EVC-procedures in het kader van een leven lang leren. De loopbaan van de deelnemer staat centraal. Dat betekent dat er een omslag gemaakt moet worden van aanbodgericht curriculumdenken naar vraaggericht loopbaandenken onder andere door ontwikkeling van een sterke beroepskolom, gericht op talenten ontwikkelen en competenties verwerven voor een leven lang leren. Dit vraagt om flexibele didactische, organisatorische en bestuurlijke processen en structuren. Hoofdlijnenbrief BVE 2004 en 2005 Koers BVE II (in voorbereiding, verschijnt waarschijnlijk januari 2004)
Evenals voorgaande jaren blijft het thema kwaliteit hoog op de agenda staan. Dit alles met als doel de positie en de loopbaan van de deelnemer te verbeteren, zowel door de kwaliteitsverbetering van het onderwijs als door versterking van de beroepskolom. De loopbaan van de deelnemer dient centraal te staan bij het onderwijs, zodat deze opgeleid wordt om een goede start te kunnen maken in geschoolde beroepen op de arbeidsmarkt en voor een verdere ontwikkeling in leer- en arbeidsloopbaan. Het zelfcorrigerend vermogen van de instellingen zal centraal komen te staan om te werken aan het optimaliseren van het onderwijsleerproces en leerresultaten. Examinering wordt gezien als een essentieel kwaliteitskenmerk. De ROC’s worden verantwoordelijk voor de examinering volgens de kwaliteitsstandaarden van het KCE. Toekomstige examens moeten inspelen op de omslag van eindtermen naar competenties. De rol van de deelnemers moet versterkt worden door het gebruik van portfolio’s en zelfassessment. Er moet onderscheid worden gemaakt tussen voorwaardelijke toetsing en examentoetsing. In het kader van een leven lang leren zal in toenemende mate een beroep gedaan worden op de uitvoering van EVC-procedures.
18
Businessplan KCE, februari 2002
Met ingang van 1 augustus 2003 wordt een nieuwe examensystematiek ingevoerd. Het Kwaliteitscentrum Examinering (KCE) stelt landelijke standaarden op voor de examinering; na de interne borg door de instellingen voert het KCE een externe borg uit. Voor meer informatie: www.kce.nl Doel KCE is het bevorderen van de kwaliteit van de examinering o.a. door: • vaststellen en onderhouden van de kwaliteitsstandaarden voor examinering. • criteria op te stellen voor toetsbaarheid eindtermen. Eindtermen zijn de formele basis voor de inrichting van het onderwijs en van het examineringsproces en de examens.
• leerwegonafhankelijk te toetsen en voor alle examens (schriftelijk, praktijk, EVC); examinering heeft eveneens betrekking op EVC; EVC wordt daarom verder niet apart genoemd. • externe borg van de kwaliteit van de examinering uit te voeren. Drie belangrijke verschillen ten opzichte van de bestaande examensystematiek: • de borging van de kwaliteit van de examinering is onafhankelijk van de inrichting en uitvoering van het beroepsonderwijs. • uniformering en transparantie van de borg door één instantie die de generieke en specifieke standaarden voor de kwaliteit vaststelt en interpreteert. • sanctionering van de kwaliteit van de examinering, waardoor het recht op examinering (door de minister) kan worden verspeeld. Naar een competentiegerichte kwalificatiestructuur voor het middelbaar beroepsonderwijs, Kadernotitie. Colo, mei 2002
Het mbo heeft ook vele mogelijkheden voor andere deelnemers (dan de groep die leerplichtig is en/of weer deelneemt aan het initieel onderwijs) bijvoorbeeld: • gerichte scholing en training van herintreders op de arbeidsmarkt; • kwalificeringstrajecten van zittende werknemers. Soms wordt een dergelijk traject gestart met EVC om vast te stellen welke competenties een deelnemer beheerst en welke onderdelen van een kwalificatie nog gevolgd moeten worden voor volledige diplomering. Certificaten voor deelkwalificaties kunnen in de toekomst in de vorm van leer- en werkervaring worden bijgeschreven op het portfolio van de kandidaat. Invoering van EVC kan leiden tot verkorting van leertijd voor het behalen van een beroepskwalificatie. Colo wil drie zaken realiseren met het ontwikkelingsplan kwalificatiestructuur: • grotere transparantie; • minder detaillering; • meer flexibiliteit.
SER-advies Het nieuwe leren: advies over een leven lang leren in de kenniseconomie, SER, 21 juni 2002 www.ser.nl
Het advies concentreert zich op de mogelijkheden van het stimuleren van een leven lang leren voor het (potentieel) werkzame deel van de beroepsbevolking. De aandacht voor dit onderwerp hangt samen met de doelstellingen die zijn afgesproken in Europees verband om ‘de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld te worden die in staat is tot duurzame economische groei met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang’. EVC wordt nadrukkelijk genoemd in het SER-advies. In het kader van een leven lang leren moet er meer aandacht worden besteed aan de effecten van informeel leren. EVC wordt onder andere genoemd als: • verbindend element voor het gebrek aan transparantie en samenhang van het bestaande scholingsaanbod; • middel om doelgroepen bij het proces van leven lang leren te betrekken;
organisatie en verantwoording van examinering en evc
19
• instrument om (niet-)werkenden te helpen aan een startkwalificatie. Geconstateerd wordt dat EVC nog maar weinig structureel wordt toegepast binnen ROC’s. DE SER constateert tal van knelpunten die erop wijzen dat de beleidsinspanning voor een leven lang leren onvoldoende is, te weinig effect heeft en te veel in goede voornemens blijft steken. De raad constateert knelpunten in de deelname, in het beleidsinstrumentarium, in de samenhang en kwaliteit van het aanbod en in de sturing, verantwoordelijkheidsverdeling en bekostiging. De raad dringt erop aan dat EVC nu snel operationeel moet worden gemaakt. Assessment als onderdeel van EVC vormt als het ware het cement in de opbouw van het individuele competentieprofiel, waarop voortgezette scholing zich kan baseren. EVC mag niet te smal worden opgevat. EVC is meer dan een start of toelatingsexamen voor een opleiding. EVC speelt een belangrijk rol om de nodige aanvullende scholing te bepalen voor het startkwalificatieniveau. De raad pleit ervoor om het scholingsbegrip te verbreden, zodat concrete ondersteunende activiteiten zoals EVC, loopbaanadvies en assessment eronder vallen en voor fiscale facilitering in aanmerking komen.
20
Advies Examinering in ontwikkeling Onderwijsraad, Den Haag, 2002 www.onderwijsraad.nl
Examens staan voortdurend in de belangstelling. In alle onderwijssectoren wordt nagedacht over nieuwe examenvormen in relatie tot recente opvattingen over leren en nieuwe ontwerpbenaderingen van leertrajecten. Bij de introductie van nieuwe examenvormen is een goede herdefiniëring van civiele effecten van groot belang. Op grond van deze ontwikkelingen formuleert de raad een ontwikkelingsperspectief voor examens waarin aandacht wordt gevraagd voor: • verankeren van het proces om tot nieuwe examenvormen te komen in de organisatie; • rol voor docenten en praktijkbegeleiders; • rol van examens in leertrajecten (waaronder EVC). Nieuwe examens kunnen niet los worden gezien van nieuwe opleidingsvormen. De relatie met de praktijk, maatwerk, de eigen verantwoordelijkheid van de student en de betrokkenheid van het beroepenveld zijn hierbij essentieel. Voor het middelbaar beroepsonderwijs betekent dit op korte termijn dat er gewerkt moet worden aan: • verschillende diploma’s BOL en BBL; • integratieve beoordeling school en praktijk; • heroverweging functies examens in relatie tot leerloopbaan. Op de lange termijn wordt gewerkt aan de ontwikkeling van het ‘portfoliodiploma’ in relatie tot de leerloopbaan.
Toezicht- en Waarderingskader + beslisregels BVE, WOTtraject inspectie van het onderwijs, Utrecht, december 2002.
Met ingang van 1 januari 2003 voert de inspectie van het onderwijs haar toezicht op de onderwijsinstellingen uit binnen het kader van de Wet op het onderwijstoezicht (WOT). De WOT gaat uit van het principe dat onderwijsinstellingen zelf verantwoordelijk zijn voor hun kwaliteit. Dat principe is voor de BVE-sector al sinds de WEB van toepassing. Nieuw in de WOT is dat het toezicht zal aanhaken bij de eigen kwaliteitszorg van de instelling en dat de inspectie haar toezicht daarbij proportioneel zal inrichten. ROC’s worden verplicht driejaarlijks een zelfevaluatie aan te leveren over de kwaliteit van het onderwijs. Deze zelfevaluatie is het eerste aangrijpingspunt voor de beoordeling door de inspectie. Op grond van de resultaten voert de inspectie een periodiek kwaliteitsonderzoek uit. Afhankelijk van de uitkomst van het onderzoek kan de inspectie ook nog een nader onderzoek naar de kwaliteitsverbetering uitvoeren. Het onderzoek vindt plaats op grond van het waarderingskader BVE. Het waarderingskader bestaat uit drie domeinen: a kwaliteitsborging en -verbetering; b onderwijs en leren; c opbrengsten. De borging van de examenkwaliteit (onderdeel van a) wordt namens de inspectie uitgevoerd door KCE.
Kabinetsreactie op het advies van de SER Het nieuwe leren : Advies over een leven lang leren in de kenniseconomie, januari 2003
Het kabinet heeft inmiddels met instemming gereageerd op het SER-advies. Het kabinet voelt zich door het advies gesteund in het voornemen om een effectieve strategie voor een leven lang leren vorm te geven. In haar reactie pleit het kabinet o.a. voor een transparante scholingsmarkt en EVC. Voor de ontwikkeling en operationalisatie van EVC kiest de overheid voor een bottom-up proces via het Kenniscentrum EVC en het Empowerment Center EVC. Kwaliteit van EVC is van groot belang en moet aansluiten bij de ontwikkeling van een competentiegerichte kwalificatiestructuur. Verder wil het kabinet EVC fiscaal aftrekbaar maken. Belangrijkste aanbeveling van het kabinet is het oprichten van een interdepartementaal platform voor een leven lang leren (LLL). Voor een effectieve strategie van een LLL is het noodzakelijk dat de uitwerking van een LLL-beleid plaatsvindt vanuit een complementaire verantwoordelijkheid van overheid, sociale partners en onderwijskoepels. Het platform dient o.a. te werken aan een werkplan om de implementatie en ontwikkeling van EVC te versnellen en het aantal mensen zonder startkwalificatie te verminderen.
organisatie en verantwoording van examinering en evc
21
S AMENVATTEND
We kunnen stellen dat de kansen voor EVC nog nooit zo groot zijn geweest. De ambities zijn er vanuit diverse partijen. Echter, er moeten nog de nodige hobbels genomen worden. ROC’s moeten van aanbodgericht werken overschakelen naar vraagsturing en zich duidelijk profileren in de markt. De overheid moet een leven lang leren stimuleren door budgetten doelmatig in te zetten. De ontwikkeling van een individuele leerrekening kan hierbij een belangrijke rol spelen.
22
4
ROC-beleid 4.1
Afstemming examinering en EVC
In het onderhavige project gaat het niet om de afstemming van methoden voor beoordeling en verantwoording. Wat dat betreft groeien examinering en EVC naar elkaar toe, hebben we geconstateerd. Het gaat om de positionering en organisatie van examinering en EVC binnen de ROC’s. Vraagstukken die beantwoord moeten worden, zijn: G EMEENSCHAPPELIJK - APART
Wat moet je gemeenschappelijk regelen voor examinering en EVC, zoals bijvoorbeeld een handboek examinering, een onderwijs- en examenreglement, de instelling van een examencommissie, externe kwaliteitsborging? Wat moet je apart regelen zoals de informatie en voorlichting over EVC naar buiten, de samenwerking met bedrijven en verwijzers? C ENTRAAL - DECENTRAAL
Wat moet je centraal regelen en wat decentraal? Bijvoorbeeld een kader of format voor handboek examinering/EVC centraal en uitwerking per unit decentraal? Uitgangspunten en model voor EVC centraal, ontwikkeling procedures decentraal in de units of sectoren? P OSITIONERING
Waar moeten examinering en EVC ondergebracht worden? Examinering koppelen aan de opleidingen, aan een apart expertisecentrum examinering ofwel centraal examenbureau? EVC koppelen aan cursistenservicebureau (of mogelijk in de toekomst loopbaanexpertisecentrum), aan de (contract)activiteiten van de units of aan de contractpoot van de instelling, omdat het gaat om andere doelgroepen en goede samenwerking met externe organisaties en bedrijfsleven? EVC goed neerzetten vergt accountmanagement en afstemming tussen backoffice en frontoffice.
organisatie en verantwoording van examinering en evc
23
T OEGANKELIJKHEID
EN TRANSPARANTIE
Toegankelijkheid en transparantie is voor examinering geen issue gezien de verwevenheid met de opleidingen. Voor EVC geldt wel de vraag: hoe realiseer je een toegankelijk en transparant aanbod? Toegankelijk betekent: bekend, betaalbaar en lage drempels. Transparant wil zeggen, dat men binnen de opleidingsinstelling de mogelijkheden kent en adequaat kan verwijzen (bijvoorbeeld van intake via cursistenservicebureau naar een EVCprocedure bij een van de units). Transparant wil ook zeggen, dat het helder is voor een werkgever, verwijzer of betrokkene hoe EVC in zijn werk gaat, wat de voorwaarden zijn, wat de eigen rol is, wat het kost, wat het oplevert, waar en bij wie je moet zijn. In het ideale geval is er een loket voor aanmelding, intake en verwijzing. K OSTENEFFICIËNTIE
Als examinering en EVC – gezien geconstateerde verschillen – in de praktijk gescheiden worden georganiseerd, wat kun je dan over en weer benutten omwille van kostenefficiëntie? We denken aan portfolio’s, proeven van bekwaamheid, inzet van deskundige beoordelaars, beoordelingsprotocollen, examencommissies en handboeken examens?
24
B ANDBREEDTE
WERKPROCESSEN EN KWALITEITSCYCLUS
Examinering en EVC onderscheiden zich met name ten aanzien van de bandbreedte van de werkprocessen; deze heeft invloed op de kwaliteitscyclus. We verduidelijken dat aan de hand van de volgende ideaalstappen van een EVC-procedure (zie schema 2). Stap 4 en 5 komen in beide processen overeen. Zij betreffen de beoordeling en horen dus bij examinering. EVC omvat doorgaans stap 1 tot en met 6. Bij de stappen 1, 2, 3 en 6 gaat het vooral om begeleiding en ontwikkeling. Bij al deze stappen horen instrumenten en actoren die tezamen de kwaliteit van de procedure bepalen. Het is noodzakelijk dat er een helder draaiboek ligt, waaruit blijkt welke instrumenten bij welke stappen worden ingezet, wie welke rollen en taken vervullen in het EVC-proces. Vraag is of het zinvol is stap 4 en 5 (de beoordelende stappen) uit de procedure te lichten en onder de kwaliteitscyclus examinering te laten vallen. Als we stellen dat de overige stappen bij EVC voorwaardelijk zijn om tot een goede beoordeling te komen, dan moeten alle stappen EVC getoetst worden op kwaliteit.
