MOMENTOPNAME
17 ~
w -z
J:
(J
w ~
z
w
MoMENTopname nr. 17, juni 1991 Een uitgave van het MENT-project (MEisjes, Natuurkunde en Techniek) Technische Universiteit Eindhoven Faculteit der Technische Natuurkunde Vakgroep Didaktiek Natuurkunde
Redactie:
Elserniek Kemkes
Adres:
MENT-project T.U. Eindhoven Postbus 513 5600 MB Eindhoven telefoon: 040-473095
Oplage:
400
MOMENTOPNAME 17
INHOUDSOPGAVE
1
Inhoudsopgave
2
Redactioneel
3
Het MENT-project
9
MAVO-meisjes kiezen MTS
16
Een conferentiebezoek in Engeland
21
Verwachtingen, waarden en sekseverschillen in beroepskeuzen
24
Meisjesvriendelijk lesmateriaal
30
De zesde internationale GASAT conferentie in Australië: een vooruitblik
34
Bespreking onderzoeksverslag "Vrouw en Techniek"
37
Adviesbureau "Vrouw en Techniek" opgericht
39
Publikaties
- 1-
REDAcriONEEL
Voor u ligt MoMENTopname nummer 17, de laatste. Per 1 augustus 1991 houdt het MENT-project op te bestaan in de huidige vorm. Als het ministerie de aanvraag voor overbruggingsfinanciering afwijst, stopt het MENT-project definitief. Dit is natuurlijk niet alleen vervelend voor het project zelf, maar vooral ook voor de mensen en scholen die ons ondersteuning vragen bij hun emancipatie-activiteiten. Het is jammer dat het door het Ministerie van Onderwijs en Wetenschap in te stellen platform emancipatie nog niet van de grond is op het moment dat emancipatie projecten "in het land" aflopen. Want niet alleen het MENT-project, maar ook andere projecten zijn al ter ziele gegaan. Omdat dit de laatste MoMENTopname is hebben we in dit nummer van iedere MENT-medewerk(st)er een persoonlijk verhaal opgenomen. Achterin staan de MENT-rapporten genoemd die nog besteld kunnen wordenen/of nog zullen verschijnen. Naast een terugblik op het MENT-project door Gerrit Verkerk staan er in dit nummer onder andere bijdragen over meisjesvriendelijk lesmateriaal, over een theoretisch model dat sekseverschillen in studie- en beroepskeuzen kan verklaren en een bespreking van MENT-onderzoek. Ook verschillende congressen komen aan de orde. Tot slot nog een personeelswisseling. Loes Roelofs heeft het MENT-project per 1 mei 1991 verlaten. Ondergetekende vervangt haar voor de laatste maanden. Vanaf deze plaats wil ik iedereen die betrokken is of ooit is geweest bij het MENT-project en/ of MENT-activiteiten bedanken voor de geleverde inspanningen en veel succes wensen bij verdere emancipatie-activiteiten. Voor de laatste keer wens ik u veelleesplezier met de MoMENTopname. Elsemiek Kemkes
- 2-
HET MENT-PROJECT
Gerrit Verkerk coördinator MENT-project Inleiding
Het MENT-project functioneert vanaf 1 mei 1982, de datum van de in dienst treding van de toenmalige projectleidster Marja Lensink. In de voorafgaande periode zijn er voorbereidende werkzaamheden verricht en is ook de eerste GASAT-conferentie georganiseerd. Initiator van het MENT-project was Jan Raat, die tot 1 juli 1988 voor de supervisie van het project verantwoordelijk is geweest. Het MENT-project (MEisjes, Natuurkunde en Techniek) is vanaf de aanvang gesubsidieerd door het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen in het kader van het beleid om voor vrouwen en mannen gelijke kansen te scheppen in het onderwijs en op de arbeidsmarkt. Het doel van het MENT-project vanaf het begin is dus de achterstand, die meisjes en (jonge) vrouwen in het onderwijs in natuurkunde en techniek hebben, te reduceren en zo mogelijk weg te nemen. Omdat veel leerlingen, in het bijzonder meisjes, natuurkunde in het algemeen voortgezet onderwijs een moeilijk en onaantrekkelijk vak vinden laten vooral meisjes in een te vroeg stadium natuurkunde als examenvak vallen.
Uit: Petit en Sterringa, 1986. Daardoor is een natuurwetenschappelijke of technische vervolgopleiding niet meer mogelijk. Mede doordat de technische (vervolg)opleidingen zich in het verleden sterk rolbevestigend hebben opgesteld zijn juist in deze beroepsgebieden vrouwen nog steeds sterk ondervertegenwoordigd ten opzichte van mannen. Om het hierboven beschreven doel te bereiken is door het MENT-project de afgelopen jaren onderzoek gedaan, les- en voorlichtingsmateriaal ontwikkeld en voorlichting geactiveerd en verzorgd. - 3-
Activiteiten
In het MENT-project is een voortdurende wisselwerking tussen onderzoek, ontwikkelingswerk en voorlichtingsactiviteiten op het gebied van de natuurkunde en techniek. Aanvankelijk was de aandacht gericht op het vak natuurkunde in het algemeen voortgezet onderwijs in het bijzonder op het natuurkunde onderwijs in de onderbouw omdat daar de beslissing genomen wordt om natuurkunde al dan niet als examenvak te kiezen. Zo is er onderzoek gedaan naar de meisjesvriendelijkheid van bestaande natuurkundemethoden. Er is gezocht naar verschillen tussen jongens en meisjes, die het doen en kiezen van natuurkunde beïnvloeden. Er is literatuurstudie gedaan naar het verschil in houding van docenten tegenover jongens en meisjes. Parallel aan deze onderzoeksactiviteiten, eerst door Marja Lensink en vervolgens door Anneke de Leeuw, is ontwikkelingswerk verricht. Er zijn voorbeeldlespakketten voor het natuurkunde-onderwijs in de onderbouw ontwikkeld en op de scholen op hun bruikbaarheid getoetst. Bij deze effectmetingen is met name gelet op de meisjesvriendelijkheid ( = leerlingvriendelijkheid) van het materiaal. Ook is er voorlichtingsmateriaal
ontwikkeld en zijn er voorlichtingsactiviteiten verzorgd in de vorm van studiedagen en conferentiebijdragen. Decanen en docenten natuurkunde zijn geïnformeerd over de specifieke problematiek van de pakketkeuze voor meisjes en de mogelijkheden voor vervolgonderwijs. Verder is er steeds ondersteuning gegeven aan scholen en groepen scholen door materiaal te verstrekken en de opgedane know-how ter beschikking te stellen. In de loop van het project is de aandacht voor het technisch onderwijs in het bijzonder voor het middelbaar technisch onderwijs (MTO) toegenomen. Door Annita Alting en Suzanne Udo is onderzoek gedaan naar de positie van meisjes op de mts gezien door de ogen van meisjes, jongens, docenten en directies van mts-en. En er is gewerkt aan verandering van de beeldvorming van meisjes ten aanzien van techniek en de mts en van mts-en ten aanzien van de participatie van meisjes. Door het MENT-project zijn daartoe studiedagen georganiseerd en bijdragen geleverd aan conferenties, lerarenbijeenkornsten, voorlichtingsdagen e.d. In juni 1985 is de eerste moMENTopname verspreid, een uitgave van het MENTproject die sindsdien een drietal keer per jaar verschenen is.
- 4-
Vanaf augustus 1987 is het onderzoek en ontwikkelingswerk van het MENT-project voor een belangrijker deel dan voorheen gericht op het MTO. In het projectplan voor de periode augustus 1987 - juli 1991 worden drie samenhangende hoofdlijnen onderscheiden waaraan tot op heden gewerkt is. MENT- MTO Het MENT-project is gevraagd voor ondersteuning bij de uitvoering van emancipatieprojecten in het MTO. De emancipatie-activiteiten op 16 scholen zijn geëvalueerd en beschreven door Marja Brand, o.a. met medewerking van Wilma GroenendaaL Zij waren ook betrokken bij de begeleiding en de evaluatie van 5 experimenten voor deeltijd-MTO voor herintredende vrouwen. In het kader van MENT - MTO is door U:Jes Roelofs en vervolgens door Elsemiek Kemkes onderzoek verricht naar instroom en de positie van meisjes in het MTO.
