RUNNING HEAD: WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
Transitie Jeugdzorg De werkzame factoren van sociale wijkteams voor jeugd en gezin. 23-06-2014
Master Opvoedingsondersteuning Universiteit van Amsterdam Student: Maud van Putten Studentnummer: 10645128 Begeleider UvA: Dr. P. Hoffenaar Tweede beoordelaar: Dr. R. Fukkink Begeleiders de JeugdZaak: Zefanja van der Kolk & Annemiek van Woudenberg
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS Abstract In 2015 zal de transitie en transformatie van de jeugdzorg plaatsvinden in Nederland. Sociale wijkteams worden op dit moment veelvuldig in gemeenten ingezet, om vorm te geven aan deze transformatie. Het is echter nog niet bekend of deze wijkteams zo effectief zijn als wordt verwacht (Boer en Van der Lans, 2013). In dit kwalitatieve onderzoek werden daarom de werkzame factoren van deze wijkteams onderzocht. Om het onderzoek in te kaderen werden er drie mogelijk werkzame concepten als startpunt genomen, die aan de hand van literatuur verder zijn uitgewerkt. Het gaat om de volgende concepten: eigen kracht, lokaal werken en teamverband. Voor dit onderzoek werden drie jeugd- en gezinsteams geselecteerd in drie gemeenten. Het onderzoek heeft een etnografische insteek, waarbij twee kwalitatieve vormen van dataverzameling werden toegepast: diepte-interviews en participerende observaties. Uit deze kwalitatieve studie komen negen werkzame factoren naar voren. De meeste factoren werden zowel door professionals als ouders genoemd en waren daarnaast in de observaties terug te zien. De drie concepten: lokaal werken, eigen kracht en teamverband, komen uit deze studie naar voren als werkzame factoren. Naast deze drie concepten zijn er ook zes andere factoren gevonden, die bijdragen aan de werkzaamheid van de jeugd- en gezinsteams. Het gaat om: laagdrempeligheid, flexibiliteit, snelheid, transparantie, integraal werken en maatwerk. Daarnaast komen er ook diverse randvoorwaarden naar voren die van belang zijn om als team goed te kunnen functioneren. In dit onderzoek worden diverse aanbevelingen gedaan voor de teams zelf en voor verder onderzoek. Onder andere het belang van monitoring wordt aangehaald.
2
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS Abstract In 2015 a transformation and transition of the youth care will take place in Holland. In many cities „sociale wijkteams‟ are an instrument to shape this transformation. Right now there is no evidence that these teams are as effective as anticipated (Boer en Van der Lans, 2013). In this qualitative research the effective factors of these teams are examined. Three possible effective factors were identified and will be used as sensitizing concepts: empowerment, community-based working and working in a team. For this research three youth- and family teams were selected. This research has an ethnographic approach. Two different qualitative methods were used for data collection: indebt-interviews and participant-observations. In this research nine effective factors are identified. Most of these factors were mentioned by professionals as well as parents and were obtained through observations. The three concepts: empowerment, community-based working and working in a team, are identified as effective factors. Besides these three concepts six other factors were found, that contribute to the effectiveness of the teams. These factors are: fastness, transparency, approachability, flexibility, integral working and a measured approach. In addition a few preconditions were found to be important for the functioning of the teams. In this research several recommendations for the team itself and for future research are made. Among other things the importance of monitoring is cited.
3
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS Inhoudsopgave 1. Theoretisch kader 1.1 Transitie jeugdzorg
p.6
1.2 Sociale wijkteams
p.10
1.2.1
Eigen kracht
p.11
1.2.2
Lokaal werken
p.14
1.2.3
Teamverband
p.15
1.3 Onderzoek naar sociale wijkteams
p.17
1.4 Praktische en maatschappelijk relevantie
p.19
1.5 Onderzoekvragen
p.20
2. Methode
p.21
2.1 Procedure
p.21
2.2 Jeugd- en gezinsteams
p.22
2.2.1 Jeugd- en gezinsteam Goes
p.24
2.2.2 Jeugd- en gezinsteam Amersfoort
p.24
2.2.3 Basisteam Land van Cuijk
p.24
2.3 Methode
p.25
2.4 Analyse
p.27
3. Resultaten
p.28
3.1 Werkzame factoren
p.28
3.2 Randvoorwaarden
p.48
4. Discussie
5.
p.6
p.49
4.1 Beperkingen
p.56
4.2 Aanbevelingen
p.57
Literatuurlijst
p.62
4
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS 6. Bijlagen
p.70
6.1 interviewlijst professionals
p.70
6.2 interviewlijst ouders
p.72
6.3 algemene vragen projectleiders
p.73
6.4 Observatieschema
p.74
6.5 Informed consent formulier
p.75
6.6 Informatiebrochures
p.76
6.7 Codes
p.80
5
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS 1. Theoretisch kader In 2015 zal de transitie en transformatie van de jeugdzorg plaatsvinden in Nederland (Nederlands Jeugdinstituut [NJI], 2013). Sociale wijkteams worden op dit moment veelvuldig in gemeenten ingezet, om vorm te geven aan deze transformatie (Boer & Van der Lans, 2013). In dit onderzoek worden deze sociale teams en de mogelijke werkzame factoren van deze teams onderzocht aan de hand van een kwalitatief onderzoek. In dit hoofdstuk wordt door middel van eerder onderzoek getracht een beeld te vormen over de sociale wijkteams. Om zicht te krijgen op het kader waarbinnen deze ontwikkeling zich voordoet, wordt eerst een beeld geschetst van de transitie en transformatie van de jeugdzorg. Vervolgens worden deze teams vanuit de literatuur nader omschreven. Verschillende kenmerken worden aan de hand van de literatuur verder belicht. Op basis van eerder studies naar deze teams zal vervolgens de onderzoeksvraag van dit onderzoek worden geformuleerd. Uiteindelijk worden de praktische en de maatschappelijk relevantie van dit onderzoek beschreven. 1.1Transitie jeugdzorg In 2015 wordt de transitie van de jeugdzorg een feit. Alle ondersteuning en zorg voor jeugd en gezinnen wordt dan de verantwoordelijkheid van de gemeenten (NJI, 2013). Het uitgangspunt van de overheveling van de verantwoordelijkheden is dat de jeugdhulp efficiënter en effectiever geregeld kan worden op lokaal niveau (Ministerie van VWS & Ministerie van V&J, 2013). Deze transitie is geen nieuw verschijnsel binnen Europa. In diverse landen wordt de jeugdzorg al op lokaal niveau georganiseerd (Berg-Le Clerq, Bosscher, & Vink, 2012). Naast deze transitie zal er ook een transformatie van de jeugdzorg plaatsvinden. Deze transformatie is gericht op een nieuwe opbouw van de ondersteuning en zorg voor de jeugd in hun eigen sociale omgeving, met een integrale aanpak van de problematiek indien nodig (JSO, 2013). Het uiteindelijke doel van deze transformatie is de „eigen kracht‟ te versterken van de jeugdige zelf en daarnaast van de gezinnen en sociale 6
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS omgeving die om de jeugdigen heen staan (Ministerie van VWS & Ministerie van Ven, 2013). Deze transitie en transformatie vinden plaats met het idee dat de zorg anders georganiseerd moet worden. In figuur 1.1 is een overzicht te zien van het huidige stelsel van de jeugdzorg in Nederland. Zoals in dit figuur is terug te zien, bestaat het stelsel op dit moment uit een nulde lijn, eerste lijn en tweede lijn zorg. In de nulde lijn bevinden zich alle basisvoorzieningen voor jeugdigen zoals scholen en kinderopvang. In de eerste lijn gaat het om de lichtere hulpverlening zoals opvoedingsondersteuning. In de tweede lijn gaat het om meer intensieve zorg. Bureau jeugdzorg, (huis)artsen, CIZ en rechters bewaken de toegang tot onderdelen van deze zorg. Het gaat onder andere om de jeugd- & opvoedhulp, jeugdggz,jeugd-(L)VB, de jeugdbescherming- en reclassering, en het Advies- en meldpunt kindermishandeling (Van Yperen & Van Woudenberg, 2011).
Figuur 1.1 Huidige stelsel jeugdzorg(NJI, 2014)
7
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS Het NJI (2014) noemt verschillende knelpunten binnen dit stelsel: de versnippering van de zorg, het zwaartepunt bij de zwaardere problematiek, het zogenaamde „doorschuifmechanisme‟, de toename van zorggebruik en het „waterbedeffect‟. Deze knelpunten zullen kort worden toegelicht. In de eerste plaats is sprake van versnippering: er zijn te veel verschillende voorzieningen, wettelijke kaders en financieringsstromen en dit bemoeilijkt transparantie en integraliteit van de zorg (NJI, 2014). Het ontbreken van samenhang in de voorzieningen van de zorg is een groot probleem in Nederland (Weerd & Kroonenman, 2004).Ten tweede ligt in het huidige stelsel de nadruk op de zwaardere gespecialiseerde zorg, dit terwijl er weinig geld en aandacht beschikbaar is voor preventie en algemene jeugdvoorzieningen (NJI, 2014). Dit kan mogelijk verklaard worden door drie ontwikkelingen in de samenleving: criminalisering van problematisch gedrag van kinderen, opvoedingstaken vertalen in orthopedagogische en psychopathologische termen en de daling van het jeugd tolerantieniveau (Hermanns, 2009). Ten derde is er sprake van een„doorschuifmechanisme‟. Hiermee wordt bedoeld dat er te veel wordt doorverwezen binnen de zorg (NJI, 2014; Van Yperen & Stam, 2010). Hierdoor duurt het te lang voordat jeugdigen passende hulp krijgen aangeboden (NJI, 2014). Als vierde punt wordt de toename van het zorggebruik genoemd; de vraag naar gespecialiseerde hulp blijft toenemen (NJI, 2014). Dit valt echter niet te verklaren vanuit een daadwerkelijke toename van de problematiek. Uit verschillende onderzoeken blijkt namelijk dat het goed gaat met de jeugdigen in Nederland en dat problemen eerder afnemen dan toenemen (Hermanns, 2009). De toename van zorggebruik kan ondermeer verklaard worden door voorgaande knelpunten (NJI, 2014). Als laatste knelpunt wordt het waterbed effect genoemd. Door de instroom in een bepaald deel van de zorg te willen beperken, zorgt dit voor een toename van de zorg in een ander deel van het stelsel (NJI, 2014). Dit kan deels verklaard worden door een eerder genoemd knelpunt: het ontbreken van samenhang in de zorg (Van Yperen & Stam, 2010).
8
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS Uit bovenstaande informatie kan afgeleid worden dat er veel problemen zijn binnen het huidige stelsel. Er is behoefte aan verbetering en een meer samenhangend beleid, door middel van een nieuwe opbouw van de zorg. Binnen deze heropbouw gaan alle verantwoordelijkheden naar de gemeente; het gaat om zowel preventie, vroege hulp als alle vormen van gespecialiseerde hulp. Hierbij is er ook sprake van één financieringsstroom (JSO, 2012). De nieuwe visie van dit stelsel is gestoeld op twee pijlers. De eerste pijler is gericht op „het verbeteren van de kwaliteit van de omgeving‟, door middel van meer informele steun en het verbeteren van de algemene sociale voorzieningen. De tweede pijler betreft „het versterken van een samenhangende zorgstructuur‟. De zorg wordt hierbij onderverdeeld in drie compartimenten. In de eerste plaats het compartiment „de opvoeding versterken‟. Hieronder valt onder ander de opvoedingsondersteuning, preventie en het activeren van sociale netwerken. Deze zorg is voor iedereen inzetbaar. In het tweede compartiment gaat het om de „versterking ondersteunen‟. Dit vindt plaats naast de ondersteuning in het eerste compartiment, voor de mensen die het nodig hebben. Deze extra versterking vindt zoveel mogelijk lokaal bij de gezinnen thuisplaats. In het laatste compartiment gaat het om de „opvoeding overnemen‟. Hierbij gaat het onder andere om: speciaal onderwijs, gesloten opname en jeugdreclassering. Het is dan echter de bedoeling dat hulp die in de voorgaande compartimenten geboden kan worden, ook wordt ingezet waar mogelijk (Van Yperen & Van Woudenberg, 2011). Zoals eerder al genoemd, is Nederland niet het eerste land waarbij de zorg op lokaal niveau georganiseerd wordt. In onder andere Denemarken heeft al enige jaren geleden een transitie van de jeugdzorg plaatsgevonden, waarbij alle verantwoordelijkheden van de jeugdzorg naar de gemeenten zijn gegaan. Deze transitie wordt vaak aangehaald als een succesverhaal. Alle verantwoordelijkheden voor de jeugd liggen in Denemarken inmiddels op lokaal niveau, waarbij er een daling te zien is in het gebruik van de zwaardere zorg
9
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS (Vereniging van Nederlandse gemeenten [VNG], 2014). In Denemarken heeft net als in Nederland niet alleen een transitie maar ook een inhoudelijke transformatie plaatsgevonden. Na eerst een toename in kosten en zorgaanvragen, is er na vijf jaar de eerste afname te zien in het gebruik van zwaardere zorg en een daling van de kosten (NJI, 2012). Er is onder andere een lichte afname te zien in het aantal uithuisplaatsingen (Berg-Le Clerq et al., 2012). Deze transitie en transformatie laten zien dat de zorg beter en goedkoper georganiseerd kan worden. Nederland zit momenteel midden in het transitie- en transformatieproces van de zorg. Om deze transformatie praktisch vorm te geven, zijn er verschillende projecten en initiatieven gestart. Één van deze innovaties binnen het nieuwe stelsel om de transformatie vorm te geven, zijn de sociale wijkteams. In het volgende hoofdstuk worden deze sociale teams nader gedefinieerd en beschreven.
1.2 Sociale wijkteams De sociale wijkteams worden in veel gemeenten als belangrijk onderdeel gezien van de transformatie van de zorg. Bijna alle grote steden in Nederland beschikken op dit moment over een vorm van sociale wijkteams (Boer & Van der Lans, 2013). De algemene richtlijnen voor sociale teams zijn als volgt: het zijn teams die lokaal aanwezig zijn, die integraal te werk gaan en uitgaan van de eigen kracht van gezinnen en individuen. Deze teams hebben drie taken. Ten eerste ondersteunen zij het jeugdbeleid en de algemene voorzieningen, waardoor jeugdigen veilig kunnen opgroeien. Daarnaast zijn deze teams gericht op preventie. De derde taak is het aanpakken van problemen met gerichte interventies of kortdurende ondersteuning (NJI, 2013). Sociale teams opereren in een context waarbinnen zij de toegangspoort zijn tot de meer intensievere zorg en daarnaast gaan zij voor een deel preventief te werk. Onder andere door aanwezigheid in de wijk moet dit verwezenlijkt worden (VNG, 2013). De doelgroep en de samenstelling van de professionals van deze teams kunnen erg
10
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS verschillen (Boer & Van der Lans, 2013). Er zijn teams voor alle leeftijden maar er zijn ook gemeenten die een apart team opzetten voor jeugd en gezin naast het bestaande wijkteam (VNG, 2013). De samenstelling van professionals binnen een team is aan de ene kant afhankelijk van de wijk waar het sociale wijkteam zich in bevindt en aan de andere kant van de heersende problematiek binnen deze wijk. Daarnaast vormen de opdracht en de gestelde doelen van een gemeente een uitgangspunt, voor de samenstelling van een team (Sok,Van den Bosch, Goeptar, Sprinkhuizen, & Scholte, 2013). Het idee is dat in sociale teams veelal generalisten moeten plaatsnemen. Echter, de eisen waaraan deze generalisten moeten voldoen zijn nog onduidelijk (De Koster, 2014). Ook de precieze taken van deze teams zijn nog niet vastomlijnd en worden door gemeenten zelf ingevuld (VNG, 2013). Dit betekent dat de functie van een team verschillend kan worden ingevuld, afhankelijk van de gemeente waar het team zich in bevindt. Het idee is dan ook dat er op maat gewerkt gaat worden met sociale wijkteams (De Koster, 2014). Hoewel steeds meer gemeenten deze sociale teams inzetten is volgens Boer en van der Lans (2013) nog nergens daadwerkelijk bewezen dat deze teams zo effectief zijn als wordt verondersteld. Een probleem daarbij is, dat onder het mom van sociale wijkteams, veel verschillende werkwijzen en organisatievormen schuilgaan (Boer & Van der Lans, 2013 ). Dit wordt onder meer veroorzaakt doordat deze werkwijze vrij nieuw is en dat er nog geen duidelijk beeld bestaat over wat de ideale invulling van deze teams is (VNG, 2013). Ook komt uit een uitgebreid onderzoek van Movisie naar voren dat argumenten waarom een wijkteam wordt ingezet vaak ontbreken; duidelijke doelstellingen zijn niet aanwezig (De Koster, 2014). Gezien de grote hoeveelheid ideeën en organisatievormen die ondergebracht worden onder de term „Wijkgericht Werken‟ is het van belang om deze sociale teams conceptueel in te kaderen (Oldenhof, 2012). In dit onderzoek zal het onderwerp sociale wijkteam opgesplitst worden in drie concepten: werken gericht op de eigen kracht, lokaal werken en werken in
11
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS teamverband. Er is gekozen voor deze drie concepten omdat deze elementen in bijna alle teams terug te vinden zijn. Deze drie concepten zullen nader worden uitgewerkt in onderstaande paragrafen. De concepten worden inhoudelijk verder uitgediept en er zal gekeken worden naar de mogelijke werkzame elementen. 3.2.1 Werken gericht op eigen kracht Het concept „werken gericht op eigen kracht‟ is een manier van werken die het eigen kracht principe (empowerment) in de praktijk brengt. Empowerment is een concept dat moeilijk te definiëren valt omdat het voor veel verschillende zaken gebruikt wordt. Het wordt toegepast in verschillende werkvelden, bij verschillende doelgroepen en met verschillende werkstrategieën (Van Regenmortel, 2009).Wat echter centraal staat in alle situaties waarin gewerkt wordt met empowerment is, dat het gericht is op het verbeteren van het welzijn van mensen, met veel aandacht voor het stimuleren van positieve veranderingen (Zimmerman, 2000). Een definitie van empowerment is: “Een proces van versterking waarbij individuen, organisaties en gemeenschappen greep krijgen op de eigen situatie en hun omgeving en dit via het verwerven van controle, het aanscherpen van kritisch bewustzijn en het stimuleren van participatie.” (Van Regenmortel, zoals geciteerd in Van Regenmortel, 2009). Een belangrijk uitgangspunt is dat de context een grote rol speelt en daarom moet worden meegenomen (Cattaneo & Chapman, 2010). Empowerment vindt niet plaats op één niveau, maar op meerdere niveaus. Hoeveel niveaus en welke niveaus dit zijn, kan variëren. Vaak worden er in ieder geval twee niveaus onderscheiden: een persoonlijk en individueel niveau en een meer gemeenschappelijk en sociaal-politiek niveau (Van Regenmortel, 2009). Bij empowerment is er aandacht voor de kwetsbare groepen en mensen in de samenleving (Van Regenmortel, 2009). De omgeving en de hulpverlening hebben de taak de eigen kracht bij deze kwetsbare doelgroep te activeren. Het lijkt op het eerste gezicht een tegenstrijdig principe, omdat het enerzijds gericht is op kracht en controle krijgen en 12
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS anderzijds aandacht heeft voor de kwetsbaarheid van mensen en ondersteuning van de omgeving. De nadruk ligt echter op de positieve zaken, maar wel onder de volle erkenning van de problemen die aanwezig zijn (Van Regenmortel, 2009). Ook Duyvendak (1997) noemt deze schijnbare paradox, maar benadrukt dat, hoewel eigen kracht iets is wat in de individu zelf ligt, dit juist met hulp van buitenaf bereikt kan worden. De omgeving heeft de taak deze kracht naar boven te halen. De vraag is hierbij:„hoe moet de omgeving deze eigen kracht activeren en wat betekent dit voor de praktijk van de hulpverlening?‟ Werken gericht op eigen kracht betekent voor voorzieningen en professionals, dat zij de vraag van jeugdigen en gezinnen serieus nemen en dat ze wanneer nodig ondersteuning bieden. Het is hierbij de bedoeling dat jeugdigen en gezinnen op den duur weer zoveel mogelijk zelfstandig verder kunnen (Van Yperen & Van Woudenberg, 2011). Het gaat om een werkwijze waarbij eerst wordt gekeken naar wat mensen zelf zouden kunnen oplossen, eventueel ondersteund door hulpbronnen uit het eigen sociale netwerk (Groot, De Jong, & Schout, 2013).Voor de hulpverleningspraktijk betekent deze werkwijze praktisch gezien twee zaken. In de eerste plaats dienen hulpverleners meer aanwezig zijn in de eigen omgeving van gezinnen en ten tweede horen hulpverleners zich binnen deze eigen omgeving dienstbaar opstellen ten aanzien van de eigen kracht van gezinnen (Kesselring, Winter, Horjus, & Van Yperen, 2013). Doordat empowerment geen methodiek is maar een raamwerk, biedt het concept volgens Van Regenmortel (2009) geen concrete handvatten „hoe te handelen‟. Het is een bruikbaar kader, waarbij in ieder situatie op maat gewerkt moet worden, rekening houdend met de context en personen in die specifieke situatie. In de literatuur wordt empowerment als een werkzaam principe gezien. Empowerment is gericht op het weer controle krijgen over je eigen leven. Interventies zijn effectiever als er aandacht is voor het controle terugkrijgen over het eigen leven (Hermanns, Öry, & Schrijvers, 2005). Uit verschillende onderzoeken wordt duidelijk dat het gevoel van controle hebben over
13
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS je eigen leven een positieve invloed heeft op het welzijn en de gezondheid van mensen. Mensen die minder controle hebben in de thuissituatie, hebben een significant grotere kans op depressie en angstklachten (Griffin, Fuhrer, Stansfeld, & Marmot, 2002). Ook blijkt uit verschillende onderzoeken dat het gevoel van „controle hebben‟ invloed kan hebben op de gezondheid (Lachman & Weaver 1998; Chandola, Kuper, Singh-Manoux, Bartley, & Marmot, 2004). Empowerment wordt gezien als een manier om het sociale functioneren, de levenskwaliteit en sociale veranderingen te versterken en te verbeteren, onder andere door het inzetten van bronnen en sociale participatie (Song, 2011).Geconcludeerd kan worden dat empowerment een breed begrip is waar geen eenduidige handelswijze voor bestaat. Het kan echter als raamwerk dienen waarbinnen situaties aangepakt worden, waarbij er aandacht is voor de context en maatwerk geleverd kan worden. Werken gericht op empowerment kan een positieve invloed hebben op het welzijn en de gezondheid van mensen en is daarmee mogelijk een werkzame factor. 3.2.2 Lokaal werken Onder het concept lokaal werken wordt verstaan dat hulpverleners meer aanwezig zijn in de naaste omgeving en aansluiten bij het dagelijks leven van mensen (Boer, Van Diepen, & Meijs, 2013). Het begrip sluit op deze manier aan bij het community-based werken, waarbij men ernaar streeft om concrete doelen te stellen en deze te behalen, door samenwerking met de naaste omgeving van de jeugdige (Hermanns, 2009). Bij deze aanpak wordt niet alleen geprobeerd het gedrag van kinderen of mensen zelf te veranderen, maar ook van hun omgeving. Deze visie komt van oorsprong uit 1976 met Lalonde als grondlegger. Binnen deze visie gaat het om het veranderen van omgevingsfactoren, het is volgens deze visie niet genoeg om door middel van voorlichting en individuele activiteiten mensen te vertellen hoe zij hun leefstijl kunnen verbeteren (Van Koperen & Seidell, 2010).
