DE TRANSITIES IN HET SOCIALE DOMEIN Achtkarspelen / Tytsjerksteradiel
Kabinetsformatie VVD en PvdA hebben de formatie van een nieuw kabinet inmiddels afgerond. Zoals de algemene verwachting (van zowel politiek als het veld) al was zullen de transities naar gemeenteniveau met volle kracht worden voortgezet. Over precieze voorwaarden en tijdslijnen moeten we uiteraard de uitwerkingen van het regeerakkoord afwachten. Hoe dan ook: als de transities zijn doorgezet zal veel meer dan 50% van de gemeentebudgetten bedoeld zijn voor "het sociale domein". Op dit onderwerp hebben onder meer de volgende rapporten op de formatietafel gelegen: Visie burgerkracht o.b.v. twee recente rapporten, nl. van Nico de Boer/Jos van der Lans (Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling) en van Pieter Winsemius (Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid), met o.a. de volgende kenmerken: - nieuwe generatie doe-democratie nodig; - gemeente moet meer vertrouwen op burgers, durven loslaten, faciliteren, bijsturen; - initiatieven overlaten aan sleutelfiguren, kartrekkers, verbinders; - sociaal werkers dicht – bij – kwetsbare burger; - buurtzorg-achtige aanpak. VNG-rapport “Bouwen op de kracht van burgers” (oktober 2012): - alle taken in het sociale domein decentraliseren naar gemeenteniveau; - de overdracht van taken vanuit Rijk/Provincies integraal benaderen en faciliteren; - gemeenten moeten die taken integraal oppakken en tot uitvoering brengen; - voor het hele sociale domein alle middelen in één budget naar gemeente overhevelen; - in dat budget compartimenten maken voor a) preventie / leefbaarheid, b) algemene / collectieve / individuele voorzieningen, c) voorzieningen waarop rechten gelden. Deze kenmerken zijn in het regeerakkoord nadrukkelijk terug te vinden.
Tussenstand voorbereidingen Op alle transities zijn al in meer of minder uitvoerige mate verkenningen/oriëntaties, contacten met cliënten/organisaties, professionals/instellingen, etc. verricht. Visies zijn in voorbereiding en worden afgestemd, zie “het verhaal” hierachter. Bij een eerste blik op het nieuwe regeerakkoord blijkt dat dit sterk aansluit bij deze visies. De tussenstand van de verschillende transities is in een gezamenlijk schema gezet (bijlage). Planning verdere voorbereidingen Voor de verdere planning zal er van worden uitgegaan dat begin 2014 de belangrijkste besluiten over beleid, keuzes en uitvoering genomen kunnen worden. Over de transitie Zorg voor Jeugd is een concrete planning binnenkort beschikbaar. Over de transities Begeleiding/Dagbesteding en Werken Naar Vermogen moeten we voor concrete planning wachten op de nieuwe kabinetsplannen. Ook de planning-op-hoofdlijnen van de transities, voor zover nu te maken op basis van reeds bekende informatie, is in een gezamenlijk schema gezet (bijlage).