Uit: Schakelcursus natuurkunde. Voor meisjes met een deficiënt pakket is voornamelijk door U:Jes Roelofs een schakelcursus natuurkunde voor toelating tot de mts ontwikkeld en in de praktijk getoetst. MENT - natuurkunde De activiteitenlijn MENT - natuurkunde is vooral gericht op het wegnemen van drempels, vooral voor meisjes, bij de instroom in het MTO. Daartoe is de positie van meisjes in het natuurkunde onderwijs in het algemeen voortgezet onderwijs in kaart gebracht. Dit is o.a. gebeurd in een eerste vooronderzoek onder 5 natuurkundedocenten en hun leerlingen in de onderbouw mavo-havo, uitgevoerd door Eric Payens. Een uitgebreide literatuurstudie daarna door Annita Alting met medewerking van Corina Wagemans en Wilma Groenendaal heeft geleid tot een onderzoeksmodel dat de invloed van de docent op leerlinguitkomsten beschrijft en tot een systematische
- 5-
omschrijving van de voorwaarden waaraan een voor meisjes gunstige onderwijspraktijk moet voldoen. Naar aanleiding van het onderzoeksmodel zijn onderzoeksinstrumenten, in de vorm van vragenlijsten voor leraren en leerlingen, ontwikkeld en op kleine schaal beproefd. Na bijstelling zijn de vragenlijsten ter invulling gestuurd naar een steekproef van circa 100 scholen die van tevoren benaderd waren voor deelname aan het onderzoek. De eerste resultaten van dit grootschalige onderzoek zullen nog verwerkt worden in de eindrapportage van het MENT-project. Een grondige uitwerking van de onderzoeksresultaten zal naar verwachting beschreven worden in een proefschrift door Annita Alting dat na afloop van het MENT-project afgerond zal worden. MENT - attitude In deze MENT-lijn staat het attitude-onderzoek naar techniek centraal. Het attitudeonderzoek is bedoeld om leerling-georiënteerde informatie te verkrijgen. Naast gevoels-aspecten zijn ook kennisgerichte-aspecten en in beperkte mate gedragsaspecten meegenomen. Er heeft een grootschalig onderzoek plaatsgevonden naar de attitude van leerlingen in het basisonderwijs, algemeen voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (8 - 18 jaar) ten aanzien van techniek. Dit onderzoek is afgerond met een proefschrift door Falco de Klerk Wolters en met de ontwikkeling van een techniek-attitude-meetinstrument voor docenten techniek door Rosy Coenen - van den Bergh. In de laatste fase van het project is onderzoek gestart door Caroline van Waveren Hogervorst en vervolgens voortgezet door Wilma Groenendaal naar de factoren die een rol spelen in de keuze voor een technische vervolgopleiding onder mavo-4 meisjes met natuur- en wiskunde in hun eindexamenpakket. Momenteel wordt gewerkt aan de afronding en beschrijving van de MENT-activiteiten, in het bijzonder van de activiteiten die uitgevoerd zijn na augustus 1987. Afsluiting
Het MENT-project is tot 1 augustus 1991 gefinancierd door het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen. Evenals alle andere emancipatieprojecten in het onderwijs houdt ook het MENT-project daarna op te bestaan binnen de huidige structuur.
-6-
In het MENT-project gingen de afgelopen jaren werkzaamheden van een verschillend karakter samen: voorlichting, scholing en nascholing van onderwijsgevenden, ontwikkelingsactiviteiten en onderzoek. Door deze unieke combinatie was het mogelijk het onderwijs in natuurkunde en techniek voor meisjes en vrouwen beter toegankelijk te maken. Het MENT-project heeft in de loop der jaren dan ook nationale en internationale bekendheid verworven en wordt algemeen gezien als een emancipatieproject met uitgesproken kennis van onderwijs in natuurkunde en techniek. Er zijn pogingen ondernomen om de know-how en deskundigheid, die het MENTproject opgebouwd heeft, in stand te houden. Immers door het huidige beleid van het Ministerie dreigt de continuïteit van het emancipatiewerk in het gedrang te komen. Zeker voor het technisch beroepsonderwijs zal dit een grote terugval betekenen. Op langere termijn wordt gedacht aan een structuur binnen een Educatieve Faculteit. De basisfinanciering van het project zou dan moeten plaatsvinden vanuit de deelnemende instituten, voor emancipatie-taken ten behoeve van deze instituten (bijvoorbeeld scholing en nascholing, evaluatieonderzoek en voorlichting). Daarnaast kan extra financiering gezocht worden voor uitvoering van opdrachten voor anderen, zoals overheid, bedrijfsleven en andere instituten die van de deskundigheid van het MENTproject gebruik willen maken. Het MENT-project zal nationaal en internationaal kunnen opereren, gericht op emancipatie en onderwijs in de exacte en technische vakken. Voor de korte termijn heeft het MENT-project het voorstel gedaan om een lange termijn structuur op te bouwen. Om de deskundigheid en know-how op peil te houden kunnen intussen emancipatietaken uitgevoerd, initiatieven ontplooid en contacten onderhouden worden met emancipatiegroepen in binnen en buitenland. Eén van de concrete taken die we vanuit het MENT-project voorgesteld hebben, is de organisatie van een Europese GASAT conferentie. Voor het tekort op de financiering van de planning op korte termijn (met een omvang van één jaar) is aan het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen een eenmalige overbruggingsfinanciering gevraagd. Tot op heden zijn we in afwachting van een antwoord dat, indien positief, gezien kan worden als een blijk van erkenning voor het werk dat tot nu toe binnen het MENT-project uitgevoerd is.
- 7-
Tien jaar Ment-project: meer aandacht voor technische meisjes Het Ment-project heeft sinds de start in 1982 steeds aandacht gegeven aan meisjes en natuurkunde en meisjes en techniek onderwijs. De bedoeling van de laatst genoemde poot was het voorkomen van verlies van talent dat al aantoonbare belangstelling had voor natuurkunde als vak op de middelbare school De afgelopen vier jaar ben ik betrokken geweest bij het stimuleren van schoolteams bij het werven van meisjes voor middelbaar technisch onderwijs. Terugblikkend op die vier jaar (het lijkt veel korter) valt me op hoe ontzettend veel mensen hun energie hebben gestoken in het verbeteren van de voorlichting over de mts en het ontwerpen van begeleidingsmodellen voor mts-meisjes. Met resultaat. Er zijn aanmerkelijk meer meisjes geïnteresseerd geraakt in een middenkader opleiding. Scholen die een meerjaren plan hadden opgesteld doorliepen
een aantal vaste fasen:
bewustwording van het probleem, Jonnuleren van mogelijke oplossingen, plannen maken om aan te werken, evalueren van de uitgewerkte aanpak, verbeteren en uitbreiden of verdiepen van deze aanpak. Belangrijk in deze fasen was het werken aan concrete doelen en het hebben van een netwerk om elkaar te inspireren en steunen. Veel scholen hebben de afgelopen vier jaar hechte banden gesmeed met docenten en decanen van scholen voor voortgezet onderwijs. Een band die het mogelijk maakt de meisjes van die scholen persoonlijk uit te nodigen te komen kijken en meedoen op open dagen en doe dagen. Niet alle mavo-meisjes met natuurkunde in het examenpakket hebben de kans gekregen hun horizon te verbreden, maar het waren er wel veel. Van al die meisjes zijn er diverse ook daadwerkelijk op het spoor gezet van een mts-opleiding. De afgelopen vier jaar is het aantal meisjes in het MTO verdubbeld van duizend naar tweeduizend. Ik ben er trots op te weten dat ook het ment-project betrokken is geweest bij hun voorbereiding op een technisch bestaan. Verder denk ik met respect terug aan die ongelooflijke creativiteit van docenten aan de mts in het oplossen van de talloze problemen bij het uitvoeren van een emancipatieproject. Zij toonden me dat niets onmogelijk is als je er zelf in gelooft. Aan hun doorzettingsvennogen zal ik in de toekomst een goed voorbeeld hebben als ik zelf meisjes ga werven voor een opleiding in het technisch leerlingwezen aan de T.U. Eindhoven.
Marja Brand
-8-
MAVO-MEISJES KIEZEN MTS
Wilma Groenendaal
Een van de onderzoeken die de afgelopen tijd door het MENT-project ter hand zijn genomen, is een onderzoek onder MAV0-4 meisjes. De vragen die wij ons voor de aanvang van het onderzoek stelden waren: Welke verschillen bestaan er tussen meisjes die de MTS als vervolgopleiding overwegen en meisjes die dat niet doen? Welke verschillen zijn er tussen meisjes die besluiten naar de MTS te gaan en meisjes die uiteindelijk iets anders kiezen? In dit artikel wordt ingegaan op de resultaten van het onderzoek, voor zover dit de meisjes betreft die MTS willen kiezen. Voor het onderzoek is door in totaal 945 MAV0-4leerlingen met wis- en natuurkunde in hun eindexamenpakket, een vragenlijst ingevuld. Hierin werden vragen gesteld over de vervolgopleiding die de leerlingen wilden gaan doen en het keuzeproces dat daaraan voorafgegaan was.
1llhdl. vragenlijsten aantallen
percentages
jongens
704
74,5
meisjes
241
25,5
Van de 241 meisjes die de vragenlijst invulden gaven er 22 aan (dus bijna 10%) dat ze MTS als vervolgopleiding wilden kiezen. Deze 22 meisjes kregen een tweede vragenlijst toegstuurd met meer specifieke vragen over hun MTS keuze. Uiteindelijk verkregen we gegevens van 16 meisjes die in het schooljaar 90/91 in MAV0-4 zaten en in schooljaar 91/92 MTS wilden gaan doen. Van deze meisjes kregen we het volgende beeld.
- 9-
MTS-richting De 16 meisjes kiezen voor de volgende MTS-richtingen:
1lilld.2. Keuze MTS-richtingen aantallen
richting Bouwkunde
1
Complete Woninginrichting
2
Elektrotechniek Grafisch
6
(Technische) Informatica
2
Landmeetkunde Optiek Proces- en Milieutechniek
1
Schilderen en Etaleren
L 16
Totaal
Opvallend hierbij is dat er vooral een voorkeur is voor de grafische MTS-richting. Deze voorkeur heeft te maken met het beeld dat van de grafische MTS bestaat: vooral creatief bezig zijn, weinig werken met "harde" techniek. Waarom MTS? De meeste meisjes hebben één of meer redenen opgegeven die voor hen van belang waren bij de keuze voor de MTS. Dit waren: - uitspraken die te maken hebben met de toekomst van de meisjes: bv "er is veel werk in"; - uitspraken die te maken hebben met de werkzaamheden die gedaan moeten worden: bv "ik wil iets met m'n handen doen"; - uitspraken als: "interessant", "leerzaam"; - uitspraken over de opleiding zelf: bv "het lijkt me leuk om meer over techniek te leren". De 24 uitspraken zijn ongeveer gelijk over deze categorieen verdeeld.
- 10.