EVC Kwaliteitscyclus EVC 1. Informatie en voorlichting 2. Intake en doel bepalen 3. Herkennen van competenties 4. Waarderen van competenties 5. Erkennen van competenties
Kwaliteitscyclus examinering
6. Persoonlijk ontwikkelplan - maatwerk opleiding - werkervaring - loopbaanadvies
Schema 2: Stappen van een EVC-procedure
4.2
EVC komt op in strategisch beleid
In de Wet educatie en beroepsonderwijs zijn wel allerlei eisen vastgelegd rondom de organisatie en uitvoering van de examinering; EVC is daarin echter niet vermeld. Ook in het Waarderingskader van de WOT is EVC niet als indicator opgenomen. Examinering staat sterk in de aandacht binnen de instellingen door de noodzaak van kwaliteitsverbetering en de komst van een nieuwe examensystematiek. Examinering is onderdeel van de reguliere taakstelling van de instellingen. Voor EVC geldt dat niet. EVC moet bij veel instellingen nog geïntegreerd worden in beleid, aanbod en organisatie en in de verantwoording van eisen rondom examinering. Wel zijn er verschillende beleidsdocumenten van betrokken Colleges van Bestuur, waaruit een visie op examinering en EVC is te destilleren en een toekomstperspectief voor ontwikkeling van EVC-beleid en invoering van EVC binnen de verschillende sectoren of units. Daarmee is strategisch beleid geformuleerd. F UNCTIES
VAN
EVC
Bij nadere analyse van de strategische beleidsplannen is te lezen, dat invoering van EVC niet alleen een functie kan vervullen voor het individu, maar ook voor versterking van een aantal functies van het ROC zelf. We hebben deze onderscheiden in een interne functie en externe functie. De volgende functies zijn genoemd (schema 3, pagina 26).
organisatie en verantwoording van examinering en evc
25
Interne functie
x
Samenwerking onderwijsbedrijfsleven Versterking werkend leren
x
x x
Marktgerichtheid (ook functie in kader bedrijfsspecifieke scholing en reïntegratie)
26
Externe functie
Klantgerichtheid
x
Maatwerk en flexibilisering opleidingen in verband met diversiteit
x
Streven naar geïntegreerde trajecten KSB-KSE, waarvan EVC integraal onderdeel uitmaakt
x
Tussentijdse instroom en zij-instroom (beroepskolom)
x
Instroom nieuwe doelgroepen
x
x
Loopbaanontwikkeling en leven lang leren
x
x
Onderwijsvisie
x
x
Schema 3: Functies EVC
Bij een enkel ROC wordt EVC overwegend ingezet voor de reguliere onderwijsdeelnemers (vrijstellingen en verkorting leerwegen). Bij de meeste ROC’s wordt EVC echter vooral ingezet om markt- en klantgerichtheid te versterken en instroom van nieuwe doelgroepen te realiseren: werkenden, ID’ers, WIW’ers, inburgeraars, werkzoekenden en mensen zonder startkwalificatie.
4.3
Van strategisch beleid naar implementatie
Bij verschillende instellingen is ook de stap ‘van strategisch beleid naar tactisch beleid’ gerealiseerd: er is een plan van aanpak voor implementatie. Integratie van EVC in de processen van de instellingen – aanbod en organisatie – is voor de meeste instellingen echter nog een hele stap: operationeel beleid moet nog vorm krijgen. EVC vindt vaak op projectmatige basis plaats en is nog niet ingebed in de staande organisatie. Hieronder geven we een voorbeeld van uitwerking van strategisch beleid van het CvB naar een plan van aanpak.
De werkgroep EVC van het Horizon College heeft een beleidsnotitie EVC opgesteld in opdracht van het managementteam. De werkgroep EVC is samengesteld uit leden van alle sectoren. De beleidsnotitie EVC (april 2002) bevat een plan van aanpak. Uitgangspunten voor financiering van EVC zijn, dat het gehele pakket kostendekkend moet zijn; de te onderscheiden onderdelen of diensten hoeven dat niet te zijn (informatie, herkennen, waarderen, erkennen en ontwikkelen/scholing). Het Horizon College kiest ervoor, dat EVC-procedures integraal onderdeel uitmaken van het opleidingenaanbod in de sectoren en nauw verbonden worden met de intake- en examenprocedures in de sector. De keuze voor een sectorale aanpak legt de afzonderlijke sectoren wel de verplichting op om een helder aanspreekpunt te regelen. Het Horizon College als geheel moet zorgen dat er eenheid van beleid is binnen bepaalde kaders en dat er effectief wordt samengewerkt. Punten voor gezamenlijke aanpak zijn: • Een standaard-EVC-procedure. • Een handboek EVC analoog aan het handboek examinering. • Uitwisseling ten behoeve van noodzakelijke uniformiteit. • Gezamenlijke deskundigheidsbevordering en informatie-uitwisseling. • In de startfase gezamenlijke beleidsontwikkeling. Iedere sector draagt zorg voor een aanspreekpunt EVC in de sector en levert een contactpersoon voor het Horizonbreed platform EVC. Het platform gaat werken aan onder andere de volgende producten: • Notitie kostenberekening EVC. • Informatiemateriaal voor sectoren. • Detailleren standaardprocedure EVC. • Handboek EVC-procedures. De sectoren gaan onder meer werken aan: • Plan van aanpak EVC in de sector. • Informatiepakket in de sector. • EVC-procedures.
organisatie en verantwoording van examinering en evc
27
Een belangrijke vraag is welke wijze van beleidsmatige afstemming voor examinering en EVC het meest recht doet aan de verschillen en overeenkomsten tussen beide, rekening houdend met de bestaande praktijk van de deelnemende instellingen in het project.
28
De instellingen binnen het project kiezen overwegend voor een combinatie van centraal beleid (kaders, uitgangspunten, format, handboek) en decentrale uitwerking van examinering en EVC. In dat model is er ook meestal sprake van een decentraal examenbureau. Aan de combinatie van centraal en decentraal kan goed een kwaliteitscyclus verbonden worden: centraal kaders, decentraal uitwerking, centraal toetsing van decentrale uitwerking aan centraal kader enzovoort. Als een centraal kader ontbreekt, leidt dat tot grote verschillen tussen sectoren en locaties wat betreft uitgangspunten, uitwerking en toepassing van EVC. We kunnen constateren dat de instellingen op weg zijn om strategisch beleid te vertalen in tactisch beleid en operationele uitwerking. Voor examinering is dit echter beter geregeld dan voor EVC. Integratie van EVC in de verantwoording van de examinering en kwaliteitszorg is nog een aandachtspunt, want nog niet overal gerealiseerd (opnemen EVC in handboeken examinering, in OER en in vrijstellingenbeleid). De voorkeur gaat dan ook uit naar een combinatie van centrale kaders en decentrale uitwerking.
4.4
Modellen voor afstemming examinering-EVC (backoffice)
De volgende modellen voor afstemming van examinering en EVC doen zich voor bij de verschillende ROC’s. Het gaat hier om modellen voor afstemming ten behoeve van kwaliteitszorg en verantwoording (te vergelijken met de backoffice van het ROC, een interne verantwoordelijkheid). Het zegt nog niet hoe het aanbod is georganiseerd (de frontoffice): de werkprocessen voor de deelnemer. Dat komt aan de orde in een volgend hoofdstuk.
Decentraal Uitwerking examinering en EVC, examenbureau Centraal Kaders, handboek, uitgangspunten, format examinering en EVC
Schema 4a: Integratiemodel
Centraal Kaders, handboek, uitgangspunten, format examinering
Decentraal Uitwerking examinering en examenbureau
29
Benutting verworvenheden vice versa: handboeken, portfolio’s, praktijkopdrachten, assessoren
Schema 4b: Uitwisselingsmodel
organisatie en verantwoording van examinering en evc
Centraal Beleidskaders, strategienotitie, EVC-methodiek/stappenplan EVC
Decentraal Uitwerking en ontwikkeling EVC
Centraal Strategisch beleid, één kader KCE, handboek examinering en EVC Decentraal Uitwerking examinering, handboek per unit/ sector Organisatie examenbureau Financiering gekoppeld aan opleiden
Decentraal Uitwerking EVC, businessplan, draaiboek Organisatie EVC-producten en diensten. Financiering divers, meestal contractactiviteit
Schema 4c: Toekomstmodel
30
Het toekomstmodel zien we als het meest ideale model voor afstemming van examinering en EVC. De praktijk van examinering anticipeert al op de invoering van de nieuwe examensystematiek (KCE). Zoals in landelijke kaders aangegeven, is EVC onderhevig aan dezelfde KCE-standaarden. Het is echter nog niet vanzelfsprekend dat ook EVC nu KCEproof wordt gemaakt. In het project hebben we de KCE-standaarden daarom bekeken op consequenties en aandachtspunten voor EVC. Dit heeft geleid tot ontwikkeling van een checklist waarmee instellingen kunnen analyseren in hoeverre EVC-procedures de toets van KCE kunnen doorstaan en wat er nog moet gebeuren om daar in de toekomst goed doorheen te komen (zie bijlage 2). De checklist is neergelegd bij de ROC’s uit het project en uit het platform EVC om intern voor dit doel te gebruiken. Daarnaast is de checklist vergeleken met de kwaliteitsmonitor examinering van de Cito-groep. Ook toen hebben we geconstateerd dat de noodzaak bestaat voor een aparte EVC-terminologie. Door EVC af te stemmen op KCE-standaarden wordt voldaan aan wettelijke eisen voor verantwoording van kwaliteit. Hierna (schema 5) hebben we het toekomstmodel voor de volledigheid nog eens geplaatst in de beleidscyclus van de instelling. Markt-, doelgroep- en financiële overwegingen rechtvaardigen echter een aparte organisatie van EVC (het gearceerde deel in het schema). Het organisatiemodel moet ingekaderd zijn in strategisch beleid (input) en kwaliteit (toetsing realisatie). In schema ziet dat er als volgt uit:
STRATEGISCH BELEID Strategisch beleid, kader KCE, kader Leven lang leren
TACTISCH
BELEID
Centraal Handboek examinering en EVC, OER, implementatieplan/plan van aanpak enz.
OPERATIONELE Decentraal Uitwerking examinering, handboek per unit Organisatie examenbureau Financiering gekoppeld aan opleiden
UITWERKING
Decentraal Uitwerking EVC, businessplan, draaiboek Organisatie EVC-producten en diensten Financiering divers, meestal contractactiviteit
KWALITEITSZORG Waardering, kwaliteitsverslag, toetsing KCE, IIT
Schema 5: Toekomstmodel in beleidscyclus
S AMENVATTEND
In dit hoofdstuk hebben we enkele modellen voor beleidsmatige afstemming van examinering en EVC beschreven in de backoffice. Het toekomstmodel (centrale kaders, decentrale uitwerking) biedt de meeste perspectieven voor een goede afstemming tussen EVC en examinering in de backoffice en biedt goede aanknopingspunten voor het doorlopen van de kwaliteitscyclus.
organisatie en verantwoording van examinering en evc
31
32
5
Organisatiemodellen voor examinering en EVC 5.1
Inleiding
Uit voorgaande hoofdstukken – met name hoofdstuk 2 – is al duidelijk geworden, dat examinering en EVC zekere overeenkomsten hebben, maar dat er grote verschillen bestaan in de organisatie van het aanbod. Kortweg komen die verschillen erop neer, dat examenkandidaten al in huis zijn (examen als sluitstuk van opleiding) en dat EVCkandidaten doorgaans van buiten komen. EVC wordt vaak met de vraagkant opgezet (bedrijfsleven, sociale partners, toeleidingsorganisaties). Dat vraagt om een ander relatienetwerk. Het vraagt ook om een loket waar informatie beschikbaar is over de mogelijkheden en voorwaarden. EVC is start van een loopbaanproces, opleiding is niet altijd aan de orde. Maatwerk is vaak wel een wenselijk vervolg. Nieuwe expertise op het gebied van assessment en loopbaanbegeleiding is vereist. Ook de financiering van EVC is niet even vanzelfsprekend als die van examinering. Deze kenmerken van EVC vragen om een naar buiten gerichte en ondernemingsgerichte organisatie. Hoe die organisatie eruit ziet, hangt sterk samen met de positionering van EVC in de ROC’s en met de vormgeving van het EVC-aanbod. In de praktijk doen zich allerlei varianten voor. In dit hoofdstuk werken we een aantal organisatiemodellen uit (frontoffice).
5.2
Van projecten naar organisatie van EVC
Hoe EVC in de praktijk wordt georganiseerd, is afhankelijk van verschillende factoren: • de ontstaansgeschiedenis; • positionering en verschijningsvormen. De organisatie van EVC hangt onder andere samen met de wijze van introductie in de instellingen. De eerste EVC-projecten (jaren negentig) waren gericht op specifieke kwalificaties: leidster kindercentra, bouw, metaal (zie Klarus, 1998). Het ging om organisatie en verantwoording van examinering en evc
33
conceptuele ontwikkeling van EVC, ontwikkeling van EVC-procedures en uitproberen in pilots. Beleid en implementatie in de staande organisatie en werkprocessen waren nauwelijks aan de orde. Bij de initiatieffase waren doorgaans medewerkers van de onderwijsstafdiensten en coördinatoren/uitvoerders van opleidingen en units betrokken. Innovatie stond voorop. Goede ervaringen met en evaluatie van die pilots leidden soms tot beklijving van EVC en soms tot doorontwikkeling binnen die betreffende opleidingen en units. Vooral in zorg en welzijn is zo olievlekwerking van EVC ontstaan. Er zijn echter ook verschillende initiatieven doodgebloed. Instellingsbeleid was er niet; er was nauwelijks afstemming tussen afdelingen. Dit leidde tot een diversiteit aan verschijningsvormen en modellen voor EVC.
34
Na de bestuurlijke en institutionele vormgeving van de ROC’s ontstond geleidelijk behoefte aan een sterker onderwijsinhoudelijk beleid. EVC wordt vaker opgenomen in strategische beleidsnota’s, zoals we hebben gezien. Op initiatief van CvB’s komen instellingsbrede platforms EVC op. Er zijn middelen voor ontwikkeling. De platforms worden aangestuurd door centrale diensten, vaak onderwijsstafdienst en en cursistendienstverlening, soms het examenbureau. Deze ontwikkeling legt de basis voor een instituutsbrede aanpak van EVC en afstemming tussen afdelingen. Ze sluit aan op het toekomstmodel: kaders worden centraal ontwikkeld, uitwerking is decentraal. Doel is veelal om EVC in de komende jaren in alle afdelingen op de rails te zetten. Het accent ligt echter nog steeds op de methodiek: ontwikkeling van procedures voor opleidingen. Onderbelicht is nog de implementatie en organisatie van die procedures in het geheel van functies van een instelling, die flexibel moet inspelen op een vraag naar diensten op het gebied van assessment, opleiden, kwalificeren en begeleiden. Die fase speelt nu en heeft alles te maken met vraagsturing. Vraagsturing wordt gestimuleerd door grotere bekendheid van EVC. Activiteiten van het Kenniscentrum EVC, publicaties en artikelen, folders en brochures van kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven dragen hieraan bij. Maar ook de ervaringen uit de EVC-projecten van de ROC’s zelf. Bedrijven, instellingen en individuen horen van EVC en kloppen aan bij de ROC’s. Er is echter geen loketfunctie, geen duidelijk aanbod, geen systeem voor verwijzing. Soms krijgt men te horen: “Voor EVC moet u zich inschrijven voor een BOL- of BBL-opleiding en komt u dan nog maar eens terug.” Het is tijd om de organisatie van EVC beter neer te zetten en toegankelijker en transparanter te maken voor de buitenwacht.
