Transitie in energie en proces voor Klimaatneutraal Tilburg EOS LT: TRANSEP-DGO (Transitie in energie en proces voor duurzame gebiedsontwikkeling)
Bijlagerapport 11
EOS LT: TRANSEP-DGO Transitie in energie en proces voor Klimaatneutraal Tilburg
1
Publicatie: september 2011 Transitie in energie en proces voor Klimaatneutraal Tilburg is een advies aan de gemeente Tilburg en het Klimaatschap. Het is gebaseerd op de uitkomsten van het project Transitie in energie en proces voor duurzame gebiedsontwikkeling (EOS LT: TRANSEP‐DGO), in combinatie met beleidsdocumenten, gesprekken en drie workshops in Tilburg (op 11 januari, 1 juni en 14 juli 2011). De samenwerkende partijen in dit project zijn Projectgroep Duurzame Energie Projectontwikkeling Woningbouw, ECN, TNO, IVAM, Erasmus Universiteit (DRIFT), TU Delft, Hogeschool Zuyd, BuildDesk en Cauberg-Huygen. Het project valt onder de EOS-LT subsidieregeling. Auteurs: Chris Roorda (Dutch Research Institute voor Transitions (DRIFT), Erasmus Universiteit Rotterdam) en Eric Willems (Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs BV, ‘s‐Hertogenbosch)
Het rapport is tot stand gekomen met medewerking van Pieter Biemans en de deelnemers aan de Tilburgse workshops. Meer informatie over het project Transitie in energie en proces voor duurzame gebiedsontwikkeling is te vinden op de website www.duurzamegebiedsontwikkeling.nl
‐2‐
Inhoud Inhoud ..................................................................................................................................................... 3 I. Context ................................................................................................................................................. 4 De uitdaging ........................................................................................................................................ 4 De stad in beweging ............................................................................................................................ 4 II. Energie voor klimaatneutraal Tilburg ................................................................................................ 5 De technische opgave ......................................................................................................................... 5 Efficiënt gebruik, lokale opwekking ................................................................................................ 5 Potentie van duurzame opwekking ................................................................................................. 5 Schakelen tussen schalen ................................................................................................................ 7 Energieconcepten ................................................................................................................................ 8 Rol van energieconcepten ............................................................................................................... 8 Eisen aan energieconcepten ........................................................................................................... 8 Energieconcepten ............................................................................................................................ 9 Huidige én nieuwe technologie ..................................................................................................... 10 Toepassing energie concepten in Tilburg .......................................................................................... 11 Quickscan ...................................................................................................................................... 11 Resultaten: Tilburg Noord en Tilburg Zuid .................................................................................... 11 Eerste stappen ............................................................................................................................... 13 III. Proces voor klimaatneutraal Tilburg .............................................................................................. 15 Klimaatneutraal is meer dan techniek .............................................................................................. 15 Omslagen in organiseren en denken ................................................................................................. 15 Van top‐down naar mobiliseren & verbinden ............................................................................... 15 Van fragmentatie naar integratie .................................................................................................. 16 Van korte termijn winst naar lange termijn waarde ..................................................................... 16 IV. Aanbevelingen ................................................................................................................................. 18 Aanbevelingen voor gebiedsontwikkeling ........................................................................................ 18 Procesmatig ................................................................................................................................... 18 Inhoudelijk ..................................................................................................................................... 19 Aanbevelingen voor het Klimaatschap .............................................................................................. 20 Start selectief, geef ruimte aan vernieuwers ................................................................................ 20 Werk aan een wenkend perspectief ............................................................................................. 21 Sluit aan bij maatschappelijke dynamiek ...................................................................................... 21 Leren en opschalen ....................................................................................................................... 22 Zichtbaarheid ................................................................................................................................. 23