14
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS Wat betekent dit voor de hulpverleningspraktijk? Volgens Kesselring en collega‟s (2013) moeten hulpverleners meer aanwezig zijn in de leefomgeving van mensen zodat zij de sociale veerkracht kunnen mobiliseren. Sociale netwerken worden op deze manier geactiveerd en mensen kunnen zelf hun problemen oplossen. Lokaal werken is in dit geval dus belangrijk om de eigen kracht te ondersteunen. Het ondersteunen van empowerment is een belangrijke doel van het lokaal werken (Bibeau, Howell, Rife, & Taylor,1996). Praktisch gezien betekent deze aanpak voor de omgeving en de hulpverlening: naar de mensen toegaan, aansluiten bij de levensomstandigheden van de buurt en het aangaan van duurzame relaties met mensen (Paes & De Maeseneer, 2010). Het doel van dit lokale werken is uiteindelijk „herstel van het gewone leven‟ door middel van samenwerken met de opvoeders in het gewone leven (Hermanns, 2009). Vanuit de literatuur wordt community-based werken als een sterke werkzame factor gezien. Strategieën waarbij de kracht van de omgeving en het betrekken van de omgeving worden ingezet, zijn erg succesvol gebleken (Lando, Loken, Howard-Pitney, & Pechacek, 1990; Puska, Vartianinen, Laatikainen, Jousilahti, & Paavola, 2008). Interventies waarbij de netwerken rondom mensen worden gemobiliseerd en ingezet zijn effectiever dan interventies die dit niet doen (Hermanns, 2005). Uit bovenstaande overzicht komt naar voren dat het concept lokaal werken een werkwijze is die aansluit bij het community-based principe, waarbij het gaat om aansluiting vinden bij het dagelijks leven. Onder meer het inzetten van sociale netwerken en het betrekken van de omgeving worden gezien als werkzame elementen van deze werkwijze.
1.2.3Werken in teamverband Het derde concept is werken in teamverband. Over het algemeen bestaat een team uit twee of meer individuen met specifieke rollen, die gedeelde doelen hebben, een aanpassend vermogen
15
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS hebben en taken uitvoeren die afhankelijk zijn van anderen (Salas, Dickinson, Converse, & Tannenbaum, zoals geciteerd in Cooke, Salas, Cannon-Bowers, & Stout, 2000) Het doel van werken in teamverband houdt vaak in dat diensten meer en beter geïntegreerd worden, door een betere samenwerking. Het doel van dit meer geïntegreerd werken is: een verbetering van de efficiëntie en effectiviteit van de hulpverlening, om op die manier de uitkomsten te verbeteren voor de doelgroep waar de hulpverlening op gericht is (Burt, Resnick & Novick, 1998). Binnen de transitie leeft het idee dat door het werken in teamverband, professionals elkaar kunnen versterken en samen problemen kunnen oplossen. Werken in teamverband maakt dit integraal werken mogelijk (Boer & Van der Lans, 2013). Uit de literatuur komt naar voren dat werken in teamverband een werkzame factor is. Werken in teamverband kan volgens onderzoek van Cooney en Sohal (2004) worden gezien als één van de meest krachtige instrumenten voor het bereiken van gestelde doelen. Daarnaast kan het werken in teamverband het delen van informatie, probleem oplossen en het ontwikkelen van werknemersverantwoordelijkheid faciliteren (Cooney & Sohal, 2004).Vier constructen hebben een grote invloed op hoe een team functioneert: de duidelijkheid van de rolverdeling, gedeelde doelen en waarden tussen teamleden, relaties- en taakconflicten onder teamleden en werktevredenheid (Khipnis, Rhodes, Burchill, & Datner, 2013). Binnen de gezondheidszorg is veel onderzoek gedaan naar werken in teamverband. In een review van Lemieux-Charles en McGuire (2006) zijn onderzoeken naar de effectiviteit van teams binnen de gezondheidszorg tussen 1986 en 2006 verzameld. Uit deze review komt naar voren dat de diversiteit van expertise binnen een team voor een groot deel de verbetering bij patiënten bepaalt. Door de verschillende expertises worden er minder fouten gemaakt en is er minder vertraging, hierdoor ontstaat een toename van de effectiviteit (Kydona, Malamis, Giasnetsova, Tsiora, & Gritsi-gerogianni, 2010). Ook uit onderzoek van Smith-Jentsch, Salas en Baker (1996) komt naar voren dat er minder fouten worden gemaakt
16
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS door een team dan door individuen. Uit een literatuuronderzoek wordt duidelijk dat samenwerking tussen organisaties een positieve invloed kan hebben op het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen (Rutte, Pijpers, & Timmermans, 2014) . Geconcludeerd kan worden dat werken in teamverband gericht is op een beter samenwerking en meer geïntegreerd werken. Onder andere de diversiteit van disciplines binnen een team en de snelheid waarmee een team kan werken, zijn werkzame aspecten en maken van het concept werken in teamverband een mogelijke werkzame factor.
1.3 Onderzoek naar sociale wijkteams Als eerder onderzoek naar de sociale wijkteams wordt bekeken, dan komen er verschillende punten naar voren. In de eerste plaats zijn er veel kleinschalige studies gedaan die inzoomen op bepaalde werkzame aspecten van de sociale teams in Nederland. Er zijn onderzoeken die gericht zijn op „de waarde voor de maatschappij. Een voorbeeld hiervan is de kostenbatenanalyse van de sociale wijkteams in Leeuwarden (Luben & Larssen, 2012). Daarnaast zijn er veel onderzoeken gedaan naar de sociale teams binnen één bepaalde gemeente of wijk. Voorbeelden hiervan zijn: het onderzoek naar de sociale wijkcoaches in Enschede aan de hand van effect- en procesevaluaties (Klok, Denters, & Oude Vrielink, 2012) en de tussenevaluatie van de buurtteams in Utrecht, aan de hand van de analyse van twintig casussen (Meere, Hamdi, & Deuten, 2013). Resultaten die uit deze onderzoeken naar voren komen zijn veelbelovend. In het onderzoek naar de buurteams in Utrecht wordt bijvoorbeeld geconcludeerd dat escalaties vaker voorkomen worden en dat er sneller resultaten worden geboekt door deze teams (Meere et al., 2013). Ook zijn er enkele bredere onderzoeken naar de sociale wijkteams gedaan waarin verschillende gemeenten zijn meegenomen in het onderzoek. Een voorbeeld is het onderzoek van het VNG (2013) waarin vijf gemeenten hebben samengewerkt, om een beeld te schetsen
17
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS van de sociale wijkteams. Ook een onderzoek van Sociaal werk in de wijk volgde gedurende twee jaar tien verschillende gemeenten. Vanuit dit onderzoek werd een handleiding gemaakt voor de sociale wijkteams, met onder andere aandacht voor randvoorwaarden en dilemma‟s van deze teams (Sok et al., 2013). Echter wat ook naar voren komt uit de literatuur is dat er op dit moment nog geen duidelijk beeld bestaat of deze teams zo doeltreffend zijn als wordt verondersteld (Boer & Van der Lans, 2013). Er zijn veel hoge verwachtingen van deze teams, waarvan nog niet duidelijk is of deze ook worden waargemaakt (Koster, 2014). Het is dan ook van belang dat duidelijk in kaart wordt gebracht wat de werkzame factoren van deze teams zijn. Daarom zal dit onderzoek zich richten op de werkzame factoren van deze wijkteams. Deze informatie kan gebruikt worden voor de toekomstige ontwikkeling van sociale wijkteams. Na het raadplegen van de literatuur blijkt er geen tot weinig onderzoek te zijn gedaan, dat specifiek gericht is op sociale wijkteams voor jeugdigen en gezinnen. De focus zal in dit onderzoek daarom liggen op de jeugd- en gezinteams en daarmee op de jeugdigen en gezinnen die hulpverlening ontvangen van deze teams. Wat zijn hun ervaringen met deze manier van werken en wat levert het de jeugdige en gezinnen op? In dit onderzoek zal er geprobeerd worden om een meer overkoepelend beeld te vormen van de werkzame factoren van de teams, door verschillende gemeenten mee te nemen in dit onderzoek. Uit onderzoek van Movisie naar de sociale wijkteams binnen verschillende gemeenten blijkt, dat in veel onderzoeken voornamelijk aandacht is voor de financiële en procesmatige aspecten (Koster, 2014). Er wordt echter weinig aandacht geschonken aan wat het mensen oplevert. Dit terwijl het belangrijk is om juist de ervaringen van mensen in kaart te brengen, omdat dit vaak het succes van een interventie bepaalt (Hermans, 2006). Dit onderzoek zal zich daarom richten op de ervaringen van mensen. Wat ervaren de betrokken mensen als werkzaam? De drie concepten: Eigen kracht, lokaal werken en werken in teamverband die in
18
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS het voorgaande hoofdstuk zijn uitgewerkt, worden gebruikt als „sensitizing concepts‟. Dit houdt in dat deze concepten gebruikt zullen worden als startpunt bij de dataverzameling en als ondersteuning dienen, om de informatie te benaderen en te organiseren (Charmaz, 2013). Uiteindelijk zal geprobeerd worden een antwoord te geven op de vraag: „Wat zijn de werkzame factoren van de sociale wijkteams voor jeugd en gezin?‟ 1.4 Praktische en maatschappelijke relevantie In 2015 vindt de transitie van jeugdzorg plaats. De sociale wijkteams zijn een belangrijk instrument binnen deze transitie. Het aantal sociale wijkteams zal daardoor de komende tijd waarschijnlijk toenemen. Er leven op het moment veel vragen over de inrichting van deze teams en hun werkwijze. Zijn ze daadwerkelijk vernieuwend of werken ze alleen onder een nieuwe naam op de ouder manier verder (Boer & Van der Lans, 2013)? Daarnaast is er op dit moment nog weinig empirische bewijslast voor deze teams. Dit terwijl steeds meer het belang wordt benadrukt van het evidence-based werken. Evidence-based werken is werken met kennis over wat werkt. Deze manier van werken wordt steeds belangrijker binnen de jeugdhulp omdat er gestreefd wordt naar meer transparantie en het willen verbeteren van de effectiviteit (Van Yperen, 2010). Door het doen van onderzoek kan de effectiviteit worden vastgesteld van een werkwijze. Het huidige onderzoek kan bijdragen aan het evidence-based werken, door in kaart te brengen wat de werkzame factoren zijn van deze sociale wijkteams voor jeugd en gezin. Vanuit praktisch oogpunt is het goed om handvatten te ontwikkelen waarmee de sociale wijkteams aan de slag kunnen. Uit dit onderzoek zullen uiteindelijk conclusies en aanbevelingen volgen die de werkzame factoren van de sociale wijkteams weergeven en die als richtlijnen kunnen dienen voor de implementatie van sociale wijkteams, gericht op jeugdigen en gezinnen.
19
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS 1.5 Onderzoeksvragen De hoofdvraag waar dit onderzoek zich op richt is: „Wat zijn de werkzame factoren van sociale wijkteams voor jeugd en gezin?‟ Deze vraag wordt voor dit onderzoek onderverdeelt in vier deelvragen: 1. Wat zijn de ervaringen van projectleiders, medewerkers en ouders met „werken gericht op de eigen kracht‟? 2. Wat zijn de ervaringen van projectleiders, medewerkers en ouders met „lokaal werken‟ 3. Wat zijn de ervaringen van projectleiders, medewerkers en ouders met „werken in teamverband‟? 4. Wat ervaren projectleiders, medewerkers en ouders als „werkzame factoren‟?
20
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS 2. Methode In dit onderzoek wordt getracht een beeld te vormen van de werkzame factoren van de sociale wijkteams voor jeugd en gezin. Dit onderzoek heeft een kwalitatieve insteek, waarbij er op een explorerende manier te werk wordt gegaan om data te verzamelen. Aan de hand van drie casestudies bij drie verschillende gemeenten wordt vanuit verschillende bronnen data verzameld. 2.1 Procedure In dit onderzoek worden drie casestudies gedaan bij drie verschillende gemeenten in Nederland. Er is gekozen voor een casestudie omdat bij deze vorm van onderzoek er op intensieve manier een casus onderzocht kan worden (Braster, 2000). Dit is van belang omdat er op dit moment nog geen duidelijk beeld bestaat van wat de werkzame factoren zijn van deze sociale wijkteams. Door op een intensieve manier onderzoek te doen en zoveel mogelijk data te verzamelen, zal een breed en diepgaand beeld worden verkregen van de sociale wijkteams. Er worden voor dit onderzoek drie representatieve casussen gebruikt die de werkwijze van de sociale teams weergeven. Aangezien dit een kwalitatief onderzoek betreft, wordt met representatief bedoelt dat er getracht wordt een compleet overzicht te geven van alle mogelijke meningen, attitudes en gedragingen binnen deze doelgroep (Dinklo, 2013). Voor dit onderzoek zijn alleen jeugd- en gezinsteams meegenomen, omdat het onderzoek zich hier specifiek opricht. Er zijn drie jeugd- en gezinsteam in drie verschillende gemeentes in Nederland geselecteerd, om op deze manier een breed beeld te krijgen van de ervaringen van de populatie. De populatie bestaat uit de mensen die betrokken zijn bij de sociale wijkteams: projectleiders, medewerkers en ouders. De procedure gaat als volgt: Als eerste worden de projectleiders van een gemeente benaderd om mee te doen aan het onderzoek. Vanuit deze projectleiders worden de medewerkers en gezinnen benaderd om mee te doen aan het 21
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS onderzoek. Het streven is om vijftien interviews af te nemen voor dit onderzoek. Er wordt getracht om negen professionals te interviewen, waarvan drie projectleiders en zes medewerkers. Daarnaast wordt er geprobeerd om zes ouders te interviewen. Naast de interviews is het de bedoeling om in elk team een vergadering te observeren. De deelnemers ontvangen voorafgaand aan het onderzoek een informatiebrochure en een informed consent formulier. Hierin staat beschreven wat het onderzoek inhoud en dat anonimiteit en privacy gewaarborgd wordt. Als mensen akkoord gaan, worden er afspraken gemaakt om de interviews af te nemen en een vergadering bij te wonen voor observaties. Uiteindelijk zijn er voor dit onderzoek dertien interviews afgenomen en vier observaties gedaan. Er zijn in totaal drie projectleiders, zes medewerkers en vier ouders geïnterviewd. In alle gemeenten is er bij een vergadering geobserveerd. Daarnaast is er in één gemeente ook geobserveerd bij een casuïstiekoverleg. 2.2. Jeugd- en gezinsteams Voor dit onderzoek zijn drie verschillende Jeugd- gezinsteams benaderd in drie gemeenten:Amersfoort, Goes en Land van Cuijk. In tabel 1.1 staat een overzicht met de kenmerken van deze drie teams. Aan de hand van een algemene vragenlijst die bij de drie projectleiders werden afgenomen zijn de kenmerken van het team verzameld, om op deze manier een goed beeld te krijgen van deze teams.