Informatie over de MTS
14 Van de 16 meisjes zijn naar een open dag van de MTS geweest, waarvan 2 naar een dag alleen voor meisjes. De meeste meisjes denken wel te weten welke vakken ze gaan krijgen op de MTS. Enkelen geven het zeer gedetailleerd aan, anderen maken een duidelijk onderscheid tussen theorie- en praktijkvakken. De meisjes denken dat de vakken interessant, leuk en nuttig zullen zijn, maar ook moeilijk. Vrijwel alle meisjes hebben het idee dat ze uiteindelijk wel zullen slagen voor de MTS, maar dat het wel moeite zal kosten. Het volgende beeld bestaat van de MTS: - de lessen zullen wel moeilijk zijn; - met zoveel jongens in de klas zitten zal wel leuk zijn; - het lichamelijk zware werk op de MTS zal best meevallen.
Als de meisjes de MAVO en de MTS vergelijken, dan deuken ze dat de MTS leuker en gezelliger zal zijn, maar ook moeilijker. Je zal er meer met je handen en je zal er harder moeten werken dan op de MAVO. De medeleerlingen zullen veel op de MAVO-leerlingen lijken. De meeste meisjes kennen echter op dit moment nauwelijks vrouwen of meisjes die de MTS doen of gedaan hebben. Slechts één van de 16 meisjes zegt ook veel meisjes te kennen die naar de MTS gaan. Van vrouwelijke rol-modellen is dus nauwelijks nog sprake.
Oordeel ouders Bij de vraag "Wat vinden je ouders ervan dat je naar de MTS wilt" hadden enkele antwoordmogelijkheden een negatieve lading. Deze werden door niemand genoemd. De 16 meisjes hebben de volgende antwoorden gegeven: - 10 maal: 'Ze vinden dat ik zelf moet kiezen wat ik wil'; - 10 maal: 'Ze hebben mij gesteund in mijn keuze'; - 7 maal: 'Ze vinden het een opleiding die bij mij past'. De ouders zijn het volgens de meisjes dus prima met hun dochters eens. Ook hebben de ouders behoorlijk wat vertrouwen in hun dochters: slechts éénmaal werd aangege-
- 11-
ven dat de ouders de opleiding erg moeilijk vinden voor hun dochter. 11 Meisjes zeggen: "Ze denken dat ik het (gemakkelijk) kan". 4 Meisjes geven een toelichting: ook hun ouders denken dat het de meisjes wel zal lukken op de MTS, mits ze aan bepaalde voorwaarden voldoen. Driemaal is die voorwaarde 'hard werken', eenmaal 'goed opstellen ten opzichte van de jongens'.
Oordeel vriendinnen
De meeste meisjes (10) hebben géén vriendinnen of vrouwelijke kennissen die ook MTS (gaan) doen. 6 Meisjes hebben dat wel, waarvan dat bij 3 van hen slechts één vriendin is. Andere vriendinnen, die
~
naar de MTS gaan, hebben ook hun oordeel over zo'n
soort opleiding. Volgens de 16 meisjes varleren de reakties: "Ze vinden het hardstikke leuk", "leuk en vreemd", "ik moet doen wat ik niet laten kan". 10 Van de aangegeven reakties waren positief te noemen, 6 waren als neutraal te klassificeren. Toekomst.
Het toekomstbeeld van de 16 meisjes is zeer divers. Sommigen antwoorden bij het beroep dat ze wel willen gaan uitoefenen "iets met tekenen", terwijl anderen heel precies weten "proces-operator" of "landmeetkundige". Het beeld over trouwen, samenwonen en kinderen krijgen varieert ook nogal. 6 Meisjes geven heel precies aan op welke leeftijd ze willen trouwen of gaan samenwonen, 6 anderen zeggen daar nog helemaal niks over te kunnen vertellen. De overige 4 willen wel ooit trouwen of samenwonen, maar pas over lange tijd. De meeste meisjes willen wel kinderen krijgen, maar kunnen nog niet bedenken wanneer dat zal zijn. Ze willen vrijwel allemaal blijven werken als ze kinderen zouden krijgen. De meesten wel part-time, 4 van de 16 meisjes zouden full-time willen blijven werken. Voor- en nadelen MTS
"Wat zijn de voordelen van de MTS vergeleken met andere vervolgopleidingen?" vroegen we. De volgende voordelen van de MTS werden genoemd:
• 12-
- het praktijkgericht bezig zijn tijdens de opleiding; - de grote kans op leuk werk na afloop van de opleiding; - het echt met je handen bezig zijn. Nadelen lijken er minder aanwezig. Enkele meisjes (3) lijkt het een moeilijke opleiding, dus je zult hard moeten werken. 2 Meisjes denken dat het tussen al die jongens zitten problemen zou kunnen opleveren. Een laatste vraag ging over reakties van derden. Hadden de meisjes erg negatieve reakties gekregen bij het noemen van de MTS als vervolgopleiding? Veel meisjes hadden dat niet gehad. Slechts 3 meisjes noemden een vreemde reaktie: "een klasgenote, ze vindt een MTS geen opleiding voor meisjes"; "alleen mijn oma, maar die is ouderwets, die dacht dat alleen jongens daarheen gingen"; "mijn opa, hij dacht dat er alleen jongens op school zaten, maar dat trok wel snel bij"; Over het algemeen genomen lijkt het dus alsof meisjes vanuit hun omgeving (ouders, vriendinnen) weinig weerstand ontmoeten wanneer zij MTS kiezen. Natuurlijk kan het zijn dat meisjes die bij een soortgelijke keuze wél weerstand ondervonden in een eerder stadium afgehaakt zijn, en dat slechts de meest standvastige kiezers ook daadwerkelijk op de MTS terecht komen. Voor de keuzebegeleiding lijkt het van belang dat bij voorlichting over de MTS nadruk gelegd wordt op: - de toekomstmogelijkheden, het feit dat je veel kans hebt op werk met een MTS diploma; - het soort werk dat je kan gaan doen, de enorme variatie die daarin mogelijk is; - vrouwelijke rolmodellen, voorbeelden van meisjes op de MTS; - de moeilijkheidsgraad, het feit dat de MTS niet moeilijker is dan andere vervolgopleidingen. Je leert er alleen andere dingen.
- 13-
In maaTt 1984 ben ik bij het MENT-project komen werken. aanvankelijk voor drie maanden. In die tijd verzorgde ik zes thema-avonden voor natuurkunde-docenten. over "emancipatorisch
natuurkunde-onderwijs~
Er kwamen onderwerpen aan de orde die nu
nog steeds actueel zijn. zoals het mannelijke beeld van natuurlauuie en de seksespecifieke interactie tussen docenten en leerlingen en leerlingen onderling. In augustus 1984 werd het MENT-project uitgebreid met het MTO-gedeelte, met als doel de deelname van meisjes aan het middelbaar technisch onderwijs te verbeteren. Die nieuwe taak trok mij wel aan en al snel kreeg ik daarbij gezelschap van een nieuwe collega, Suzanne Udo. Samen deden we onderzoek onder meisjes en docenten op mts-en en bezochten we vele mts-en om de onderzoeksresultaten te presenteren en te bespreken met het docententeam. Anneke de Leeuw kwam in die tijd de draad opnemen bij het al sinds 1982 bestaande MENT-natuurkunde gedeelte. Om m'n onderwijsvaanligheden op peil te houden, gaf ik een tijdje een klein aantal lessen energietechniek op de HTS-werktuigbouw. In 1988 kreeg ik de behoefte om de bakens te verzetten: Anderhalf jaar werkte ik bij het Onderzoekcentrum voor Toegepaste Onderwijskunde aan het onderzoek '1nventarisatie Natuurwetenschappelijke Vakken': Een leuke, leerzame periode, maar de afstand Eindhoven - Enschede werd op den duur toch wel bezwaarlijk. Toevallig kwam in die periode weer een plaats vrij bij MENT, die de mogeliJkheden bood voor een promotieonderzoek, dus de keus was snel gemaakt... Eind 1992 hoop ik te promoveren op een onderzoek naar de invloed die docent en leeromgeving kunnen hebben op de waardering van het natuurkunde-onderwijs door mavo-meisjes. Uiteraani worden op grond van het onderzoek, geheel in de lijn van de MENT-filosofie, zo concreet mogelijke aanbevelingen gedaan voor docenten. In augustus 1991 loopt het MENT-project af en de kans op voortzetting in z'n huidige vonn is nihil: het ministerie van 0 & W wil van het "specifieke" (projecten)beleid af en streeft nu naar facetbeleid. Helaas is het oude beleid afgebroken en heeft het nieuwe nog geen gestalte gekregen... Voor het natuurkunde-onderwijs betekent dit dat de animo voor emancipatie-activiteiten vanuit de scholen en de betrokken docenten zal moeten komen. Een goed voorbeeld vonnt wellicht het Coomhert Lyceum, met het profeet "Coomhert exact': Nieuwe, interessante ontwikkelingen in en denkbeelden over natuurkunde-onderwijs dat goed is voor meisjes, (bijv. de Australische "McClintock" materialen en workshops) zullen in de
. 14-
nabije toekomst voor bewerking en verspreiding afhankelijk zijn van de inzet van vrijwilligers, in het bijzonder de NVON-werkgroep "Vrouwen en Natuurweteruchappen': Om in de periode na augustus, naast mijn onderzoek, ook meer praktisch betrokken te kunnen blijven bij onderwijsemancipatie, ben ik deel gaan uitmaken van het bestuur van deze werkgroep. Ook voor mezelf vind ik dat belangrijk, want 't zal best stil worden zonder m'n MENT collega's... Gelukkig blijven een aantal van hen aan de TUE werken, zij het niet bij de vakgroep natuurkunde didactiek en zullen we elkaar regelmatig tegenkomen in het TUE-Netwerk ''Vrouwen en Techniek': Annita Alting
- 15-
EEN CONFERENTIEBEZOEK IN ENGELAND Gerrit Verkerk
Evenals vorige jaren (zie MoMENTopnames 12 en 15) heb ik ook dit jaar de jaarlijkse conferentie van The Association for Science Education (de Engelse NVON) bezocht. De conferentie, die plaats vond aan de Universiteit van Birmingham, had een record aantal van circa 6000 bezoekers, voornamelijk science-leraren uit Engeland zelf. De implementatie van het vak science in het National Curriculum kwam uitvoerig aan de orde in de symposia, lectures, talks and discussions, exhibitions, workshops, inset courses en visits. Het National Curriculum in Engeland legt het onderwijs voor leerlingen van 5 tot 16 jaar grotendeels vast. Science vormt met Mathernaties en English de kernvakken. Daarnaast zijn er een aantal basisvakken en verder keuzemogelijkheden. Van elk vak zijn uitvoerige eindtermen geformuleerd en zijn er nivo's vastgesteld. Men heeft uitgewerkt wanneer bepaalde doelstellingen bereikt behoren te zijn en op welke wijze getoetst dient te worden. Tijdens het invoeringsproces wordt het ontwikkelde les- en toetsmateriaal voortdurend geëvalueerd en bijgesteld. Veel scholen zijn bij invoeringsexperirnenten betrokken. Bij het evaluatie-onderzoek worden weliswaar verschillen in scores tussen meisjes en jongens geconstateerd, maar deze verschillen geven geen aanleiding tot gerichte akties. De redenering is kennelijk: het nieuw ontwikkelde zeer contextrijke science-rnateriaal is leerlingvriendelijk, dus ook rneisjesvriendelijk, de eindtermen zijn leerlinggericht geformuleerd en de toetsing is objectief dus "kleine" verschillen in scores moet je accepteren. Op de conferentie kwam de problematiek "meisjes (vrouwen), natnutwetenschappen en techniek" dan ook weinig aan bod: ik heb slechts twee activiteiten, een symposium en een voordracht, kunnen ontdekken. Wel veel aandacht was er met name voor science op de prirnary school, de toetsing gedurende het gehele sciencecurriculurn en de aansluitingsproblemen op het vervolgonderwijs (post-16). Met betrekking tot het laatste punt valt op dat het onderwijs tot 16 jaar haarfijn geregeld
is, maar dat er een kloof bestaat tussen 16 en 18 à ,19 jaar (tussen het National Curriculum en Higher Education) en dat ook de aansluiting van het National Curriculum op beroepsopleidingen (nog) niet klopt. Gesteld wordt bijvoorbeeld: "post-16 is a jungle in which talent and ability are lost".
