Transitie van het sociaal beleid en zorg 1. Inleiding In het Coalitieakkoord 2011-2015, ‘Nije enerzjy foar Fryslân’, is aangekondigd dat het sociale domein vooral het domein is van gemeenten en dat daarom het sociale - en zorgcomponent de komende jaren wordt ingebed in andere beleidsterreinen. Zelfstandig sociaal beleid verdwijnt. In dit plan van aanpak zetten we uiteen hoe we de nieuwe situatie voor ons zien en hoe we de daarvoor benodigde transitie denken vorm te geven. We schetsen eerst hoe de provincie momenteel inzet op het sociale- en zorgdomein. Onder het sociale domein worden kortheidshalve de negen prestatievelden in de wet maatschappelijke ondersteuning verstaan. Onder het zorgdomein vallen de care en cure, oftewel zorg in het kader van awbz, verzekerde zorg, belangenbehartiging en klachtenopvang in de zorg (zorgbelang) en ambulancezorg. Jeugdzorg en Sport zijn aparte beleidsterreinen, die in deze notitie buiten beschouwing worden gelaten. In de eerste paragraaf worden de voorgeschiedenis en de bestuurlijk/politieke trajecten die de aanleiding tot deze notitie vormen geschetst. Daarna (par. 2) wordt de huidige situatie voor het voetlicht gebracht, gevolgd door de wenselijke situatie in 2015 (par. 3). Het proces om daar terecht te komen komt in paragraaf 4 aan bod. De notitie wordt afgesloten met een financiële paragraaf (par. 5) en een aantal bijlagen. 1.1 Voorgeschiedenis In het kader van de Welzijnswet 1994 heeft de provincie al gedurende vele jaren een aanvullende en ondersteunende taak op het terrein van welzijn. In deze wet was de verantwoordelijkheidsverdeling tussen de drie overheden op dit terrein beschreven. Gemeenten en provincies konden zich naast elkaar, maar wel in afstemming met elkaar, manifesteren in het sociale domein. Tot de verantwoordelijkheid van de provincies werd het beleid inzake het steunfunctiewerk gerekend. Vanaf 2004 is op initiatief van het IPO (Commissie Simons) een nieuwe aanpak voor de totstandkoming van welzijnsbeleid geïntroduceerd, die door alle provincies werd omarmd. Het betrof een interactieve aanpak in een cyclus van vier jaar. Het te voeren sociaal beleid werd voor de duur van een bestuursperiode vastgesteld. Daarvoor werden de volgende onderling samenhangende instrumenten gehanteerd: -
-
Sociaal Rapport: een rapport waarin aan de hand van vijf landelijke thema’s de stand van zaken op het terrein van welzijn in de provincie werd beschreven. De thema’s waren: Diversiteit, Modern burgerschap, Vermaatschappelijking van zorg, Zorg om jeugd en Leefbaarheid en veiligheid; Sociale Debatten: vierjaarlijkse publieke discussies op regionaal niveau met gemeentebestuurders en vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties; Sociale Agenda: het resultaat van het interactieve proces(debatten) met gemeenten en maatschappelijke organisaties, uitgewerkt in de vorm van doelen en speerpunten; Uitvoeringsprogramma’s: concretere uitwerking in jaarprogramma’s op basis van de Sociale Agenda en geactualiseerd aan de hand van bereikte resultaten. 1
De laatste Friese Sociale Agenda dateert van 2008-2011. Met ingang van 1 januari 2007 is de Welzijnswet (1994) vervangen door de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Daarmee hebben de gemeenten de lead gekregen in het sociale domein. De gemeenten bepalen aan de hand van negen prestatievelden (zie bijlage 2) welke accenten gelegd worden en op welke wijze de uitvoering plaatsvindt. In de Wmo zijn verschillende wetten, waaronder Wet Voorzieningen Gehandicapten en de ‘oude’ Welzijnswet samengevoegd en uitgebreid met taken uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). De Wmo regelt dat mensen met een beperking de voorzieningen, hulp en ondersteuning krijgen die ze nodig hebben. Het kan gaan om ouderen, gehandicapten of mensen met psychische problemen. De Wmo zorgt ervoor dat iedereen kan meedoen aan de maatschappij en zo veel mogelijk zelfstandig kan blijven wonen. Gemeenten voeren de Wmo uit. Iedere gemeente legt andere accenten en kiest zelf voor de wijze waarop zij de prestatievelden uitvoeren. Met de invoering van deze wet kregen de provincies een beperkte rol, te weten: het zorg dragen voor het voeren van beleid betreffende steunfunctiewerk1. De provincies bepalen zelf de omvang van het budget. De Rijksoverheid regelde bij Wet van 25 juni 2009 dat gemeenten eveneens verantwoordelijk werden voor de behandeling en registratie van klachten over discriminatie (Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen). In Fryslân worden deze taken uitgevoerd door Tumba.
1.2 Takendiscussie en bestuursakkoord In 2007 werd de Gemengde Commissie Decentralisatievoorstellen Provincies onder voorzitterschap van mevrouw Lodders-Elferich (commissie Lodders) ingesteld om voorstellen te doen voor een decentralisatieagenda. In maart 2008 bracht de commissie Lodders haar rapport uit. De commissie gaf aan dat provincies belangrijke taken hebben op het gebied van ruimtelijke ordening, wonen, milieu, landelijk gebied, water, verkeer en vervoer, cultuur en regionale economie. De commissie adviseerde de provincies zich vooral te concentreren op het ruimtelijk economisch domein en cultuur. Deze visie werd op hoofdlijnen onderschreven door de gezamenlijke provincies en het Rijk in hun in 2008 afgesloten bestuursakkoord Rijk Provincies 2008-2011. Zij voegden toe dat op sociaal gebied de provinciale taak zich concentreert op het periodiek signaleren en agenderen van vraagstukken en tekortkomingen en in het leggen van verbindingen tussen de fysieke en de sociaal- economische en culturele infrastructuur. In het voorjaar van 2009 besloten de leden van Provinciale Staten van Fryslân, naar aanleiding van het afgesloten bestuursakkoord, zich te bezinnen op de rol en kerntaken van de provincie Fryslân. GS werd de opdracht gegeven hiervoor met een voorzet te komen. Het gevolgde traject leidde uiteindelijk tot vier scenario’s waarvan het vierde, ‘Samen sterk’ of ook wel ‘Lokaal tenzij’, werd gekozen om leidend te zijn in het bepalen van het toekomstig takenpakket van de provincie. 1
In artikel 13 van de Wmo staat beschreven dat ‘Provinciale staten onderscheidenlijk gedeputeerde staten zorg dragen voor het voeren van beleid betreffende het steunfunctiewerk’
2
1.3 Coalitieakkoord In het Coalitieakkoord 2011-2015, ‘Nije enerzjy foar Fryslân’ staat beschreven, dat de voornaamste kracht van de provincie ligt bij de regie in het fysieke domein (infrastructuur, water en ruimte), het aanjagen en faciliteren van de regionale economie en daaraan gekoppeld het hoger onderwijs, en het stimuleren van de Friese taal en cultuur. Ten aanzien van het sociale domein wordt benadrukt dat dit vooral het domein is van gemeenten en dat de provinciale rol dan ook voornamelijk aanvullend is op die van gemeenten en intern vooral aanvullend op de andere beleidsterreinen. Daarom wordt de sociale component (en zorg) de komende jaren ingebed in andere beleidsterreinen en niet meer zelfstandig geformuleerd. De rol richting gemeenten wordt vorm gegeven door kennis aan te bieden, trends, problemen en kansen te signaleren en te agenderen. Waar problemen of kansen (te lang) blijven liggen, wordt bij tijd en wijle ook de rol van aanjager opgepakt, tot de partijen ‘die er eigenlijk over gaan’, die rol overnemen. Zorg vormt geen provinciale kerntaak, maar op onderdelen wil de provincie een zinvolle bijdrage leveren. Zo ook ten aanzien van een sterke cliëntenvertegenwoordiging in de zorg. Vanuit het oogpunt dat zorg de komende jaren een belangrijke banenmotor is, zal de provincie indien gewenst relevante partijen op het terrein van onderwijs en zorg stimuleren om samen te werken en zorg te dragen voor voldoende geschoold personeel in de zorg en welzijnssector.
3
2.
Situatie Sociaal beleid en zorg tot en met 2012
2.1 Inleiding In deze paragraaf schetsen we de huidige situatie van het sociale- en zorgbeleid. Allereerst komen de wettelijke taken en rollen aan bod. Vervolgens wordt ingegaan op de inhoud van het sociale- en zorgbeleid (autonoom beleid). Daarna volgt informatie over de provinciale instrumenten en financiële middelen om het beleid uit te voeren. Dit wordt gevolgd door een beschrijving van de organisatie en activiteiten van het team sociaal beleid en zorg. 2.2 Wettelijke en autonome taken Hieronder volgt een beschrijving van (onderdelen van) beleidsvelden waarvoor de provincie een wettelijke taak heeft, gevolgd door terreinen waar de provincie geen wettelijke taak heeft maar zich vanuit andere motieven inspant. Wettelijke taken * Ambulancevervoer (vergunningverlening) Op grond van de Wet Ambulancevervoer wordt een spreidingsplan ambulancevervoer opgesteld en bij de provincie ingeleverd. Op basis van dit plan verleent de provincie vergunningen aan de RAV, de regionale ambulancevoorziening, die als samenwerkingsverband van ambulancevervoerders fungeert. Daarnaast heeft de provincie nog een taak in het kader van de Wet op de Lijkbezorging2. * Steunfunctiewerk Met ingang van 1 januari 2007 is de Welzijnswet (1994) vervangen door de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO). In deze wet (artikel 13) staat beschreven dat ‘Provinciale Staten onderscheidenlijk Gedeputeerde Staten zorg dragen voor het voeren van beleid betreffende het steunfunctiewerk’. In de praktijk betekent het dat de provincie aan de steunorganisaties Partoer en Doarpswurk3 opdracht geeft om ondersteuning te bieden aan gemeenten, welzijnsorganisaties en verenigingen bij het ontwikkelen en uitvoeren van (sociaal) beleid op lokaal en regionaal niveau4. De ondersteuning kan bestaan uit het leveren van beleidsinformatie, het vervullen van een vraagbaakfunctie en/of het aanjagen van ontwikkelingen binnen het sociale domein. Partoer houdt zich daarnaast nog bezig met toegepast onderzoek, evaluaties en monitoring. Verder biedt Partoer procesondersteuning, onder andere bij de implementatie van de prestatievelden van de WMO (zie bijlage 2).