22
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS Kenmerken
Goes
Amersfoort
Land van Cuijk
8 personen
10 personen
13 personen
2. Expertises
-JGZ- verpleegkundige -Consulente LVB -Maatschappelijk werk -Jongerenwerker -Welzijnswerker -Intensieve Pedagogische thuishulp -Thuiszorg
-JGZ- verpleegkundige -Consulente LVB -Maatschappelijk werk -Jongerenwerker -Leger des Heils -Bureau jeugdzorg -Opvoedingsondersteuner - Schoolmaatschappelijk werk -Psychiatrie
-JGZ-verpleegkundige -Consulente LVB -Maatschappelijk werk -Jongerenwerker -Jeugdpreventie -Pedagoog -Schoolmaatschappelijk werk
3. Wijk(en)
2 wijken (10,778 inwoners)
1 wijk (10,480 inwoners)
Drie gemeenten (85 000 inwoners)
4. Bestaans-
12 maanden
13 maanden
18 maanden
Alles wordt opgepakt maar in de praktijk veelal Multiproblem gezinnen -2x in de week lunchen -1x 3 weken intervisie -1x 6 weken casusoverleg ( 2 uur) Laagdrempelige zorg bieden in de wijk. Die integraal en flexibel is en waarbij er snel geschakeld kan worden. -CJG -Wijkteam -Jongerenwerker
Alles wat binnenkomt oppakken
Alles wat binnenkomt oppakken
Gezinnen 0-23 jaar
Gezinnen 0-23 jaar
1. Omvang Team
duur 5. Casussen
6. Vergaderin -gen 7. Functie
8. Herkomst Aanmeldin -gen 9. Doelgroep
- 2x per week - Casusoverleg1x in de casusbespreking (2 uur) twee weken - Teamoverleg 1x per maand Laagdrempelige zorg Bieden van bieden in de wijk, die laagdrempelige zorg integrale hulp biedt en snelheid is hierbij een randvoorwaarde -Huisartsen -Telefonisch spreekuur -Scholen -Scholen -Huidige aanbieders -CJG -CJG -Jongerenwerkers Gezinnen 0-23 jaar
Tabel 1.1: Overzicht Jeugd- en gezinsteams
23
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS 4.2.1 Jeugd- en gezinsteam Goes Het Jeugd- en Gezinteam in Goes bevindt zich in de wijk en zit op dezelfde locatie als het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). Het team bestaat uit acht personen met uiteenlopende expertises. Het team pakt alles op wat binnenkomt, maar in de praktijk gaat het vaak om de zwaardere zorgvragen. Het team heeft de mogelijkheid om op dinsdagen en donderdagen in de middag samen te lunchen en te werken op locatie. Tijdens deze middagen vinden er informele overleggen plaats tussen verschillende medewerkers van het team. Daarnaast wordt er één keer in de drie weken intervisie gehouden en vindt er één keer in de zes weken een casusoverleg plaats. De meeste casussen komen binnen via het CJG. Verder komt een deel van de casussen binnen via het wijkteam zelf, dit gebeurt meestal via de jongerenwerker.
4.2.2 Jeugd- en gezinsteam Amersfoort Het Jeugd- en gezinsteam in Amersfoort bevindt zich in de wijk en heeft een ruimte in een schoolgebouw. Het team bestaat uit tien mensen met verschillende expertises. Alle casussen worden opgepakt: van lichte opvoedingsvragen tot de zwaardere zorg. Specialisten worden betrokken wanneer nodig. Het team komt twee keer per week samen voor casusoverleg, nieuwe casussen worden op dat moment ingebracht. Na zes weken vindt er binnen de vergadering een evaluatie plaats. Er is één telefoon waarop het Jeugd en gezinsteam dagelijks bereikbaar is, deze wordt afwisselend gedragen door de verschillende teamleden. Casussen komen binnen via diverse toegangswegen zoals de huisarts, CJG en scholen
4.2.3 Basisteam Land van Cuijk In Land van Cuijk gaat het om een basisteam. Het basisteam bevindt zich binnen het CJG en werkt hier nauw mee samen. Op dit moment bedient het basisteam een relatief groot gebied, vergeleken met de andere twee teams. Het team is gericht op jeugdigen en gezinnen en pakt
24
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS alles op wat binnenkomt. Het basisteam bestaat uit dertien personen met verschillende expertises. Indien een vraag makkelijk en laagdrempelig opgepakt kan worden, wordt dit binnen het basisteam gedaan. De meer ingewikkelde hulpvragen worden doorgeschakeld naar het backoffice team. Eén keer in de maand vindt er een teamoverleg plaat en daarnaast is er één keer in de twee weken een casuïstiekoverleg. Dit casuïstiekoverleg is een overleg waar ouders zelf ook bij aansluiten. In de andere twee jeugd- en gezinsteams sluiten geen ouders aan bij een casusoverleg. Veel casussen komen binnen via het telefonisch spreekuur wat dagelijks plaatsvindt van 09.00-12.00 uur. Ook via scholen en het CJG komen aanmeldingen binnen.
4.3.Methode Aan de hand van twee kwalitatieve technieken: diepte-interviews en participerende observaties wordt geprobeerd, inzicht te krijgen in wat de werkzame factoren van deze sociale wijkteams zijn. Er is gekozen voor kwalitatieve technieken omdat de deelvragen gericht zijn op de ervaringen die mensen hebben. Kwalitatief onderzoek is een geschikte methode om te onderzoeken hoe mensen situaties ervaren en wanneer er gevraagd wordt naar het perspectief van een persoon (Lucassen, Olde Hartman, & Van Mazel 2007). Het doel van dit onderzoek is om te identificeren wat de werkzame factoren zijn van de sociale wijkteams. Met effectiviteit wordt in dit onderzoek beoogd de ervaringseffectiviteit te meten zoals beschreven door Pawson (2006) . Bij ervaringseffectiviteit gaat het erom hoe de doelgroep in dit onderzoek de effecten van deze methode ervaart, met andere woorden: wat zien zij als de effectieve factoren? In dit onderzoek worden zowel de ervaringen van ouders als professionals verzameld. De bijdrage die actoren leveren aan het tot stand komen van een bepaalde uitkomst (“agency”) is van belang (Pawson, 2006). Daarom is het belangrijk om juist de ervaringen van de betrokken mensen te onderzoeken, omdat succes van interventies en
25
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS methodes in de hulpverlening deels hierdoor wordt bepaald. De diepte-interviews worden afgenomen bij ouders, medewerkers van een sociaal wijkteam en de projectleiders. Het interview wordt afgenomen aan de hand van de ervaringen van mensen zelf en een topiclijst. De topiclijst voor professionals bevat drie onderwerpen:lokaal werken, werken in teamverband en werken gericht op eigen kracht. Daarnaast wordt er gevraagd aan professionals welke werkzame factoren zij zelf identificeren. De topiclijst voor ouders bevat alleen algemene vragen over hoe de hulpverlening is verlopen en hoe zij de hulp hebben ervaren. Met de data die uit de interviews naar voren komt, zal geprobeerd worden een breed en diepgaand beeld te schetsen van de ervaringen van gezinnen en professionals. Naast de interviews zullen er observaties in de praktijk plaatsvinden. Nadat de interviews zijn afgenomen zal de onderzoeker een vergadering bijwonen bij elk wijkteam. Het zal gaan om een participerende observatie, waarbij de onderzoeker de rol van observator zal aannemen (Robson, 2002). Observaties kunnen andere vormen van dataverzameling complementeren doordat er een inzicht wordt gegeven in het echte leven en de gedragingen (Robson, 2002). De observaties in dit onderzoek zullen in de eerste plaats worden gebruikt om een context te schetsen van de praktijk. Daarnaast dienen de observaties als vergelijkingsmateriaal. Wat ziet de onderzoeker terug van de ervaringen van de professionals en ouders? Het is belangrijk om observaties te gebruiken als vergelijkingsmateriaal, omdat er vaak een verschil zit tussen wat mensen aangeven in bijvoorbeeld een interview en wat mensen daadwerkelijk in de praktijk doen (Gilbert & Mulkay, 1984). Door middel van het gebruik van triangulatie wordt geprobeerd de validiteit van de resultaten te waarborgen (Robson, 2002). Er is sprake van triangulatie op het gebied van de dataverzameling, door middel van het combineren van twee technieken: observaties en
26
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS interviews. Daarnaast is er sprake van triangulatie op het gebied van de bronnen, „zowel ouders als professionals worden geraadpleegd‟. 4.4 Analyses Voor het analyseren van de data wordt de software Atlas.ti. (2013) gebruikt in dit onderzoek. Zowel de data uit de interviews als de data uit de observaties, worden met behulp van deze software geanalyseerd worden. Zodra de eerste drie interviews afgenomen zijn, wordt een begin gemaakt met de analyse. De interviews zullen eerst getranscribeerd worden, aan de hand van de opnames die gemaakt zijn tijdens het onderzoek. Het coderen zal gebeuren in het programma Atlas-ti. De eerste stap is het open coderen, waarbij de gehele tekst aan de hand van steekwoorden gecodeerd wordt. Daarna volgt het axiaal coderen, waarbij delen van de interviews die dezelfde code hebben, worden vergeleken om op deze manier overeenkomsten en verschillen te kunnen onderscheiden tussen codes. Op deze manier worden categorieën gevormd. Als laatste vindt het selectief coderen plaats, waarbij er wordt gezocht naar de hoofdcategorie achter de categorieën die uit het axiaal coderen naar voren komen (Robson, 2002).De drie concepten: lokaal werken, werken gericht op eigen kracht en werken in teamverband zullen dienen als sensitizing concepts. Vanuit deze analyse zal de informatie naar voren komen die gebruikt kan worden om de onderzoeksvragen te beantwoorden. Daarnaast zullen enkele citaten worden uitgeschreven in de resultaten, om belangrijke punten te illustreren en te onderbouwen. De data die uit de observaties naar voren komt wordt uitgewerkt, waarna deze open, axiaal en daarna selectief gecodeerd wordt. De observaties worden omschreven om de context goed weer te geven. De observaties dienen verder als vergelijkingsmateriaal.
27
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS 5. Resultaten Aan de hand van het selectief coderen zijn er hoofdcategorieën naar voren gekomen die de werkzame factoren van de sociale wijkteams weergeven. Hieronder vallen de drie concepten die genoemd zijn in het theoretisch kader. Daarnaast zijn er zes andere werkzame factoren gevonden die niet in theoretisch kader beschreven zijn. Tevens zijn er verschillende aandachtpunten naar voren gekomen in het onderzoek, waar teams tegenaan kunnen lopen en daarom van belang zijn. Geconcludeerd kan worden dat de drie jeugd- en gezinsteams in de basis vaak overeen komen, maar dat de uitwerking wel enigszins kan verschillen tussen de teams. Hoewel er dus enige nuanceverschillen bestaan tussen de drie teams die zijn onderzocht, zijn er negen werkzame factoren naar voren gekomen waar alle drie de teams mee werken. Deze factoren zullen in dit hoofdstuk verder besproken worden. 5.1 Werkzame factoren Eigen kracht Alle professionals noemden het werken met eigen kracht. Er kunnen volgens professionals drie vormen van eigen kracht worden onderscheiden: eigen kracht van de wijk, eigen kracht van het team en eigen kracht van het gezin. Eigen kracht van de wijk wordt door vier professionals uit drie verschillende teams aangehaald. Het wordt onder andere gezien als weten wat je nodig hebt als wijk. P1: ‘De wijk beter kennen en daardoor weer meer gebruik kunnen maken van de eigen kracht of van de buurt of van het netwerk dat er is’ Eigen kracht binnen het team is de tweede vorm van werken met eigen kracht en wordt door twee teams genoemd. Het gaat hierbij om zelf de regie hebben als team en keuzes durven maken. Een professional noemde het belang van eigen kracht van het team. P1: ‘We staan steeds meer in onze eigen kracht, dan kunnen ze dat ook weer uitstralen naar anderen’ 28
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS Eigen kracht van het gezin wordt door alle professionals genoemd. Eigen kracht wordt omschreven als: naar de mogelijkheden en krachten van een gezin kijken. Een belangrijk onderdeel van eigen kracht is de regie bij ouder laten, dit wordt door acht professionals genoemd. Voorbeelden van hoe er met eigen kracht wordt gewerkt zijn: op handen zitten als professional zijnde, samen met ouders dingen aanpakken, richten op het positieve en bewustwording creëren. M1: „Nu zeggen we nee, je mag het zelf oplossen, we kijken mee, we denken mee, we doen mee maar je moet het zelf oplossen.’ Ook het inzetten van het eigen netwerk van het gezin is belangrijk om mensen te ondersteunen en uiteindelijk weer zelfredzaam te laten worden. Verschillende professionals gaven aan dat mensen altijd een eigen netwerk hebben, hoe klein dit soms ook is. Echter maakten verschillende professionals hierbij wel een kanttekening, het moest volgens deze professionals namelijk niet als wondermiddel gezien worden. Als het netwerk wordt ingeschakeld voor ondersteuning, dan moet er in de gaten worden gehouden of het netwerk het ook kan volhouden. Daarnaast noemden enkele professionals de rol van schaamte die het inschakelen van het netwerk lastig kan maken. M5:’Ik heb wel een paar gezinnen gehad en dan zie je een taalbarrière als je buitenlandse gezinnen hebt. Die willen het liefst alles binnenskamers houden. Als ze dan ook nog hun omgeving moeten vragen en daar zie je dan ook dan moet je soms mensen overtuigen. Of voordat je dat dan doet, moet veel meer de situatie binnen het gezin duidelijk zijn voordat je dat netwerk gaat inschakelen.’ Dit voorbeeld lijkt ook te impliceren dat het niet altijd mogelijk is om een netwerk in te schakelen, ondanks dat een netwerk wel aanwezig is. Het netwerk inschakelen kan volgens professionals dus niet gelijk als een standaard werkwijze gebruikt worden in situaties. Professionals noemden verder diverse praktische voorbeelden waarin eigen kracht 29
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS gestimuleerd werd: Een moeder leren fietsen, zodat ze zelf haar kinderen naar school kan brengen en een jongen met een beperking zelf leren reizen. Ook noemden drie professionals het zelfvertrouwen stimuleren als een belangrijk middel. Er werden echter ook kanttekeningen door verschillende professionals geplaatst bij het werken met eigen kracht. Het gaat hier dan vooral om het niet moeten doorslaan in eigen kracht, want mensen worden niet altijd volledig zelfredzaam. Een professional verwoordde het als volgt: M1:’ Ik geloof zeker dat er in alle mensen eigen kracht zit en eigen kracht betekent dat je weer zelfstandig verder kunt. Zelfstandig kan ook wel met behulp van de buurvrouw of met hulp van een instantie zijn, maar dat je wel weer bij je eigen dingen kunt en dat je het ook snapt, ……Maar eigen kracht hoeft niet te betekenen dat je het allemaal weer alleen moet doen’. Hieruit lijkt naar voren te komen dat werken met eigen kracht verschillende dingen kan betekenen en dat het van de situatie en het gezin afhangt in hoeverre zelfredzaamheid gestimuleerd moet worden. Ouders noemden diverse punten met betrekking tot eigen kracht. Voor ouders is het belangrijk dat zij zelf de regie hebben. Alle ouders gaven aan dat zij over het algemeen het gevoel hadden, zelf de regie te hebben tijdens het hulpverleningsproces. Dit kwam soms doordat dit specifiek werd benoemd of doordat ouders het gevoel hadden dat er niets werd opgedrongen. O2: ‘Maar R. had gezegd jullie beslissen, jullie zijn degene die zeggen of het wel of niet gebeurt. Daar was ze wel heel duidelijk in.’ Toen er aan deze ouder gevraagd werd waarom dit belangrijk was voor haar, werd het volgende gezegd: O2: ‘Ja dat is wel een belangrijk punt, dan ga je een gesprek al anders in. Ons kan niets gebeuren. Ik heb vaak dat je overrompeld wordt met iets. Nu had ik: wat ze ook 30
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS voorstellen wij beslissen. We zeggen gewoon dat we het overleggen en dan beslissen we thuis.’ Het is belangrijk voor ouders dat professionals vaak gericht waren op wat er wel goed ging in het gezin. Twee ouders gaven hierbij aan dat ze juist daardoor weer het zelfvertrouwen terugkregen. O4:’Ik denk het goeie, de dingen die wel goed gaan te benadrukken, want er zijn natuurlijk wel dingen die goed gaan heus wel. En gewoon praktisch dingen. Ja praktische handvaten die heb ik gebruikt en daardoor heb ik ook wel ingezien dat ik het heus wel kan omdraaien.’ Een kanttekening die hierbij genoemd moet worden is dat ouders mogelijk in sommige situaties minder snel de regie durven te pakken en zich daardoor snel laten beïnvloeden door professionals. Ter illustratie het volgende citaat, toen er aan een ouder werd gevraagd of zij het plan zelf opgesteld hadden: O2:’Ja in samenspraak met hun. Ik was er wel van overtuigd dat er een IQ onderzoek moet zijn, maar hun kijken ook nog wel wat breder en nou daar hebben hun dus ook de expertise voor. En verder zullen we dadelijk nog wel de stappen zetten naar die andere vrouw, of de schoolarts want ik heb wel het idee dat die daar goede contacten mee heeft. Dan heb ik zoiets van, doet hij dat maar hij kan dat gewoon beter toelichten.’ Uit dit citaat lijkt door te schemeren dat deze ouder veel respect had voor de expertise van de professionals en aan haar eigen oordeel hierdoor minder waarde hechtte. Het kan voor professionals daarom van belang zijn om hier alert op te zijn. De expertise en kundigheid van de professional zou juist het eigen kracht principe tegen kunnen gaan, doordat ouders hierdoor niet zelf de regie durven te pakken. Tijdens de observaties komen er ook verschillende voorbeelden naar voren waarin er
31
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS gewerkt wordt met eigen kracht. Tijdens de observatie van het casuïstiekoverleg werd steeds aan ouders gevraagd wat zij zelf wilden. Als ouders op een gegeven moment aangaven dat de professional wel een orthopedagoog mocht inschakelen, antwoordde de professional hierop dat hij dat niet van plan is, maar juist graag samen met ouders wil kijken wie zij geschikt zouden vinden. Vaak werden er voor en na vergaderingen onderling zaken met elkaar besproken. Een voorbeeld is een kort gesprek over een casus, waarin moeder een tijdje van huis moet en er nog geen oplossing is gevonden voor de kinderen. Er werd gevraagd aan de professional of er niemand is binnen het eigen netwerk die hier kan inspringen. De professional gaf aan wel naar het netwerk te hebben gekeken, maar dat er maar één zus is die moeilijk weg kan. Hieruit lijkt ook door te schemeren dat een netwerk inschakelen niet altijd tot de mogelijkheden behoort. Tijdens een vergadering blijkt dat professionals een training hebben gehad over het inzetten van een netwerkberaad. Deze training werd nabesproken tijdens de vergadering. Alle professionals spraken over werken met eigen kracht. Ook alle ouders noemden dit, zij hebben meestal het gevoel zelf regie te hebben over de situatie. Ouders gaven daarnaast aan dat zij het heel prettig vonden dat er gekeken werd naar wat er wel goed ging in het gezin. Ook verschillende professionals noemden meermalen het belang van gericht zijn op wat goed gaat. Het eigen netwerk inzetten om eigen kracht te stimuleren, werd door professionals veelvuldig genoemd. De ouders die geïnterviewd werden, noemden deze vorm van ondersteuning helemaal niet. Dit kan komen doordat het in deze casussen niet nodig was. Dat er namelijk wel mee gewerkt wordt in de jeugd- en gezinsteams kan afgeleid worden uit de observaties, waarin meerdere keren de inzet van netwerken werd genoemd en besproken. Een kanttekening die uit beide bronnen naar voren kwam is dat het niet altijd mogelijk is om netwerken in te schakelen door: schaamte, een beperkt netwerk, of een niet geschikt netwerk.
