TU Delft Bedrijfshulpverleningplan ‘Doorontwikkeling BHV’
Delft, december 2011
Projectgroep BHV TU Delft Dick Hoeneveld Peter Kohne Jimmy van der Heiden
INHOUDSOPGAVE Samenvatting 1 Algemeen
2
3
4
1.1
Gebruiksinstructie BHV-plan
1.2
Doelstelling
1.3
Reikwijdte
1.4
Wettelijk kader
1.5
BHV taken
1.6
BHV Verantwoordelijkheden
1.6.1
Instituutsniveau (gemeenschappelijk)
1.6.2
Lokaal niveau
1.7
BHV service
1.8
Middelen en kosten
1.9
Rolverdeling BHV - extern
1.10
Samenwerking met andere gebouwgebruikers
1.11
Risico-inventarisatie BHV
1.12
Relatie met crisisplan
1.13
Normstelling
Pro-actie 2.1
Inrichting van de universiteitswijk
2.2
Ontwerp van gebouwen
Preventie 3.1
Primaire processen
3.2
Ondersteunende processen
3.3
Risicoherkenning werkprocessen, detectie en alarmering
Preparatie 4.1
De restrisico‟s
4.2
Herkennen waardevolle processen/middelen
4.3
BHV middelen, blusmiddelen en voorzieningen
Doorontwikkeling BHV plan TU Delft
Versie: 1.3
2 van 52
5
4.4
Brandmeldinstallatie gebouw (BMI)
4.5
TU Alarmcentrale
4.6
BHV reglement
4.7
Aanwijzen BHV-ers
4.8
Verzekering BHV-ers
4.9
Vergoedingen
4.10
Herkenbaarheid/uitrusting BHV
4.11
Voorlichten
4.12
BHV buiten kantooruren
4.13
BHV bij gebouwen met weinig eigen personeel
4.14
BHV bij evenementen
4.15
Werkzaamheden door derden
4.16
Opleiding
4.17
Onderhoud en testen middelen en voorzieningen
4.18
Oefenen BHV
4.19
Ontruimingsoefeningen en training regulier personeel
Repressie 5.1
Escalatieniveaus en relatie met crisisplan
5.2
Lokale ontruimingsplannen
5.2.1
Vegen
5.2.2
Kubusbenadering
5.3 6
Rampenplan
Nazorg 6.1
Opvang van slachtoffers en betrokken BHV-ers
6.2
Incidentenmelding, –registratie en –onderzoek
7 Beheer 7.1 Planning en controle 7.2 Registratie 7.3 Actualiseren/onderhouden BHV plan 7.4 Toets BHV plan
Doorontwikkeling BHV plan TU Delft
Versie: 1.3
3 van 52
8
9
Dubbelmodel 8.1
Scenariomodel (kwaliteitsniveau)
8.2
Rekenmodel (omvang)
Vervolgacties
10 Implementatietraject BHV plan 11 Gebruikte stukken 12 Afkortingenlijst
Bijlagen Bijlagen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19.
Onderwerp Checklist Periodieke beoordeling BHV situatie Opleidingsplan Overzicht BHV opleidingen Oefenplan BHV Checklist voorbereiding ontruimingsoefening Bevindingenformulier waarnemers Formulier verslag ontruimingsoefening Prestatie indicatoren ontruimingsoefening Onderhoud- en inspectieplan Checklist BHV-plan Model ontruimingsplan Update BHV Formulier bommelding/gijzeling/bedreiging Checklist voor gebruik in de loge Checklist BMI Checklist testen BMI Checklist hoofd BHV Rol van functionarissen Aanstellingsbrief BHV-er
Doorontwikkeling BHV plan TU Delft
Versie: 1.3
Gebruiker Hoofd BHV + AMa Hoofd BHV Hoofd BHV Hoofd BHV Hoofd BHV Waarnemers Hoofd BHV Hoofd BHV + Manager IV Hoofd BHV AMa Hoofd BHV + AMa AMa Logemedewerkers Logemedewerkers Beheerder BMI Beheerder BMI Hoofd BHV Hoofd BHV Decaan/Complexbeheerder
4 van 52
SAMENVATTING De bedrijfshulpverlening is de organisatie die een werkgever dient te hebben om in de eerste minuten na een incident hulp te verlenen aan slachtoffers, om aanwezigen op de locatie te alarmeren, eventueel te evacueren en om een brand te bestrijden totdat de professionele hulpdiensten op de plaats van het incident zijn en hun taken gaan uitvoeren. In dit BHV-plan „Doorontwikkeling BHV‟ wordt schriftelijk vastgelegd hoe de bedrijfshulpverlening bij de TU Delft is georganiseerd en welke procedures er moeten worden gevolgd in het geval van brand, een ongeval of een andere calamiteit. Het plan is gebaseerd op de eerdere TU Delft beleidsplannen „ Gedeelde zorg‟ (1994) en „ Update BHV‟ (2004); de Handreiking BHV van de Universiteit Utrecht (2006) heeft model gestaan voor het format. Voor de „Doorontwikkeling‟ zijn vier hoofdredenen: 1. De gedateerdheid van “Gedeelde zorg”. 2. Betere focus op de BHV verantwoordelijkheid van de decanen/complexbeheerders en het College van Bestuur. 3. De landelijke trend om BHV te benaderen als onderdeel van de veiligheidsketen. 4. De wens van de TU Delft voor een totaal visie op BHV. Het plan geeft aan hoe de lokale BHV moet worden afgestemd op de risico‟s van de daar aanwezige bedrijfsprocessen en schrijft daarvoor een methode voor: het „dubbelmodel‟ (hoofdstuk 8). Ook wordt er een ambitie gesteld voor de bestrijding van brand: een adequate BHV competentie rond brandbestrijding, zodat brandsituaties snel en juist kunnen worden ingeschat, en met behoud van eigen veiligheid ingegrepen kan worden (paragraaf 1.5). Het lijnverantwoordelijkheidsprincipe is integraal verwerkt in het BHV plan: slechts de decanen/complexbeheerders (lokaal niveau) en het College van Bestuur (centraal niveau) zijn verantwoordelijk voor organisatie en operatie van de BHV. Staf en ondersteunende diensten hebben uitsluitend een functie in de BHV als de decaan/complexbeheerder of College daar opdracht toe geeft. In het BHV-plan worden hiervoor genoemd:
alle door decaan/complexbeheerder aangestelde BHV-ers, incl. hoofd BHV (zie bijlage 19);
de Arbo-/Milieuadviseur van een gebouwcomplex voor het lokaal BHV-beleid (zie paragraaf 1.6.2);
de Manager Integrale Veiligheid voor toezicht namens het CvB en regievoerder bij grootschalige calamiteiten (zie paragraaf 1.6.1);
Doorontwikkeling BHV plan TU Delft
Versie: 1.3
5 van 52
de Manager Integrale Veiligheid + de groep VGWM voor het centraal BHV beleid en budgetbeheeer (zie paragraaf 1.6.1);
FMVG Bedrijfsbureau-BHV (BB-BHV) voor coördinatie van training en middelen (zie paragraaf 1.7).
Het BHV plan beschrijft BHV in de gehele veiligheidsketen, van wijkinrichting (pro-actie, hoofdstuk 2) via Preventie, Preparatie en Repressie (hoofdstukken 3, 4 en 5) tot slachtofferopvang (Nazorg, hoofdstuk 6) en de samenhang tussen alle onderdelen. Beschreven staat hoe de faculteiten en diensten hun BHV organisatie gestructureerd in dienen te vullen en vast te leggen in een lokaal ontruimingsplan. Bovendien biedt het beleidsplan instrumenten om de actualiteit, het onderhoud en de verbetering van het instellings BHV-plan te waarborgen. Het plan voorziet in een model ontruimingsplan (bijlage 11), om de taak van de trainingsbrandweer te verlichten en de nu soms lijvige ontruimingsplannen te vereenvoudigen. Daarnaast bevat het BHVplan bijlagen voor een pragmatisch beheer van de BHV (hoofdstuk 7). Hoofdstuk 9 geeft een reeks van vervolgacties zonder welke niet gesproken kan worden van voldoende risicobeheersing. Een belangrijke vervolgactie is het regelen van BHV buiten de kantooruren; een zorgelijke situatie die in paragraaf 4.12 nader beschreven staat.
Doorontwikkeling BHV plan TU Delft
Versie: 1.3
6 van 52
ALGEMEEN Wat is bedrijfshulpverlening? Bij het bedrijfsproces van de TU Delft ontstaan risico‟s. Deze risico‟s worden zoveel mogelijk door preventieve maatregelen voorkomen. Omdat niet alle ongevallen te voorzien en te voorkomen zijn, blijft een restrisico aanwezig dat de decaan/complexbeheerder afdekt met o.a. zijn bedrijfshulpverlening (BHV). De BHV bestaat uit vrijwilligers uit het betrokken gebouw en ontvangen van de lokale verantwoordelijke een aanwijzing. De bedrijfshulpverlening heeft een belangrijke rol bij ongevallen, explosies, bij bestrijding van brand en bij andere ongewenste gebeurtenissen waarbij werknemers en anderen in veiligheid moeten worden gebracht of zich in veiligheid moeten stellen. Bedrijfshulpverleners zijn getraind om in de eerste minuten na een incident hulp te verlenen aan slachtoffers, om aanwezigen op de locatie te alarmeren, eventueel te evacueren en om een brand te bestrijden totdat de professionele hulpdiensten op de plaats van het incident zijn en hun taken gaan uitvoeren. Ook bedrijfseconomische motieven vragen om een adequaat optreden van de bedrijfshulpverleners. Het vroegtijdig ingrijpen door de BHV beperkt de schade aan mens, materiaal en milieu en is van belang voor de continuïteit van de organisatie. Waarom dit beleidsplan over doorontwikkeling van de BHV organisatie? Het kunnen ingrijpen bij een calamiteit is een belangrijke voorwaarde voor de veiligheid op de campus. Daarnaast stelt de wet eisen over bedrijfshulpverlening, deze eisen zijn te vinden in Arbowet Art. 3,12, 13 en 15. Eén van de voorwaarden om aan die eis te voldoen, is de organisatie van de bedrijfshulpverlening. Er zijn vier hoofdredenen om de BHV-organisatie te doorontwikkelen: 1. De gedateerdheid van “Gedeelde zorg”. 2. Betere focus op de BHV verantwoordelijkheid van de decanen/complexbeheerders en het College van Bestuur. 3. De landelijke trend om BHV te benaderen als onderdeel van de veiligheidsketen (pro-actie, preventie, preparatie, repressie en nazorg). 4. De wens van de TU Delft voor een totaalvisie op BHV-plan. Ad 1. De huidige BHV is in aard en omvang gebaseerd op het rapport „Gedeelde zorg 1994‟ van de TU Delft en de Delftse Brandweer. Uitgangspunten hierbij waren het bedrijfsproces + de gebouwsituatie. In de „Update BHV‟ (2004) is op hoofdlijnen onderzocht welk effect de toen veranderde gebouwsituatie op de BHV had, maar er is nog niet ingegaan op het restrisico dat Doorontwikkeling BHV plan TU Delft
Versie: 1.3
7 van 52
vanuit het bedrijfsproces ontstaat. Voor dat restrisico is de BHV in aard en omvang nog grotendeels gebaseerd op de uitkomsten uit 1994. Ad 2. Hoewel bij de OOD de verantwoordelijkheid voor BHV (organisatie en operatie) uitdrukkelijk is neergelegd bij de decaan/complexbeheerder, is dit echter niet gevolgd door een implementatietraject. Onbedoelde perceptie- en invullingverschillen zijn ontstaan, die vragen om een hernieuwde focus op het basisprincipe van lijnverantwoordelijkheid. BHV ondersteuning van de lijn is in 2006 (OOD), na het opheffen van de centrale arbodienst beleidsmatig bij de beheerseenheden ingebed (AMa-taak). Bij gebrek aan een centrale arbodienst zijn in de OOD enkele algemene BHV zaken zoals opleidingen en toezicht op onderling gemaakte afspraken, onder coördinatie van FMVG gebracht. Toezichttaken liggen nu echter op het terrein van het pas ná de OOD opgerichte TUD-onderdeel Integrale Veiligheid. Ad 3. Aard en omvang van de BHV is afhankelijk van de veiligheidsketen: de ontwikkeling die een calamiteit doorloopt. Vanuit die ketenbenadering kan een beheersing van een calamiteit worden ingedeeld in 5 fasen: 1. het wegnemen van structurele oorzaken van onveiligheid (pro-actie), 2. het treffen van maatregelen om ongevallen en calamiteiten te voorkomen (preventie), 3. het voorbereiden op actief optreden bij ongevallen of calamiteiten (preparatie), 4. de werkelijke actie van de BHV: het terugdringen van een calamiteit (repressie) en 5. alle activiteiten die plaatsvinden na de beëindiging van een ongeval- of brandbestrijding (nazorg); zie onderstaand model. ” of “ Vli ” m ”oor model Bow Tie ” VEILIGHEIDSKETEN of Zandloper voor ““Bow “Z Tie
G e v
Bedreiging Bedreigin g ???