2
De Wet op de Lijkbezorging ligt qua uitvoering bij gemeenten. Bij geschillen over bijvoorbeeld termijnen van teraardebestelling, ten aanzien van opheffing van begraafplaatsen en bij het nalatig zijn van B&W in de besluitvorming ten aanzien van vergunningverlening voor vestiging, uitbreiding of wijzigen van bijvoorbeeld een bijzonder crematorium, kan een bezwaar of beroep worden ingediend bij Gedeputeerde Staten. 3
.Stichting Doarpswurk is een organisatie die zich richt op het instandhouden en stimuleren van de sociale samenhang en de leefbaarheid van het Friese platteland. Dorpsbelangen en dorpshuizen spelen daarin de hoofdrol. Doarpswurk wordt gefinancierd vanuit het plattelandsbeleid 4
Op sportterrein is daarnaast de steunfunctie Sport Fryslân actief, maar sport valt buiten het bestek van deze notitie.
4
Autonoom beleid * Sociaal Beleid (en zorg) De provincie ontwikkelt tot op heden naast beleid met betrekking tot de wettelijke taken ook autonoom beleid als bijdrage aan het in stand houden en verbeteren van de sociale infrastructuur. Onder sociale infrastructuur wordt verstaan ‘het geheel van voorzieningen en betrekkingen die het mogelijk maken dat mensen in redelijkheid en sociale verbanden kunnen leven en deelnemen aan de samenleving’. Centraal in het provinciale autonome sociale beleid staat de sociale agenda, waarin themagewijs een aantal provinciale doelen en resultaten worden geformuleerd. De provinciale rollen bij het uitvoeren van haar autonome beleid variëren van beleids- en visieontwikkeling, agenderen, stimuleren, mobiliseren, verbindingen leggen en lobbywerk tot faciliteren door ambtelijke- en bestuurlijke inzet. Partoer biedt in dit verband aanvullend op de wettelijke taak, kennis en informatie via het Informatie- en kennispunt (IKP’s) en verzorgt behalve monitoring, methodiekontwikkeling ook (proces)ondersteuning bij de activiteiten in de Aandachtsgebieden. De provincie financiert uit eigen autonome middelen 11 maatschappelijke organisaties voor de bijdrage die deze leveren aan de doelstellingen van haar sociaal beleid. Deze organisaties zetten zich in voor het uitvoeren van 7x24 uurs telefonische hulpverlening, ondersteunen van- en aanbieden van activiteiten aan doven en slechthorenden in Fryslân, ondersteunen van lokale raden en verenigingen gericht op belangenbehartiging, maatschappelijke activering en bewustwording. Voor alle duidelijkheid dient onderscheid te worden gemaakt tussen: 1. het steunfunctiewerk, uitgevoerd door Partoer en Doarpswurk en 2. maatschappelijke activering en belangenbehartiging door de maatschappelijke organisaties. Het eerste vloeit voort uit de wettelijke taak en het tweede zijn autonome taken die veelal historisch zijn ontstaan. Twee van deze maatschappelijke organisaties, te weten: Zorgbelang5 en Sensoor6 (voorheen Telefonische Hulpdienst) hebben een bijzondere positie in dit geheel. Het zijn organisaties die eertijds via decentralisatie van taken en middelen van het Rijk naar de provincies zijn overgeheveld. *Aandachtsgebieden Een ontwikkeling die in 2010 op initiatief van Provinciale Staten tot uitvoering kwam laat zien waar de provincie een nieuwe, aanvullende rol vervult op de gemeentelijke overheid en andere partijen. Het betreft de inzet en betrokkenheid bij de aandachtsgebieden in de 5
Eind jaren ‘80 ontstonden uit initiatieven van lokale en regionale patiëntengroepen om voorlichting, klachtenopvang en belangenbehartiging te verbeteren de Regionale Patiënten/Consumenten Platforms (RPCP’s).De landelijke overheid stelde vanaf 1 juli 1990 subsidie beschikbaar om dergelijke platforms in alle WZV-regio’s (WZV=Wet ZiekenhuisVoorzieningen) op te zetten. In deze tijdelijke stimuleringsregeling (TSR) werd een duidelijke omschrijving van de organisatiestructuur en het takenpakket van de RPCP’s opgenomen. Voor de uitvoering van de klachtenopvang stelde het ministerie een aparte subsidieregeling in. Enkele jaren later namen de provincies deze taak en de daarbij horende gelden van het Rijk over. In Fryslân heette deze organisatie aanvankelijk Patienten-en Consumenten Platform Fryslân (PCPF). De naam veranderde later in Zorgbelang.
6
Bij de decentralisatie van het Welzijnsbeleid (eind jaren ’80 vorige eeuw) is de verantwoordelijkheid voor het uitvoerend werk – waar de Telefonische Hulpdiensten ook bij horen – bij de gemeenten neergelegd (artikel 4 Welzijnswet 1994). Bij de decentralisatie van het welzijnsbeleid zijn bedragen gestort in het provincie- en gemeentefonds. De provincie krijgt geld voor uitvoerend werk als de Hulpdiensten, maar het is geen doeluitkering en daardoor niet herkenbaar terug te vinden in de algemene uitkering aan de provincie uit het provinciefonds.
5
Stellingwerven (Oost- en Weststellingwerf), waar via een integrale aanpak (sociaal, fysiek en economische impuls) gewerkt wordt aan een leefbare gemeenschap en voorkoming van overerving van armoede en achterstand. Hierin is de rol van de provincie tweeledig: (tijdelijke) aanjaagfunctie bij de bijzondere opgave in het gebied en zorg dragen voor methodiekontwikkeling om ook elders te kunnen inzetten. * Frieslab Met de zorgsector is een apart netwerk opgebouwd. Vanuit dit netwerk is Frieslab ontstaan. Dit is een programma waarin gemeenten, Zorgverzekeraar, VWS en provincie samenwerken om ontschotting tussen verschillende wetgeving te bevorderen en knelpunten onder de loep te nemen. 2.3 Provinciale instrumenten om sociaal beleid (wettelijke en autonome taken) te realiseren De provincie heeft tot op heden vier instrumenten waarmee zij haar sociaal- en zorgbeleid realiseert. Dat zijn: 1. Ambtelijke en/of bestuurlijke inzet ten behoeve van beleids- en visieontwikkeling, agenderen, stimuleren, mobiliseren, lobbywerk, faciliteren, enzovoort; 2. Steunfunctie organisatie Partoer voor advies, procesondersteuning o.a. bij de implementatie van de Wmo, projecten, onderzoek, monitoring, kennis en informatie; 3. Elf maatschappelijke organisaties die producten leveren die aansluiten bij de Sociale Agenda. 4. Subsidies om projecten die passen binnen de Sociale Agenda te financieren. 2.4 Middelen voor Sociaal beleid en zorg Voor het sociale –en zorgbeleid zijn tijdelijke en structurele middelen beschikbaar. Tijdelijke middelen Het Sociaal Investeringsfonds (SIF) financiert projecten en initiatieven die aansluiten bij de speerpunten in de Sociale Agenda. Voor dit fonds is tot en met 2012 jaarlijks ongeveer 2 à 2,45 miljoen euro, inclusief overhead, gereserveerd. Ook projecten in het kader van Frieslab, onderdeel thema Zorg, en Aandachtsgebieden zijn tot nu toe met SIF-middelen gefinancierd. Structurele middelen Steunfunctie organisatie Partoer ontvangt jaarlijks 2,7 miljoen budgetsubsidie. Hiermee wordt de wettelijke taak in het kader van de WMO uitgevoerd. Aan de 11 maatschappelijke organisaties gezamenlijk wordt jaarlijks budgetsubsidie ter hoogte van totaal bijna 1 miljoen euro beschikt. 2.5 Organisatie en activiteiten Het team sociaal beleid en zorg bestaat momenteel uit 4 fte’s. (Vergelijk 2008: 9 fte’s). Het team verzorgt de vierjaarlijkse beleidscyclus, bestaande uit: (1) het (laten) opstellen van een Sociaal rapport, (2) het 1x per vier jaar organiseren van sociale debatten met gemeenten en maatschappelijk middenveld, (3) het opstellen van een Sociale Agenda, (4) het opstellen van jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s en (5) de monitoring van de resultaten en de doelen.
6
De ambtelijke - en bestuurlijke bijeenkomsten van de VFG ‘Zorg en Welzijn’, die beide minimaal 4-6 keer per jaar worden georganiseerd, worden bijgewoond. Tijdens deze bijeenkomsten worden ontwikkelingen en uitwerkingen in het kader van de Wmo besproken. Het team is betrokken bij de projecten in het kader van Frieslab en adviseert de gedeputeerde in haar rol als lid van de stuurgroep. Verder maakt het team jaarlijks (product)afspraken met maatschappelijke- en steunfunctie organisaties en verzorgt subsidies voor de uitvoering van activiteiten die een bijdrage leveren aan verschillende doelen van de Sociale Agenda 2008-2011. Om de doelstellingen van de Sociale Agenda te halen worden jaarlijks eveneens 1 of 2 SIF-tenders uitgevoerd.
