JLO – 2009-12-09 vorming “jeugdlokalen & brandveiligheid” op TRIPlokaal 2009 – versie deelnemer
TRIPlokaal 2009 Vorming “jeugdlokalen & brandveiligheid” – versie deelnemer Datum: 9 december 2009
Deze sessie wordt u aangeboden door JEUGDLOKALEN.BE
Inhoud sessie
IS JOUW JEUGDLOKAAL (BRAND)VEILIG? Het is een „hot‟ item: (brand)veiligheid! Gemeentebesturen willen er werk van maken. Ouders maken zich ongerust a ls een lokaal niet zo veilig is of lijkt. Ook op Vlaams niveau wordt er gretig nagedacht over brandveiligheid. Allemaal terecht natuurlijk. Maar daarnaast vraagt het jeugdwerk naar een eigen nestgeur, niet teveel regels, praktische haalbaarheid,… In deze workshop geven we tips om jouw jeugdlokaal op een eenvoudige een efficiënte manier (brand)veilig te maken en hoe het gemeentebestuur hier kan op inspelen.
WWW.
JEUGDLOKALEN.BE I 9 december 2009 I pagina 1 > 24
Beleidsmatige impulsen (30 minuten)
1 Overheden 1.1
Vlaanderen
Prioriteit jeugdwerkbeleid in lokale jeugdbeleidsplan = brandveiligheid in jeugdlokalen
1.2
Provincie
1.3
De gemeente
De gemeente is bevoegd voor het vastleggen van de brandveiligheidsnormen op het eigen grondgebied en moet als behoeder van de openbare veiligheid de naleving van de geldende normen opvolgen. De gemeenteraad kan hiertoe brandveiligheidsvereisten opnemen in de gemeentelijke bouw- en politiereglementen (bvb. politieverordening op horecazaken, publiek toegankelijke inrichtingen, lokalen met dansgelegenheid, bivakhuizen…). Het college van burgemeester en schepenen kan net als de provinciale bestendige deputatie voorwaarden verbinden aan stedenbouwkundige en/of milieuvergunningen. Deze „regels‟ mogen uiteraard geen afbreuk doen aan regelgeving opgesteld door de hogere beleidsniveaus. Het is geen verplichting om een specifiek brandveiligheidsreglement te hebben. De brandweer kan ook op basis van hun ervaring en kennis van andere reglementen oordelen of een jeugdlokaal „brandveilig‟ is. Het hebben van een specifiek reglement geeft de brandweer, zeker in grotere gemeenten (met meer jeugdwerk), wel een betere houvast bij hun beoordeling. Er zijn twee belangrijke „spelers‟ op gemeentelijk niveau: De burgemeester is verantwoordelijk voor de orde en veiligheid op zijn grondgebied. Dat is geen vrijblijvende taak, maar een plicht. Hij dient toezicht te houden op de uitvoering van de wetgeving en heeft de politiebevoegdheid om o.a. (brand)onveilige gebouwen te sluiten. De burgemeester moet jeugdwerkinfrastructuur en andere gebouwen op zijn grondgebied dus veilig (laten) maken en dat controleren. Als een gebrek aan maatregelen incidenten of calamiteiten veroorzaakt, dan zal de burgemeester daarvoor ter verantwoording worden geroepen. De brandweer draagt de verantwoordelijkheid voor de adviezen die ze geeft. Zij heeft ervaring en kennis van zaken. De burgemeester kan hen verzoeken adviezen af te leveren over bepaalde gebouwen. Als de brandweer adviseert dat het gebouw niet geschikt is, moet de burgemeester de juiste beslissing nemen en een vergunning weigeren. Het is dus aan te raden eerst een expert (anders dan de brandweer) de infrastructuur te laten controleren, dan op basis van hun advies de nodige aanpassingen te doen en daarna pas de brandweer te laten komen.
De goedkeuring van het lokaal jeugdbeleidsplan gebeurt door het college van Burgemeester en schepenen. Dat wil zeggen dat alle doelstellingen die in het lokale jeugdbeleidsplan worden ingeschreven gedragen zijn door de gemeente en burgemeester. Dus voor alle doelstellingen die jullie erin verwoorden omtrent brandveiligheid wil de gemeente zich eveneens engageren.
WWW.
JEUGDLOKALEN.BE I 9 december 2009 I pagina 2 > 24
2 Een goed brandveiligheidsbeleid (3 minuten) 2.1
Motivatie?
Dodelijke ongevallen (= dood binnen 24 uur) 3 categorieën: -
Op de werkvloer In het verkeer In de thuisomgeving (ook jeugdlokalen)
Per dodelijk ongeval ook andere ongevallen: Zie piramide 1 DO = 10 Blijvend letsel = 100 … Aantal dodelijke ongevallen per jaar? 200 op de werkvloer 1000 In het verkeer 2000 In de thuisomgeving (ook jeugdlokalen) Vreemd: -
Risico‟s liggen veel hoger op de werkvloer en in het verkeer.
-
Hogere overheden voeren een beleid rond de eerste twee.
Reden?
2.2
Beleid voeren
Een goed brandveiligheidsbeleid is o een beleid op maat, o in overleg met het jeugdwerk, o dat haalbaar en realistisch is.
2.2.1
Op maat van het jeugdwerk
We zijn het er absoluut mee eens dat elk gebouw brandveilig moet zijn. Toch vraagt het jeugdwerk een aparte benadering: Jeugdwerk is niet de meest kapitaalkrachtige sector: jeugdwerkinitiatieven zijn afhankelijk van subsidiëring van de gemeente en jongeren beheren vaak zelf het gebouw. Een sterke individuele ondersteuning en een financieel systeem dat brandveiligheidswerken mogelijk maakt, zijn absolute voorwaarden. Verder houdt reglementering best rekening met de diverse functies die lokalen in het jeugdwerk krijgen (bvb. jeugdhuizen met drankgelegenheid, lokalen die verhuurd worden voor overnachting, lokalen met werking in het weekend…). De eigenheid van het jeugdwerk moet worden gerespecteerd. Regels die ervoor zorgen dat er geen zetels meer in het lokaal mogen staan of posters aan de muur mogen hangen, gaan te ver.
2.2.2
In overleg met het jeugdwerk
Het jeugdwerk en de jeugdraad zijn twee belangrijke partners bij het uitwerken en nadien uitvoeren van een brandveiligheidsbeleid. Eerst en vooral kunnen zij het beste inschatten hoe er week na week wordt omgegaan met (brand)veiligheid in hun gebouwen. Gebruik hun kennis en ervaringen om zowel de problemen als de kansen in kaart te brengen.
WWW.
JEUGDLOKALEN.BE I 9 december 2009 I pagina 3 > 24
Vervolgens is het belangrijk hen te betrekken in de verdere uitwerking van beleidsmaatregelen. Ook in deze fase kan hun expertise goed van pas komen. En door rekening te houden met hun opmerkingen en suggesties, zorg je ook voor een gedragen beleid, wat de uitvoering zeker ten goede komt. Dat het jeugdwerk ook bij de uitvoering van het beleid betrokken moeten worden, is overduidelijk. Het zijn uiteindelijk vooral zij die in hun eigen gebouwen mee het brandveiligheidsbeleid moeten uitvoeren. Maar naast de praktische uitvoering, is het ook belangrijk hen te betrekken bij de opvolging en evaluatie van de uitgewerkte maatregelen. Als er dan moet bijgestuurd worden, zijn zij het opnieuw die mee kunnen/moeten aangeven wat wel of niet lukt, en waarom niet.