- 16-
Women into Science and Engineering
Dit Symposium werd matig bezocht ondanks het aantrekkelijke programma. Na een inleiding en een overzicht door Marie-Noëlle Barton kwamen twee in de praktijk werkende vrouwelijke ingenieurs aan het woord. Daarna was er gelegenheid tot discussie en werd de mogelijkheid geboden om een video over banen in Engineering, getiteld 'The Other Half' te bekijken.
~
CAREEIS
E•N•G•I•N•E•E•R•I•N•G C•A·R·E·E·R·S
Marie-Noëlle werkt bij" The Engineering Council, London" en houdt zich bezig met voorlichtingsaktiviteiten om meisjes en vrouwen te enthousiasmeren om een ingenieursbaan serieus te overwegen. Zo wordt er gebruik gemaakt van rond reizende bussen waarin tentoonstellingen ingericht zijn, er worden brochures gemaakt en verspreid en er worden voordrachten gehouden, gebmik makend van A V. media. Men probeert vrouwen, meisjes duidelijk te maken dat er volop (goed) betaalde banen in Engeland en ook in het buitenland zijn op het gebied van Engineering. Er is niet alleen sprake van een goede betaling maar de banen zijn ook uitdagend en perspectief biedend. Bovendien zijn er banen op verschillende nivo's. Het doel van de voorlichting is het traditioneel gevestigde rollenpatroon met betrekking tot Enginee-
- 17-
ring te doorbreken. De invloed van het onderwijs op deze doorbreking is weliswaar gewenst doch beperkt. Veel stereotype rollenpatronen in de maatschappij houden veranderingen tegen. Er zijn problemen zoals loopbaanonderbreking voor vrouwen èn mannen om kinderen op te voeden. Er zijn misvattingen zoals vrouwen kunnen wel kinderen, zieken tillen, maat geen vaten olie en vrouwen kunnen wel verpleegster zijn, maar geen chirurg. Verder heeft Engineering het imago "hard" en "mannelijk" te zijn. De twee ingenieurs vertelden over hun eigen ervaringen, waarom zij gekozen hebben voor Engineering en hoe hen dat bevalt. Eén van hen merkte op dat zij om betere redenen dan haar broer een exact pakket in de bovenbouw gekozen had. En, het ging goed in haar baan totdat haar dochter geboren werd... Agnes Who? • Gender and Sdence Education Ook het aantal toehoorders bij de voordracht van Dick Walton was niet overweldi· gend. Het thema van de voordracht was aandacht voor gelijke kansen voor meisjes en jongens in de opleiding van leraren in het bijzonder van science leraren. Er is met betrekking tot de problematiek gelijke kansen internationale samenwerking tussen lerarenopleiders in de vorm van het "European Community Equal Opportunity Action Research Project", waarin het instituut van Dick participeert. Tijdens de voordracht besteedde Dick aandacht aan de criteria voor meisjesvriendelijk ( = leerlingvriendelijk) lesmateriaal zoals die ook (via literatuurstudie) verzameld zijn in het MENT-project. Deze criteria zijn niet alleen relevant voor de lessituatie, maar ook voor de toetssituatie. Door de keuze van een geschikte context in toetssituaties hebben jongens en meisjes gelijke kansen om te scoren. Eén van de contextgebieden (o.a. volgens Barbara Smail) die meisjes aanspreekt is de biografische. Als voorbeeld geeft Dick een verhaal over Agnes Pockets. Zij zou in 1862 in Venetië geboren zijn als dochter van een militair en de oliefilmproef ter bepaling van de grootte van een molecuul bedacht hebben. Vervolgens vroeg hij aan de aanwezigen of zij het verhaal van Agnes geloofden. Slechts een vijfta,l vingers ging omboog, voomamelijk van mannen! Dick had de vraag ook voorgelegd aan leerlingen. Ook daar had hij dezelfde ervaring. Weinigen, vooral jongens. geloofden dat Agnes werkelijk bestaan heeft. EN IK WEET HET NOG STEEDS NIET!
- 18-
Het is te hopen dat Agnes werkelijk bestaan heeft, want dan kan er weer eens een verschijnsel genoemd worden naar een vrouw1• Want het aantal bekende vrouwelijke natuurwetenschappers is zeer beperkt. Dit blijkt ook als je leerlingen er naar vraagt. In een kleine enquête heeft Dick leerlingen gevraagd 5 mannelijke en 2 vrouwelijke natuurwetenschappers te noemen. Voor de jongens was het noemen van 5 mannen geen probleem en enkelen wisten ook nog 2 vrouwen te noemen. Slechts een beperkt aantal meisjes wist 4 mannennamen te bedenken en een enkel meisje ook nog één of twee vrouwennamen, waaronder Margaret Thatcher.
Dick plaatst vervolgens enkele kanttekeningen bij de meisjesvriendelijke criteria naar aanleiding van zijn bevindingen. Eén van die kanttekening is: het is onmogelijk lesmateriaal over natuurwetenschappelijke onderwerpen te maken dat werkelijk meisjesvriendelijk is, want de natuurwetenschappen hebben een mannelijk imago. Want als je b.v. een biografische context kiest dan kom je vrijwel alleen mannen tegen. En als je toevallig een historisch getint verhaal gevonden hebt waarin een vrouw voorkomt dan wordt daar argwanend naar gekeken vooral door meisjes. Algemeen gesteld: een in eerste instantie goed doordachte poging om meisjesvriendelijk lesmateriaal te maken kan zo uitwerken dat het bedoelde effect niet of niet optimaal bereikt wordt. Dit betekent uiteraard niet dat akties om de natuurwetenschappen en technische vakken toegankelijker te maken voor vrouwen en meisjes dus maar gestopt moeten worden.
'Wie opheldering in deze kwestie kan geven verzoek ik contact met mij op te nemen.