7
3. De toekomst: Invlechten van de ontwikkelingen in het sociale- en zorgdomein in de provinciale kerntaken 3.1 Inleiding In deze paragraaf wordt allereerst de rol en verantwoordelijkheid van de gemeenten en de provincie in het sociale domein aangestipt. Daarna worden de vijf pijlers beschreven op basis waarvan de sociale - en zorgcomponent in Fryslân in de toekomst worden ingevuld, gevolgd door de instrumenten die daarbij nodig zijn. Vervolgens wordt in 3.5 uiteengezet wat de nieuwe werkwijze oplevert en in 3.6 wordt ingegaan op de wijze waarop de samenwerking met de gemeenten wordt vormgegeven. In 3.7 komt de bestuurlijke inbedding aan de orde en tot slot wordt in 3.8 uitgewerkt hoe snel veranderingen mogelijk zijn en welke aandachtspunten van belang zijn. 3.2 Rol en verantwoordelijkheid In lijn met het Coalitieakkoord voert de provincie geen apart sociaal- of zorgbeleid meer, maar laat het sociale - en het zorgdomein integraal deel uitmaken van de vorming en uitvoering van haar overig beleid. Met de invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning in 2007 hebben de gemeenten de algehele verantwoordelijkheid in het sociale domein. Er is in deze transitie dan ook geen sprake van overheveling van taken van de provincie naar gemeenten. De bedoeling is om met elkaar te komen tot een efficiënte en effectieve werkwijze waarbij geen overlap plaatsvindt en dat recht doet aan ieders verantwoordelijkheid. De provincie dient zorg te dragen voor het voeren van beleid betreffende het steunfunctiewerk. De provinciale taak op sociaal gebied concentreert zich op het periodiek signaleren en agenderen van vraagstukken en tekortkomingen en in het leggen van verbindingen tussen de fysieke en de sociaal- economische en culturele infrastructuur. De provincie Fryslân wil deze veranderde rol- en taakopvatting op haar eigen wijze invullen en stelt zich hierbij ten doel dat er een goede kwaliteit, spreiding, bereikbaarheid en toegankelijkheid van welzijn- en zorgvoorzieningen en functies zijn binnen een passende woon- en leefomgeving, waarbij alle inwoners in de gelegenheid zijn om in sociale verbanden te leven en deel te nemen aan de samenleving. Dat willen we doen via vijf ‘pijlers’. 3.3 Vijf pijlers Het voorstel is onze bemoeienis met sociale- en zorgaspecten in 2015 geheel te laten verlopen via de volgende pijlers: I) Samenwerking met gemeenten en andere stakeholders (o.a. via de wettelijke taak) II) Een ‘Sociale Spiegel’ bieden aan Fryslân (gemeenten en andere stakeholders) III) Bij uitzondering: sociale katalysator (tijdelijke aanjaagrol) IV) Injectie van sociale kwaliteit in beleid op onze kerntaken V) Sociale interventies koppelen aan uitvoering van kerntaken Wat houden die vijf pijlers in?: I) Samenwerking met gemeenten en andere stakeholders Gemeenten en instellingen zijn de verantwoordelijke partijen in het lokale welzijns- en zorgdomein. De provincie neemt dàt als uitgangspunt in de samenwerking. Via de Streekagenda (processen en uitvoering) willen we samen met gemeenten en andere 8
stakeholders kennis en informatie uitwisselen, ontwikkelingen signaleren, knelpunten agenderen en verbindingen leggen om uiteindelijk te komen tot goede oplossingen. Concreet en actueel voorbeeld in Noordoost Fryslân
Op verzoek van de gemeenten en stakeholders in Noordoost Fryslân neemt het sociaal kwaliteitsteam i.o. momenteel deel aan een serie expertmeetings om met elkaar over de ‘regionale spreiding voorzieningen Noordoost Fryslân’ mee te denken. Daarnaast vragen de deelnemende partijen om input te leveren voor de projectaanpak en het inventariseren van mogelijkheden voor aanvullende financiering.
Verder heeft de provincie een wettelijke taak om steunfunctiewerk te organiseren ten behoeve van gemeenten (implementatie van de 9 prestatievelden van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning), verenigingen en welzijnsorganisaties. Deze wettelijke taak lijkt in de voorzienbare toekomst in stand te blijven. We geven er in 2015 invulling aan door Partoer opdracht te geven tot het uitvoeren van twee taken: - het op verzoek van gemeenten ondersteunen van gemeenten bij het uitvoeren van hun wettelijke taak in het kader van de Wmo; - het verzorgen van de Sociale Spiegel van Fryslân (zie pijler II) ten behoeve van beleidsmakers van overheden en andere Friese organisaties die belang hebben bij gegevens over de sociale staat van Fryslân. Ad II) Een ‘Sociale Spiegel’ bieden aan Fryslân Als belangrijke taak voor de Provincie in de toekomst zien we, vanuit onze ‘algemene zorgplicht’ voor Fryslân, het monitoren, signaleren en agenderen van sociale vraagstukken. Dat doen we door in netwerkverband met andere Friese (kennis)organisaties en gemeenten een ‘Sociale Spiegel’ van Fryslân te creëren. We zorgen ervoor dat eens in de zoveel tijd een dwarsdoorsnede van de sociale staat van Fryslân wordt gepresenteerd. Mede daarvoor laten we belangrijke sociale ontwikkelingen monitoren (bijvoorbeeld door de steunfunctieorganisaties). De ontwikkelingen die gevolgd worden, worden in nauw overleg met onder andere gemeenten en provinciale beleidsmakers bepaald. Daarnaast laten we onderzoeken naar specifieke regio’s of onderwerpen uitvoeren waar dat gewenst is en hiertoe vanuit andere beleidsvelden wordt verzocht (bijvoorbeeld rond de streekagenda’s of naar de gevolgen van vergrijzing voor die beleidsvelden). Op basis van het bovenstaande kunnen we signaleren wat belangrijke ontwikkelingen zijn. Waar dat nodig lijkt kunnen we die ontwikkelingen agenderen bij enerzijds externe partijen op het terrein van zorg en welzijn, anderzijds bij onze eigen beleidsvelden waarvoor die ontwikkelingen relevant zijn.
9
Ad III) Bij uitzondering: sociale katalysator (tijdelijke aanjaagrol) Als aangegeven, beschouwen we het sociale domein en zorg vooral als terrein van de gemeenten. De bovenstaande pijlers draaien dan ook om het samenwerken met gemeenten bij die taak, of het ondersteunen van onze kerntaken door daar vanuit het sociale domein meerwaarde aan toe te voegen. Dat geldt ook voor deze pijler. Als de Sociale Spiegel van Fryslân, of andere bronnen, ertoe leiden dat een belangrijke sociale kwestie naar voren komt, waar geen andere partij zich als trekker opwerpt, en als bij voorkeur anderen ons expliciet verzoeken een rol op ons te nemen, kunnen wij tijdelijk de rol van katalysator/aanjager vervullen. Dat doen we niet per definitie, pas als blijkt dat er goede gronden zijn dat anderen deze rol tijdelijk niet kunnen vervullen. Ook nemen we alleen zo’n aanjaagfunctie op ons als vooraf het doel en de tijdshorizon van onze betrokkenheid helder zijn omschreven, en ook welke rol we van anderen verwachten na beëindiging van onze rol. Tenslotte zien we in deze gevallen onze rol vooral in het nemen van regie en mobiliseren van partijen, minder als betaalmeester. Concreet knelpunt en voorbeeld van aanjaagrol ‘sociaal en wonen’ Door de vergrijzing moet veel geïnvesteerd worden in woningen. Het budget van de Wmo dreigt te worden overvraagd op woningaanpassingen. Het sociaal kwaliteitsteam denkt daarin mee en draagt bij aan beleidsformulering, strategie, en in de rol als aanjager die innovatie stimuleert. Een uitkomst is het provinciebreed aanbieden van de huistest om woningbouwverenigingen en jonge senioren te stimuleren de woningvoorraad op eigen initiatief preventief aan te passen, waardoor bij een toenemende vergrijzing een minder groot beslag wordt gelegd op de schaarse Wmo middelen.
Ad IV) Injectie van sociale kwaliteit in kerntakenbeleid Deze pijler behelst het sociale domein integraal mee te nemen in beleidsformulering op onze kerntaken. Bij bijvoorbeeld ruimtelijk beleid, plattelandsbeleid, verkeer- en vervoersbeleid of economisch beleid spelen ook sociale aspecten een rol. Concrete vraagstukken waar aandacht voor Sociaal en Zorg het verschil maakt -Hoe kan ruimtelijke ordening zo plaatsvinden dat sociale samenhang gestimuleerd wordt? -Met welke sociale ontwikkelingen moet rekening worden gehouden op de woningmarkt? -Hoe wordt de leefbaarheid van plattelandskernen in krimpgebieden behouden? -Is kleinschalig openbaar vervoer te combineren met bijvoorbeeld WMO-vervoer? -Zijn door activering van achterstandsgroepen de verwachte arbeidsmarkttekorten in de zorg te verminderen? -Enz.
Hoewel ook in het verleden al deze aspecten in meer of mindere mate op de diverse beleidsterreinen werden meegenomen, zal hiervoor in de nieuwe werkwijze standaard aandacht zijn. Inbedding hiervan in het beleid zal niet plaatsvinden door een obligate verplichte ‘sociale paragraaf’, maar door integrale verweving ervan in het beleid zelf. Een concreet voorbeeld daarvan is de beschrijving van de sociale- en zorgcomponent in “Fan mear nei better”, Beleidsopgave 2010-2020, hoofdstuk 6, (zie bijlage 3) 10
Sociale kwaliteit integraal deel te laten uitmaken van onze provinciale kerntaken heeft een aantal voordelen. De positieve gevolgen van het uitvoeren van die kerntaken kunnen vergroot worden, of de negatieve verminderd. Het kan bijdragen aan de vergroting van de maatschappelijke acceptatie van de activiteiten voortvloeiende uit de kerntaken. Ad V) Sociale interventies koppelen aan uitvoering van kerntaken De beleidsvorming doordesemen van aandacht voor sociale aspecten zien we als belangrijk. Maar het bereiken van concrete resultaten op sociaal gebied rondom de uitvoering van onze kerntaken zal nog belangrijker zijn. Dat vindt plaats door te kijken naar de mogelijkheden van ‘sociale interventies’, gekoppeld aan de uitvoering van onze kerntaken. Sociale interventies zijn acties met een sociale signatuur die gekoppeld worden aan projecten op onze kerntaken. Concreet en actueel voorbeeld in de noordelijke schil van Fryslân Diverse partijen (provincie, gemeenten) krijgen beduidend minder geld voor openbaar vervoer, WMO-vervoer en dergelijke. Mede daarom wordt gezocht naar samenwerking tussen kleinschaligere vormen van openbaar vervoer en bijvoorbeeld WMO-vervoer, maar ook andere vormen van lokaal vervoer. Het sociaal kwaliteitsteam kan daarbij haar kennis en netwerken verdienstelijk inzetten om een bijdrage te leveren aan oplossingen. Op dit terrein speelt een concrete pilot in de gemeente Ferwerderadiel en Noordoost Fryslân.