2.2.3
Een haalbaar beleid
Het heeft maar zin om een brandveiligheidsbeleid te voeren, als de beleidsmaatregelen ook effectief kunnen uitgevoerd worden. Een haalbaar beleid is realistisch en uitvoerbaar. Haalbaar = De gemeente koppelt voldoende (financiële) middelen aan de verschillende acties. Werken rond brandveiligheid vergt de nodige werken en investeringen, en dat kunnen vele jeugdwerkingen niet alleen dragen. Het jeugdwerk krijgt voldoende tijd om rond brandveiligheid te werken. Zeker indien er werken en investeringen moeten gebeuren, zullen de meeste jeugdwerkingen dat over een aantal jaren moeten spreiden. Elk jeugdlokaal wordt apart bekeken en kan rekenen op een individueel stappenplan mét ondersteuning vanuit de gemeente. Een goed stappenplan geeft zowel het beleid als de jeugdwerking een goed beeld van wat er wanneer dient te gebeuren en maakt de opvolging heel wat gemakkelijker. De individuele aanpak zorgt ook voor een grotere motivatie bij de verschillende partijen om er effectief werk van te maken.
2.3
Doelstelling van een brandveiligheidsbeleid
Brandveilig handelen Brandveiliger maken Brandveilig maken Als men bovenstaande doelen wilt bereiken, stelt men best volgende prioriteiten (1=1 5=laatste prioriteit):
WWW.
1
De waarschijnlijkheid/kans op het ontstaan van brand beperken.
2
Middelen voorzien voor detectie, alarm en eerste interventie bij begin van brand.
3
Alle maatregelen treffen die een vlugge evacuatie garanderen.
4
Een snelle uitbreiding van de initiële vuurhaard vermijden.
5
Voor gebouwen met grote oppervlakte, de branduitbreiding beperken.
ste
prioriteit,
JEUGDLOKALEN.BE I 9 december 2009 I pagina 4 > 24
3 Hoe begin ik eraan? 3.1
Een algemeen jeugdlokalenbeleid voeren
Onder ondersteuning van de gemeente, verstaan we niet enkel de financiële ondersteuning. Dit kan heel ruim opgevat worden. Probeer eerst het aanbod van ondersteuningsvormen (Infrastructuur, Subsidiëring, Dienstverlening, vorming…) op te lijsten om ze daarna te evalueren op hun effectiviteit. Stelt jouw gemeente infrastructuur ter beschikking voor jeugdverenigingen? Subsidieert jouw gemeente? (vb.: bouwwerken, onderhoud, huur, energie, …) Verleent de gemeente een aantal diensten? (vb.: advies, deskundigheid, klusjes, renteloze lening, materieel ter beschikking stellen, …) Voldoet de capaciteit van jouw jeugdlokaal aan het ledenaantal / bezoekersbereik? Voldoen de gebouwen qua indeling en concept aan de sfeer, de aard en de opdeling van jullie werking? Kunnen de verenigingen in jouw gemeente in functie van hun werking ongestoord gebruik maken van hun gebouwen? Hebben de gebouwen in functie van de activiteiten en de beoogde functie, een gunstige ligging? Geeft de buitenruimte voldoende mogelijkheden om een aantal gewenste activiteiten te ontplooien? Zijn de gebouwen in een behoorlijke staat? Zijn de gebouwen voldoende brandveilig? De zorg voor een eigen ruimte en deze onderhouden, inrichten en beheren, is een uitstekende uitdaging voor zowel leiding als leden. Accommodatie in eigen beheer geeft jullie tegelijkertijd de verantwoordelijkheid er zorg voor te dragen, als de kans er zelf iets mee te doen. Daarom is het eveneens belangrijk om te kijken onder welke voorwaarden een jeugdwerking beschikt over een jeugdlokaal. Wie is de eigenaar van de jeugdwerkinfrastructuur? Welke overeenkomst heeft de vereniging? (vb.: huur- of gebruikersovereenkomst, recht van erfpacht, recht van opstal) Het is dus geen overbodige luxe om ook eens te informeren naar de behoeften die er in je gemeente leven. Bevraag dus de jeugdhuisverantwoordelijken, de hoofdleiding, besturen, … De gemeente maakt uiteraard het beleid, maar ook de jeugdwerkinitiatieven zelf (eventueel ook hun beheersstructuren) en private eigenaars (bv. parochies, brouwerij, privépersonen, VZW‟s) zijn betrokken partij. Dus ook enkele van deze „specialisten‟ worden best bij het opstellen van een actieplan betrokken. Alle betrokken actoren op het lokale niveau (brandweer, gemeentebestuur, jeugdraad en jeugddienst) gaan best SAMEN bewust met deze problematieken om. Dit neemt niet weg dat er dan geen aparte inspraakmomenten voor het jeugdwerk meer georganiseerd moeten worden. Inspraak voorzie je niet enkel bij de opmaak van een jeugd(werk)beleidsplan. Mocht de gemeente bijvoorbeeld beslissen om jeugdlokalen te bouwen of te verbouwen, betrek dan de gebruikende vereniging bij het opstellen van deze plannen. Wanneer je de vaststellingen achter de rug hebt, kan je aan de slag met het opstellen van werkpunten. Essentieel is om deze knelpunten en tekorten te vertalen naar concrete werkpunten en mogelijke acties. Door deze te bundelen en in relatie met elkaar te zien, ontwikkel je een jeugdlokalenbeleid. Dat zal je kans verhogen om effectief resultaten te boeken en in actie te schieten.
WWW.
