Tussendoelen en leerlijnen Taal
Overzicht en registratie tussendoelen en leerlijnen Taal
2
Inhoudsopgave Mondeling onderwijs......................................................................................................................................................................................................................................................................5 Schriftelijk onderwijs.....................................................................................................................................................................................................................................................................14 Taalbeschouwing, waaronder strategieën................................................................................................................................................................................................................................28
3
4
datum
datum
datum
datum
datum
KERNDOEL 1 De leerlingen leren informatie te verwerven uit gesproken taal. Ze leren tevens die informatie, mondeling of schriftelijk, gestructureerd weer te geven. □ o ◊ Fase 1 Fase 2 Fase 3 Fase 4
bouw
Mondeling onderwijs
GEBRUIK - taalaanbod • Taalaanbod is afkomstig van
• Als fase 1
• Als fase 2
• Als fase 3
de leraren, van klasgenoten, van mensen buiten de school en van audiovisuele informatiebronnen zoals cd, cd-rom, (school)radio en –tv en internet
GEBRUIK - monologen • eenvoudige, korte monologen, (interactief) voorgelezen teksten
• korte monologen, (interactief) voorgelezen teksten
• dialogen
• dialogen
• gesprekken in kleine groep
• gesprekken in kleine groep
en grote groep (met leraar)
• Als fase 2 +
• Als fase 3 +
• langere monologen,
• complexere monologen
(interactief) voorgelezen
waarbij lengte er niet toe
teksten
doet, interactief voorgelezen teksten
zonder leraar • (leer)gesprekken in kleine en grote groep met leraar
GEBRUIK - teksten • verhalende en informatieve teksten • korte instructieve teksten
• Als fase 1 +
• Als fase 2 +
• Als fase 3 +
• de instructieve teksten zijn
• vooral informatieve,
• luisteren naar verhalende en
vooral (gedrags)
verhalende en instructieve
instructieve teksten komt ook
komen ook voor, in de vorm
aanwijzingen en instructies
teksten
voor
van (gedrags) aanwijzingen
(bij het leren lezen en
bijvoorbeeld
rekenen bv.)
• ook betogende teksten
5
GEBRUIK - luisteren • luisterdoelen hebben
• Als fase 1
• Als fase 2 +
betrekking op zich
• Als fase 3
• Zich op de hoogte stellen
ontspannen/amuseren, op
van mening (en) / zich een
het verwerven van
mening vormen en op
informatie of op erachter
overtuigd of overgehaald
komen hoe iets te doen of te
worden
maken (geïnstrueerd worden)
GEBRUIK - taaluitingen • De taaluitingen in de luisterteksten doen een
• Als fase 1 +
• Als fase 2 +
• Als fase 3 +
• Ze zijn redelijk
• Ze zijn niet altijd
• Ze zijn niet
beroep op het begrijpen van
contextafhankelijk: hier en
contextafhankelijk: ze
contextafhankelijk: ze
zowel eenvoudige als
nu, nabije omgeving en
kunnen ook betrekking
kunnen ook betrekking
complexe cognitieve
nabije toekomst/verleden
hebben op omgeving,
hebben op omgeving,
taalfuncties; ze zijn
verleden en toekomst die
verleden en toekomst die ver
contextafhankelijk: hier en
minder nabij is
is
nu
GEBRUIK – informatie verwerken en presenteren • Informatie verwerken en presenteren gebeurt: o mondeling: bijvoorbeeld
• Als fase 1 +
• Als fase 2 +
• schriftelijk: bijvoorbeeld een
• schriftelijk: bijvoorbeeld een
informatieposter, verslag of
werkstuk of muurkrant maken
verslag uitbrengen,
boekje van de belangrijkste
van de belangrijkste
demonstratie met
informatie
informatie
• Als fase 3
mondelinge toelichting, dramatiseren, toelichting bij een filmpje/dia’s/foto’s, vertelkast o schriftelijk: bijvoorbeeld tekening, stripverhaal, informatieposter, boekje
6
VORM • alle teksten hebben/krijgen veel visuele en auditieve ondersteuning (d.m.v.
• als fase 1 +
• bij abstracte onderwerpen
• geldt voor de meeste
• als fase 3
visuele ondersteuning
teksten
platen, voorwerpen, gebaren, mimiek, stemgebruik, intonatie) • de langere teksten hebben
• de langere teksten hebben
• de teksten hebben zowel
• Als fase 3 +
een eenvoudige structuur; ze
zowel eenvoudige als
eenvoudige als complexe
zijn voornamelijk
complexe structuren,
structuren, bijvoorbeeld
• Ook redengevende, voorwaardelijke en
chronologisch opgebouwd
bijvoorbeeld chronologische
chronologische en vraag-
concessieve tekststructuren
en bevatten herhalingen
en vraag-
antwoordstructuren,
en probleem-
antwoordstructuren
vergelijkings-tegenstellings-
oplossingsrelaties
en voorbeeldstructuren en oorzaak-gevolg- en middeldoelrelaties • zinnen zijn kort en eenvoudig
• zinnen zijn niet te lang,
• zinnen zijn langer;
eenvoudig, meestal
samengestelde zinnen
enkelvoudig
komen ook voor
• zinslengte doet er niet toe
INHOUD • de onderwerpen van de
• de onderwerpen van de
• de onderwerpen worden
• de onderwerpen zijn lang
teksten zijn dichtbij, ze gaan
teksten zijn dichtbij, ze gaan
minder contextgebonden: ze
niet altijd contextgebonden:
over het hier en nu, zijn
over het hier en nu of over
hebben ook betrekking op
het gaat vaak om abstracte
contextgebonden en
nabije omgeving, nabije
verleden en toekomst en op
onderwerpen: de afstand
concreet, vooral rond
toekomst/verleden: de
omgeving die minder nabij is:
tussen luisteraar en
concrete voorwerpen of
verschijnselen en concepten
er komen steeds meer
onderwerp breidt zich verder
handelingen: de afstand
worden al wat complexer en
complexe en abstracte
uit
tussen onderwerp en
abstracter: de afstand tussen
onderwerpen voor (bv. Bij de
luisteraar is klein
onderwerpen en luisteraar
zaakvakken of tijdens
wordt groter
reflectiemomenten): de afstand tussen onderwerpen en luisteraar wordt groter
7
AANPAK • onder aansturing van de leraar luisterstrategieën inzetten
• met hulp van de leraar luisterstrategieën inzetten • voorspellen is vooral op
• luisterstrategieën inzetten
• luisterstrategieën inzetten
• voorspellen is vooral op
• voorspellen is vooral op
macro- en mesoniveau. Op
meso- en microniveau. Bij
macro- en mesoniveau. Op
mesoniveau gaat het vooral
voorspellen op mesniveau
macro- en mesoniveau.
macroniveau gaat het om
om het benutten van relaties
gaat het om het benutten
Voorspellingen op
voorspellingen over de
in een tekst bij het
van inzicht in relaties in een
microniveau zijn ook mogelijk
tekstsoort en het onderwerp.
voorspellen die vrij expliciet
tekst (redengevende,
in geval van bijvoorbeeld
Op mesoniveau gaat het om
gemaakt worden (vraag-
concessieve en
zinnen, uitspraken die steeds
het benutten van inzicht in
antwoord, tegenstelling,
voorwaardelijke structuren,
terugkeren in een verhaal
tekststructuren bij het
middel-doel, oorzaak-
probleem-oplossing) die al
voorspellen, met name de
gevolg). Voorspelingen op
dan niet expliciet gemaakt
chronologische volgorde.