Preventieve Preventive Maatregel Preventieve Preventive Maatregel
a
Curatieve Maatregel Onveilige situatie INBREU K
a r
Fig. 1
Escalatie Escalati e
Fouten boom Opbouw Bedreiging Bedreigin g
voor
n evaluatie risic evaluati risico o e
Curatieve Maatregel
???
??? ???
Pro-actie
Preventie
Doorontwikkeling BHV plan TU Delft
Preparatie
Repressie
Versie: 1.3
C a l a m i t e i t
nazorg 8 van 52
Een BHV-plan dient alle BHV onderdelen van de veiligheidsketen in samenhang te beschrijven voor een effectieve en efficiënte beheersing van de veiligheid. Ad 4. Vanwege het ontbreken van een totaal BHV-plan voor de TU Delft, waren gebouwcomplexen genoodzaakt om zelf BHV-plannen te ontwikkelen of hun ontruimingsplannen te voorzien van BHV-plan hoofdstukken. Niet alleen ging hiermee veel energie verloren, ook ontbrak samenhang tussen de onderlinge plannen. Opschaling voor gebouwoverstijgende calamiteiten was onder meer lastig vanwege de decentrale focus, en de beperkte samenhang veroorzaakte trainingsproblemen. Het TUD BHV-plan ondervangt die tekortkomingen maar houdt tegelijk ruimte voor noodzakelijk maatwerk. Triggers om de BHV nu door te ontwikkelen, zijn de bovenmatige discrepantie tussen de huidige veiligheidssituatie en het peilmoment 1994, het instellen van de eenheid Integrale Veiligheid, de TUbrede onduidelijkheid over de organisatorische inbedding van de BHV en de oplevering van het nanocentre (Van Leeuwenhoek Laboratorium). Ten opzichte van het BHV ijkmoment 1994, is de gebouwsituatie, het bedrijfsproces en de organisatie van de TU Delft aanzienlijk gewijzigd, evenals de wet- en regelgeving. Dit geeft twijfel of de huidige BHV in aard en omvang, en in inbedding nog effectief is. Daarnaast leert de brand bij Bouwkunde van 13 mei 2008 (zie de evaluatierapporten van Interseco, Ernst & Young en COT) dat er leerpunten zijn voor de afstemming tussen bedrijfsprocessen en calamiteitenorganisatie. Een TU brede doorontwikkeling van de BHV in samenhang met de bedrijfsprocessen, is daarom noodzakelijk. Hoe is dit beleidsplan tot stand gekomen? Oorspronkelijk beperkte dit BHV project zich tot doorontwikkeling van de BHV-bezetting alleen. Hierbij bleef onbeantwoord welke samenhang er is tussen de diverse actoren en activiteiten, en welke normen gehanteerd moeten worden. De stuurgroep heeft de projectopdracht daarom verbreed tot een totaaladvies over de bedrijfshulpverlening bij de TU Delft. De eerste fase richtte zich daarom op verheldering van de verantwoordelijkheidsstructuur en de rekenmodellen voor doorontwikkeling, in de tweede fase zijn de modellen getoetst en is beschreven hoe de BHV organisatie in de toekomst ingericht moet worden, hoe de samenhang is tussen de bedrijfsprocessen van de TU Delft en welke vervolgacties nog uitgevoerd zouden moeten worden. Het geheel is gevat in een BHV-plan voor de TU Delft.
Doorontwikkeling BHV plan TU Delft
Versie: 1.3
9 van 52
Keuze en ontwikkeling rekenmodellen: Om het gewenste kwaliteitsniveau van de BHV te bepalen, is het scenariomodel aangepast dat eerder door TNW (Danny Jolly) is ontwikkeld voor de BHV van het complex scheikunde op basis van het vlinderdasmodel en Tripod (Groeneweg, J. (2002) Controlling the controllable, Den Haag). In het scenariomodel worden per gebouwcomplex de realistische ongevalscenario‟s in kaart gebracht. Input voor de scenariomethode is de gebouwkarakteristiek, personele omvang, risico‟s van de bedrijfsprocessen, de situatie bij omliggende gebouwen en terreinen, de organisatorische situatie, de mogelijkheden van de externe hulpdiensten, de evaluatiegegevens van de bestaande BHV. Hiermee wordt de aard bepaald van de calamiteitenorganisatie die noodzakelijk is voor het gebouw en de bedrijfsprocessen. Voor het bepalen van de omvang van de BHV geeft een scenariomodel minder eenduidige antwoorden en is daardoor minder geschikt. Daarom is een selectie gemaakt van (commercieel) beschikbare rekenmodellen, waaruit het rekenmodel van de Nederlandse Vereniging Bedrijfshulpverlening (NVB) als beste tevoorschijn is gekomen. Het heeft een gunstige prijs-kwaliteit verhouding, bevat de expertise van de NVB, is gedetailleerd en bovendien is het een veelgebruikt model binnen Nederland en aanvaard door vele Nederlandse brandweerkorpsen. Het NVB rekenmodel houdt onder meer rekening met de volgende aspecten:
Het aantal te beschermen mensen per dagdeel (aantal aanwezig, niet-zelfredzamen etc.)
Risico van de locatie en de gebouweigenschappen (de aard, de grootte en de ligging van het gebouw)
Omgevingrisico‟s, externe risico‟s en opkomst van de brandweer
Effectieve werkuren
Checklist brandpreventie
Checklist Eerste Hulpverlening
Met het Dubbelmodel (Scenariomodel + NVB Rekenmodel) is de BHV behoefte van een gebouw in detail te bepalen. Ter toetsing van het dubbelmodel is een pilot uitgevoerd bij het gebouwcomplex TN-TNO. Gebouwcomplex TN-TNO behoort tot de meest gecompliceerde en grote TU-locaties en is daardoor een goede pilot voor doorontwikkeling van de rest van de TU Delft. Tijdens de loop van het Doorontwikkeling BHV plan TU Delft
Versie: 1.3
10 van 52
doorontwikkelingsproject bleek het zinnig om het dubbelmodel ook te toetsen bij een hoogbouwlocatie; op verzoek van de decaan van L&R is de doorontwikkeling ook bij dit gebouwcomplex (incl. Hoge Snelheden) uitgevoerd. Bij de doorontwikkeling zijn de BHV bezettingsgetallen van Gedeelde zorg als referentie genomen ter controle op abusievelijke onjuistheden De projectorganisatie Stuurgroep: Luyben (TNW/voorzitter), Massink (IV), Van der Leij (FMVG), Schotsman P&O), Hoeneveld (P&O/ projectleider). Projectgroep: Hoeneveld (P&O / projectleider), Van der Heiden (P&O), Kohne (TNW) Informanten: Massink (IV), Van der Meer (IV), Sap (FMVG), Dijkhoff (FMVG). Er is 1 maal advies gevraagd bij de coördinator rampenbestrijding regio Gooi- en Vechtstreken. Bij de Universiteit Utrecht en de Universiteit Leiden is gekeken naar best practices; het definitieve beleidsplan is door Utrecht en door de Brandweer Delft becommentarieerd. Definitie bedrijfshulpverlening (BHV): De bedrijfshulpverlening is de organisatie die een werkgever dient te hebben om in de eerste minuten na een incident hulp te verlenen aan slachtoffers, om aanwezigen op de locatie te alarmeren, eventueel te evacueren en om een brand te bestrijden totdat de professionele hulpdiensten op de plaats van het incident zijn en hun taken gaan uitvoeren. Dit is het einde van het algemene deel van Hfd Algemeen; hierna volgt specifieke informatie: 1.1
Gebruiksinstructie TU Delft BHV plan
Dit TU Delft BHV plan is een handreiking aan de gemeenschappelijke en lokale calamiteitenorganisatie. Het is een leidraad hoe de gemeenschappelijke en lokale organisatie het beste kan omgaan met BHV en daarbij zo veel mogelijk kan convergeren, zodat de effectiviteit en de beheersbaarheid van de calamiteitenbestrijding toeneemt. Centraal in het BHV plan staat de rol van bestuurders die op basis van de TUD-mandaatregeling een verantwoordelijkheid hebben voor de BHV, en daarin een bepalende rol dienen te hebben. In paragraaf 1.6 van het BHV plan staat die verantwoordelijkheidsstructuur uitgewerkt.
Doorontwikkeling BHV plan TU Delft
Versie: 1.3
11 van 52
Het BHV plan beoogt convergentie van alle BHV activiteiten. Het belangrijkste criterium is echter dat bestuurders aan de hand van het BHV plan hun verantwoordelijkheid nemen als de lokale situatie daartoe noodzaakt, desnoods in afwijking van de bepalingen in dit BHV plan. Goede bedrijfshulpverlening is – zeker in een technische universiteit – maatwerk! Het BHV plan is daarbij een hulpmiddel en geen doel op zich. Uiteraard zijn de gekozen afspraken niet vrijblijvend, ze moeten worden vastgelegd zoals in hoofdstuk 7, Beheer is omschreven. Deze afspraken kunnen door de Manager Integrale Veiligheid worden gecontroleerd op basis van zijn functionele coördinatietaak (Mandaatregeling). 1.2
Doelstelling BHV
De doelstelling van de BHV staat vastgelegd in de Arbowet, Art. 15. Lid 2 (Art. 15): Het verlenen van de bijstand houdt in elk geval in: a.
het verlenen van eerste hulp bij ongevallen;
b.
het beperken en het bestrijden van brand en het beperken van de gevolgen van ongevallen;
c.
het in noodsituaties alarmeren en evacueren van alle werknemers en andere personen in het bedrijf of de inrichting.
Lid 3 (Art. 15): De bedrijfshulpverleners beschikken over een zodanige opleiding en uitrusting, en zijn zodanig in aantal en zodanig georganiseerd dat zij de in het tweede lid genoemde taken naar behoren kunnen vervullen. 1.3
Reikwijdte
Tot het BHV plan behoren alle gebouwen, faculteiten en diensten van de TU Delft, inclusief de inhurende derden en de gebouwen van TNO I&T aan de westzijde van de Schoemakerstraat. Het BHV plan is van toepassing op medewerkers, bezoekers, studenten, derden en dieren binnen voornoemde gebouwen. 1.4
Wettelijk kader
De Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) is de Nederlandse wet die regels bevat voor werkgevers en werknemers om de gezondheid, veiligheid en het welzijn van werknemers en zelfstandig ondernemers te bevorderen. De Nederlandse Arbowet is een uitwerking van de EU richtlijnen rond de bescherming van werknemers. Het doel van deze wet is onder meer ongevallen of ziekten, veroorzaakt door of op
Doorontwikkeling BHV plan TU Delft
Versie: 1.3
12 van 52
het werk, te voorkomen. De Arbeidsomstandighedenwet is een kaderwet, er staan geen concrete regels in, maar algemene bepalingen over het arbo-beleid in bedrijven. Uit deze wet zijn een aantal stukken relevant voor de bedrijfshulpverlening: Arbowet, Artikel 3, Lid 1, inleiding De werkgever zorgt voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers inzake alle met de arbeid verbonden aspecten en voert daartoe een beleid dat is gericht op zo goed mogelijke arbeidsomstandigheden, waarbij hij, gelet op de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening, het volgende in acht neemt:
(sub e) doeltreffende maatregelen worden getroffen op het gebied van de eerste hulp bij ongevallen, de brandbestrijding en de evacuatie van werknemers en andere aanwezige personen, en doeltreffende verbindingen worden onderhouden met de desbetreffende externe hulpverleningsorganisaties;
(sub f) elke werknemer moet bij ernstig en onmiddellijk gevaar voor zijn eigen veiligheid of die van anderen, rekening houdend met zijn technische kennis en middelen, de nodige passende maatregelen kunnen nemen om de gevolgen van een dergelijk gevaar te voorkomen, waarbij artikel 29, eerste lid, derde zin, van overeenkomstige toepassing is. De werknemer mag als gevolg van de werkonderbreking niet worden benadeeld in zijn positie in het bedrijf of in de inrichting.