JEUGDLOKALEN.BE I 9 december 2009 I pagina 5 > 24
Pas op! Op dat moment kan je van brandveiligheidsbeleid gaan spreken. Maar eisen bepalen zonder geld en ondersteuning hiertegenover te stellen is een doodsteek voor het lokale jeugdwerk. Het einddoel is niet het sluiten van zoveel mogelijk brandonveilige lokalen, maar wel om zoveel mogelijk lokalen brandveilig te maken. Om een degelijk beleid te bekomen in je gemeente moet je er vaak eerst voor zorgen dat het thema hoog op de politieke agenda komt. Hoe aanpakken? Heel wat om over na te denken dus. Er zijn gemeenten die er expliciet voor kiezen om zelf gebouwen ter beschikking te stellen. Hierbij moet dan uiteraard wel rekening gehouden worden met het principe van de gelijke behandeling. Elk jeugdwerkinitiatief heeft recht op een volwaardig alternatief. In kleinere gemeenten is het wellicht mogelijk om alle jeugdverenigingen in gemeentelijke lokalen onder te brengen. Maar als je een gebouw ter beschikking stelt (op permanente basis) bezorg je de jeugdvereniging best een schriftelijke garantie dat ze het gebouw voor een langere termijn mogen gebruiken. Dit creëert bij de jeugdvereniging een gevoel van (bestaans)zekerheid waardoor ze zich ten volle kunnen concentreren op hun kerntaak: aan jeugdwerk doen. Een lokalenbeleid start je echter niet van een leeg blad. Enkele verenigingen zullen reeds zelf een eigen lokaal bezitten, en anderen huren een gebouw en zijn hier tevreden over. Veel gemeenten zullen er dus voor moeten opteren om diverse ondersteuningsinstrumenten uit te werken. De best gekende vorm van ondersteuning van het jeugdwerk is de subsidiëring. Ook in het infrastructuurverhaal is het subsidiereglement een wijdverspreide ondersteuningsvorm. Een eenduidige en eenvoudige reglementering is eerlijk en zorgt ervoor dat het schepencollege niet bij elke aanvraag een aparte beslissing moet nemen. De gemeente kan er voor kiezen om voor allerhande werken en kosten m.b.t. infrastructuur subsidies te voorzien. Zo kan men bijvoorbeeld ook huursubsidies of onderhoudssubsidies geven. Of de gemeente kan ook een financiële tussenkomst leveren door aan een jeugdwerkinitiatief een (renteloze)lening toe te staan. Veel gemeenten bieden diensten aan, zoals advies, onderhoud, uitlenen werkmateriaal, … Het aanbod en ook de kwaliteit van deze dienstverlening is zeer divers. Ze zijn ook vaak niet altijd even goed gekend bij het jeugdwerk (sommige diensten richten zich naar elke inwoner). De jeugddienst zorgt er dus best voor dat dit aanbod jaarlijks kenbaar gemaakt wordt aan het jeugdwerk. Vereniging X had dus beroep kunnen doen op dit reglement om hun dak te herstellen, maar wist niet van het bestaan ervan. Geregeld (minstens om de twee jaar?) kan er een evaluatie en bijsturing gebeuren van deze dienstverlening. Het ter beschikking stellen van kennis, is ook een vorm van ondersteuning. Deze dienstverlening kan zich beperken tot het geven van advies, maar kan ook uitgebreid worden tot het tekenen van plannen of het opvolgen van de werken.
WWW.
JEUGDLOKALEN.BE I 9 december 2009 I pagina 6 > 24
3.2
1
Hoe begin je als gemeente aan een brandveiligheidsbeleid voor jeugdlokalen? We geven je bij een aantal logische stappen mee die je op weg zetten. Overleg – opstellen voorwaarden
Overleg met alle actoren (gemeentebestuur – brandweer - jeugdwerk) om te bepalen aan welke brandveiligheidsvoorwaarden de jeugdlokalen moeten voldoen. Op die manier weet iedereen welke voorwaarden er gehanteerd zullen worden. Door deze voorwaarden „samen‟ te bespreken (en niet eenzijdig op te leggen), weet iedereen waarom bepaalde zaken gevraagd worden. Net dit vergroot de kans op een succesvol beleid! 2
Nulmeting/screening jeugdlokalen
Controleer alle jeugdwerklokalen in de gemeente. Je kan dit door de brandweer laten doen , maar je kan evengoed zelf de nodige „voorwaarden‟ controleren. Als je de lokalen door de brandweer laat controleren, weet dan dat zij (in principe) verplicht zijn om de vaststellingen officieel aan de burgemeester te melden. Indien niet alles in orde is, kan een burgemeester een lokaal laten sluiten. Het voordeel van een formele controle door de brandweer is dat je exact weet wat je moet aanpassen om in orde te zijn én dus een attest te krijgen (zie ook verder). Wanneer alle controles zijn gebeurd, kan je de totale situatie inschatten. Welke aanpassingen zijn er waar precies nodig? Welke (financiële) investering vraagt dit? En op welke termijn is dit haalbaar? Zijn er zaken die overal aangepast moeten worden? Tip: Instrumenten om te screenen: checklist (zie Lokalenmap) als basis voor opmaak jeugdbeleidsplan – rondgang met experten – screening gas en electriciteit door erkend controlearganisem 3
Overleg – opmaak stappenplan
De situatie in jouw gemeente is in kaart gebracht en je hebt nu een idee van de nodige aanpassingswerken en de bijhorende kosten. Tijd om het jeugdwerk, bestuur en de brandweer samen te roepen om na te gaan hoe je alles gaat aanpakken. Wat moet je dringend aanpakken? Wat kan met een zeer kleine inspanning (zowel financieel als materieel) aangepast worden? Je stelt dus een prioriteitenlijst op waarbij je rekening houdt met de dringendheid, kostprijs, haalbaarheid, ... . Deze prioriteitenlijst wordt dan concreter gemaakt door er een haalbare timing en de nodige investeringsbudgetten aan te koppelen. Dit leidt tot een gezamenlijk (meerjaren)stappenplan. Subsidiëring of niet? Veel maatregelen kunnen pas uitgevoerd worden, als er de nodige middelen voor worden vrijgemaakt. Je kan als gemeente zelf gaan investeren, maar dikwijls wordt er ook via subsidies gewerkt. Er bestaan verschillende mogelijkheden. Informeer je goed welk mechanisme in jouw geval het meest aangewezen is. 4
Uitvoering stappenplan
Deze stap spreekt voor zich. Wanneer de nodige budgetten en tijd voorzien zijn, komt het erop aan om de vooropgestelde aanpassingen uit te voeren.
WWW.
JEUGDLOKALEN.BE I 9 december 2009 I pagina 7 > 24
5
Afleveren brandveiligheidsattest
Van zodra een jeugdlokaal brandveilig is, kan het een brandveiligheidsattest krijgen. Het is de burgemeester die, op advies van de brandweer, zo‟n attest kan uitschrijven. De burgemeester volgt meestal het advies van de brandweer. Zo‟n attest heeft uiteraard een houdbaarheidsdatum, een lokaal blijft niet tot in het oneindige brandveilig. Maar mits de nodige aandacht, onderhoud en zorg kan het geen probleem zijn om dit attest keer op keer te halen. Net zoals met zoveel zaken is de eerste keer het moeilijkst. 6
Evaluatie
Het stappenplan is waarschijnlijk gespreid over een langere periode, waardoor een tussentijdse evaluatie aangewezen is. Was de timing haalbaar, moeten er zaken bijgestuurd worden, ...? Het is belangrijk om zeker op het einde van zo‟n stappenplan goed te evalueren, en toekomstplannen te maken. Wat is er goed gegaan, en wat niet? Hoe verliep de samenwerking? Wat kan je dat in de toekomst hoe vermijden? 7
Regelmatige controle + onderhoud
Jeugdlokalen brandveilig maken is één ding, ze brandveilig houden een ander. Een regelmatige controle van de jeugdlokalen kan hierbij helpen. Maar ook goed onderhoud, regelmatig overleg, enz… zijn mogelijke maatregelen die de jeugdlokalen in jouw gemeente brandveilig houden.
4 Opdracht voor beleidsmakers Hoe kan je als gemeente/jeugddienst (via jeugdbeleidsplan) een verbetering bewerkstelligen, of een proces op gang brengen omtrent onderstaande thema’s? Tijdens de sessie op TRIPlokaal werd deze vraag aan de deelnemende jeugdconsulenten en schepenen van jeugd gesteld. Alles werd verzameld. Een volledig ingevuld blad vind je je vanaf 11 december op www.jeugdlokalen.be, op www.jeugdbeleidsplan.be en op www.triplokaal.be Thema
Handelen
Infrastructuur
(veiligere gedragswijziging nastreven
(verbeteringen bekomen aan)
Gasflessen
Producten met gevaarlijke eigenschappen Elektriciteit
Roken rond jeugdlokalen
Vuilnis
Slaapruimte
keuken
Vluchtwegen
WWW.