5.3
Positionering en organisatiemodellen
Toegankelijkheid en transparantie van EVC betekenen dat duidelijk moet zijn waar je terecht kunt voor EVC en hoe het in zijn werk gaat. Er zijn verschillende mogelijkheden om EVC toegankelijker en transparanter te maken. Bij de informatie en voorlichting over het aanbod ook EVC onder de aandacht brengen. In de landelijke beleidskaders wordt gepleit voor een aanbod van EVC onafhankelijk van de opleidingen. De koppeling van EVC aan opleiden komt echter nog het meeste voor. Binnen de opleidingen moeten daar wel zaken voor geregeld worden (expertise van assessoren, assessmentprocedures, kwaliteitsborging, maatwerk), maar er is geen aparte organisatie van EVC voor vereist. EVC verloopt via de toegang naar de opleidingen. De verschijningsvormen via de onderwijskolom zijn: 0 EVC begint al bij de intake: niet alleen kijken naar vooropleiding en diploma’s, maar ook naar praktijkervaring en bewijzen van bekwaamheid. Kwaliteit en kwantiteit van ervaring kan leiden tot een advies voor assessment of onderzoek vrijstellingen (ad 1 respectievelijk 2). De intake staat los van het aanbod en wordt bekostigd uit de overhead. De intake is bij sommige instellingen centraal georganiseerd en maakt dan bijvoorbeeld deel uit van een studentendienst of centrum voor cursistendienstverlening. Bij andere instellingen is de intake gekoppeld aan de units of afdelingen. Ook is een combinatie denkbaar: centrale intake wordt gevolgd door intake op unitniveau. 1 EVC als voortraject naar opleiden: verlengde intake of diagnostisch en kwalificerend assessment. Dit voortraject sluit af met certificering en een advies voor maatwerk. Er is een knip tussen assessment en opleiden. Volledige kwalificering is het doel. Het assessment wordt bekostigd als contractactiviteit of uit de overhead vanwege het perspectief op deelname aan opleidingen. 2 EVC geïntegreerd in opleiden ofwel professionalisering van vrijstellingenbeleid. Na de intake wordt een kandidaat direct geplaatst in een opleiding. De opleiding start met het proces van herkennen en erkennen van competenties. Er is geen knip tussen assessment en opleiden. Deelnemers zijn meteen opleidingskandidaten en dat brengt reguliere bekostiging met zich mee. Vorm 1 en 2 behoeven specifieke deskundigheid om ervaringen en bewijzen te kunnen wegen in relatie tot kwalificatie-eisen. Praktijkkennis van beroepen en ontwikkelingen is vereist. Deze deskundigheid zit doorgaans niet bij de algemene diensten, maar wel bij de units of afdelingen. Voor de organisatie van deze vormen van EVC hoeft echter geen apart bureau bemenst te worden, want de vraag is vooralsnog beperkt. Jongeren in het initieel beroepsonderwijs zitten nog midden in het proces van competentieontwikkeling. EVC is vooral relevant voor nieuwe groepen deelnemers aan het beroepsonderwijs: werkenden, organisatie en verantwoording van examinering en evc
35
werkzoekenden, herintreders, reïntegreerders en anderstaligen. Mensen met een rijke ervaring. Voor die groepen is het wenselijk, dat er bij een algemene dienst overzicht aanwezig is van de mogelijkheden en dat er contactpersonen en procedures zijn voor verwijzing.
36
Een aparte organisatie van EVC is wel vereist voor twee andere verschijningsvormen van EVC, namelijk: 3 ls het alleen gaat om assessment en certificering/kwalificering sec (vaststellen van competenties door terug te kijken naar ervaringen en bewijzen van bekwaamheid); 4 Of assessment gekoppeld aan loopbaanadvies (vaststellen van competenties met het oog op toekomstige loopbaanontwikkeling). Deze vormen van EVC komen nog weinig voor. De verwachting is echter dat voor operationalisering van het beleid rond LLL en EVC deze ontwikkeling gestimuleerd zal worden. Voor de eerste vorm valt te denken aan de inrichting van een assessmentcentrum. De tweede vorm omvat naast de mogelijkheid van assessment ook loopbaanadvies. Het erkennen van competenties staat in beide vormen los van de opleidingen. Deelnemers kunnen wel/niet opteren voor een vervolg. Dat kan wel/niet plaatsvinden binnen de instelling. Zij zijn examen- of extraneuskandidaten of deelnemers aan contractactiviteiten. Het opzetten van een assessmentcentrum (te koppelen aan een examencentrum of afdeling contractactiviteiten) of een loopbaancentrum vergt ontwikkeling van een businessplan. In dit plan moeten doel, functies, doelgroepen, diensten, expertise, faciliteiten, financiering, relatie tot de moederorganisatie en dergelijke nader geregeld worden. Vergeleken met opleidingsgerelateerde vormen van EVC zijn grote verschillen: de korte verblijfsduur van deelnemers en het geringe aantal contacturen. Dit zet extra druk op werving en instroom en continuïteit. Het vraagt een goede relatie met verwijzers en klanten. Er moeten mogelijkheden zijn om loopbaanwensen te realiseren. Een dergelijk bureau hoeft niet zwaar bemenst te zijn. Het kan ook gaan om een klein bureautje dat werkt op basis van inleen van expertise (assessoren) uit de units naar gelang vraag en behoefte.
EVC in relatie tot opleiden
EVC los van opleiden
Intake
Intake
EVC voorafgaand aan opleiding (verlengde intake, knip tussen assessment en opleiding) EVC geïntegreerd in opleiding (professionalisering van vrijstellingenbeleid, geen knip tussen assessment en opleiding)
Certificerend/kwalificerend assessment (assessmentcentrum of expertisecentrum examinering)
Loopbaanadvies (loopbaancentrum )
Schema 6: Organisatiemodellen in schema
Het is duidelijk dat de assessmentinstrumenten zowel in de linker- als rechterkolom kunnen worden ingezet. Dat geldt ook voor de expertise van assessoren. Examinering mag in de nieuwe visies niet meer smal worden opgevat. Opleidingencentra moeten zich ontwikkelen tot loopbaancentra. Daarmee gaat examinering lijken op assessment en loopbaanadvies. Alleen het vrijstellingenbeleid is specifiek gebonden aan de opleidingenkolom. Dit beleid kan weliswaar worden onderbouwd met elementen van EVCprocedures, maar in de praktijk blijft het nog sterk beperkt tot EVK, erkenning van verworven kwalificaties, opleidingen en diploma’s. Het verschil tussen links en rechts in schema 6 zit opnieuw vooral in een andere wijze van toeleiding en activering, andere organisatie en werkprocessen, andere doelgroepen en doelen.
Anders zoeken naar werk “Opvallend is dat veel mensen veel te beperkt zoeken. Ze zijn vooral op zoek naar een functie die ze al gehad hebben, terwijl die manier van zoeken kansen beperkt. Zeker als er weinig werk is in de oude functie. Het alternatief is: flexibeler zijn, een analyse maken van je competenties, breder nadenken over capaciteiten en dan kijken voor welke functies je in aanmerking kunt komen. Stel, je hebt gewerkt in de automatisering. Dan heb je vaak prima analytische vaardigheden, kun je projectmatig werken en weet je hoe je met klanten om moet gaan. Met deze kwaliteiten kun je ook zoeken naar een functie als projectmanager in een andere sector.”
Bron: Mens&Werk. Amersfoort Nu, 21-05-03
organisatie en verantwoording van examinering en evc
37
5.4
38
Financiering
De bekostiging van examinering vindt plaats uit de OCW-gelden (lumpsum financiering). De ROC’s achten het niet wenselijk en doenlijk om de bekostiging van examinering uit de totale onderwijskosten te lichten. Dat betekent dat er geen goed zicht is op de kosten van examinering sec. Wanneer EVC gekoppeld is aan opleiden en geïntegreerd is in de examinering hoeft dat ook niet. Inputfinanciering en outputbekostiging is dan – onder voorwaarden van teldata – van toepassing bij inschrijving als onderwijsdeelnemer. Wanneer EVC losgekoppeld wordt van opleiden is het wel belangrijk, dat er zicht is op de financiering. Voor EVC’ers die zich inschrijven als examenkandidaten ontvangen de instellingen alleen outputbekostiging bij volledige diplomering. Voor extranei mag het bevoegd gezag bepalen wat de kosten zijn die samenhangen met vaststellen van het niveau. De kosten van EVC hangen sterk samen met de wijze van beoordelen (een proeve van bekwaamheid is arbeidsintensiever dan beoordeling van een portfolio en bewijzen) en met het niveau van de te beoordelen bekwaamheid (kwalificatieniveau 4 is omvangrijker en complexer dan kwalificatieniveau 1 of 2). De publicatie Financiering van EVC : Kengetallen voor de BVE-sector (De Roij van Zuijdewijn en Van den Dungen, 2002) geeft een indicatie van kosten van EVC, evenals ervaringsgegevens van ROC’s (bijvoorbeeld kostenanalyse van het Horizon College en van ROC A12).
Financiering EVC en kengetallen (CINOP, 2002) De volgende variabelen spelen een rol in de vaststelling van de definitieve kosten EVC (dit verklaart ook waarom niet zonder meer een optelsom gemaakt kan worden van alle kosten!): • Zijn de EVC-diensten individueel of in een groep? • Welke keuzen worden gemaakt in het EVC-model ? (beoordeling op grond van proeven van bekwaamheid is tijdrovender en daarmee duurder dan beoordeling van indirect bewijs.) • Wat is het niveau en omvang van de ervaringen en competenties die beoordeeld moeten worden? (Een kwalificatieniveau 4 is omvangrijker en complexer dan niveau 1 of 2.) Dit is ook van invloed op de bandbreedte in tijd (minimum-maximum uren). • Is begeleiding nodig bij portfolio-ontwikkeling of kan dat zelfstandig worden gedaan? • Wordt personeel ingezet op basis van contractactiviteiten of regulier? • Worden een of meerdere beroepskrachten ingezet per activiteit? (De berekeningen gaan uit van inzet van één deskundige per activiteit.) • Welke eisen worden gesteld aan de deskundigheid van de beoordelaars? • Worden diensten zelf uitgevoerd, in samenwerking met belanghebbenden of worden ze uitbesteed? • Kan gebruik worden gemaakt van jurisprudentie op het gebied van het herkennen en erkennen van competenties bijvoorbeeld vrijstellingenbeleid of (internationale) diplomawaardering? Wanneer de kosten in beeld zijn, kan gekeken worden naar de toerekening van de kosten: EVC als contractactiviteit: • De kosten zijn volledig voor het individu. • De kosten worden volledig gedragen door de werkgever of verwijzer. • De werkgever of verwijzer kan voor vergoeding van de kosten gebruik maken van fiscale maatregelen, scholingsfondsen of subsidies/regelingen. • Combinaties van genoemde mogelijkheden. EVC in kader van onderwijs en examinering: • EVC-diensten worden geïntegreerd in reguliere overheadactiviteiten (bijvoorbeeld intake). • EVC-diensten worden bekostigd uit de lump sum financiering die input- en/of outputbekostiging oplevert voor de instelling (EVC-kandidaat als onderwijsdeelnemer). • Een EVC-kandidaat wordt ingeschreven als examenkandidaat (extraneus). Het bevoegd gezag bepaalt wat de kosten zijn van vaststelling van het niveau. • Combinaties van bovenstaande mogelijkheden.
De invoering van EVC (is niet de uitvoering!) wordt overigens vaak gefaciliteerd door het CvB. Voor de ontwikkeling van nieuwe EVC-procedures wordt vaak gebruik gemaakt van subsidieregelingen (Leonardo, KeBB, Adapt, ESF, Senter, Impuls). Alleen al via Impuls lopen er bijna honderd EVC-projecten. Maar voor uitvoering van EVC in de staande organisatie (los van opleidingsfinanciering) moet een andere financiële onderbouwing worden gevonden. Dit moet meegenomen worden bij de ontwikkeling van businessplannen EVC. organisatie en verantwoording van examinering en evc
39
De meeste instellingen beschikken niet over een businessplan (BP). Sommige scholen beschikken wel over een managementcontract waarin resultaatverplichtingen zijn vastgelegd (voorbeeld NPC).
ROC da Vinci: • voert EVC vooral uit voor externe opdrachtgevers. De bekostiging verschilt nu per cluster, per opdrachtgever en per opleiding. Er is geen eenduidigheid. In principe kan EVC voor externe opdrachtgevers echter aangeboden worden als contractactiviteit. Albeda College: • EVC wordt vaak bekostigd door derden zoals een werkgever, CWI, gemeente enzovoort. NPC: • Regeling examens extranei lid 2: voor examendeelnemers zijn kosten vastgelegd: fl. 300 (140 euro) voor een dk met een max. van fl. 600 (275 euro) voor 2 dk of meer; verklaring van werkgever, school of andere instantie dat toegang tot toetsing zinvol is.
40
ROC A12: • Bekostiging EVC uit lumpsum. ROC gaat er daarbij van uit, dat EVC-deelnemers zich inschrijven als onderwijsdeelnemers voor een bekostigd crebo-traject (er worden dus geen aparte kosten voor EVC bij de deelnemer in rekening gebracht).
S AMENVATTEND
In dit hoofdstuk worden diverse organisatiemodellen van EVC beschreven: EVC in relatie tot opleiden en EVC los van opleiden. De gekozen verschijningsvorm heeft gevolgen voor de organisatie en financiering van EVC. EVC los van opleiden komt nog maar nauwelijks van de grond.
6
Bemensing en deskundigheid van backoffice en frontoffice 6.1
Inleiding
In het vorige hoofdstuk zijn de verschillende organisatiemodellen voor de uitvoering van EVC nader uitgewerkt. De loopbaan van het individu moet het aanbod bepalen en niet andersom. De gepresenteerde modellen moeten vooral gezien worden als kaders om processen te regelen en deelnemers de weg te wijzen. Ook hier moet vraagsturing leidend zijn. Kort samengevat onderscheiden we globaal vier modellen voor EVC (zie hoofdstuk 5), de eerste twee zijn ingebed in de opleidingenkolom en -financiering, de laatste twee staan daar los van: 1 EVC als verlengde intake; 2 EVC als professionalisering van vrijstellingenbeleid; 3 EVC als op zichzelf staand assessment; 4 EVC als vorm van loopbaanontwikkeling. Voor de uitvoering van EVC, in welke vorm dan ook, is een goede inrichting van zowel de frontoffice (klantgerichtheid) als backoffice (verantwoording en kwaliteitszorg) van belang. Beide vervullen een andere functie en worden door verschillende actoren uitgevoerd. De frontoffice is van belang voor de toegankelijkheid, transparantie en uitvoering van EVC. De backoffice speelt een rol bij de ontwikkeling, vaststelling, evaluatie en kwaliteitsbewaking van EVC (kwaliteitszorg en verantwoording naar KCE, inspectie en publieke verantwoording). Deelnemers moeten daar geen last van hebben of mee worden geconfronteerd.
organisatie en verantwoording van examinering en evc
41
6.2
Rollen en taken in de back- en frontoffice
De backoffice is vooral een interne instellingsaangelegenheid. Deze functie is aan de orde in elk organisatiemodel en is voor elk model gelijk (EVC-/examenprocedures ontwikkelen, inkopen of uitbesteden, vaststellen, evalueren, stappen examencyclus). De voorkeur gaat ernaar uit – zoals we eerder hebben gezien – om deze zaken te regelen volgens centrale kaders en decentrale uitwerking. In de backoffice zien we de klassieke rollen en taken behorend bij examinering met soms een nieuwe taakstelling voor EVC. Daarnaast zien we nieuwe rollen en taken zoals de ontwikkelgroep EVC-procedure, de EVC-commissie (zie schema 7).