microniveau zijn ook
worden. Voorspellingen op
Voorspellingen op
mogelijk, bijvoorbeeld
microniveau zijn ook
microniveau zijn ook mogelijk
wanneer kinderen
mogelijk, bijvoorbeeld
in geval van bijvoorbeeld
onduidelijk uitgesproken
wanneer kinderen
zinnen, uitspraken die steeds
woorden, woord- of
onduidelijk uitgesproken
terugkeren in een verhaal
zinsdelen zelf aanvullen
woorden, woord- of
• voorspellen is vooral op
zinsdelen zelf aanvullen
8
datum
datum
datum
datum
datum
KERNDOEL 2 De leerlingen leren zich naar vorm en inhoud uit te drukken bij het geven en vragen van informatie, het uitbrengen van verslag, het geven van uitleg, het instrueren en bij het discussiëren. □ o ◊ Fase 1 Fase 2 Fase 3 Fase 4
bouw
Mondeling onderwijs
GEBRUIK • spreekdoelen hebben vooral
• spreekdoelen hebben vooral
• spreekdoelen hebben vooral
• spreekdoelen hebben vooral
betrekking op
betrekking op
betrekking op informeren en
betrekking op informeren,
ontspanning/amuseren en
ontspanning/amuseren,
instrueren en ook nog wel op
instrueren, overtuigen en
ook op informeren en
informeren en instrueren,
ontspanning/amuseren;
overhalen; in informele en
instrueren, in informele
vooral in informele situaties
spreekdoelen kunnen ook
formelere situaties
situaties
en soms in vertrouwde
betrekking hebben op
formelere situaties
overtuigen en overhalen; in informele en formele situaties
• bij het spreken worden zowel
• bij het spreken worden zowel
• bij het spreken worden zowel
• bij het spreken worden zowel
eenvoudige als complexe
eenvoudige als complexe
eenvoudige als complexe
eenvoudige als complexe
cognitieve taalfuncties
cognitieve taalfuncties
cognitieve taalfuncties
cognitieve taalfuncties
gebruikt; ze zijn
gebruikt; ze zijn redelijk
gebruikt; ze zijn niet altijd
gebruikt; ze zijn niet
contextafhankelijk: hier en
contextafhankelijk: hier en
contextafhankelijk: ze
contextafhankelijk: ze
nu
nu, nabije omgeving en
kunnen ook betrekking
kunnen ook betrekking
nabije toekomst/verleden
hebben op omgeving,
hebben op omgeving,
verleden en toekomst die
verleden en toekomst die ver
minder nabij is
is
• gespreksregels hebben
• als fase 1+
• als fase 2 +
• als fase 3 +
vooral betrekking op niet
• bij het onderwerp blijven
• ingaan op bijdragen van
• beurtverdeling
voor de beurt spreken
• niet door elkaar praten
anderen
• voortgang bewaken
• aandacht vasthouden
VORM • monologen: vooral het vertellen van een persoonlijk verhaal • gesprekken:
• als fase 1 +
• als fase 2 +
• als fase 3 +
• gesprekken: deelnemen aan
• langere monologen:
• een groepsgesprek en
klassikale leergesprekken,
persoonlijke verhalen,
gesprekken met
presentaties
discussie leiden
9
o dialogen: korte dialoogjes
onbekenden en niet-
• gesprekken: discussies,
tussen twee leerlingen en
gesimuleerde
gesprekken met openbare
tussen leerling en leraar,
telefoongesprekken
instanties
gesimuleerde telefoongesprekken o polylogen: in kleine groep met of zonder leraar erbij en in grote groep • vooral expressief: korte,
• verhalend (persoonlijke
• vooral informatief
• vooral informatief, instructief
verhalende teksten; korte
verhalen bijvoorbeeld),
(presentaties, mondelinge
en betogend (bijvoorbeeld
instructieve teksten komen
informatief en instructief
verslagen en vragen om
een boekpresentatie waarbij
voor (aan elkaar uitleggen
informatie bijvoorbeeld) en
een onderbouwde
van spelletjes bijvoorbeeld);
instructief; verhalend en
waardering gegeven wordt,
korte informatieve teksten
betogend komt ook voor
of bij discussies)
komen ook voor (onder andere in de vorm van uitwisselingsgesprekken) • zinnen zijn kort, meestal
• zinnen worden langer, naast
• zinnen kunnen lang zijn,
enkelvoudig, grammaticaal
enkelvoudige ook
naast enkelvoudige ook
eenvoudig, kunnen vorm- en
samengestelde zinnen, qua
samengestelde zinnen, qua
structuur ‘fouten’ bevatten
structuur complexer, kunnen
structuur complexer
• als fase 3
vorm- en structuurfouten bevatten • spreektechniek heeft vooral betrekking op verstaanbare
• als fase 1 +
• als fase 2 +
• als fase 3 +
• intonatie
• dictie en articulatie
• klankkleur
uitspraak
• relatie spreektechniek en situatie
INHOUD • de onderwerpen van de
• de onderwerpen van de
• de onderwerpen worden
• de onderwerpen zijn lang
teksten zijn dichtbij, ze gaan
teksten zijn dichtbij, ze gaan
minder contextgebonden;
niet altijd contextgebonden;
over het hier en nu, zijn
over het hier en nu of over
ze hebben ook betrekking
het gaat vaak om abstracte
contextgebonden en
nabije omgeving, nabije
op verleden en toekomst en
onderwerpen; de afstand
concreet, vooral rond
toekomst/verleden; de
op omgeving die minder
tussen spreker en onderwerp
concrete voorwerpen of
verschijnselen en concepten
nabij is; er komen steeds
breidt zich verder uit
handelingen; de afstand
worden al wat complexer en
meer complexe en
10
tussen onderwerp en spreker
abstracter; de afstand tussen
abstracte onderwerpen voor
is klein
onderwerp en spreker wordt
(bijvoorbeeld bij de
groter
zaakvakken of tijdens reflectiemomenten): de afstand tussen onderwerp en spreker wordt groter
AANPAK • het inzetten van
• het inzetten van
• het inzetten van
• als fase 3 +
spreekstrategieën wordt
spreekstrategieën wordt
spreekstrategieën wordt
geïnitieerd en sterk begeleid
begeleid door de leraar.
aangemoedigd door de
• accent ligt op oriënteren op inhoud, doel en publiek,
door de leraar. Accent ligt
Accent ligt op oriënteren op
leraar en waar nodig door
plannen en reflecteren (op
op verzamelen van
inhoud en doel, plannen
hem begeleid. Accent ligt
doel, inhoud, functie en
informatie, bepalen van de
(informatie verzamelen,
op het oriënteren op inhoud,
vorm)
inhoud en globaal structuur
selecteren en ordenen),
doel en publiek; plannen
aanbrengen in de tekst
reflecteren (vooral op
(informatie verzamelen,
inhoud en functie)
selecteren en ordenen), reflecteren (vooral op doel, functie en inhoud)
11
datum
datum
datum
datum
datum
KERNDOEL 3 De leerlingen leren informatie te beoordelen in discussies en in een gesprek dat informatief of opiniërend van karakter is en leren met argumenten te reageren. □ o ◊ Fase 1 Fase 2 Fase 3 Fase 4
bouw
Mondeling onderwijs
INHOUD • verschillende
• als fase 1 +
• als fase 2 +
gesprekssituaties met een gevarieerd aanbod aan onderwerpen die uitnodigen om op te reageren, dagen kinderen uit te zeggen wat
• bepalen welke informatie wel/niet belangrijk is, in
waarom ze dat vinden
• naar andermans commentaar vragen
relatie tot eigen kennis
• kritische houding ten aanzien van informatie in mondelinge teksten
Informatie beoordelen en een reactie geven
ze ergens van vinden; ze proberen ook aan te geven
• als fase 3 +
Kritisch luisteren naar informatie
• proberen aan te geven
• argumenten ter
• informatie op waarde
waarom die informatie
ondersteuning van de eigen
schatten, ondermeer in
belangrijk is (koppelen aan
mening geven
relatie tot de bron
doel) • deze opvatting verduidelijken of illustreren Kritisch luisteren naar meningen en opvattingen • meningen herkennen (vooral meningen die expliciet zo worden aangeduid, bijvoorbeeld met behulp van signaalwoorden als ‘ik vind’)
• naar andermans commentaar vragen • onderscheid tussen feiten en meningen herkennen • meningen herkennen die
• andermans standpunt in eigen woorden samenvatten • tegenover elkaar staande gezichtspunten in eigen woorden formuleren
implicieter in een
• als discussieleider optreden
en argumentatie van