JEUGDLOKALEN.BE I 9 december 2009 I pagina 8 > 24
Reddingsborden
Evacuatie uitwerken
Blusmiddelen
Preventie
1 Gasflessen Veel jeugdwerkingen gebruiken propaan of butaan gasflessen om gasbekkens of andere gasinstallaties op aan te sluiten. Gas is enorm explosief, en dus bestaan er rond het gebruik en de opslag van gasflessen de nodige veiligheidsregels. We willen sowieso aanraden om geen massa gasflessen in stock te hebben, gezien de risico‟s die ermee gepaard gaan. Gas in flessen, hetzij campinggas hetzij normaal gas, mag niet opgeslagen worden in een lokaal. Gas hoort buiten in open lucht opgeslagen te worden, op een manier dat misbruik onmogelijk maakt.
1.1
hoe ga je hier dagdagelijks mee om? Weet waarmee je bezig bent is de belangrijkste tip die we je hier kunnen geven. Gebruik de gasfles steeds met een ontspanner (of drukregelaar). Duid op de flessen aan of ze vol of leeg zijn. Na gebruik draai je de kraan van de fles dicht. Ook bij problemen doe je dit meteen. Sluit de gasfles en spoor de oorzaak van het probleem op. Let er op dat slang zich buiten het bereik van de vlam bevindt. Natuurlijk is open vuur en roken bij gasopslag verboden. …
1.2
wat kan je zelf doen? Gebruik enkel flessen of vaten van het goedgekeurde type. Gebruik enkel goedgekeurde gasslangen. Een goedgekeurde gasslang herken je aan de NBN-opdruk en het jaar van productie. Controleer de slangen jaarlijks. Soepele leidingen mogen geen barstjes vertonen. Op lekdichtheid controleren doe je best door middel van een zeepoplossing (bij een lek ontstaan belletjes). Zorg voor een goede „lengte‟ van je slang. Voor losse opstellingen gelden officieel geen richtlijnen. De advieslengte van diverse bedrijven en organisaties is maximaal twee meter. Vervang de slang, bij verkleuring, vervorming, beschadiging of bij poreusheid. Neem geen risico en vervang de slang bij de minste twijfel (2 à 5 jaar afhankelijk van gebruik). Bewaar zowel volle als lege gasflessen op een goed geventileerde plek (afgeschermde opslagplaats buiten) Verzamel niet te veel gasflessen, enkel wat je nodig hebt …
WWW.
JEUGDLOKALEN.BE I 9 december 2009 I pagina 9 > 24
1.3
wat kan je laten doen? Als je continu een gasfles in je „keuken‟ hebt staan, probeer dan de fles buiten te stockeren en een leiding naar binnen te voorzien. Omdat gas zo explosief is, voorzie je best een opslagplaats buiten. Deze opslagplaats is best overdekt, zodat direct zonlicht en hevige opwarming wordt vermeden, afgeschermd, zo vermijdt je diefstal en/of vandalisme, goed geventileerd, zodat er geen gasophoping kan ontstaan …
! Zet de fles of flessen nooit in laag gelegen ruimten zoals de kelder, want daar kan het zeer moeilijk uit (gas verzamelt zich onderaan en ventilatie zit meestal bovenaan). Zorg er ook voor dat het gas zich niet vlot kan verplaatsen naar die lagere ruimten. Plaats gasflessen dus niet voor een ontluchtingsrooster of kelderraam van een lager gelegen ruimte, want als er dan een lek is, zal het gas zich daarin gaan verzamelen.
2 Producten met gevaarlijke eigenschappen In een lokaal zijn vaak heel wat meer brandbare/gevaarlijke producten dan enkel de busjes campinggas of de gewone gasflessen. Denk maar aan geurverfrissers op basis van een drijfgas, kuisproducten, een of ander chemisch middeltje om verfborstels uit te spoelen, restjes solventgebaseerde verf, aanstekers, lucifers, lijm, …
2.1
hoe ga je hier dagdagelijks mee om? Kijk rond in je lokaal om dergelijke producten op te sporen. Hou deze producten buiten het bereik van je leden Plaats ze na gebruik terug op hun plek (afgesloten kast) Laat geen lucifers of aanstekers slingeren Zorg dat er geen zonnestralen aankunnen (niet laten slingeren op vensterbank) …
2.2
wat kan je zelf doen? Voorzie een (afsluitbare) metalen kast waar je alles in kan opbergen Maak je leiding bewust van de gevaren …
2.3
wat kan je laten doen? …
3 Elektriciteit Een van de minder goed gekende brandrisico‟s is elektriciteit. In de meeste gevallen van brand door elektriciteit heeft dit niets te maken met een fout in de vaste bekabeling, maar met een fout in een apparaat of in losse bekabeling, zoals verlengsnoeren, dominostekkers, de zogenaamde „kattekoppen‟... En dat is dan meestal het gevolg van onvoorzichtig of ondoordachtzaam handelen of gewoon „slecht‟ gebruik.
WWW.
JEUGDLOKALEN.BE I 9 december 2009 I pagina 10 > 24
3.1
hoe ga je hier dagdagelijks mee om? Als algemene stelregel geven we mee dat „elektriciteit‟ voor specialisten is. Begin er niet zelf aan te „prutsen‟, maar zoek iemand die er wat van kent. Rol verlengkabels steeds volledig af. Doe je dit niet, dan loop je de kans dat de verlengkabel inwendig te warm wordt en gaat smelten. Steek nooit een verdeelstekker op een andere verdeelstekker. Hiermee kan je het stroomcircuit overbelasten. Als je met gloeilampen werkt, zorg er dan voor dat je nooit een gloeilamp indraait met een hoger vermogen (Watt) dan dat de armatuur toelaat. Deze lamp blijft dan wel branden, maar ergens in de lamp zal er iets beginnen smelten, wat weer aanleiding kan geven tot brand. Een lager vermogen mag wel altijd. Als je met halogeenlampen werkt, zorg dan dat er voldoende luchtventilatie aan de bekabeling en transformator kan. Moet je een halogeenlampje vervangen, let dan ook op de verlichtingshoek. Een lamp die alle licht (en warmte!) bundelt in een strook van 8° is gevaarlijker dan een lamp met een hoek van 35°. Zorg ervoor dat de hoofdschakelaar en zekeringenkast ten allen tijde makkelijk bereikbaar zijn voor bevoegden. Controleer regelmatig of alle stopcontacten goed vast zitten en de isolatie nergens beschadigd is of slecht is aangesloten. Controleer batterijen voor je ze probeert op te laden. Het zou niet de eerste keer zijn dat er per ongeluk een klassieke niet-herlaadbare batterij in een oplader belandt en brand veroorzaakt. Vergeet bij het weggaan niet alles uit te zetten. Ook stand by lampjes van computerschermen en zo (beeldschermen kunnen immers imploderen). …
3.2
wat kan je zelf doen? Hou een goed elektriciteitsdossier bij. Zo‟n dossier bevat een keuringsverslag (bevestigt installatie gebeurd conform AREI), een ééndraadsschema (weergave stroombanen), en een situatieschema (plattegrond met aanduiding stopcontact, lichtpunt, enz.). Duid leidingen en zekeringen in de kast aan zijn volgens locatie en gebruik (verlichting, stopcontacten, verwarming, ...). Controleer de verliesstroomschakelaar regelmatig op goede werking. Laat elektriciteitdefecten met voorrang herstellen. Dit geldt niet alleen voor defecte apparaten, maar ook voor bijvoorbeeld dat stopcontact waar iemand met een tafel tegen gestoten heeft en dat nu half afgebroken is. Probeer de zware verbruikers van elektriciteit op de verschillende stroomkringen te spreiden. Een zware verbruiker is meestal een apparaat die koelte of warmte produceert: diepvriezers, koelkasten, elektrisch fornuis, kookplaat, elektrische kachels,... Zet je teveel zware verbruikers op één stroomkring, dan zal je dit overbelasten. Vervang zekeringen steeds door de juiste zekeringen. Neem de oude zekering mee naar de winkel als je een nieuwe gaat halen. … Gooi nooit batterijen of apparaten met een batterij, in de vuilbak. Dit levert niet alleen een probleem op bij de huisvuilverwerking, maar betekent ook een risico op brand in een vuilzak!