42
Rollen backoffice
Omschrijving van de taken
Toetsconstructiegroep of ontwikkelgroep EVC-procedure
Ontwikkelen assessmentinstrumenten
Toetsvaststellingsgroep
Beoordelen en vaststellen van beoordelingsmatrijzen en instrumenten, inkoop of uitbesteding
Examen- of EVC-commissie
Interne legitimering examens/EVC-procedure, verantwoordelijk voor de kwaliteit van (de uitvoering van) examinering/EVC
Examenbureau of EVC-bureau
Logistieke en administratieve taken
Commissie van beroep
Bemiddeling bij bezwaren
Manager of coördinator
Kwaliteitszorgmedewerker(te vergelijken met de internal verifyer in het Britse NVQ-systeem, zie paragraaf 6.3)
Verantwoordelijk voor het doen uitvoeren van examinering/EVC (deskundigheid, organisatie, producten/ diensten, financiering en vrijstellingenbeleid) Interne legitimering van de EVC-procedure en toezien dat de procedure voldoet aan de KCE-standaarden.
Schema 7: Rollen en taken backoffice
De verschillen tussen EVC en examinering doen zich met name voor in de frontoffice. De inrichting van de frontoffice voor EVC is afhankelijk van de keuzen die gemaakt worden voor producten en diensten EVC (kwalificerend assessment en/of loopbaanbegeleiding en -advies), markten en doelgroepen. Enkele rollen en taken zijn in elk model aan de orde
zoals administratieve ondersteuning, intake en coördinatie. Andere zijn afhankelijk van de keuze voor producten en diensten: bij kwalificerend assessment ligt het accent van de expertise op beoordeling (inzet van eerste- en tweedelijnsassessoren). Bij loopbaanbegeleiding en -advies ligt het accent op begeleiding bij portfolio-ontwikkeling, opstellen persoonlijk ontwikkelplan (inzet loopbaanexperts). EVC als op zichzelf staand assessment en EVC als vorm van loopbaanontwikkeling komen nog maar nauwelijks voor binnen de ROC’s. Er moeten coördinatoren of accountmanagers worden aangesteld om dergelijke centra op te zetten en klanten te werven (bedrijven respectievelijk kandidaten). Er moet een businessplan komen met onder andere aandacht voor marketing, aanbod, financiën. De kandidaten vallen niet onder de reguliere inputfinanciering. Dat betekent dat er andere vormen van financiering gevonden worden (overhead, of contractactiviteiten). Een koopkrachtige vraag – bijvoorbeeld op grond van loopbaanregelingen, CAO-bepalingen of wettelijke rechten zoals in Noorwegen – zal zeker een stimulerende invloed hebben op de ontwikkeling van deze producten en diensten.
Rollen frontoffice
Omschrijving van de Taken
Coördinator
Algemene leiding Businessplan Financieel beheer relatiebeheer/accountmanagement Personeel & organisatie
Administratieve ondersteuning
Informeren, uitnodigen kandidaten Registratie resultaten
Intaker
Intake kandidaten voor producten/diensten (assessment en/of loopbaanadvies)
Portfoliobegeleider
Ondersteunen kandidaten bij samenstellen van het portfolio en zoeken van bewijzen
Assessoren (1e- en 2e-lijns): interne en externe assessoren
Voorbereiden en uitvoeren assessment Opstellen advies voor bijv. examencommissie Deskundigen uit het bedrijfsleven die betrokken worden bij de beoordeling
Schema 8: Rollen en taken frontoffice
organisatie en verantwoording van examinering en evc
43
Uit een discussie in het platform EVC over de verschillende modellen (februari 2003) Casus 1 toegankelijkheid: Een kandidaat werkt bij een familiebedrijf en is daar verantwoordelijk voor de administratie en logistiek. De persoon in kwestie heeft geen enkel diploma. Door de verkoop van het bedrijf wordt hij ontslagen. Hij heeft via via iets gehoord over EVC. Waar kan deze persoon terecht? De volgende vragen worden besproken: • Willen ROC’s zich profileren als onafhankelijke assessmentcentra om kandidaten zoals uit de casus te kunnen bedienen? • Wat moet er gebeuren om de toegankelijkheid binnen het ROC voor deze kandidaten te vergroten? Discussie ROC’s zouden zich als onafhankelijke assessmentcentra willen profileren. De vraag heeft echter nog geen prioriteit binnen de ROC’s. Wat is bijvoorbeeld het strategisch belang van zo’n centrum? De vraag naar een onafhankelijk assessmentcentrum zal nooit van binnenuit komen. Deze zal dus afhangen van vragen van buiten, bijvoorbeeld als start van reïntegratietrajecten, in het kader van CAO’s of vraag van individuen en bedrijven. En die vraag is ook weer afhankelijk van de economische ontwikkeling. Er is zeker expertise aanwezig binnen de ROC’s om een onafhankelijk assessmentcentrum in te richten. Maar dominant is de verkoop van opleidingen.
44
Toegankelijkheid ROC als onafhankelijk assessmentcentrum vergroten door: • goed pr-beleid; • expertise beter profileren; • draagvlak te creëren bij werkgevers, integratiebedrijven enz; • te luisteren naar vragen vanuit de arbeidsmarkt; • vragen te inventariseren bij decanen, receptie, cursistenservicecentra: achterhalen hoeveel vragen er daadwerkelijk zijn, dan pas acties ondernemen; • samenwerking te zoeken met stakeholders; • onafhankelijkheid te profileren, door bijvoorbeeld vaker kandidaten door te verwijzen; • uit te gaan van de vragen van klant, niet van het aanbod van het ROC: vraaggestuurd denken; • docenten op te leiden voor hun nieuwe taak als assessor of loopbaanadviseur; • een goede inbedding in de organisatie, bijvoorbeeld het onafhankelijke assessmentcentrum niet koppelen aan opleidingen maar aan cursistenservicecentra of trajectbureau: regie en uitvoering van EVC scheiden.
6.3
Nieuwe rollen en taken in EVC
We hebben laten zien, dat er verschillende rollen en taken zijn in de back- en frontoffice van examinering en EVC. In deze paragraaf gaan we dieper in op de benodigde deskundigheid en verantwoordelijkheid voor EVC. Invoering van EVC brengt nieuwe rollen en deskundigheden met zich mee. Deze rollen kunnen gekoppeld worden aan bestaande functies van een ROC. Het gaat om taakverrijking, taakverbreding en soms specialisatie en expertrol (bijvoorbeeld portfoliobegeleider en assessor). Er zijn geen landelijk vastgestelde competentieprofielen voor deze nieuwe rollen. Informeel rouleren er wel voorbeelden. Bij de ontwikkeling van competentieprofielen wordt vanuit Nederland veel gekeken naar de ontwikkelingen in Groot-Brittannië (GB) en het Britse systeem (NVQ/GNVQ). In GB bestaat een wettelijk kader voor de eisen aan en accreditatie van personen die zich bezig houden met assessment. We geven hier voorbeelden die herkenbaar en bruikbaar zijn voor toepassing in de Nederlandse context van EVC. Het gaat om competenties zoals beschreven in de nieuwe A- en V-units. Deze units zijn de officiële eindtermen (NVQ’s) voor assessoren en begeleiders van kwalificerend assessment en APL (accreditation of prior learning ofwel EVC) in GB. De A-(assessor) en V-(verifyer)units vervangen het vorige eindtermendocument (D-units). Hieronder enkele voorbeelden; meer informatie is te verkrijgen via de website: www.empnto.co.uk A1: kandidaten beoordelen door gebruik te maken van een range aan methoden en instrumenten • plannen ontwerpen om competenties van kandidaten te beoordelen • bewijs beoordelen in relatie tot criteria om te komen tot beoordelingsbeslissingen • feedback en begeleiding geven aan kandidaten over beoordelingsbeslissingen • bijdrage leveren aan het interne kwaliteitszorgproces A2: het gedrag van kandidaten beoordelen door middel van observatie • plannen voor het beoordelen van gedrag bij kandidaten afspreken en herzien • het gedrag van kandidaten beoordelen in relatie tot afgesproken standaarden • de kennis van kandidaten beoordelen in relatie tot afgesproken standaarden • besluiten nemen op grond van de beoordelingen en feedback geven V1: leiding geven aan de interne kwaliteitszorg van het assessmentproces • interne assessment en kwaliteitssystemen uitvoeren en evalueren • assessoren ondersteunen
organisatie en verantwoording van examinering en evc
45
• de kwaliteit van assessoren monitoren • voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen V2: leiding geven aan de externe kwaliteitszorg van het assessmentproces • het interne kwaliteitszorgproces monitoren • de juistheid van de kwaliteit van het assessment controleren • zorgen voor informatie, advies en ondersteuning op het gebied van interne kwaliteitszorg van het assessmentproces • de doeltreffendheid van de externe kwaliteitszorg van het assessmentproces evalueren
46
Daarnaast wordt de kandidaat uitdrukkelijk benoemd als ‘key role player’. Omdat NVQ’s en GNVQ’s praktijkgericht zijn en vaak gekoppeld aan werksituaties, zijn de assessmentmethoden ook meer gebaseerd op ‘real life’ situaties. De kandidaat wordt actief betrokken bij het eigen assessment en krijgt ook meer verantwoordelijkheid voor het verzamelen van bewijzen. Dit sluit goed aan bij het denken in Nederland: het individu moet pro-actief bezig zijn met de eigen ontwikkeling, draagt zelf verantwoordelijkheid voor leven lang leren en loopbaanontwikkeling. Uitgangspunt in het Britse systeem is de individuele kandidaat die een assessmentprocedure doorloopt! In de assessor-units is een onderscheid gemaakt tussen eerste- en tweedelijnsbeoordelaars, dat ook in Nederland bruikbaar is. Verschillende competenties zijn vereist: • eerstelijnsbeoordelaar beoordeelt competenties/vaardigheden op basis van observatie van getoond gedrag in de praktijk. • tweede lijnsbeoordelaar maakt gebruik van verschillende soorten (indirect) bewijs om een oordeel te geven. Voorbeeld van bronnen: opdrachten, simulaties, logboek, verslagen, rapportages van de kandidaat zelf of van de ouders van de kandidaat, oordelen van andere assessoren en bewijs van eerdere ervaring. Achtergrond: Het is vaak onmogelijk om alle competenties van een bepaalde kwalificatie te beoordelen op basis van directe observaties. Daarom moet ook uit andere bronnen worden geput. Een tweedelijnsbeoordelaar moet in staat zijn deze verschillende bronnen nauwkeurig en strikt te beoordelen. In Nederland maken we daarbij ook onderscheid tussen de rol van externe assessor en interne assessor. De interne assessor is de beoordelaar in de praktijksituatie (leidinggevende, chef). De externe assessor is de beoordelaar van de kwalificerende instelling. In
Nederland worden in EVC-procedures in toenemende mate interne assessoren ingezet. Overigens worden deze begrippen soms ook andersom gebruikt (de externe assessor is dan de beoordelaar uit de praktijk). Het is dus goed om steeds even naar de rol te vragen. De kwaliteitsborging van EVC is in Nederland nog sterk in discussie en kan variëren naar gelang toepassingsgebied. Wanneer het gaat om EVC in relatie tot de kwalificatiestructuur voor het beroepsonderwijs, is EVC onderworpen aan de kwaliteitseisen die gelden voor de instituten, voor opleiden en examineren (KCE). In de Nederlandse praktijk van EVC komt er meer aandacht voor de kwaliteit van de assessoren. Het is nog niet duidelijk of op eenzelfde manier gekeken moet worden naar eisen aan en accreditatie van kwaliteitszorgmedewerkers (analoog aan de internal verifyer) en toezichthouders (naar analogie van de external verifyer). De taakstelling van de eerste is te vergelijken met de examencommissie in het Nederlandse systeem en de taaksteling van de tweede lijkt op die van het KCE en Inspectie.
Internal verifier Deze rol is zeer belangrijk voor de kwaliteitszorg van opleidingen. Het is van vitaal belang, dat de beoordeling voldoet aan de ‘nationale standaarden van assessment’ en consistent, valide en betrouwbaar is. Het is de verantwoordelijkheid van de internal verifier dit te garanderen door: • ervoor te zorgen dat alle betrokkenen de noodzakelijke training hebben gehad en zijn gecertificeerd. • assessoren de noodzakelijke ondersteuning en informatie te geven die nodig is om effectief te kunnen beoordelen. • de kwaliteit van de beoordeling periodiek te monitoren. Daarnaast dient de internal verifier beschikbaar te zijn om assessoren te ondersteunen bij problemen. Internal verifiers vormen de belangrijkste schakel tussen de beoordelaars en de external verifier. External verifier In GB kent men een netwerk van ‘external verifiers’ die de kwaliteit van de beoordeling op nationaal niveau bewaken. Zij bezoeken opleidingsinstituten en monitoren de beoordelingsprocedures en de procedures van ‘internal verification’. De external verifier vormt de belangrijkste schakel tussen opleidingencentra en awarding bodies.
Bron: Ollin enTucker, 1997
In Nederland bestaan zoals gezegd geen officiële competentieprofielen en opleidingen voor deze rollen en taken. In het kader van allerlei EVC-projecten worden er wel competentieprofielen ontwikkeld. Op de site van het invoeringshandboek EVC (www. cinop.nl/hbevc) staat een competentieprofiel van zowel een portfoliobeoordelaar als organisatie en verantwoording van examinering en evc
47
portfoliobegeleider. De VAPRO/OVP heeft in opdracht van het Kenniscentrum EVC een competentieprofiel ontwikkeld voor een interne assessor voor de EVC-procedures in de procesindustrie (www.kenniscentrumevc.nl). Colo heeft met een aantal Kbb’s instapeisen en een instrument voor de selectie van kandidaat-assessoren EVC opgesteld, evenals een checklist voor het functioneren van assessoren. In Nederland zijn door de bank genomen de volgende actoren betrokken bij een EVC-procedure: • intaker; • portfoliobegeleider; • eerste- en tweedelijnsbeoordelaar of -assessor (intern en extern); • examencommissie (interne legitimering); • KCE (externe legitimering). De intaker, portfoliobegeleider en beoordelaar zijn typische frontofficerollen. De examencommissie en KCE zijn backofficerollen.