- 19-
Mijn eerste contacten met het MENT-project dateren uit 1985, een jaar waarin ik bezig was met de afronding van mijn studie Ontwikkelingspsychologie. In het betreffende jaar ben ik als student-assistent gedurende enige maanden betrokken geweest bij de gegevensverzameling van één van de eerste grote onderzoeken die door MENT uitgevoerd werden naar de positie van meisjes binnen het MTO. Vanuit een hoge mate van enthousiasme stortte ik mij het daaropvolgende jaar op een zelfstandig (afstudeer-)onderzoek naar de opvattingen van stagebegeleiders binnen het MTO met betrekking tot meisjes en (hun functioneren binnen de-)techniek. In datzelfde jaar accepteerde ik een part-time baan als leerlingbegeleidster aan een school voor voortgezet onderwijs. In de periode tussen augustus'90 en nu heb ik het MENT-team opnieuw versterkt. Dit keer zijn mijn bemoeienissen met name gericht geweest op het promotie-onderzoek van Annita Alting naar de beleving van en keuze voor natuurkunde door MAV0-2 leerlingen. Vanaf januari'91 is mijn aanwezigheid bij MENT van 20 uur per week gereduceerd naar 8 uur per week; De overige tijd ben ik werkzaam bij het Dienstencentrum voor Onderwijs, Beroep en Arbeid (eveneens te Eindhoven) in mijn kersverse functie van schoolbegeleidster. Na beëindiging van het MENT-project, ga ik full-time verder in deze nieuwe functie. Mijn ''MENT-periode" zal hiennee in infonnele zin niet helemaal afgesloten worden; Ook in deze hoedanigheid ben ik voornemens een open oog en oor te blijven hebben voor emancipatievraagstukken die ik tegen kom op mijn weg langs verschillende scholen voor voortgezet- en middelbaar beroeps- onderwijs. Corina Wagemans
- 20-
VERWACHTINGEN, WAARDEN EN SEKSEVERSCHILLEN IN BEROEPSKEUZEN
Marja Brand In Nederland is de laatste jaren een grote groei waar te nemen van onderzoek dat er op gericht is sekseverschillen in studie en beroepskeuzen te verklaren. Om alle onderzoeken te ordenen wordt wel gebruik gemaakt van het model van Jacquelynne Eccles.
leerllngs doelen en algemeen zelfbeeld 1 zelfbeelden 2 kortetermiJndoelen 3 lange termijndoelen 4 Ideale zelf 5 lnschaHing van de eigen bekwaamheden 6 Inschatting van de
taakeisen
General expectancy-value and development model of achievement behaviours. Tijdens een bezoek dat Eccles vorig jaar aan Nederland bracht deed zij verslag van enkele deelonderzoeken uit het model. Zij vertelde onder andere over de invloed van de attitude van ouders ten aanzien van jongens en meisjes met betrekking tot het stimuleren van deelname aan informatica lessen. Het blijkt zo te zijn dat veel ouders zich niet bewust zijn van de capaciteiten van met name hun dochters op informatica gebied. Ouders konden zich daarvan bewust gemaakt worden door leerkrachten. Een goede tactiek was de ouders van leerlingen met capaciteiten of een gebleken interesse in informatica oproepen en hen persoonlijk informeren over deze capaciteiten/interesse. Als de trotse ouders vervolgens gevraagd werd of zijzelf hun dochters wel eens geprezen hadden of gestimuleerd hadden om deze capaciteiten verder te benutten
- 21-
bleken ouders zich te realiseren dat ze dat nog niet gedaan hadden. Een gesprek over de beroepsmogelijkheden met gevorderde informaticacursussen waarbij voor beelden werden gegeven over vrouwen in beroepen waarbij informatica gebruikt werd opende de ogen dan nog verder. Het lijkt me dat zo'n persoonlijke benadering van ouders wel eens zeer effectief wu kunnen zijn in het behouden, dan wel verder ontwikkelen van talenten bij meisjes op het gebied van de exacte vakken en techniek. Een ander voorbeeld dat zij gaf betrof een onderzoek naar karakteristieken van "effective schools/effective classroorns". Daarvoor bezochten zij en haar medewerkers scholen waar relatief veel meisjes exacte vakken kozen voor "advanced courses". Deze scholen bezochten ze ieder voor tien uur intensieve klas observaties en na analyse van deze effective classes werden karakteristieken afgeleid die mogelijk mede verantwoordelijk zijn voor die verhoogde deelname van meisjes aan advanced courses. Een lijstje hiervan lijkt me ook zinvol voor de nederlandse situatie. Karakteristieken van effective schools/classrooms 1.
frequent gebruik van coöperatieve leermomenten in de klas
2.
geïndividualiseerde leermogelijkheden
3.
niet frequent gebruik van competitieve motivatie strategieën
4.
frequent 'hands on learning opportunities" bieden
5.
frequent gebruik van praktische problemen als assignment = verwerkingsopdracht geven
6.
actieve school- en beroepskeuze bemiddeling/ondersteuning gericht op het verbreden van denkbeelden over wiskunde en natuurkunde bij leerlingen
7.
frequent gebruik van strategieën die erop gericht zijn de hele klas te laten participeren
8.
ouders persoonlijk oproepen als hun kind talenten heeft op het gebied van wiskunde/fysica en hen informeren over banen/loopbanen ermee.
Deze zaken werden uit klas observaties op een groot aantal scholen afgeleid. Op zichzelf genomen lijken het geen wereldschokkende resultaten maar bij elkaar geven
- 22-
ze een redelijk actie/interventieschema weer voor scholen die meer meisjes willen interesseren en behouden voor exacte en technische vakken.
Vanaf 1 juli 1988 heb ik, na nogal wat geharrewar over de plaats en de voortzetting, als coördinator van het MENT-project gefunctioneerd. Vanuit de faculteit Technische Natuurkunde van de TUE vond slechts een enkeling "dat ik het eigenlijk maar moest doen, maar ik mocht er geen andere taken voor laten vallen·: Het MENT-project was en is nog steeds een zeer vreemde eend in de bijt van het fysisch onderzoek waar het onderwijs en de vakdidactiek al lelijke eendjes zijn. Persoonlijke gesprekken met leden van het toenmalig onvolledige MENT-team hebben uiteindelijk de doorslag gegeven. Vanaf het begin stond vast dat het MENT-project op 1 augustus 1991 zou aflopen. Door de beperkte looptijd hebben, vooral de laatste tijd, nogal wat mutaties in de personele bezetting plaatsgevonden omdat een aanstelling met perspectief altijd te prefereren is boven een tijdelijke: Annita ging en kwam later weer terug, Marja bleef, Wilma kwam steeds weer terug, Agnes, Rosy en Fa/co gingen, Loes, Erik en Caroline kwamen en gingen en Noucha, Gabriëlle, Corina, Marjo en E/semiek kwamen. Allen hebben zich gedurende korte of langere tijd op loyale wijze ingezet voor het MENTproject, dat daardoor nationale en internationale bekendheid verworven heeft en algemeen gezien kon worden als een emancipatieproject met uitgesproken kennis van het onderwijs in natuurkunde en techniek. Bedankt daarvoor... Natuurlijk hebben wij geprobeerd en zijn we nog steeds bezig pogingen te ondernemen om de know-how en deskundigheid van het MENT-project na 1 augustus in stand te houden. We denken daarbij aan een aan het overheidsbeleid aangepaste taakstelling en financiering. Ook wordt gezocht naar een andere situering dan bij de faculteit Technische Natuurkunde van de TUE. Helaas biedt het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen ons weinig (of zelfs geen?) ruimte om het tot nu toe gevoerde emancipatiebeleid in één of andere vonn voort te zetten. Gerrit Verkerk
- 23-
MEISJESVRIENDELUK LESMATERIAAL
Marjo Stevens Om meisjes te stimuleren in het kiezen van exacte vakken is het van belang dat er oog is voor roldoorbreking. Ook aan geschikt lesmateriaal voor meisjes voor de technisch/ exacte vakken moet aandacht geschonken worden. Vanuit de overheid worden er voornamelijk aktiviteiten ontwikkeld in verband met deze roldoorbreking. Aan de inhoud en de kwaliteit van het onderwijs, dat nodig is om meisjes te stimuleren exact te kiezen, wordt minder gedaan. In het project Beroeps Oriënterende Meisjesvriendelijke Modules (BOMM) van de NVON werkgroep Vrouwen en Natuurwetenschappen wordt naast de roldoorbreking ook de nadruk gelegd op de inhoud van het onderwijs in de exacte vakken. Leden van de werkgroep hebben zelf voorbeeld lesmateriaal ontwikkeld voor meisjesvriendelijke beroepen orientatie (BOLERO, gebaseerd op Amerikaans COMETS materiaal). Naast dit zelf ontwikkelde materiaal zijn ook een aantal buitenlandse meisjesvriendelijke lespakketten vertaald en aangepast voor gebruik in een Nederlandse klassesituatie. Bij de (buitenlandse) lespakketten wordt vaak niet aangegeven waarop de ontwikkeling van het materiaal gebaseerd is om het meisjesvriendelijk te laten zijn. Het is dus nuttig om na te gaan welke criteria vereist zijn om lesmateriaal meisjesvriendelijk te laten zijn. Er kan dan namelijk bekeken worden in hoeverre het Bolero materiaal en de vertaalde pakketten aan deze criteria voldoen. Met behulp van literatuur onderzoek heeft Magda Man in 't Veld een aantal van de criteria voor meisjesvriendelijk lesmateriaal en meisjesvriendelijk onderwijs aangegeven1. Vanuit het MENT-project zijn, in het kader van een bijdrage aan het BOMM-project, deze criteria voor meisjesvriendelijk lesmateriaal samengevoegd tot een checklist voor
Meisjesvriendelijk onderwijs in natuwwetenschap: gewoon goed onderwijs ? Magda Man in 't Veld
- 24-
lesmateriaal op meisjesvriendelijkheid2• Met behulp van deze checklist kan de meisjesvriendelijkheid van het materiaal op een aantal punten nagegaan worden. Voorbeelden van de criteria volgen in het onderstaande overzicht:
Overzicht: Voorbeelden van criteria op meisjesvriendelijkheid 1)
Vakspecifieke leerstof. Bijvoorbeeld: is het onderwerp interessant voor meisjes, wordt er verwezen naar de leefwereld van meisjes.
2)
Niet-vakspecifieke leerstof. Bijvoorbeeld: is het boek goed verzorgd, komen er afbeeldingen van meisjes in het boek voor, is het taalgebruik niet zelfvertrouwen ondermijnend.