mondelinge tekst voorkomen
• groepsleden vragen om
anderen
(dus niet met behulp van
• open staan voor de mening
duidelijke signaalwoorden)
verduidelijking van een standpunt • veel voorkomende trucs in reclame herkennen
12
Meningen beoordelen en een reactie geven
• • mening(en) van de spreker(s) vergelijke met eigen mening
• proberen te vertellen of je
• meningen globaal becommentariëren vanuit de eigen mening • argumenten ter
het wel of niet eens bent
ondersteuning van de eigen
met gehoorde mening(en)
mening geven
• tot een afweging van argumenten in een discussie komen • evalueren van meningen en argumentaties
• onderscheid tussen feiten en meningen zelf aanbrengen • standpunt vasthouden
13
datum
datum
datum
datum
datum
KERNDOEL 4 De leerlingen leren informatie te achterhalen in informatieve en instructieve teksten, waaronder schema’s, tabellen en digitale bronnen. □ o ◊ Fase 1 Fase 2 Fase 3 Fase 4
bouw
Schriftelijk onderwijs
GEBRUIK – aanbod van teksten • informatieve prentenboeken • informatief beeldmateriaal zoals (bouw)tekeningen, schema’s, foto’s, video’s, cdroms • instructieve teksten met
• informatieve boekjes, korte
• informatieve en instructieve
• informatieve, instructieve en
informatieve teksten in
(en betogende) teksten in
betogende teksten in
tijdschriften, kranten
boeken, tijdschriften,
boeken, tijdschriften, folders
• informatieve en instructieve teksten uit de lees- en taalmethode (en uit
kranten, folders en op internet • informatieve en instructieve
en op internet • naslagwerken, waaronder in ieder geval woordenboeken,
illustraties/foto’s, bv. in de
methode voor de
teksten uit de lees- en
encyclopedieën, reisgidsen,
vorm van
zaakvakken)
taalmethode, uit methodes
atlassen, internet
(kinder)kookboeken, knutselboeken • pictogrammen, opschriften, labels • naslagwerken, waaronder in
• ‘moeilijkere’ informatieve boeken en naslagwerken met duidelijke illustraties, foto’s • beeldmateriaal en
voor de zaakvakken, uit de rekenmethode • naslagwerken, waaronder in ieder geval een woordenboek,
ieder geval een
achtergrondinformatie op
encyclopedie, telefoonboek,
telefoonboek (voor gebruik
cd-roms, dvd of internet
internet
in de huishoek) • informatieve en instructieve teksten in tijdschriften, folders, kranten, schoolkrant; brieven, zelfgemaakte
• instructieve teksten, bijvoorbeeld recepten, gebruiksaanwijzigingen, uitleg bij opdrachten • naslagwerken, waaronder in
boeken en teksten van
ieder geval een
kinderen
woordenboek, telefoonboek, kinderatlas
14
GEBRUIK – leesdoelen • leesdoelen hebben
• als fase 1
• leesdoelen hebben
betrekking op informatie
betrekking op informatie
verwerven en geïnstrueerd
verwerven en geïnstrueerd
worden, voor de leesdoelen
worden; voor de leesdoelen
ontspanning/amuseren (die
ontspanning/amuseren (die
in deze groepen een
in deze groepen ook een rol
centrale rol spelen) zie
spelen) zie kerndoel 9; voor
kerndoel 9
de leesdoelen zich op de
• functies van geschreven taal
• als fase 3
hoogte stellen van
ervaren:
meningen/zich een mening
o geschreven teksten zoals
vormen en overtuigd worden
briefjes, brieven, boeken
(die in deze groepen vaker
en tijdschriften hebben
voor gaan komen) zie
een communicatief doel
kerndoelen 6 en 7
o symbolen zoals logo’s en pictogrammen verwijzen naar taalhandelingen o geschreven taal heeft een permanent karakter o tekenen en tekens produceren bieden mogelijkheden tot communicatie o onderscheid tussen ‘lezen’ en ‘schrijven’
INHOUD • de onderwerpen van de
• de onderwerpen van de
• de onderwerpen van de
• de onderwerpen van de
teksten zijn dichtbij, ze gaan
teksten zijn dichtbij, ze gaan
teksten worden minder
teksten zijn niet altijd
over het hier en nu, zijn
over het hier en nu of over
contextgebonden; ze
contextgebonden; het gaat
contextgebonden en
nabije omgeving, nabije
hebben ook betrekking op
vaak om abstracte
meestal concreet
toekomst/verleden; de
verleden en toekomst en op
onderwerpen
onderwerpen zijn concreet,
de omgeving die minder
maar soms ook abstract
nabij is; er komen regelmatig abstracte onderwerpen voor
15
VORM • de teksten bevatten veel
• de teksten bevatten visuele
• als fase 2 +
• als fase 3 +
visuele ondersteuning, ze
ondersteuning, ze hebben
• vergelijkings-, tegenstellings-
• redengevende,
hebben een heldere
een eenvoudige structuur
en/of voorbeeldstructuren
voorwaardelijke (als …. dan)
structuur
(bijvoorbeeld een
en/of middeldoel- en
structuren en/of probleem-
chronologische opbouw
oorzaak-gevolgrelaties
oplossingsrelaties
en/of bevatten vraag-
• de teksten worden langer
antwoordopeenvolgingen) • zinnen zijn kort en eenvoudig
• zinnen zijn niet te lang,
• zinnen zijn langer;
• langere, samengestelde en
eenvoudig (grammaticaal
samengestelde en
grammaticaal complexer
niet complex), meestal
grammaticaal complexer
zinnen komen regelmatig
enkelvoudig
zinnen komen ook voor
voor
AANPAK • op initiatief en onder aansturing van de leraar luisterstrategieën inzetten • boekoriëntatie (samenhang
• onder begeleiding van de
• inzetten van leesstrategieën
• als fase 3 +
leraar inzetten van
wordt aangemoedigd door
leesstrategieën
de leraar en waar nodig
strategieën voor
door hem begeleid
informatieverwerving, waar
• onder begeleiding van de
illustraties en tekst,
leraar kennismaken met
leesrichting, opbouw van het
mogelijkheden voor
leraar inzetten van
boek)
informatieverwerving;
technieken en strategieën
alfabetische volgorde,
voor informatieverwerving
functie en opzet van
• onder begeleiding van de
• inzetten van technieken en
nodig onder begeleiding van de leraar • bij informatieverwerving ook aandacht voor; betekenis en
• bij informatieverwerving
functie van verschillende
verschillende
aandacht voor; op een
informatiebronnen zoals
informatiebronnen zoals
efficiënte wijze een boek of
grote woordenboeken,
woordenboeken (op cd-rom
ander materiaal zoeken in
encyclopedieën, week- en
of in boekvorm),
een documentatiecentrum
dagbladen, tijdschriften,
encyclopedieën (op cd-rom
of schoolbibliotheek met
reisgidsen, atlassen en
of in boekvorm),
behulp van een
internet
telefoonboeken (op internet
trefwoordenlijst of
of in boekvorm),
computer, de gewenste
jeugdtijdschriften,
informatie opzoeken in
schoolkranten en internet,
verschillende
opzet en inrichting
informatiebronnen met
documentatiecentrum of
behulp van inhoudsopgave
schoolbibliotheek
en/of (alfabetisch
16
geordende) index • (voor het ordenen en schematiseren van informatie; zie kerndoel 6) • voorspellen is vooral op macro- en mesoniveau
• bij het opbouwen van
• bij het opbouwen van
• bij het opbouwen van
verwachtingen gaat het
verwachtingen gaat het om
verwachtingen gaat het om
vooral om verwachtingen op
verwachtingen op
verwachtingen op
macro- en mesoniveau. Bij
macroniveau en vooral om
macroniveau en vooral om
verwachtingen op
verwachtingen op
verwachtingen op
mesoniveau gaat het vooral
mesoniveau. Bij
mesoniveau. Bij
om het benutten van inzicht
verwachtingen op
verwachtingen op
in de chronologische
mesoniveau gaat het vooral
mesoniveau gaat het vooral
volgorde in een tekst.
om het benutten van inzicht
om het benutten van inzicht
Verwachtingen op
in relaties in een tekst
in relaties in een tekst (zie
macroniveau hebben vooral
(tegenstelling, vraag-
fase 3 + redengevende en
betrekking op het thema en
antwoord, middel-doel,
voorwaardelijke structuren,
de tekstsoort
oorzaak-gevolg) die vrij
probleem-oplossing) die al
expliciet gemaakt worden.