6.4 48
Rollen en deskundigheden examinering en EVC
KCE stelt dat EVC een vorm van examinering is. Dat betekent, dat functies en commissies voor examinering evenzeer taken hebben voor EVC! EVC-procedures moeten vastgesteld worden door de examencommissies (interne legitimering); de externe legitimering geschiedt tot nader orde voor de deelkwalificaties die door de exameninstellingen aangewezen zijn voor externe legitimering. Colleges van Bestuur zijn eindverantwoordelijk voor de instelling van (een) examencommissie(s). E XAMENCOMMISSIE
Het instellen van een examencommissie is een WEB-verplichting. Alle ROC’s hebben dus ook meerdere examencommissies, die beschreven staan in het Handboek Toetsing en Examinering en de OER. Er zijn verschillen in positionering en taken van de commissies. Bij een centrale commissie (op instituuts- of sectorniveau) ligt meer nadruk op verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de examinering. Commissies lager in de organisatie hebben meer uitvoerende taken rond de organisatie en afname van de examens. Examencommissies zijn direct gerelateerd aan het deel van de organisatie waarvoor ze werken en sterk ingebed in (dat deel van) de organisatie. Lid zijn van een examencommissie is vrijwel altijd een taak die gerelateerd is aan een positie binnen de organisatie:
• een centrale examencommissie op ROC-niveau bestaat uit het CvB en de sectordirecteuren; • een decentrale examencommissie op sectorniveau bestaat uit de sectordirecteur en de afdelingsmanagers; • een subexamencommissie bestaat uit de opleidingsdirecteur en de docenten.
Alleen A12 heeft een centrale examencommissie op ROC-niveau. Deze commissie is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de examinering. Taken: • Het aansturen en evalueren van het proces van examinering en legitimering. • Het jaarlijks vaststellen van het examenreglement. • Het vaststellen van documenten, standaarden, formats en dergelijke (OER, OOK, POK, deelnemersstatuut enzovoort). • Het beoordelen van jaarlijkse rapportages (zelfevaluatie in kader van kwaliteitszorg) van de decentrale examencommissies. Bij de andere instellingen zijn er decentrale examencommissies, op sector- of unitniveau, met daaronder weer subexamencommissies. Meestal wordt gewerkt met een systeem van gedelegeerde verantwoordelijkheden. De taken van de examencommissies zijn vergelijkbaar en hebben vrijwel altijd betrekking op de bewaking van de volledige examencyclus. Soms hebben examencommissies een slapende functie en worden taken gedelegeerd. De eindverantwoordelijkheid van de examencommissies blijft echter bestaan.
T OETSCONSTRUCTIEGROEP
Binnen vrijwel alle ROC’s zijn er toetsconstructiegroepen of toetsconstructeurs, die verantwoordelijk zijn voor het construeren van toetsmatrijzen en toetsen. Zij werken meestal onder verantwoordelijkheid van een (sub)examencommissie. Toetsconstructeur is een inhoudelijke taak; aanstellingscriteria zijn: inhoudelijke deskundigheid in beroep, opleiding, doelgroep, beheersing van toetsconstructievaardigheden. De toetsconstructeur is niet de vaststeller. In het kader van kwaliteitsborging hebben toetsconstructeurs binnen A12 en NPC ook een taak in de evaluatie van de afgenomen toetsen.
organisatie en verantwoording van examinering en evc
49
T OETSVASTSTELLINGSGROEP
Toetsvaststelling is een taak die meestal is toebedeeld aan een vaststellingscommissie op afdelingsniveau. Deze bestaat uit de afdelingsmanager of coördinator, eventueel aangevuld met toetsdeskundigen of een extern lid uit het bedrijfsleven. Taken van de vaststellingcommissie: beoordelen en vaststellen van toetsmatrijzen en toetsen (inclusief beoordelingsmodel, instructie kandidaat en instructie beoordelaar); soms ook analyse van toetsen. E XAMINATOR / SURVEILLANT / BEOORDELAAR / CORRECTOR
50
De meeste ROC’s hebben een taakomschrijving van een examinator, beoordelaar enzovoort. Daarnaast zijn in verschillende EVC-procedures ook taakomschrijvingen van deze functionarissen beschreven. A12 heeft een aparte taakomschrijving voor een beoordelaar EVC. De taakomschrijving van EVC-beoordelaars verschilt duidelijk van die van ‘beoordelaar’ in de handboeken examinering. Dit heeft waarschijnlijk te maken met het complexe beoordelingsproces zoals dat plaatsvindt binnen EVC-procedures. De rol van de beoordelaar is cruciaal in de procedure. De taakomschrijvingen voor rollen in EVC moeten nog in de meeste handboeken examinering worden opgenomen. Als aanstellingscriteria (A12) worden vermeld: • inzicht in het beoordelingsinstrumentarium en de beoordelingscriteria; • inzicht in externe legitimering; • inzicht in de eigen betekenisverlening (eigen referentiekader); • communicatieve vaardigheden; • beschikt over de bereidheid tot intercollegiale toetsing (als instrument voor kwaliteitsbeheersing en intersubjectiviteit). O NAFHANKELIJK
DESKUNDIGEN
Onafhankelijk deskundigen worden betrokken bij de beoordeling van de kwaliteit van het onderwijs (wettelijk voorgeschreven). In dat kader moet de onafhankelijk deskundige zich richten op de beoordeling van de onderdelen van de examencyclus. K WALITEITSZORGMEDEWERKER
Er is geen school die aangeeft dat de kwaliteitszorgmedewerker direct een rol speelt in het proces van toetsing en examinering. De meeste ROC’s geven aan dat het in ontwikkeling is.
E XAMENBUREAU
Niet alle ROC’s beschikken over een examenbureau. Deze functie is duidelijk in ontwikkeling. Voor zover ontwikkeld, heeft het bureau in de meeste gevallen vooral logistieke en administratieve taken rond toetsing en examinering. Het examenbureau wordt vrijwel altijd per sector of per unit georganiseerd en valt dan ook onder verantwoordelijkheid van die sector. Bij het examenbureau werken vooral administratieve medewerkers. Horizon College is bezig met een verbreding van het examenbureau met de taken voor EVC. ROC Nijmegen geeft een uitgebreide invulling aan het begrip examenbureau; het voorstel is – in het kader – integraal toegevoegd. (Dit betreft een voorlopige stand van zaken, het voorstel wordt nog verder geactualiseerd). Het biedt aanknopingspunten voor EVC en mogelijkheden om examinering en EVC los van opleiden te organiseren.
Onderstaande is gebaseerd op een scenario om voor het ROC-Nijmegen, vanaf het schooljaar 2002-2003, per sector een examenbureau te organiseren. De verwachting is dat de helft van alle sectoren in genoemd schooljaar de examinering gecentraliseerd heeft, andere volgen. Voor het ROC is een ‘moederhandboek toetsing en examinering’ vastgesteld in 1997. Alle uitwerkingen op sectoraal niveau mogen niet in strijd zijn met dit handboek. Taken Het examenbureau voert conform de procedures in het Handboek Examinering, de volgende taken uit: • volgens format verwerken van aangeleverde examenstukken (opmaak); • inschrijven, oproepen en indelen van deelnemers aan een examen; • zorgdragen voor de instructie van examinatoren en surveillanten; • vermenigvuldigen, verspreiden, archiveren en beheren van toetsen; • faciliteiten regelen voor de afname van toetsen zoals de ruimten, toezichthouders enzovoort; • logistiek verwerken van gemaakte toetsen waaronder ophalen en distribueren; • proces-verbaal controleren op volledigheid en gegevens bij de examencommissie aanleveren; • toetsresultaten registreren en op aanwijzing van de examencommissie bekendmaken; • uitvoering geven aan het inzagerecht, loketfunctie voor beroepsaantekening vervullen; • verwerken van toetsresultaten ten behoeve van certificering en diplomering; • zorgdragen voor de uitvoering van de vastgestelde procedures inzake EVC’s, vrijstellingen, afwijkende toetsing en externe examendeelnemers. Het examenbureau is verantwoordelijk voor: • het aanwijzen van surveillanten; • het toezicht houden op het inrichten van lokalen; • het instrueren van examenfunctionarissen; • het bewaken van de geplande toetsgelegenheden; • het bekendmaken van examenuitslagen per deelnemer, na vaststelling door de subexamencie;
organisatie en verantwoording van examinering en evc
51
• het aanleveren van informatie ten behoeve van het evalueren van het proces en het product van examinering, inclusief resultaten externe legitimerende instantie en inspectie, aan het MT; • het beoordelen van de kwaliteit van toetsen op vastgestelde criteria; • het opsturen van toetsen aan de externe legitimerende instantie; • het laten controleren en accorderen van de externe legitimering; • het mede actualiseren van het Handboek Examinering.
C OMMISSIE
52
VAN BEROEP
Binnen de WEB is geregeld dat ieder ROC een commissie van beroep voor examens moet instellen. De commissie van beroep oordeelt over het beroep, ingesteld tegen beslissingen van beoordelaars, examencommissies en examinatoren. Leerlingen kunnen beroep aantekenen omdat: • examinering niet conform de voorafgestelde regels heeft plaatsgevonden zoals vastgelegd in het deelnemersstatuut, OER, onderwijsovereenkomst en BPVovereenkomst; • de behandeling tijdens het examen onzorgvuldig of onredelijk te noemen is; • het examen heeft plaatsgevonden onder omstandigheden die belemmerend te noemen zijn. S AMENVATTEND
In dit hoofdstuk hebben we gezien dat de verschijningsvormen van EVC uitgewerkt kunnen worden naar verschillende organisatiemodellen. De inrichting van de backoffice is hierbij altijd gelijk. De inrichting van de frontoffice is afhankelijk van het feit of EVC wordt ingezet in relatie tot opleiden of tot assessment en/of loopbaanontwikkeling.
7
Kwaliteitszorg 7.1
Inleiding
ROC’s dienen de kwaliteit van EVC te borgen. Kwaliteitsaspecten richten zich onder meer op de kwaliteit van de standaard, bijvoorbeeld de KSB, de kwaliteit van de procedure (stappen), de gebruikte methoden en instrumenten en de kwaliteit van de beoordelaars. EVC kan breed worden ingezet en vormt een belangrijke peiler in het kader van loopbaanontwikkeling en een leven lang leren. EVC kan worden ingezet voor certificering, om studenten, werkzoekenden en werkenden te helpen aan een startkwalificatie en in het kader van HRM-beleid. De diversiteit op het gebied van EVC is dus groot. Afhankelijk van de plek die EVC heeft ingenomen in het denken, komen er andere knelpunten naar voren en ook andere oplossingen voor kwaliteitsborging en verantwoordelijkheidsverdeling. De toepassing van EVC kan worden gepositioneerd in vier verschillende dimensies of sferen:
Andere Standaarden
Certificering
3
4
2
1
Loopbaanontwikkeling
KSB
Schema 9: Dimensies toepassing EVC (Kenniscentrum EVC, 2003)
1 EVC gericht op toeleiding van doelgroepen naar de onderkant van de KSB-kwalificaties, met als doel een startkwalificatie te verwerven. (Dit sluit ook aan op de politieke agenda!) Het
organisatie en verantwoording van examinering en evc
53
gaat dan om activiteiten als certificering van werkervaring, organisatie van leerwerktrajecten en dergelijke, waarin assessment gekoppeld wordt aan ontwikkeling. 2 EVC gericht op certificeren en kwalificeren in relatie tot KSB-standaarden. 3 EVC als model voor het erkennen van competenties tegen zoveel mogelijk standaarden (branche, hbo, wo, internationaal). 4 EVC als model voor employability op alle niveaus. In deze publicatie beperken we ons tot de beschrijving van kwaliteit met betrekking tot sfeer 2. Voor de BVE-sector is ook van belang om de kwaliteitseisen in sfeer 1 goed te benoemen en beschrijven. De andere sferen liggen iets verder weg van de BVE-sector.
“Waarde diploma stijgt door crisis. Het gevolgde onderwijs (diploma) is steeds belangrijker geworden voor de plaats die je op de arbeidsmarkt kunt verwerven. Werkgevers kijken naar soort opleiding en eindcijfers en in toenemende mate ook naar de persoonlijkheid van de sollicitant.”
54 Bron: ROA, R. van der Velden in Algemeen Dagblad, 31 mei 2003
7.2
Kwaliteitseisen examinering = kwaliteitseisen EVC
In de wet zijn eisen vastgelegd rondom organisatie en uitvoering van de examinering om de gewenste kwaliteitsgarantie te kunnen leveren (Wet op het onderwijstoezicht, WOT). Daarnaast vindt kwaliteitsbewaking plaats door: • KCE (externe legitimering); • onderwijsinspectie; • zelfevaluatie, rapportage kwaliteitszorgverslag. Deze kwaliteitseisen zijn evenzeer van toepassing op EVC.
Meten maakt meer kapot dan je lief is Evelien Tonkens, lid Tweede Kamer, en Tsjalling Swierstra, Universiteit Twente, vinden dat meten-isweten een verzuurde samenleving vol wantrouwen creëert. “Meten maakt meer kapot dan je lief is. Er is veel reden om de school ons vertrouwen te gunnen. Laat mensen hun werk doen totdat er concrete
aanwijzingen zijn, dat zij ons vertrouwen beschamen. Om dat vast te stellen hebben we de Inspectie. Dit biedt geen garantie dat er nooit iets mis gaat in het onderwijs. Maar het bespaart ons wel een boel fraude en frustratie bij alle betrokkenen.” de Volkskrant, 22 augustus 2003
De meeste onderwijsinstellingen hebben een handboek examinering ontwikkeld, waarin zaken over de examencyclus geregeld worden: • onderwijs- en examenregeling; • examencommissie instellen; • examenreglement vaststellen; • examinatoren aanwijzen; • commissie van beroep instellen; • contracteren van exameninstelling voor externe legitimering. Deze handboeken fungeren ook als instrument in het kader van kwaliteitszorg. Over het algemeen geldt dat de handboeken nog aangepast moeten worden aan EVC! In onderstaand kader geven we enkele voorbeelden van verwijzing naar EVC in relatie tot vrijstellingen.
Horizon College: • de mogelijkheid om vrijstellingen te verkrijgen, met een verwijzing naar een ‘register vrijstellingen’ en/of afspraken te maken tijdens de intake en de onderwijsovereenkomst op te stellen. • de mogelijkheid van erkenning van elders verworven kwalificaties of competenties, met een verwijzing naar de procedure(s) en/of te overleggen bewijzen, en/of afspraken te maken tijdens de intake en de onderwijsovereenkomst op te stellen. A12: • in het examenreglement 2001-2002 is EVC opgenomen onder artikel 14 over vrijstellingen en ontheffingen. Dat geldt ook voor de vrijstellingsregeling 2001-2002. • uitgangspunten: tevens kan vrijstelling worden verleend op grond van eerder verworven competenties (EVC). De van toepassing zijnde procedure om de aanwezige kennis en vaardigheden op te sporen, vast te stellen en vast te leggen staan beschreven in de onderwijs- en examenregeling van de betreffende opleiding. Celbe (exameninstelling ROC Nijmegen): • indien de deelnemer denkt recht te hebben op een vrijstelling, dan moet die schriftelijk worden aangevraagd bij de examencommissie van de opleiding. Het initiatief gaat uit van de deelnemer. • grond voor vrijstelling kan zijn, dat de deelnemer aantoonbaar blijk heeft gegeven, dat hij beschikt
organisatie en verantwoording van examinering en evc
55
over voldoende competenties, die door middel van het deelnemen aan een EVC-procedure rechtstreeks gerelateerd zijn aan de eindtermen van de opleiding. Alfa College: • in de algemene onderwijs- en examenregeling is een passage opgenomen over verlenen van vrijstellingen. Daarin staat onder meer dat elders verworven competenties aanleiding kunnen zijn om vrijstelling te verlenen. De procedures voor aanvraag en verkrijgen van vrijstellingen staan beschreven in de OER’s van de opleidingen. Albeda College: • in de units wordt gewerkt aan het opnemen van EVC in de OER’s en handboeken examinering. Noorderpoortcollege: • examenreglement: artikel 1.3 vrijstellingen: lid f: het in bezit hebben van een bewijs waaruit blijkt dat met succes een proeve van bekwaamheid is afgelegd van elders en/of eerder verworven competenties.