3)
Werkvormen. Bijvoorbeeld: wordt er veel afwisseling aan werkvormen geboden, worden creatieve opdrachten aangeboden, wordt er gebruik gemaakt van alledaagse hulpmiddelen bij praktika.
4)
Leerprocessen. Bijvoorbeeld: beginnen jongens en meisjes met gelijke vaardigheden aan de onderwerpen, is er een geleidelijke opbouw van de moeilijkheidsgraad van instructie en opgaven.
5)
Beeldvorming. Bijvoorbeeld: wordt er aandacht geschonken aan de eigen mening van leerlingen over de onderwerpen, wordt er aandacht besteed aan de geschiedenis van de natuurwetenschappen en de relatie van natuurwetenschappen en het dagelijks leven.
Checklist voor beoordeling lespakketten op meisjesvriendelijkheid Marjo Stevens
- 25-
In de checklist wordt er geen rekening gehouden met de manier van lesgeven. Ook in de praktijk volgt uit de lijst niet hoe de docenten het lesmateriaal gebruiken en hoe ze het gebruik van het materiaal ervaren. Om de uitvoering in de klas en de ervaringen van de docenten te achter halen is een docentenvragenlijst ontwikkeld die zich voornamelijk richt op: de inpasbaarbeid en het gebruik van het pakket in de lessen en de aandacht die aan maatschappij/dagelijks leven wordt geschonken. Met behulp van de checklist en de docentenvragenlijst zijn een beperkt aantal lespakketten, die in de klas zijn uitgeprobeerd, nader geanalyseerd op de meisjesvriendelijke criteria. Bekeken zijn: 'Kleur' en 'Horen' van BOLERO, 'Produktverbetering' van Gelijk Op, 'Metals', een bewerkte versie over 'elektrische stromen' van McClintock en tot slot het pakket 'Zure regen' van Satis (In totaal zijn van 6 docenten de vragenlijsten verwerkt.) De voorlopige analyse van het materiaal heeft zich voornamelijk gericht op: 1)
Algemeen:
onderwerpkeuze en inpasbaarbeid in de lessen
2)
Uitvoering:
vormgeving, lay-out en taalgebruik
3)
Werkvormen: afwisseling en nieuwe typen Beeld:
beeldvorming natuurwetenschap/dagelijks leven
Hierna volgen, per pakket, de meest in het oogspringende resultaten. Er wordt steeds aangegeven waarin het pakket 'goed' is. Dat wil zeggen: de meisjesvriendelijke elementen die in het betreffende pakket aanwezig zijn en het gewenste effect bewerkstelligen. Met het kopje 'anders' wordt aangegeven welke punten in de pakketten nog niet helemaal naar behoren functioneren of ontbreken. De teksten/ resultaten, die tussen aanhalingstekens staan, volgen uit de antwoorden en opmerkingen van de docenten.
- 26-
~0_d:_E_·"-~-~-•~/~_._• _k_w~2~l 1) Algemeen
goed
____
~-onderwerpskeuze
~~~E~~~-K~P~rodo~~~w.~roe~t~•n~·~~kW--5~)--~~-~--li-~-~~~~~~/~~room----kW~3~)-----r~~~~A~Szu~~~k~~4~)----------------i -onderwerpskeuze
! -docent hoeft niet veel
!-docent hoeft niet veel i extra tijd aan lesvoor; bereiding te besteden anders
2) Uitvoering goed
I
-functioneren van de gastspreekster 'vinden van gastspreeksters is een probleem'
j ...
anders
verdeling j/m
1-lay-out vraag en tekst !l
3a) Werkvormen goed
anders 3bfBeeld goed
anders
i
-docent heeft extra tijd nodig voor lesvoorbereiding 'er ontbreekt aehtergrond , informatie over de proeven' l'het is frustrerend als , zeer eenvoudige proefjes
i -docent heeft extra tijd ' nodig voor lesvoorbereiding
I
------l
!-vormgeving/structuurI 1
' extra tijd aan lesvoor· bereiding te besteden
niet lukken:_ ------- -·- _
I
-taalgebruik/verdeling j/m
i-taalgebruik
-nog een proefversie
!-nog een proefversie
j
-t.g.v. losse deelpakketten geen duidelijke struktuur
i
!
-afwisseling van werkvormen -zelfonderzoekend leren -verdiepings opdrachten -gericht op bandvaardigheid
I-afwisseling van werkvormen
i-zelfonderzoekend leren
l
1-m~~:r werkvor_men
! -~itv~er~~beid van ~racbtel_
:-aandacht vrouw/beroep/ studie
i -aandacht vrouw/beroep
I
: -meer aandacht voor menings- -meer aandacht voor vorming ; meningsvorming
-'teveel aandacht voor .vrouwen werkt negatier
I
~-afwisseling van werkvormen
!-opbouw in moeilijkheidsgraad _
-aandacht beroepen
'-~ktikum ont~t:e~kt _ ,-aandacht voor meningsvorming ~-aandacht besteden aan beroepen
I
Algemeen kan geconcludeerd worden dat alle bekeken lespakketten op een groot aantal punten aan de criteria voor meisjesvriendelijk onderwijs voldoen. Zowel de docenten als de leerlingen (meisjes èn jongens) waren vrij enthousiast. De verschillen in de beoordeling van de pakketten (opmerkingen onder de kopjes 'goed' of 'anders') worden voornamelijk veroorzaakt door het verschil in doelstelling van de pakketten. Zo ligt bij het BOLERO materiaal de nadruk bij de roldoorbrekende elementen en minder bij het aanbieden van verschillende werkvormen. (Vandaar dus dat er bij 'Werkvormen' een paar punten onder het kopje 'anders' worden gescoord.) Bij het Gelijk Op materiaal ligt het accent bij het roldoorbrekende en het aanbieden van verschillende, vooral praktische, werkvormen. Ook het McClintock materiaal besteedt veel aandacht aan verschillende werkvormen, zowel praktisch werk als creatieve opdrachten. Het Satis pakket heeft voornamelijk tot doel de natuurkunde/scheikunde in samenhang met de omgeving te brengen. Afhankelijk van de doelstelling van de les kan gekozen worden voor een pakket waar voornamelijk de nadruk wordt gelegd op technische beroepen van vrouwen (BOLERO). Een pakket waarbij juist de praktikurn vaardigheden van de meisjes geoefend worden (Gelijk Op, McClintock). Of een pakket waarbij de leerstof in samenhang met de leefwereld wordt gebracht (Satis). Bij gebruik van ieder pakket geldt, dat het bijdraagt aan de afwisseling in de natuurkunde lessen en aan het meisjesvriendelijker maken van de leerstof.
- 28-
De secretaresses van het MENT-project heten Noucha Dundeer en Gabriëlle Senden. Noucha is sinds januari 1990 in dienst en Gabriëlle sinds augustus 1990. Gezamenlijk voeren zij de secretariaatswerkzaamheden uit. Deze MoMENTopname bijvoorbeeld is door hen uitgetypt, verbeterd en verstuurd. Als u naar het MENT-project belt, nemen zij de telefoon aan en zorgen zij ervoor dat de door u bestelde publikaties snel verzonden worden. Verder hebben Gabriëlle en Noucha vele brieven en rapporten uitgetypt, vergaderingen genotuleerd, de post behandeld en veel gekopieerd. Op dit moment hebben zij het erg druk met het invoeren van de onderzoeksgegevens van Annita Alting.
In oktober 1990 ben ik voor drie maanden bij het MENT-project aangesteld ten tijde van het zwangerschapsverlof van Marja Brand. In verband met het vertrek van Loes Roelafs ben ik in april1991 opnieuw aangesteld voor drie maanden. In deze periode heb ik me onder andere bezig gehouden met de momentopname, onderzoek naar de emancipatieproject mts-en en evaluatie van de schakelcursus natuurkunde voor toelating tot de mts. Het is me opgevallen dat er veel gedaan is, en met resultaat! Maar het aantal meisjes op mts-en is nog steeds laag. Er zal nog heel wat werk verzet moeten worden voordat het aantal meisjes en jongens op de mts even groot is. In augustus ga ik weer verder met mijn werk aan de wetenschapswinkel in Nijmegen. Daarnaast liggen er nog verschillende onderzoeksideeën
te wachten. Emancipatie en
meisjes en techniek blijven mijn aandacht te vragen. Wie weet hoort u nog meer van mij. Elsemiek Kemkes
- 29-
DE ZESDE INTERNATIONALE GASAT CONFERENTIE IN AUSTRALIË: EEN VOORUITBLIK
Annita Alting
Van 14 tot en met 19 juli 1991 wordt in Melboume, Australië, de zesde internationale GASAT conferentie georganiseerd. (GASAT = Gender And Science And Technolo-
gy). Het is een goede gewoonte bij deze conferenties dat de deelnemers van te voren de bijdragenbundels toegezonden krijgen, zodat ik in de gelegenheid ben om een aantal interessante bijdragen te bespreken. De bijdragen zijn gegroepeerd in vier thema's: 1
Overzichten, reflecties en syntheses
2
Lopende interventieprojecten
3
Lopend onderzoek
4
Toekomstige ontwikkelingen.
In dit artikel bespreek ik twee bijdragen uit thema 2: Lopende interventieprojecten. Interventieprojecten in het onderwijs
Er zijn 16 bijdragen geleverd, waarvan zes door Australië en Nieuw Zeeland en zeven door de Verenigde Staten en Canada. Verder is er nog een bijdrage uit Nigeria, één uit India en één uit Israël. Geen enkele Europese bijdrage dus over onderwijsinterventieprojecten! Zijn die Europese projecten er niet (meer) of is er iets anders aan de hand? Ik heb twee projecten uitgelicht, waarvan ik denk dat ze ook voor de Nederlandse situatie interessant kunnen zijn. Op de komende GASAT conferentie hoop ik er meer informatie en materialen over te kunnen verzamelen en mee terug te brengen naar Nederland.