Arbowet, Artikel 12, Lid 2 De werkgever voert overleg met de ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging over aangelegenheden die het arbeidsomstandighedenbeleid betreffen, alsmede over uitvoering van dit beleid, waarbij actief informatie wordt uitgewisseld. Arbowet, Artikel 13, Lid 1, 2 en 3 (van lid 1 t/m 10)
(Lid 1) De werkgever laat zich ten aanzien van de naleving van zijn verplichtingen op grond van deze wet bijstaan door een of meer deskundige werknemers.
(Lid 2) Voor zover de mogelijkheden onvoldoende zijn om de bijstand binnen het bedrijf of de inrichting te organiseren, wordt de bijstand verleend door een combinatie van deskundige werknemers en andere deskundige personen.
(Lid 3) Indien er geen mogelijkheden zijn om de bijstand binnen het bedrijf of de inrichting te organiseren, wordt de bijstand verleend door andere deskundige personen.
Doorontwikkeling BHV plan TU Delft
Versie: 1.3
13 van 52
Arbowet, Artikel 15
(Lid 1) De werkgever laat zich ten aanzien van de naleving van zijn verplichtingen op grond van artikel 3, eerste lid, onder e, van deze wet bijstaan door een of meer werknemers die door hem zijn aangewezen als bedrijfshulpverleners.
(Lid 2) Het verlenen van de bijstand houdt in elk geval in: a. het verlenen van eerste hulp bij ongevallen; b. het beperken en het bestrijden van brand en het beperken van de gevolgen van ongevallen; c. het in noodsituaties alarmeren en evacueren van alle werknemers en andere personen in het bedrijf of de inrichting.
(Lid 3) De bedrijfshulpverleners beschikken over een zodanige opleiding en uitrusting, zijn zodanig in aantal en zodanig georganiseerd dat zij de in het tweede lid genoemde taken naar behoren kunnen vervullen.
NEN 4000 BHV Deze norm bevat eisen voor het BHV beleid, inclusief de documentatie in het BHV plan en de prestaties van de BHV organisatie; bedoeld als voorbereiding van de organisatie op een calamiteit. Administratieve verplichtingen In ieder geval moet in het BHV plan zijn vastgelegd: 1. Algemene procedures bij incidenten. 2. Procedures bij brand. 3. Ontruimingsprocedures. 4. Wijze van alarmering en detectie. 5. Opleiding, training en instructie. 6. Beheersinformatie. Juridisch kader De werkgever voert vooraf overleg met de Ondernemingsraad over de opzet van de BHVorganisatie. Over de opzet van de BHV wordt geadviseerd door de arbodienst (centrale regelingen), Arbo-/Milieuadviseur (AMa) en/of Afdelingsveiligheidsfunctionaris (DSO) (lokale Doorontwikkeling BHV plan TU Delft
Versie: 1.3
14 van 52
regelingen); i.h.a. zijn AMa en DSO tevens de preventiemedewerkers. De Ondernemingsraad (OR) heeft instemmingsrecht betreffende regelingen op onder andere arbeidsomstandigheden en ziekteverzuim. Conform het convenant tussen OR, LO en CvB wordt dit BHV-plan ter instemming aan de OR aangeboden, en ter overleg aan het LO. Brandveiligheidseisen voor gebouwen zijn vastgelegd in het Bouwbesluit en de gemeentelijke Bouwverordening. Onderscheid wordt gemaakt in bestaande gebouwen en nieuwbouw of grote renovatie. 1.5
BHV taken
De BHV taken volgen direct uit de wettelijke doelstelling: het verlenen van eerste hulp bij ongevallen, het beperken en het bestrijden van brand, het beperken van de gevolgen van ongevallen en het in noodsituaties alarmeren en evacueren van alle werknemers en andere personen in het bedrijf of de inrichting. Dit betekent – en NEN 4000 (BHV) wijst hier eveneens op - dat de BHV naast het verlenen van eerste hulp en het evacueren van het gebouw, ook in staat moet zijn om het gebouw en de bedrijfscontinuïteit te beschermen tegen brand. Steeds op voorwaarde dat de veiligheid van de BHVers en anderen daarbij niet in gevaar komt. De BHV dient op dit actieniveau georganiseerd, uitgerust en getraind te zijn (vervolgactie). 1.6
BHV Verantwoordelijkheden
BHV is een uitdrukkelijke lijnverantwoordelijkheid en de BHV is daarom primair op lokaal niveau (faculteiten) georganiseerd. De verantwoordelijkheid en operatie van BHV is bij de TU Delft verdeeld over twee niveaus‟: het lokale niveau (decaan/complexbeheerder) en het gemeenschappelijk instituutsniveau (CvB). 1.6.1 Het instituutsniveau (gemeenschappelijk) Eindverantwoordelijke voor het instituutsniveau is het College van Bestuur (CvB). Namens het CvB wordt de beleidsvorming en toezicht op instituutsniveau uitgevoerd door de Manager Integrale Veiligheid (IV), in afstemming met de groep Welzijn, Gezondheid, Veiligheid en Milieu (VGWM). De Manager Integrale Veiligheid is de leidende persoon in de crisisorganisatie en wordt door het CvB met middelen en ondersteuning in staat gesteld om de staande BHV organisaties op hoofdlijnen te optimaliseren. Manager Integrale Veiligheid stemt zijn activiteiten periodiek af met de groep VGWM om het gemeenschappelijke beleid zo goed mogelijk aan te sluiten bij de lokale best practices, de af te dekken restrisico‟s en de lokale mogelijkheden.
Doorontwikkeling BHV plan TU Delft
Versie: 1.3
15 van 52
De Manager Integrale Veiligheid heeft bij grootschalige calamiteiten tevens de operationele leiding namens het CvB. Zo is hij gemachtigd om in geval van opschaling, de leiding te nemen over de BHV cq. een overkoepelend Coördinator BHV-inzet aan te wijzen uit de bij de calamiteit betrokken Hoofden BHV.
Overzicht BHV taken CvB:
Het paraat hebben en houden van een kwalitatief en kwantitatief goede BHV.
Het daarvoor aan het lokale niveau beschikbaar stellen van middelen, verantwoordelijkheden en bevoegdheden.
Het beschikbaar stellen van middelen en ondersteuning aan de Manager IV.
Overzicht BHV taken Manager IV:
Bewaken van de procescontinuïteit van de TU Delft in brede zin en de rol van de BHV daarin.
Kwaliteitsbewaking van de BHV op lokaal en instituutsniveau.
(beleids) Overleg met externe partijen zoals politie en brandweer.
Optreden als algemeen coördinator bij grootschalige calamiteiten
Bij een escalerende calamiteit, beslissen over opschaling en aanwijzen van een overkoepelend Coördinator BHV-inzet.
Verhuurderstaken Het College van Bestuur heeft ook een eigen calamiteitenverantwoordelijkheid als verhuurder van gebouwfaciliteiten aan decanen/gebouwbeheerders. Deze verhuurderstaak wordt namens het College uitgevoerd door FMVG. Vanwege de directe relatie tussen de calamiteitenbeheersing en het gebouwproces, voert FMVG haar eigen verantwoordelijkheid deels uit in opdracht van de betrokken huurder. Het betreft hier voornamelijk:
Functiebewaking van de interne vluchtroutes
Functiebewaking van de gebouwbereikbaarheid voor hulpdiensten
De oproepbaarheid van technici (call out lijst)
Beheer van gebouwinstallatie
Beheer van het GBS
Begeleiding van ver- en nieuwbouw
Ontruimings- en omroepinstallaties
Doorontwikkeling BHV plan TU Delft
Versie: 1.3
16 van 52
En op gemeenschappelijk niveau: Paraat hebben van de alarmcentrale en het aantoonbaar borgen van de kwaliteit daarvan.
CvB
Hiërarchie
Manager IV + Hoofd WGVM
Hiërarchie
advies Fac. 1 Incl. gedetacheerden
Fac. 2 incl. gedetacheerden etc...
UD
BHV opdrachten
FMVG
BHV service
Fig. 2 Organogram BHV op instituutsniveau
1.6.2
Het lokale niveau
Eindverantwoordelijke voor het lokale niveau is de decaan/complexbeheerder. Namens de decaan/complexbeheerder wordt de beleidsvorming uitgevoerd door de Arbo-/Milieuadviseur van het complex. De decaan/complexbeheerder is verantwoordelijk voor het paraat houden van een goede lokale BHV. In de regel zal de decaan/complexbeheerder zijn verantwoordelijkheid aan een ondergeschikte toedelen en hem/haar daarvoor aanstellen als Hoofd BHV. Bij taaktoedeling opereert men in naam van de toedeler; de betrokken decaan/complexbeheerder blijft altijd verantwoordelijk. Het is voor de traceerbaarheid van verantwoordelijkheden bij bv. ongevallen, nodig om die taaktoedeling vast te leggen in een aanwijzingbrief (zie bijlage 19). Hoofd BHV De decaan/complexbeheerder kan iedereen als Hoofd BHV aanwijzen die hij daartoe geschikt acht; het is aan te bevelen dat de decaan/complexbeheerder bij zijn keuze laat meewegen welke ondergeschikte het meest betrokken is bij het dominante calamiteitenrisico van het gebouwcomplex, zodat dit risico zo optimaal mogelijk kan worden beheerst. Aanwijzing van de Facilitymanager zal meestal de regel zijn, omdat de gebouwkarakteristiek zoals brandgevoeligheid of gebouwtechniek het Doorontwikkeling BHV plan TU Delft
Versie: 1.3
17 van 52
calamiteitenrisico veelal domineert. Daarentegen ligt een lijnmanager meer voor de hand in die situaties waarin de voornaamste calamiteitenrisico‟s voortvloeien uit het bedrijfsproces, zoals bij het chemicaliënmagazijn, Sport&Cultuur en sommige onderzoeksfaciliteiten. Keuzehulp Hoofd BHV (indicatie, geen verplichting!) Belangrijkste gebouwfunctie
Facility Manager
Aula/mensa
Lijnmanager
X
Chemicaliënmagazijn
X
Cleanroomcomplex
X
Kantoorfunctie
X
Laboratoria
X
Onderwijsfunctie
X
Reactorinstituut
X
X X X
Sportcentrum
X
Warmtekracht centrale
X
Werkplaats
X
X
BHV leiding door Hoofd BHV en Coördinator Inzetpost De lokale BHV ploeg wordt namens de decaan/complexbeheerder geleid door het Hoofd BHV van het complex. Hoofd BHV is een opleiding op HBO niveau; bij de TU Delft kan het Hoofd BHV echter ook ingevuld worden zonder HBHV opleiding, mits: 1. Hoofd BHV leidinggevende capaciteiten heeft; 2. Hoofd BHV voor het beleidsdeel ondersteund wordt door de AMa van het complex; 3. Hoofd BHV goede kennis heeft van de BHV taken en voor de operationele taken ondersteund wordt door een Coördinator Inzetpost; NB: Hoofd BHV mag de operationele taak ook zelf uitvoeren mits hij voldoet aan de opleidingseisen voor Coördinator Inzetpost. De decaan/complexbeheerder voorziet het Hoofd BHV van BHV-ers, middelen en administratieve ondersteuning. Het Hoofd BHV wordt voor calamiteitenbeleid geadviseerd door de AMa die vooral let op voldoende afdekking van de restrisico‟s en de beste manier om de BHV daarop te organiseren. Het Hoofd BHV zorgt ervoor dat een inzet geleid wordt door een Coördinator Inzetpost of vervult die taak zelf. De administratieve BHV taken brengt het Hoofd BHV onder bij zijn Coördinator BHV.
Doorontwikkeling BHV plan TU Delft
Versie: 1.3
18 van 52
De Coördinator Inzetpost is een ervaren BHV-er met opleidingsniveau ploegleider. Bij een operatie ligt de leiding in de Inzetpost bij de Coördinator Inzetpost, herkenbaar aan een rood hesje. In de operatie zal de Coördinator Inzetpost, op advies van zijn ploegleiders beslissingen nemen; de ploegleiders zijn immers het best geïnformeerd over de aard van de calamiteit. Daarom zijn de ploegleiders bij de inzet ter plaatse dus altijd beslissingsbevoegd. Dat laatste is bij uitstek het geval in situaties waarbij deelploegen compartiment-gewijs een inzet doet en per ploegleider beslist wordt over ontruiming van dat compartiment.
Overzicht BHV verantwoordelijkheden en taken decaan:
Het paraat hebben en houden van een kwalitatief en kwantitatief goede BHV. Hiertoe hoort:
Het daarvoor werven of aanwijzen van personeel.
Het (zo nodig) beschikbaar stellen van administratieve ondersteuning en adviescapaciteit aan het Hoofd BHV.