De inhoudelijke beleidsgrondslag voor deze sociale interventies ligt in de uitwerking van sociale kwaliteit in de diverse provinciale beleidsterreinen. Figuur 1: Een voorbeeld waar sociale interventies met behulp van een urban designer en het sociaal kwaliteitsteam leidde tot meer sociale kwaliteit van de omgeving
11
Rond de sociale interventies spelen twee mogelijkheden voor betrokkenheid van externen. De eerste is het in samenwerking met bijvoorbeeld gemeenten onderzoeken en eventueel ontwerpen van mogelijke interventies. Daar kunnen adviesbureaus een rol spelen, maar eventueel ook steunfunctieorganisaties of andere instellingen die werkzaam zijn op het sociale terrein. Daarnaast moeten de sociale interventies, indien er positief over besloten wordt, ook worden uitgevoerd. Ook daar kunnen steunfunctie - of maatschappelijke organisaties een rol spelen7. Die zullen dan wel, naast anderen, gewoon moeten offreren. 3.4 Waar rusten de vijf pijlers op? Om de vijf pijlers daadwerkelijk tot stand te brengen en in stand te houden zijn mensen en middelen nodig. Het voorstel is in 2015 nog van drie ‘hulpmiddelen/instrumenten’ gebruik te maken: - een klein en flexibel opererend ‘sociaal kwaliteitsteam’ - een budget ‘kerntaken sociaal’ - steunfunctie Het Sociaal kwaliteitsteam (extern en intern) Gemeenten en zorginstellingen zijn de verantwoordelijke partijen in het lokale welzijns- en zorgdomein. Gemeenten hebben met de invoering van de Wet Maatschappelijke ondersteuning in 2007 de taak en middelen voor het welzijn van hun burgers van het Rijk onder hun hoede gekregen. Zorginstellingen hebben met de invoering van de marktwerking in de zorg (2006) een eigen planning en meer beleidsverantwoordelijkheid ten aanzien van bouw van voorzieningen gekregen. Dat gegeven is ook het uitgangspunt bij de inzet van het sociaal kwaliteitsteam. Daar waar provinciale kerntaken het sociale domein raken, wordt in samenspraak een gewenste route uitgestippeld (Streekagenda’s). Het sociaal kwaliteitsteam wordt desgewenst ingeschakeld om mee te denken over de borging van sociale kwaliteit in de diverse provinciale beleidsterreinen. Het draagt bij uitvoerders op andere beleidsterreinen sociale interventies aan, en beschikt daartoe over een ‘gereedschapskist’ van concrete interventies/projecten. Het vervult een bemiddelende rol tussen de diverse provinciale beleidsvelden en gemeenten enerzijds en de steunfunctieorganisaties anderzijds om monitoring- of onderzoekswensen van die beleidsvelden te vertalen en te begeleiden. Ook vervult het een bemiddelende rol tussen andere beleidsvelden en het externe (kennis-)netwerk op zorg- en welzijnsterrein. Tenslotte zal het uitvoering geven aan de wettelijke taak met betrekking tot steunfunctietaken, Ambulancevervoer en de Wet op de Lijkbezorging. Het sociale kwaliteitsteam bestaat uit een kleine deskundige en vraag- en actiegerichte harde kern (de huidige medewerkers van sociaal beleid en zorg). Het team opereert min of meer als een extern en intern adviesbureau en als netwerkmakelaar. Het team is breed georiënteerd (sociale- en zorgdomein) en elke medewerker wordt gekoppeld aan een regio c.q. streek. In deze hoedanigheid worden de medewerkers ook betrokken bij de totstandkoming van de streekagenda in de eigen streek. Het sociale kwaliteitsteam is geen doel op zich maar een middel om de sociale- en zorgcomponent te waarborgen in de 7
Zoals Tûmba dat momenteel doet. Zij is, buiten het productplan om, gecontracteerd om in het kader van de provinciale millenniumdoelen (stimuleren en ondersteunen van Fair Trade gemeenten) en ontvangt daarvoor nog apart financiële middelen van de afdeling KEI.
12
uitvoering van overheidsbeleid. De eerste prioriteit ligt bij het integreren van de sociale – en zorgcomponent in de verschillende beleidsterreinen. Een aantal concrete voorbeelden zijn in de kadertjes in dit document aangestipt. Andere voorstellen en ideeën zijn in een workshop in december 2011 met de verschillende beleidsafdelingen geïnventariseerd (zie overzicht bijlage 4). Het streven is dat het team vanaf 2015 puur vraaggericht kan opereren en de hierboven geschetste rollen alleen vervuld worden op verzoek van de verantwoordelijken op de andere beleidsterreinen. Het team beschikt ter ondersteuning van zijn werkzaamheden over het budget ‘Kerntaken sociale kwaliteit’. Budget sociale kwaliteit 2012-2015 In de nieuwe opzet worden de huidige incidentele budgetten op sociaal- en zorgterrein na 2015 opgeheven. Tot die tijd wordt gebruik gemaakt van de begrote tijdelijke middelen 20122015 om te starten met de nieuwe werkwijze. Het budget wordt in de periode 2012-2015 bestemd voor een aantal zaken: - interventies (projecten) in de aandachtsgebieden en Frieslab - (specialistisch) advies over en eventueel ontwerp van sociale interventies (pijler V) - in beperkte mate faciliteren van de uitvoering van sociale interventies op streekniveau - meefinancieren van monitoring en onderzoek ten behoeve van interventies en andere beleidsafdelingen in het kader van de Sociale Spiegel van Fryslân (pijler II) Budget ‘Sociale kwaliteit’ na 2015 Om de nieuwe werkwijze ‘sociale kwaliteit’ na 2015 na de voltooiing van de Transitie ‘Sociaal beleid en zorg’ te continueren, zal bij de kadernota 2015 (begroting 2016) een nieuw structureel budget ‘Sociale kwaliteit’ worden aangevraagd om bovenvermelde activiteiten (m.u.v. Frieslab) te kunnen uitvoeren. Inzet van het budget vindt plaats in overleg tussen de leden van het Sociaal kwaliteitsteam en vertegenwoordigers van provinciale kerntaken, die een beroep op hen doen voor ondersteuning van gemeenten (de streek/regio) waar de interventies plaatsvinden. Steunfunctie Partoer zal in 2015 nog twee door de provincie gefinancierde structurele taken uitvoeren: ondersteunen van gemeenten bij het in- en uitvoeren van de negen prestatievelden in het kader van de Wmo (wettelijke taak) en daarmee samenhangende ontwikkelingen (zoals de Kanteling)8. In het verlengde van deze prestatievelden zijn er aanpalende terreinen en ontwikkelingen waar Partoer een ondersteunende, verbindende rol en de rol van kennisleverancier kan vervullen. Te denken: procesbegeleiding, onderzoek en innovatieve productontwikkeling bij het thema krimp, ten behoeve van openbaar vervoer in relatie tot de Wmo, (zorg)economische ontwikkelingen, onderwijs, streekagenda’s en dergelijke.
8
De Kanteling gaat over het anders vormgeven van de compensatieplicht in de Wmo. Welke ondersteuning heeft de burger echt nodig om te kunnen participeren?
13
het verzorgen van de Sociale Spiegel van Fryslân (zie pijler II). De sociale spiegel van Fryslân beschrijft en analyseert de leefsituatie van de Friese bevolking.
De invulling van de structurele taken kan smal of breed zijn. De smalle variant is uitsluitend gericht op de wettelijke taak in het kader van de WMO. De brede variant zou kunnen zijn te blijven bij het huidige budget en inzet van Partoer, te weten intensieve inzet op het brede sociaal maatschappelijke veld voor 2,7 miljoen. Ons voorstel is om de gulden middenweg te bewandelen en jaarlijks anderhalf miljoen euro beschikbaar te stellen voor (1) ondersteuning bij de in- en uitvoering van de 9 prestatievelden van de WMO, (2) inzet bij ontwikkelingen en activiteiten voortvloeiende uit de provinciale (kern)taken en op het snijvlak van het socialeen zorgdomein en (3) de inzet bij de realisering en continuering van de Sociale Spiegel van Fryslân. De ervaring met de WMO en ontwikkelingen bij de aangrenzende provincies laten zien dat 500.000 euro voor de wettelijke taak dan wel voor kennis- & informatie volstaat. Het structurele budget van Partoer wordt in dit voorstel verminderd van jaarlijks 2,7 miljoen (in 2012) naar 1,5 miljoen euro in 2015. Daarnaast kan Partoer, naast anderen, offreren voor het onderzoeken, ontwerpen en/of uitvoeren van de sociale interventies uit pijler V. De werkzaamheden van Partoer en Doarpswurk (paragraaf 2.2) worden over het algemeen via gebruikmaking van verschillende organisaties (respectievelijk welzijnswerk en dorpsbelangen/dorpshuizen) uitgevoerd. Ze hebben echter wel bepaalde overeenkomstige doelen9 waardoor er mogelijk overlap kan ontstaan. In 2015 beschikt de provincie over twee steunorganisaties van een beperktere omvang. Beide worden geconfronteerd met overhead, huisvestings- en bedrijfsvoeringkosten. Daarom zullen uit efficiëntie- maar ook inhoudelijke overwegingen in ieder geval de mogelijkheden tot nauwe samenwerking tussen Partoer en Doarpswurk bekeken worden. In 2015 hebben Partoer en Doarpswurk maximale invulling gegeven aan afstemming, samenwerking en uitwerking van gezamenlijke ambities om te komen tot een efficiënte en effectieve uitvoering van de taken en bedrijfsvoering. 3.5 Wat levert het op? De nieuwe werkwijze betekent een breuk met de huidige situatie. Door nauw aan te sluiten bij ander beleid en andere partijen, en de daaraan verbonden middelen, zullen naar verwachting de positieve effecten van provinciaal handelen op het sociale weefsel van de Friese Mienskip toenemen. De nieuwe manier van werken draagt bij aan een daadwerkelijke integrale uitvoering van beleid. Door inbreng van kennis en netwerken op het terrein van sociaal beleid en zorg, die bij de kerntaken niet of onvoldoende in beeld zijn, kan de Friese samenleving een extra kwaliteitsimpuls krijgen. Er groeit met de nieuwe werkwijze bij de uitvoering van de kerntaken een vanzelfsprekende aandacht voor de driehoek people, planet en profit. Vanuit het menselijke perspectief zal de kwaliteit van de leefomgeving worden opgeplust. Er zal meer aandacht zijn voor het creëren 9
Ondersteunen van gemeenten bij de invoering van prestatieveld 1 van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning: “Het bevorderen van sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten”
14
en ondersteunen van sociale interactie. Er zal meer oog zijn voor bevorderen van maatschappelijke participatie bij aanbestedingen. Rond de sociaal economische ontwikkelingen zal het versterken van vaardigheden, capaciteiten of kennis gestimuleerd worden en een beter draagvlak onder de burgers voor de uitvoering van de kerntaken worden bewerkstelligd. Door het inrichten van de Sociale Spiegel van Fryslân zal er meer kennis ontstaan van de sociale staat van Fryslân. Deze kennis en informatie is nuttig voor het maken van beleid voor alle partijen die zich op het betreffende terrein begeven. 3.6 Hoe geven we de samenwerking met de gemeenten in de nieuwe situatie vorm? De medewerkers van het sociale kwaliteitsteam treden op als bemiddelaar voor gemeenten ten behoeve van het sociale - en zorgdomein. De gemeenten zijn de eerst verantwoordelijken voor het sociale domein. Gemeenten kunnen desgewenst bij de implementatie van de negen prestatievelden van de Wmo ondersteuning krijgen via de inzet Partoer. Daarnaast levert de provincie (o.a. via Partoer) beleidsinformatie waar gemeenten en andere organisaties en instellingen gebruik van kunnen maken. Bij de uitvoering van de provinciale kerntaken die gevolgen hebben op gemeentelijk – en/of lokaal niveau kan de provincie desgewenst met inzet van het sociaal kwaliteitsteam meerwaarde bieden door het leveren van kennis, kunde, het leggen van verbanden met soortgelijke ontwikkelingen elders en het aanbieden van gerichte sociale interventies. Het sociaal kwaliteitsteam functioneert als brug tussen gemeenten en provincie en werkt van buiten naar binnen. Het team zorgt voor een goede doorgeleiding van signalen, knelpunten en vragen. Het sociaal kwaliteitsteam kan desgewenst (op projectbasis) gedeeltelijk ook worden ingehuurd door gemeenten. 3.7 Bestuurlijke behartiging Tot 2015 is de transitie van het sociaal beleid ondergebracht bij één gedeputeerde. Het voorstel is vanaf 2015 het onderwerp sociale kwaliteit herkenbaar onder te brengen bij een gedeputeerde, analoog aan de huidige situatie bij bijvoorbeeld het onderwerp krimp en ruimtelijke kwaliteit. De gedeputeerde sociale kwaliteit behartigt en bewaakt de aandacht voor sociale kwaliteit in de andere beleidsvelden, maar is niet meer verantwoordelijk voor zelfstandig sociaal beleid. En we stoppen met… Dat we ons beperken tot de bovenstaande instrumenten betekent dat we vanaf uiterlijk 2015 ook afscheid nemen van een aantal zaken: Zelfstandig geformuleerd sociaal- en/of zorgbeleid Eigen budgetten voor sociaal beleid of zorgbeleid Ondersteuning provinciaal sociaal beleid door steunfuncties: dit beleid is er niet meer Permanente budgetondersteuning van de meeste budgetinstellingen (of als de redelijke termijn volgens de Awb dat vergt: uiterlijk 2016): deze functioneren ter ondersteuning van provinciaal sociaal beleid, dat dan niet meer bestaat.