dan niet expliciet gemaakt
Verwachtingen op
worden. Verwachtingen op
microniveau zijn ook
microniveau zijn ook
mogelijk, in geval van
mogelijk, in geval van
frequent gebruikte of
frequent gebruikte of
bekende en volgens
bekende en volgens
herkenbare patronen
hekenbare patronen
opgebouwde woorden,
opgebouwde woorden,
woordgroepen, zinnen,
woordgroepen, zinnen,
uitspraken
uitspraken
17
datum
datum
datum
datum
datum
KERNDOEL 5 De leerlingen leren naar inhoud en vorm teksten te schrijven met verschillende functies, zoals; informeren, instrueren, overtuigen of plezier verschaffen. □ o ◊ Fase 1 Fase 2 Fase 3 Fase 4
bouw
Schriftelijk onderwijs
GEBRUIK – soorten teksten • verhalende teksten, vooral
• verhalende teksten
• verhalende teksten
• naast verhalende (zie
expressief (bij tekeningen
(persoonlijke) verhalen,
(bijvoorbeeld verhalen,
kerndoel 9) informatieve en
bijvoorbeeld, briefjes en
gedichtjes, briefjes en
gedichten, brieven, e-mails)
instructieve teksten
kaarten voor anderen,
kaarten voor anderen) (zie
(zie kerndoel 9)
(bijvoorbeeld een
verhalen/boekjes) (zie
kerndoel 9)
kerndoel 9)
• informatieve teksten
• eenvoudige informatieve
handleiding, een draaiboek)
(bijvoorbeeld verslagen,
ook betogende teksten
teksten (berichtjes
eenvoudige werkstukken,
(bijvoorbeeld een
teksten (bijvoorbeeld
bijvoorbeeld, of antwoorden
observaties van bijvoorbeeld
boekbespreking, een
berichtjes met eigen nieuws
op vragen)
diergedrag en proefjes)
recensie over een tv-
• af en toe informatieve
voor op het nieuwsprikbord) • af en toe instructieve teksten (recepten bijvoorbeeld) • en verder; teksten die functioneel zijn voor eigen
• af en toe ook instructieve
• instructieve teksten
programma, een
teksten (recepten of korte
(recepten, een speurtocht,
ingezonden brief, een
gebruiks- of
een routebeschrijving,
oproep, een leus op een
gedragsaanwijzingen
gebruiks- of
spandoek, reclame) (zie
gedragsaanwijzingen)
kerndoel 8)
bijvoorbeeld)
(spel)activiteiten; lijstjes
• betogende teksten
(bijvoorbeeld een
(bijvoorbeeld een
boodschappenlijstje voor de
boekverslag) (zie kerndoel 9)
winkelhoek of een bestellijst voor de ‘bakker’), menukaarten, uithangborden, reclameborden
GEBRUIK - schrijfdoelen • schrijfdoelen hebben vooral
• schrijfdoelen hebben vooral
• schrijfdoelen hebben
betrekking op plezier
betrekking op informeren en
betrekking op informeren,
verschaffen en op
plezier verschaffen; ook op
instrueren, overtuigen of
informeren
instrueren
plezier verschaffen
• als fase 3
18
VORM • (losse) woorden (labels, lijstjes • korte teksten met meestal
• langere teksten met diverse
• langere teksten met diverse
of bij een tekening
één inhoudselement, vaak
inhoudselementen en
inhoudselementen en
bijvoorbeeld)
met een chronologische
meerdere (+ complexere)
meerdere (+ complexere)
opbouw
tekststructuren
tekststructuren
• zinnen (bij een tekening bijvoorbeeld, of op een kaart of briefje) • schrijven is vooral;
• zinnen zijn kort, meestal
• zinnen worden langer, naast
• zinnen worden langer, naast
o schrijven via tekenen
enkelvoudig, grammaticaal
enkelvoudige ook
enkelvoudige ook
o schrijven via krabbelen
eenvoudig, kunnen
samengestelde zinnen,
samengestelde zinnen,
o schrijven via letterachtige
spelfouten en grammaticale
grammaticaal complexer,
grammaticaal complexer;
fouten bevatten
kunnen spelfouten en
bevatten weinig spelfouten
grammaticale fouten
en grammaticale fouten
vormen o schrijven via letter/tekenreeksen
bevatten
o schrijven via spontane spelling • schrijven is ook naschrijven en nastempelen, en typen op de computer • verzorgen is gericht op: o
tekening kleuren
o
woorden versieren
• verzorgen is gericht op: o
verdeling bladspiegel
o
• als fase 2 +
• als fase 3 +
• aandacht voor spelling en
• tekstconventies
interpunctie
illustraties bij tekst
• alinea’s, titels en kopjes
• werken met tekstverwerkingsprogramma’ s
INHOUD • de onderwerpen zijn dichtbij,
• de onderwerpen zijn dichtbij,
ze gaan over het hier en nu,
ze gaan over het hier en nu
• de onderwerpen worden minder contextgebonden.
• de onderwerpen zijn niet altijd contextgebonden. Het
zijn contextgebonden en
of over nabije omgeving,
Ze hebben ook betrekking
kan ook om abstracte
concreet
nabije toekomst/verleden.
op verleden en toekomst en
onderwerpen gaan
De onderwerpen zijn
op omgeving die minder
concreet
nabij is. Er komen ook abstracte onderwerpen voor (bijvoorbeeld bij de zaakvakken)
19
AANPAK • het inzetten van
• het inzetten van
• het inzetten van
schrijfstrategieën wordt
schrijfstrategieën wordt
schrijfstrategieën wordt
begeleid door de leraar en
begeleid door de leraar en
aangemoedigd door de
richt zich vooral op het
richt zich vooral op het
leraar waar nodig door hem
verkennen van het
oriënteren op het
begeleid. Bij het oriënteren
onderwerp en het
onderwerp, het verzamelen,
komt meer aandacht voor
‘verzamelen’ van informatie
selecteren en ordenen van
het doel en publiek. Bij het
informatie en op het
plannen maken de
reflecteren (vooral op de
leerlingen ook een opzet
inhoud en in mindere mate
voor hun tekst. Het
op de vorm). Bij het
reflecteren en reviseren
verzorgen van de tekst gaat
heeft betrekking op inhoud
het vooral om de lay-out
(doel, publiek, opbouw van
• als fase 3
tekst) en vorm (opbouw van zinnen, spelling)
20
datum
datum
datum
datum
datum
KERNDOEL 6 De leerlingen leren informatie en meningen te ordenen bij het lezen van school- en studieteksten en andere instructieve teksten, en bij systematisch geordende bronnen, waaronder digitale bronnen. □ o ◊ Fase 1 Fase 2 Fase 3 Fase 4
bouw
Schriftelijk onderwijs
INHOUD • rubriceerspelletjes
• tekst herlezen
• als fase 2 +
• als fase 3 +
• de volgorde van een tekst
• informatie uit de tekst
• schema’s als vendiagram
• schema’s als tabellen,
weergeven
schematiseren: bijvoorbeeld
om overeenkomsten in
woordspin/woordweb,
beeld te brengen,
tijdbalk, vraag-
pijldiagram voor oorzaak-
antwoordschema
gevolgsrelaties,
• onderstrepen
cirkeldiagrammen • samenvatting maken
boomdiagram, middeldoelschema’s, <-> voor tegenstellingen • aantekeningen maken • uittreksel maken
• signaalwoorden en –tekens bij tekststructuren benutten bij het schematiseren,
• als fase 2 +
• als fase 3 +
• bijvoorbeeld:
• bijvoorbeeld:
o voorbeelden: dubbele
bijvoorbeeld:
punt, voorbeelden in
o chronologische volgorde:
opsommingen
o redengevende structuren: woorden als want, omdat
woorden als eerst,
weergegeven met
daarna, vroeger, nu, later,
opsommingstekens,
structuren: woorden als
morgen, volgende week
woorden als
als … dan
o vraag-antwoord: vraagtekens en
(bij)voorbeeld, zoals o tegenstellingen: woorden
vraagwoorden als wie,
als maar, daarentegen,
waar, wanneer, waarom,
daartegenover
hoe, waardoor, waarmee
o voorwaardelijke
o oorzaak-gevolgrelaties: woorden als daarvoor, doordat, hoe komt het dat
21
o middel-doelrelaties: woorden als met behulp van, om … te, door … te
22
datum
datum
◊ Fase 4
datum
o Fase 3
datum
□ Fase 2
Fase 1
bouw
KERNDOEL 7 De leerlingen leren informatie en meningen te vergelijken en te beoordelen in verschillende teksten.