32
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS Lokaal werken Lokaal werken is een factor die door de komst van deze teams echt mogelijk is geworden. Verschillende professionals noemden dit als iets dat wezenlijk veranderd is, door de komst van het jeugd- en gezinsteam. M1: ‘Nu heb ik bij uitzondering een gesprek op kantoor. Dus dat is echt een hele grote omslag dus veel meer bij de gezinnen zitten en in de wijken.’ Dit citaat illustreert de verandering die professionals ervaren in hun manier van werken. In plaats van een kantoorbaan wordt er nu een meer ambulante invulling aan hun functie gegeven. Lokaal werken is belangrijk volgens professionals omdat het zorgt voor meer herkenbaarheid. Onder lokaal werken wordt verstaan: aanwezigheid in de wijk door bijvoorbeeld boodschappen te doen in de wijk, rond te fietsen en langs te gaan in gezinnen. Ook het kennen van de wijk waarin je werkt en daardoor ook meer wijkgericht kunnen werken, wordt als een belangrijk onderdeel gezien van lokaal werken. Op deze manier kan er ingespeeld worden op wat er al aanwezig is. Professionals doen dit praktisch door contacten op te bouwen met huisartsen, wijkagenten, kerken en scholen. Eén professional noemde als praktisch voorbeeld van wijkgericht werken het langsgaan op een wijkraadavond. Daarnaast is het volgens professionals belangrijk om het informele netwerk met vrijwilligers en vrijwillige initiatieven te kennen en hier ook gebruik van maken. Een voorbeeld van hoe dit gestimuleerd werd binnen een team: M4: ‘Morgen hebben we een teamdag waarbij we een rondje maken door de wijk …..vrijwilligersinstanties en jongerenwerkers waar die zitten. Dat je elkaar weet te vinden. Ik denk dat, dat een hele mooie is als het gaat om lokaal werken, dat je meer kunt samenwerken met wat er in de wijk is.’ Uit dit citaat komt naar voren dat het jeugd- en gezinsteam dus ook tijd investeert om dit lokaal werken te bevorderen. Het lijkt ook van belang om hier aandacht aan te schenken
33
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS omdat enkele professionals ook aangaven dat ze hier nog wel aan moeten wennen. Het grote voordeel van het werken in één wijk is dat gezinnen en kinderen gemakkelijker gevolgd kunnen blijven worden, doordat er meer overzicht en aanwezigheid mogelijk is. Er zijn maar enkele scholen, dokters en kinderdagverblijven waar contact mee gehouden hoeft te worden. Hierdoor is dit ook haalbaar voor professionals. De ouders die geïnterviewd werden kwamen op verschillende manieren bij het team terecht: via school of huisarts werden ouders doorverwezen, daarnaast had één ouder het team gevonden via google. Toen aan ouders werd gevraagd of ze het team al kenden voor de aanmelding, bleken twee ouders er al eens eerder van gehoord te hebben. Het ging hierbij om ouders van twee verschillende jeugd- en gezinsteams. Toen ouders werd gevraagd in hoeverre ze medewerkers tegenkwamen in de wijk bleken de ervaringen nogal verdeeld. Niet alle ouders hadden hier dezelfde ervaringen mee. Ook ouders binnen dezelfde wijk hadden hier niet altijd dezelfde ideeën over. Het voorbeeld hieronder is van twee ouders die in dezelfde wijk wonen en antwoorden op de vraag of ze de hulpverleners wel eens tegenkomen in de wijk: O4: ‘Ik zie L. hier heel vaak fietsen ja. Die fietst hier eeuwig door de wijk met die krullenbol’ O1: ‘Nee ik zie ze eigenlijk nooit nee’. Tijdens de observaties in vergaderingen werd er meermalen informatie gegeven over vrijwilligersprojecten die in de wijk aanwezig zijn en waar het wijkteam gebruik van kan maken. Een voorbeeld hiervan is een maatschappelijk sportproject in de wijk waar kinderen twee middagen in de week terecht kunnen. Dit soort ideeën werden goed ontvangen en het lijkt te leven in de wijkteams. Professionals reageerden enthousiast door hier veel vragen over te stellen en gelijk voorbeelden te noemen van gezinnen waar ze het wilden voorleggen. Ook werden er foldertjes uitgedeeld van een vrijwilligersproject en deze werden direct door
34
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS professionals meegenomen. Daarnaast werden er nieuwtjes en feiten gedeeld over wat er in de wijk speelt, zoals een nieuw rooster voor de scholen in de wijken, of het percentage scheidingsaantallen in de wijk. Professionals gaven veel voorbeelden van hoe zij lokaal werken en zorgen voor meer aanwezigheid. Ook in de observaties bleek dit meermalen naar voren te komen, zoals de vrijwilligersinitiatieven in de wijk. Uit de interviews met ouders kwam een minder eenduidig beeld naar voren. Geconcludeerd kan worden dat lokaal werken leeft in de wijkteams en er veel aandacht aan wordt geschonken. Het lijkt echter nog wel in een ontwikkelingfase te zitten waar professionals het lokaal werken nog meer eigen moeten maken. Teamverband Teamverband is een werkzame factor volgens alle professionals. Het teamverband krijgt in alle drie de teams vorm door in duo‟s te werken, te overleggen en te ontmoeten. Een werkzaam element is volgens professionals de combinatie van verschillende expertises. P2:’Met meerdere expertise rondom één casus zitten. Dan ervaar je ook dat het een absolute meerwaarde heeft voor die cliënt, omdat er dingen over tafel gaan waar je niet aan hebt gedacht omdat het je expertise niet is’| Professionals gaven aan het prettig te vinden om in een team te werken, doordat je makkelijk collega‟s kan consulteren. Ook het van elkaar kunnen leren, wordt als een positief aspect van het werken in teamverband gezien. Om teamverband te kunnen ontwikkelen is het belangrijk om elkaar goed te leren kennen en hiervoor de tijd te nemen. Een probleem dat veel professionals hierbij noemden is loyaliteit. Twee teams hadden het over loyaliteitsconflicten doordat ze enerzijds verbonden zijn aan hun eigen organisatie en anderzijds het jeugd- en gezinsteam: M1: ‘Je wilt je eigen organisatie goed verkopen zeg maar. Je wilt ook goed doen naar de klant, dus in die zin wil je soms ook dat het wat oplevert. Niet dat je zegt ik zit er 35
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS altijd, maar alle zaken gaan naar een collega. Je zit een beetje in een spagaat met je eigen organisatie. Dat je denkt ja het moet me ook wat opleveren. En wij worden nog steeds betaald per cliënt zeg maar. Dus ja neem je geen cliënten mee hoe zit het dan?’ Eén team noemde dit echter niet. Waarom één team hier geen last van lijkt te hebben, wordt niet echt duidelijk uit dit onderzoek. Het is mogelijk dat het in deze gesprekken niet naar voren is gekomen omdat er niet expliciet naar loyaliteit wordt gevraagd in de interviews. Wel noemde één professional uit dit team het volgende: P2: ‘maar je zit niet met de organisatie nog in je hoofd, want je bent met de nieuwe organisatie bezig dat was ook de ontwikkelopdracht. Laat het achter je en we gaan met elkaar dit experiment uitvoeren.’ Mogelijk zijn er meer duidelijke afspraken gemaakt met de organisaties en professionals binnen dit team waardoor loyaliteitsconflicten minder een rol spelen. Drie van de vier ouders noemden het teamverband. Ervaringen die zij hier mee hadden waren: professionals die in duo‟s langskwamen of door een groter overleg waar meerdere professionals bij elkaar kwamen en waarbij ouders zelf aanwezig waren. Eén ouder zei over het teamverband dat ze het gevoel had dat men elkaar opvangt als iemand een steek laat vallen, een ander ouder noemde het aanvullen: O1:’Dat de één de ander kan aanvullen op sommige momenten.’ Teamverband is iets dat duidelijk naar voren komt uit de vergaderingen. Er werd tijdens deze vergaderingen met elkaar over casussen gepraat en overlegd. Medewerkers vroegen om input van hun collega‟s als ze het zelf niet wisten. Ook het in duo‟s werken komt vaak naar voren, doordat er gesproken werd over samen naar een casus gaan, of er werden nieuwe duo‟s gevormd tijdens een vergadering. Teamverband komt duidelijk uit de drie bronnen naar voren. Voor ouders is dit alleen door middel van het in duo‟s werken of een teamoverleg, verder merkten zij weinig van het 36
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS teamverband. Professionals gaven zelf ook meermalen aan dat teamverband voornamelijk indirect een effect heeft op ouders. Laagdrempeligheid Laagdrempeligheid is volgens de drie teams één van de belangrijkste aspecten van een jeugden gezinsteam. Laagdrempeligheid betekent volgens professionals in de eerste plaats de toegankelijkheid. Het team moet toegankelijk zijn voor mensen. Dit moet in letterlijke zin het geval zijn, de toegang moet open en makkelijk bereikbaar zijn. P3: ‘Het makkelijker maken voor ouders en jongeren. Dat er 1 poort is waar je gewoon naar binnen kunt en dat je niet hoeft na te denken, dit gaat over luieruitslag dus dan moet ik naar het consultatiebureau, maar mijn zoontje van 9 gedraagt zich de laatste tijd wel heel erg raar dan moet ik daar zijn. Gewoon dat idee van die poort waar je alles binnen hebt.’ Daarnaast moeten professionals in de hulpverleningrelatie toegankelijk zijn. Mensen moeten zich op hun gemak voelen en hun verhaal kunnen doen. Belangrijke aspecten die daarbij meespelen zijn: een klik hebben met het gezin en het vertrouwen hebben. Een professional noemde hierbij dat het belangrijk is om duidelijk te maken dat het jeugd- en gezinsteam iets anders is dan jeugdzorg. M3: ‘Ook nog heel veel geassocieerd met hulpzorg. Nou dat zijn we niet we zijn jeugdhulpverlening dat helpt ook, dat je dat uitlegt, we zijn geen jeugdzorg. Want jeugdzorg is per definitie de instantie die kinderen uit huis komt halen.’ Bovenstaande impliceert dat het belangrijk is om als jeugd- en gezinsteam meer duidelijk te maken wie ze zijn en wat ze precies doen, omdat dit nog niet altijd duidelijk is voor mensen. Het is mogelijk dat door verkeerde associaties de teams nu nog minder laagdrempelig en toegankelijk zijn voor sommige mensen. Opvallend is dat voor alle ouders laagdrempeligheid ook een hele belangrijke factor is. 37
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS Ouders noemden dit veelvuldig en gebruikten woorden als: gewoon, informeel en gezellig, om de sfeer te beschrijven. Een voorbeeld hiervan is het onderstaande citaat. O4:’Ze kwamen hier rond lunchtijd. Met zijn allen aan tafel een boterham gegeten. Zo hebben ze de kinderen leren kennen. K. kende ze natuurlijk al een beetje. En zo konden ze zien, hoe ik dan met de kinderen omga…..het ging heel goed en het was ook nog heel gezellig’. Ouders vinden het daarbij erg belangrijk dat ze hun verhaal kunnen doen. O3’Ik was emotioneel, I. heeft me gewoon laten praten. Uiteindelijk heeft ze gezegd van probeer inderdaad dit eens, maar de eerste keer nog niet zoveel. Dat was ook niet nodig, had ik op dat moment ook niet nodig’ Ook het vertrouwen hebben en een klik hebben met de professional die langskomt is volgens alle ouders erg belangrijk O2: Het is al bij een hand geven hoe iemand zich opstelt …..maar ik vind het heel belangrijk om me bij iemand vertrouwd te voelen. Een ouder gaf aan dat veel mensen het team nog associëren met Bureau Jeugdzorg . O4: ‘Ik vind het belangrijk dat het heel laagdrempelig is. ….volgens mij weten heel veel mensen niet van het bestaan van het team. Heel veel mensen denken jeugdzorg en daar hoor je heel veel slechte dingen over. Misschien wat duidelijker zijn dat zo’n team bestaat, dat het niet eng is. Want heel veel mensen denken straks nemen ze mijn kinderen af.’ Tijdens een casuïstiekbespreking werd aan ouders gevraagd wat zij van de casuïstiek bespreking vonden. Ouders gaven aan dat het een fijn informeel gesprek was en dat het ze het prettig vonden dat het in woorden was gegaan die zij ook konden volgen. Hierin gaven ouders dus aan laagdrempeligheid te waarderen. Geconcludeerd kan worden dat laagdrempeligheid een belangrijke eigenschap is van 38
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS de jeugd- en gezinsteams, die door ouders als uitermate belangrijk wordt ervaren. Duidelijk maken aan ouders wat het jeugd- en gezinsteam precies is en wat zij als team kunnen bieden, lijkt van belang om de teams toegankelijker te maken. Snelheid Snelheid is een onderwerp waar alle professionals het over eens zijn. Werken in een jeugd- en gezinsteam zorgt voor meer snelheid. In alle teams wordt er getracht binnen twee weken na de aanmelding bij een gezin lang te gaan. De snelheid van het team wordt door professionals verklaard vanuit verschillende factoren. In de eerste plaats het snellere schakelen, dit is mogelijk doordat er één team is met daarin verschillende expertises, daardoor zijn de lijnen korter. P1:‘Dat je gelijk kan overleggen, snel schakelen. Ze zitten even aan tafel hun boterham te eten ze bespreken deze casus. Ik kan vanmiddag want er is een afspraak uitgevallen. Ik kan er dan wel even naar toegaan. Heb jij tijd om even mee te gaan? Ja ik heb wel tijd om even mee te gaan. Oké we gaan.’ Ook het „gewoon doen‟ speelt volgens professionals een rol. Er wordt niet gewacht op een diagnose maar men begint gewoon met het starten van de hulp. M4: „maar dat we als we kunnen ook verwijzen naar een mediator ouderschapsbemiddeling, maar we kunnen zelf ook al gesprekken voeren met ouders. Wat hebben jullie nodig om weer in gesprek met elkaar te komen? Misschien is dat wel het hele ouderschapsbemiddeling traject zeg maar, omdat er een wachttijd is en je moet wel wat doen.’ Bovenstaande citaat doet voorkomen dat het team soms inspringt in het gat van de wachttijd van andere instanties om op deze manier alvast hulp te kunnen geven. Ook onderstaande voorbeeld onderschrijft dit: P3: ‘Maar alles wat we doorzetten naar de ambulante hulp dat was de afspraak. Die 39
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS hebben ook de afspraak gekregen binnen twee weken moet je leveren. Nou dat gebeurt echt niet. Je mag blij zijn dat ze binnen twee weken contact opnemen. Dat er binnen twee weken gestart wordt dat is nog maar helemaal de vraag. En als mensen horen bij hun gaat het wel snel dan zeggen ze: ja, dan heb ik liever iemand van jullie want anders moet ik zo lang wachten tot er iemand komt.’ Uit bovenstaande citaat blijkt dat gezinnen soms zelf terugkomen bij het wijkteam door de wachttijd bij andere instanties. Dit impliceert ook dat de teams meer oppakken dan oorspronkelijk de bedoeling is en ze mogelijk snel overbelast raken. Hierbij kan het gevaar zijn dat een wijkteam juist daardoor zijn snelheid gaat verliezen. Ook ouders zeiden dat ze snel terecht konden bij het jeugd- en gezinsteam. Meestal kwamen ze binnen een week bij het gezin langs. Eén ouder gaf aan dat ze gewoon binnenliep en gelijk geholpen werd. Ouders noemden daarnaast de korte tijd die tussen de afspraken zat prettig: O3 „Ja het ging gewoon door weet je wel er zaten niet drie weken tussen’ Eén ouder beschreef toen er gevraagd werd waarom de snelheid fijn was: O4: ‘Ik bedoel ik kreeg wel het gevoel dat ze het serieus namen en dat ze in ieder geval mij serieus namen. Dat ze goed met hun werk bezig zijn dat ze zelf ook al heel serieus nemen.’ Snelheid wordt door zowel ouders als professionals als een belangrijke factor aangehaald. Dit komt echter niet direct uit de observaties naar voren. Het is mogelijk dat dit toevallig niet direct ter sprake is gekomen. Snelheid is daarnaast lastig te observeren. Aangezien ervaringen van ouders met betrekking tot snelheid overeenkomen met de ervaringen van professionals kan met enige zekerheid worden aangenomen dat snelheid een eigenschap is van de jeugd- en gezinsteams. Een belangrijke kanttekening hierbij is dat als de teams mogelijk te veel oppakken, de snelheid op den duur verloren kan gaan. 40
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS Integraal Integraal werken is een belangrijk werkzame factor volgens alle professionals. Een leidend principe is voor alle teams: één gezin, één plan en één regisseur. Dit wordt onder andere bereikt door samen te werken met andere organisaties en instanties, verbindingen te zoeken en uiteindelijk elkaar weten te vinden als het nodig is. Dit betekent expertises inschakelen als het nodig is, maar dat er één persoon is die alles blijft coördineren. M3:‘Dat je samen op pad gaat en dat je niet als jij specialistische hulp nodig hebt of het Riagg of maakt niet uit eigenlijk, dan blijf ik je volgen. Ik blijf bij je, we gaan samen kijken wat heb je nodig om wel weer zelf je gezin te runnen. Met een schuldregeling of een behandeling als het nodig is of maar er blijft 1 gezicht.’ Daarnaast zijn er ook hele praktische manieren om het integrale werken te stimuleren: door één plan op te stellen en één registratiesysteem te gebruiken. Ook binnen het gezin wordt er gestreefd naar een integrale aanpak, door systeemgericht te werken, het hele gezin erbij te betrekken. P2: „Dan kom je echt bij een gezin met de vraag, meteen voor het hele gezin. Dan kan vader een alcoholprobleem hebben, moeder een psychische beperking en dochterlief heeftontwikkelingsproblemen. Dan is dat duo verantwoordelijk voor de aanpak in dat gezin.’ Professionals noemden echter ook dat dit integraal werken nog niet altijd mogelijk is. Hierbij lijkt het belangrijk dat door de transitie en transformatie straks daadwerkelijk ontschotting moet plaatsvinden en dat dit een randvoorwaarde is om integraal te kunnen werken. P3:’ Nou ben je nog een beetje collega’s hoe moet ik dat zeggen concurrerend ….Maar je zit altijd wel met het touwtje vast aan je eigen organisatie en logisch ook. Volgens mij kun je, kun je dat pas echt ontschotten door gewoon ergens mandaat neer te leggen.’ 41
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS Het integraal werken werd door alle ouders genoemd. Het gaat vanuit hun perspectief dan voornamelijk om het systeemgerichte werken binnen het gezin. Kinderen werden in alle situaties in ieder geval eenmalig betrokken bij een afspraak. Soms werden er aparte afspraken gemaakt met het kind indien dit nodig was. Als het mogelijk was dan werden beide ouders erbij betrokken. O1: ‘Nou dat gesprek met D. een keer apart ja. Dat moet natuurlijk ook anders hoor je alleen onze kant’ O3: ‘I. Is ook een keer bij ons thuis geweest om ook met mijn man te praten. Met ons drieën en dat was ook heel goed. Dan wist hij in ieder geval waar wij heen gingen.’ Uit de observaties kwam naar voren dat de teams op dit moment druk zijn met verbindingen leggen met andere organisaties. Tijdens twee vergaderingen kwam er een andere organisatie langs om uit te leggen wat zij precies doen en hoe het team hen kan inschakelen. Ook sloot er tijdens een vergadering iemand van Bureau Jeugdzorg aan voor kruisbestuiving tussen organisaties. Samenwerken met andere organisaties blijkt dus een belangrijke rol te spelen in de teams. Integraal werken komt naar voren uit de drie verschillende bronnen. Voor ouders speelde voornamelijk het systeemgericht zijn een rol. Echter, uit de observaties komt de verbinding met andere organisaties juist sterk naar voren. Niet alleen aan de contacten binnen het team maar ook aan de contacten buiten het eigen team wordt hard gewerkt, om op deze manier meer integraal te kunnen werken. Flexibiliteit Bij flexibiliteit gaat het volgens professionals onder andere om het „out of the box‟ durven te denken. Professionals hebben meer vrijheid om dingen uit te proberen, maar hebben daarnaast ook meer verantwoordelijkheid. Van medewerkers wordt een flexibelere houding verwacht, 42