15
3.8 Hoe snel zijn veranderingen mogelijk en welke aandachtspunten zijn van belang? De drie wettelijke provinciale taken, die in 2.2.zijn geschetst, worden ook in de toekomst in enige omvang uitgevoerd. Dit betekent dat de afspraken met steunfunctie organisatie Partoer, de taken die voortvloeien uit de Wet Ambulancevervoer en de taken in het kader van de Wet op de Lijkbezorging onder hoede van het Sociaal kwaliteitsteam blijven. Over Zorgbelang en Sensoor, twee van de elf maatschappelijke organisaties, worden momenteel op landelijk niveau (IPO en Rijk) nog afspraken gemaakt over de middelen en provinciale betrokkenheid c.q. inzet. Dit houdt in dat de uitkomsten van de onderhandelingen van invloed zijn op het wel of niet handhaven van provinciale financiering in de toekomst. Als de permanente budgetondersteuning voor steunfunctie organisaties en/of maatschappelijke organisaties wordt verminderd of beëindigd betekent dit in een aantal gevallen ontslag van medewerkers van de betreffende organisaties. De activiteiten waar geen beroep meer op wordt gedaan, worden zorgvuldig en gefaseerd afgebouwd. Hierbij dient de provincie een redelijke termijn in acht te nemen. De Provincie is en blijft nog betrokken bij projecten in uitvoering. Via recente SIF tenders zijn nog voor 1 tot 3 jaar verplichtingen aangegaan. De subsidievragers die via de laatste tender in december 2012 een subsidie ontvangen gaan uiteindelijk in 2013 van start. Uitgaande van een gemiddelde duur van een project van 2 jaar zal de definitieve afrekening uiteindelijk in 2015 plaatsvinden. Over Frieslab is een overeenkomst getekend door de provincie, zorgverzekeraar, gemeenten en het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Overeengekomen is het werk van Frieslab te verlengen met twee of drie jaar (t/m 2014 of 2015). Tot slot zijn er afspraken gemaakt met de Stellingwerven over de Aandachtsgebieden. De bedoeling was de aandachtsgebieden aan te pakken middels een langdurige inzet (2 maal 7 jaar = 2010-2023). Er is afgesproken dat er na drie jaar wordt geëvalueerd of de inzet en effecten overeenkomstig de verwachtingen zijn. In de beginjaren is inzet van Partoer (1 dag in de week) en ambtelijke inzet (1 dag per week)nodig. De structurele middelen Sociaal beleid en zorg, die na aftrek van frictiekosten mogelijk vrijvallen als gevolg van de gefaseerde afbouw van maatschappelijke organisaties en vermindering van budgetsubsidie voor de steunorganisatie Partoer, komen ten gunste van de VAR.
16
4. Het proces Om het eindbeeld uit de vorige paragraaf te bereiken is een reeks aan stappen en activiteiten nodig, die deels, ook uit overwegingen van behoorlijk bestuur, gefaseerd moeten worden uitgevoerd. Deze worden hieronder nader uitgewerkt. 4.1 Vooraf In het najaar van 2012 worden o.l.v. de gedeputeerde bijeenkomsten georganiseerd. Het doel is om met de Friese gemeenten, de maatschappelijke organisaties en de steunorganisatie Partoer in gesprek te gaan over de uitwerking van de afspraken n.a.v. het Bestuursakkoord, de rol en functies van de maatschappelijke organisaties, over de inzet van Partoer en de vorm, inhoud en werkwijze van de Sociale Spiegel van Fryslân; Aan gemeenten wordt gevraagd waar behoefte aan is. Denk aan de invulling van de wettelijke provinciale taak op het terrein van steunfunctiewerk en de ontwikkeling van de Sociale Spiegel van Fryslân. Verder wordt voorgesteld een stuurgroep in te richten. De betrokkenheid van maatschappelijke organisaties wordt in dit proces geregeld. Het jaar 2013 wordt benut om stappen met betrekking tot de samenwerkingsmogelijkheden op actuele thema’s in de samenleving te ondernemen en waarbij de Sociale Spiegel van betekenis kan zijn. Dit overleg wordt eveneens benut om de inzet van het steunfunctiewerk en maatschappelijke organisaties in het proces helder te krijgen. Gemeenten geven aan waar zij behoefte aan hebben. Hieronder wordt per jaar beschreven wat wij voor ogen hebben om uit te voeren. Deze activiteiten zijn onder voorbehoud en kunnen al naar gelang de situatie zich voordoet worden bijgesteld. Daarvoor informeert GS jaarlijks (aan het eind van ieder jaar) schriftelijk aan PS over de voortgang, zowel om helder te krijgen op welke wijze de sociale- en zorgcomponent een plaats krijgt in het provinciale beleid als de voortgang in het proces met de organisaties en gemeenten en de vorderingen inzake de samenwerking tussen de steunorganisaties. Aan de hand van deze schriftelijke verantwoording is agendering en bijstelling door PS mogelijk. 2012 * Vaststelling door PS van plan van aanpak transitie sociaal beleid; * Gesprekken met de Friese gemeenten, de maatschappelijke organisaties en de steunorganisatie Partoer over de beoogde veranderingen ten aanzien van de functies van de maatschappelijke organisaties, over de door gemeenten gewenste inzet door Partoer en de vormgeving en de werkwijze van de Sociale Spiegel van Fryslân; * Inrichting stuurgroep e.a. groepen met het oog op de ‘Veranderingen in het sociale en zorgdomein’ o.l.v. gemeenten * Overleg met Partoer en maatschappelijke organisaties over de ontwikkelingen in het sociale domein en zorg; * Inrichting en scholing ‘Sociaal kwaliteitsteam’; * Reeds ingezette interne samenwerking met andere beleidsterreinen wordt verder uitgebouwd, proefdraaien met enkele sociale interventies, * Inrichten interne werkgroep ‘Sociaal en zorg integraal’ ten behoeve van het herkenbaar integreren van sociaal beleid en zorg in nieuwe beleidsdocumenten aangaande de kerntaken van de provincie. Uitmondend in afspraken om betrokken te worden bij de beleidsontwikkeling van de provinciale kerntaken. 17
* Het identificeren van interne wensen t.a.v. de Sociale Spiegel van Fryslân; * Laatste tender SIF. 2013 * Stuurgroep e.a. werkgroepen ten behoeve van de ‘Veranderingen in het sociale- en zorgdomein’ ronden de opdracht voor 1 juli af. Resultaat: Helderheid zowel met betrekking tot samenwerkingsmogelijkheden met gemeenten in de ontwikkeling van de Sociale Spiegel, inzet steunfunctiewerk en welke functies die momenteel door de maatschappelijke organisaties worden uitgevoerd gemeenten wel of niet en hoe inbedden in het reguliere werk van de gemeenten. * Start onderzoek i.s.m. Plattelandsbeleid naar de mogelijkheden tot nauwe samenwerking Partoer en Doarpswurk;focus en overlap in beeld en verkenning samenwerkingsmogelijkheden en gezamenlijke ambities om te komen tot een efficiënte en effectieve uitvoering van de taken en bedrijfsvoering * Intern overleg ‘Sociaal en zorg integraal’ ten behoeve van het herkenbaar integreren van sociaal beleid en zorg in nieuwe beleidsdocumenten aangaande de kerntaken van de provincie. * Begin opbouw Sociale Spiegel. * Begin opbouw gereedschapskist projecten/voorbeelden sociale interventies; * Evaluatie aandachtsgebieden. Besluit over al dan niet voortzetting. 2014 * M.i.v. 1 januari 2014 een eerste vermindering van het budget Partoer (-€ 600.000,-) en 50% vermindering van budgetten van betreffende maatschappelijke organisaties naar aanleiding van de uitkomsten stuurgroep in 2013. * Sociaal kwaliteitsteam draait volledig, geeft adviezen ter verrijking van de provinciale kerntaken; * Sociale interventies raken ingeburgerd in ander beleid; * Nieuwe nota’s gaan standaard gepaard met input van het sociaal kwaliteitsteam inzake de sociale – en zorgcomponent; * Sociale Spiegel is up and running * In samenwerking met Plattelandsbeleid is de jaarlijkse afstemming tussen Partoer en Doarpswurk inzake opstellen van de productplannen een feit en wordt uitwerking gegeven aan de uitkomsten in 2013 inzake de samenwerking en ambities om te komen tot een efficiënte en effectieve uitvoering van taken en bedrijfsvoering. 2015 * Met ingang van 1 januari 2015 volgt de tweede vermindering van budget van de betreffende maatschappelijke organisaties (in principe naar € 0,-) met in bijzondere omstandigheden eenmalig gebruikmaking van een knelpuntenpot. Partoer krijgt een vermindering van € 600.000,- opgelegd. * Uiterlijk eind 2015 is het sociale beleid en zorg integraal opgegaan in andere beleidsterreinen, zoals verkeer en vervoer, ruimte en wonen (krimp), kenniseconomie en innovatie en wat betreft uitvoering vooral ook terug te vinden in de diverse streekagenda’s. * Aanvragen structureel budget ‘Sociale kwaliteit’ via de kaderbrief voor de begroting 2016. * Afronding gereedschapskist projecten/voorbeelden sociale interventies (periodiek updaten); * Evalueren en verbeteren nieuwe werkwijze. 18