datum
Schriftelijk onderwijs
INHOUD – aanbod van teksten • informatieve
• informatieve teksten
prentenboeken,
• informatieve en betogende teksten
• informatieve en betogende teksten
krantenknipsels (vooral foto’s met onderschrift)
INHOUD – lezen en beoordelen • informatie uit verschillende
• als fase 1
• als fase 2
• als fase 3
teksten (globaal) met elkaar vergelijken Kritisch lezen van informatie • bepalen welke informatie
• informatie uit verschillende
wel/niet belangrijk is, in
bronnen met elkaar
relatie tot eigen kennis
vergelijken Informatie beoordelen
• proberen aan te geven
• het waarheidsgehalte van
• informatie op waarde
waarom die informatie
berichten proberen te
schatten, ondermeer in
belangrijk is (koppelen aan
bepalen
relatie tot de bron
studerend leesdoel)
• informatie op internet kritisch selecteren, mede met het oog op betrouwbare en minder betrouwbare bronnen • oordelen of een website al dan niet geschikt en betrouwbaar is als bron
23
Kritisch lezen van meningen en opvattingen • meningen herkennen (vooral
• argumenten voor een
meningen die expliciet zo
mening analyseren en
worden aangeduid,
vergelijken met de eigen
bijvoorbeeld met behulp van signaalwoorden als ‘ik vind’ en later ook meningen die
mening • technieken om te overreden in reclameteksten herkennen
implicieter in een mondelinge tekst voorkomen (dus niet met behulp van duidelijke signaalwoorden) • onderscheid tussen feiten en meningen herkennen • meningen uit verschillende bronnen met elkaar vergelijken Meningen beoordelen • mening(en) uit de tekst
• als fase 3
vergelijken met eigen mening • aangeven of je het wel of niet eens bent met de mening(en) uit de tekst • argumenten ter ondersteuning van de eigen mening geven • onderscheid tussen feiten en meningen zelf aanbrengen
24
datum
datum
datum
datum
datum
KERNDOEL 8 De leerlingen leren informatie en meningen te ordenen bij het schrijven van een brief, een verslag, een formulier of een werkstuk. Zij besteden daarbij aandacht aan zinsbouw, correcte spelling, een leesbaar handschrift, bladspiegel, eventueel beeldende elementen en kleur. □ o ◊ Fase 1 Fase 2 Fase 3 Fase 4
bouw
Schriftelijk onderwijs
INHOUD – soorten teksten • informatief boekje of ‘informatieposter’
• als fase 1 +
• als fase 2 +
• als fase 3 +
• verslagen
• eenvoudige formulieren
• zakelijke brieven
• verslagen, bij taalonderwijs
• formulieren
en bij andere vakken
• werkstukken, bij andere vakken (oriëntatie op jezelf en de wereld)
INHOUD - schrijfdoelen • schrijfdoelen hebben vooral betrekking op informeren
• schrijfdoelen hebben vooral betrekking op informeren
• schrijfdoelen hebben
• schrijfdoelen hebben
betrekking op informeren en
betrekking op informeren en
overtuigen/overreden
overtuigen/overreden
INHOUD - schrijfaanpak • het inzetten van
• het inzetten van
• het inzetten van
schrijfstrategieën wordt
schrijfstrategieën wordt
schrijfstrategieën wordt
begeleid door de leraar en
begeleid door de leraar en
aangemoedigd door de
richt zich vooral op het
richt zich vooral op het
leraar waar nodig door hem
verkennen van het
oriënteren op het
begeleid. Bij het oriënteren
onderwerp en het
onderwerp, het verzamelen,
komt meer aandacht voor
‘verzamelen’ van informatie
selecteren en ordenen van
het doel en publiek. Bij het
informatie en op het
plannen maken de
reflecteren (vooral op de
leerlingen ook een opzet
inhoud en in minder mate op
voor hun tekst. Het
de vorm). Bij het verzorgen
reflecteren en reviseren heeft
van de tekst gaat het vooral
betrekking op inhoud (doel,
om de lay-out
publiek, opbouw van tekst)
• als fase 3
en vorm (opbouw van zinnen, spelling)
25
INHOUD – vorm en verzorging van de teksten • leesbaar handschrift
• als fase 2 +
• als fase 3 +
• enkelvoudige zinnen
• grammaticale en
• weinig tot geen fouten in
• weinig spelfouten • correcte verzorgde
samengestelde zinnen • weinig fouten in aanduiding
aanduiding van zinsgrenzen en hoofdletters
vormgeving en lay-out
van zinsgrenzen en
• weinig tot geen spelfouten
(eventueel beeldende
hoofdletters
• duidelijke structuur,
elementen en kleur)
• weinig spelfouten
weergegeven door de bladspiegel
26
datum
datum
datum
datum
datum
KERNDOEL 9 De leerlingen krijgen plezier in het lezen en schrijven van voor hen bestemde verhalen, gedichten en informatieve teksten. □ o ◊ Fase 1 Fase 2 Fase 3 Fase 4
bouw
Schriftelijk onderwijs
INHOUD – aanbod van teksten • verhalende prentenboeken, voorleesboeken, boeken
• als fase 1 +
• als fase 2 +
• als fase 3 +
• informatieve boeken,
• passend bij deze leeftijd
• passend bij leeftijd
• humoristische verhalen,
• science fiction
met rijmpjes, versjes,
serieboeken, stripboeken,
dichtbundels, informatieve
verhalende boeken om zelf
verhalen over andere
te lezen
culturen
prentenboeken • genres; avonturenverhalen, realistische verhalen,
• genres; ook historische verhalen, sprookjes
detectiveverhalen, griezelverhalen, dierenverhalen
INHOUD – plezier in lezen • plezier in voorgelezen
• plezier in voorgelezen
worden zelf (digitale)
worden, zelf lezen en zelf
boeken bekijken en ‘lezen’
voorlezen
• praten over boeken
verhalende (waaronder
klasgenoot bijvoorbeeld)
poëzie) en informatieve
communicatie- en expressiemiddel waarmee je dagelijks omgaat • stempelen, ‘schrijven’
• als fase 3
• ontwikkelen van eigen literaire smaak
• belangstelling voor
• zelf ‘voorlezen’ (knuffel of • geschreven taal zien als
• als fase 2 +
teksten • gemotiveerd om zelf te kunnen lezen • geschreven taal zien als communicatie- en expressiemiddel waarmee je dagelijks omgaat • lezen en bespreken van jeugdliteratuur • zelf schrijven
27
datum
datum
datum
datum
datum
KERNDOEL 10 De leerlingen leren bij de doelen onder ‘mondelinge taalonderwijs’en ‘schriftelijk taalonderwijs’ strategieën te herkennen, te verwoorden, te gebruiken te beoordelen. □ o ◊ Fase 1 Fase 2 Fase 3 Fase 4
bouw
Taalbeschouwing, waaronder strategieën
GEBRUIK - strategieën • reflecteren op eigen werk
• als fase 1 +
• als fase 2 +
• als fase 3 +
• plannen, sturen, bewaken en
• plannen, sturen, bewaken en • zichzelf vragen stellen en
controleren van eigen
controleren van eigen
beantwoorden tijdens het
spreek-, luister-, lees- of
spreek-, luister-, lees- of
luisteren, lezen, spreken of
schrijfgedrag (onder
schrijfgedrag (zonder
schrijven
begeleiding)
begeleiding)
• reflecteren op uitgevoerde strategieën en hun resultaten
GEBRUIK – reflectie op mondelinge communicatie • bewust zijn van hoe je gesprekken voert (taalgebruiksbewustzijn)
• als fase 1 +
• als fase 2
• als fase 3
• eigen taalgebruik aanpassen aan de context
• reflectie op patronen en rollen (processen) in gesprekken: communicatieve houding, onderwerp van gesprek, manier van praten, beurtwisseling en rolverdeling (bijvoorbeeld zelf een beurt nemen, in de rede vallen, een vraag stellen, duidelijk praten, vragen om uitleg, zelf kiezen waarover je praat)
28
GEBRUIK – reflectie op geschreven taal • reflecteren op doel, inhoud
• reflecteren op doel, inhoud
en structuur van geschreven
en structuur van geschreven
taal
taal, op verschillende
• als fase 3
niveaus: teksten, zinnen, woorden, schriftcode
29
datum
datum
datum
datum
datum