Het bijstaan van het Hoofd BHV in geval van aansturingproblemen.
Zorgen voor de aanwezigheid van opgeleide personen en toezicht op het brandveilig gebruik van het gebouw. Het beschikbaar stellen van middelen en ondersteuning aan het Hoofd BHV.
Overzicht taken Hoofd BHV:
BHV inzetten zelf leiden, of laten leiden door de Coördinator Inzetpost
BHV oefeningen organiseren.
De BHV aanpassen aan het actueel restrisico.
Op verzoek, BHV taken organiseren t.b.v. het primair proces; bv. hulp bij veiligheidsinstructies voor personeel en studenten.
Bewaken van de kwaliteit en kwantiteit van de BHV bezetting.
Het trainingsniveau van BHV-ers op peil houden.
Doorontwikkeling BHV plan TU Delft
Versie: 1.3
19 van 52
Manager IV
afstemming
AMa
Decaan/ Complexbeheerder
advies
Hiërarchie Aanleveren vrijwilligers Hoofd BHV
Functioneel aansturen monitoren
BHV organisatie
Verlenen van BHV service
FMVG
Fig. 3
Organogram op lokaal niveau
Beleidsafstemming Op gemeenschappelijk niveau is er beleidsafstemming: aan het einde van elk kalenderjaar wordt de BHV besproken in een themavergadering van de AMa‟s (VMO) samen met FMVG BB-BHV en de Manager Integrale Veiligheid. Dit is het moment om belangrijke BHV wijzigingen voor te bereiden voor besluit door de beleidsverantwoordelijken. Beleidsverantwoordelijkheid De beleidsverantwoordelijkheid voor BHV ligt onverkort bij het College van Bestuur (instellingsniveau) en de decanen/gebouwbeheerders (lokaal niveau). Jaarlijks wordt op voordracht van IV en VGWM, door de Riskboard teruggekeken op het afgelopen BHV-jaar en besloten over eventuele BHV wijzigingen. Brandweeroverleg In de tussenliggende periode moet het echter mogelijk zijn om dringende BHV-beleidsbeslissingen te nemen. Bijvoorbeeld als er geen tijd is om de jaarlijkse besluitvorming af te wachten of als het
Doorontwikkeling BHV plan TU Delft
Versie: 1.3
20 van 52
lopende zaken betreft. Dit kan plaatsvinden in het TUD Brandweeroverleg bestaande uit FMVG BBBHV (zie 1.7), de instructeur van de brandweer (extern adviseur), het hoofd Preparatie van de brandweer, een AMa en wordt voorgezeten door hoofd VGWM. De voorzitter van het Brandweeroverleg legt verantwoording af aan het College van Bestuur. 1.7
BHV service
Het op peil houden van een doelmatige lokaal georganiseerde BHV, vraagt om onderlinge afstemming om te voorkomen dat mensen en middelen suboptimaal worden ingezet. In opdracht van de beleidsverantwoordelijken, verleent FMVG service aan de BHV organisatie (FMVG BedrijfsbureauBHV). Het betreft:
coördinatie van de BHV i.h.a;
coördinatie van opleiding en training van BHV-ers;
het uitvoeren van specifieke verzoeken zoals het organiseren van ontruimings- en blusoefeningen;
de administratie rond de periodieke BHV toelagen;
het monitoren van de kwaliteit van de lessen en het alert blijven op nieuwe trainingsmogelijkheden;
het coördineren van de aanschaf en onderhoud van de door de Manager Integrale Veiligheid of Hoofden BHV gewenste BHV middelen;
het coördineren van de BHV bezetting bij TU feesten ed., waarbij in eerste instantie uitgegaan wordt van inzet van eigen TU BHV (zie ook 4.14, Evenementen).
Halfjaarlijks complexgebonden overleg met elk lokaal hoofd BHV.
Klantenplatforms van FMVG BB-BHV zijn: het BHV Coördinatoren overleg, het BHV complexoverleg, het VM overleg, overleg met de Manager I.V en de Groepsraad. Veelal zullen BHV-besluiten worden genomen in de Riskboard en eventueel het TUD Brandweeroverleg (zie 1.6). Overzicht taken FMVG BB-BHV:
Opleiding en training o
Inkoop van training/lessen
o
Organiseren van jaarlijkse ontruimingsoefeningen
o
Deelnameregistratie lessen
o
Inplannen van herhalingslessen, zo nodig op maat
o
Het leiden van het BHV Coördinatoren overleg.
o
Kwaliteitsbewaking van lessen door actief nagaan van:
Doorontwikkeling BHV plan TU Delft
Versie: 1.3
21 van 52
Klantenwensen
Marktaanbod
Leerniveau
Lesniveau
Coördinatie van BHV bij TU activiteiten o.a.: -
OWEE
-
Feesten
-
Evenementen
Middelen; het beschikbaar stellen of coördineren van onder meer:
1.8
o
Pagers
o
Portofoons
o
Persoonlijke uitrusting BHV-ers
o
AED
o
EHBO-middelen
o
Onderhoudscontracten
o
Zendvergunningen
Middelen en kosten
De BHV kosten zijn verdeeld over het gemeenschappelijke en lokale niveau. Bij de OOD is het centrale BHV budget overgegaan van VGWM naar FMVG en recent is besloten om het budgetbeheer wederom bij VGWM onder te brengen. Namens het gemeenschappelijke niveau draagt HR/VGWM de kosten van opleiding en uitrusting van de BHV, EHBO middelen (incl. HF-/CN kits), evenals de kosten van de gemeenschappelijke voorzieningen, het Convenant Brandweren en de personeelskosten voor coördinatie (FMVG). Het lokale niveau draagt de kosten van de BHV toelagen, AED, portofoons, vluchtmiddelen, blusmiddelen en middelen om chemisch letsel te behandelen (bv. hexafluorine en diphoterine). De kostenopbouw van de BHV is als volgt: Totale BHV kosten per jaar: 684.000 euro Centraal gedragen kosten per jaar:
378.000
Waarvan:
Convenant brandweren
192.000
Uitrusting en middelen
146.000
Bijdrage sportkaart
40.000 (schatting)
Decentraal gedragen middelen per jaar: Doorontwikkeling BHV plan TU Delft
Versie: 1.3
306.000 22 van 52
Waarvan:
Gratificaties
284.000
Middelen
22.000
Aanvullende kosten BHV buiten kantooruren: In hoofdstuk 4.12 staat aangegeven dat de BHV buiten kantooruren ( na 17.00u en voor 8.00u) op dit moment nauwelijks geregeld is bij de TU Delft en dat in die periode niet of niet goed gereageerd kan worden op calamiteiten en dat die dan vrijwel ongehinderd kunnen escaleren. Dit is overigens een constatering die ook al in 1994 (Gedeelde Zorg) werd gedaan! Het is zinvol om besteding van dit budget opnieuw te bezien in het licht van de huidige mogelijkheden en prioriteiten, zoals BHV knelpunten bij de bibliotheek en Sport&Cultuur. Afdekken van de huidige restrisico‟s bij de Bibliotheek en Sport & Cultuur is een vervolgactie. Efficiënt gebruik BHV middelen De gemeenschappelijke, door HR/VGWM beheerde, BHV kosten zijn nu nog onvoldoende in beeld bij voor de lokaal verantwoordelijken (veelal decanen). Lokale aanspraken op het gemeenschappelijk budget (bv. meer materieel) niet „in de eigen portemonnaie‟ gevoeld, wat niet stimulerend is voor efficiënt gebruik van de gemeenschappelijke middelen. Voorgesteld wordt om een structuur op te zetten om de lokale verantwoordelijken te informeren over de gemeenschappelijke kosten (vervolgactie). 1.9
Rolverdeling BHV-extern
Bij de organisatie van de BHV wordt vaak aangenomen dat de externe hulpverleners (brandweer, politie, ambulance) de regie over de BHV overnemen zodra die externen ter plaatse arriveren. Als de hulpdiensten echter geen volledig beroep doen op de BHV, dan kunnen de resterende BHV-ers ook opdrachten krijgen vanuit de eigen organisatie. 1.10
Samenwerking met andere gebouwgebruikers
Op gebied van BHV werken alle gebruikers van 1 gebouw samen, ook inhurende partijen. Hierbij heeft de hoofdhuurder een leidende taak. In geval van meerdere huurders dient zo‟n samenwerking schriftelijk te zijn vastgelegd; het huurcontract is hiervoor de uitgelezen plaats. Inhurende partijen zorgen dat zij minimaal voldoen aan de veiligheideisen van de TU Delft. 1.11
Risico-inventarisatie BHV
Doorontwikkeling BHV plan TU Delft
Versie: 1.3
23 van 52
De BHV kan bij hun inzet en oefening zelf ook veiligheidsrisico lopen. Het in kaart brengen van die risico‟s dient bij elke BHV doorontwikkeling plaats te vinden aan de hand van het scenariomodel (taak AMa). De uitkomst van de BHV risico-inventarisatie bepaalt mede de inzetmogelijkheden en materieelbehoeften van de BHV. 1.12
Relatie met crisisplan
Zodra een calamiteit gebouwoverstijgende omvang aanneemt of onbeheersbaar wordt/dreigt te worden, ontstaat een relatie tussen BHV inzet en crisisplan. Op dat moment valt de regie van de BHV inzet toe aan de Manager Integrale Veiligheid Bij Repressie 5.1 staan de escalatieniveaus nader beschreven. Het oefenen op gebouwoverstijgende calamiteiten moet nog worden opgepakt (vervolgactie). 1.13
Normstelling
Prestatienormen zoals de responstijd bij alarmering dienen voor de BHV te worden opgesteld, zodat hierop getraind en de kwaliteit bewaakt kan worden (vervolgactie). Zie ook bijlage 7. Er dient eerst gemeten te worden en dan pas een norm te stellen. Normen worden per gebouwcomplex vastgesteld i.s.m. de lokaal verantwoordelijke en moeten 3 maanden na de eerstkomende ontruimingsoefening zijn bepaald.
Doorontwikkeling BHV plan TU Delft
Versie: 1.3
24 van 52
2. PRO-ACTIE Pro-actie is het wegnemen van structurele oorzaken van onveiligheid. 2.1
Inrichting van de universiteitswijk
Om de bereikbaarheid voor externe hulpdiensten te garanderen moeten inrichtingsontwerpen van de TU wijk in een zo vroeg mogelijk stadium door een verkeersdeskundige getoetst worden. Deze procedure moet worden opgenomen in het FMVG handboek projecten (vervolgactie). 2.2
Ontwerp van gebouwen
Bij ontwerp en renovatie van gebouwen moet de AMa van die gebouwen vanaf de Programma van Eisen fase betrokken zijn bij de ontwerp- en uitvoeringsfase, waarbij vooral gelet moet worden op brandveiligheidaspecten, de logistiek rond gassen- en gevaarlijke stoffen, beheersbaarheid van calamiteiten en bereikbaarheid voor hulpdiensten. Deze procedure moet worden opgenomen in het FMVG handboek projecten (vervolgactie).
Doorontwikkeling BHV plan TU Delft
Versie: 1.3
25 van 52
3. PREVENTIE Preventie is het treffen van maatregelen om ongevallen en calamiteiten te voorkomen. Het gaat hier om technische en organisatorische maatregelen. Hoe meer gedaan wordt aan pro-actie en preventie, hoe minder gedaan hoeft te worden aan BHV. 3.1
Primaire processen
De primaire processen kenmerken zich door hun dynamiek en snelle wisseling. Via het TU Delft veiligheidsrapport voor experimenten en via systematische werkplekinspectie, worden risico‟s bij het primaire proces zo veel mogelijk voorkomen. 3.2
Ondersteunende processen
De ondersteunende kenmerken zich door hun routinematigheid en voorspelbaarheid. Via systematische werkplekinspectie en het borgen van veilige werkprocessen, worden risico‟s bij de ondersteunende processen zo veel mogelijk voorkomen. 3.3
Risicoherkenning werkprocessen, detectie en alarmering bij werkprocessen
Risicoherkenning van werkprocessen vindt plaats via periodieke werkplekinspecties en het TU Delft veiligheidsrapport. Risicovolle locaties of processen worden zo veel mogelijk voorzien van detectie (toxische of brandbare gassen, zuurstofdetectie waar verstikkende atmosferen kunnen voorkomen, branddetectie in chemicaliënopslag etc.). De TU Delft moet hiervoor een protocol opstellen (vervolgactie). Bewaking van de brandveiligheid van een gebouw, mn. van functiebehoud van vluchtwegen, is belangrijk om de veiligheid te kunnen waarborgen. In het verleden was per gebouw een brandveiligheidcoördinator aangesteld, veelal vanuit FMVG omdat gebouwkennis essentieel is. Deze functie van brandveiligheidcoördinator is echter niet overal meer ingevuld. De functie dient opnieuw te worden ingesteld (vervolgactie).