* Partoer en Doarpswurk hebben maximale invulling gegeven aan afstemming, samenwerking en uitwerking gezamenlijke ambities om te komen tot een efficiënte en effectieve uitvoering van de taken en bedrijfsvoering. 2016 * Voltooiing transitie Sociaal beleid en Zorg. 4.2 De maatschappelijke organisaties Tot op heden hebben de volgende organisaties mede uitvoering gegeven aan het Sociale Beleid van de Provincie. Bij de uitvoering van het provinciale sociale beleid is ervan uitgegaan dat organisaties een middel zijn en niet een doel op zich. Hieronder schetsen we in het kort de maatschappelijke organisaties en de activiteiten die zij tot op heden in het kader van het provinciale sociale beleid uitvoeren en waar zij mee doorgaan tot het moment dat er sprake is van afbouw. Zorgbelang voert de volgende activiteiten uit: 1. Belangenbehartiging patiënten en cliëntenorganisaties 2.Versterking empowerment Friese zorgconsument 3.Inzichtelijk maken van de kwaliteitsbeleving van de Friese zorgconsument 4.Versterking van de invloed en medezeggenschap van de zorgconsument in (het verbeteren van de kwaliteit van) de zorginkoop en het zorgaanbod Sensoor: levert de 7x24 uurs vrijwillige telefonische hulp in psycho-sociale nood. HOOR voert de volgende activiteiten uit: 1.Bevordering acceptatie doven en slechthorenden; 2.Stimuleren participatie doven en slechthorenden; 3.Krachtenbundeling VG-belangen voert de volgende activiteiten uit: 1.Belangenbehartiging ouders/verzorgers van kinderen met een verstandelijke beperking 2.Versterking empowerment van ouders/verzorgers van kinderen met een verstandelijke beperking COC Friesland voert de volgende activiteiten uit: 1.Voorlichting 2.Gespreksgroepen 3.Deskundigheidsbevordering vrijwilligers 4.Toegankelijkheid zorginstellingen Centrum Tûmba voert de volgende activiteiten uit: 1.Antidiscriminatiebeleid: monitoring, preventie en actuele ontwikkelingen; 2.Producten die inhoud geven aan het begrip wereldburgerschap: serviceloket, websites, publieke opinie en projecten. Fries Samenwerkingsverband Uitkeringsgerechtigden voert de volgende activiteiten uit: 1.Informatie en voorlichting; 2.Ondersteuning lokale hulpverlening en belangenbehartiging; 19
3.Ondersteuning participatie; 4.Signalering structurele knelpunten en toetsing beleid; 5.Scholing en training vrijwilligers. Humanitas, Solidair Friesland en Protestants dienstencentrum voeren respectievelijk de volgende activiteiten uit: Humanitas: 1.bevordering maatschappelijke participatie achterstandsgroepen 2.ondersteuning en deskundigheidsbevordering vrijwillig kader van werkgroepen in Fryslân Solidair: 1.Bevordering maatschappelijke participatie van groepen in een achterstandsituatie door het inzetten van katholieke vrijwilligersgroepen. PDC: 1.Bevordering maatschappelijke participatie van groepen in een achterstandsituatie door het inzetten van kerkelijke vrijwilligersgroepen. Stichting Friese ouderenbonden voeren de volgende activiteiten uit: 1.Belangenbehartiging Friese ouderen, gericht op participatie 2.Versterking empowerment ouderen 3.Verbreding van toegankelijkheid (en gelijkwaardigheid) van regelingen en voorzieningen voor ouderen 4.Voorlichting
20
5. Financiën X 1000 €
2012
2013
2014
2015
Totaal
(1.015)
(1.015)
(1.015)
(4.060)
Structureel Maatschappelijke Organisaties
1
1.015
Steunfunctie Partoer
2
2.750 (2.750)
SIF tender 2012
3
1.800
Budget sociale kwaliteit (zie progr 10 begroting 2012)
4
(2.750)
(2.750)
(11.000)
Tijdelijk
Totaal
0
0
0
1.800
547
1.947
1.647
1.348
5.489
6.112
5.712
5.412
5.113 22.349
Toelichting: SIF tender 2012:.PS heeft besloten om de werkingsduur van de Sociale Agenda 2008-2011 met een jaar te verlengen, zodat dit als toetsingskader kan dienen voor de projectaanvragen. In 2012 is de laatste tender. Budget Sociale kwaliteit: De middelen zullen worden ingezet voor sociale kwaliteit . Sociale kwaliteit zal verlopen via de vijf pijlers, zoals beschreven in paragraaf 3.1 van deze notitie.
21
Bijlage 1. De structurele uitgaven bedragen tot met 2012 jaarlijks afgerond 3,8 miljoen euro. Hiermee worden producten van de volgende organisaties gefinancierd. x €1.000 Steunorganisatie Partoer (wettelijke taak) € 2.750 - producten op de vier thema’s van de Sociale Agenda (SA) - informatie- en kennispunten & onderzoek in het kader van de SA 11 Maatschappelijke organisaties (niet wettelijke taak) - HOOR (voorheen Fries Centrum voor Doven & Slechthorenden) - VG-Belangen Platform Fryslân (Verstandelijk Gehandicapten) - COC Friesland - Centrum Tûmba, inclusief anti-discriminatievoorziening - Fries Samenwerkingsverband Uitkeringsgerechtigden=FSU - Humanitas, Solidair Friesland en Prot.DienstenCentrum (samen) - Sensoor (Vrijwillige telefonische hulpdienst) - Stichting Friese Ouderenbonden - Zorgbelang (*1) Totaal
€ 152 € 6,5 € 50 € 110 € 176 € 17,5 € 168 € 25 € 310 --------€ 3.765
Voetnoot (*1) Zorgbelang ontvangt jaarlijks nog €150.000,- vanuit het budget jeugdzorg voor belangenbehartiging in de jeugdzorg.
22
Bijlage 2. Wet maatschappelijke ondersteuning Prestatieveld 1
Het bevorderen van sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten door middel van: - bevorderen bewonersparticipatie; - ondersteunen sociaal-cultureel werk en accommodaties; - het voeren van accommodatiebeleid; - ondersteunen buurtbeheer; - signaleren van problemen.
Prestatieveld 2
Op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden door middel van: - info/advies aan ouders en jeugd: - signalering; - toeleiding naar aanbod; - licht pedagogische hulp; - coördinatie van zorg op lokaal niveau.
Prestatieveld 3
Het geven van informatie, advies en cliëntondersteuning door middel van: - wmo loketten (al dan niet digitaal); - adviseurs voor vraagverheldering en bemiddeling.
Prestatieveld 4
Het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers door middel van : - producten ter ondersteuning van vrijwilligers en het formuleren van vrijwilligersbeleid; - producten ter ondersteuning van mantelzorgers en het formuleren van mantelzorgbeleid
Prestatieveld 5
Het bevorderen van deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een sociaal probleem, door middel van: - producten ter bevorderen van participatie (ontmoeting/maatjes) - producten ter ondersteuning zelfredzaamheid (praktisch); - innovatief product (inzetten van mensen met beperking in de samenleving: klussen, wijkrestaurant e.d)
Prestatieveld 6
Het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en aan mensen met een psychosociaal probleem ten behoeve van het behoud van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijk verkeer, door middel van: - individuele voorzieningen op basis van indicatie; - gemaksdiensten: klussen, maaltijden, alarmering enz.; 23
- casemanagement/woonbegeleiding/schuldhulp; -oude wet voorzieningen gehandicapten, waaronder woningaanpassingen, vervoer en hulpmiddelen; - oude algemene wet bijzondere ziektekosten, waaronder huishoudelijke hulp van de thuiszorg en ondersteunende- en activerende begeleiding. Prestatieveld 7
Het bieden van maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang.
Prestatieveld 8
Het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg, met uitzondering van het bieden van psychosociale hulp bij rampen.