KERNDOEL 11 De leerlingen leren een aantal taalkundige principes en regels. Zij kunnen in een zin het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde en delen van dat gezegde onderscheiden. De leerlingen kennen: regels voor het spellen van werkwoorden; regels voor het spellen van andere woorden dan werkwoorden; regels voor het gebruik van leestekens. □ o ◊ Fase 1 Fase 2 Fase 3 Fase 4
bouw
Taalbeschouwing, waaronder strategieën
TAALBEWUSTZIJN • ontwikkelen van taalbewustzijn en van het ontdekken van alfabetisch principe
REFLECTIE op systeem van taal • ontwikkeling fonologisch bewustzijn (groep 1 en 2): o opdelen van zinnen in woorden o opdelen van samengestelde woorden in afzonderlijke componenten o opdelen van woorden in klankgroepen o verbinden van klankgroepen tot woorden o opzeggen van rijmpjes samen met iemand anders o individueel opzeggen van rijmpjes o herkennen van eindrijn o toepassen van eindrijm: zelf ontdekken van rijm, produceren van rijm
30
• ontwikkeling fonemisch
• als fase 1
bewustzijn (groep 2 en 3):
• syntactisch bewustzijn:
• als fase 3
o bewustzijn van de
o herkennen van beginrijm
structuur van woorden
in langgerekte woorden
en van zinnen
o herkennen van beginrijm
o inzicht in basale
in gewoon uitgesproken
grammaticale principes,
woorden
zoals het afleiden van
o toepassen van beginrijm
de persoonsvorm en het
o klinker in een woord
onderwerp
isoleren
o de grondvorm van
o auditieve analyse op
werkwoorden bepalen
klankniveau o auditieve synthese op klankniveau o letters kunnen benoemen
SPELLING • spellen van klankzuivere woorden op basis van de elementaire spelhandeling • spelling van woorden met specifieke spellingpatronen, zoals woorden eindigend op
• als fase 2 +
• als fase 3 +
• gelijkvormigheidsregel
• spelling van leenwoorden
(hond-honden, kast-kastje) • analogieregel (hij zoekt, hij vindt) • spelling van lange, gelede
(politie, liter, computer) • spelling van woorden met apostrof (komma’s, thema’s) • spelling van woorden met
–nk, -uw, -eeuw, -ieuw, -aai, -
woorden en
deelteken (trema) en
ooi, -oei
woordsamenstellingen
koppelteken (ideeën, Noord-
• spelling van clusters van medeklinkers (bijvoorbeeld schr-, -mst, -cht) • spelling van woorden met
(geleidelijk, ademhaling, voetbalwedstrijd) • regels van de werkwoordspelling (hij
Brabant) • attitude voor correct schriftelijk taalgebruik • gebruik van hulpmiddelen bij
homofonen (ei,ij, au-ou, c-k,
verwachtte, de verwachte
het spellen zoals een
g-ch)
brief)
woordenboek,
• spelling van woorden met de • complexe interpunctie: stomme e • spelling van woorden met open en gesloten lettergrepen
komma, puntkomma,
spellingchecker of controleschema’s
dubbele punt, aanhalingstekens, haakjes • zelfstandig onderkennen en
31
• eenvoudige interpunctie: gebruik hoofdletters, punt, vraagteken en uitroepteken • onderkennen en corrigeren
corrigeren van spelling- en interpunctiefouten • gebruik van hulpmiddelen bij het spellen zoals
van spelling- en
spellingskaarten,
interpunctiefouten
controleschema’s
32
datum
datum
datum
datum
datum
KERNDOEL 12 De leerlingen verwreven een adequate woordenschat en strategieën voor het begrijpen van voor hen onbekende woorden. Onder ‘woordenschat’ vallen ook begrippen die het leerlingen mogelijk maken over taal te denken en te spreken. □ o ◊ Fase 1 Fase 2 Fase 3 Fase 4
bouw
Taalbeschouwing, waaronder strategieën
INHOUD - woordenschat • beheersen van een basiswoordenschat • conceptuele netwerken ervaringsgericht uitbreiden • nieuwe woordbetekenissen uit verhalen afleiden • woorden actief leren gebruiken • onderscheid tussen vorm- en betekenisaspecten van woorden • reflectie op woordbetekenissen
• als fase 1 +
• als fase 2 +
• als fase 3 +
• eigen woordenschat
• onderscheiden van
• zelfstandig uitbreiden van
opbouwen • doelgericht in en buiten de klas nieuwe woorden afleiden • toepassen van strategieën voor het afleiden van woorden • betekenisrelaties die
woordsoorten • figuurlijk taalgebruik interpreteren • de principes van verbuiging en vervoeging van woorden • signaleren van onbekende woorden • strategieën toepassen voor
woorden kunnen hebben,
het afleiden van de
zoals onderschikking,
betekenis van woorden uit
bovenschikking,
de tekst
tegenstelling, synoniem • uitbreiden van conceptuele
• weten dat woorden onderschikkende en
woordenschat • zelf betekenisrelaties tussen woorden leggen • woorden buiten de context definiëren • toepassen van figuratief taalgebruik • zelf figuurlijk taalgebruik toepassen • zelfstandig nieuwe woordbetekenissen afleiden en onthouden • positieve houding ten
netwerken, zodat diepe
bovenschikkende
aanzien van het leren van
woordbetekenissen ontstaan
betekenisrelaties kunnen
woorden
• interpreteren van eenvoudig figuurlijk taalgebruik • strategieën toepassen voor
hebben, zoals tegenstelling en synoniem • woorden opzoeken in
het afleiden van de
naslagwerken
betekenis van woorden uit
(woordenboek,
de tekst
encyclopedie)
33
INHOUD – (meer)talige begrippen • betekenis van begrippen
• Als fase 1 +
• Als fase 2 +
• Als fase 3 +
• Lettergreep, punt, komma,
• Dubbele punt, lettertypen,
• Puntkomma, paragraaf,
geletterdheid: voor, achter,
uitroepteken, vraagteken,
trema, accenten, alinea,
articulatie, klemtoon,
boven, onder, beneden,
aanhalingsteken, bladzijde,
kopjes, spelling, enkelvoud,
intonatie, spreekpauze,
links, rechts, begin, midden,
woord, zin, hoofdletter,
meervoud, tegenwoordige
homoniem, vakjargon,
eind, letter, klank, woord,
uitspraak, titel, tekst,
tijd, verleden tijd, hele
moedertaal, tweede taal,
verhaal, lezen, schrijven
hoofdstuk, regel
werkwoord (infinitief),
vreemde taal,
voor beginnende
(voltooid) deelwoord,
standaardtaal, dialect,
Deze begrippen moeten in
Deze begrippen moeten in
standpunt, argument, feit,
meertalig, formeel en
relatie gezien worden met de
relatie gezien worden met de
mening, tekstsoort,
informeel taalgebruik
voorgaande kerndoelen en in
voorgaande kerndoelen en in
aanduidingen voor
een juiste context
een juiste context
tekstsoorten en genres,
Deze begrippen moeten in
aangeboden worden aan
aangeboden worden aan
aanduidingen voor
relatie gezien worden met de
leerlingen. We behandelen ze
leerlingen. We behandelen ze
gespreksvormen betekenis,
voorgaande kerndoelen en in
daarom niet als doel op
daarom niet als doel op
symbool, signaal, synoniem,
een juiste context
zichzelf in dit kerndoel over
zichzelf in dit kerndoel over
context, woordvorm,
aangeboden worden aan
woordenschat.
woordenschat.
woorddeel, samengesteld,
leerlingen. We behandelen ze
voorvoegsel, achtervoegsel,
daarom niet als doel op
woordsoort, letterlijk en
zichzelf in dit kerndoel over
figuurlijk taalgebruik,
woordenschat
uitdrukking, spreekwoord, gezegde Deze begrippen moeten in relatie gezien worden met de voorgaande kerndoelen en in een juiste context aangeboden worden aan leerlingen. We behandelen ze daarom niet als doel op zichzelf in dit kerndoel over woordenschat
34
INHOUD – uitbreiding woordenschat • de woordenschat van de kinderen breidt zich uit (kwantiteit) en de
• Als fase 2
• Als fase 3 + • Het accent verschuift naar het leren leren van woorden.
woordkennis wordt dieper (kwaliteit), ook van woorden die ze al eerder verworven hadden. Kinderen leren steeds meer betekenisaspecten van een woord kennen, kennen betekenisverschillen van woorden die op elkaar lijken, begrijpen én gebruiken woorden in nieuwe situaties.