3.3
wat kan je laten doen? Zorg dat je over een goedgekeurde elektriciteitsinstallatie beschikt. Laat dit over aan een vakman. Laat de hele installatie minstens om de vijf jaar grondig controleren door een vakman. Laat een hoofdschakelaar aan de inkom installeren. Zo doe je met één knop alles uit. …
WWW.
JEUGDLOKALEN.BE I 9 december 2009 I pagina 11 > 24
4 Roken rond jeugdlokalen We weten allemaal dat roken in een jeugdlokaal verboden is. De meeste organisaties hebben het roken dan ook naar buiten verbannen. Maar waar blijf je met die peuk na het roken? Het is in elk geval geen goed idee om peuken zomaar in een vuilbak te gooien. Je bent nooit helemaal zeker dat een peuk wel volledig gedoofd is.
4.1
hoe ga je hier dagdagelijks mee om? Rook buiten Doof de peuken …
4.2
wat kan je zelf doen? Maak zelf een „veilige‟ asbak. Neem een groot oud blik, vul dat voor de helft met wit zand en plaats deze peukenbakken op jullie favoriete rookplaats. Iedereen kan daarin zijn peuken doven. Achteraf kan je de peuken er simpelweg uithalen of gewoon uitzeven. …
4.3
wat kan je laten doen? …
5 Vuilnis Vuilnis laat je best niet slingeren in het lokaal. Het zijn vaak immers potentiële brandhaarden. Goed opruimen en sorteren is dus de boodschap.
5.1
hoe ga je hier dagdagelijks mee om? Ruim de lokalen op na elke activiteit en breng het vuilnis weg. Laat geen brandbare zaken (vb. pakken papier) slingeren naast de verwarming. Gooi geen proppen papier in de papiermand of vuilbak, maar zo plat mogelijk (zonder lucht). Ook kartonnen dozen kan je best ontvouwen en plat stapelen i.p.v. op een lekker brandbare hoop. …
5.2
wat kan je zelf doen? Zorg er voor dat er gesorteerd kan worden op één „afvalpunt‟. Stel iemand verantwoordelijk om dit „afvalpunt‟ te beheren. …
5.3
wat kan je laten doen? …
WWW.
JEUGDLOKALEN.BE I 9 december 2009 I pagina 12 > 24
6 Slaapruimte Wanneer er in je lokaal geslapen wordt (frequent of occasioneel *), dan zal het lokaal aan extra regelgeving onderworpen zijn. Slapende mensen lopen dan ook meer risico bij een brand. Zij beseffen niet of te laat dat er een brand is, en geraken niet meer op tijd buiten. Veel slachtoffers stikken trouwens gewoon in hun slaap als er brand uitbreekt. De nadruk zal dan ook vooral liggen op „detectie‟ (bijv. een goed rookalarm) en een snelle evacuatie (duidelijke signalisatie, vluchtwegen,…). Hoe streng de brandveiligheidsregels juist zijn, hangt af van gebouw tot gebouw. Als je jeugdlokaal door Vlaanderen erkend wordt als jeugdverblijf, zijn er ook een aantal regels die daaraan vasthangen. Voor meer informatie kan je terecht bij het centrum voor Jeugdtoerisme (www.cjt.be). * Let er op dat je steeds de goedkeuring hebt van de Burgemeester als er overnacht wordt in een jeugdlokaal. Indien dit niet zo is en er brand uitbreekt, kan de verzekering achteraf nog voor heel wat problemen zorgen.
Om snel „gealarmeerd‟ te worden, kan je op verschillende plaatsen in je lokaal een „rookmelder‟ voorzien. Bij het detecteren van voldoende rook geeft het toestel een scherp geluidssignaal. Je plaatst best minstens één rookmelder op elk niveau van het gebouw. Omdat rook stijgt, bevestig je de rookmelder aan het plafond, best in het midden van de gang of ruimte. Je hebt verschillende rookmelders. De meest professionele (en dus ook duurdere) zijn aangesloten op een alarmsysteem en het elektriciteitsnetwerk. Voor de meeste jeugdwerkorganisatie zijn autonome rookmelders omwille van hun lage kostprijs meer aangewezen. Deze werken op een batterij, die dan natuurlijk wel regelmatig moet nagekeken worden. Daarom zijn deze meestal ook uitgerust met een knop om de werking van de melder te testen én zenden ze een onderbroken geluidssignaal uit wanneer de batterij vervangen moet worden. De batterijen van vele rookmelders doen het maar één jaar, maar ondertussen bestaan er al rookmelders waarin batterijen zitten met een levensduur van 5 jaar. ! In een keuken plaats je best een thermische detector, bij een rookdetector heb je anders te veel valse alarmen. Als “dagdagelijkse” gebruiker van een gebouw ben je meestal vrij bekend met waar alles staat en hoe alles werkt. “Occasionele” gebruikers, zoals huurders, moeten deze uitleg nog krijgen. Maak duidelijk hoe gas en elektriciteit werkt, waar zich de nooduitgangen bevinden, waar de brandbestrijdingsmiddelen staan/hangen, en maak afspraken rond roken en afval. Neem hiervoor uitgebreid je tijd. Maak desnoods een plannetje van je gebouw waarop je de belangrijkste zaken aanduidt en dat je afgeeft aan de huurder(s). Geef ook de noodnummers een plaats in je lokaal. Enkele zaken waarop je zeker moet letten in het kader van brandveiligheid: Waar staat de hoofdafsluiter van het gas? Waar staat de zekeringenkast? Waar staan/hangen de verschillende brandbestrijdingsmiddelen? Waar hangen rookdetectoren? (indien aanwezig) Hoe werkt het brandmeldsysteem? (indien aanwezig) Wat zijn de afspraken rond roken?
6.1
hoe ga je hier dagdagelijks mee om? …
WWW.