"Het verhaal" (hoofdlijnen, gecomprimeerd) Nieuwe taken Met de decentralisaties van Participatiewet, Begeleiding&Dagbesteding, Jeugdzorg komt een fors aantal nieuwe taken bij in het sociale domein. Achtk. en T-diel pakken de nieuwe taken gezamenlijk op, in het kader van de Sociale Agenda die in beide gemeenten is vastgesteld. Sociaal-Maatschappelijke Agenda Achtkarspelen en Tytsjerksteradiel zien in de “Sociale Agenda aanpak” de kans om met de nieuwe taken een aantal van hun al bestaande uitgangspunten te versterken: - burgers en hun problemen/beperkingen maken gewoon deel uit van de samenleving; - duurzame ondersteuning: primair is de eigen kracht van burgers met hun eigen mienskip; - in alle beoordelingen en oplossingen is participeren in de samenleving het doel; - problemen èn oplossingen ter ondersteuning moeten zoveel mogelijk integraal worden bezien en aangepakt. Nodig: de drie transities in samenhang bezien en waar mogelijk integraal oppakken. Samen vormen zij een belangrijke impuls voor transformatie van het sociale domein. Voor alle 3 decentralisaties: de uitgangspunten Sociaal-Maatschappelijke Agenda
85% heeft geen problemen, kan anderen ondersteunen, 10% heeft ondersteuning nodig bij nemen/houden regie, 5% heeft permanente steun/zorg nodig primair: eigen kracht+mogelijkheden van burger indien ondersteuning nodig: 1. familie, 2. mienskip, 3. professionele voorziening beleid samen met burgers/professionals samenwerking / vertrouwen locale instellingen minder overheid, minder 2e lijn, meer mienskip
Drie centrale punten voor rol gemeente Centrale opgave: hoe doen we het met z’n allen zo dat mensen zelf en met hulp van anderen in de samenleving hun problemen oplossen en kunnen meedoen, waardoor zij geen of minder een beroep hoeven te doen op de overheid. Voor rol gemeente drie centrale punten: 1. preventie en leefbaarheid: daardoor kunnen mensen langer in hun eigen kracht blijven, en kan een beroep op zwaardere ondersteuning voorkomen worden; 2. mensen aanspreken op hun eigen verantwoordelijkheid en capaciteiten, en het stelsel van voorzieningen en regelingen simpeler en overzichtelijker maken; 3. inzetten op integraliteit en doelmatigheid, vraagstukken in huishouden benaderen in context, perspectief en samenhang, zorgen voor een goed vangnet ‘op maat’.
A. PARTICIPATIEMAATSCHAPPIJ 1. Preventie en leefbaarheid Achtkarspelen en Tytsjerksteradiel zetten stevig in op een gezonde ontwikkeling en leefomgeving voor de burgers, sterke organisatie van de ‘1elijn’, gezondheidsbeleid, stimuleren van gezond bewegen. Buurt/dorpsgerichte aanpak: 3 B's geven samen impuls aan sociale samenhang en leefbaarheid. Informatie en lichte ondersteuning bij opvoedvragen door CJG. Versterking van het onderwijs. We zijn trots op de basis van preventie en leefbaarheid in Achtkarspelen en Tytsjerksteradiel als het gaat om welzijn, wonen, leefomgeving, gezondheid, veiligheid, 'mienskip'. Er gebeurt al heel veel. We zijn rijk aan mensen die met elkaar de participatiemaatschappij gestalte geven: in verenigingen op het gebied van sport, cultuur, specifieke groepen, kerken, politiek, in diverse voorzieningen, in mantelzorg, en nog vele andere vrijwilligersactiviteiten.