35
datum
datum
datum
◊ Fase 4
datum
o Fase 3
datum
□ Fase 2
Fase 1
bouw
KERNDOEL 13 De leerlingen leren informatie te verwerven uit eenvoudige gesproken en geschreven Engelse teksten.
DOEL • De leerlingen ontwikkelen
• Consolidering van
een positieve houding t.o.v.
luistervaardigheid Engels
het leren van Engels
zoals opgebouwd in groep 1
• Geen lessen Engels maar enkele uren per week
en 2 en uitbreiding daarvan • Geen lessen Engels maar
activiteiten in het Engels,
activiteiten of lesonderdelen
vanuit de ontwikkelingsfase
die in het Engels worden
van de leerlingen
uitgevoerd, vanuit de ontwikkelingsfase van de leerlingen UITGANGSPUNTEN
• Vooraf bepaalde thema’s
• Consolidering van thema’s
en/of onderwerpen komen
en onderwerpen uit groep ½
aan bod
en uitbreiding met nieuwe
• Engels bij voorkeur gegeven door een native speaker • Luistervaardigheid is
thema’s en onderwerpen • Luistervaardigheid is gekoppeld aan
gekoppeld aan
kijkvaardigheid
kijkvaardigheid
• Zorgvuldigheid t.a.v.
• Leesvaardigheid speelt nog geen rol
geschreven Engels om verwarring met de spelling van het Nederlands te voorkomen
MATERIALEN • diverse voor kleuters
• diverse voor de
geschikte materialen zoals
leeftijdsgroep geschikte
Engelstalige prentenboeken,
materialen zoals Engelstalige
video’s en cd’s,
prentenboeken, video’s en
handpoppen, kijkplaten en
cd’s etc.
36
andere visuele materialen
• er kan een methode gebruikt worden als deze geen tekst bevat voor de kinderen BIJ CLIL DOEL • de leerlingen raken verder
• luister- en leesvaardigheid
vertrouwd met
worden uitgebouwd met
luistervaardigheid Engels
nieuwe of bekende
• er wordt een start gemaakt
onderwerpen en vakken
met leesvaardigheid (de leerlingen worden bewust gemaakt van het woordbeeld/de schrijfwijze van woorden en uitdrukkingen in het engels) UITGANGSPUNTEN • het aantal onderwerpen wordt uitgebreid • sommige vakken of
• de keuze voor de onderwerpen en vakken is afgestemd op de leeftijd, het
onderdelen van vakken
niveau, de belevingswereld
worden in het Engels
en op beschikbare bronnen
gegeven (bijvoorbeeld gymnastiek, handvaardigheid) • de leerlingen worden zich
in het Engels • lezen krijgt hier meer nadruk dan in groep 5 en 6 • leesvaardigheid wordt
bewust van de rol die Engels
opgebouwd door een
speelt in hun directe
gebalanceerd aanbod aan
omgeving en als wereldtaal
eenvoudige leesteksten
• luister-/leesvaardigheid is onderdeel van de
leesboekjes • aan het eind van groep 8
doorlopende lijn voor Engels
kunnen de leerlingen uit
in de school en bereidt de
teksten specifieke
leerlingen voor op luister-
voorspelbare informatie
/leesvaardigheid Engels in groep 7 en 8
halen • de aandacht voor lees- en
37
luistervaardigheid is een stap in de doorlopende leerlijn voor Engels van basisschool naar voortgezet onderwijs • de instap in het voortgezet onderwijs wordt voor alle leerlingen op deze onderdelen voorbereid MATERIALEN • voor de leeftijdsgroep
• het audio- en leesmateriaal
geschikte Engelstalige
is op de leeftijd en het
prentenboeken, video’s of
niveau van de leerlingen
cd’s, etc
afgestemd, zowel voor CLIL
• bij gebruik van een
als voor (versterkt) Engels
lespakket: dit is afgestemd op de leeftijdsgroep BIJ (VERVROEGD) EIBO DOEL • de leerlingen maken een
• de leerlingen kunnen
start met bewust luisteren
vertrouwde woorden en
naar Engels (ze leren
basiszinnen uit leesaanbod
informatie te halen uit korte, voor hen relevante teksten zoals berichten, liedjes en
en luisteraanbod halen • er wordt ver gewerkt met de Eibo-thema’s
gesprekjes) • er wordt een voorzichtige start gemaakt met het lezen van Engels (ze kunnen enkele eenvoudige woorden en een of meer zinnen binnen de thema’s herkennen, bijvoorbeeld welk dier wordt beschreven of hoe de kinderen heten in het gesprekje)
38
• er wordt een start gemaakt met de Eibo-thema’s UITGANGSPUNTEN • de teksten hebben
• als fase 3 +
betrekking op eenvoudige en vertrouwde onderwerpen uit het dagelijks leven
• lezen krijgt hier meer nadruk dan in groep 5 en 6 • leesvaardigheid wordt
• de leerlingen worden zich
opgebouwd door een
bewust van de rol die Engels
gebalanceerd aanbod aan
speelt in hun directe
eenvoudige leesteksten en
omgeving en als wereldtaal
leesboekjes
• luister-/leesvaardigheid is
• aan het eind van groep 8
onderdeel van de
kunnen de leerlingen uit
doorlopende lijn voor Engels
teksten specifieke
in de school en bereidt de
voorspelbare informatie
leerlingen voor op luister/leesvaardigheid Engels in groep 7 en 8
halen • de aandacht voor lees- en luistervaardigheid is een stap in de doorlopende leerlijn voor Engels van basisonderwijs naar voortgezet onderwijs • de instap in het voortgezet onderwijs wordt voor alle leerlingen op deze onderdelen voorbereid
MATERIALEN • diverse voor de
• het audio- en leesmateriaal
leeftijdsgroep geschikte
is op de leeftijd en het
materialen zoals Engelstalige
niveau van de leerlingen
prentenboeken, video’s,
afgestemd, zowel voor CLIL
cd’s, etc.
als voor (versterkt) Engels
• bij gebruik van een lespakket: dit is afgestemd op de leeftijdsgroep
39
datum
datum
datum
datum
datum
bouw
KERNDOEL 14 De leerlingen leren in het Engels informatie te vragen of geven over eenvoudige onderwerpen en zij ontwikkelen een attitude waarbij ze zich durven uit te drukken in die taal. □ o ◊ Fase 1 Fase 2 Fase 3 Fase 4 DOEL • de leerlingen ontwikkelen
• consolideren van de
een positieve houding t.a.v.
spreekvaardigheid en het
het spreken van Engels
bevorderen van taalproductie of speech emergence
UITGANGSPUNTEN • geen lessen Engels maar
• Spreken en luisteren zijn (nog
activiteiten in het Engels
steeds) de belangrijkste
vanuit de ontwikkelingsfase
vaardigheden (de kinderen
van de kinderen
starten in groep 3 met het
• Engels wordt enkele uren per week aangeboden
lezen en schrijven van het Nederlands. Er moet worden
• Luisteren en (na)spreken zijn de belangrijkste
voorkomen dat ze de spelling van Nederlandse en
vaardigheden in deze
Engelse woorden verwarren)
groepen
• De leerlingen gaan zich
• In de onderbouw wordt
steeds meer vertrouwd
Engels bij voorkeur gegeven door een native speaker
voelen bij het spreken van Engels • Ze reageren spontaan in het Engels zonder stil te staan bij verschillen tussen Nederlands en Engels
MATERIALEN • Diverse voor kleuters
• Diverse voor de
geschikte materialen t..b.v.
leeftijdsgroep geschikte
spreekvaardigheid zoals
materialen t.b.v.