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS geen‟ negen tot vijf mentaliteit‟ en mensen moeten buiten de kaders durven te denken. Het is mogelijk om daarbij te experimenteren. Voorbeelden hiervan zijn: medewerkers laten solliciteren in een gezin, waarbij het gezin zijn eigen hulpverlener mag uitkiezen. Ook het opzetten van „blended hulpverlening‟ is een nieuwe vorm van hulpverlening, waarbij er een combinatie wordt gemaakt tussen online en offline hulpverlening. Deze vorm van hulpverlening werd door een medewerker opgezet als experiment, zoals in het onderstaande citaat beschreven wordt: M6: Ik ben gaan experimenteren met dat blended hulpverlening omdat de transitie ook richt op dat voorliggende veld. Meer investeren op dat voorliggende veld. Echter een probleem wat naar voren komt is, dat naast dit meer flexibele werken er tegelijkertijd een behoefte is bij professionals aan grenzen en kaders. Er is behoefte aan grenzen, enerzijds om zo overbelasting te voorkomen en anderzijds om ook te weten wat er van jou als hulpverlener wordt verwacht. Een hulpverlener zei hierover het volgende: M5: ‘Ik vind dat je als hulpverlener moet je over grenzen kijken en moet je breed kunnen kijken. Je moet niet denken oké ik moet hierbinnen lopen en als het nou echt twee cm buiten is dan kan het niet, maar ik vind dat moet ook gewoon kunnen. Maar op een gegeven moment heb je wel een richtlijn nodig. Ik heb wel nodig dat tegen mij gezegd wordt: deze mogelijkheden heb je en is het anders dat ik het weer terug kan leggen bij iemand. Nu zie ik wel eens dat het anders is of dat ik de mogelijkheid niet heb, maar dat ik het bij niemand terug kan leggen en dan pak ik het uiteindelijk toch weer zelf op. Dan krijg je dus gedoe dat je boven je uren komt .’ Dit citaat illustreert de tweestrijd die hierboven ook wordt genoemd, aan de ene kant meer vrijheid hebben maar daarnaast ook de behoefte hebben om te weten waar deze vrijheid ophoudt. Dit zou echter ook kunnen betekenen dat het werken in een jeugd- en gezinsteam veel vraagt van iemand en daardoor alleen voor bepaalde mensen is weggelegd. Enkele
43
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS professionals gaven dan ook aan dat er daarom nagedacht moet worden over een profiel voor medewerkers van deze teams: M6: ‘Dan moet je daar wel die mensen in hebben zitten, daar moet geen negn tot vijf mentaliteit zitten of iemand die het zelf moeilijk vindt om af te wijken want dat kan ook. Mensen die niet buiten de kaders durven te denken, die denken nou ik werk fijner of beter binnen de kaders……Goed belichten en de competenties te beschrijven en ook gewoon het profiel neer te zetten, van wie is nou wie en wat hebben we nodig’. Twee ouders noemden flexibiliteit tijdens de interviews. Het ging dan vooral om het buiten de kader willen werken, iets extra‟s willen doen. Een voorbeeld die een ouder noemde: O3: ‘Toen zei ik dan breng ik je er wel heen en kom ik je halen. Oh zegt I. ik kom toch langs bij jullie dan zet ik haar wel af. Dat heeft toch bij J. een hele grote band geschept. Dat had je nodig want die is normaal echt van vreemden daar moet ik niets van hebben. Dat ging eigenlijk van het eerste moment goed.’ Hierbij lijkt iets meer doen dan nodig is, een belangrijke rol te spelen in het opbouwen van de vertrouwensband. Flexibiliteit komt echter niet direct uit de observaties naar voren. Zaken zoals nieuwe interventies uitproberen of overwerken, kwamen niet direct naar voren,Het is mogelijk dat dit toevallig niet ter sprake is gekomen. Aangezien ervaringen van ouders met betrekking tot flexibiliteit overeenkomen met de ervaringen van professionals kan met enige zekerheid worden aangenomen dat hier wel mee gewerkt wordt in de jeugd- en gezinsteams. Maatwerk Maatwerk werd door zeven professionals genoemd als een werkzame factor. Het gaat om passende hulp die dicht bij het gezin wordt gegeven. Dit kan volgens professionals bereikt worden door het perspectief van de cliënt leidend te laten zijn en daardoor beter bij de cliënt aan te sluiten. Het is daarbij belangrijk om niet aanbodgestuurd te werken maar juist 44
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS vraaggestuurd te werk te gaan. M6: ‘Dat je veel meer je richt op de vraag en niet op het aanbod. Vroeger had je dit is kastje van wat we hebben. Daaruit kun je a, b of c kiezen en iets anders hebben we niet en als iemand c met een combinatie van b wil dan kan dat niet. Tenminste zo was het vroeger. Nu is het veel meer kijken van oké dan gaan we zoeken en dan gaan we kijken wat we samen kunnen. Dat vind ik wel een voordeel, want als je hulp verleent die aanslaat bij de vraagsteller en of dat je meegaat in wat de vraag is, dan kom je veel sneller tot resultaat.’ Dit citaat doet voorkomen dat deze manier van werken wezenlijk verschilt van het vroegere werken. Eerst werd er met een vast aanbod gewerkt waar nu de vraag leidend is. Dit lijkt daarmee dus ook een andere houding van professionals te vragen. Als professional moet je geen standaard antwoorden paraat hebben,maar eerder over een open en zoekende houding beschikken. Enkele professionals noemden dit ook tijdens de interviews: M4’…als hulpverlener dan wist je alles al. Nu moet iedereen kijken van wat zit waar wie doet wat ….wat is nuttig voor deze mensen.‟ Maatwerk werd door één ouder meermalen als belangrijk werkzame factor aangehaald, ze beschreef hierbij onder andere het volgende: O4: ‘Ik denk dat ze dat zelf ook heel goed in kunnen schatten, dat het ene gezin het andere niet is natuurlijk. Bij de ene is dat misschien wel nodig om echt duidelijk op te schrijven wat de doelen zijn, wat de verbeteringen zijn, maar hier was dat niet.’ Maatwerk werd vaak benadrukt in vergaderingen. Dit kwam onder meer naar voren toen er tijdens een vergadering de website van het team werd besproken. Er werd gezegd dat het aanbod van de trainingen van de site moest worden gehaald omdat er meer vraaggericht moet worden gewerkt . Hierover ontstond een discussie want de medewerkers vonden het lastig dat ze geen duidelijk aanbod aan de ouders kunnen bieden. Toch werd uiteindelijk het belang
45
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS benadrukt om naar aanleiding van vragen van ouders, op zoek te gaan naar wat het beste aansluit bij de vraag in plaats van vaste cursussen aan te bieden. „Werken op maat‟ werd door professionals veelvuldig genoemd. Echter, maar één ouder noemde dit tijdens de interviews. Dit kan mogelijk worden verklaard doordat ouders dit vaak niet direct opmerken. Het is wel interessant dat tijdens een observatie professionals aangaven het soms moeilijk te vinden om zonder aanbod te werken. Het is dus ook mogelijk dat dit nog niet overal voldoende is ingebed in de aanpak van de professionals. Transparantie De laatste werkzame factor is transparant werken. Deze factor werd door alle drie de teams beschreven en door vijf professionals genoemd. Transparant werken is niet over maar juist met de cliënt te praten. Eerlijk vertellen wat je denkt of ziet. Professionals proberen op deze manier het vertrouwen te behouden. M3: ‘Ja dat je met de cliënt werkt en dat je laat zien dat je betrouwbaar bent en dat je niet over hun zit te kletsen, maar met hun. Dat is ook een principe wat ontzettend goed werkt: niet over de cliënt maar met de cliënt.’ Uit dit citaat lijkt naar voren te komen dat transparant werken belangrijk is om een vertrouwensband te ontwikkelen en te behouden. Soms lopen professionals er tegenaan dat ze zelf zorgmeldingen moeten doen, omdat dit de vertrouwensband kan schaden. Eén professional gaf aan bewust in dit soort situaties niet transparant te werk te gaan: M2:’Ik heb wel eens een tweetjes met de politie. Dat zij zeggen laat ze op ons maar boos zijn dat geeft niet, als de hulpverlening dan maar binnenblijft dan doen wij die A MK melding ja of zorgmelding in hun geval. Dan kunnen jullie erin.’ Echter verschillende ander professionals gaan er vanuit dat het bijna altijd mogelijk is om transparant te zijn. Ook in situaties waar zorgmeldingen worden gedaan of mogelijk uithuisplaatsing, is het juist van belang om hier open en duidelijk over te zijn: 46
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS M5:’Ja eerst werd er meer gezegd dat het kind uithuis moet en soms moet dat ook, maar ik denk dat het nu veel meer in samenspraak is. Goh nou zien we dat het niet meer lukt en wat kunnen we nou bedenken, dus dat die samenspraak en ook het vertrouwen in je hebben dat het ook wel weer goed komt. Dat is wel het verschil van werken denk ik. Heel transparant en ook heel duidelijk zijn, dit en dit hebben we gedaan, nu kunnen we even niks meer. Het enige wat ik nu kan doen is deze weg bewandelen dat gaan we ook doen, maar dat willen we wel doen in overleg met jou.’ Uit bovenstaande voorbeelden blijkt dat er nog geen eenduidige aanpak is voor het doen van zorgmeldingen. Echter bij beide manieren staat het vast kunnen houden van de relatie na een zorgmelding centraal. Transparantie wordt door twee ouders genoemd. Het gaat hierbij alleen om het toestemming vragen om contact op te nemen met de huisarts of om het verhaal bij het team neer te leggen. O2:’Dan hebben we pas dat overlegteam gehad en dat was op voorstel van R.’ Tijdens de vergaderingen kwam meermalen het onderwerp transparantie aan bod. Bij een vergadering ging het over het anoniem doorgeven van gegevens aan een instantie. Er werd duidelijk aangegeven dat het team juist waarde hecht aan transparantie, zelfs in gevallen waar zorgenmeldingen zijn gedaan. Tijdens een andere vergadering werd er een casus voorgedragen waarbij er een probleem was, doordat moeder dacht dat de professional achter haar rug om contact had opgenomen met de school. Daardoor vertrouwde moeder de professional niet meer. Er werd vervolgens een voorstel gedaan in de vergadering om een groot overleg te organiseren waarbij alle partijen om de tafel kunnen gaan zitten. Geconcludeerd kan worden dat transparantie uit alle drie de bronnen naar voren komt en als een werkzame factor wordt gezien. Echter, dat nog niet altijd op een transparante manier
47
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS wordt gewerkt blijkt ook uit de interviews met professionals. Mogelijk zijn de richtlijnen in de wijkteams nog niet voldoende duidelijk op dit gebied. 3.2 Randvoorwaarden Naast de werkzame factoren komen er ook enkele randvoorwaarden naar voren in dit onderzoek. Deze randvoorwaarden zijn nog niet altijd goed geregeld, maar zijn wel van belang om als jeugd- en gezinsteam goed te kunnen functioneren. In de eerste plaats gaat het hier om praktische randvoorwaarden: een goede internetaansluiting, een registratiesysteem en de aanwezigheid van computers en telefoons. Meermalen werd het belang van een geschikt locatie genoemd door professionals in de interviews. Tijdens een vergadering werd er iemand gebeld die wegliep en die uiteindelijk in de bezemkast het telefoongesprek moest houden, omdat ze ander nergens privé een gesprek kon voeren. Ook wordt het ontbreken van een internetaansluiting en telefoons meermalen genoemd. Daarnaast is volgens professionals voldoende capaciteit een belangrijke randvoorwaarde, om als wijkteam te kunnen functioneren. Uit de interviews met professionals en de observaties komt naar voren dat teams zich soms overbelast voelen. Te volle agenda‟s worden vaak genoemd. In één vergadering werd er aangekondigd dat er voor het eerst sinds de start van het team geen nieuwe casussen zijn. Iedereen reageerde hier vrolijk en opgelucht op. Ook wanneer er in vergaderingen bekend werd gemaakt dat er nieuwe medewerkers of stagiaires konden meedraaien, werd dit met veel enthousiasme begroet, door gejuich en enthousiaste uitroepen. Als laatste belangrijke randvoorwaarde werd vrijheid genoemd door verschillende professionals. Wijkteams moeten de ruimte en de tijd krijgen om als team te kunnen groeien en zich te kunnen ontwikkelen. Ook om deze nieuwe manier van werken eigen te kunnen maken, is vrijheid van belang volgens de medewerkers.
48
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS 4. Discussie De resultaten die uit dit onderzoek naar voren gekomen zijn, moeten gezien worden als een eerste evaluatie van de sociale wijkteams en moeten ook in dit licht geïnterpreteerd worden. Het doel van dit onderzoek was te kijken wat de werkzame factoren van de wijkteams zijn voor jeugd en gezin, vanuit de ervaringen van professionals, ouders en etnografische observaties. Dit is een uniek onderzoek waar vanuit verschillende invalshoeken gekeken is naar wat werkt. Voor vrijwel alle geïdentificeerde werkzame factoren geldt dat ze naar voren kwamen in zowel de interviews met professionals, met ouders als ook in de observatieverslagen van de onderzoeker. Werken met eigen kracht blijkt al sterk ingebed in de teams. Juist de tegenstrijdigheid van het concept eigen kracht wordt beschreven door de professionals. Enerzijds de controle terugkrijgen als persoon, maar anderzijds is er ook ruimte voor hulp en ondersteuning van de omgeving (Van Regenmortel, 2009; Duyvendak, 1997). Volgens professionals is het van belang om hier een evenwicht in te vinden, omdat er een gevaar bestaat om door te schieten in eigen kracht. Hieruit blijkt dat professionals niet alleen werkwijzen en methodieken zomaar toepassen, maar ook rekening houden met de context en kijken naar wat past bij een gezin. Evenwicht vinden krijgt bij professionals uitdrukking in het zoeken naar de mate van zelfredzaamheid die mogelijk is binnen een gezin. Wel met de gedachte dat ondersteuning van professionals soms van groot belang is en ingezet wordt waar nodig. Het inzetten van netwerken speelt dan ook een grote rol in de jeugd- en gezinsteams. Zowel uit de literatuur als uit dit onderzoek wordt duidelijk dat eigen kracht geen methodiek is, maar een raamwerk waarbinnen gewerkt wordt (Van Regenmortel, 2009). Ook in de wijkteams blijkt het vooral te gaan om een basishouding van de professionals. Naast eigen kracht van de gezinnen werden ook twee ander vormen van eigen kracht genoemd: eigen kracht van de buurt en eigen kracht van het team. Eigen kracht van de buurt lijkt aan te
49
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS sluiten bij de eigen kracht op een meer gemeenschappelijk niveau (Van Regenmortel, 2009), zoals ook genoemd in het theoretisch kader. Hieruit blijkt dat teams niet alleen gericht zijn op gezinnen, maar ook aandacht hebben voor de context waarin deze gezinnen zich bevinden. Als derde vorm van eigen kracht wordt eigen kracht van het team genoemd. Volgens professionals moet een team in zichzelf geloven, daardoor kunnen ze dit ook weer uitstralen naar de buitenwereld. Dit kom overeen met de definitie van eigen kracht van het team van Kirkman en Rosen (1999). Volgens deze definitie gaat het onder andere om geloven in: de potentie van het team, de waarde van het team en de impact van het team. Uit een metaanalyse van Seibert, Gang, en Courtright (2010) komt naar voren dat eigen kracht van een team bijdraagt aan de prestaties van een team. Eigen kracht van het team kan dus ook een waardevolle bijdrage leveren aan de hulpverlening. In overeenstemming met de literatuur komt lokaal werken duidelijk naar voren als een werkzame factor. De invulling, zoals omschreven in de literatuur, is onder andere aansluiten bij het dagelijks leven (Boer et al., 2013). Hier wordt in de jeugd- en gezinsteams praktisch invulling aan gegeven door aanwezig te zijn in de wijk, gebruik te maken van de initiatieven die er in de wijk zijn en contacten te leggen met de verschillende vindplaatsen zoals scholen en huisartsen. In dit onderzoek komt duidelijk naar voren dat dit in de eerste plaats gedaan wordt om meer herkenbaarheid te creëren. Mensen moeten weten dat het jeugd- en gezinsteam er is. Dit sluit uitstekend aan bij de opvatting van Sleeboom en Hermanns (2006) dat bekendheid een belangrijk onderdeel is van kwalitatief goede hulp. Uit de literatuur komt echter ook naar voren dat een doel van lokaal werken is om omgevingsfactoren te veranderen (Van Koperen & Seidell, 2010). In hoeverre bij interventies de omgeving buiten het gezin, zoals sportverenigingen en scholen ook wordt meegenomen, komt minder duidelijk uit dit onderzoek naar voren. Jeugd- en gezinsteams hebben wel veel contact met in ieder geval scholen in de wijk, maar in hoeverre deze ook echt worden betrokken bij het inzetten van
50
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS interventies en ondersteuning wordt minder duidelijk in dit onderzoek. Deze studie bevestigt dat werken in teamverband positief bijdraagt aan de effectiviteit van de jeugd- en gezinsteams en geeft ook duidelijke aanwijzingen welke onderliggende factoren daarin het meest van belang zijn, in de ogen van professionals. Redenen die gegeven worden zijn: de snelheid waarmee gereageerd kan worden en de verschillende expertises die in het team zitten. Dit komt overeen met de literatuur, waar in de eerste plaats de verschillende expertises genoemd worden (Lemieux-Charles & McGuire, 2006). Daarnaast zorgt een team voor minder vertraging (Kydona et al., 2010). Of er ook daadwerkelijk minder fouten worden gemaakt (Smith-Jentsch et al., 1996) door de jeugd- en gezinsteams wordt in dit onderzoek niet duidelijk. Wel gaven ouders aan dat ze merkten dat teamleden elkaar aanvullen en elkaars fouten opvingen. Ook professionals zelf gaven aan dat ze elkaar kunnen aanvullen binnen het team. Dit gebeurt bijvoorbeeld door middel van een casuïstiekoverleg, waarin verschillende expertises elkaar kunnen aanvullen met kennis vanuit de verschillende invalshoeken. Mogelijk worden er dus minder fouten gemaakt door deze teams, er is echter wel meer onderzoek nodig om dit vast te kunnen stellen. Dit onderzoek laat naast deze drie concepten ook nog andere werkzame factoren zien. Twee gevonden werkzame factoren zijn: werken op maat en integraal werken. In het theoretisch kader werd al genoemd dat deze twee factoren belangrijk zijn bij het werken gericht op eigen kracht. Uit dit onderzoek komt naar voren dat het bij maatwerk draait om hulp die goed aansluit bij het gezin. Dit wordt onder andere bereikt door het perspectief van het gezin leidend te laten zijn. Uit verschillende onderzoeken naar interventies, komt naar voren dat de interventies met aandacht voor hoe mensen hun eigen situatie ervaren, effectiever zijn (Hermanns et al., 2005). Een review naar de uitkomsten van psychotherapie laat zien dat aansluiten bij de cliënt één van de belangrijkste dingen is, voor een goede alliantie tussen de professional en de cliënt (Lambert & Barley, 2001). De alliantie tussen de
51
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS professional en de cliënt is weer van invloed op de uitkomst van de therapie (Lambert & Barley, 2001). Er zijn dus aanwijzingen binnen de literatuur dat werken op maat een werkzame factor is. Bij de werkzame factor integraal werken draait het om de samenhang in de hulp die geboden wordt. Zowel de samenhang van de hulp binnen het gezin, als tussen de verschillende hulpverleners en organisaties. Uit de literatuur komt naar voren dat aandacht voor de samenhang van hulp belangrijk is, om kwalitatief goede hulp te kunnen leveren (Sleeboom & Hermanns, 2006). Volgens een uitgebreid literatuuronderzoek blijkt uit verschillende meta-analyses, dat het systeem betrekken bij de hulp een positieve invloed heeft op de effectiviteit (Barnhoorn et al., 2013). Het is interessant dat in dit onderzoek door ouders alleen het systeemgerichte werken werd genoemd en niet de samenwerking tussen professionals en organisaties. Een verklaring hiervoor kan zijn dat alleen voor bepaalde gezinnen de samenwerking tussen organisaties van groot belang is, zoals bij meervoudige probleemgezinnen (Barnhoorn et al., 2013). In het huidige onderzoek ging het om gezinnen met voornamelijk enkelvoudige problematiek. Daarnaast komen er nog vier andere werkzame factoren naar voren uit dit onderzoek: Snelheid, transparantie, laagdrempeligheid en flexibiliteit. Uit de literatuur blijkt dat de snelheid waarmee gewerkt wordt, belangrijk is voor de kwaliteit van de hulpverlening (Van Yperen, 2010). Snelheid wordt echter vaak indirect gemeten, veelal als het gevolg van andere werkzame factoren. Voorbeelden hiervan zijn: de snelheid die verkregen wordt door werken in teamverband (Kydona et al., 2010) en de toegenomen snelheid door integraal te werk te gaan binnen de hulpverlening (Barnhoorn et al., 2013). Uit het huidige onderzoek blijkt dat snelheid voor ouders een belangrijke factor is. Ouders in dit onderzoek voelden zich onder andere serieus genomen, doordat er snel gereageerd werd op hun hulpvraag en ondersteuning ook snel geboden werd. Naar deze factor en het werkzame mechanisme achter deze factor is nog verder onderzoek nodig.