JEUGDLOKALEN.BE I 9 december 2009 I pagina 13 > 24
6.2
wat kan je zelf doen? Installeer rookdetectoren. Hang een lijst met noodnummers op. Voorzie evacuatieplannen. Maak een lijstje met zaken die je moet melden aan de bezoekende groep. …
6.3
wat kan je laten doen? Je lokaal laten keuren door de brandweer. …
7 De keuken Een van de meest risicovolle plekken om brand te krijgen in een gebouw is de keuken. Hier heb je water, elektriciteit, gas en warmte tegelijk, wat het risico op brand serieus verhoogt.
7.1
hoe ga je hier dagdagelijks mee om? Bij activiteiten in de keuken dient er, wat er ook gebeurt, permanent een leider in de keuken te zijn. Deze leider moet weten waar alle brandbestrijdingsmiddelen staan en hoe deze gebruikt moeten worden. Hij moet in geval van nood ook alle gaskranen kunnen afsluiten. Controleer na het gebruik van de keuken of: alle elektrische toestellen (frietketel, stoomketel, microgolf,...) uitgeschakeld zijn alle gaskookvuren terug dichtdraaien (inclusief aardgaskraan in keuken of gasflesssen dichtdraaien) alle vuren leeg zijn. Laat nooit hete pannen of potten (alleen) achter in het lokaal, maar zorg ervoor dat ze afgekoeld zijn. Hang geen vaat- of handdoeken op de radiator zelf. …
7.2
wat kan je zelf doen? Zorg dat er in de keuken een blusdeken aanwezig zijn. Dit deken dient zichtbaar aan de muur bevestigd te worden. En dat leiding weet hoe er mee te werken. In de meeste gevallen kennen de gebruikers het juiste gebruik ervan niet. Dit kan ervoor zorgen dat de gebruiker van het branddeken soms zelf zelfbrandwonden oploopt of de situatie verergert. Installeer een droogrek voor handdoeken. Plaats een thermische detector. …
7.3
wat kan je laten doen? Laat je installaties keuren. …
WWW.
JEUGDLOKALEN.BE I 9 december 2009 I pagina 14 > 24
Evacuatie
1 Vluchtwegen Zorg ervoor dat dit „levensbelangrijk‟ traject ten allen tijde vrij is van mogelijke hindernissen. Vluchtwegen moeten worden aangegeven door pictogrammen en noodverlichting. Ze zijn belangrijk om zo snel mogelijk de kortste én veiligste weg te volgen naar buiten. Een vluchtweg is een weg bestemd om de in een ruimte in een gebouw aanwezige personen, in geval van brand, gelegenheid te geven vanuit die ruimte op een veilige wijze een veilige plaats te bereiken. Laat in deze gangen niets onnodig rondslingeren. Probeer tevens zo weinig mogelijk en zelfs geen obstakels te zetten in de “vluchtwegen”, zoals “bloembakken”, glazen vitrinekasten enz. Alle gangen en trappenhuizen zijn vluchtwegen. De vluchtwegen zijn in het gebouw gedeeltelijk voorzien van rook- en/of brandwerende deuren. Bij brand moeten deze deuren zo snel mogelijk dicht gedaan worden, wanneer deze in een geopend stand staan (dit is meestal het geval!) maar zij moeten nog wel geopend kunnen worden om te ontvluchten. Niet op slot doen dus! Na eventueel ontvluchten via deze deuren, de deuren uiteraard wel weer dicht doen.
1.1
hoe ga je hier dagdagelijks mee om? Controleer wekelijks of de vluchtwegen vrij zijn. Wees je er van bewust dat alle gangen en trappenhuizen vluchtwegen zijn. Gebruik dit dus niet als stapelplaats.
1.2
wat kan je zelf doen? Controleer (driemaandelijks) of de nodige pictogrammen nog steeds goed ophangen en of de noodverlichting werkt. Maak de leidingsploeg bewust van het belang van goede vluchtwegen. Vraag ze om als het donker is met een donkere zonnebril naar het lokaal te komen. Zet iedereen verdeeld over het lokaal met zijn zonnebril op aan en schakel de stroom uit. Hun opdracht is om dan zo snel mogelijk terug buiten te geraken. Bespreek achteraf jullie ervaring met je eigen lokaal. Zorg ervoor dat nooduitgangen nooit gesloten zijn. …
1.3
wat kan je laten doen? Noodverlichting ophangen De vluchtwegen voorzien van rook- en/of brandwerende deuren. …
2 Reddingsborden Het reddingsbord heeft een rechthoekige of vierkante vorm met wit pictogram op groene achtergrond (de groene kleur moet ten minste 50 % van het bord beslaan). De deuren van de uitgangen en nooduitgangen gesignaleerd door onderstaande reddingsborden draaien open in de vluchtrichting.
WWW.
JEUGDLOKALEN.BE I 9 december 2009 I pagina 15 > 24
Uitgang (die voldoet aan de eisen van een nooduitgang)
Naar de uitgang
of
Nooduitgang
Naar de nooduitgang (beter die zonder ventjes, kun je overal gebruiken)
2.1
hoe ga je hier dagdagelijks mee om? Laat de pictogrammen duidelijk zichtbaar hangen. Verdraai ze niet, of verf er niet over. …
2.2
wat kan je zelf doen? Hang de nodige pictogrammen op (en hang ze voldoende zichtbaar en hoog). …
2.3
wat kan je laten doen? …
3 Taakverdeling De melder van de brand (valt niet op voorhand te bepalen: meestal degene die de brand ontdekte) De hoofdverantwoordelijke (hoeft niet de hoofdverantwoordelijke te zijn van de dagelijkse werking van je groep) Taken? verwittigen hulpdiensten of toetsen dat ze gebeld zijn opdracht geven tot evacuatie en coördineren van het geheel opdracht geven ruimtes te controleren op achtergebleven kinderen ! Blijft de leiding hebben tot de brandweer ter plaatse is. Ontruimingsverantwoordelijken (= de leid(st)ers van elke groep) Taken? -
WWW.
begeleiden hun groep naar de verzamelplaats tellen en hertellen de groep informeren de hoofdverantwoordelijke blijven bij de groep
JEUGDLOKALEN.BE I 9 december 2009 I pagina 16 > 24
De opvangverantwoordelijke opvang brandweer en verstrekken technische en brandspecifieke inlichtingen (kennis gebouw noodzakelijke) de hoofdverantwoordelijke draagt eerder informatie over de groep zelf over EHBO verantwoordelijke opvangen gewonden op één plaats eerste hulp toedienen informeren en verwittigen hulpdiensten verwondingen
over
de
ernst
van
de
Technisch verantwoordelijke heeft kennis over gas- en elektriciteitsaansluiting eigen veiligheid eerst, maar na evacuatie best afsluiten of brandweer informeren en hen laten doen Communicatie & PR (kan aangewezen zijn naargelang de grootte en de ernst van de brand) Taken? -
ervoor zorgen dat iedereen correcte informatie krijgt (prioriteit ligt bij het informeren van de ouders) contact opnemen met je koepelorganisatie (om te vragen of iemand je met raad en daad wil bijstaan).
4 Evacuatiestappen 1
Blijf Kalm
2
Alles laten liggen
3
Melden omgeving
4
Melden hulpdiensten ( nummer 100 of 112) · Vermeld duidelijk je naam · Geef het adres op · Geef uitleg over de ernst en de aard van de brand. · Vermeld – als je kan – het aantal slachtoffers en de aard van de verwondingen. · Zijn er speciale gevaren?