Bijlage I. Brochure Toolkit energie in duurzame gebiedsontwikkeling Bijlage II. Ingevuld instrument quickscan gebiedskenmerken
‐3‐
I. Context
De uitdaging Tilburg heeft een serieuze klimaatambitie: de stad wil klimaatneutraal en klimaatbestendig zijn in 2045. Zo toont Tilburg verantwoordelijkheid voor (mondiale) klimaat‐ en milieuproblematiek, voorkomt afhankelijkheid van steeds schaarsere en duurdere fossiele brandstoffen en sorteert voor op de economie van toekomst. Het streven om klimaatneutraal en klimaatbestendig te worden is onderdeel en aanjager van een transitie naar een duurzame stad. Dit past binnen de mondiale uitdaging voor duurzame stedelijke ontwikkeling. Het schaalniveau van de stad is waar (oorzaken van) problemen samenkomen, bijvoorbeeld op het gebied van afval, klimaatverandering, gezondheid, kwaliteit van de leefomgeving, beschikbaarheid van grondstoffen, sociale ongelijkheid en energie‐armoede. Aan de andere kant is de stad ook de schaal van oplossingen. Juist in steden is een hoge concentratie van mensen, bedrijvigheid en innovatie te vinden. Niet alleen qua ambitie, maar ook qua uitwerking daarvan loopt Tilburg voor op andere steden, zowel nationaal als internationaal. Daarbij doemen belangrijke vraagstukken en dilemma’s op. Welke energieconcepten zijn geschikt voor de toekomst, en wat betekent dat voor keuzes die nu al gemaakt worden? En hoe kunnen andere partijen worden gemobiliseerd om bij te dragen aan klimaatneutraal Tilburg? De voorliggende notitie is een resultaat van het onderzoeksproject Transitie in proces en energie voor duurzame gebiedsontwikkeling. Met deze notitie hoopt het onderzoeksteam nuttige inzichten te verschaffen voor het nieuwe soort vragen waar Tilburg een antwoord op moet zien te vinden. De notitie bevat aanbevelingen over proces en techniek, voor zowel de gemeente als voor het Klimaatschap. Daarbij wordt gefocust op de ambitie klimaatneutraal, en in het bijzonder de ontwikkeling naar een energieneutrale gebouwde omgeving.
De stad in beweging Een klimaatneutrale ontwikkeling brengt grote veranderingen. Maar verandering is niets nieuws voor Tilburg. Het heeft al vele omslagen meegemaakt, de stad is veranderd van een textielstad in een studentenstad, en van een verontschuldigende provinciestad geworden tot een zelfbewuste, levendige stad. Voor een klimaatneutrale ontwikkeling moeten veel verschillende partijen in beweging komen, en het heeft invloed op vrijwel alle domeinen. Deze ontwikkeling zal in tot stand komen in samenhang met andere ambities, bijvoorbeeld voor een gezonde stad, leefbare stad, een bereikbare stad en een ondernemende stad. Daarbij kan worden voortgebouwd op sterke punten die Tilburg nu al heeft. De veerkracht die de stad in het verleden steeds heeft getoond, de stevige kleinschalige netwerken met veel MKB en korte lijntjes, de kennisinstellingen, de bereikbaarheid van natuur én cultuur. Op het vlak van klimaat en energie heeft Tilburg al successen geboekt en diverse initiatieven opgestart, waaronder het Klimaatschap. Dit biedt een stevige basis, de uitdaging is om de ontwikkelingen te verbinden, te versterken en op te schalen.
‐4‐
II. Energie voor klimaatneutraal Tilburg
De technische opgave Efficiënt gebruik, lokale opwekking Om klimaatneutraal te worden is in essentie de opgave het beperken van de energievraag en het opwekken van de resterende benodigde energie op duurzame wijze. Hoe zal de energievoorziening in een toekomstig energieneutraal Tilburg er uitzien? We focussen hierbij op de gebouwde omgeving en gaan niet in op mobiliteit, industriële activiteiten of het energieverbruik voor geïmporteerde goederen. De gebouwde omgeving, zonder gebruik te maken van de vrije en agrarische ruimte rondom de stad, is beperkt in de potentie voor duurzame opwekking. Toch kan de gebouwde omgeving energieneutraal worden als het potentieel aan vraagbeperking wordt benut. Dit kan zonder verlies van comfort en woonkwaliteit, waarschijnlijk worden de gebouwen zelfs comfortabeler na renovatie. Vraagbeperking zal voor ongeveer 2/3de aan de reductie bijdragen, en 1/3de van het huidige energiegebruik kan maximaal binnen de grenzen van de gebouwde stad duurzaam worden opgewekt, zie figuur 1. Aanpak van energieverbruik in de bestaande bouw is dus zeer belangrijk om de klimaatneutrale ambitie te behalen.
Figuur 1 Projectie Stedelijk energieverbruik en duurzame energie productie over tijd. (Bron: rapport CO2‐neutrale steden; Apeldoorn, Heerhugowaard, Tilburg)
Potentie van duurzame opwekking Elk gebouw zal energieopwekker zijn, door de benutting van het dakoppervlak en gebruikmaking van bodemenergie. Het opslaan van energie, een belangrijk technische speerpunt in de industrie, zal in de toekomst onze warmtevoorraad in de zomer opbouwen om in de winter aan te wenden. De onderstaande figuur geeft aan dat de zonne‐energie onze voornaamste energiebron hierbij is om de ruimte in de stad te benutten.
