Uitbreiding examen koetsiersbewijs Het examen voor het koetsiersbewijs enkelspan is uitgebreid. Door middel van een vaardigheidsproef zal de examinator voortaan beoordelen of een aanspanning er klaar voor is om de weg op te gaan. Dat is belangrijk voor de veiligheid van aanspanning en examinator maar ook voor het zelfvertrouwen van de koetsier. Die weet namelijk dat hij daadwerkelijk klaar is voor de spreekwoordelijke vuurdoop in het verkeer. Tekst en foto’s: Janine Verschure Instructeur en examinator Bert Brans van Steenhof Stables in het Brabantse Oirschot was graag bereid om twee koetsiers op te trommelen en hen de onderdelen van de (eenvoudige) vaardigheidsproef te laten voorrijden voor de foto’s. Dochter Manou Brans spande een lid van haar vierspan Welsh pony’s in en pension- en lesklant Carla Boumans zette een van haar Friezen voor de wagen om te laten zien wat de nieuwe proef precies inhoudt, en hoe die ervoor zorgt dat de examinator met een gerust hart kan beoordelen of een aanspanning klaar is voor het examen op de weg. Link met buitenrijden “Deze vaardigheidstoets hebben de KNHS en de SRR (Stichting Rijvaardigheidsbewijzen Recreatieruiter - Red.) ingesteld om de veiligheid te vergroten”, vertelt Patricia van Iersel van de KNHS. “Bij de enkelspanmenners die hun koetsiersbewijs willen halen ligt meestal de nadruk op het buiten rijden. Daarom heeft elk onderdeel van de proef een link met een situatie die je op straat of in het bos kunt tegenkomen. Zo kan de examinator een eerste indruk krijgen van de vaardigheid van de menner én van de geschiktheid van diens paard of pony.” Het koetsiersbewijs zoals wij dat vandaag de dag kennen, bestaat sinds 1977 en al die tijd omvatte het examen een theorie- en een praktijkgedeelte. Bij dat laatste examenonderdeel was het de bedoeling dat de examinator bij de kandidaat op de bok plaatsnam om samen met hem het verkeer in te gaan. Maar niet alleen het verkeer is veranderd: ook de moderne menpaarden zijn wel degelijk ‘anders’ dan zo’n 37 jaar geleden. “Het kwam gelukkig niet vaak voor”, zegt Particia. “Maar soms kreeg de examinator een paard voor de wagen dat veel te fris was, of zag de menner het duidelijk niet zitten met ‘zijn’ paard. Als examinator moest je er dan maar het beste van hopen als je op de bok plaatsnam. Met deze nieuwe vaardigheidsproef – eigenlijk niets meer en niets minder dan een eenvoudige dressuurproef – krijgt de examinator al snel een indruk van wat een menner kan. En dat geeft rust.” Angst en beven? “Ik heb het gelukkig nog nooit meegemaakt”, lacht Bert Brans. “Dat ik tijdens het examen met angst en beven bij een kandidaat op een koets moest stappen. Maar ik heb wel verhalen van collega’s gehoord, over situaties die eigenlijk niet konden. Met paarden voor de wagen die ooit een keer op een rustige zondagmiddag door het dorp hadden gelopen, en die nu het drukke stadsverkeer in moesten. Dat is geen fijne combinatie met een menner die het angst- of stresszweet in de handen heeft. Natuurlijk kun je als examinator wel ingrijpen, maar de dubbele pedalen waar een lesauto mee is uitgerust; die heb je op de menwagen niet. Daarom denk ik zeker dat deze proef een welkome aanvulling is.”
1. Rondrijden op de linkerhand in stap. Bert: “Stappen is belangrijk, zeker in het verkeer. Kan een koetsier ervoor zorgen dat zijn paard rustig genoeg is om te stappen of te gaan stappen? Is hij zelf ontspannen, weet hij een stukje rust te creëren?”