56
Handboeken examinering vervullen een rol in de kwaliteitszorg. De handboeken zijn onderdeel van een omvattender systeem voor kwaliteitszorg (kwalificering is dan een van de kwaliteitsterreinen). Doorgaans hanteren de onderwijsinstellingen het INK – Instituut Nederlands Keurmerk – als kwaliteitszorgsysteem of systemen waarin dezelfde stappen te herkennen zijn: plan-do-check-act.
ROC da Vinci: • hanteert als systeem voor kwaliteitszorg INK. Hierin is ook kwaliteitsborging examinering opgenomen. • er wordt in fasen gewerkt aan een kwaliteitssysteem volgens KCE-procedures. EVC-procedures vormen hier een onderdeel van (afronding project voor geheel ROC in 2005). Documenten worden gelegd naast monitor/checklist van de Cito-groep. Alfa College: • kwaliteitszorgsysteem gebaseerd op INK-model. CvB is verantwoordelijk voor de kwaliteitszorg Alfa College, bijgestaan door kwaliteitszorgteam binnen de service-unit Onderwijs en Kwaliteitszorg. De unitdirecteuren zijn verantwoordelijk voor de kwaliteitszorg binnen de unit, bijgestaan door kwaliteitszorgmedewerker in elke unit. • structurering kwaliteitszorg via planningcyclus en management informatiesysteem (MIS): meerjarig strategisch beleidsplan, eenjarig CvB-plan, meerjarige businessplannen van de units, eenjarige managementcontracten en managementrapporten. Kwalificering is een van de thema’s. In ontwikkeling is kwaliteitszorgsysteem voor toetsing en examinering.
ROC Nijmegen: • systematiek van planning and control (plan-do-check-act, cirkel van Deming). Deze kwaliteitszorgcyclus wordt weerspiegeld in stappen en documenten: koersdocument, kaderbrief, jaarplannen en begrotingen van sectoren en diensten, eerste tussentijdse managementrapportage, tweede managementrapportage plus jaarplan volgende jaar. • voor de verschillende kwaliteitsterreinen zijn doelstellingen geformuleerd op het gebied van kwaliteit examens, studie- en beroepskeuzevoorlichting, maatwerk en flexibiliteit die raakvlakken hebben met EVC. Expliciete doelstellingen examinering/EVC ontbreken echter nog! • het CvB is voornemens om een ROC-brede monitoring (zelfevaluatie en audit) op te nemen in de kaderbrief. Deze monitoring wordt centraal uitgevoerd door de dienst Planning&Control/ Kwaliteitszorg. Deze monitoring is ook van toepassing op de EVC-projecten. Albeda College: • kwaliteitsbeleid volgens INK-EFQM. Verbetercyclus eveneens volgens p-d-c-a. NPC: • kwaliteitsbeleid volgens EFQM/INK vanaf 1998. ROC A12: Binnen het ROC A12 functioneert een platform kwaliteitszorg. Het platform heeft: • meet- en onderzoeksinstrumenten ontwikkeld en verbeterd; • definiëring van begrippen aangescherpt; • metingen van prestatie-indicatoren gecoördineerd en resultaten ervan geanalyseerd; • zitting genomen in auditteams bij collega-ROC’s; • input geleverd om de informatiebehoefte van het ROC te bepalen bij het bouwen van een management informatiesysteem; • gegevens verzameld voor zelfevaluatie; • training in verbetermanagement uitgevoerd. ROC A12 werkt samen met zes andere ROC’s die ook met het INK-managementmodel werken. Bijvoorbeeld ten aanzien van het aanbrengen van samenhang in de beleidscyclus, het gebruiken van de resultaten van de metingen ter verbetering en het gericht inzetten van budgetten. Een groep van 22 ROC’s heeft gezamenlijk een pool van auditoren ingesteld en audit over en weer met gesloten beurzen.
7.3
KCE
Het succes van EVC wordt in de in paragraaf 7.1 beschreven sfeer afgemeten aan de mate, waarin EVC erin slaagt om op rechtmatige wijze diploma’s en certificaten uit het BVE-veld te verschaffen. Kernvraagstuk daarin is of de certificaten en diploma’s op een legitieme wijze via EVC worden verkregen. Met de invoering van de nieuwe examensystematiek is het toezicht op de kwaliteit van examinering en EVC het werkterrein van het KwaliteitsCentrum Examinering (KCE). Op 1 februari 2002 is KCE (www.kce.nl) opgericht. Het organisatie en verantwoording van examinering en evc
57
doel van KCE is de kwaliteit van de examens in het mbo te borgen en te stimuleren en zodoende een bijdrage te leveren aan het maatschappelijk vertrouwen in het mbo-diploma (het crebo-opgenomen beroepsonderwijs). Dit doel zal onder meer moeten worden bereikt door: • het vaststellen en onderhouden van kwaliteitsstandaarden voor examinering; • het uitvoeren van de externe borg van de kwaliteit van examinering.
58
KCE heeft als taak de kwaliteit van de examinering van het middelbaar beroepsonderwijs te verankeren en te verhogen door verdere professionalisering, een grotere doelmatigheid en onafhankelijkheid. De uitvoering van deze taak bestaat uit de volgende vier pijlers: 1 een transparante en uniforme examensystematiek, waarbij de standaarden voor de examinering helder zijn en alle betrokkenen weten wat ze kunnen verwachten en wat mogelijke consequenties zijn; 2 een optimaal gebruik van aanwezige expertise, door de georganiseerde inzet van de kennis, ervaring en deskundigheid op het gebied van examinering die aanwezig is bij bijvoorbeeld sociale partners en onderwijs- en exameninstellingen; 3 het stimuleren van efficiëntie en effectiviteit op het gebied van examinering, bijvoorbeeld door krachtenbundeling en het gebruik van diensten zoals toetsitembanken te bevorderen; 4 de eenduidige en onafhankelijke beoordeling van de examinering bij onderwijs- en exameninstellingen, als externe borging van de kwaliteit. In de rol van KCE in de onderwijsketen zijn meerdere toetsmomenten te onderscheiden (ex-ante toetsing en externe borging). Voordat onderwijs plaats kan vinden, zijn eindtermen noodzakelijk. KCE heeft voor de toetsbaarheid van de eindtermen algemene criteria ontwikkeld. De eindtermen worden op deze algemene criteria getoetst en KCE rapporteert over het resultaat. Externe borg houdt in dat extern een toetsing uitgevoerd wordt, om na te gaan of de kwaliteit van de examens daadwerkelijk voldoet aan de kwaliteitsstandaarden. Deze toetsing ligt in de handen van KCE. Als voldaan wordt aan de standaarden, wordt een goedkeurende verklaring afgegeven. De externe borg betreft drie instellingen: • onderwijsinstellingen; • toets(item)banken; • exameninstellingen ‘nieuwe stijl’.
Het proces voor externe borg bestaat uit de volgende vier fasen: • Afsluiten overeenkomsten en planning. • Procesaudit (examineringsproces = EVC-proces). • Productaudit (deel)kwalificaties. • Verstrekken verklaring. Voorafgaand aan de eerste fase wordt per onderwijsinstelling geïnventariseerd hoe de examinering is georganiseerd, welke kwalificaties en deelkwalificaties binnen een onderwijsinstelling verzorgd worden en wat de examenplanning (per deelkwalificatie) is. Vervolgens wordt tussen KCE en de betreffende onderwijsinstelling een overeenkomst afgesloten voor specifieke groepen van kwalificaties. In drie jaar worden alle kwalificaties getoetst op basis van de standaarden, waarbij in het eerste jaar volledige procestoetsing en een uitgebreide steekproefcontrole van de producten plaatsvindt en in het tweede en derde jaar een gedeeltelijke procestoetsing en een kleinere steekproef van producten. Afsluitend wordt in het derde jaar een nieuwe overeenkomst afgesloten, waarbij een positief resultaat zal leiden tot proportioneel minder toetsen door KCE in de toekomst. Van alle KCE-standaarden dient de kwaliteit aangetoond te worden. Een zelfbeoordeling en een audit van het KCE in het kader van de externe borg maken onderdeel uit van het systeem van kwaliteitszorg zoals KCE dit voorschrijft. De kwaliteitsborging op het gebied van EVC vormt een onderdeel van het systeem van kwaliteitszorg van de betreffende instelling. EVC is een vorm van examinering en zal als zodanig door het KCE op kwaliteit beoordeeld worden. Deze ontwikkeling dwingt de onderwijsinstellingen tot gerichte acties om voor EVC aan de KCE-standaarden te voldoen. Elke instelling zal vanuit haar eigen verantwoordelijkheid hieraan moeten werken. Om de ROC’s hierbij behulpzaam te zijn, hebben we een checklist ontwikkeld waarmee instellingen kunnen nagaan hoe het staat met de kwaliteit van EVC ten opzichte van de standaarden. We zijn daarbij uitgegaan van Standaarden 2003-2004 van KCE. De KCE-standaarden en indicatoren zijn op basis van de examencyclus geclusterd in vijf verschillende domeinen, te weten: het managen van het examen; deskundigheid; inkoop en uitbesteding; examenproces, examenproducten en verantwoording. In de checklist invoering KCE-standaarden voor EVC (bijlage 2) laten we zien dat de KCE-standaarden niet één op één gebruikt kunnen worden voor EVC. Ze zijn duidelijk ontwikkeld vanuit examinering. In de checklist geven we de vragen en knelpunten vanuit het perspectief van EVC.
organisatie en verantwoording van examinering en evc
59
Het gaat bij kwaliteitsbeoordeling van examinering dan wel EVC niet alleen om beoordeling van wat is vastgelegd (is werkwijze beschreven en aantoonbaar), maar ook om beoordeling van toepassing van de werkwijze (doen zoals vastgelegd). In het project examinering en EVC is aandacht besteed aan de standaarden KCE vanuit EVC-perspectief. Er zijn verschillende overwegingen om dat te doen: • EVC moet voldoen aan alle standaarden voor examinering, maar passen deze standaarden wel onverkort op de EVC-systematiek en EVC-benadering? • De instellingen moeten anticiperen op de komst van de nieuwe examensystematiek, passen ze de nieuwe eisen ook wel voldoende toe op de EVC-praktijk? • De positionering van EVC in de instellingen is nog volop in ontwikkeling. EVC is vaak nog projectmatig van aard. Aandacht voor koppeling van EVC aan de standaarden kan bijdragen aan promotie, emancipatie en kwaliteit van EVC. • EVC is meer dan examinering, het gaat ook om loopbaanontwikkeling en vormgeving van een leven lang leren. In hoeverre bieden KCE-standaarden of het waarderingskader WOT aanknopingspunten voor deze bredere doelstelling?
60
S AMENVATTEND
ROC’s dienen de kwaliteit van EVC te borgen. Als EVC gericht is op certificering in relatie tot KSB-standaarden dan zijn de KCE-standaarden van toepassing. ROC’s moeten er dan ook voor zorgen dat EVC KCE-proof wordt uitgevoerd.
8
Implementatie Implementatie was onderdeel van het project. We hebben daar op verschillende manieren vorm aan gegeven: • in de werkwijze van het project; • in de overdracht naar andere actoren; • in evaluatie van de opbrengsten van het project.
8.1
Werkwijze project
Tussen- en eindresultaten zijn door de projectleden steeds teruggekoppeld naar de eigen instellingen. Er is gekeken hoe ver ieder is met de eigen ontwikkeling aan de hand van de checklist EVC KCE-proof maken. Tegelijk is er in het project actief gebruik gemaakt van informatie over ontwikkeling van examinering en EVC binnen de instellingen, als input voor het project. Kwaliteit van examinering en EVC is meer op de agenda’s gekomen van de mensen die daarvoor verantwoordelijk zijn. Er wordt gewerkt aan afstemming van EVC op de wettelijke eisen voor examinering. Duidelijk is echter ook, dat er nog veel moet gebeuren. Ontwikkeling en uitvoering van EVC hebben hogere prioriteit dan het checken van de regels.
8.2
Overdracht naar andere actoren
K ENNISCENTRA
BEROEPSONDERWIJS BEDRIJFSLEVEN
Tussenresultaten zijn besproken met enkele kenniscentra uit het platform EVC. Door toeval zijn uit het platform EVC alleen ROC’s betrokken in het project. De aan het platform deelnemende kenniscentra – VEV, OVDB, ECABO en VAPRO – toonden zich ook geïnteresseerd in de resultaten. EVC is niet alleen een zaak van ROC’s. Ook kenniscentra zijn zeer actief op het gebied van ontwikkeling van procedures, portfolioscreening, training van assessoren en dergelijke. Er is op het gebied van EVC veel organisatie en verantwoording van examinering en evc
61
samenwerking tussen kenniscentra en ROC’s. De kenniscentra zullen net als de ROC’s moeten inspelen op de invoering van KCE en het wegvallen van de externe legitimering. Sommige willen exameninstelling nieuwe stijl worden, andere willen EVC-diensten en producten leveren die de onderwijsinstellingen kunnen afnemen, weer andere willen actief met EVC de markt op. P LATFORM EVC
Terugkoppeling in het het platform EVC (februari 2003): er zijn workshops gehouden in het platform EVC over de bevindingen. De checklist is uitgedeeld en besproken. Het wordt gezien als een handig instrument voor discussie over kwaliteit van EVC in de eigen instelling. Het sluit goed aan op de Cito-monitor voor KCE; de EVC-kolom is daar zó in te voegen. Dan zou het instrument ook on line beschikbaar zijn. De afspraak is gemaakt dat leden van het platform de checklist ook met de eigen achterban bespreken (bijvoorbeeld interne werkgroep of platform EVC) en resultaten terugkoppelen: waar staat men? Wat zijn knelpunten? Welke actie wordt ondernomen?
62
Verder is in de discussie aandacht besteed aan de ontwikkelcyclus EVC. Het is noodzakelijk om onderscheid te maken tussen ontwikkelen-vaststellen-uitvoerenevalueren. Net zoals bij examinering moeten deze onderscheiden verantwoordelijkheden ook bij EVC in acht worden genomen. KCE
Overleg met KCE over de geschiktheid van de standaarden voor de EVC-praktijk; daarnaast discussie over hoe aan te kijken tegen de procesmatige beoordeling van EVC. KCE ondersteunt onze visie dat beoordeling van de kwaliteit van EVC het gehele proces van stappen moet omvatten, van voorlichting & informatie tot en met persoonlijk ontwikkelplan, terwijl examinering feitelijk alleen vergelijkbaar is met de stappen 4 en 5 (waarderen en erkennen). KCE heeft een audit uitgevoerd op de EVC-praktijk van het Noorderpoort College. Het verslag daarvan is als bijlage 3 toegevoegd. Al met al hebben we de indruk dat EVC door de uitwisseling en discussie met de projectgroep EVC beter op het netvlies is gekomen van KCE. Bovendien hebben we gesproken over de uitvoering van EVC in zes stappen (info & voorlichting, intake & doel bepalen, herkennen, waarderen, erkennen, POP) en de noodzaak en samenhang van deze stappen. KCE heeft in het project Examinering en EVC aangegeven, dat KCE-toetsing van kwaliteit EVC alle stappen samen kan omvatten. Juist vanwege het gegeven dat EVC een procesbeoordeling is met toepassing van methodemix.