Prestatieveld 9
Het bevorderen van verslavingsbeleid. Algemene acties voor de prestatievelden 7,8 en 9 zijn: - bevorderen van ketenbenadering op basis van cliëntprofielen; - preventie ter voorkomen van dakloosheid. Binnen de prestatievelden 7,8 en 9 is extra aandacht voor: - slachtoffers huiselijk geweld - re-integratie ex-gedetineerden (trajectfinanciering en scheiden wonen en zorg); - tijdelijke opvang zwerfjongeren met trajectfinanciering om te komen tot scheiden wonen en zorg
24
Bijlage 3: Hoofdstuk 6 uit “Fan mear nei better” Beleidsopgave 2010 – 2020 Demografische Ontwikkelingen Fryslân Koöperaasje Fryslân,November 2010 Doel: om te laten zien op welke wijze de sociale en zorgcomponent wordt meegenomen in andere (beleids)terreinen, zoals bij de voorzieningenspreidingsplannen in het kader van Krimp en Streekagenda’s. 6. Zorg, leefbaarheid en welzijn 6.1 Gevolgen van demografische ontwikkelingen voor zorg, leefbaarheid, welzijn Financiering van maatschappelijke voorzieningen Voorzieningen kunnen onderscheiden worden in publieke voorzieningen (door de overheid gefinancierd), commerciële voorzieningen (door de markt georganiseerd) en gemeenschapsvoorzieningen (door de lokale bevolking georganiseerd en vaak mede door de overheid gefaciliteerd door investerings- en/of exploitatiesubsidies). Via plattelânsprojekten en Doarpswurk is er bijvoorbeeld een constante stroom van projecten van onderop mogelijk die deels bekostigd wordt uit het pMJP onderdeel sociaaleconomische vitalisering, verbrede plattelandseconomie en dorpshuizen. Als gevolg van de demografische ontwikkelingen ontvangen overheden minder inkomsten (OZB, grondexploitaties). Hierdoor komen overheidsfinanciën en dus ook de financiering van maatschappelijke voorzieningen onder druk te staan. Bereikbaarheid van voorzieningen Wanneer als gevolg van demografische ontwikkelingen de noodzaak ontstaat tot clusteren of sluiten van voorzieningen, komt de bereikbaarheid van voorzieningen in het geding. Het gaat dan niet om die ene school, die ene winkel of dat ene verzorgingstehuis. Het gaat om het totaal aan voorzieningen en de bereikbaarheid ervan. Vraag naar zorg en aanbod zorgpersoneel Ontgroening en vergrijzing resulteren de komende decennia enerzijds in een toename van de vraag naar zorg, terwijl anderzijds sprake is van een tekort aan geschikt personeel in de zorg. Niet alleen omdat cijfermatig het aantal ouderen groeit en het aantal jongeren daalt, ook omdat de beroepsbevolking tussen de 25 en 65 jaar gaat dalen. We staan voor de opgave om de kwantiteit en kwaliteit van zorg en voorzieningen af te stemmen op de nieuwe veranderende samenstelling van de bevolking. Er is onvoldoende diversiteit aan woonvormen beschikbaar voor ouderen. We voorzien een vraag naar meer diversiteit aan tussenvormen van zelfstandig wonen waarbij de ouderen zelf diensten en voorzieningen inkopen, groepsgewijs wonen en wonen-met-zorg. Leefbaarheid Naast deze concrete gevolgen zijn er ook minder zichtbare gevolgen. De Friese dorpen kenmerken zich door een grote mate van zelfredzaamheid11. Dit is het vermogen van groepen om zichzelf te kunnen redden, hun doelen te kunnen verwezenlijken, die leiden tot een meer leefbare lokale samenleving. Dit uit zich in een rijk geschakeerd verenigingsleven: binnen- en buitensport, cultuur, cultuurhistorie, vrije tijd, educatie en evenementen. 25
Vrijwilligers in dorpen creëren hun eigen voorzieningen. Sportaccommodaties en dorpshuizen zijn hier belangrijke voorbeelden van. Ontmoetingsruimten-/plekken zijn belangrijk voor de leefbaarheid in de dorpen. De veranderende bevolkingssamenstelling, de grotere mobiliteit en voor sommige dorpen de afnemende inwoneraantallen hebben gevolgen voor de sociale netwerken waarin mensen (jong en oud) participeren, het draagvlak voor verenigingen en hun activiteiten zal verschralen en daarmee ook de leefbaarheid van de kernen. Voor de groeiende groep ouderen kan het lastiger worden om hun sociale netwerk vitaal te houden en eenzaamheid te voorkomen. Tegelijkertijd vormen de ouderen een grotere groep waardoor er meer contact kan zijn en vormen zij een grote groep potentiële vrijwilligers. Voor de groep jongeren kan het aanbod voor onderwijs, sporten en jeugdactiviteiten minder worden. Onderzoek van prof. Thissen (Universiteit van Amsterdam) wijst uit dat sommige dorpen vatbaarder zijn voor een neerwaartse spiraal dan andere. Die vatbaarheid verklaart Thissen vanuit de vaardigheden en capaciteiten van inwoners om (nieuwe) sociale netwerken vitaal te houden. De vitaliteit van een dorp vormt daarmee een belangrijk aandachtspunt bij de aanpak van aan krimp gerelateerde vraagstukken. 6.2 Relaties met andere beleidsvelden De beleidsvelden zorg, welzijn en leefbaarheid kennen duidelijke relaties met de beleidsvelden wonen, arbeidsmarkt, mobiliteit & infrastructuur en onderwijs. Wonen Een goede woning en een aantrekkelijke woonomgeving bepalen voor een groot deel de aantrekkelijkheid van een dorp. Kans op ontmoeting, op contact, de mate van sociale cohesie, is de tweede belangrijke pijler voor een leefbaar dorp. Daling van inwonertal en wijziging in de bevolkingssamenstelling zullen van grote invloed zijn op de mate waarin vrijwilligers in staat zijn om het verenigingsleven en de accommodaties gezond te exploiteren. Vanuit de gedachte dat mensen zolang mogelijk thuis blijven wonen in de eigen omgeving, is het van belang verbanden te leggen met de behoefte van de doelgroepen die zorg nodig hebben. Ouderen en mensen met een beperking hebben ondersteuning nodig om zo lang mogelijk thuis te kunnen blijven wonen: qua aanpassingen in huis en qua hulp bij aankleden, koken en verzorging. Mantelzorg en vrijwilligerswerk spelen een belangrijke rol hierin. De effecten van de demografische ontwikkeling is tweeledig op deze terreinen. Enerzijds is de verwachting dat mantelzorg onder druk komt te staan vanwege de stijgende arbeidsparticipatie. Anderzijds vormen de grotere groep ouderen ook een grotere groep potentiële vrijwilligers. Arbeidsmarkt Om de (sociale) ondersteuning en zorg in Fryslân te kunnen blijven bieden, is voldoende en gekwalificeerd personeel nodig die ondersteuning en zorg biedt. Voor zorg en welzijn is het van belang om voldoende gekwalificeerd personeel te behouden en aan te trekken. Voor het hoger onderwijs is het eveneens van belang om voldoende gekwalificeerd personeel te Economie, bedrijvigheid Bedrijvigheid is ook een fundament onder leefbaarheid. Ondernemers zijn belangrijk als bestuurlijk kader in het verenigingsleven. Vrijkomende agrarische bebouwing (vab) biedt ook prima kansen voor woon-werk-combinaties. Sommige ondernemers, specifiek gericht op 26
kleinschalige bedrijvigheid, behoeven eerder een goede ICT-infrastructuur dan een autosnelweg. Mobiliteit en infrastructuur Nabijheid van voorzieningen is niet altijd meer mogelijk. De focus wordt gelegd op de bereikbaarheid van deze voorzieningen. Mobiliteit is kostbaar en kan onder invloed van energieschaarste duurder worden, de minst draagkrachtige groepen en chronisch zieken kunnen in een isolement terecht komen. Nieuwe, energiezuinige vormen van vervoer bieden kansen. Energietransitie heeft onmiskenbaar een raakvlak met vitale dorpsgemeenschappen in de toekomst. Basisonderwijs De vanzelfsprekendheid van basisscholen in elk dorp is niet meer aan de orde. Bereikbaarheid en kwaliteit worden belangrijker. 6.3 Gewenst perspectief en beleidsopgave Fryslân is en blijft een leefbare provincie om te wonen, te werken, te recreëren en te studeren. Het onderdeel zorg, welzijn en leefbaarheid richt zich daarbij op de volgende beleidsopgaven: Een kwalitatief goed basisaanbod van zorg- en welzijnsvoorzieningen is beschikbaar en bereikbaar voor alle inwoners van Friesland. Dorpsgemeenschappen blijven aan zet om zelf leefbaarheid handen en voeten te geven. De visie, kennis en werkkracht bij de dorpsgemeenschappen worden benut bij het in beeld brengen van toekomstperspectieven voor voorzieningen en activiteiten in dorpen. Zorg en welzijn worden de grootste werkgever in Friesland en dat vraagt om voldoende en kwalitatief goed personeel en creatieve oplossingen om zorg en welzijn te kunnen blijven bieden. Het stimuleren van sociale steunstructuren, zodat door informele zorg mensen zo lang mogelijk thuis kunnen blijven wonen, als aanvulling op de formele zorg. Creatieve verbindingen blijven maken tussen zorg, onderwijs (hogeschool/Regionale Opleidingscentra en University Campus), economie en wonen. Kansen voor vestiging en/of uitbreiding van kleinschalige bedrijvigheid verzilveren, mits passend in ruimtelijk en milieubeleid.
27
Bijlage 4: Uitwerking workshop rol sociaal beleid bij andere beleidsterreinen, 13 december 2011
Terreinen waarop sociaal beleid een rol kan spelen Beleidsveld Kennis en economie
Thema Duurzaamheid
Digitale agenda
Arbeidsmarkt
Toerisme
Onderwerp Sociaal beleid kan in algemene zin helpen invulling te geven aan de people-poot in de people, planet, profit driehoek van duurzaamheid. Verder kan sociaal beleid, o.a. via haar netwerk, helpen invulling te geven aan het creëren van duurzaamheidsnetwerken in bijv. zorginstellingen. Bij initiatieven tot kleinschalige duurzaamheid via bijvoorbeeld duurzame energieopwekking zou sociaal beleid kunnen adviseren om in die gevallen ook de sociale samenhang component hiervan optimaal te benutten (t.b.v. leefbaarheid platteland). Tenslotte kan sociaal beleid helpen partijen te nomineren, de sector te benaderen e.d. t.b.v. de duurzaamheidprijs die wordt uitgereikt aan duurzaamheidsinitiatieven in de zorg. Bij de digitale agenda is behoefte aan menskracht, bijvoorbeeld uit de sociale hoek. Inhoudelijk kan het programma sociale innovatie een bijdrage vanuit sociaal beleid goed gebruiken. Ook kan sociaal beleid een rol spelen ten aanzien van ICT en (toegankelijkheid van) voorzieningen. Bij het realiseren van zorg op afstand, opleiden van mensen in het gebruik daarvan en benaderen van zorgverleners kan sociaal beleid een goede rol spelen. Sociaal beleid kan kennis en een netwerk leveren, en toegang tot specialistische kennis over digitale zorgmethoden, benaderen/opleiden van ouderen, enz. Sociaal beleid zou een rol kunnen spelen in het mobiliseren van arbeidspotentieel en optimaliseren van participatie, bijvoorbeeld in de activering van inactieven, en dan met name de groep met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt. Een specifieke bijdrage zou kunnen liggen bij de arbeidsmarkt in de zorg (genoemd in coalitieakkoord), via kennis, het netwerk, bijdragen in projecten ter ondervanging van de (verwachte) personeelstekorten. bij ‘toerisme met zorg’ zou sociaal beleid een rol kunnen spelen, onder andere via ervaring en informatie over toegankelijkheid(swensen). Bij het toeristisch beleid zou een relatie gelegd kunnen worden met grote evenementen op sportgebied, bij het leggen van focus vanuit de 28