2. Eigen verantwoordelijkheid, op weg naar het einddoel zelfredzaamheid Streven naar een inclusieve samenleving waarin: - zaken minder snel worden geproblematiseerd, waarin zaken wat ‘normaler’ zijn; - mensen zelf verantwoordelijkheid nemen voor hun ontplooiing; - mensen elkaar aanspreken op opgroeien, opvoeden, financiële onafhankelijkheid / zichzelf financieel onderhouden, maatschappelijk meedoen; - beroep op de overheid en 2e lijns-voorzieningen minder vanzelfsprekend is; - er een goed vangnet blijft voor wie dat echt nodig heeft. 3. Integrale benadering, effectieve voorzieningen, vangnet op maat Minder schotten tussen beleid, interventies en financiële stromen. Motto: één huishouden één plan - één coördinator. Durven differentiëren in de benadering van burgers. Kwaliteit aan 't front: jongerenwerker, sociaal werker, zorgverlener. Ruimte voor professional. Vangnet voor mensen met ernstige fysieke, verstandelijke of geestelijke beperkingen en anderen die het niet zelf redden. Geen generieke regels/criteria, maar effectief maatwerk. + Rol van de overheid: regie, van ‘zorgen voor’ naar ‘zorgen dat’ Samenleving hoeft niet perfect te zijn, de overheid kan niet overal verantwoordelijk voor zijn. Particuliere initiatieven in de lokale samenleving zijn belangrijk. Lokale situaties verschillen, risico’s zijn niet uit te sluiten. Bij veiligheid ligt grens: daar waar de veiligheid van mensen in gevaar is, ligt een reden voor de overheid om in te grijpen. Sturen op effectieve, efficiënte organisatie van ondersteuning/zorg. Af van bureaucratie, procedure-/regeldruk, te gedetailleerde verantwoording. Samen naar resultaten, maatschappelijke effecten toewerken. Niet alles dichtregelen, maar in dynamisch proces op resultaat en doelmatigheid sturen i.p.v. op rechtmatigheid. Risicoacceptatie hoort erbij. Durven experimenteren, leren, differentiëren, samen met maatschappelijke partners. Het is aan gemeente om overzicht en samenhang in het gehele sociale domein te realiseren. + Passend Onderwijs: goede aansluiting tussen gemeente en zorgplicht scholen Scholen vanaf 1-8-2014 verplicht passende onderwijsplek te bieden aan leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben (zorgplicht). Regionale samenwerkingsverbanden van regulier en speciaal onderwijs moeten plannen maken inclusief afspraken met de gemeenten over welke opvoed- en opgroeiondersteuning nodig is. Wettelijke verplichting: • zorgplan opstellen met onderwijszorg, jeugdzorg/welzijn van gemeente, de afstemming; • overleg met de gemeenten voeren over dat zorgplan; • samenwerken met jeugdzorg en gemeenten; NB: koppeling met CJG is dus belangrijk !!! • problemen vroegtijdig signaleren, ook als die niet uitsluitend het onderwijs betreffen. Kans: samen goede visie gemeentelijke- en onderwijskundige ondersteuning ontwikkelen.
B. Werken naar Vermogen in een participatiemaatschappij Doelgroep (mensen die beroep op overheid kunnen doen voor ondersteuning inkomen/werk) neemt met ⅓ toe, beschikbare middelen worden ± gehalveerd. Oplossing zit in andere wijze van denken en doen, door burgers, door de overheid en door werkgevers. Gemeente kan dat niet alleen. Bij ondernemingen is het werk en bij onderwijsinstellingen wordt aan de kansen gewerkt. Werkgevers zijn belangrijk partner, met eigen verantwoordelijkheid. Onderwijs speelt essentiële rol: gerichter opleiden voor werk waar vraag naar is. Ook mensen met beperking en/of lage opleiding kunnen een kans krijgen als zij toegevoegde waarde hebben voor een bedrijf/organisatie. Als gemeente 'social return' afspraken maken bij inkoop diensten/producten. Gemeente stelt zelf ook mensen met arbeidshandicap aan. Iedereen werkt naar vermogen. Economische zelfstandigheid geeft trots en eigenwaarde. Als het echt niet lukt is er een vangnet: uitkering, tijdelijk, aanvullend op wat men zelf kan verdienen. De gemeente stelt dan eisen: zoveel mogelijk proberen zelf te verdienen, met tijdelijk of parttime werk, of werk onder minimumloon-niveau, met loondispensatie.