5
Inperken (deuren sluiten)
6
Vluchten (met iedereen)
7
Verzamelen (op de evacuatieplaats)
8
Ga nooit terug!
9
Tellen · Meld aan de hoofdverantwoordelijke de naam van de leeftijdsgroep, welke ruimte er ontruimd is, eventuele vermiste personen en waar die zich misschien kunnen bevinden, potentiële gevaren of nuttige informatie
10 Blijf bij je groep 11 Wachten
WWW.
JEUGDLOKALEN.BE I 9 december 2009 I pagina 17 > 24
5 Veiligheidsverlichting Om een evacuatie snel te laten verlopen, is het belangrijk dat iedereen snel de weg naar buiten vindt, ook als het donker is door het wegvallen van de elektriciteit of de rookontwikkeling. Daarom is het belangrijk de nodige veiligheidsverlichting te voorzien in de nabijheid van de uitgangen, in de evacuatiewegen en bij de trappen. Veiligheidsverlichting beschikt over een batterij die de werking van de lamp overneemt als de elektriciteit wegvalt. Test de werking van de veiligheidsverlichting en haar batterij regelmatig indien zij dat niet automatisch doet. Als je de hoofdschakelaar of de zekering van het lokaal uitschakelt, kan je de veiligheidsverlichting testen. Op elke veiligheidsverlichting staat er een testknop. Bij je zekeringkast kan je verlichting voorzien door een zaklamp met oplader te bevestigen. Zo kan je bij een elektriciteitspanne (of brand) deze zaklamp gebruiken om te detecteren waar het probleem zich bevindt. Indien jullie van plan zijn om veiligheidsverlichting te plaatsen of indien de gemeente die vereist, is het belangrijk dat je bij de opmaak van de plannen en meer specifiek de elektriciteitsplannen hier aandacht aan besteedt. Veiligheidsverlichting vereist aansluiting op het elektriciteitsnet. Je zal dus moeten zorgen dat de nodige aansluitingen op het elektriciteitsnet voorzien worden.
5.1
hoe ga je hier dagdagelijks mee om? …
5.2
wat kan je zelf doen? Voorzie een zaklamp met oplader in de buurt van de elektriciteitskast. Schakel af en toe eens de hoofdschakelaar uit om de veiligheidsverlichting te testen. …
5.3
wat kan je laten doen? …
WWW.
JEUGDLOKALEN.BE I 9 december 2009 I pagina 18 > 24
Blusmiddelen
1 BRANDBESTRIJDINGSMIDDELEN In heel wat gevallen kan je door „snel en correct‟ te handelen erger voorkomen. Het is dan ook belangrijk dat er in jeugdlokalen voldoende en juiste brandbestrijdingsmiddelen aanwezig zijn. toelichting: Om een brand te doven, dienen we in te grijpen op de branddriehoek. Het soort brandblusmiddel dat je gebruikt hangt nauw samen met de te blussen brandstof. De brandweer deelt deze stoffen in 4 klassen in: o Klasse A: vaste stoffen (hout, papier, …) o Klasse B: vloeistof (benzine, vet, olie, verf, …) o Klasse C: gassen (butaan, propaan,, aardgas) o Klasse D: metalen (staalwol) o Elektrische apparaten* (*zie CO² blusser)
A:vaste stoffen
B: vloeistoffen
C: gassen
D: metalen
Elektrische apparaten
Blusdeken Muurhaspel Poederblusser* Co² blusser Schuimblusser zand * opgelet! Je hebt zowel BC als ABCpoederblussers! Blusdeken Een blusdeken sluit het branden voorwerp af van de lucht. Hang er zeker één in de keuken. Frommel het deken niet ergens weg en vervang het zodra je het gebruikt hebt. gebruik branddeken. o Handen bedekken! o Gebruik je het deken bij een persoon die in brand staat, laat deze persoon dan eerst liggen en leg het deken over hem. Wanneer je het deken om een rechtstaande persoon wikkelt, maak je een schoorsteen van hem (warme lucht gaat om hoog en kan zorgen voor extra verbranding, zelfs verstikking). Muurhaspel goed bij brandklasse A
WWW.
JEUGDLOKALEN.BE I 9 december 2009 I pagina 19 > 24
-
absoluut te mijden bij olie of vet (ook kaarsvet!). Wanneer je water over olie of vet giet, zal de brandende vloeistof uiteenspatten of zorgen voor een enorme steekvlam. Gebruik dus het blusdeken om een frietketel te blussen. : filmpje waarin je ziet wat er gebeurd als je water giet over een pan die in brand staat, een frietketel, … (talrijke voorbeelden op youtube te vinden. Je kan deze filmpjes downloaden met een speciaal programma).
Blustoestellen Algemeen: Het blusapparaat moet verzegeld zijn. Is de verzegeling gebroken, dan is er geen garantie dat het apparaat nog goed werkt. Blustoestellen dienen jaarlijks gecontroleerd te worden. Poederblussers: 2 types: BC, ABC. We raden je een ABC type aan! Niet elektrisch geleidend. Niet vorstgevoelig Wel veel blusschade Co² blusser: Temperatuur daalt tot -80°! (nooit gebruiken voor mensen die in brand staan te blussen!!!= brandwonden) Klasse B én elektrische apparaten (niet geleidend en geen nevenschade) Plaats een CO² blusser in de technische ruimte (vb. DJhoek van een jeugdhuis) Schuimblusser: klasse B geleidend, dus niet bij elektrische apparaten! Zorg ervoor dat je een schuimblusser koopt met anti-vries stof. Vele schuimblussers zijn vorstgevoelig. Zand -
ABC Niet gebruiken voor elektrische apparaten.
Welk blusapparaat is waar aangewezen? Er is géén algemene regel rond hoeveel blusmiddelen je moet voorzien in een jeugdlokaal. Het onderzoek brandveiligheid en verenigingslokalen raadt per bouwlaag en per 150 m² een brandblusapparaat A+BC 6kg of een schuimblusser van 6l aan. Daarnaast is het absoluut aangewezen een branddeken te voorzien in de keuken. Naast grote elektrische installaties zoals een geluidsinstallatie plaats je best een CO² blusser.
1.1
hoe ga je hier dagdagelijks mee om? Gebruik brandblussers enkel waarvoor ze dienen Verplaats ze niet, ze zijn bewust op een bepaalde plek opgehangen Zet niets voor, of hang niets op aan brandblussers. Ze dienen altijd zichtbaar en voor het grijpen te zijn. …
1.2
wat kan je zelf doen? Je kan de nodige brandblussers aankopen voor je lokaal. Met de leidingsploeg kan je oefenen op het gebruik van een brandblusser. Als je een brandblusser gebruikte dien je en nieuwe aan te kopen of de oude te laten vullen. …
WWW.
JEUGDLOKALEN.BE I 9 december 2009 I pagina 20 > 24
1.3
wat kan je laten doen? Laat jaarlijks je blusmiddelen keuren door een keuringsfirma …
WWW.