Voor de EVC-praktijk betekent dit dat je deelnemers al bij de start op de hoogte stelt van het verloop van de procedure, maar ook van de rechten en plichten, de mogelijkheid van bezwaar en dergelijke. Bewaken van de samenhang is ook noodzakelijk om te voorkomen dat deelnemers gaan zwerven met portfolio’s en niet weten wie het portfolio valideert, aan welke eisen het moet voldoen enzovoort. Dat betekent dat bij de start van een portfolio (ook in het portfolio!) al duidelijk gemaakt moet worden in welk kader het ontwikkeld wordt, wat het doel is en wie welke verantwoordelijkheid heeft in het proces van ontwikkeling en validering. Uit de discussie: • Een van de ROC’s besteedt EVC uit aan een kenniscentrum. Daar ligt nog geen contract onder zoals in de toekomst wel moet, volgens KCE. Het ROC is dus eindverantwoordelijk voor de kwaliteit, maar kan deze niet borgen (heeft de afspraken niet vastgelegd). • Een van de ROC’s legt een ingevuld portfolio ter beoordeling voor aan een examinator. De procedure is echter niet vastgesteld binnen het ROC door de examencommissie. Hier wordt dus geen scheiding aangebracht tussen vaststellen en uitvoeren (de examencyclus van ontwikkelen vaststellen uitvoeren evalueren is ook van toepassing op EVC!).
8.3
Evaluatie opbrengsten
Tot slot evaluatie van het project in de projectgroep met accent op benoeming van opbrengsten voor implementatie in de eigen praktijk. Er is door de project- en implementatieactiviteiten een groter bewustzijn ontstaan over de noodzaak om EVC evenals examinering af te stemmen op de kwaliteitsstandaarden KCE. Er is een beter zicht op de overeenkomsten en verschillen tussen examinering en EVC. Er is een beeld ontstaan van de verschillende doelen en organisatiemodellen voor EVC. Het opleidingsdenken is echter nog dominant. EVC wordt vooral benut voor onderbouwing van vrijstellingen(beleid) en verkorting leerwegen. Al met al lijkt er nog veel werk te doen om EVC KCE-proof te maken en meer onafhankelijk te positioneren in de instellingen. De verwachting is, dat er toekomst is voor andere modellen en dat de vraag zal toenemen.
organisatie en verantwoording van examinering en evc
63
Operatie ‘Geslaagd’ Op 1 augustus 2003 werd de nieuwe regeling voor examinering in het beroepsonderwijs van kracht. Wat houdt dit in, wat betekent dit? In de vorm van een luchtig verhaal gaat het Albeda College in op het ‘wat, hoe en waarom’ van de nieuwe regeling en wat dat betekent voor de praktijk: “KCE is dus niet meer externe legitimering, maar andere externe controle.” “Hoe moet het dan met ons streven naar maatwerk? En met leerlingen die een EVC-traject lopen? En met het idee om de loopbaan van de leerling centraal te stellen? Dat vraagt toch om meerdere instroommomenten per jaar en ook om meerdere toetsingsmomenten!” “Niet alles tegelijk. We behouden met KCE juist onze vrijheid om examinering op onze eigen manier te doen, mits we wel doen aan de kwaliteitsstandaarden. De taak van KCE is, om dat te controleren.”
Bron: Operatie ‘Geslaagd’ een boekje over… examinering (2003). Albeda College
64
Literatuurlijst Businessplan KCE (2002). Amersfoort: KwaliteitsCentrum Examinering (KCE). Commissie Boekhoud (2001). Doorstroomagenda beroepsonderwijs. Zoetermeer: ministerie van Onderwijs, Cultuur, Wetenschappen. Commissie Erkenning Verworven Kwalificaties (Commissie Wijnen) (1994). Kwaliteiten erkennen. Advies EVK. Maastricht: Rijksuniversiteit Limburg, vakgroep onderwijsontwikkeling en onderwijsresearch. De Roij van Zuijdewijn, P. en Dungen, M. van den (2002). Financiering van EVC : Kengetallen voor de BVE-sector. ’s-Hertogenbosch: CINOP. Dungen, M. van den en Pijls, T. (2000). Deuren open voor competentiebeoordeling Onafhankelijke assessmentcentra binnen het bekostigd onderwijs. In F. Blokhuis en K. Visser (Red.). Jaarboek kwalificatiestructuur 2000. ’s-Hertogenbosch: CINOP. Duvekot, R., Kaemingk, E. en Pijls, T. (2003). The world of EVC : The application of EVC in the Netherlands in four spheres. Houten: Kenniscentrum EVC. Examinering in ontwikkeling : Een ontwikkelingsperspectief voor examens in het voortgezet onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs. (2002). ’s-Gravenhage: Onderwijsraad (www.onderwijsraad.nl). Flexible colleges. Access to learning and qualifications in further education. (1990). London: Further Education Unit (FEU). Gils, R. van (2003). Competentiegericht Beroepsonderwijs: ambitie problematiek analyse architectuur systeemeisen scenario. Doetinchem, R. van Gils.
organisatie en verantwoording van examinering en evc
65
Grotendorst, A. en Schenning, S. (2002). Examens: sleutel, geen slot. Op weg naar nieuwe examenvormen in het (beroeps)onderwijs. HRD Thema Passen en meten: naar deugdelijk assessment in organisaties en onderwijs. 3/4. Deventer: Kluwer. Het toezichtkader BVE : Toezicht- en Waarderingskader + beslisregels BVE WOT-traject (2002). Utrecht: Inspectie van het onderwijs. Hoofdlijnenbrief 2003-2004 landelijke onderwijsondersteunende activiteiten (SLOA) (2002). ’s-Gravenhage: ministerie van Onderwijs, Cultuur, Wetenschappen. Hoofdlijnenbrief BVE 2004 en 2005. Koers BVE II (verschijnt waarschijnlijk jan. 2004). ’sGravenhage: ministerie van Onderwijs, Cultuur, Wetenschappen. Kabinetsreactie SER-advies “Het nieuwe leren”. (2003). ’s-Gravenhage: ministerie van Economische Zaken.
66
Klarus, R. (1998). Competenties erkennen : Een studie naar procedures en modellen voor leerwegonafhankelijke beoordeling van beroepscompetenties. Nijmegen/’s-Hertogenbosch: KUN/CINOP. Ollin, R. en Tucker, J. (1997). The NVQ and GNVQ Assessor Handbook. London: Kogan Page. Regeling stimulans verbetering en vernieuwing van de examenpraktijk in het beroepsonderwijs, 1e tranche. (sept.2001) Uitleg, gele katern, 19/19, 47-52. Zoetermeer: ministerie van Onderwijs, Cultuur, Wetenschappen. Rijksbegroting 2002, Hoofdstuk VIII (2001). ’s-Gravenhage: SDU. Samen werken aan leren : Naar een competentiegerichte kwalificatiestructuur voor het middelbaar beroepsonderwijs. Kadernotitie (2002). Zoetermeer: Colo, vereniging kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven. SER-advies Het nieuwe leren: advies over een leven lang leren in de kenniseconomie (2002). ’s-Gravenhage: Sociaal-Economische Raad (www.ser.nl).
Standaarden 2003-2004. (2003). Amersfoort: KwaliteitsCentrum Examinering (KCE) (www.kce.nl). Stuurgroep Evaluatie Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) (2001). Evaluatie WEB. ’s-Gravenhage: ministerie van Onderwijs, Cultuur, Wetenschappen. Werkgroep EVC (2000). De fles is half vol! ’s-Gravenhage: ministerie van EZ.
67
organisatie en verantwoording van examinering en evc
68
1
Bijlage
Checklist invoering en organisatie van examinering en EVC Deze checklist met activiteiten en ijkpunten kan helpen om in kaart te brengen in welke fase van invoering de instelling zich bevindt en welke activiteiten ondernomen kunnen worden om van de huidige fase in een volgende fase te komen.
Fase 1: ‘Draagvlak’. Deze fase is gericht op het creëren van draagvlak en enthousiasmeren. Dit vereist zowel activiteiten op centraal (CvB) als decentraal niveau (middenmanagement en uitvoerders). Het gaat om zendelingenwerk, gevoed door ervaringen van binnen (vraag naar EVC en maatwerk) en ontwikkelingen buiten (beleidsontwikkelingen). Draagvlak bij het management ligt aan de basis voor ontwikkeling van strategisch beleid (fase 2). Wat
Ja
Nee
Wat moet er nog gebeuren?
Zijn activiteiten nodig gericht op: • versteviging samenhang examinering en EVC en kwaliteitszorg? • voor positionering en organisatie van EVC met het oog op toegankelijkheid en transparantie? IJkpunten: • inleidingen/presentaties/workshops/ studiedagen, studiereis • notitie met een voorzet voor beleid • EVC in portefeuille van een trekker voor beleidsontwikkeling • … • …
organisatie en verantwoording van examinering en evc
Hoe?
Door wie?
69
Fase 2: ‘Strategie’. Deze fase is gericht op het formuleren van beleid op insituutsniveau. Dit is een activiteit van het CvB. Wat Zijn activiteiten nodig voor ontwikkeling van strategisch beleid: • om te anticiperen op de nieuwe examensystematiek en kwaliteitszorg te realiseren? • om te komen tot ontwikkeling en invoering van EVC instituutsbreed? IJkpunten: • ontwikkeling en vaststelling strategisch beleid EVC op insituutsniveau door CvB (EVC in kaderbrief of op de beleidsagenda) • centraal beleid voor verbetering examinering en kwaliteitszorg examinering • … • … • …
70
Ja
Nee
Wat moet er nog gebeuren?
Hoe?
Door wie?
Fase 3: ‘Tactiek’. Deze fase is gericht op invoering en implementatie. Het betreft activiteiten op centraal niveau (bv. plan van aanpak EVC) gekoppeld aan decentrale uitwerking (bv. pilots in units) Wat
Ja
Nee
Wat moet er nog gebeuren?
Hoe?
Door wie?
Zijn activiteiten nodig gericht op: • verbetering examinering en integratie van EVC? • ontwikkeling en invoering van EVC in aanbod en organisatie? • positionering EVC en financiering (cursistenservicebureau, examenbureau, contractactiviteiten, opleidingen, centraaldecentraal)? • deskundigheids-bevordering? • kwaliteitszorg? IJkpunten: • plan van aanpak EVC op instituuts- en/ of unitniveau (doelen, doelgroepen, ontwikkeling EVC-aanbod, deskundigheid, financiering, samenwerking derden) • instelling van een instellingsbrede werkgroep of platform EVC • aanwijzing van een trekker voor implementatie EVC • plan van aanpak verbetering examinering en/of ontwikkeling expertisebureau • opname EVC in activiteiten examencyclus (handboek examinering, OER, vrijstellingenbeleid, externe legitimering enzovoort) • draaiboek EVC (stappen, instrumenten, actoren)
organisatie en verantwoording van examinering en evc
71
Fase 4: ‘Operationeel’. Deze fase is gericht op uitvoering. Het gaat om activiteiten gericht op uitvoering van EVC (EVC-bureau, EVCaanbod) en examinering (examenbureau). Afhankelijk van de positionering gaat het om activiteiten op centraal of decentraal niveau. Doorgaans echter betreft het activiteiten op decentraal niveau (per unit of sector). Wat Zijn activiteiten nodig voor: • uitvoering van een flexibel, transparant en toegankelijk aanbod EVC voor een diversiteit aan doelgroepen? • afstemming en wisselwerking verworvenheden examinering en EVC (met betrekking tot deskundigheid, portfolios, proeven van bekwaamheid, kwaliteitszorg)?
72
IJkpunten: • EVC-loket of verwijspunt • EVC-contactpersoon per unit • hoofd EVC-bureau • bekwaam EVC-team/assessoren • informatie en voorlichtingsmateriaal over EVC/EVC in het programmaboekje • flexibel aanbod EVC en voorwaarden • helder pijskaartje en bekostiging • registratie en administratie resultaten • maatwerk na EVC • … • …
Ja
Nee
Wat moet er nog gebeuren?
Hoe?
Door wie?
2
Bijlage
Checklist invoering KCE-standaarden voor EVC Overgenomen uit EVC-Express 03/22, 9-14, juni 2003. ’s-Hertogenbosch: CINOP.
73
organisatie en verantwoording van examinering en evc
KCE-standaarden en EVC In de maand januari van dit jaar hebben vier organisaties, te weten Gap Gemini Ernst & Young, Citogroep, CINOP en bureau Stevens in opdracht van het KwaliteitsCentrum Examinering (KCE), drie pilots uitgevoerd om de bruikbaarheid te onderzoeken van het ontwikkelde KCE-audit-instrumentarium: de KCEstandaarden versie 1.0 en de bijbehorende beoordelingsgrondslag. De resultaten van het onderzoek en aanbevelingen met betrekking tot bijstelling van het instrumentarium zijn in een intern rapport aan het KCE gerapporteerd. Het KCE heeft de reacties in de definitieve versie van de standaarden verwerkt.
74
Bij het Noorderpoortcollege zijn behalve een tweetal opleidingen, ook de EVCprocedures onder de loep genomen. In het Businessplan KCE (februari 2002) is immers nadrukkelijk vermeld dat examinering ook betrekking heeft op EVC. Bedoeling van de proefaudit was te onderzoeken of het mogelijk is met KCE-standaarden ook EVCprocedures te beoordelen. Hiertoe zijn gesprekken gevoerd tussen de auditoren van CINOP/Citogroep en betrokkenen van het Noorderpoortcollege. Daarnaast is het draaiboek EVC Noorderpoortcollege geanalyseerd en is gebruik gemaakt van de tussenproducten van het project Examinering en EVC (samenwerkingsproject van Noorderpoortcollege, CINOP en zeven andere ROC’s).
Bevindingen De algemene conclusie, zoals die ook terug te vinden is in de Rapportage over aanpak en bevindingen, is dat de standaarden geschikt zijn voor kwalificerende beoordelingen die in het kader van EVC plaatsvinden. Er is wel geconstateerd dat een aantal begrippen ruim moet worden geïnterpreteerd en dat het aanbeveling verdient hieraan in de toelichting op de standaarden aandacht te besteden. In de definitieve versie van de standaarden is dit duidelijk verbeterd. Zo is in een aantal gevallen de term ‘toetsproduct’ vervangen door ‘examenproduct’ en wordt de term ‘toets’ sowieso minder gebruikt, waardoor met name de standaarden van domein 3 (Examenproces) beter geschikt zijn om andere vormen van toetsing te beoordelen. Er is tijdens de proefaudit uitdrukkelijk gesteld dat het niet gewenst is aparte standaarden voor EVC te ontwerpen, aangezien EVC niet moet worden gezien als fenomeen op zich, maar als vorm van procesbeoordeling: met portfolio-assessment als meest kritische verschijningsvorm.