Engelstalige prentenboeken,
spreekvaardigheid zoals
video’s en cd’s,
Engelstalige prentenboeken,
40
handpoppen, kijkplaten en andere visuele materialen
video’s, cd’s, etc. • Er kan een methode gebruikt worden als deze geen tekst bevat voor de kinderen BIJ CLIL DOEL • doorbouwen op
• spreekvaardigheid wordt
spreekvaardigheid uit de vorige leerjaren
verder uitgebouwd • de woordenschat uitbreiden betreffende een aantal onderwerpen en vakgebieden
UITGANGSPUNTEN • bij CLIL spreken de kinderen
• de leerlingen spreken Engels
Engels bij bepaalde vakken
in vaklessen of bij
of lesactiviteiten
onderwerpen die voor CLIL
• de kinderen zijn in staat om variatie in spreekvaardigheid aan te brengen • ze zijn in staat bij diverse
zijn • het spreektempo is redelijk hoog • de woordenschat is
activiteiten in het Engels te
uitgebreid tot woorden
communiceren
behorend bij de specifieke
• ze leren kernwoorden en
onderwerpen en
zinnen te gebruiken bij de
vakgebieden, afgestemd op
vakken die in het Engels
de leeftijd en het niveau van
worden aangeboden
de leerlingen
• door de speelse een aan de situatie aangepaste werkwijze worden alle kinderen gestimuleerd om te laten zien wat ze weten kunnen zeggen
41
MATERIALEN • lesmateriaal voor bepaalde
• als fase 3
vakken, aansluitend bij de belevingswereld en het taalniveau van de leerlingen BIJ (VERVROEGDE) EIBO DOEL • de kinderen beginnen met het spreken van Engels
• Engels spreken in alledaagse situaties
UITGANGSPUNTEN • De kinderen ontwikkelen een
• Zelfredzaamheid buiten de
positieve houding ten
school in situaties met
opzichte van het spreken
personen die zich van het
van een vreemde taal • De onderwerpen waar zij over spreken, zijn zeer eenvoudig en alledaags (bijvoorbeeld: jezelf
Engels bedienen • Het ontwikkelen van een positieve houding t.a.v. het spreken van Engels • Het spreektempo is laag, (de
voorstellen, zeggen/vragen
gesprekspartner is bereid om
hoe oud je bent,
in een langzamer
zeggen/vragen of je van
spreektempo bepaalde
een bepaalde leur houdt of
zaken te herhalen of
raden welke kleur of dier
opnieuw te formuleren en te
wordt bedoeld)
helpen bij het formuleren van
• Het gaat voornamelijk om
wat de spreker probeert te
(uit het hoof geleerde)
zeggen.
standaardzinnen en –
- De gesprekspartner spant
gesprekjes die in allerlei
zich extra in om de interactie
situaties kunnen worden gebruikt (bijvoorbeeld: Do
niet te doen stranden) • De grammaticale
you like (icecream)? Is it
correctheid en beperkt zich
(red) of (blue)? It’s a
tot een beperkt aantal
(giraffe).
eenvoudige constructies en
• Door de speelse werkwijze
uit het hoofd geleerde
42
worden alle kinderen
uitdrukkingen (het maken
gestimuleerd om te laten
van fouten door de leerling is
zien wat ze weten en kunnen
geen probleem mits de
zeggen
gesprekspartner buiten school gewend is om te spreken met mensen met een andere taalachtergrond en kan begrijpen wat wordt bedoeld) • De leerlingen maken zo nodig ook gebruik van nonverbale communicatie (bijvoorbeeld: door iets aan te wijzen waarvan ze het Engelse woord nog niet kennen) • De woordenschat is beperkt (het gaat om een klein repertoire van woorden en eenvoudige uitdrukkingen, over persoonlijke details en bepaalde concrete situaties)
43
Schrijven speelt nog geen rol
Schrijven van Engels speelt
Sommige kinderen zijn
nog geen rol van betekenis.
nieuwsgierig naar de
Het kan zelfs beter zijn om het
schrijfwijze van Engelse
schrijven van Engels nog even
woorden en gaan
uit te stellen omdat de
experimenteren
kinderen in deze groepen zich
• Er kan een start worden
intensief bezig houden met
gemaakt met her schrijven
het leren schrijven van het
van Engels door woorden
Nederlands. In combinatie
die voor leerlingen in deze
met het schrijven van Engels
groepen belangrijk zijn, op te
kan dat interferentiefouten en
laten zoeken en te laten
onzekerheid over de juiste schrijfwijze tot gevolg hebben.
datum
datum
◊ Fase 4
datum
o Fase 3
datum
□ Fase 2
datum
Fase 1
bouw
KERNDOEL 15 De leerlingen leren de schrijfwijze van enkele eenvoudige woorden over alledaagse onderwerpen.
BIJ CLIL DOEL • Het schrijven van woorden en zinnen binnen de voor CLIL gekozen vakgebieden of onderwerpen UITGANGSPUNTEN • De kinderen schrijven als middel en als doel
kopiëren • Een eerste stadium bij communiceren door schrijven kan zijn het aanklikken op internet van bepaalde opties (bijvoorbeeld bij nationality klikt leerling aan: Dutch) BIJ (VERVROEGD) EIBO DOEL • Ontdekken dat het leuk en nuttig is om in het Engels te schrijven en te communiceren UITGANGSPUNTEN • Kinderen zijn vertrouwd met het feit dat je gegevens moet invullen of aanklikken om bepaalde informatie te
44
krijgen • 100% vormcorrectheid is in vrijere opdrachten niet het criterium • schrijven is middel en doel
45
datum
datum
datum
datum
datum
bouw
KERNDOEL 16 De leerlingen leren om woordbetekenissen en schrijfwijzen van Engelse woorden op te zoeken met behulp van het woordenboek. □ o ◊ Fase 1 Fase 2 Fase 3 Fase 4 DOEL • de kinderen zoeken de
• de kinderen raken vertrouwd
spelling op of controleren de
met het gebruik van
spelling van woorden
woordenlijsten en woordenboeken als onderdeel van het leren van een vreemde taal UITGANGSPUNTEN
• gebruik van een
• regelmatig gebruik van een
woordenboek of
woordenboek (bijvoorbeeld
woordenlijst, afhankelijk van
om de spelling van woorden
de aandacht voor schrijven
te controleren, om woorden
en lezen in het Engels in deze
binnen een bepaald thema,
groepen
onderwerp of vakgebied op te zoeken) • bij CLIL is het opzoeken van woorden voor een vakgebeid of onderwerp aan de orde • bij (versterkt) Eibo is ook een (thematisch) picture dictionary aanwezig MATERIALEN
• de woordenboeken sluiten
• de woordenboeken sluiten
aan bij in de basisschool
aan bij de vakken,
gebruikte vakken bij CLIL en
onderwerpen en de leeftijd
de Eibo-thema’s bij
en het niveau van de
(versterkt) Eibo (bijvoorbeeld in een woordenlijst (in de methode Engels) of in een
kinderen • het gaat om diverse bronnen, zowel Nederlands-
46
picture dictionary of
Engels als Engels-Engels
jeugdwoordenboek Engels)
bronnen
• de kinderen kunnen op bepaalde websites of cdroms beluisteren hoe een woord moet worden uitgesproken
47
Bronvermelding De informatie die is weergegeven in het overzicht en registratie tussendoelen en leerlijnen, is afkomstig van de website www.tule.slo.nl van de organisatie SLO, nationaal expertise centrum voor leerplanontwikkeling. SLO Boulevard 1945 3 7511 AA Enschede T: 053 4840 840
[email protected] www.slo.nl
48