‐5‐
Energieopbrengst per ha Biomassa, snoeimateriaal Biomassa, bosonderhoud Biobrandstof, koolzaad Biobrandstof, suikerbieten Windmolens, urban wind 10 kW Windmolens, onshore 2 MW Zonnepanelen (PV) 0
50 100 Aantal huishoudens (all-electric)
150
Figuur 2 Energieopbrengst per ha., voor verschillende duurzame energietechnieken. (bron: A. van den Dobbelsteen, TUDelft) Binnen de energieneutrale stad zal de omgeving niet vergeten worden. Juist de uitwisseling van energie tussen verschillende gebieden met eigen specifieke duurzame bronnen en opslagmethoden maken dat de energievoorziening betrouwbaar en robuust kan worden gerealiseerd. Energy potential mapping is een methode om deze bronnen te identificeren en te lokaliseren. Denk aan potenties voor grootschalige windmolens, geothermie bronnen, verbranding van biomassa en zonne‐ centrales. basic information topography
climate
underground
energy sources sun
wind
water
soil
land use
nature and agriculture
buildings and industry
energy system
infrastructure
energy potentials fuel
electricity and electricity storage heat, cold and heat/cold storage
CO2 capture
interventions energy-based plan
Figuur 3 Schematisch overzicht van de methode van Energy Potential Mapping. (bron: A. van den Dobbelsteen, TUDelft)
‐6‐
Schakelen tussen schalen Bij verschillende schaalgroottes zijn verschillende technieken toepasbaar. - Centrale systemen op stedelijke schaal, zoals een interactief hoogtemperatuur stadswarmtenet, biovergisting voor biogas of windparken in de stadsregio. - Decentrale systemen op wijk‐ en buurtschaal, zoals lagetemperatuur warmtenetten en koudenetten, warmteuitwisseling en –cascadering tussen gebouwen, warmtepompsystemen op oppervlaktewater, WKO en lokale bio‐WKK’s. - Individuele systemen op gebouwniveau, zoals zonnepanelen en warmtepompen. In figuur 4 staat aangegeven hoe infrastructuur en schaalgrootte met elkaar samenhangen. De kleinste ring, een gebied/buurt, bestaan uit een tiental tot een duizendtal gebouwen. Een schaalgrootte waarom warmtenetten en koudenetten operationeel zijn. Deze warmtenetten hebben hun eigen duurzame bronnen zoals geothermie, (kleinschaligere) biomassa en zonne‐energie. Deze gebieden zijn door energie‐hubs met elkaar verbonden. Hierdoor komen verschillende duurzame bronnen met elkaar in verbinding te staan waarmee ze tekorten en overschotten kunnen balanceren via de energie‐hubs. Een stad bestaat uit meerdere gebieden, waartussen uitwisseling mogelijk is en waarin centrale oplossingen kunnen worden toegepast. Meerdere steden en de omliggende buitengebieden vormen een regio. In zo’n regio ontstaat voldoende ruimte in het buitengebied voor grootschalige energie‐ opwekking zoals windturbines, of vergelijkbaar de (biomassa)‐energiecentrale Geertruidenberg.
Figuur 4 Samenhang tussen infrastructuur en schaalgrootte.
‐7‐
Energieconcepten Rol van energieconcepten Voor een stad met de ambitie om energieneutraal te worden is het belangrijk een concreet beeld te vormen wat daarvoor nodig is. Daarom zijn vier energieconcepten ontwikkeld. Ieder concept beschrijft een samenhangend geheel van energieopwekking, ‐opslag en ‐infrastructuur die nodig is voor de energievoorziening van een gebied. Daaronder vallen elektriciteit, warmte voor ruimteverwarming en tapwater en koude voor ruimtekoeling. De energieconcepten bieden geen pasklare oplossingen, maar wel een richting waaraan de huidige situatie en de komende beslissingen getoetst kunnen worden met het eindbeeld voor ogen. Voor elk gebied is een specifieke uitwerking noodzakelijk.