52
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS Bij de werkzame factor transparantie draait het volgens professionals voornamelijk om eerlijkheid en openheid. Door transparant te zijn, kunnen professionals een vertrouwensband opbouwen met het gezin. Als er gekeken wordt naar de factor transparantie in de literatuur dan is dit volgens verschillende bronnen een belangrijke aspect bij het verlenen van hulp (Vries, 2010; Van Yperen 2010). Ook uit een review van Ackerman en Hilsenroth (2003) blijkt dat eerlijkheid en betrouwbaarheid van de professional belangrijk zijn, voor de alliantie tussen de hulpverlener en cliënt. Dit is van belang omdat vertrouwen erg belangrijk is voor gezinnen. Dit kan door middel van transparantie bereikt worden (De Vries, 2010). Laagdrempeligheid is een factor die in de ogen van ouders zeer belangrijk is. Zij noemden in het onderzoek punten als informeel en gezellig als belangrijke eigenschappen van de hulp. Er moet een klik zijn volgens zowel ouders als professionals. Ook de literatuur bevestigt dat als hulpverleners op een informele manier te werk gaan, dit prettig is voor cliënten omdat dit duidelijk en eerlijk overkomt. Communiceren op een manier die voor ouders begrijpelijk is, is van belang binnen de hulpverleningsrelatie (Smekens, Driessens, & Lauwers, 1997). Uit een review blijkt dat eigenschappen zoals warmte en vriendelijkheid belangrijk zijn en veel invloed hebben op de alliantie (Ackerman & Hilsenroth, 2003). De laatste werkzame factor die uit dit onderzoek naar voren is gekomen, is flexibiliteit. Uit een uitgebreid literatuuronderzoek blijkt dat er vanuit verschillende meta-analyses en reviews sterk bewijs is, voor het belang van flexibiliteit van professionals (Barnhoorn et al., 2013). Een flexibele houding heeft een positieve invloed op de alliantie tussen professional en cliënt (Ackerman & Hilsenroth, 2003). Dus ook vanuit de literatuur kan onderbouwd worden dat flexibiliteit een werkzame factor is. Uit dit onderzoek komen in totaal negen werkzame factoren naar voren. In hoeverre dit echter allemaal op zichzelf staande factoren zijn, moet verder onderzoek uitwijzen. Laagdrempeligheid lijkt bijvoorbeeld nauw aan te sluiten bij lokaal werken, beide factoren
53
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS draaien uiteindelijk deels om toegankelijkheid van de teams. Zoals al eerder werd genoemd, zijn maatwerk en integraal werken sterk verbonden met eigen kracht. Naast de gevonden factoren die de jeugd- en gezinsteam werkzaam maken, worden hierbij ook diverse aandachtspunten genoemd. Uit dit onderzoek komt een spanningsveld naar voren, waarbij de expertise van de professional de eigen kracht van de cliënt tegen kan werken. Enerzijds kan beargumenteerd worden dat professionals de kennis en expertise hebben om te beslissen welke hulp het beste is voor het gezin. Echter blijkt ook uit onderzoek dat de besluitvorming van professionals vaak niet op feiten en kennis is gebaseerd (Van Yperen, Booy, & Van der Veldt, 2003). Daarnaast komt uit literatuuronderzoek naar voren dat wanneer ouders actief betrokken worden bij de besluitvorming, de kans groter is dat ouders de hulp accepteren en wordt daarmee de kans van slagen van de hulp vergroot ( Bartelink et al., 2013). Het is dus ook van belang voor het uiteindelijk resultaat, dat ouders meebeslissen. Een voorwaarde hiervoor is wel dat professionals ouders voldoende informatie geven, zodat zij een geïnformeerde keuze kunnen maken. Door ouders goed te informeren wordt de eigen kracht gewaarborgd (Van Regenmortel, 2008). Als op deze wijze te werk wordt gegaan, hoeft de expertise van de professional niet de eigen kracht van de ouder in de weg te staan, maar kan deze de eigen kracht juist ondersteunen. Hoewel er lokaal gewerkt wordt en laagdrempeligheid een belangrijke rol speelt in de jeugd- en gezinsteams, blijkt de toegankelijkheid nog niet altijd even groot. Verschillende ouders hadden nog niet eerder gehoord van het jeugd- en gezinsteam. Ook wordt er verschillende keren genoemd dat ouders soms associaties hebben met Bureau Jeugdzorg. Hierbij lijkt de bekendheid van wat een jeugd- en gezinsteam is en doet, nog niet voldoende duidelijk voor ouders. Wat echter duidelijk wordt uit dit onderzoek, is dat scholen en huisartsen, het jeugd- en gezinsteam wel kennen en doorverwijzen. Dit terwijl uit onderzoek uit 2007 bleek dat huisartsen en leerkrachten nauwelijks wisten waar ze ouders en kinderen
54
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS naar konden verwijzen voor zaken als opvoedingsondersteuning (Hermanns, 2007). Juist door het lokale karakter van deze teams lijkt het aansluiten bij vindplaatsen zoals huisartsen en scholen mogelijk te worden. Zoals al eerder beschreven zorgt het lokale karakter van de wijkteams voor overzichtelijkheid: het gebied is niet te groot en is daardoor voor professionals te overzien. Wat ook naar voren lijkt te komen, is dat het voor andere instanties overzichtelijk is wat het aanbod in de wijk is en waar ze naar kunnen doorverwijzen. Door goed in de wijk op plaatsen zoals scholen en consultatiebureaus aan te sluiten, kunnen andere professionals het jeugd- en gezinsteam goed vinden en wordt daardoor de toegankelijkheid van het team groter, zelfs als ouders niet direct op de hoogte zijn van het aanbod (Sleeboom & Hermanns, 2006). Flexibiliteit en maatwerk komen uit dit onderzoek naar voren als een belangrijke werkzame factoren van het werken in een jeugd- en gezinsteam. Een vraag die hierbij naar boven komt is: hoe past dit binnen het kader van het evidence-based werken? Is er sprake van een conflict of kunnen beiden naast elkaar bestaan? Zoals in het theoretische kader al eerder werd genoemd, wordt er gestreefd naar steeds meer evidence-based interventies en methodieken binnen de jeugdhulp (Van Yperen, 2010). Maar in hoeverre is dit evidencebased werken haalbaar in de praktijk van de hulpverlening? In de jeugd- en gezinsteams wordt gepleit voor meer vrijheid en verantwoordelijkheid voor de hulpverlener. Dit sluit aan bij het concept: „discretionaire ruimte‟, hierbij gaat het om de handelingsruimte van de professional om de interventies en methodes aan te passen op de situatie (Van Yperen, 2010). Dit zou voor de factor maatwerk betekenen dat dit binnen deze ruimte valt, als de methodieken en interventies hetzelfde blijven . Echter, de factor flexibiliteit zoals uit dit onderzoek naar voren komt, waarbij het onder andere draait om nieuwe methodes uit te proberen zoals „blended hulpverlening‟, valt niet altijd binnen deze „discretionaire ruimte‟. Toch komt uit dit onderzoek naar voren dat dit deze factor belangrijk gevonden wordt. Voor
55
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS ouders kan dit soms een belangrijke manier zijn om overtuigd en gemotiveerd te worden. Aangezien de cliënt zelf en zijn inzet voor het grootste gedeelte bepalend zijn voor het slagen van de hulp, zou juist de betrokkenheid van de ouders en gezinnen leidend moeten zijn bij de inzet van strategieën en methodieken (De Vries, 2010). Dit hoeft echter niet te betekenen dat er geen aandacht is voor effectiviteit. Een meer practise-based manier van werken, waarbij de professional de uitvinder is van verschillende strategieën en methodes sluit hierbij aan. Interventies die worden ingezet door professionals kunnen onderzocht worden op effectiviteit (Van Yperen, 2010). Door een goede afstemming en uitwisseling moet het mogelijk zijn om een wisselwerking tussen onderzoek en praktijk te bewerkstelligen. Dit betekent wel dat hier ook de middelen beschikbaar moeten zijn om deze uitwisseling mogelijk te maken. Het monitoren van uitkomsten en processen is hierbij een minimale voorwaarde . Hoewel het niet de insteek was van dit onderzoek, zijn een aantal randvoorwaarden voor effectieve hulpverlening naar voren gekomen. Een belangrijk randvoorwaarde volgens professionals is: vrijheid krijgen om te groeien als professional en als team. Het is van belang om juist ook professionals bij deze omslag te ondersteunen. Ook dit draagt bij aan een kwalitatief betere hulpverlening (Van Yperen, 2010). Bij verschillende werkzame factoren, zoals bij het vraaggerichte werken en het lokale werken, komt duidelijk naar voren dat verschillende professionals nog moet wennen aan deze nieuwe aanpak en dat er nog niet altijd op deze manier gewerkt wordt. De vraag is hoe deze omslag vorm krijgt. Uit dit onderzoek lijkt naar voren te komen dat door het werken in teamverband een cultuur van leren en ontwikkelen ontstaat. Praktische voorbeelden hiervan zijn: in duo‟s werken, casuïstiekoverleg en het houden van intervisies. Professionals hebben op deze manier de mogelijkheid om elkaar scherp te houden. Door als professionals samen die verantwoordelijkheid voor het functioneren en de prestaties van het team te dragen, zorgt dit voor onderlinge controle. Uit onderzoek blijkt dat teamverband bij kan dragen aan werknemersverantwoordelijkheid
56
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS (Cooney & Sohal, 2004). Daarnaast is voldoende capaciteit is een belangrijk randvoorwaarde. Uit het onderzoek wordt duidelijk dat medewerkers zich vaak overbelast voelen. Ook dit kan een negatief effect hebben op de effectiviteit. Het is belangrijk dat professionals voldoende tijd hebben om een gezin goed te kunnen begeleiden (Bartelink, Ten Berge, & Van Yperen, 2013). Als medewerkers te volle agenda‟s hebben en een te grote caseload dan kan dit ten nadele van de gezinnen werken. Het is daarom van belang om hier alert op te zijn en kaders voor professionals aan te brengen met betrekking tot de caseload. Over het geheel genomen, kan er geconcludeerd worden dat het voor de jeugd- en gezinsteams van belang is om bij de jeugdigen en gezinnen aan te kunnen sluiten. Veel gevonden werkzame factoren zoals: werken op maat, flexibiliteit, eigen kracht en laagdrempeligheid zijn werkwijzen, waarbij ouders en jeugdigen centraal staan. Niet het aanbodgerichte werken en bestaande effectieve methodieken en interventies worden als leidend gezien, maar de gezinnen zelf. Mogelijk is juist dit uitgangspunt effectief, omdat de cliënt uiteindelijk voor een groot deel bepalend is voor de uitkomst van de hulp die geboden wordt (Lambert & Ogles, 2004; Van Yperen et al., 2003). 4.1 Beperkingen De resultaten die gevonden zijn, moeten geïnterpreteerd worden in het licht van de beperkingen van deze studie. In de eerste plaats is er een limitatie opgetreden tijdens de werving van participanten. In één gemeente zijn geen ouders geïnterviewd. Aangezien de principes van de drie jeugd- en gezinsteams over het algemeen overeen komen, wordt aangenomen dat er voldoende inzicht is verkregen om toch een algemene uitspraak over de jeugd- en gezinsteams te kunnen doen. Er moet echter rekening mee worden gehouden dat de ouders in deze gemeente mogelijk nog een andere informatie hadden kunnen toevoegen. Vanwege de grote rol van de onderzoeker binnen kwalitatief onderzoek is het belangrijk om hierop te reflecteren. De onderzoeker heeft een bepaalde achtergrond die van 57
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS invloed is op hoe situaties worden waargenomen en heeft daarmee ook invloed op de uitkomsten van dit onderzoek ( Lucassen et al., 2007). In de vraagstelling zijn op voorhand drie concepten als mogelijke werkzame factoren genoemd. Deze aannames hebben het onderzoek gestuurd. De invloed die de onderzoeker in het huidige onderzoek heeft gehad, hoeft niet als negatief te worden gezien. De onderzoeker zelf is binnen kwalitatief onderzoek een instrument die bijdraagt aan de uitkomsten van het onderzoek, door zijn perceptie en interpretatie (Ploch & Van Zwieten, 2007). Het is echter wel van belang om vertekening van de resultaten tegen te gaan. Er is op dit risico geanticipeerd door in de eerste plaats transparant te werk te gaan (Van Zwieten & Willems, 2004). Door de stappen die genomen zijn duidelijk te omschrijven en de interviews op te nemen en te transcriberen is er zoveel mogelijk gedaan, om de werkelijkheid zo nauwkeurig mogelijk vast te leggen. De interpretaties die de onderzoeker doet, worden navolgbaar en controleerbaar door het weergeven van diverse citaten uit het onderzoek (Ploch & Van Zwieten, 2007). Daarnaast is in dit onderzoek gebruik gemaakt van triangulatie. Door middel van triangulatie kan de invloed van de onderzoeker verminderd worden (Van Zwieten & Willems, 2004). Een derde kanttekening bij dit onderzoek is dat de werkzame factoren gebaseerd zijn op ervaringen en meningen, dit zijn echter geen objectieve maten. Of deze ervaren werkzame factoren ook daadwerkelijk bijdragen aan een betere hulpverlening of afname van klachten, kan daarom niet met zekerheid gezegd worden. Door het gebruiken van meer objectieve maten en een onderzoeksdesign waarmee causaliteit kan worden vastgesteld, kan dit verder onderzocht worden. Ideeën voor vervolgonderzoek zullen besproken worden in de volgende paragraaf. 4.2 Aanbevelingen Dit onderzoek kan een bijdrage leveren aan de verdere ontwikkeling van de jeugd- en gezinsteams. Er is in de eerste plaats verder onderzoek nodig. Uit een uitgebreid literatuur 58
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS onderzoek uit 2013 blijkt dat een merendeel van de studies naar werkzame factoren in de zorg voor jeugd alleen gebaseerd zijn op vragenlijsten. Daarom wordt er aangespoord om andere onderzoeksmethoden en meerdere informanten te gebruiken voor toekomstig onderzoek naar de werkzame factoren (Barnhoorn et al., 2013). Het huidige onderzoek voldoet aan deze aanbevelingen. Het is echter van belang dat, ook voor toekomstig onderzoek naar de jeugd- en gezinsteams, hier aandacht voor is. Informatie vanuit meerdere perspectieven en methodes kan namelijk een beter en completer beeld geven van de werkzame factoren (Barnhoorn et al., 2013). Ook binnen de jeugd- en gezinsteams is het van belang om een compleet overzicht te krijgen over wat werkt. De gevonden werkzame factoren in dit onderzoek zijn gebaseerd op de ervaringen van ouders en professionals Dit blijven echter subjectieve maten. Mogelijk worden er minder fouten gemaakt door deze teams, maar dat kan met dit onderzoek niet worden aangetoond. Een manier om te onderzoeken of er minder fouten worden gemaakt binnen deze teams, is aan de hand van de afname van klachten binnen de jeugdzorg. Door het gebruik van een longitudinaal design kan de causaliteit worden vastgesteld (Robson, 2002). Hiervoor zijn gegevens nodig over de klachten binnen de jeugdzorg uit het verleden. Daarnaast is het belangrijk dat deze klachtenregistratie op dezelfde manier wordt gedaan, ook na de komst van de jeugd- en gezinsteams. Verder kunnen aan de hand van de gevonden werkzame factoren uit dit onderzoek indicatoren ontwikkeld worden, die de effectiviteit van deze teams kunnen meten op grotere schaal in de praktijk. Daarnaast blijkt uit dit onderzoek dat de nadruk in de jeugd- en gezinsteams ligt op flexibiliteit, aansluiten bij de cliënt en vrijheid van de professionals. Om zicht te houden op de effectiviteit van de hulpverlening is het van belang dat er aan monitoring wordt gedaan (Barnhoorn et al., 2013). Monitoring zorgt voor meer kwaliteit en effectiviteit, door registratie worden patronen zichtbaar die werken en kan waar nodig is worden ingegrepen ( Veerman,
59
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS Van Yperen, & Wilschut, 2013). Ook komt uit dit onderzoek naar voren dat professionals de uitvinders van behandelingen kunnen zijn. Middels monitoring kunnen deze behandelingen beter worden verantwoordt tegenover derden zoals beleidsmakers (Veerman et al., 2013). Daarnaast kan monitoring onderzoek ondersteunen. Door het verzamelen van deze gegevens op grotere schaal wordt de representativiteit verhoogt en kan op grotere schaal worden onderzocht wat werkt (Veerman et al., 2013). Het is in ieder geval belangrijk om als jeugden gezinsteam tot een beslissing te komen hoe er gemonitord gaat worden en welk systeem hiervoor ingezet kan worden. Mogelijk kunnen de gegevens uit een registratiesysteem van een team hiervoor gebruikt worden. Uit de observaties kwamen punten naar voren die de resultaten uit de interviews soms verduidelijkten. Een voorbeeld hiervan is het aanbodgerichte werken loslaten, wat vaak werd genoemd door professionals. Echter, uit de observaties kwam naar voren dat het aanbodgerichte werken loslaten soms als lastig werd ervaren. Hieruit wordt duidelijk dat het doen van observaties een waardevolle toevoeging kan zijn, voor het doen van onderzoek en ook extra informatie kan opleveren. In het huidige onderzoek is er alleen tijdens vergaderingen en overleggen geobserveerd. In de toekomst zou het doen van observaties tijdens directe interacties, tussen hulpverlener en gezin in het hulpverleningsproces, een waardevolle toevoeging zijn. Uit literatuuronderzoek blijkt namelijk dat er binnen de jeugdzorg weinig observatieonderzoek is gedaan naar directe interacties in de hulpverleningrelatie (Barnhoorn et al., 2013). Daarnaast kunnen observaties dienen als reflectiegegevens voor medewerkers (Barnhoorn et al., 2013). Op deze manier zijn deze gegevens direct bruikbaar voor de teams zelf en kunnen ze als ondersteuning dienen in het ontwikkelingsproces van deze teams. Het opstellen van een duidelijk profiel voor medewerkers van jeugd- en gezinsteams is van belang om enkele werkzame factoren in de praktijk te waarborgen. Door een
60
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS profielomschrijving kunnen duidelijk de verwachtingen worden weergegeven en de eisen waaraan medewerkers moeten voldoen. De negen werkzame factoren die in dit onderzoek naar voren zijn gekomen, kunnen als leidraad dienen voor deze profielomschrijving. Voor medewerkers van een jeugd- en gezinsteam is onder andere „integraal kunnen werken‟ en „samen kunnen werken‟ een vereiste. Verder moeten deze competenties niet alleen gaan over de daadwerkelijke vaardigheden van medewerkers, maar persoonlijkheid is hierbij ook van belang. Flexibiliteit en creativiteit zijn bijvoorbeeld belangrijke eigenschappen voor medewerkers van deze teams. Door een duidelijk profiel op te stellen voor de functies binnen het wijkteam, wordt er in de eerste plaats gereflecteerd op de teams zelf. Wat is belangrijk voor dit team, wat willen ze bereiken en wie hebben ze daarvoor nodig? Daarnaast wordt het voor professionals zelf duidelijk welke competenties en vaardigheden nodig zijn, om te werken binnen een jeugd- en gezinsteam. De laatste aanbeveling die voortkomt uit dit onderzoek, heeft betrekking op de randvoorwaarden. Verschillende randvoorwaarden zijn vaak nog niet goed geregeld in de jeugd- en gezinsteams. Door de randvoorwaarden goed te organiseren, hebben medewerkers de mogelijkheid om zich meer te richten op de ontwikkeling van het team en de daadwerkelijke hulpverlening. Het is bijvoorbeeld goed om van te voren na te gaan denken over een geschikte locatie voor een team en de eisen waaraan een locatie moeten voldoen. Dit soort praktische zaken kunnen meehelpen aan een goede start van de jeugd- en gezinsteams.