Doorontwikkeling BHV plan TU Delft
Versie: 1.3
26 van 52
4. PREPARATIE Preparatie is het voorbereiden op actief optreden bij ongevallen of calamiteiten, in de vorm van eerste hulp, brandbestrijding. In het navolgende wordt aangegeven om welke zaken het gaat: 4.1
Dubbelmodel
De restrisico‟s worden vastgesteld met het scenariomodel en het NVB rekenmodel (zie ook paragraaf 8). Met het scenariomodel + het NVB rekenmodel samen (het Dubbelmodel) is de AMa van het gebouw in staat om de BHV behoefte van het gebouw in detail vast te stellen. 4.1.1
Scenariomodel
Volgens de Arbo-wet moet de werkgever een goed inzicht hebben in alle risico‟s die de arbeid voor de werknemers met zich meebrengt. Te denken valt bijvoorbeeld aan risico‟s op het gebied van (falende) techniek, biologische veiligheid, straling en gevaarlijke stoffen. Inventarisatie daarvan zal leiden tot maatregelen om het aangetroffen gevaar te beheersen of in te perken/te reduceren. Op basis van technische, organisatorische of financiële overwegingen kan besloten worden om het aangetroffen gevaar (tijdelijk) te accepteren, mits dat een aanvaardbaar risico oplevert*. De risico‟s/gevaren die overblijven zijn de zogenoemde restrisico‟s. De restrisico‟s dienen vertaald te worden naar incidentscenario‟s. Dit zijn beschrijvingen van incidenten/calamiteiten die naar alle redelijkheid niet kunnen worden voorkomen. *Deze afweging en de tijdsduur dienen te worden vastgelegd. Bij de TU Delft worden de restrisico‟s door de AMa of DSO in kaart gebracht met het scenariomodel (zie paragraaf 8). Het scenariomodel is bij een universiteit een effectiever middel om de actuele restrisico‟s voor BHV in beeld te krijgen dan een klassieke RI&E die voor de dynamiek van de Delftse werkprocessen een te statische methode is. De uitkomsten van het scenariomodel dienen als uitgangspunten voor het Hoofd BHV en de complexbeheerder om hun BHV-organisatie op te zetten en te laten functioneren. De uitkomsten helpen bovendien om te bepalen:
welke BHV-taken er uitgevoerd moeten worden;
welke noodprocedures uitgevoerd moeten worden;
hoeveel BHV-ers er tegelijkertijd nodig zijn;
welke uitrusting BHV-ers nodig hebben;
welke (vervolg)opleiding de BHV-functionarissen dienen te volgen;
Doorontwikkeling BHV plan TU Delft
Versie: 1.3
27 van 52
welke oefeningen gepland dienen te worden.
4.1.2
NVB rekenmodel
De omvang van de BHV-organisatie wordt vastgesteld door rekening te houden met maatgevende factoren zoals:
de aard, de grootte en de ligging van de faculteit of dienst,
het redelijkerwijs te verwachten aantal aanwezige werknemers, studenten en andere personen evenals de tijdstippen waarop zij aanwezig zijn of plegen te zijn,
het redelijkerwijs te verwachten aantal personen en dieren dat zich bij een ongeval of brand niet zelfstandig in veiligheid kan brengen,
de opkomsttijd en mogelijkheden van brandweer en andere hulpverleningsorganisaties,
de inschakeling van externe BHV-ers.
Rekening houdend met verlof, ziekte, deeltijdaanstellingen etc.
Die gewenste omvang van de BHV wordt bepaald met het NVB digitale rekenmodel waarin voornoemde factoren zijn verwerkt. De Cd-rom met het rekenmodel is aan alle AMa‟s uitgereikt. 4.2
Herkennen waardevolle processen/middelen
Zoals in 1.5 beschreven, kan de BHV ook een taak hebben bij de bescherming van de bedrijfsprocessen en vitale functies van de TU Delft. Met behulp van het scenariomodel (zie paragraaf 8) kunnen die processen en functies herkend worden en de bijbehorende BHV inzet worden bepaald. Of dat ook een daadwerkelijke taak van een BHV ploeg zal worden, wordt bepaald door de decaan/complexbeheerder van een gebouw en de OdC. 4.3
BHV middelen, blusmiddelen en voorzieningen
De lokaal noodzakelijke BHV middelen volgen uit het scenariomodel. Daarnaast zijn ook gemeenschappelijke BHV middelen nodig zoals communicatiemiddelen en uitrusting; die middelen moeten in overleg met de Hoofden BHV, de AMa‟s, FMVG BB-BHV en de Manager IV worden vastgesteld (klantplatform). Het BHV platform is in de regel de plaats waar namens de beleidsverantwoordelijken besluiten worden genomen over zulke lopende zaken. De voor elk individueel gebouw noodzakelijke blusmiddelen en calamiteitenvoorzieningen worden vastgesteld door het Hoofd BHV, de AMa en de brandveiligheidcoördinator die namens de decaan/complexbeheerder toezicht houdt op het brandveilig gebruik van het gebouw.
Doorontwikkeling BHV plan TU Delft
Versie: 1.3
28 van 52
De wenselijkheid van sprinklerinstallaties moet nog op instellingsniveau in kaart worden gebracht (vervolgactie). 4.4
Brandmeldinstallatie gebouw (BMI)
Indien in het gebouw een brandmeldinstallatie aanwezig is, dan dient minimaal één medewerker aanwezig te zijn voor de bediening en werking. Deskundigen dienen hiervoor te worden opgeleid (beheerder brandmeldinstallatie). Alleen de beheerder brandmeldinstallatie of de door hem gemachtigde Opgeleid Persoon, mag een brandmeldinstallatie resetten. 4.5
TU Alarmcentrale
De TU Alarmcentrale speelt een centrale rol bij de alarmering van de BHV-ers met de pagers en de begidsing van externe hulpverleners. Het is gezien de spilfunctie van de Alarmcentrale essentieel dat de centralisten competent en goed geïnstrueerd zijn en dat minimaal er maandelijks testalarmeringen worden gehouden. 4.6
BHV reglement
In het BHV reglement staan de taken beschreven van alle bij de BHV betrokken actoren, hun verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Het reglement is echter gedateerd en dient aangepast te worden aan de huidige situatie (vervolgactie). Aanwijzingen – voorheen geregeld in het Reglement- zijn nu via een aparte aanwijzingsbrief geregeld (bijlage 19). 4.7
“Aanwijzen” van BHV-ers
De diverse bedrijfshulpverleners zijn werknemers bij een faculteit of dienst van de Universiteit, die zich vrijwillig hebben aangemeld voor de BHV. Vrijwilligers melden zich altijd aan in overleg met hun leidinggevende. Deelname aan de BHV is vrijwillig maar niet vrijblijvend; BHV-ers worden door middel van een brief als bedrijfshulpverlener “aangewezen” door de decaan/gebouwbeheerder waaronder zij fysiek werkzaam zijn. Bij deze brief worden de afspraken met betrekking tot bedrijfshulpverlening gevoegd (zie: BHV reglement). De taken die een BHV-er uitvoert in het kader van de bedrijfshulpverlening behoren tot het hem opgedragen takenpakket met de daarbij behorende rechtspositie. De keuze van vrijwilligheid in plaats van verplicht heeft tot op heden goed gewerkt.
Doorontwikkeling BHV plan TU Delft
Versie: 1.3
29 van 52
BHV-ers worden steeds voor een periode van 4 jaar door de decaan/complexbeheerder aangesteld, waarna op basis van evaluatie door het Hoofd BHV een verlenging kan volgen. Binnen een complex kan de complexbeheerder besluiten om binnen de BHV, scouts aan te stellen; dit zijn ervaren BHV-ers (bij voorkeur met verzwaard pakket opleiding; er is geen specifieke BHV opleiding voor scouts) die bij een automatisch alarm melding, snel naar de locatie van de melding gaan om de situatie in te schatten. De scouts plegen geen inzet, tenzij zonder risico, maar geven alleen hun inschatting van de situatie door naar de inzetpost. Bij een vals alarm kan de inzetpost dat dan doorgeven aan de brandweer, of bij een BMI met vertraging door de Beheerder Brandmeldinstallatie (BBMI) of Opgeleid Persoon laten resetten. In de regel zal een scoutsituatie alleen relevant zijn voor gebouwen met gasdetectie. Voor een aantal functies binnen de TU is het wenselijk om die te combineren met een BHV taak, bv. die van logemedewerker; terwijl voor andere functies juist sprake kan zijn van conflicterende situaties. Onderstaande tabel is een hulpmiddel bij het aanwijzen van BHV-ers. Hierin zijn G4S functionarissen niet meegenomen. Functie
Toelichting
Logemedewerker
Gewonden komen veelal naar loge en kunnen dan geholpen worden. Logemedewerkers kunnen echter zelden hun locatie verlaten en assisteren vaak de Coördinator Inzetpost bij een inzet (Assistent inzetpost).
Beheerder
De BBMI heeft een eigen taak bij het beheren van de BMI en is dan niet
Brandmeldinstallatie
beschikbaar voor de BHV.
(BBMI) FMVG-ers specifiek
FMVG-ers kunnen bij een calamiteit een taak krijgen om de gebouwfuncties te schakelen (luchthuishouding, gas, elektriciteit, ventilatieopeningen etc.) en zijn dan niet beschikbaar voor de BHV. Zijn FMVG-ers te weinig in het gebouw aanwezig (actief over meerdere gebouwen) dan kan geschiktheid voor de BHV ook onder druk komen.
Promovendi
Promovendi zijn goed op de hoogte van lokaal aanwezige risico‟s. BHV opleiding levert verder een bijdrage aan hun veiligheidscompetentie. Promovendi hebben echter door hun korte verblijf op de universiteit een
Doorontwikkeling BHV plan TU Delft
Versie: 1.3
30 van 52
beperkte productieve inzet; vandaar dat alleen een basispakket opleiding efficiënt is. Docenten
Docenten kunnen een belangrijke rol hebben bij de ontruiming van hun colleges. Indien goed geïnstrueerd en geoefend, kunnen zij hun eigen studenten zelfstandig naar een veilige locatie loodsen en daar wachten op nadere instructie. Dit ontlast de BHV in hoge mate.
O&O technici
In de regel is er vanuit de O&O taak geen beletsel om als BHV-er te worden aangesteld.
Technische en
In de regel is er vanuit de ondersteunende geen beletsel om als BHV-er te
administratieve
worden aangesteld. Zijn ondersteuners echter te weinig in het gebouw
medewerkers
aanwezig (actief over meerdere gebouwen) dan kan geschiktheid voor de BHV ook onder druk komen.