- 30-
"SOS - Skilis and Opponunities in Science for Girls. An Intervention Programme to Promote the Physical Sciences." (Bev Farmer and Lorraine McCowan). SOS is een 2-daagse "conferentie" voor meisjes van 14-18 jaar, met de volgende kenmerken: *
een grote verscheidenheid aan vrouwelijke rolmodellen (ingenieurs, computerspecialisten, boswachters, loodgieters, etc.) die activiteiten leiden en waar de meisjes allerlei vragen aan kunnen stellen over het beroep en over de combinatie van gezin met een loopbaan; een gezellige, niet-bedreigende atmosfeer waarin de meisjes als individu meetellen;
•
laten zien dat natuurwetenschappen niet zo gefragmenteerd, objectief en waardevrij zijn als in het schoolse curriculum wordt gesuggereerd; benadrukken van het belang van samenwerken en delen van leerervaringen tijdens het oplossen van problemen
*
extra tijd voor het bijspijkeren van praktische vaardigheden
*
benadrukken van het belang van natuurwetenschappen voor het eigen leven.
De meisjes waren heel enthousiast over het geboden programma, maar de organisatoren denken dat het effectiever zou zijn om "meisjesvriendelijke" inservice opleidingen te ontwikkelen voor docenten om o.a. het SOS-materiaal te leren gebruiken. 2
"Does writing creatively help girls in science ? Beginning to evaluate one of the McClintock teaching strategies." (Gaell Hildebrand)
In MoMENTopname nr. 16 is al het één en ander veneld over het werk van het McClintock collectief, dat ook op de Woudschoten conferentie van december 1990 veel belangstelling trok. In deze bijdrage gaat Gaell Hildebrand in op de vraag of creatief schrijven, één van de meer controversiële onderwijsstrategieën, écht helpt voor met name meisjes. Als voorbeelden van creatief schrijven, die door leraren in haar onderzoek zijn gebruikt, noemt ze:
- 31-
Beschrijf jouw dag als zuurstofmolecuul in een zoetwater ecosysteem (14 jr -> 2de klas) Maak een reisbrochure voor het zonnestelsel (13 jr) Dit zijn twee voorbeelden in respectievelijk de genres antropomorf schrijven en advertenties. Andere genres zijn: dagboek, gedicht, script (voor toneel) en brief. Bezwaren tegen creatief schrijven, die in Australië ingebracht zijn, luiden dat deze werkvorm dié leerlingen benadeelt, die een voorkeur geven aan een meer feitelijke, zaakgerichte benadering van de leerstof, in plaats van een meer persoonlijke benadering. Omdat dat type leerling vooral uit jongens bestaat, zou creatief schrijven de jongens benadelen. Echter: creatief schrijven heeft zowel persoonlijke als zaakgerichte aspekten, wals we kunnen opmaken uit de oordelen van leerlingen zelf: "Ik vond het beter dan de gewone opdrachten. Ik vond 't gemakkelijker omdat ik gedichten maken heel leuk vind. Ik kon er beter door leren omdat ik de betekenis van de woorden in mijn gedicht moest opzoeken". (meisje, 15 jaar) of: "Ik zou graag meer creatief schrijven doen omdat 't je helpt om meer informatie te krijgen. We wisten eigenlijk niet veel van 't onderwerp af totdat we het verhaal begonnen op te schrijven". (jongen, 14 jaar) Wat deze leerlingen dus juist waarderen, is dat ze op een voor hen motiverende manier meer te weten komen over natuurwetenschappelijke onderwerpen. Ze worden zelfs gemotiveerd om 't ook op de "gewone" manier te proberen, aldus een leraar. "Er is een type meisje (in derde klassen) dat 't altijd al moeilijk vond en er van overtuigd was dat "natuurwetenschap echt vreselijk is" en nu (na het creatief schrijven) zegt, "het valt wel mee". Het is "Oh, ik kán het" en hun hele kijk op natuurwetenschap is veranderd. Ik heb nooit geweten dat dit type kind bestond, dat natuurwetenschap niet leuk vindt maar die er toe gebracht kan ..::n worden 't wel leuk te vinden. Nu zijn ze geïnteresseerd. Ze probéren 't, zelfs in het zakelijke scheikunde stuk dat we nu behandelen. Ze hebben laten zien dat ze iets goed kunnen doen, en ze zijn er op gebrand om meer te proberen".
- 32-
Gaell Rildebrand is nog bezig met haar onderzoek naar de effecten van creatief schrijven, er op grond van een paar citaten zijn natuurlijk geen diepgaande conclusies te trekken. Maar in de opmerkingen van bovenstaande leraar vind ik veel terug van het commentaar van Robert Bouwens, die in een atheneum-3 klas een andere "McClintock" werkvorm heeft uitgeprobeerd, namelijk het uitbeelden van een elektrische stroomkring, incl. lampjes, meters e.d.. Ook hij constateerde na enige tijd dat leerlingen, vooral meisjes, die voorheen niet zo meededen in de les, veel meer betrokken waren geraakt bij de lessen en voor hun gevoel ook meer greep hadden gekregen op hun eigen leerprocessen ("...ja, dat onderwerp uit 't boek hebben we bij 't spel ook gehad..... héé, nu snap ik opeens wat er bedoeld wordt met......en meer opmerkingen in die trant. Een enkele jongen vond 't maar onzin (zoals in Hildebrand's onderzoekskiassen ook 't geval was) maar de meesten deden even enthousiast mee als de meisjes. Bovendien kwam die enkeling in de opvolgende "gewone" lessen wel weer aan zijn trekken. Ik hoop in Australië enige "McClintock" lessen te kunnen observeren, en daar verslag van uit te kunnen brengen.
- 33-
BESPREKING ONDERZOEKSVERSLAG "VROUW EN TECHNIEK" Elsemiek Kemkes
In het kader van het project "Vrouw en Techniek" van COA-Utrecht is een onderzoek uitgevoerd naar de aansluiting tussen scholing en de vraag naar arbeidskrachten van technische bedrijven. Het onderzoek vond plaats in de provincie Utrecht. Het onderzoeksverslag bestaat uit twee delen. Deel I gaat in op de positie van vrouwen op de Utrechtse arbeidsmarkt. In deel 11 wordt het onderzoek onder bedrijven besproken. Op deel 11 wil ik hier nu verder ingaan. Door middel van dit onderzoek probeert men te achterhalen of het denken van werkgevers over het functioneren van vrouwen in de techniek aangepast wordt aan de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Voor het onderzoek werden 31 kleine tot grote bedrijven geselecteerd die al minstens één vrouw in dienst hadden in een technische functie. Van deze bedrijven werd de directeur, eigenaar of personeelsfunctionaris geïnterviewd. Hieruit bleek dat twee derde van de bedrijven nu al problemen heeft met het opvullen van vacatures, wat in de toekomst wat betreft technisch/ambachtelijke functies nog moeilijker zal worden. Op zoek gaan naar meer vrouwelijke kandidaten zien ze echter niet als oplossing, de goed functionerende vrouw( en) die zij in dienst hebben zien ze als een uitzondering. Zij denken dat de oplossing ligt in het promoten van het vak door de overheid of bedrijfstak. Toch hebben de bedrijven positieve ervaringen met vrouwen in technische functies. De geïnterviewden vertelden bijvoorbeeld dat er geen verschil was tussen mannen en vrouwen wat betreft het verloop. De helft ziet zelfs dat het verloop onder vrouwen minder was dan onder mannen, wat zij verklaarden door te stellen dat vrouwen minder carrièregericht zijn en zich meer identificeren met het bedrijf. Ook werd aangegeven door 39 % van de onderzochte bedrijven dat het ziekteverzuim onder vrouwen minder groot is dan onder mannen. Slechts 2 van de 31 bedrijven zegt dat het ziekteverzuim groter is. Hiermee wordt het vooroordeel dat vrouwen vaker ziek zijn dan mannen ontzenuwd. Het grootste deel van de bedrijven vond dat de werksfeer was verbeterd op het moment dat er vrouwen kwamen werken. Het werd gezelliger en de mannen stelden zich socialer op (ook naar de klanten), de gespreksonderwerpen veranderden en het taalgebruik verbeterde. Ook is er meer evenwicht en is men gemotiveerder. Over het algemeen is niet alleen de bedrijfsleiding positief
- 34-
over de vrouw in technische functies maar ook de rest van het mannelijk personeel. Uit dit onderzoek blijkt verder dat bedrijven personeel werven via advertenties en uitzendbureaus, maar ook via het informele circuit waartoe geen vrouwen behoren. Eén derde van de bedrijven vindt dat vrouwen geen extra eigenschappen nodig hebben om te kunnen functioneren in een technische functie. Tweederde van de bedrijven vindt van wel. Zij noemen daarbij: incasseringsvermogen, aanpassingsvermogen aan de mannencultuur, extra motivatie en een flexibele instelling. De helft van de bedrijven heeft aparte sanitaire voorzieningen voor vrouwen in het bedrijf en geen van de bedrijven heeft voorzieningen voor kinderopvang. Misschien ligt hier de verklaring waarom de bedrijven, ondanks hun positieve ervaringen en het feit dat 77,5 % vindt dat vrouwen "in principe" op alle functies inzetbaar zijn, de oplossing van hun personeelsproblemen niet zoeken in het aantrekken van (meer) vrouwen. Aan het slot van het onderzoeksverslag doet de schrijfster een aantal aanbevelingen. Deze lijken mij niet alleen voor de provincie Utrecht toepasbaar, maar ook daarbuiten. Eén van de aanbevelingen is dat bedrijven hun positieve ervaring met vrouwen in hun bedrijf zouden moeten uitwisselen bijvoorbeeld door middel van een seminar of conferentie met andere ondernemers. Dit omdat zij zichzelf als uitzondering ervaren. Dat dit geen uitzondering is, zou algemeen meer bekendheid moeten krijgen. Een andere aanbeveling betreft instroomvergroting van vrouwen. Het potentieel van geschoolde vrouwen groeit wel, maar dat is niet voldoende voor de nog sterker groeiende vraag. Er zouden opleidingstrajecten voor vrouwen opgezet kunnen worden. Tot slot wil ik nog één aanbeveling noemen. Deze betreft het opzetten van een servicebureau. Het vrouwelijk potentieel komt op dit moment bedrijven niet binnen via de bestaande wervingskanalen en -methoden. Een servicebureau zou bedrijven kunnen adviseren bij het aantrekken van vrouwen en hen adviseren en begeleiden na de aanname van vrouwen. Deze laatste aanbeveling heeft geresulteerd in de oprichting van een nieuw adviesbureau, waar u in deze MoMENTopname meer over kunt lezen. Het onderzoeksverslag "Vrouw en Techniek'' kunt u bestellen bij het COA (0346573970) voor de prijs van f 18,--.