JEUGDLOKALEN.BE I 9 december 2009 I pagina 21 > 24
Beleidsmatige impulsen
1 Instrumenten schema Nog enkele mogelijke acties die een gemeentebestuur kan doen om jeugdlokalen brandveilig te maken (en te houden!):
BESCHRIJVING VAN ENKELE BELEIDSINSTRUMENTEN
SOORT
BESCHRIJVING
VOORBEELDEN
SUBSIDIE
Overdracht van geld van gemeente naar particulier initiatief, bv. vereniging.
- Subsidie forfaitair - Subsidie specifieke doelen: rookmelders, brandblussers,… - Subsidiereglementen
INFRASTRUCTUUR
Het gemeentebestuur beheert zelf de lokalen van het jeugdwerk.
- infrastructuur ter beschikking stellen. - (stads)lokalen brandveilig maken
DIENSTVERLENING of INDIRECTE SUBSIDIE
Steun wordt via materiële dienstverlening verstrekt.
- Rondgang lokalen door (interne of externe) expert(en)
Er is dus geen overdracht van geld, wel van - (samen)aankoop rookmelders, diensten. brandbestrijdingsmiddelen, pictogrammen,… - Vorming preventie en onderhoud - Controle brandblussers - Controle en keuringen elektriciteit en gasinstallaties - Ondersteuning gebruik lokalenmap - Begeleiding bij opmaak evacuatiedraaiboek en documenten - Uitwisselingsmomenten (lokaal - regionaal) - Begeleiding bij evacuatieoefening(en) - Blusopleidingen / -oefeningen
KORTINGEN of REDUCTIES
WWW.
Het gemeentebestuur verleent kortingen op allerlei diensten.
-
JEUGDLOKALEN.BE I 9 december 2009 I pagina 22 > 24
2 Wat als de gemeente hieraan niet wil meewerken? Om aan een brandveiligheidsbeleid te kunnen beginnen, moet men bij het gemeentebestuur wel overtuigd zijn van de noodzaak van zo‟n beleid natuurlijk. Je moet het onderwerp dus op de politieke agenda zien te krijgen. Hieronder vind je enkele tips terug om als jeugdwerking/jeugdraad hieraan te werken. Tip 1: maak een apart lobbygroepje Breng een paar mensen samen in een apart actiegroepje om stappen te ondernemen en acties uit te werken. Betrek hier liefst ook oudleiding en ouders bij. Dit geeft ontegensprekelijk meer gewicht in de schaal, zeker als ze 'gekend' zijn in de gemeente. Daarenboven komt het lobbywerk niet volledig op de schouders van de reeds druk bezette leiding en kan er ook tijd in gestoken worden. Terugkoppelen en overleggen met de volledige leidingsploeg of de AV van de jeugdraad is uiteraard een voorwaarde. Tip 2: zoek bondgenoten Zoek bondgenoten, mensen die jullie standpunt delen, binnen de jeugdraad, binnen de gemeenteraad,... Vraag aan ouders, oud-leiding, bevriende organisaties en sympathisanten vragen om het signaal van de groep mee te versterken naar de plaatselijke beleidsmakers. Kijk ook ons over het muurtje van de eigen sector. Zo zullen er ook wel sportclubs en andere organisaties of instellingen in de gemeente zijn die hieraan willen werken. Tip 3: eerst overleg, dan pas actie Vraag een onderhoud met de betrokken schepen en/of de burgemeester (met hetzelfde groepje mensen). Elk kan zijn verhaal (nog eens) doen. Stel het probleem aan de kaak op de gemeenteraad. Stel bijvoorbeeld via een (bevriend) gemeenteraadslid een vraag aan de gemeenteraad over de stappen die de gemeente hier omtrent wil ondernemen. Tip 4: enkele acties Acties kunnen het overleg ondersteunen, maar zullen vaker pas gedaan worden op het moment dat je het gevoel hebt dat het overleg in het slop zit. Je krijgt maar geen antwoord, je wordt van het kastje naar de muur gestuurd. Op dat moment kan een actie schot in de zak brengen. Akties die leuk en speels zijn doen het goed en vallen op. Let‟s go crazy dus en storm die brains. Stuur een brief naar alle ouders om de situatie uit de doeken te doen en vraag steun (vb. om mee in het lobbygroepje te komen, om hun contacten aan te spreken, …). Je stuurt de brief in copy naar het College van Burgemeester en Schepenen (+ naar enkele bevriende gemeenteraadsleden). Je kan een petitie-actie opstarten. Je kan een informatieavond doen over jullie lokalenprobleem voor ouders, oudleiders, sympathisanten, waarbij ook het Schepencollege en de gemeenteraadsleden uitgenodigd zijn. Op die manier worden ze enigszins moreel verplicht om uit te leggen wat de verdere plannen zijn. Je kan de koepels inschakelen om vanuit nationaal of provinciaal niveau een brief te schrijven of contact op te nemen. Je kan hen eventueel vragen dit ook op andere (politieke) niveaus aan te kaarten.
WWW.
JEUGDLOKALEN.BE I 9 december 2009 I pagina 23 > 24
Tip 5: zoek persaandacht Net zoals bij acties, ga je hier terug omzichtig om met de timing. Persaandacht zonder dat er eerst verschillende pogingen tot overleg geweest zijn, kan contraproductief werken. Het is een middel dat je gebruikt op het moment dat de situatie vrij uitzichtloos is en de deuren voor overleg zo goed als dicht zijn. Je vraagt de pers om de huidige wantoestand en het hopeloze uitzicht aan te klagen. De beste manier om pers te bereiken is visueel materiaal. Focus vooral op de regionale kranten en televisiestations. Je kan de pers uitnodigen om verslag uit te brengen van een ludieke actie. Tip 6: zoek ondertussen naar alternatieve pistes Als het niet zo goed verloopt, kan je ondertussen zelf zoeken naar alternatieve oplossingen. Ofwel breng je die dan aan als mogelijke oplossing naar de politiek toe, ofwel is het een oplossing waar je zelfstandig mee verder aan de slag gaat. Heb je vb. lokalen die niet alleen brandonveilig, maar ook totaal verkrot zijn, kijk dan eens of er vanuit andere hoek geen lokalen kunnen aangeboden worden. Zelf bouwen of verbouwen? Grond/lokalen via de parochie? Het bisdom? De NMBS? Het OCMW? Ook ouders en sympathisanten kan je vragen om mee uit te kijken. Je kan altijd een gebouw signaleren aan de gemeente of kijken om zelf de nodige centen bijeen te krijgen. Uiteindelijk is het voor de groep ook niet slecht om de touwtjes in eigen handen te hebben en niet altijd afhankelijk te zijn van de goodwill van de gemeente… In elk geval zul je meestal geld nodig hebben. In de Locomotief-brochure „Jeugdlokalen en financien‟ lees je er meer over. Tip 7: denk ook op langere termijn Een brandveiligheidsbeleid is een proces van lange adem. Denk daarom ver genoeg vooruit. Is het niet voor het huidige beleidsplannen, dan is het misschien voor de volgende beleidsperiode of die daarna. Zijn de huidige politici niet direct aanspreekbaar, zorg dan dat het een thema is bij de volgende verkiezingen.
Vragen?
Info WWW.JEUGDLOKALEN.BE Of:
[email protected]
WWW.
JEUGDLOKALEN.BE I 9 december 2009 I pagina 24 > 24