Eisen aan energieconcepten In hoofdzaak moeten nieuwe energieconcepten kunnen omgaan met: - ongelijktijdigheid tussen energievraag en aanbod van duurzame energie. - ruimtelijke afweging voor optimalisatie reductie, lokale opwekking, uitwisseling en lokale energieopslag. - kwaliteit van het energieaanbod (hoge/lage temperatuur van warmte; elektriciteit) en ‐vraag optimaal afstemmen. - Schaalgrootte (transport van energie). Duurzame bronnen zoals zon en wind zijn diffuser dan de geconcentreerde fossiele bronnen. Transport van warmte zal lokaal gericht zijn (o.a. door leidingverliezen), elektriciteit kan op Europese schaal. - Lokale vraagbeperking en duurzame energie‐opwekking optimaal te benutten en lokaal te organiseren. In figuur 5 is een ontwerpmethode voor energieneutrale energieconcepten gegeven voor gebiedsoplossingen.
Figuur 5 Ontwerpmethode voor energieconcepten energieneutrale gebouwde omgeving. ‐8‐
Energieconcepten De hoofdvormen van de energieconcepten zijn schematisch in onderstaande figuur opgenomen. Alle ontwikkelde energieconcepten gaan uit van renovatie/nieuwbouw op passiefhuis‐niveau of gelijkwaardig en nagenoeg volledig gebruik van het geschikte dakoppervlak.
Figuur 6 Energieconcepten voor energieneutrale gebouwde omgeving. Een korte beschrijving van de energieconcepten: SolarHub: Centraal staat de zonne‐energie die wordt toegevoerd aan een lokaal bi‐directioneel warmtenet (zonneboilers leveren warmte, woningen betrekken warmte) en het elektriciteitsnet. Tevens drijft de warmte van de zonne‐energie een Organic Rankine Cycle (ORC) aan waarmee elektriciteit kan worden opgewekt. Verder maken warmtepompen gebruik van de duurzaam opgewekte elektriciteit en hebben grondwater als warmtebron. BioHub: Idem als de SolarHub maar met biomassa‐verbranding als extra energiebron voor warmte‐ en elektriciteitsopwekking. GeoHub: Idem als SolarHub maar met geothermische warmte als extra energiebron voor warmteopwekking. All‐electric. De zonne‐energie wordt benut om maximale hoeveelheden elektriciteit uit op te wekken. Deze elektriciteit wordt door warmtepompen benut voor de omzetting naar warmte en koude, in combinatie met wko‐systemen.
‐9‐
Windenergie op grotere schaal (buiten de stad) is in deze energieconcepten niet meegenomen. De ambitie van de genoemde energieconcepten is om het zonder deze windenergie energieneutraal te krijgen. Grootschalige windenenergie en mogelijkheden voor waterstof zijn dan voorbehouden aan toepassingen voor de industrie. Een belangrijke rol is weggelegd voor de hub‐technologie, regeltechniek voor afstemming van energiestromen van vragers en aanbieders en sturing van energieconversie en –opslag, met smart‐ grids voor zowel warmte als elektriciteit. In feite is dat analoog aan het Nederlandse elektriciteitsnetwerk, met het verschil dat daarvan de schaalgrootte op nationaal niveau ligt (ingebed in de regio NW‐Europa). Met smart‐grids ontstaat naast een korte termijn vraag en aanbodsysteem ook een nieuw soort prijsvorming: windenergie is goedkoper als het waait, zonne‐energie als de zon schijnt etc. De decentrale energiesystemen zullen ook te maken hebben met andere eigendomsvormen, bijvoorbeeld in collectieven (zie hoofdstuk “Proces voor Klimaatneutraal Tilburg”).
Huidige én nieuwe technologie Er zal gebruik gemaakt worden van de nodige bestaande technologie, maar er zijn ook nieuwe technieken nodig. Dit zijn in hoofdzaak: bi‐directionele warmte en koudenetten, thermochemische energieopslag, smart‐grid technologie voor elektriciteit en warmtenetten. Zie onderstaand schema. Kortom: veel werk te doen! Bestaande technologieën:
hoge-temperatuur-warmtenetten; lage-temperatuur-warmtenetten (inclusief lagetemperatuur legionella verwijdering); geothermische doubletten; warmte- koude opslag (WKO); vlakkeplaat- en vacuümbuis-zonnecollectoren; warmtepompen (WP); warmtegedreven koeling; zonnepanelen (PV); urban wind; biomassa.
Toekomstige technologieën (vóór 2020):
Organic Rankine Cycles (ORC); Warmtepompenbooster (WP-booster (voor uitleg zie de Begrippenlijst)); elektriciteitshub; waterstof als energiedrager in technologische toepassingen.