- 35-
Vanaf eind 1987 ben ik (met enkele onderbrekingen) bij het MENT-project betrokken geweest. Aan verschillende "klussen" heb ik mijn bijdrage geleverd. Ik noem er hier een aantal: • Het attitudeonderzoek van Fa/co de Klerk Wolters. • Een literatuuronderzoek dat resulteerde in het rapport: "De houding van docenten tegenover jongens en meisjes': Dit was een eerste voorzet voor het promotieonderzoek van Annita Alting. •
Het deeltijd-MTO voor vrouwen: hiervoor hebben we een voorlichtingsboekje gemaakt dat helaas niet meer verkrijgbaar is. Daarnaast is de tussenbalans opgemaakt van het deeltijd-MTO. Dat heeft het rapport: "Full-time vakvrouw" opgeleverd.
• Een onderzoek onder MA V0-4 leerlingen. Hierin is nagegaan of er verschillen bestaan tussen meisjes die na hun MAVO-opleiding voor een vervolgstudie aan de MTS kiezen, en meisjes die dat niet doen. In het rapport ''Welk meisje kiest voor MTS?" worden de resultaten van dit onderzoek besproken. Voor mij is het emancipatiewerk na de MENT-periode nog niet afgelopen: vanaf 1 april j.L ben ik (alvast in deeltijd) aangesteld als emancipatiemedewerkster bij de Technische Universiteit in Eindhoven. Ik denk dat de ervaring, die ik de afgelopen jaren bij het MENT-project heb opgedaan, mij prima van pas zal komen in deze nieuwe functie. Wilma Groenendaal
. 36.
ADVIESBUREAU 'VROUW EN TECHNIEK' OPGERICHT Elsemiek Kemkes
Met ingang van 1 oktober 1990 is het adviesbureau Vrouw en Techniek van start gegaan. Op de studiedag van de emancipatie-project MTS-en hebben Hennie Spaan en Clemens de Jager het bestaan en werkwijze van het adviesbureau toegelicht. Door middel van het onderzoek 'vrouw en techniek' (bespreking ook in deze Momentopname) is de noodzaak aangetoond van een advies- en begeleidingsbureau. Veel bedrijven in de technische sector kampen met personeelsproblemen. Zij staan niet afwijzend tegenover het aannemen van vrouwen, maar zij weten niet hoe ze hen moeten binnen halen en houden. Het adviesbureau 'Vrouw en Techniek' wil bedrijven daarin adviseren en begeleiden. Het bureau biedt daartoe een dienstenpakket aan. Centraal staat het adviseren van bedrijven bij werving en selectie van vrouwelijk technisch personeel en de begeleiding van het bedrijf, zowel binnen als buiten het bedrijf. Zo kan het bureau adviseren en begeleiden bij het selectieproces, bijvoorbeeld door de sollicitatiecommissie te adviseren of er zelf plaats in te nemen. Ook kan de vacante functie worden doorgelicht en eventueel aangepast. Tot het dienstenpakket behoort ook dat het bureau oplossingen zoekt voor specifieke problemen. Bijvoorbeeld indien vrouwelijke sollicitanten niet voldoende opleiding hebben, kan het opzetten van een mentorsysteem een oplossing geven. De vrouwen met onvoldoende opleiding kunnen begeleid worden door een oudere werknemer. Ook kan het bureau adviseren in verband met (subsidie)regelingen voor part-time werk, lcinderopvang, het aanstellen en scholen van vrouwen. Het adviesbureau beldjkt per bedrijf wat er nodig is om het mogelijk te maken om vrouwelijk personeel aan te nemen. Zonodig gaan ze met individuele werknemers of bijvoorbeeld directieleden praten of bemiddelen ze bij conflicten. Deze conflicten probeert het bureau juist te voorkomen door middel van introductieprogramma's collega's voor te bereiden op de komst van een vrouwelijke collega. Wat kunnen meisjes en doeenten met het adviesbureau 'Vrouw en Techniek'?
Meisjes van een MTS die in een bedrijf gaan werken, kunnen dat bedrijf of de afdeling personeelszaken op het adviesbureau 'Vrouw en Techniek' wijzen. Als de meisjes of vrouwen problemen hebben of ze zien aankomen, zou het adviesbureau
- 37-
hen kunnen ondersteunen en kunnen bemiddelen of oplossingen zoeken in het bedrijf. Docenten van een MTS kunnen aan het adviesbureau vragen een vrouw of een bedrijf te begeleiden indien er problemen te verwachten zijn. Docenten kunnen leerlingen en bedrijven ook wijzen op het bestaan van het adviesbureau 'Vrouw en Techniek' en de mogelijke begeleiding die zij kunnen geven. Tot slot bekijkt dit nieuwe adviesbureau de zaak niet vanuit de scholings-hoek, maar vanuit de bedrijven. Wat moet en kan er bij bedrijven veranderen zodat meer vrouwen betaald werk kunnen vinden in de techniek. En dan wel in banen met (loopbaan)perspectief, zodat ze niet als klapstoel opzij worden gezet als het bedrijf ze niet meer nodig heeft. Het adres van het Adviesbureau 'Vrouw en Techniek' is: Postbus 1348,3600 BA MAARSSEN. Tel. 03465-74360.
Aantal eerstejaars gelijk MHr vrouwen en minder mannen vangen universitaire studie aa_!!
~9-~!'r
technische en economische weten-
schappen (twee en vijf procent).
- 38-
OVERZICHT VAN LEVERBARE PUBUKATIES VAN HET MENT-PROJECT
85.09 Natuurkunde voor iedereen Deel 2a Leesboek energie Anneke de leeuw 86.09 Energie en ja lichaam Anneke de Leeuw, Robert Bouwens, :J' druk 86.10 Natuurkunde voor Iedereen, Deel 1 Elektriciteit in en om het huis Marja Lenslnk, 5• druk
87.02 De MTS voor meisjes Deelrapport 1: Gesprekken met meisjes op de MTS Suzanne Udo
87.04 De MTS voor malsjes Deelrapport 11: Gesprekken met docenten en directies van MTS-en Annlta Altlng
87.06 Verschillen tu88en jongens en meisjes dia het doen en kiezen van natuurkunde beïnvloeden Onderzoeksresultaten en aanbevelingen opdat (meer) meisjes (beter) natuurkunde gaan doen Anneke de Leeuw
87.08 Natuurkunde voor meisjes, goed idee! Voorlichtingsbrochure Eindredactie Anneke de Leeuw
88.03 De houding van docenten tegenover jongens en meisjes Een literatuurstudie Wilma Groenendaal
88.05 Groep zeven en acht van de basisschool over techniek Een onderzoek Falco de Klerk Wolters 89.01 Techniek Attitude Schaal Evaluatie en herziening van de handleiding bij de Techniek Attitude Schaal Rosy Coenen-van den Bergh
90.Q1 Emancipatieprojecten In het MTO: 1987·1991 Het eerste jaar 1987-1988 Red. Marja Brand
- 39-
90.02 Emancipatieprojecten In het MTO: 1987·1991 Het tweede jaar 1988-1989 Red. Marja Brand
90.08 Meisjes, MTS: Goed Idee! Voorlichtingsbrochure J. v.d. Bosch IJ. de Haan I M. Brand
91.01 Full-time Vakvrouw Deeltijd MTO voor vrouwen 1987- 1991 Marja Brand I Wilma Groenendaal
91.03 De aanhouder wint MTS'en werven meisjes Loes Roelofs
91.04 Emancipatieprojecten in het MTO 4 jaar experimenten 1987- 1991 Marja Brand
91.05 Welk meisJe kiest nou MTS ? Een onderzoek onder MAV0-4 leerlingen Wilma Groenendaal
91.06 Eén Jaar natuurkunde, en dan ...? Meisjes, docent en curriculum in MAV0-2 Annita Alting I Corina Wagemans
91.07 Evaluatie schakelcursus natuurkunde voor toelating tot de MTS Elsemiek Kemkes
91.08 Eindrapport MENT-project Tien jaar aandacht voor de positie van meisjes in natuurkunde- en techniekonderwijs De MoMENT-opname nr 11 tjm 17 is nog leverbaar en de publikaties 91.01 t/m 91.08 zijn vanaf de zomervakantie te bestellen.
- 40-