61
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS 5. Literatuur Ackerman, S. J. & Hilsenroth, M. J. (2003). A review of therapist characteristics and techniques positively impacting the therapeutic alliance. Clinical Psychology Review, 23, 1-33. doi 10.1016/S0272-7358(02)00146-0 Atlas.ti versie 7 [computer software] (2013). Berlin: Scientific Software Development. Barnhoorn, J., Broeren, S., Distelbrink, M., Greef, M. de, Grieken, A. van, Jansen, W., …, Raat, H. (2013). Cliënt-, professional- en alliantiefactoren: hun relatie met het effect van zorg voor jeugd: Verkenning van kennis en kennishiaten voor het ZonMwprogramma Effectief werken in de jeugdsector. Den Haag: ZonMw. Geraadpleegd op 24 mei van http://www.verwey-jonker.nl/doc/jeugd Bartelink, C., Berge, I. ten, & Yperen, T. van (2010). Beslissen over effectieve hulp. Wat werkt in indicatiestelling? Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut. Geraadpleegd op 25 maart van http://www.nji.nl Berg-le Clercq, T., Bosscher, N., & Vink, C. (2012). Jeugdzorg in Europa versie 2. Utrecht: Jeugdinstituut. Geraadpleegd op 16 december van http://www.nji.nl/publicaties Bibeau, D. L., Howell, K. A., Rife, J. C., & Taylor, M. L. (1996). The role of a community coalition in the development of health services for the poor and uninsured. International Journal of Health Services, 26, 93- 110. Geraadpleegd op 25 maart van http://www.metapress.com.proxy.uba.uva.nl Boer, N. de, Diepen, A. van, & Meijs, L. (2013). Swingen met lokale kracht – overheden en de netwerksamenleving. Den Haag: Raad voor Maatschappelijke ontwikkeling. Geraadpleegd op 14 februari van http://www.movisie.nl/publicaties Boer, N., & Lans, J. van der (2013). Burgerkracht in de wijk: Sociale wijkteams en de lokalisering van de verzorgingsstaat. Platform, 1-115. Geraadpleegd op 14 februari van http://www.invoeringwmo.nl/sites/default/file
62
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS Braster, J. F. A. (2000). De kern van casestudies. Assen: Van Gorcum. Geraadpleegd op 15 december van http://books.google.nl/books Burt, M., Resnick, G., & Novick, E. (1998). Building supportive communities for at-risk adolescents: It takes more than services. Washington, DC: American Psychological Association. Cattaneo, L. B., & Chapman, A. R. (2010). The process of empowerment: A model for use in research and practice. American Psychologist, 65, 646-659. doi: 10.1037/a0018854 Chandola, T., Kuper, H., Singh-Manoux, A., Bartley, M., & Marmot, M. (2004). The effect of control at home on CHD events in the Whitehall II study: Gender differences in psychosocial domestic pathways to social inequalities in CHD. Social Science and Medicine, 58, 1501-1509. doi: 10.1016/S0277-9536(03)00352-6 Charmaz, K. (2003). Grounded theory: Objectivist and constructivist methods. In N. K. Denzin & Y. S. Lincoln (Eds.), Strategies for qualitative inquiry (pp. 249-291). Thousand Oaks, CA: Sage. Cooke, N. J., Salas, E., Cannon-Bowers, J. A., & Stout, R. (2000). Measuring team knowledge. Human Factors, 42, 151-173. Geraadpleegd op 17 februari van www.researchgate.net Cooney, R., & Soohal, A. (2004). Teamwork and Total Quality Management: A Durable Partnership. Total Quality Management & Business Excellence, 15, 1131-1142. doi:10.1080/1478336042000255442 Dinklo, I. (2006). Fabels en feiten over kwalitatieve onderzoeksresultaten: Hardnekkige misverstanden over generaliseren van kwalitatieve onderzoeksuitkomsten, Kwalon, 11, 35-43. Geraadpleegd op 15 december van http://www.boomlemmatijdschriften.nl /tijdschrift/KWALON Duyvendak, J.W. (1997). Opbouwwerk zorgt voor cement. VWS-bulletin (6).
63
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS Gilbert. G. N., & Mulcay, M. J. (1984). Opening Pandora's Box: A Sociological Analysis of Scientists' Discourse. Cambridge: Cambridge University Press. Griffin, J. M., Fuhrer, R., Stansfeld, S. A., & Marmot, M. (2002). The importance of low control at work and home on depression and anxiety: do these effects vary by gender and social class? Social Science and Medicine, 54, 783-798. doi:10.1016/S02779536(01)00109-5 Groot, N., Jong, G. de, & Schout, G. (2013). Sociale netwerken bij Eigen Krachtconferenties. Journal of Social Intervention: Theory and Practice, 22, 65-84. Geraadpleegd op 16 februari van http://www.journalsi.org/index Hermanns, J. (2007). Opvoedingsondersteuning die helpt. Ouderschap en Ouderbegeleiding, 10, 14-26. Amsterdam: SWP. Hermanns, J. (2009). Het opvoeden verleerd. Amsterdam: Vossiuspers UvA. Hermanns, J., Öry, F., & Schrijvers, G. (2005). Helpen bij opgroeien en opvoeden: eerder, sneller en beter. Een advies over vroegtijdige signalering en interventies. Utrecht: Julius centrum. Geraadpleegd op 15 januari 2014 van http://www.pow-alumni.socsci.uva.nl/alumni/documents/RapportInventgroep.pdf Hermans, R. (2008). Evidence-based practice: Opportuniteit voor het sociaal werk. Alert, 2, 13-23. JSO (2013). Transitie Jeugdzorg. Geraadpleegd op 28 oktober van http://www.jso.nl/transitiejeugdzorg Kesselring, M., Winter, M. de, Horjus, B., & Yperen, T.A. van (2013). Allemaal opvoeders in de pedagogische civil society. Naar een theoretisch raamwerk van een ander paradigma voor opgroeien en opvoeden‟. Pedagogiek, 33, 5-20. Geraadpleegd op 28 oktober van http://www.pedagogiek-online.nl. Khipnis, A., Rhodes, K. V., Burchill, & Datner, E. (2013). The relationship between patients'
64
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS perceptions of team effectiveness and their care experience in the emergency department. The Journal of Emergency Medicine, 45, 731-738. doi10.1016/ j.jemermed.2012.11.052 Kirkman, B. L., & Rosen, B. (1999). Beyond self-management: Antecedents and consequences of team empowerment. Academy of Management Journal, 42, 5874. Geraadpleegd op 28 mei van http://www.jstor.org.proxy.uba.uva.nl:2048/journals/00014273.html Klok, P., Denters, B., & Oude Vrielink, M. (2012). Wijkcoaches in Velve‐Lindenhof: overkoepelende eindrapportage. Enschede: Universiteit Twente. Geraadpleegd op 12 december van http://doc.utwente.nl/84420/ Koperen, M. van, & Seidell, J. (2010). Overgewichtpreventie, een lokale aanpak naar Frans voorbeeld. Praktisch Pediatrie, 2, 10-14. Geraadpleegd op 12 december van http://www.falw.vu.nl/nl Koster, Y., de (2014). Vaagheid troef bij sociale wijkteams. Binnenlands Bestuur. Geraadpleegd op 12 maart van http://www.movisie.nl/sites Kydona, C., Malamis, G., Giasnetsova, T., Tsiora, V., & Gritsi-Gerogianni, N. (2010). The level of teamwork as an index of quality in ICU performance. Hippokratia, 14, 9497 . Geraadpleegd op 16 februari van http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/issues/188120 Lachman, M. E., & Weaver, S. L. (1998). Sociodemographic variations in the sense of control by domain: Findings from the MacArthur Studies of Midlife. Psychology and Aging, 13, 553-562. Geraadpleegd op 16 februari van http://ovidsp.tx.ovid.com. proxy.uba.uva.nl:2048/sp-3.12.0b/ovidweb. Lando, H. A., Loken, B., Howard-pitney, B., & Pechacek, T. (1990). Community impact of a localized smoking cessation contest. American Journal of Public Health, 80, 601603. Geraadpleegd op 16 februari van http://web.b.ebscohost.com.proxy.uba.uva.nl
65
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS Lambert, M. J., & Barley, D. E. (2001). Research summary on the therapeutic relationship ans psychotherapy outcome. Psychotherapy: Theory/Research/Practice/Training, 28, 357361. Geraadpleegd op 16 februari van http://ovidsp.tx.ovid.com.proxy.uba.uva.nl Lambert, M. J., & Ogles, B. M. (2004). The efficacy of Psychotherapy. In M. J. Lambert (eds.), Bergin and Garfield’s Handbook of Psychotherapy and behavior change (pp. 149-194). New York: John Wiley & Sons. Lemieux-Charles, L., & McGuire, W. (2006). What do we know about health care team effectiveness: A review of literature. Medical Care Research and Review, 63, 263-300. doi:10.1177/1077558706287003 Lucassen, P. L. B. J., Olde Hartman,T. C., & Mazel, J.A. (2007). Kwalitatief onderzoek praktische methoden voor de medische praktijk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Geraadpleegd op 16 februari van http://books.google.nl/books Lubbe, M., & Larsen, V. (2012). MKBA Frontlijnteam Heechter-Schieringen. Leeuwarden: LPBL. Geraadpleegd op 16 februari van http://www.heechterpschieringen.nl /website/documents Paes, M., & Maeseneer J. de (2010). What about the context in family medicine? British Journal of General Practice, 60, 56–58. doi:10.3399/bjgp10X482176 Meere, F. de, Hamdi, A., & Deuten, J. (2013). Goede hulp is veel waard. Evaluatie na één jaar Utrechtse buurtteams Jeugd & Gezin. Utrecht: Ecorys en Verwey-Jonker. Geraadpleegd op 27 oktober van Instituut. http://www.verweyjonker.nl/vitaliteit/publicaties Ministerie van VWS & Ministerie van Ven J. (2013). Jeugdwet memorie van toelichting. Den Haag: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en ministerie van Veiligheid en Justitie. Geraadpleegd op 27 oktober van http://www.nji.nl/nl/Jeugdwet-memorie-van-toelichting-27-juni-2013.pdf
66
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS Mikolajczak, J., Stals, K., Fleuren, M. A. H., Wilde, E.J. de, & Paulussen, T. G. W. M. (2009). Kennissynthes van condities voor effectieve invoering van jeugdinterventies. Leiden: TNO rapport Kwaliteit van Leven. Geraadpleegd op 15 maart van http://kic.nisb.nl/site/catalogus/show/9282 Nederlands Jeugdinstituut (2013). Transitie Jeugdzorg. Geraadpleegd op 26 oktober van http://www.nji.nl/Transitie-jeugdzorg Oldenhof, L. (2012). Wijkgericht werken: intersectorale samenwerking in de wijk door grenzenwerk. Den Haag: Raad voor de Volksgezondheid en Zorg. Geraadpleegd op 27 oktober van http://www.rvz.net/uploads/docs Pawson, R. (2006). Evidence-Based Policy: A Realist Perspective. London: Sage. Ploch, T., & Zwieten, M. C. B. van (2007). Handboek gezondheidszorgonderzoek. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. Geraadpleegd op 15 maart van http:// www. myravanzwieten.nl/pdf/pub_artikelen_hoofdstukken/Handboek_Gezondheidszorgonde rzoek Puska, P., Vartianinen, W., Laatikainen T., Jousilahti P., & Paavola, M. (2008). The North Karelia Project: from North Karelia to national action. Helsinki: National Institute for Health and Welfare. Geraadpleegd op 15 maart van http://www.thl.fi/thlclient/pdfs/731beafd-b544-42b2-b853-baa87db6a046 Regenmortel, T. van (2008). Zwanger van empowerment. Een uitdagend kader sociale inclusie en moderne zorg. Tilburg: Fontys Hogescholen. Geraadpleegd op 25 mei van http://www.bindkracht.be Regenmortel, T. van (2009). Empowerment als uitdaging kader voor sociale inclusie en moderne zorg. Journal of Social Intervention:Theory and Practice, 18, 22-42. Geraadpleegd op 15 maart van http://www.journalsi.org/index.php/si/article/view Robson, C. (2002). Real World research. A resource for social scientist and practitioner-
67
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS researchers. Singapore: Blackwell Publishing. Rutte, F., Pijpers, F., & Timmermans, M. (2014). Samenwerken aan het gezond en veilig laten opgroeien van kinderen. Utrecht: Nederlands Centrum Jeugdgezondheid. Geraadpleegd op 15 maart van https://www.ncj.nl Seibert, S. E., Wang, G., & Courtright, S. H. (2011). Antecedents and consequences of psychological and team empowerment in organizations: A meta-analytic review. Journal of Applied Psychology, 96, 981-1003. doi:10.1037/a0022676 Sleeboom, I., & Hermanns, J. (2006). De vraaganalyse: methodiekbeschrijving voor het betrekken van ouders, kinderen en jongeren bij de ontwikkeling van jeugdbeleid. Eindhoven: SPIL Eindhoven. Smekens, E., Driessens, K., & Lauwers J. (1997). Als een vogel zonder vleugels: arme gezinnen aan het woord over formele hulpverlening. Antwerpen: UIA. Smith-Jentsch, K. A. Salas, E., & Baker D. P. (1996). Training team performance-related assertiveness. Personnel Psychology, 49, 909-936. doi:1111/j.17446570.1996.tb02454.x Sok, K., Bosch, A. van den, Goeptar, H., Sprinkhuizen A., & Scholte, M. (2013). Samenwerken in de wijk. Actuele analyse van sociale wijkteams. Utrecht: Movisie. Geraadpleegd om 23 november van http://www.divosa.nl/ Song, J. H. (2011). The extent and correlates of the utilisation of empowerment strategies: A survey of social workers in the field of partner violence. British Journal of Social Work, 41, 1016-1037. doi: 10.1093/bjsw/bcr007 Veerman, J. W., Yperen, T. A. van, & Wilschut, M. (2013). Uitkomstenmonitoring in de jeugdzorg: Meer dan alleen maar weten. Utrecht: SEJN. Geraadpleegd op 15-062014 van http://www.praktikon.nl/media/20553/sejn_brochure.pdf Vereniging Nederlandse Gemeenten (2013). Sociale wijkteams in ontwikkeling: Inrichting,
68
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS aansturing en bekostiging. Den Haag: VNG. Geraadpleegd om 26 oktober van http://www.vng.nl/nieuws/13-08-16/handreiking-sociale-wijkteams-inontwikkeling/1082 Vries, S., de (2010). Elke methode is zo goed als zijn uitvoerders:Een kritische bespreking van het NJI rapport. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut. Geraadpleegd op 25 mei van http://www.canonsociaalwerk.eu/ Weerd, M. D., & Krooneman, P. (2004). Opvoed-, opgroei en gezinsondersteuning in gemeenten. Amsterdam: Regioplan. Geraadpleegd op 18 mei van https://zoek. officielebekendmakingen.nl/dossier/ Yperen, T. A. van (ed.). (2010). 55 Vragen over Effectiviteit. Antwoorden voor de jeugdzorg. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut. Geraadpleegd op 15 januari van http://www.nji.nl/nl/(301939)-55-Vragen-over-effectiviteit.pdf Yperen, T. A. van, Booy, B., & Veldt, M.C. van der (2003). Vraaggerichte hulp,motivatie en effectiviteit jeugdzorg. Utrecht: NIZW. Geraadpleegd op 16 februari van http://www.nji.nl Yperen, T. A. van & Stam, P.T. (2010). Opvoeden versterken. Den Haag: VNG Geraadpleegd op 23 mei van http://www.bredeschool.nl/ Yperen, T. A. van, & Woudenberg, A. van (2011). Werk in uitvoering: bouwen aan het nieuwe jeugdstelsel. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut. Geraadpleegd op 16 december van http://www.nji.nl/nl/Werk_in_uitvoering.pdf Zimmerman, M. A. (2000). Empowerment Theory: Psychological, Organizational and Community Levels of Analysis. Handbook of Community Psychology, 43–63. doi: 10.1007/978-1-4615-4193-6_2 Zwieten, M. van, & Willems, D. (2004). Waardering van kwalitatief onderzoek. Huisarts en Wetenschap, 47, 38-43. doi:10.1007/BF03083653
69
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS 6. Bijlagen 6.1 Topiclijst medewerkers 1.Voorstellen 2. Uitleg onderzoek. Zoal u al heeft gelezen en gehoord van mij doe ik onderzoek naar de sociale wijkteams. Daarbij ga ik drie verschillende wijkteams in drie verschillende gemeenten onderzoeken en Goes is één van deze gemeenten. Ik wil graag in dit interview aan de hand van verschillende onderwerpen vragen naar uw ervaringen met het werken in een wijkteam. Het gesprek zal ongeveer een uur duren. Ik neem het gesprek op met een geluidsrecorder en ik maak af en toe aantekeningen. 3. Vertrouwelijkheid. De gegevens van onderzoek zullen alleen door mij worden gebruikt en voor interne rapportage en eventueel voor publicatie in wetenschappelijke tijdschriften. Hierbij wordt geen gebruik gemaakt van uw persoonsgegevens, en blijft uw anonimiteit gewaarborgd. De geluidopnames van de interview worden alleen door de onderzoekers beluisterd, en zal ook verder niet aan derden vertoond worden. Heeft u verder nog vragen voordat we gaan beginnen? Dan start ik nu vast de recorder. 4.Vragen -Wat is uw taak binnen het sociale wijkteam? -Kunt u kort iets vertellen over het sociale wijkteam waarin u werkt? -Kunt u beschrijven vanuit welke principes het sociale wijkteam werk? -U hebt een aantal principes beschreven over de invulling van de sociale wijkteams . Graag zou ik nog wat specifieker willen vragen naar uw ervaringen met hoe u invulling geeft aan deze verschillende principes. Zou ik mogen beginnen u te vragen naar……………… -Wat vindt u zelf van deze principes? -Hoe zien uw dagen er praktisch uit? 1.Eigen kracht -Wat verstaat u onder eigen kracht? -In sociale wijkteams is men bezig met werken gericht op eigen kracht. Wat zijn uw ervaringen met deze werkwijze? - Kunt u voorbeelden noemen van situaties waarin u dit tegen komt? - Kunt u aangeven wat en of u verschillen ervaart met hoe u vroeger werkte en hoe u nu werkt in een sociaal wijkteam, met betrekking tot het werken gericht op eigen kracht? 70
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS - Kunt u een voorbeeld noemen waarin u dit terug ziet? - Wat vindt u van deze werkwijze (werk het) (waaruit blijkt dit)? - Waarom werkt dit (niet) voor gezinnen? 4.2.Lokaal werken -In sociale wijkteams wordt er lokaal gewerkt. Wat zijn uw ervaringen met dit lokale werken binnen het sociale wijkteam? - Kunt u praktisch voorbeelden noemen waarin in u dit terugziet? -Kunt u aangeven wat en of er verschillen zijn met betrekking tot lokaal werken met hoe u vroeger werkte en hoe u nu werkt? - Kunt u een voorbeeld noemen waarin u dit terugziet? - Wat vindt u van deze werkwijze (werk het)? (waaruit blijkt dit)? - Waarom werkt dit (niet) voor gezinnen? 4.3 Teamverband: -In sociale wijkteams wordt er gewerkt in teamverband, wat zijn uw ervaringen met het werken in teamverband binnen een sociaal wijkteam? - Kunt u praktisch voorbeelden noemen waarin in u dit terugziet? -Kunt u aangeven wat en of er verschillen zijn met betrekking tot werken in team verband met hoe u vroeger werkte en hoe u nu werkt? - Kunt u een voorbeeld noemen waarin u dit terugziet? - Wat vindt u van deze werkwijze (werk het)? (waaruit blijkt dit)? - Waarom werkt dit (niet) voor gezinnen? 5. Afsluiting -Is er een veel veranderd door de komst van de sociale wijkteams? (manier van werken/uren enz). (-wat vindt u van deze veranderingen (positief/negatief)?) - Denkt u dat sociale wijkteams werken en zo ja wat is de reden hiervan? - Welke factoren dragen hier aan bij ? /Waarom werkt het niet? -Hebt u naar aanleiding van uw ervaringen nog adviezen aan andere sociale wijkteams? Wat zou u hen willen meegeven? - Hebt u verder nog zaken die we niet behandeld hebben maar die u nog wel graag wilt bespreken? 71
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS 6.2 Topiclijst ouders 1.Voorstellen 2. Uitleg onderzoek Zoals u al heeft gelezen en gehoord van mij doe ik onderzoek naar de sociale wijkteams. Daarbij ga ik drie verschillende wijkteams in drie verschillende gemeenten onderzoeken en …… is één van deze gemeenten. Ik wil graag in dit interview aan de hand van verschillende onderwerpen vragen naar uw ervaringen met het wijkteam. Het gesprek zal ongeveer een uur duren. Ik neem het gesprek op met een geluidsrecorder en ik maak af en toe aantekeningen. 3. Vertrouwelijkheid. De gegevens van onderzoek zullen alleen door mij worden gebruikt en voor interne rapportage en eventueel voor publicatie in wetenschappelijke tijdschriften. Hierbij wordt geen gebruik gemaakt van uw persoonsgegevens, en blijft uw anonimiteit gewaarborgd. De geluidopnames van de interview worden alleen door de onderzoekers beluisterd, en zal ook verder niet aan derden vertoond worden. 4. Vragen: Kunt u wat vertellen over u zelf en uw gezin? Hoe bent u in contact gekomen met het sociale wijkteam? Had u hiervoor ook al contact met de hulpverlening? Kunt u vertellen hoe de hulp in uw gezin is verlopen? Kunt u misschien praktisch een voorbeeld geven van hoe het ging? Wat vindt u van de hulp van het wijkteam? (snel genoeg, luisteren) Kunt u aangeven wat en of u verschillen ervaart met de hulpverlening van het sociale wijkteam en eerdere hulpverlening? Kunt u een voorbeeld noemen waarin u dit terug ziet? Wat vindt u van deze (nieuwe) werkwijze ? Waarom werkt dit (niet) voor u en voor uw gezin? Wat werkt er precies? Wat werkt er niet? Heeft u het idee dat u nu weer verder kan zonder hulp? Hoe komt dit? Pakt u situaties nu anders aan dan vroeger? Waar zit dat dan in? Wat zouden hulpverleners anders moeten doen? 72
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS 6.3 Algemene vragen projectleider 1. Hoe groot is het team? 2. Welke expertises zitten er in het team ? 3. Gaat het om één wijk of meerdere wijken? 4. Hoe lang bestaat het team al? 5. Welke casussen worden er behandeld in het team? 6. Aantal vergaderingen? 7. Wat is de functie van het sociale wijkteam? 8. Op welke manier komen (deur) mensen terecht bij het team? 9. Wat is de doelgroep van het team?