1. Preventie Voorkomen dat je afhankelijk wordt van een uitkering begint op school. Als een opleiding is afgemaakt zijn kansen op arbeidsmarkt veel groter. Gevolgde opleiding moet (op)leiden naar werk waar voldoende vraag naar is op de arbeidsmarkt. Inzetten op bestrijden van voortijdig schoolverlaten, bij jongeren opleiden naar werk promoten. Jongeren zonder startkwalificatie terug laten gaan naar school / opleiding die naar werk (op)leidt. Eerst proberen alsnog werk te vinden. Proberen poort naar uitkering dicht te houden voor mensen die, bijv. via uitzendwerk, hun eigen inkomen kunnen verdienen. Onafhankelijkheid van overheid nastreven. Sturen op inkomensonafhankelijkheid van aanvragers uitkering. 2. Eigen verantwoordelijkheid Burger in 1e instantie zelf verantwoordelijk om met goede beroepsopleiding eigen inkomen te verdienen. Niet de verantwoordelijkheid overnemen. Als toch vangnet nodig is, dan zijn daar rechten en plichten aan verbonden. Tegenover uitkering en hulp naar werk staat de plicht om alles te doen wat bijdraagt aan het vinden van werk. Zo niet dan wordt verscherpt sanctioneringsbeleid toegepast. In de volle breedte meer aandacht op naleving van rechten en plichten als middel om eigen verantwoordelijkheid te benadrukken. Bevorderen van uitstroom naar deeltijd of flexibele arbeid. Ieder uur telt! 3. Integrale benadering, effectieve voorzieningen, goed vangnet op maat Inkomensondersteuning en andere instrumenten: tijdelijk en activerend vangnet, aanvullend op wat mensen zelf kunnen (organiseren), ook bijv. werk.nl en uitzendbureaus. Daar waar het burgers op eigen kracht niet lukt, springen we in. Effectieve re-integratie of arbeidsmarktinstrumenten zijn vraaggericht en moeten leiden naar werk bij een werkgever. Geen geld verspillen aan instrumenten/voorzieningen die geen toegevoegde waarde hebben. Training, een stage of opleiding alleen als dat bijdraagt aan grotere of duurzame inkomensonafhankelijkheid. Steeds op maat, liefst in samenwerking met werkgevers, zodat iemand ook echt de dingen leert die nuttig zijn op de werkvloer. Mensen met blijvende handicap of beperking helpen met ondersteuning op de werkplek. Zo kunnen deze mensen toegevoegde waarde voor het bedrijf leveren en kan de ondernemer zich focussen op het ondernemen.. Voor mensen die geen betaald werk kunnen doen samenwerking zoeken met bedrijven en andere maatschappelijke partners om maatschappelijk nuttige bijdrage te laten leveren. Voor kwetsbare burgers-met-beperkingen verbinding leggen met de AWBZ-begeleiding.
C. Begeleiding & Dagbesteding in een participatiemaatschappij Ondersteuning, begeleiding en verzorging van mensen met matige of ernstige beperkingen, gericht op zo zelfstandig mogelijk leven kunnen leiden en op voorkomen van opname in instelling. In Achtkarspelen + Tytsjerksteradiel betreft dat ruim 1000 burgers, en zeker 25 professionele organisaties. Een heel diverse groep (psychiatrische, verstandelijke en/of lichamelijke beperking, dementie, chronisch zieken). Sommigen gebruiken ondersteuning/ begeleiding/verzorging kortstondig, anderen zeer langdurig. Sommigen enkele uren per week, anderen de hele week. Het kan zowel individueel als in groepsverband gebeuren. Voorop staat dat mensen, ongeacht hun beperkingen, naar vermogen in de samenleving moeten kunnen participeren. Velen van hen verrichten zelf ondersteuning aan anderen. 1. Preventie Voorkomen van beperkingen is bij deze doelgroepen niet echt aan de orde. Wel is vroegtijdig signaleren mogelijk dat problemen rond participeren ontstaan; adequaat daarop inspelen kan beroep op zwaardere voorzieningen voorkomen. In de 'eigen omgeving' komen problemen/ behoeften in vroeg stadium in beeld. Daar bekijken of iemand ondersteuning nodig heeft. Voorkomen van zwaardere zorg betekent ook uitstel van opname in instelling. Samen met zorgverzekeraars kijken naar de bekostiging van preventie.