4.8
Verzekering BHV-ers
BHV-ers van de TU Delft zijn verzekerd tegen schade en schadeclaims die voortvloeien uit hun BHV handelingen, ook buiten de TU Delft. 4.9
BHV vergoedingen
De BHV vergoedingen zijn in de Update BHV opnieuw vastgesteld. Het BHV plan geeft aanleiding om de vergoedingen te herzien (vervolgactie). 4.10
Herkenbaarheid en uitrusting BHV-team
BHV-ers zijn herkenbaar aan hun uitrusting (zie onderstaande tabel): Functie
Helm
Hesje
Coördinator Inzetpost
-
rood
Ploegleider
-
geel
Verzwaard pakket
wit
-
BHV Basispakket
-
oranje
Adviseurs
-
groen
Management
-
blauw
Doorontwikkeling BHV plan TU Delft
Versie: 1.3
31 van 52
4.11
Voorlichten
In het voorlichtingsplan dient duidelijk gemaakt te worden hoe aanwezige personen weten wat ze moeten doen bij een incident/calamiteit. Er dient hierbij rekening gehouden te worden met diverse groepen: (nieuwe) medewerkers, gasten, studenten, bezoekers, monteurs/installateurs, buitenlandse (gast)medewerkers (dus ook in het Engels). Voorlichting van nieuwe medewerkers vindt reeds samen met de brandweer plaats bij DIMES, BT, de TN-afdelingen en DCT. Het voorlichtingsplan moet geschreven worden (vervolgactie). 4.12
BHV buiten kantooruren
De BHV buiten kantooruren ( na 17.00u en voor 8.00u) is op dit moment nauwelijks geregeld bij de TU Delft. Dit wil zeggen dat er in die periode niet of niet goed gereageerd kan worden op ongevallen en calamiteiten, dat een ontruiming niet kan worden begeleid en dat een ongeval vrijwel ongehinderd kan escaleren tot zwaarder letsel of (in extreem geval) overlijden. Het is daarom noodzakelijk om ook buiten kantooruren te kunnen beschikken over een effectieve bedrijfshulpverlening. De toegankelijkheid bij de TU Delft gebouwen is wisselend; sommige faculteiten en diensten (complexen) zijn na kantoortijd in het geheel gesloten, andere werken met verruimde toegang tot 22.00ur + weekend (10.00-17.00u) en enkele gebouwen hebben 24 uurs toegang. De bezettingspiek buiten kantooruren, ligt overigens tussen 17.00-19.00u. Bijzondere situaties doen zich voor op nationale feestdagen, waarbij buitenlandse medewerkers in grote aantallen aanwezig kunnen zijn. Verruimde toegang is vrijwel overal op basis van elektronische autorisatie (campuscard of tag-systemen). Per gebouw kunnen aanvullende maatregelen gelden. Centraal of per gebouw (m.u.v. Biotechnologie) is er geen betrouwbaar actueel overzicht van de locatie van personen buiten kantooruren. Een ontruiming buiten kantooruren is dus voor gebouwen met verruimde toegankelijkheid een onzekere exercitie waarbij de brandweer risico moet nemen om te zoeken naar mogelijke achterblijvers en daarmee ook kostbare tijd verliest. Om de bedrijfshulpverlening bij de TU Delft buiten kantooruren op een aanvaardbaar niveau te regelen zijn algemeen organisatorische maatregelingen nodig, aangevuld met maatwerk voor de Bibliotheek en Sport&Cultuur (vervolgactie). Voor januari 2013 dient de BHV buiten kantooruren bij de TU Delft op aanvaardbaar niveau (ter beoordeling van manager Integrale Veiligheid) gebracht te zijn (vervolgactie). Algemeen organisatorische maatregelingen voor buiten kantooruren, die in alle gebouwen moeten worden ingevoerd die verruimde toegankelijkheid hebben: Doorontwikkeling BHV plan TU Delft
Versie: 1.3
32 van 52
De loge van zulke gebouwen moet tussen 17.00-19.00u. bemenst zijn met minimaal 1 BHV-er.
Tussen 19.00-8.00u wordt bij een ontruimingalarm niet geveegd. Aanwezigen worden geacht alleen zichzelf in veiligheid te brengen. Uiteraard biedt men hulp aan andere aanwezigen als dat nodig is.
Alle aanwezigen na 19.00u, moeten op de hoogte zijn van de noodprocedures en zichzelf in veiligheid kunnen brengen. Een korte instructie moet hiervoor worden ontwikkeld (vervolgactie)
Hoogrisico werkzaamheden, die bij een ongeval direct levensgevaar kunnen opleveren, zijn in het geheel niet toegestaan. Het gaat hier onder meer om werk in mechanische werkplaatsen, werken met zeer toxische chemicaliën en gassen, het werken met hoge druk, brandgevaarlijke werkzaamheden, en het werken aan spanningvoerende delen.
Gangbaar experimenteer werk in labs en werkplaatsen is toegestaan mits met aantoonbare toestemming van de leidinggevende/beheerder en mits een tweede persoon op roepafstand aanwezig is.
Er zijn geen beperkingen voor kantoorwerk.
Concentreer avondcolleges binnen de TU Delft zo veel mogelijk binnen 1 gebouw of gebouwcluster.
Specifieke maatregelen Faculteiten
Algemeen: Organiseer de TU Delft meldkamer zo dat op betrouwbare wijze, 24-uurs meldingen doorgegeven worden aan piket BHV en G4S. Coördinatie door een goede TUD meldkamer is voorwaarde voor een effectieve 24uurs BHV.
Vroege avondsituatie (17.00-19.00u): BHV door avondpool FM. G4S bikers vormen backup. Is nog gebouw-BHV aanwezig, dan heeft die de leiding. Bij de laboratoriumgebouwen is het wenselijk dat O&O medewerkers participeren in de BHV voor de vroege avond.
Late avondsituatie (19.00-22.00u): BHV oproep van G4S bikers. Aanvulling laboratoriumgebouwen: basale calamiteitenkennis bij de aanwezige werkers (training).
Nachtsituatie (werkdagen na 22.00u) en weekenden: BHV oproep van G4S-beveiliging. Besef dat de BHV-respons nu traag is; aanwezigen moeten zelfredzaam zijn (training). Aanvulling laboratoriumgebouwen: basale calamiteitenkennis bij de aanwezige werkers (training).
Doorontwikkeling BHV plan TU Delft
Versie: 1.3
33 van 52
Biblotheek en Sport&Cultuur
Bibliotheek (avond en weekend): G4S bikers vormen backup in de werkweeksituatie, G4Sbeveiliging in het weekend. Effectieve ontruiming buiten kantooruren is alleen mogelijk indien de kegel buiten kantooruren is afgesloten voor publiek. Additioneel maatwerk Bibliotheek: vervolgactie.
S&C (avond en weekend): combinatie S&C BHV-er (piketdienst) en student-BHV (balie). G4S bikers vormen backup in de werkweeksituatie, G4S respons-auto in het weekend. Groepstrainers behandelen sportblessures van hun eigen sporters (S&C faciliteert opleiding van die trainers). Sportkaart BHV-ers moeten bereid zijn om tijdens hun sportactiviteit, BHV-inzetbaar te zijn (tegenprestatie opnemen in voorwaarde BHV sportkaart). Additioneel maatwerk S&C: vervolgactie. 4.13
BHV bij gebouwen met weinig eigen personeel
Een aantal gebouwen heeft weinig eigen personeel, terwijl de BHV behoefte hoog kan zijn, bv. in de Aula of tentamenzalen. Een samenwerking met andere gebouwen (BHV clusters) ligt dan in de rede evenals intensieve oefening (vervolgactie). 4.14
BHV bij evenementen
De BHV-organisatie dient steeds in kennis gesteld te worden over te houden TU-evenementen zodat zij de hulpverlening daarop kan aanpassen. Het heeft voordelen als de bedrijfshulpverlening bij TU feesten en evenementen door de eigen BHV wordt vervuld. Dit is voor een beter trainingsniveau van de BHV, en de zichtbaarheid en waardering van de BHV zelfs wenselijk. De eigen BHV is bovendien vakbekwaam en goed op de hoogte van de lokale situatie; het is daarom wenselijk dat bedrijfshulpverlening bij TU-feesten en -evenementen zo mogelijk door eigen BHV wordt verricht. Leidinggevenden zouden BHV-ers naar redelijkheid vrij moeten maken voor zulke TUD gemeenschappelijke taken. Om na te gaan of inzet van BHV bij evenementen een haalbaar beleidsuitgangspunt is, moet worden nagegaan of de huidige (kleine) pool vrijwilligers uit te breiden is en welke voorwaarden daaraan gesteld moeten worden (vervolgactie).
Doorontwikkeling BHV plan TU Delft
Versie: 1.3
34 van 52
Voor evenementen na 22.00u, langdurige evenementen en evenementen met verhoogd risico op ongeregeldheden, moet in ieder geval een kanttekening worden geplaatst bij vervulling door de eigen BHV. In die gevallen kan de arbeidstijdenwet overschreden worden en/of de eigen veiligheid in gevaar komen. Ook is het mogelijk dat voor de evenementen geen of te weinig vrijwilligers beschikbaar zijn. Het is verstandig om in zulke gevallen uit te wijken naar externe BHV aanbieders. Een combinatie van eigen en externe BHV-ers is uiteraard ook mogelijk. 4.15
Werkzaamheden door buitenfirma‟s
Werkzaamheden door medewerkers van buitenfirma‟s in/om/op de gebouwen, moeten gemeld worden aan het Hoofd BHV. De aanwezigheid van medewerkers van buitenfirma‟s op ongebruikelijke plaatsen, zoals tussenvloeren of op daken, of de aanwezigheid van grote aantallen bezoekers, heeft consequenties voor een eventuele inzet van de BHV-organisatie. Mogelijkerwijs met er Voor extra BHV-capaciteit zorggedragen worden. Bovendien mogen brandgevaarlijke werkzaamheden alleen gestart worden met een werkvergunning en moet bij werken op hoogte altijd instructie worden gegeven door gebouwbeheer. Nagegaan moet worden of alle gebouwen een protocol hebben voor melding aan de BHV, voor werkvergunningen en of veiligheidsinstructie wordt gegeven (vervolgactie). 4.16
Opleiding
Het BHV opleidingsplan is het raamwerk met daarin de te volgen opleidingen per BHV-functie. FMVG BB-BHV en de brandweer zijn nauw betrokken bij de opleidingen en het samenstellen van het opleidingsplan. Alle BHV opleidingen moeten voldoen aan de richtlijnen van het Oranje Kruis en NIBHV. Reanimatie en AED opleiding verlopen volgens de richtlijnen van de Nederlandse Reanimatie Raad/ ERC European Resuscitation Council. In het opleidingsplan wordt vastgesteld of de genoten opleidingen aansluiten bij de taak die de BHV-ploeg heeft binnen haar gebouw. Hiermee worden deficiënties in kaart gebracht. Voor het oplossen van de deficiënties en voor het plannen van de herhalingsopleidingen wordt jaarlijks een opleidingsschema opgesteld, waarin vermeld staat wie, wat, wanneer gaat doen (zie bijlage 2). 4.17
Onderhoud en testen middelen en voorzieningen
In het onderhoudsplan/inspectieplan wordt vermeld wanneer het periodieke (jaarlijkse) onderhoud van de BHV-middelen plaatsvindt en door wie dit uitgevoerd wordt. Ook wordt aangegeven wanneer en door wie de periodieke controles/tests van de BHV-middelen uitgevoerd wordt. Men dient hierbij te denken aan: Doorontwikkeling BHV plan TU Delft
Versie: 1.3
35 van 52
Portofoons
Pagers
Hesjes
Helmen en pakken (verzwaard pakket)
Ademlucht
PBM voor hulpverleners
EHBO-middelen
Vluchtmiddelen (o.m. evacuatiestoel)
Lampen
Megafoons
AED apparaten
Zuurstofkoffer(s)
HF en CN kits
Hexafluorine en diphoterine stations in de labs
De onderhoudswerkzaamheden aan en de controles/tests van de BHV-middelen, worden door Hoofd BHV in een register bijgehouden. Het register maakt deel uit van het BHV-logboek. 4.18
Oefenen BHV
Naast de opleiding is het belangrijk dat de BHV-ers regelmatig oefenen. Oefenen is een wettelijke verplichting. Er wordt geoefend volgens een oefenplan (zie bijlage 4) dat gebaseerd is op de som van de lokale restrisico‟s en de (te ontwikkelen en) te onderhouden expertise van de BHV-organisatie. De AMa en het Hoofd BHV ontwikkelen een oefenplan met verschillende oefenscenario‟s en bijbehorende prestatie-indicatoren (vervolgactie). Het oefenplan wordt door het Hoofd BHV als meerjarenplan opgesteld waardoor de opbouw en complexiteit van de oefeningen inzichtelijk wordt. Op basis van het meerjarig oefenplan wordt jaarlijks een oefenschema opgesteld door het Hoofd BHV, in overleg met BB-BHV en de brandweer, in het schema worden de te houden oefeningen gepland (welke oefening, door/met wie, wanneer). Na iedere oefening vindt een evaluatie plaats. Het Hoofd BHV legt de kernpunten van oefening en evaluatie schriftelijk vast (zie bijlage 7) en neemt het verslag met evaluatie in het logboek op. Cruciaal voor een goede evaluatie is het inzetten van waarnemers tijdens de oefening. Deze waarnemers
Doorontwikkeling BHV plan TU Delft
Versie: 1.3
36 van 52
noteren bijvoorbeeld acties en tijden, en leveren daarmee een objectieve inbreng en vergroten het lerend vermogen. 4.19
Ontruimingsoefeningen en training personeel
Niet alleen de BHV heeft een taak bij calamiteiten, het personeel zelf heeft ook een eigen verantwoordelijkheid om zich bij calamiteiten op een juiste manier in veiligheid te brengen. Hiertoe wordt per gebouw minimaal jaarlijks een ontruimingsoefening gehouden. Daarnaast kan het personeel training krijgen met blusmiddelen en EHBO (bv. behandeling van chemische wonden). Nieuwe medewerkers krijgen brandveiligheidsinstructie bij gebouwen waar dat relevant is (mn. laboratoria). Belangrijk is om ook docenten te betrekken bij de ontruimingsplannen. Docenten zouden zelfstandig in staat moeten zijn om hun studenten veilig buiten het gebouw te gidsen en hen daar verzameld te houden. Dit ontlast de BHV in belangrijke mate en het is een oplossing voor de beperkte ontruimingscapaciteit bij bv. tentamenzalen. De rol bij de ontruiming voor docenten moet nog worden opgepakt (vervolgactie).