73
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS 6.4 Observatieschema Tijd
waar
wie
Wat(handelingen, wat wordt er gezegd, doel, emoties)
74
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS 6.5 Informed consent formulier Informed consent „Ik verklaar hierbij op voor mij duidelijke wijze te zijn ingelicht over de aard en methode van het onderzoek, zoals uiteengezet in de bovenstaande informatie brochure . Mijn vragen zijn naar tevredenheid beantwoord. Ik stem geheel vrijwillig in met deelname aan dit onderzoek. Ik behoud daarbij het recht deze instemming weer in te trekken zonder dat ik daarvoor een reden behoef op te geven en besef dat ik op elk moment mag stoppen met het onderzoek. Indien mijn onderzoeksresultaten gebruikt zullen worden in wetenschappelijke publicaties, dan wel op een andere manier openbaar worden gemaakt, zal dit volledig geanonimiseerd gebeuren. Mijn persoonsgegevens zullen niet door derden worden ingezien zonder mijn uitdrukkelijke toestemming. Als ik nog verdere informatie over het onderzoek zou willen krijgen, nu of in de toekomst, kan ik me wenden tot Maud van Putten (telefoon: 06 361 88 710 e-mail:
[email protected]; Willem van Mechelenstraat 1, 3817 BB Amersfoort). Voor eventuele klachten over dit onderzoek kunt u zich wenden tot het lid van de Commissie Ethiek van de afdeling Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen en de Lerarenopleiding van de Universiteit van Amsterdam, Dr. H.M.W. Bos; e-mail:
[email protected]; Nieuwe Prinsengracht 130, 1030 VZ Amsterdam. Aldus in tweevoud getekend: (datum) ..-..-…. te (plaats) ……………………………
…………………………… Naam Geïnterviewde
…………………………… Handtekening
„Ik heb toelichting verstrekt op het onderzoek. Ik verklaar mij bereid nog opkomende vragen over het onderzoek naar vermogen te beantwoorden.‟
…………………………… Naam onderzoeker
…………………………… Handtekening
75
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS 6.6 Informatiebrochures Informatiebrochure ouders Geachte ouder/verzorger, U bent gevraagd deel te nemen aan een onderzoek naar de sociale wijkteams. In dit onderzoek zal er gekeken worden naar wat de werkzame factoren zijn van de sociale wijkteams voor jeugd en gezin. Voordat het onderzoek begint, is het belangrijk dat u kennis neemt van de procedure die in dit onderzoek wordt gevolgd. Leest u daarom het onderstaande zorgvuldig door. Doel van het onderzoek Het doel van dit onderzoek is om in kaart te brengen wat de werkzame factoren zijn van de sociale wijkteams voor jeugd en gezin. In dit onderzoek zullen de ervaringen worden verzamelt van zowel medewerkers van de sociale wijkteams zelf, als de gezinnen die met deze teams in aanraking komen. Daarnaast zal er een dag worden meegelopen met een wijkteam om zo een beeld te krijgen van wat de werkzaamheden zijn van het team. Met deze informatie wordt er geprobeerd om een zo breed en diepgaand mogelijk beeld te schetsen van wat de werkzame factoren zijn van de sociale wijkteams in Nederland. Instructie en procedure Het onderzoek gaat voor u als volgt. Op basis van een afspraak zal er een interview bij u thuis of op een andere overeengekomen plaats, worden afgenomen. Aan de hand van verschillende onderwerpen zal gevraagd worden naar uw ervaringen met de sociale wijkteams. Het gesprek zal ongeveer een uur duren. Het gesprek zal worden opgenomen met een geluidsrecorder en er zullen af en toe aantekeningen worden gemaakt. Vrijwilligheid Als u nu besluit af te zien van deelname aan dit onderzoek, zal dit op geen enkele wijze gevolgen voor u hebben. Als u tijdens het onderzoek zelf besluit uw medewerking te staken, zal dat eveneens op geen enkele wijze gevolg voor u hebben. Tevens kunt u 24 uur na dit onderzoek, alsnog uw toestemming om gebruik te maken van uw gegevens intrekken. U kunt uw medewerking dus te allen tijde staken. U bent vrij om dit te doen zonder opgave van redenen. Mocht u uw medewerking staken, of achteraf, zij het binnen 24 uur, uw toestemming intrekken, dan zullen uw gegevens worden verwijderd uit onze bestanden en vernietigd. Verzekering Omdat dit onderzoek geen risico‟s voor uw gezondheid of veiligheid met zich mee brengt, is er geen speciale verzekering afgesloten. Vertrouwelijkheid van de onderzoeksgegevens De gegevens van onderzoek zullen alleen door de onderzoekers worden gebruikt en voor publicatie in wetenschappelijke tijdschriften. Hierbij wordt geen gebruik gemaakt van uw persoonsgegevens, en blijft uw anonimiteit gewaarborgd. De geluidopnames van de interviews worden alleen door de onderzoekers beluisterd, en worden niet aan derden vertoond. Nadere inlichtingen Als u nog verdere informatie wilt over dit onderzoek, dan kunt u zich wenden tot de onderzoeker Maud van Putten (telefoon: 06 361 88 710; e-mail:
[email protected] Willem van Mechelenstraat 1, 3817 BB Amersfoort). Voor eventuele klachten over dit onderzoek kunt u zich wenden tot het lid van de Commissie Ethiek van de afdeling Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen en de 76
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS Lerarenopleiding van de Universiteit van Amsterdam, Dr. H.M.W. Bos; e-mail:
[email protected]; Nieuwe Prinsengracht 130, 1030 VZ Amsterdam. Informatiebrochure medewerkers interviews Geachte medewerker, U wordt verzocht deel te nemen aan een onderzoek naar de sociale wijkteams. In dit onderzoek zal er gekeken worden naar wat de werkzame factoren zijn van de sociale wijkteams voor jeugd en gezin. Voordat het onderzoek begint, is het belangrijk dat u kennis neemt van de procedure die in dit onderzoek wordt gevolgd. Leest u derhalve het onderstaande zorgvuldig door. Doel van het onderzoek Het doel van dit onderzoek is om in kaart te brengen wat de werkzame factoren zijn van de sociale wijkteams voor jeugd en gezin. In dit onderzoek zullen de ervaringen worden verzamelt van zowel medewerkers van de sociale wijkteams zelf als de gezinnen die met deze teams in aanraking komen. Daarnaast zal er een dag worden meegelopen met uw wijkteam om zo een breed beeld te krijgen van wat de werkzaamheden zijn van het wijkteam. Met deze informatie wordt er geprobeerd om een zo breed en diepgaand mogelijk beeld te schetsen van wat de werkzame factoren zijn van de sociale wijkteams in Nederland. Instructie en procedure Het onderzoek gaat voor u als volgt. Op basis van een afspraak zal er een interview worden afgenomen met u op een overeengekomen plek. Aan de hand van verschillende onderwerpen zal er gevraagd worden naar uw ervaringen met het werken in een wijkteam. Het gesprek zal ongeveer een uur duren. Dit gesprek zal worden opgenomen met een geluidsrecorder en er worden af en toe aantekeningen worden gemaakt. Vrijwilligheid Als u nu besluit af te zien van deelname aan dit onderzoek, zal dit op geen enkele wijze gevolgen voor u hebben. Als u tijdens het onderzoek zelf besluit uw medewerking te staken, zal dat eveneens op geen enkele wijze gevolg voor u hebben. Tevens kunt u 24 uur na dit onderzoek, alsnog uw toestemming om gebruik te maken van uw gegevens intrekken. U kunt uw medewerking dus te allen tijde staken. U bent vrij om dit te doen zonder opgave van redenen. Mocht u uw medewerking staken, of achteraf, zij het binnen 24 uur, uw toestemming intrekken, dan zullen uw gegevens worden verwijderd uit onze bestanden en vernietigd. Verzekering Omdat dit onderzoek geen risico‟s voor uw gezondheid of veiligheid met zich mee brengt, is er geen speciale verzekering afgesloten. Vertrouwelijkheid van de onderzoeksgegevens De gegevens van onderzoek zullen alleen door de onderzoekers worden gebruikt en voor interne rapportage en eventueel voor publicatie in wetenschappelijke tijdschriften. Hierbij wordt geen gebruik gemaakt van uw persoonsgegevens, en blijft uw anonimiteit gewaarborgd. De geluidopnames van de interview worden alleen door de onderzoekers beluisterd, en worden niet aan derden vertoond. Nadere inlichtingen Als u nog verdere informatie wilt over dit onderzoek, dan kunt u zich wenden tot de onderzoeker Maud van Putten (telefoon: 06 361 88 710; e-mail: 77
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
[email protected] Willem van Mechelenstraat 1, 3817 BB Amersfoort). Voor eventuele klachten over dit onderzoek kunt u zich wenden tot het lid van de Commissie Ethiek van de afdeling Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen en de Lerarenopleiding van de Universiteit van Amsterdam, Dr. H.M.W. Bos; e-mail:
[email protected]; Nieuwe Prinsengracht 130, 1030 VZ Amsterdam. Informatiebrochure medewerkers observatie Geachte medewerker, U bent gevraagd deel te nemen aan een onderzoek naar de jeugd- en gezinteams. In dit onderzoek zal er gekeken worden naar wat de werkzame factoren zijn van de sociale wijkteams voor jeugd en gezin. Voordat het onderzoek begint, is het belangrijk dat u weet waar het onderzoek over gaat. Leest u daarom het onderstaande zorgvuldig door. Doel van het onderzoek Het doel van dit onderzoek is om in kaart te brengen wat de werkzame factoren zijn van de jeugd- en gezinteams. In dit onderzoek zullen de ervaringen worden verzamelt van zowel medewerkers van de teams zelf als de gezinnen die met deze teams in aanraking komen. Daarnaast zal er een overleg worden bijgewoond om een beeld te krijgen van wat de werkzaamheden zijn van het team. Met deze informatie wordt er geprobeerd om een zo breed en diepgaand mogelijk beeld te schetsen van wat de werkzame factoren zijn van de jeugd- en gezinteams in Nederland. Instructie en procedure Het onderzoek gaat als volgt. De onderzoeker zal eenmalig aanwezig zijn tijdens een vergaderingen, hierbij worden aantekeningen gemaakt. U zult hier zo min mogelijk van merken. Vrijwilligheid Als u nu besluit af te zien van deelname aan dit onderzoek, zal dit op geen enkele wijze gevolgen voor u hebben. Als u tijdens het onderzoek zelf besluit uw medewerking te staken, zal dat eveneens op geen enkele wijze gevolg voor u hebben. Tevens kunt u 24 uur na dit onderzoek, alsnog uw toestemming om gebruik te maken van uw gegevens intrekken. U kunt uw medewerking dus te allen tijde staken. U bent vrij om dit te doen zonder opgave van redenen. Mocht u uw medewerking staken, of achteraf, zij het binnen 24 uur, uw toestemming intrekken, dan zullen uw gegevens worden verwijderd uit onze bestanden en vernietigd. Verzekering Omdat dit onderzoek geen risico‟s voor uw gezondheid of veiligheid met zich mee brengt, is er geen speciale verzekering afgesloten. Vertrouwelijkheid van de onderzoeksgegevens De gegevens van onderzoek zullen alleen door de onderzoekers worden gebruikt en voor interne rapportage en eventueel voor publicatie in wetenschappelijke tijdschriften. Hierbij wordt geen gebruik gemaakt van uw persoonsgegevens, en blijft uw anonimiteit gewaarborgd. De geluidopnames van de interview worden alleen door de onderzoekers beluisterd, en worden niet aan derden vertoond. Nadere inlichtingen Als u nog verdere informatie wilt over dit onderzoek, dan kunt u zich wenden tot de 78
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS onderzoeker Maud van Putten (telefoon: 06 361 88 710; e-mail:
[email protected] Willem van Mechelenstraat 1, 3817 BB Amersfoort). Voor eventuele klachten over dit onderzoek kunt u zich wenden tot het lid van de Commissie Ethiek van de afdeling Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen en de Lerarenopleiding van de Universiteit van Amsterdam, Dr. H.M.W. Bos; e-mail:
[email protected]; Nieuwe Prinsengracht 130, 1030 VZ Amsterdam.
79
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS 6.7 Codes Code Family: 'out of the box denken Code Family: 1 gezin 1 plan, 1 regisseur Code Family: 1 registratiesysteem Code Family: aanwezigheid Code Family: bevestiging ouders Code Family: bewustwording Code Family: bezuinigingen Code Family: cliënt perspectief Code Family: controle Code Family: cultuuromslag Code Family: doelgericht werken Code Family: eenheid Code Family: efficiëntie Code Family: eigen kracht gezinnen Code Family: eigen kracht team Code Family: eigen kracht wijk Code Family: elkaar kennen Code Family: elkaar weten te vinden Code Family: expertise invliegen Code Family: flexibiliteit Code Family: generalisten Code Family: gewoon doen Code Family: grenzen aangeven Code Family: herkenbaarheid Code Family: huisarts 80
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
Code Family: in duo' werken Code Family: integraal Code Family: interventies Code Family: jeugdzorg Code Family: jongerenwerker Code Family: kennen wijk Code Family: kinderen er niet bij Code Family: klik Code Family: korte lijnen Code Family: kunnen benoemen Code Family: laagdrempelig Code Family: langskomen Code Family: leren van elkaar Code Family: locatie Code Family: lokaal werken Code Family: loyaliteit Code Family: maatwerken Code Family: minder doorverwijzen Code Family: minder uithuisplaatsingen Code Family: netwerk Code Family: nog iet los ouder regels Code Family: ontmoeten Code Family: ontschotten Code Family: op handen zitten Code Family: oplossingsgericht werken 81
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
Code Family: overbelast Code Family: persoonsafhankelijk Code Family: positieve Code Family: preventief werken Code Family: profiel medewerkers Code Family: randvoorwaarden Code Family: regie bij ouders Code Family: samen Code Family: samenwerken Code Family: samenwerken andere organisaties Code Family: schaamte Code Family: snelle hulp Code Family: sneller schakelen Code Family: systeemgericht Code Family: Teamverband Code Family: tijdsinvestering Code Family: tips geven Code Family: toegang Code Family: toegankelijkheid Code Family: toename hulp Code Family: transparant werken Code Family: uitkomst Code Family: vanuit praktijk beginnen Code Family: veiligheid Code Family: verantwoordelijkheid professionals 82
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
Code Family: verbinding maken Code Family: vergaderen Code Family: verschillende expertises Code Family: vertrouwen Code Family: volgen Code Family: vraaggestuurd Code Family: vragen stellen Code Family: vrijheid Code Family: vrijwilligers Code Family: vroeger Code Family: wachtlijsten Code Family: weinig keus Code Family: wijkgericht werken Code Family: zelfredzaamheid Code Family: zelfvertrouwen
83