2. Eigen verantwoordelijkheid Primair bij ondersteuningsvraag staat: hoe is iemand, wat kan en wil hij/zij, wat kan hij/zij daar zelf of met behulp van anderen aan doen. Eigen regie van de mensen zelf staat voorop. Zelf heft in handen nemen/houden maakt mensen sterker. Professionele hulp moet zoveel mogelijk gericht zijn op eigen regie versterken, netwerk vergroten, verminderen professionele begeleiding als dat verantwoord is. Cultuuromslag van ‘rechten op voorzieningen’ naar ‘eigen mogelijkheden’. Andere houding, van burgers, gemeente, professionals en de organisaties waarin zij werken. 3. Integrale benadering & effectieve voorzieningen Sommigen hebben altijd, of bij specifieke omstandigheden, professionele ondersteuning nodig: vangnet voor de meest kwetsbaren, voor de burger logisch samenhangend. Sturen op effectieve samenwerking tussen professionals, en op goede verbinding tussen formele en informele netwerken in de dorpen. Inclusief beleid: in fysiek beleid (inrichting openbare ruimte, woonbeleid) en maatschappelijk beleid bevorderen dat mensen met beperkingen mee kunnen doen in samenleving. Burgers (18 – 65) die daartoe in staat zijn zetten zich in voor het vinden van betaald werk, ook als zij een beperking hebben. Indien nodig begeleiding die daarop is gericht. Werkgevers stimuleren (social return) mensen met beperking in dienst te nemen; zelf voorbeeld geven. Als mensen geen ‘arbeidspotentieel’ hebben en als prestatiedruk bij reguliere werkgevers te groot is: dagbesteding. Zoveel mogelijk kiezen voor activiteiten die zinvol bijdragen aan de samenleving. Mogelijkheden individu en zijn/haar omgeving als uitgangspunt nemen, van daaruit kijken wat aanvullend nodig is aan begeleiding en ondersteuning. Professionele begeleiding moet gericht zijn op duidelijke doelen of resultaten: verbetering zelfredzaamheid, behouden huidige situatie of begeleiden achteruitgang (bij dementie). Begeleiding moet flexibel zijn, meebewegen met situatie van cliënt en diens directe omgeving. Cliënt moet zoveel mogelijk zelf de te halen doelen en resultaten formuleren en nastreven. Professional moet meer de regie voeren als mensen daar door hun beperking niet toe in staat zijn, zichzelf daarin overschatten, een gevaar voor zichzelf of anderen zijn, overlast veroorzaken.
D. Zorg voor jeugd in een participatiemaatschappij Meeste kinderen en jongeren doen het gewoon goed. Unicef: Nederlandse jeugd is ‘t meest gelukkig van de hele wereld. Toch neemt aantal jeugdigen dat zorg krijgt toe. We leggen het accent op risico’s: die moeten zoveel mogelijk worden vermeden. Soms diagnoses/‘etiketten’ te snel, en te snel zware interventies. Maar ook vaak signaleren we te laat en handelen we niet snel genoeg bij problemen met de meest kwetsbare jeugd en gezinnen. Het handelen sluit niet altijd goed aan bij wat kinderen/jongeren en opvoeders nodig hebben. Decentralisatie jeugdzorg: gemeente wordt verantwoordelijk voor zorg jeugd en gezin, zowel preventieve zorg als intensieve/specialistische zorg (‘jeugdzorg’, jeugd-GGZ, jeugd-LVG), op vraag van ouders en/of jongeren, of opgelegd door de kinderrechter. Gemeenten moeten beter samenhangende/gerichte ondersteuning bieden, zorg effectiever en efficiënter inzetten. In Achtk.+T-diel: ruim 1000 kinderen/jongeren in aanraking met vorm van jeugdzorg. 50% bij jeugd-GGZ of jeugd-LVG, 50% bij Bureau Jeugdzorg en krijgt jeugdzorgtraject (van lichte ambulante zorg, crisisopvang, jeugdreclassering, tot opname in gesloten zorginstelling). 1. Preventie Ontwikkel- en opvoedproblemen ‘klein’ houden: investeren in preventie, vragen niet onnodig laten uitgroeien tot vraagstukken, vraagstukken niet laten verworden tot problemen. Inzetten op preventief gezondheidsbeleid, Lokale Onderwijs Agenda, lokale benadering vraagstukken en oplossingen, CJG voor eerste informatie/advies over opgroeien/opvoeden. Pedagogische kwaliteit leefomgeving versterken: pedagogische samenleving. Directe omgeving kinderen en jongeren ondersteunen in oplossingen-dichtbij-vinden. Professionele zorg (niet alles is te voorkómen) zoveel mogelijk rond jeugdige en gezin organiseren in de eigen leefomgeving.