Doorontwikkeling BHV plan TU Delft
Versie: 1.3
37 van 52
5. REPRESSIE Repressie is de werkelijke actie van de BHV: het terugdringen van een calamiteit. Hoe de repressie georganiseerd is, is in dit gedeelte van het BHV-plan vastgelegd. 5.1
Escalatieniveaus en relatie met crisisplan
Conform het TU Delft Crisisplan zijn er 3 escalatiefases mogelijk waarop moet worden opgeschaald: de operationele fase, de tactische fase en de strategische fase. De eerste 2 fases vallen onder de competentie van het lokale crisisteam, calamiteiten van de 3e (strategische) fase vallen onder de competentie van het gemeenschappelijke crisisteam. In de 3e fase heeft de Manager Integrale Veiligheid de bevoegdheid om coördinerend op te treden. 5.2
Ontruimingsplan
Het doel van het ontruimingsplan is vast te leggen hoe het complex geheel of gedeeltelijk ontruimd wordt bij calamiteiten zoals brand, een wolk met toxische stoffen of bommelding. De ontruiming is gericht op het in veiligheid brengen alle in het gebouw aanwezige personen en dieren. In opdracht van de decaan/Complexbeheerder stelt het Hoofd BHV van het complex een ontruimingsplan op volgens het Model Ontruimingsplan (bijlage 11). Als de lokale situatie dat vraagt vult hij zijn ontruimingsplan aan met specifieke acties. Bij het opstellen van het ontruimingsplan kan het Hoofd BHV worden geassisteerd door de AMa van het complex. Het ontruimingsplan wordt vastgesteld door de decaan/complexbeheerder. Het Model Ontruimingsplan is gebaseerd op NEN 8122, leidraad voor een ontruimingsplan, deel 2: Onderwijsgebouwen (een betere keuze is niet beschikbaar). Minimaal jaarlijks vindt per gebouwcomplex een integrale ontruimingsoefening plaats. Het proces van jaarlijkse ontruimingsoefeningen gaat een groei door van eenvoudig naar complex. Bijvoorbeeld: Eerste jaar:
datum en tijd bekend
Tweede jaar:
datum bekend
Derde jaar:
week bekend
Vervolgjaren:
onbekend moment
Ook zal steeds de omvang toenemen, bijvoorbeeld: Eerste jaar:
zonder daadwerkelijke ontruiming
Tweede jaar:
gedeeltelijke ontruiming gebouw
Derde jaar:
ontruiming collegezaal
Doorontwikkeling BHV plan TU Delft
Versie: 1.3
38 van 52
Vierde jaar:
ontruiming gehele gebouw
Geoefend wordt op basis van een vooraf opgesteld en uitgewerkt scenario. De deelnemers krijgen vooraf de noodzakelijke instructies. De integrale ontruimingsoefeningen worden met de eigen medewerkers en studenten uitgevoerd. De professionele hulpdiensten en de TU Delft Alarmcentrale worden altijd geïnformeerd over een te houden ontruimingsoefening en kunnen daar ook aan deelnemen. Tijdens de oefeningen wordt gebruik gemaakt van waarnemers, die de gang van zaken kritisch beschouwen en vastleggen. Aan het eind van de oefening vindt een evaluatie plaats. Bij de evaluatie kunnen BHV-ers, ontruimden en de waarnemers worden betrokken. De evaluatie resulteert in een rapport van bevindingen en voorstellen ter verbetering, die worden gemonitord (en moet actie op worden ondernomen). 5.2.1
Vegen
Vegen bij een ontruiming betekent systematisch controleren of alle personen en dieren het gebouw(deel) hebben verlaten. De brandweer behoeft in dat geval geen risico te nemen om te zoeken naar achtergeblevenen. Vegen bij de TU Delft gebeurt over het algemeen door de BHV, die daar - mits in een vroeg stadium gealarmeerd - nog veilige gelegenheid voor kan hebben. Beslissing of en hoe een gebouw wordt geveegd is de uitdrukkelijke beleidsvrijheid van de betrokken decaan/complexbeheerder en afhankelijk van de locale situatie; de effectiviteit en tijdigheid van ontruiming mag daarbij uiteraard niet in gevaar komen. De „veegstatus‟ van een gebouw moet in het ontruimingsplan worden aangegeven. Zo kan een decaan/complexbeheerder beslissen om ontruimingsassistenten aan te stellen die binnen hun eigen vastgestelde gebied zorgen dat alle aanwezigen een veilige weg naar buiten vinden en dit aan de BHV rapporteren. Ook kan het vegen via de leidinggevende op locatie, worden georganiseerd. Indien vegers (potentieel) risico lopen kan dat reden zijn om bij een gebouw(deel) situationeel of structureel af te zien van vegen. Hierbij kan gedacht worden aan hoogbouw, potentiële gaswolken, verstikkingsgevaar, snelle brandontwikkeling, slecht toegankelijke bouwdelen. Het scenariomodel kan helpen bij het identificeren van dergelijke risico‟s. Uiteraard kan niet zondermeer worden afgezien van veegactie, maar moet naar redelijkheid op een andere wijze worden geregeld dat aanwezigen het gebouw(deel) hebben verlaten; bv. door extra ontruimingsoefeningen, extra instructie aan personeel, controles door leidinggevenden op de werkvloer, elektronische hulpmiddelen etc.
Doorontwikkeling BHV plan TU Delft
Versie: 1.3
39 van 52
5.2.2
Kubusbenadering
Het uitgangspunt voor een inzet (ontruiming, blusactie, veiligstelling van een risico) is de kubus- of 3D-benadering. Dit betekent dat een calamiteit wordt benaderd, uitgaande alsof het een kubus betreft dus voor, boven, links, rechts, achter en onder. Veelal wordt de kubus weergegeven door de wanden van de ruimte(n) waarin de calamiteit zich bevindt. De volgorde van een inzet moet zijn afgeleid van de kubusbenadering. Welke volgorde wordt gekozen is echter afhankelijk van de lokale situatie: belangrijk hierbij zijn de nabijheid van kwetsbare objecten, zwakke punten in de kubusvlakken, horizontale of verticale compartimentering, benaderbaarheid etc. In de regel zal de brandweer deze punten behandelen in haar BHV cursussen op de locatie. 5.3
Rampenplan (overheidsalarm)
Naast gevaren van uit het eigen gebouw of bedrijfsproces, zijn ook gevaren denkbaar vanuit de omgeving, met name als een rook- of gifwolk vrijkomt bij een ander gebouw of vanuit een ander gebied. In dat geval moeten werknemers en studenten juist zo veel mogelijk binnen het gebouw blijven en moeten er maatregelen worden genomen tegen inname van buitenlucht. In extreme gevallen kan het nodig zijn om de TU wijk deels of geheel te ontruimen. Voor reactie op bedreigingen vanuit de omgeving bestaat een rampenplan. Het rampenplan kan gevoegd worden aan het ontruimingsplan. Rampenplannen moeten voor nagenoeg alle gebouwen worden geschreven (vervolgactie). Het model ontruimingsplan bevat daarvoor een hoofdstuk „Rampenplan‟.
Doorontwikkeling BHV plan TU Delft
Versie: 1.3
40 van 52
6. NAZORG Nazorg gaat over alle activiteiten die plaatsvinden na de beëindiging van een ongeval- of brandbestrijding, zoals de opvang en begeleiding van slachtoffers en onderzoek naar de oorzaak van de calamiteit. 6.1
Opvang van slachtoffers en betrokken BHV-ers
Het meemaken van een calamiteit, als slachtoffer, maar ook als BHV-er kan een grote mentale weerslag hebben. Het is daarom belangrijk om betrokkenen de gelegenheid te geven om zo snel mogelijk hun ervaringen met een professionele hulpverlener door te spreken. In principe is Bedrijfsmaatschappelijk werk (onderdeel van VGWM) het loket voor nazorg. Daarnaast is het aan te bevelen dat het Hoofd BHV en FMVG BB-BHV, na een ingrijpende BHV inzet altijd met de ploeg een evaluatiegesprek houdt, zo nodig samen met de brandweer. Regel hiertoe bij Bedrijfsmaatschappelijk werk een ruimte waar voldoende lang kan worden nagepraat. Bij een inzet met levenreddende handeling volgt altijd een gesprek met de betrokken BHV-ers en wordt door FMVG BB-BHV aan hen een kleine attentie verstrekt. Het is evident dat de decaan/complexbeheerder ook zijn betrokkenheid toont bij ingrijpende BHV inzetten. Het vooraf goed regelen van de nazorg moet nog worden uitgewerkt (vervolgactie). 6.2
Incidentenmelding, –registratie en –onderzoek
De groep VGWM heeft een procedure voor incidentenmelding, -registratie en –onderzoek. Op dit moment wordt samen met Integrale Veiligheid gewerkt aan een verbeterde (digitale) meldingsprocedure.
Doorontwikkeling BHV plan TU Delft
Versie: 1.3
41 van 52
7. BEHEER 7.1
Planning en controle
Namens de decaan/complexbeheerder dient het Hoofd-BHV zorg te dragen voor het (periodiek) opstellen, realiseren en actualiseren van het ontruimingsplan, en het bijhouden van de schema‟s, verslagen en registratie van relevante BHV activiteiten/ roosters/ documenten. Het hoofd BHV kan hierbij geassisteerd worden door de AMa en kan secretarieel ondersteund worden vanuit het gebouw. Periodiek kan de Manager Integrale Veiligheid controleren of het onderling afgesproken kwaliteitsniveau wordt bereikt, veelal op basis van de ontruimingsevaluatie (zie 7.3). 7.2
Registratie
Om de lokale BHV kwaliteit te verbeteren en verantwoording te kunnen afleggen, dient het Hoofd BHV in een BHV logboek bij te houden van wat is uitgevoerd door de BHV-organisatie. Het logboek bestaat uit drie onderdelen. Ten eerste bevat het een activiteitenlijst met datum, type incident/oefening, wie leverde hulp, aan wie is de hulp geleverd en welke hulp is geleverd. Ten tweede bevat het verslagen en evaluaties van oefeningen/optredens van (een deel van) het BHV-team, waaronder de prestatieindicatoren (zie Bijlage 8) en ten derde bevat het register met de controle- en onderhoudswerkzaamheden aan de BHV-middelen. Voor TU brede ontsluiting van informatie is het wenselijk om het logboek in digitale vorm en op basis van database bij te houden (vervolgactie). Ook de deelname aan en afronding van opleidingen door BHV-functionarissen dient geregistreerd te worden, o.a. voor de toekenning van de jaarlijkse vergoeding (zie 4.9). 7.3
Actualiseren/onderhouden ontruimingsplan
De actualiteit van het ontruimingsplan dient jaarlijks door de AMa, namens de Decaan/complexbeheerder, in samenspraak met het Hoofd BHV en de coördinator BHV TU Delft (gemeenschappelijk) gemonitord te worden met de checklist “Periodieke Beoordeling Bedrijfshulpverlening” (zie Bijlage 1) en indien nodig, aangepast te worden aan de nieuwe situatie. De evaluaties en verbetering van de lokale ontruimingsplannen worden met de decaan/complexbeheerder besproken. Majeure aanpassingen in het model ontruimingsplan worden in de Taskforce Integrale Veiligheid besproken. Bij actualisatie dient o.a. aandacht besteed te worden aan:
het inventariseren van eventuele nieuwe risico‟s door bijvoorbeeld veranderde processen, verbouw en nieuwbouw,
Doorontwikkeling BHV plan TU Delft
Versie: 1.3
42 van 52
de samenstelling en inzetbaarheid van het BHV-team.
Wijzigingen (in bijvoorbeeld procedures) dienen direct in het ontruimingsplan vastgelegd en geïmplementeerd te worden. 7.4
Toets TU Delft BHV plan
Periodiek wordt het TU Delft BHV-plan getoetst door de Manager Integrale Veiligheid, aan de hand van de checklist BHV-plan (zie bijlage 10). Bevindingen uit de toets worden onder meer teruggekoppeld aan VGWM. Integrale Veiligheid en VGWM voorzien de toetsbevindingen van advies en zorgen ervoor dat verbeteracties worden voorgesteld aan de Riskboard.