Terugkoppeling naar KCE De proefaudit was mede aanleiding om mevrouw Creemers, adjunct-directeur van KCE, uit te nodigen in een bijeenkomst van het project Examinering en EVC. Mevrouw Creemers legde tijdens dit gesprek nogmaals de nadruk op de eigen verantwoordelijkheid van het ROC. KCE-standaarden mogen op geen enkele wijze de ontwikkeling van alternatieve vormen van beoordeling, zoals bijvoorbeeld EVC in de weg staan. Het is belangrijk dat stappen en activiteiten worden vastgelegd in procedures en protocollen en dat het ROC het eigen kwaliteitszorgsysteem rond examinering op orde heeft. KCE is geïnteresseerd in de kwaliteit van het proces van examinering in de breedste zin van het woord. Omdat alle stappen van de EVC-procedure bijdragen aan de kwaliteit van examinering, worden ook alle stappen meegenomen in de toetsing door KCE van voorlichting en intake tot en met opstellen van het persoonlijk ontwikkelplan. Belangrijk is dat ROC’s vertrouwen wekken door aan te tonen dat het totale proces in orde is.
Conclusies Voor het Noorderpoortcollege geldt dat de proefaudit waardevol is geweest om opnieuw aandacht te besteden aan de verankering van EVC in de reguliere (examen)organisatie. De beoordeelde EVC-procedures bleken niet zo slecht, maar doordat de formalisering hier en daar te wensen overliet (bijvoorbeeld vaststelling EVC-procedure door de examencommissie), scoorde men hier en daar minder dan verwacht. Door EVC en reguliere examinering nadrukkelijker te koppelen, kan ook beter gebruik worden gemaakt van voorzieningen in de staande organisatie, zoals bijvoorbeeld deelnemertevredenheidsonderzoeken en de Commissie van Beroep. Een van de belangrijkste vragen voor de komende tijd zal worden in hoeverre alles schriftelijk moet worden vastgelegd en geprotocolleerd. De angst voor overtollige bureaucratie is nog steeds aanwezig. De tijd zal het leren. Tot slot moet worden opgemerkt dat alle activiteiten rond de proefaudit in goede harmonie zijn verlopen. We zijn steeds als volwaardige gesprekspartners behandeld. Ook aan het gesprek met mevrouw Creemers heeft iedereen een positief gevoel overgehouden. Dat geeft vertrouwen voor de toekomst.
organisatie en verantwoording van examinering en evc
75
76
3
Bijlage
Verslag audit EVC Overgenomen uit EVC-Express 03/22, 7-8, juni 2003. ’s-Hertogenbosch: CINOP.
77
organisatie en verantwoording van examinering en evc
EVC: KCE Proof! Checklist implementatie KCE-standaarden in EVC Het bestuur KwaliteitsCentrum Examinering (KCE) heeft op 24 maart jl. de standaarden en het stimuleringmodel met bijbehorende begrippenkader vastgesteld. In de opvatting van KCE is EVC een vorm van examinering. Dat betekent dat EVC moet voldoen aan alle KCE-standaarden voor examinering. EVC moet met andere woorden KCE-proof worden, wanneer formele erkenning in relatie tot WEBkwalificaties het doel is van EVC. De invoering van de nieuwe examen systematiek brengt met zich mee, dat de kwalificerende instellingen moeten anticiperen op de nieuwe situatie. Het gaat bij kwaliteitsbeoordeling van examinering c.q. EVC niet alleen om beoordeling van wat is vastgelegd (is werkwijze beschreven en aantoonbaar), maar ook om beoordeling van toepassing van de werkwijze (doen zoals vastgelegd).
78
De procedure Om te kunnen bepalen of EVC van een (deel)kwalificatie door een instelling voldoet aan de standaarden, voert het KCE een KCE-audit uit. Deze audit bestaat uit een procesaudit en een productaudit. De procesaudit omvat een onderzoek naar de mate waarin de examinering, en dus ook EVC, voldoet aan de KCE-standaarden genoemd in de domeinen 1, 2, 3 en 5. De productaudit omvat een onderzoek naar de mate waarin de examinering, en dus ook EVC, voldoet aan de KCE-standaarden genoemd domein 4. Het KCE legt de bevindingen van de KCE-audit vast in een rapportage. De bevindingen van de KCE-audit worden vertaald naar een verklaring. Het KCE kent drie verschillende verklaringen: • een goedgekeurde verklaring: de examinering voldoet aan de KCE-standaarden; • een afkeurende verklaring: de examinering voldoet niet aan de KCE-standaarden; • een voorwaardelijke verklaring: de examinering voldoet nog niet aan de KCEstandaarden (binnen één jaar moet een goedgekeurde verklaring mogelijk zijn).
Ervaringen Het KCE heeft recentelijk enkele proefaudits uitgevoerd. Een van de proefaudits richtte zich specifiek op EVC. Verder is in het project examinering en EVC aandacht besteed aan de standaarden KCE vanuit EVC-perspectief. Er waren verschillende overwegingen om dat te doen:
• EVC moet voldoen aan alle standaarden voor examinering, maar passen deze standaarden wel onverkort op de EVC-systematiek en EVC-benadering? • De instellingen moeten anticiperen op de komst van de nieuwe examensystematiek, passen ze de nieuwe eisen ook wel voldoende toe op de EVC-praktijk? • De positionering van EVC in de instellingen is nog volop in ontwikkeling. EVC is vaak nog projectmatig van aard. Aandacht voor koppeling van EVC aan de standaarden kan bijdragen aan promotie, emancipatie en kwaliteit van EVC. • EVC is meer dan examinering, het gaat ook om loopbaanontwikkeling en vormgeving van een leven lang leren. In hoeverre bieden KCE-standaarden of het waarderingskader WOT aanknopingspunten voor deze bredere doelstelling? Er is een checklist ontwikkeld waarmee instellingen kunnen nagaan hoe het staat met de kwaliteit van EVC ten opzichte van de standaarden. We zijn daarbij uitgegaan van versie 1.7, zoals nu vastgesteld door KCE.
79
organisatie en verantwoording van examinering en evc
Checklist EVC KCE-proof maken Conceptstandaarden KCE - standaarden volgen onderdelen examencyclus
Vragen en knelpunten vanuit EVC
Domein 1: Examenmanagement
80
1.1. Examenorganisatie De instelling heeft een examenorganisatie, met één of meer (sub)examencommissies met vastgelegde taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden voor de organisatie van het examen.
Ook van toepassing op EVC.
1.2. Het beroepenveld De instelling waarborgt dat het beroepenveld betrokken wordt bij de examinering.
Ook van toepassing op EVC.
1.3. Documentatie De instelling heeft de organisatie van het examen in documenten vastgelegd.
De instelling moet behalve voor toetsmatrijzen, toetsplannen, kwaliteitshandboek examinering en procedures voor het verlenen van vrijstellingen, zorgen voor een procesbeschrijving EVC.
1.4. Examenregeling De instelling stelt een OER vast, die voldoet aan de eisen die daaraan door de WEB zijn gesteld.
Het is zaak om een OER zodanig te formuleren, dat flexibele examinering in EVCprocedures mogelijk is. Een voorbeeld daarvan is het OER van NOVAcollege (zie handboek invoering EVC www.cinop. nl/hbevc).
Is kwaliteit aantoonbaar vastgelegd? (zeggen wat je doet)
Is uitvoering conform documenten? (doen wat je zegt)
Actiepunten
Actoren
Conceptstandaarden KCE - standaarden volgen onderdelen examencyclus
Vragen en knelpunten vanuit EVC
1.5. Exameninformatie De instelling informeert de deelnemer zodanig dat deze zich een goed beeld kan vormen van de inhoud en de inrichting van het examen.
Deze standaard is typisch toegeschreven op opleidingskandidaten. Voor examenkandidaten (extraneus, EVC) is aanvulling/aanpassing wenselijk. Examenvoorlichting is dan voorlichting over de EVCprocedure (inhoud en inrichting) op het moment dat iemand start met EVC.
1.6. Commissie van Beroep De instelling heeft al dan niet in samenwerking met één of meer bevoegde gezagsorganen van andere instellingen een commissie van beroep voor de examens ingesteld, dan wel zich bij een dergelijke commissie aangesloten.
EVC valt onder de werking van de Commissie van Beroep. De bestaande Commissie van Beroep dient ingelicht te zijn over EVC, als vorm van examinering. EVC-kandidaten dienen bij de voorlichting (1.5.) ook informatie te krijgen over de Commissie van Beroep.
1.7. Sectorspecifieke standaarden De instelling voldoet aan sectorspecifieke standaarden van KCE.
Deze moeten komen van de SEP’s. Zijn nog niet beschikbaar, met uitzondering van de procesindustrie.
Is kwaliteit aantoonbaar vastgelegd? (zeggen wat je doet)
Domein 2: Deskundigheid, inkoop en uitbesteding 2.1. Professionaliteit De instelling waarborgt dat de medewerkers, die deel uitmaken van de examenorganisatie, over de benodigde deskundigheid beschikken om hun taken ten aanzien van het examen uit te kunnen oefenen.
Professionaliteit en bekwaamheid van begeleiders en assessoren in EVC is een kritisch aandachtspunt. Om te beginnen moet expliciet gemaakt worden welke competenties specifiek voor EVC nodig zijn en hoe kwaliteit gewaarborgd is. In de toekomst is professionaliteit mogelijk te waarborgen via accreditatie van assessoren.
organisatie en verantwoording van examinering en evc
Is uitvoering conform documenten? (doen wat je zegt)
Actiepunten
Actoren
81
82
Conceptstandaarden KCE - standaarden volgen onderdelen examencyclus
Vragen en knelpunten vanuit EVC
2.2. Contractvorming Indien uitbesteding en/of inkoop van toepassing is, legt de instelling afspraken met externen vast met betrekking tot: 1 uitbesteding van het examen; 2 inkoop van examenproducten en diensten.
Bij EVC wordt veel samengewerkt met externen: interne assessoren (van de werkvloer) en assessoren van kenniscentra (die mogen adviseren voor vrijstelling aan kwalificerende instellingen, die echter zelf niet mogen kwalificeren), De kwalificerende instelling blijft eindverantwoordelijk voor de examinering. Afspraken met externen over rol in EVC moeten vastgelegd worden.
2.3. Samenwerking en inkoop Indien samenwerking en/of inkoop van toepassing is, bewaakt de instelling dat de kwaliteit van de door samenwerking verkregen en/of ingekochte examenproducten en -diensten voldoet aan de KCEstandaarden.
Soms worden EVC-procedures ingekocht (bijvoorbeeld van Kenniscentra bb) of staan ze om niet ter beschikking van kwalificerende instellingen. Als EVC-procedures ingekocht/ gebruikt worden die extern gelegitimeerd zijn, dan is alleen nog kwaliteitswaarborging nodig op toepassing procedures.
Domein 3: Examenproces 3.1. Toetsconstructie Tijdens de constructie van examenproducten maakt de instelling gebruik van door de instelling vastgelegde instrumenten waardoor de relatie tussen de eindtermen en examenproducten inzichtelijk en herleidbaar is.
Gebruik toetsmatrijs geldt evenzeer voor EVC als voor examinering. Soms wordt gebruik gemaakt van een translatietabel of worden eindtermen geclusterd.
Is kwaliteit aantoonbaar vastgelegd? (zeggen wat je doet)
Is uitvoering conform documenten? (doen wat je zegt)
Actiepunten
Actoren
Conceptstandaarden KCE - standaarden volgen onderdelen examencyclus
Vragen en knelpunten vanuit EVC
3.2. Toetsvaststelling De examencommissie beoordeelt de kwaliteit van een examenproducten en stelt deze voor gebruik vast.
Ook EVC-procedures moeten worden vastgesteld door de examencommissie. Dit is een aandachtspunt bij ontwikkeling van procedures.
3.3. Betrouwbaarheid afname De instelling waarborgt dat de afname van het examen betrouwbaar geschiedt.
Geldt evenzeer voor EVC. Regelingen voor examinering moeten ook worden toegepast op EVC. Daarnaast geldt dat de regelingen aantoonbaar gemaakt moeten worden en verifieerbaar.
3.4. Betrouwbaarheid beoordeling De instelling waarborgt dat de beoordeling van het afgelegde examen betrouwbaar wordt uitgevoerd.
Idem.
3.5. Examenresultaten De instelling hanteert een vastgestelde werkwijze voor het verwerken en publiceren examenresultaten.
Idem.
Is kwaliteit aantoonbaar vastgelegd? (zeggen wat je doet)
Is uitvoering conform documenten? (doen wat je zegt)
Actiepunten
Actoren
83
organisatie en verantwoording van examinering en evc
Conceptstandaarden KCE - standaarden volgen onderdelen examencyclus
Vragen en knelpunten vanuit EVC
3.6. Diplomering en certificering De examencommissie waarborgt dat de verstrekking van diploma’s en certificaten betrouwbaar verloopt.
EVC heeft vaak de vorm van professionalisering vrijstellingenbeleid. Uit evaluatie van de WEB blijkt dat slechts 20% van de instellingen een vrijstellingenbeleid heeft ontwikkeld. Voorzover ontwikkeld, is het vooral toegespitst op EVK (erkenning opleidingen en diploma’s) en niet op EVC. Deze standaard biedt ruimte voor vrijstellingen. Instellingen moeten het beleid verantwoorden.
Domein 4: Examenproducten
84
4.1.Dekkingsgraad De instelling waarborgt dat ieder examenonderdeel inhoudelijk representatief is voor de eindtermen waar de deelkwalificatie uit bestaat door de toetsopdrachten en beoordelingscriteria te richten op de eindtermen van die deelkwalificatie.
Idem. Voorwaarde is wel toetsbaarheid van eindtermen (de zogenoemde ex ante toetsing zoals opgedragen aan de SEP’s).
Is kwaliteit aantoonbaar vastgelegd? (zeggen wat je doet)
Is uitvoering conform documenten? (doen wat je zegt)
Actiepunten
Actoren
Conceptstandaarden KCE - standaarden volgen onderdelen examencyclus
Vragen en knelpunten vanuit EVC
4.2. Moeilijkheidsgraad De instelling waarborgt dat het niveau van het examen overeenkomt met het niveau zoals aangegeven in de eindtermen.
Idem. Wellicht moet de meetlat bij EVC zelfs hoger gelegd worden dan bij examinering. EVC is namelijk geen steekproef van een voorafgaand leerproces. Het kan ook zijn dat bedrijven eisen dat bepaalde eindtermen die kritisch zijn, en een hoog afbreukrisico met zich meedragen sowieso voldoende getoetst moeten zijn in een EVC procedure.
4.3.Toetskwaliteit De instelling waarborgt dat examenonderdelen voldoen aan vastgestelde eisen met betrekking tot toetstechnische kwaliteiten en volledigheid.
Ook van toepassing op EVC.
Is kwaliteit aantoonbaar vastgelegd? (zeggen wat je doet)
Is uitvoering conform documenten? (doen wat je zegt)
Actiepunten
Actoren
85
Domein 5: Onderzoek en verantwoording 5.1.Tevredenheidsonderzoek De instelling onderzoekt regelmatig de tevredenheid over het examen bij de deelnemers en het beroepenveld.
Ook van toepassing op EVC. Het tevredenheidsonderzoek dus ook richten op EVCbelanghebbenden.
5.2. Verantwoording van examinering De instelling maakt jaarlijks in een openbaar verslag de uitkomsten bekend van de evaluatie en het voorgenomen beleid betreffende examinering.
Idem.
Deze checklist is te downloaden via www.cinop.nl/hbevc organisatie en verantwoording van examinering en evc
86