2. Eigen verantwoordelijkheid Ouders primair zelf verantwoordelijk voor opvoeden en in gezondheid laten opgroeien van kinderen. Met elkaar praten over opgroeien en opvoeden moet normaal worden. Elkaar ook informeren over en aanspreken op opvoeden kinderen/jongeren. Inclusieve samenleving, mensen die van norm afwijken niet uitsluiten, met elkaar verantwoordelijk voor elkaar. Als de veiligheid van kinderen/jongeren in geding is komt overheid in beeld. Iedere jongere moet ‘zo normaal mogelijk’ kunnen functioneren, in eigen omgeving, zonder etiketten/stigmatisering, zonder consumptiegedrag. Als ondersteuning echt nodig: vraag van het kind/jongere en/of opvoeders voorop. Uitgangspunt: welke hulp kan/wil de jeugdige zelf vinden, Eigen Kracht, netwerk, via CJG, informele structuren van eigen omgeving, mogelijkheden om regie op het eigen leven (terug) te pakken. Ondersteuning richt zich op herstel van zelfredzaamheid en eigen kracht van jeugdigen en gezinnen en op versterken van het sociale netwerk. 3. Integrale benadering & effectieve voorzieningen Zorgvraag bij kinderen staat vrijwel nooit op zichzelf; kind maakt deel uit van gezin. Vaak gaat het om gezin dat al kwetsbaar is door specifieke heftige gebeurtenis of stapeling van zorgen. Bij jongeren kan kwetsbaarheid door beperkingen, gebeurtenissen, omstandigheden overgaan in behoefte aan zorg. Voor kind/gezin/jongere gaat het vaak om basisbehoeften (dak boven 't hoofd, aansluiting op onderwijs, werk, inkomen); specifieke ondersteuning/zorg kan helpen om regie over het eigen leven (terug) te krijgen. Vraagt om veel integraler vraagbenadering en aanpak door ondersteuners, schakelen tussen vraagstuk en oplossingsrichting, tussen individu, de sociale omgeving en de professionals en aansluiting vinden met onderwijs. Schotten in financiering, organisatie en aanbod slechten. Toegang: inzetten op zelfsturende, generalistische teams van hoogopgeleide professionals. Maatwerkgericht vangnet voor kinderen/jongeren die het zelf en met lichte ondersteuning niet redden. + De rol van scholen bij Zorg voor Jeugd, in het kader van Passend Onderwijs Scholen moeten vanaf 1 augustus 2014 een passende onderwijsplek bieden aan leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben (zorgplicht). Schoolbesturen van regulier en speciaal onderwijs (cluster 3 en 4) gaan samenwerken in regionale samenwerkingsverbanden. Deze samenwerkingsverbanden maken plannen en afspraken met de gemeenten over welke opvoed- en opgroeiondersteuning nodig is. De Samenwerkingsverbanden moeten: • een zorgplan opstellen waarin komt te staan: wat het onderwijs aan onderwijszorg levert, wat de gemeente aan jeugdzorg/welzijn doet, en wat de afstemming daartussen is; • met de gemeenten op overeenstemming gericht overleg voeren over dat zorgplan; • problemen vroegtijdig signaleren, ook als die niet uitsluitend het onderwijs betreffen. Passend Onderwijs biedt aan gemeenten en onderwijs dus de kans om samen een goede visie te ontwikkelen op aansluiting tussen de gemeentelijke en de onderwijskundige ondersteuning. Over het ondersteuningsaanbod in het onderwijs gaan de scholen zelf.