2. Op de lange zijde (H E K) afwenden en halthouden op de middellijn (A C-lijn). Bert: “De examinator houdt tijdens het inspannen al een oogje in het zeil, om te kijken of dat goed en veilig gebeurt. Als het inspannen bijvoorbeeld op een binnenplaats plaatsvindt, loop je rond en kijk je of alles goed gaat. Mijn ervaring is dat er juist tijdens het in- maar vooral ook bij het uitspannen veel fouten worden gemaakt. De meeste mensen zakken op het uitspannen. Ik heb het regelmatig meegemaakt dat menners eerst de strengen losmaakten terwijl de singel en de broek nog vastzaten. Als je dat doet, dan ben je gezakt. Maar ook als tijdens het inspannen blijkt dat de menner een gevaarlijke fout maakt. De inspectie tijdens het halthouden in de vaardigheidsproef is daarom een heel summiere. Het halthouden dient vooral om te kijken of de paarden netjes stil willen blijven staan en of de koetsier goed omgaat met eventuele spanning bij zijn paard. Iemand met een heel druk paard, die niet met zijn groom communiceert en niet even vraagt of die groom wil helpen, die maakt geen goede indruk bij dit onderdeel.” 3. Voorwaarts in stap, daarna linkerhand. Als alle aanspanningen op de hoefslag zijn, aandraven. Daarbij een aanspanninglengte tussenruimte houden. Bert: “Dit onderdeel dient om te kijken of de koetsiers bij het aandraven rekening houden met elkaar. Kunnen ze de paarden op commando rustig laten wegdraven en houden ze voldoende afstand? Bij deze proef gaat het niet om ‘punten scoren’, sterker nog: je krijgt helemaal geen punten per onderdeel. Waar het om gaat is dat je laat zien dat je veilig kunt rijden en dat je rekening houdt met elkaar.”
4 Bij A (korte) of B (lange zijde) een grote volte. Bert: “Hier is het belangrijk dat de koetsiers onafhankelijk van elkaar kunnen rijden. Kunnen ze hun eigen tempo rijden, zelf de afstand bepalen?
5. Van hand veranderen in arbeidsdraf, dan op de rechterhand een overgang naar de stap en weer aandraven. Bert: “Overgangen moet je ook buiten op straat kunnen rijden en dan niet op initiatief van je paard, maar op dat van jou. Kunnen de koetsiers bij het van hand veranderen afstand houden, hebben ze controle? Kunnen ze een nette overgang naar stap en weer naar draf maken?”
6. Bij een letter/korte zijde op de grote volte blijven en in stap overgaan. Bert: “Je begint de volte in draf en moet de overgang naar stap maken. Kun je ook als je een wending rijdt controle houden? Ook als de aanspanningen weer wat dichter bij elkaar komen?”
7. Een deelnemer verlaat de groep en draaft aan. Hij gaat op het begin van de lange zijde (M) in stap en rijdt halverwege lange zijde (bij B) een rechtsomkeert (8 meter). Vervolgens weer draf.
Bert: “Kan de koetsier die wegrijdt zijn paard netjes laten wegdraven, ook als de rest van de groep niet meekomt? En: kan degene die achterblijft zijn paard laten stappen? Een rechtsomkeert van acht meter is zeker wel te rijden, maar het is een vrij korte wending. Die kom je op straat of in het bos ook tegen en dan gaat het erom dat je het tempo aanpast en duidelijk bent naar je paard toe.” 8. Deelnemer gaat tussen H en E (lange zijde) in stap en wendt midden lange zijde af om weer in te voegen in de volte. Bert: “Ook bij dit onderdeel is het weer heel belangrijk om rekening te houden met elkaar. Rijdt degene die invoegt op een rustige manier de volte in? Maken de andere koetsiers ruimte voor hem? Goed om je heen kijken, anticiperen en vooral: rekening houden met elkaar is natuurlijk in het verkeer van levensbelang.”
Vaardigheidsproef examen koetsiersbewijs enkelspan Maximaal vijf aanspanningen tegelijk, afhankelijk van de grootte van het terrein. De proef mag in de dressuurhouding worden gereden. Er dient gereden te worden in arbeidsstap en draf. 1. Rondrijden op de linkerhand in stap. 2. Op de lange zijde (H E K) afwenden en halthouden op de middellijn (A C-lijn). (Hier kan de examinator langslopen om een indruk te krijgen van de aanspanningen) 3. Voorwaarts in stap, daarna linkerhand. Als alle aanspanningen op de hoefslag zijn, aandraven. Daarbij een aanspanninglengte tussenruimte houden. 4 Bij A (korte) of B (lange zijde) een grote volte. (Vrij inzicht van de examinator). 5. Van hand veranderen in arbeidsdraf, dan op de rechterhand een overgang naar de stap en weer aandraven. 6. Bij een letter/korte zijde op de grote volte blijven en in stap overgaan. 7. Een deelnemer verlaat de groep en draaft aan. Hij gaat op het begin van de lange zijde (M) in stap en rijdt halverwege lange zijde (bij B) een rechtsomkeert (8 meter). Vervolgens weer draf. 8. Deelnemer gaat tussen H en E (lange zijde) in stap en wendt midden lange zijde af om weer in te voegen in de volte. Dit laat iedere deelnemer zien voor we naar buiten gaan.