Cultuur en mienskip
Sted en plattelân
provincie het sportperspectief naast het toeristisch perspectief kunnen leggen. Ook het Olympisch plan kan gekoppeld worden aan het toeristisch beleid. EU 2020 agenda Er zou een bijdrage van sociaal beleid kunnen liggen ten aanzien van de EU 2020 agenda voor ‘inclusieve groei’ (naast slimme en duurzame groei) Healthy ageing het netwerk van sociaal beleid en kennis over Healthy ageing zouden een rol kunnen spelen in de diverse initiatieven om innovatie te bewerkstelligen. Cultuurparticipatie/- een bijdrage kan liggen in het helpen bevorderen educatie van cultuurparticipatie/-educatie, ook als middel tot verhoging van sociale participatie en samenhang (amateurparticipatie). Onderwijs sociaal beleid kan ondersteunend werken ten aanzien van het realiseren van passend onderwijs, door toegang tot specialisten, afstemmen. Ook is er een raakvlak tussen spreiding van onderwijsvoorzieningen en de algemene spreiding en toekomst van voorzieningen. Friese taal een succesvolle aanpak van het Fries in de zorg kan worden geholpen door de toegang van sociaal beleid tot het zorgnetwerk en kennis van de zorgwereld Fryske sporten Er kan een bijdrage liggen in het afstemmen van het beleid t.a.v. Fryske sporten op het sportbeleid algemeen. Openbaar vervoer Diverse partijen (provincie, gemeenten) krijgen beduidend minder geld voor openbaar vervoer, WMO-vervoer en dergelijke. Mede daarom wordt gezocht naar samenwerking tussen kleinschaligere vormen van openbaar vervoer en bijvoorbeeld WMO-vervoer, maar ook andere vormen van lokaal vervoer. Sociaal beleid zou aan die zoektocht kennis over bijvoorbeeld WMO(-regelgeving), toegang tot relevante netwerken/instellingen, eventueel onderzoek (Partoer) over vervoersmiddelen in bezit en gebruik van partijen, over bereidheid tot eigen vrijwilligersinitiatief in dorpen, meeschrijven aan projectvoorstellen/statenvoorstellen/beleidsnota’s, het betrekken van de gemeenschap en het inbrengen van een breder voorzieningenperspectief kunnen bijdragen. Op dit terrein speelt een concrete pilot in de gemeente Ferwerderadiel. Verkeersveiligheid bijdrage sociaal beleid bij voorlichting over verkeersveiligheid vanuit kennis over bijvoorbeeld jeugd en alcohol, of de benadering van doelgroepen als ouderen. Ook hier kan weer 29
Wandel- en fietspaden
Grote infraprojecten (N381 en Centrale As)
Vaarwegen/wegen
Plattelandsbeleid
Wonen
kennis over relevante wetgeving, het beschikbare netwerk en de mogelijkheden om dwarsverbanden tussen diverse ontwikkelingen in zorg en welzijn en mogelijkheden tot veiligheidsvoorlichting leiden tot bijdragen van sociaal beleid advies zou kunnen worden gegeven over hoe en waar deze ook ten behoeve van sportief gebruik het gunstigst zouden kunnen worden aangelegd. Sport Fryslân zou hier ook een rol kunnen spelen Bij deze projecten wordt aan de aanleg van de wegen een breed pakket gekoppeld van andere compenserende projecten. Hier zou sociaal beleid een rol kunnen spelen in advisering over projecten in de sociale sfeer, in de zin van ideeën aandragen over wat zou kunnen en zinvol zijn gezien de sociale context, kennis van het regionale netwerk en algemene inhoudelijke kennis, leggen van verbindingen met dat netwerk, inzet van kwetsbare groepen in de aanleg van de weg of compenserende projecten, waarbij het doel gericht is op het participeren, het meedraaien in leerwerktrajecten en behalen van startkwalificaties een taak zou kunnen liggen voor sociaal beleid als het gaat om varende ambulances. De verantwoordelijkheid voor het ambulancenetwerk en aanrijtijden is een wettelijke taak van de provincie. Taak bij aanbestedingen (zie daar). Mogelijke bijdragen van sociaal beleid liggen op terreinen als dorpshuizen, bevorderen van de leefbaarheid, zorg voor bewoners van het platteland, ICT (o.a. ten aanzien van de voorafgaande terreinen), vrijwilligers, opleidingen bijvoorbeeld in omgang met ICT, kleinschalige economie, en ook in sterke mate voorzieningen. Daarbij kan kennis over de huidige aanwezigheid van voorzieningen, behoeften op dat terrein, het opstellen van scenario’s (bijvoorbeeld door Partoer, Zorgbelang), helpen in totstandbrenging van voorzieningenplannen, afstemmen tussen relevante partijen en kennis van netwerken, identificeren van lacunes, leggen van dwarsverbanden allemaal een bijdrage van sociaal beleid of de steunfuncties zijn. Een concreet initiatief dat bijdraagt aan lokale leefbaarheid en sociale samenhang is dat van de sportdorpen. Bij wonen wordt de combinatie wonen en zorg steeds belangrijker. Het gaat dan vooral om omvorming van de bestaande woningvoorraad om die combinatie te verbeteren. Op dit terrein 30
Beleidsveld doorsnijdend
Streekagenda’s
Krimp
Aanbestedingen
kan sociaal beleid kennis en contacten leveren, verbinden, via Partoer scenario’s, ‘huistesten’, informatie en onderzoek leveren, koppeling met de streekagenda’s leggen, pilots trekken. Een financiële bijdrage is vanzelfsprekend ook altijd welkom, bijvoorbeeld voor voorzieningen in woningen. Ook kunnen op dit terrein bijdragen van sociaal beleid op het niveau van beleidsformulering liggen, bij strategie, in een rol als aanjager die innovatie stimuleert. Er wordt een rol gezien van sociaal beleid in de totstandkoming van de nieuwe streekagenda’s. Dat kan ten aanzien van diverse onderwerpen, bijvoorbeeld zorgtoerisme Ook zou een signalerende functie over bijvoorbeeld ontwikkelingen waar wat aan/mee zou moeten gebeuren goed gekoppeld kunnen worden aan de te maken streekagenda’s. een bijdrage van sociaal beleid via advisering over de spreiding van (o.a. sport)voorzieningen en de verhouding op dat terrein tussen stad en platteland. Ook het netwerk vanuit sociaal beleid, helpen met participatie vanuit lokale gemeenschappen en informatieverschaffing (bijvoorbeeld door Partoer) kan helpen in beleid en uitvoering rond krimp bij aanbestedingen helpen invullen van de verplichting om duurzaam (ook sociaal) aan te besteden, door suggereren ideeën, assisteren in offerteaanvraag, e.d.
Manieren waarop sociaal beleid een rol kan spelen Wat kan sociaal beleid dan bijdragen op de bovenvermelde terreinen? Uit de discussie kwamen een aantal mogelijke bijdragen van sociaal beleid die bij de meeste onderwerpen als zinvol werden gezien: 1) Kennis. De mensen van sociaal beleid (of steunfuncties) beschikken over relevante kennis die ook voor andere beleidsvelden nuttig kan zijn. Dan gaat het om onder andere om kennis over beleidsinhoud, kengetallen, specifieke (regionale) situaties en geldende visies/beleidskaders (eigen, landelijk, lokaal). Gebaseerd op die kennis een signalerende functie over bijvoorbeeld ontwikkelingen waar wat aan/mee zou moeten gebeuren. Die rol zou goed gekoppeld kunnen worden aan de te maken streekagenda’s. Naast eigen kennis biedt sociaal beleid ook toegang tot specialistische kennis (kennisinstituten e.d.) op haar terrein. Tenslotte kan sociaal beleid naast bestaande kennis ook nieuwe, voor andere beleidsterreinen relevante kennis laten scheppen, door bijvoorbeeld Partoer onderzoek te laten doen of scenario’s laten creëren. 2) Advisering/ideeën aandragen. Gebaseerd op de kennis van sociaal beleid kan men adviezen verschaffen over de inrichting van concrete projecten, benaderen van partijen, financieringsmogelijkheden, zinvolle pilots, offerteaanvragen bij aanbestedingen, enzovoorts. 31
3) Netwerk. Het netwerk op de terreinen sociaal beleid, zorg en sport wordt als van potentieel grote waarde gezien. 4) Procesfunctie. Er wordt een mogelijke procesfunctie voor sociaal beleid gezien ten aanzien van participatie van gemeenschappen, door bijvoorbeeld te helpen in totstandbrenging van voorzieningenplannen en afstemmen tussen relevante partijen, pilots trekken, te functioneren als aanjager die innovatie met componenten van sociaal beleid (bijv. op het platteland) stimuleert. 5) ‘Herinneringsfunctie/stimuleren integraal beleid. Sociaal beleid zou ten aanzien van de andere beleidsterreinen een functie kunnen vervullen als herinnering aan het belang van sociaal beleid. In ieder geval in de transitie naar het verdwijnen van sociaal beleid als zelfstandig beleidsterrein (na enkele jaren is het hopelijk niet meer nodig) zou sociaal beleid het belang van de sociale component ‘tussen de oren’ moeten krijgen bij andere beleidsvelden, onder andere door zo concreet mogelijk te zijn over de invulling van wat andere beleidsterreinen met sociaal beleid/zorg kunnen doen. Een tijdelijke modus om sociaal beleid tussen de oren te krijgen zou het opnemen van een verplichte sociale paragraaf in ander beleid kunnen zijn. Wel is het uiteindelijke doel integraal beleid, en dus zo snel mogelijk verdwijnen van de noodzaak van die paragraaf. Concreet zouden mensen van sociaal beleid bij de formulering van nieuw beleid op relevante terreinen aan tafel moeten zitten zodat zorg en welzijn meegenomen wordt. Op deze wijze draagt sociaal beleid bij aan het verbreden/integraler maken van onze beleidsformulering (en de uitvoering!). 6) Handjes. Als inhoudelijk sociaal beleid wordt geïncorporeerd in andere beleidsterreinen is ook domweg een urenbijdrage in ambtelijk werk welkom, bijvoorbeeld om voor de sociale component (mee) te schrijven aan projectvoorstellen/statenvoorstellen/beleidsnota’s. Gezien de beperkte beschikbare menskracht zullen in dat opzicht keuzes moeten worden gemaakt, zowel inhoudelijk als op het niveau van type bijdrage waarop vooral de focus zou moeten liggen. 7) (Tijdelijk) pioniersfunctie qua werkwijze. Door de noodzaak om haar werkwijze te veranderen, meteen te incorporeren in de nieuwe werkwijze van de streekagenda’s en noodgedwongen altijd te integreren in andere beleidsterreinen, kan sociaal beleid in potentie een tijdelijke pioniersfunctie vervullen in het tot stand brengen van een nieuwe werkwijze met wellicht (deels) bredere toepasbaarheid binnen de organisatie.
8) (Financiële) middelen. Sociaal beleid heeft nog de beschikking, in ieder geval de komende jaren, over diverse miljoenen. Die zijn vanzelfsprekend altijd welkom. Hoe kan sociaal beleid het beste bijdragen op de bovenvermelde terreinen? De hoe-vraag, de vraag naar de toekomstige werkmethodes, indeling, bezetting e.d. van sociaal beleid is nog nauwelijks beantwoord, mede door enig tijdgebrek aan het eind van de workshop. Ten aanzien van de kennisbijdrage is wel geopperd dat de mensen van sociaal beleid zouden moeten functioneren als invliegende flexpoolers, ingehuurde kennis, om zo kennis te borgen. Men zou de kennis van sociaal beleid kunnen laten ‘inhuren’ bij bijvoorbeeld programma’s en projecten. Een verdere uitwerking van het hoe is nodig. Zie voor voorgestelde stappen in het Plan van Aanpak.
32