Doorontwikkeling BHV plan TU Delft
Versie: 1.3
43 van 52
8. Het Dubbelmodel voor de kwaliteit en omvang van de BHV organisatie Het Dubbelmodel is een BHV-RI&E waarmee door deskundigen (AMa + Hoofd BHV) snel en nauwkeurig, per gebouwcomplex de omvang en kwaliteit van de BHV- ploeg kan worden vastgesteld. 8.1 Scenariomodel (kwaliteitsniveau) Met dit scenariomodel kan a.h.v. factoren vanuit het gebouw en het bedrijfsproces het gewenste BHVkwaliteitsniveau worden bepaald. Systematisch worden alle gevaren in kaart gebracht die zulk direct letsel, milieuschade of brandschade tot gevolg kunnen hebben dat BHV inzet denkbaar is, of die een BHV-inzet compliceren. Vervolgens wordt aan de hand van realistische scenario‟s bekeken of die gevaren reëel genoeg zijn om de BHV er op voor te bereiden. Als laatste wordt bepaald welke opleidingsconsequentie dat oplevert voor de BHV ploeg. Gebruiksinstructie van het model: Ga na of een gevaar uit de eerste kolom van de onderstaande basistabel, in het gebouw aanwezig is (voeg zonodig een nieuw gevaar toe). Completeer daarna de bijbehorende rij in de basistabel als volgt:
Klasseer (groen-oranje-rood) het ongevalgevaar met de risicomatrix.
Werk voor elke rode klassering een realistisch ongevalscenario uit.
Geef de bijbehorende BHV-consequentie aan.
Identificeer eventuele vereiste aanvullende kennis of ondersteuning om de hulpverlenings-inzet goed te kunnen uitvoeren.
Basistabel BVH kwaliteitseisen Gebouw(complex) Datum inschatting Door Gevaar
Score
Actie/ ongevals-
BHV
Aanvullende
(voeg zonodig een nieuw
R-matrix
scenario(„s)
conse-
kennis/
gevaar toe)
Rood/
(beschrijf reëel en
quentie
ondersteuning
Oranje/Groen
concreet)
(opleiding)
(Extreem) hard geluid Bedreiging van zaken of processen die onvervangbaar
Doorontwikkeling BHV plan TU Delft
Versie: 1.3
44 van 52
zijn, kostbaar of essentieel voor de bedrijfscontinuïteit Biologische agentia/ GGO Bommeldingskans Brand Complexe gebouwtechniek Cryogene vloeistoffen Cyanide Drukhouders Elektrische gevaren Explosiegevaar Gassen Gebreken vluchtroutes Gevaarlijke stoffen Gevaarlijke werktuigen Knellen/snijden/ intrekken/slaand Hete/koude oppervlakken HF Hoogbouw Ioniserende straling Lasers (klasse 3a en hoger) Openstelling buiten kantooruren (incl. risicovolle activiteiten) Proefdieren Slecht bereikbare locaties (klim, kruip, sluip) Sportactiviteiten UV licht Valgevaar Veel grote groepen bezoekers/studenten Veel locatie-onbekenden zoals groepen bezoekers Verhoogd kwetsbare populatie (ouderen, gehandicapten,
Doorontwikkeling BHV plan TU Delft
Versie: 1.3
45 van 52
anderstaligen) Verkeersgevaren Verstikkingsgevaar BHV consequentie vanuit inzethistorie over de afgelopen 10 jaar BHV consequentie vanuit oefeningen en evaluaties Totaal van BHV consequentie
Tabel:
Risico Assessment tabel voor het bepalen BHV
RISK ASSESSMENT MA TRIX, C OMPANY RELIEF TEA M
Potential c onseq uences
Likeliho od o f co nseque nces
People
Assets
Environme nt
None
none
none
Slight inj ury/ first aid
Over €100
Slight emissi on within the lim it
Minor in jury
Over €1000
Minor emiss ion above the lim it/ 1 compla int
Serious in jury/ disab ility
Over €10.000
Repeate d emissio ns above limit/ several compla ints
Major in jury/ full disab ility/ singl e death
Over €100.00 0
Serious excess of limit/ remediati on fence
Several de ath
Over 1.000.000
Major excess of limit/ large pu blic concern
Doorontwikkeling BHV plan TU Delft
Never hear d of at univers ities
Versie: 1.3
Heard of incid ent at univers ities
Incident occurred at TUD
Happe ns several times at TUD
Happe ns several times a year at TUD
46 van 52
8.2
Rekenmodel Nederlandse Vereniging voor Bedrijfshulpverlening (NVB) voor bepalen van de omvang BHV: zie CD-rom (wordt bij plan geleverd)
Vul de volgende gegevens in het NVB rekenmodel
Registratiegegevens gebouw.
Bewonersaantallen in de dag-, nacht- en weekendsituatie.
De gebouwsoort, de gebruiksfunctie en de aard van het bedrijfsproces.
De omgevingsrisico‟s en de opkomsttijd van de brandweer.
De bezettingsgraad (deeltijd/voltijd).
Stand van de preventieve voorzieningen.
Het kwaliteitsniveau van de BHV.
Doorontwikkeling BHV plan TU Delft
Versie: 1.3
47 van 52
9.
Vervolgacties
Zie het betrokken hoofdstuk in het BHV plan, voor de volledige context. volgnr
Hoofdstuk
Actie
Actie nemer
Prio Hoog Midden Laag
1.
H 1.5
Opleidingsprogramma BHV aanpassen
Dick Hoeneveld/
M
Jozien Sap 2.
H 1.8
Kosten BHV verhelderen
Dick Hoeneveld/
M
Etty vd Leij 3.
H 1.8 en 4.12
Afdekken restrisico‟s Library en
CvB
H
Jozien Sap
M
Ron Massink
L
FMVG
M
FMVG
M
Protocol opstellen voor detectie voor
Gassengroep L&M-
M
gebruik van toxische en gevaarlijke
FMVG
Sport&Cultuur 4.
H 1.11
Oefenen op gebouwoverstijgende calamiteiten
5.
H 1.12 en 4.18
Opstellen van prestatienormen voor de BHV
6.
H 2.1
Veiligheidstoetsing inrichtingsontwerpen van de TU wijk opnemen in het FMVG handboek projecten
7.
H 2.2
Veiligheidstoetsing ontwerp en renovatie van gebouwen opnemen in het FMVG handboek projecten. Incl. een meldprocedure bij constateren gevaarlijke situaties.
8.
H 3.3
stoffen 9.
H 3.3
Instellen brandveiligheidcoördinator
FMVG (FM-ers)
H
10.
H 4.3
In kaart brengen van wenselijkheid
Nico Prenen
L
voor sprinkler installaties
(Projectgroep Brandveiligheid TU
Doorontwikkeling BHV plan TU Delft
Versie: 1.3
48 van 52
Delft) 11.
H 4.9
BHV vergoedingen herzien
Dick Hoeneveld
L
12.
H 4.11
Schrijven van BHV voorlichtingsplan
Arthur MacGillavry
M
13.
H 4.11
Schrijven van BHV instructiekaart
Dick Hoeneveld
M
14.
H 4.12
Opzetten instructie voor aanwezigen
Dick Hoeneveld
H
15.
H 4.12
Beoordelen of BHV buiten kantooruren
Ron Massink
M
Ron Massink
M
Mogelijkheden nagaan vrijwilligerspool
Jozien Sap/ Peter
L
BHV-ers, tbv. evenementen e.d.
Kohne/ Dick
op aanvaardbaar niveau is 16.
H 4.13
Uitwerken van BHV samenwerking bij gebouwen met weinig eigen personeel
17.
H 4.14
Hoeneveld 18.
H 4.15
Nagaan of alle gebouwen een protocol
FMVG
M
Rol bij de ontruiming docenten
Dick Hoeneveld/
H
verbeteren; zo mogelijk koppelen aan
O&S
hebben voor werkvergunningen brandgevaarlijke werkzaamheden 19.
H 4.19
instructieblad docenten 20.
H 5.3
Rampenplannen schrijven
Hoofd BHV/ AMa
M
gebouw 21.
H 6.1
Uitwerken nazorg BHV
Kees Schotsman
L
22.
H 6.2
Verbeteren ongevalsmeldprocedure
Eileen Focke
L
23.
H 7.2
Opzetten digitaal BHV logboek
Ron Massink
L
Tijdspaden:
Prio H, afgerond binnen 3 maanden na datum definitief besluit CvB Prio M, afgerond binnen 12 maanden na datum definitief besluit CvB Prio L, afgerond binnen 18 maanden na datum definitief besluit CvB
Doorontwikkeling BHV plan TU Delft
Versie: 1.3
49 van 52
10.
Implementatietraject doorontwikkeling BHV
1. De projectleider zorgt dat het Raamwerkplan Doorontwikkeling BHV plan ter instemming wordt voorgelegd aan de OR. 2. Elke AMa bespreekt het locale BHV-plan met zijn decaan en Hoofd BHV; afstemming met de OdC wordt hierin meegenomen. 3. Elke AMa licht het locale BHV-plan toe aan de BHV ploeg van zijn gebouw(en). 4. De projectgroep doorontwikkeling BHV assisteert elke Decaan bij het herijken van zijn BHV. De gebouwvolgorde wordt vastgesteld in overleg met de AMa‟s. Dit traject duurt maximaal 12 maanden. 5. Elk hoofd BHV zorgt samen met zijn AMa dat de aanbevelingen uit de doorontwikkeling binnen 18 maanden zijn overgenomen (implementatietraject). Het gaat dan met name over de organisatorische invulling en het opleidingsprogramma; het nieuw opleiden van BHV-ers duurt uiteraard langer. 6. Elk opleidingsprogramma wordt afgestemd met FMVG BB-BHV. 7. P&O-VGWM en BB- BHV zorgen voor uitvoering van de vervolgacties. 8. Na afloop van het implementatietraject bespreken de AMa‟s en FMVG BB-BHV met de Manager IV op welk moment het beheerregime van kracht wordt. 9. FMVG BB-BHV bespreekt het oefen- en inspectieplan in het complexgebonden BHV overleg en legt de afspraken vast. Vanaf dat moment start de cyclus van jaarlijkse planning en controle zoals beschreven onder 7.1.
Doorontwikkeling BHV plan TU Delft
Versie: 1.3
50 van 52
11. Gebruikte stukken
3mE/IO (2007), BHV plan
Danny Jolly (2003), Een voor allen, Allen voor een. BHV in het kader van risicomanagement bij de afdeling DCT
Groeneweg. J, (2002), Controlling the Controllable
Integrale Veiligheid (2008), TU breed Crisisbeheersing Proces
Ministerie SZW (2008), Opties voor wettelijke verankering van organisatie van interne hulpverlening in noodsituaties
Nederlands Normalisatie-instituut (2010), Ontruimingsplannen - NEN 8112-serie
Nederlands Normalisatie-instituut (2008), NEN 4000 BHV plan
SDU (2008), Arbo-informatieblad-47, Organisatie van de eerstehulpverlening op de werkvloer
Stichting van de Arbeid (2008), Handreiking Bedrijfshulpverlening
TNO Arbeid (2001), Emergos, Checklist voor de inrichting van bedrijfsnoodorganisaties
TU Delft (1994), Gedeelde Zorg, een studie naar de kwaliteit en kwantiteit van de BHV bij de TU Delft
TU Delft (2004), Update BHV-organisatie TU Delft, 2004
Mandaatregeling TU Delft, 2007
TUD Integrale Veiligheid (2008), Geborgde Integrale veiligheid
Universiteit Utrecht (2006), Handreiking bij Regeling Management van incidenten en calamiteiten
Interseco (2009), Feitenonderzoek brand faculteit Bouwkunde TU Delft
Ernst & Young (2009), Evaluatie crisismanagement tijdens brand 13 mei 2008
COT (2008), Brand bij Bouwkunde
Doorontwikkeling BHV plan TU Delft
Versie: 1.3
51 van 52
12.
Afkortingenlijst
AMa
Arbo-/Milieuadviseur
BHV
bedrijfshulpverlening
BMI
Brandmeldinstallatie
BB-BVH
Bedrijfsbureau BHV
BBMI
Beheerder Brandmeldinstallatie
CvB
College van Bestuur
DSO
Department Safety Officer
FM-er
FacilityManager van een gebouwcomplex
FMVG
Facility Management & VastGoed
G4S
Beveiligingsfirma (Group for Security)
GBS
Gebouwbeheerssysteem
GGO
Genetisch gemodificeerd organisme
IV
Integrale Veiligheid
LO
Lokaal Overleg
OR
Ondernemingsraad
VMO
Veiligheid- en MilieuOverleg (AMa overleg)
UD
hier: Universiteitsdienst
Doorontwikkeling BHV plan TU Delft
Versie: 1.3
52 van 52