Nog te ontwikkelen technologieën (ná 2020):
Figuur 7 Overzicht van technologieën
‐10‐
Bi-directionele warmtenetten; warmtehub; energiehub; compacte warmteopslag in gebouwen (CHS).
Toepassing energie concepten in Tilburg Quickscan Om inzicht te krijgen in de meest kansrijke concepten (de praktijk zal meestal toch een mix van technieken opleveren) is een afwegingsinstrument toegepast, de zogenoemde quickscan gebiedskenmerken (zie bijlage I). Dit instrument geeft aan de hand van een aantal vragen de belangrijkste potenties weer, en bovendien de barrières van een gebied voor bepaalde technieken. Hiertoe is in eerste instantie Tilburg beschouwd met een deel voorzien van een grootschalig warmtenet, en een zuidelijk deel dat voorzien is van een grootschalig gasnetwerk. De overige kenmerken van de stad zijn voor beide gebieden gelijkwaardig gehouden. Bij de toepassing van dit instrument staat het isoleren van de bestaande gebouwvoorraad als een gegeven vast. Dit is een deel van de opgave van de duurzame stad die in ieder geval hoe dan ook uitgevoerd zal moeten worden. Met als voordeel dat de gebouwkwaliteit en levensduurverlenging enorm zullen toenemen. In het instrument komen een aantal directe afhankelijkheden naar voren tussen de gebiedskenmerken en kansrijke installatieconcepten. Het aanwezig zijn van een kwalitatief nog goed onderhouden warmtenet geeft kansen voor geothermische energie. In de binnenstad zal het toepassen van zonnepanelen tot een lagere benuttingsgraad leiden dan in de buitenwijken. Hierdoor past de geothermie bij de energievraag van de binnen stad en zullen de buitenwijken meer met zin moeten doen. Het aanleggen van een warmtenet is in infrastructuur een complexe aangelegenheid. Met name in een stedelijke omgeving is de openbare ruimte vol met kabels, leidingen en kwetsbare ICT‐ infrastructuur. Zonder warmtenet is een all‐electric‐energieconcept voor de hand liggend. Hierbij wordt alleen van de bestaande elektriciteitsinfrastructuur gebruik gemaakt. Bodembescherming of drinkwatervoorzieningen beperken het toepassen van WKO‐systemen. Hierdoor zal er maar alternatieve bronnen zoals lucht gekeken moeten worden.
Resultaten: Tilburg Noord en Tilburg Zuid Voor de toepassing van de quickscan is de stad in twee delen opgedeeld, Noord en Zuid (zie figuur 8). De reden voor de tweedeling is dat het noordelijk deel van de stad een warmtenet heeft en het zuidelijk deel niet. Dit verschil zal nog jaren blijven: de grootschalige infrastructuur heeft een lange afschrijvingstermijn en zal daarom nog lang in gebruik blijven, anderzijds is in bestaande bouw een warmtenet realiseren een grote klus die meerdere jaren in beslag neemt. Voor het deel met warmtenet zijn andere duurzame energiebronnen voor de hand liggend dan het deel waar alleen een gas‐ en elektriciteitsnet aanwezig is. Dit geeft een zeer grove inschatting van de (on)mogelijkheden van de toepasbaarheid van de energieconcepten. Een verfijning kan worden verkregen door de quickscan toe te passen voor kleinere deelgebieden.
‐11‐
Stadsverwarming (restwarmte Geertruidenberg)
Aardgasnet
Figuur 8 Indeling in Noord (gebied met stadsverwarming) en Zuid. In de onderstaande figuren staan de resultaten van toepassing van de quickscan op Tilburg Noord en Tilburg Zuid. In bijlage II zijn de ingevulde instrumenten opgenomen.
Figuur 9 Resultaten quickscan in noordelijk Tilburg (gebied met stadsverwarming). Een logische fasering voor Tilburg Noord lijkt: - warmtenet verduurzamen - gebouwen isoleren - daken vol met zonneboilers en PV‐panelen ‐12‐
Biomassa uit de nabije omgeving is ruim onvoldoende en daarom zal deze brandstof een ondergeschikte rol in de energievoorziening spelen. Een toepassing all‐electric vraag veel oppervlakte aan zonnepanelen op de daken en is enigszins kansrijk. Maar door de aanwezigheid van een grootschalige warmte‐infrastructuur zijn geothermie en zonne‐energie waarschijn het beste op grotere schaal in te passen.
Figuur 10 Resultaten quickscan in zuidelijk Tilburg (gebied zonder stadsverwarming). Door afwezigheid van een grootschalig warmtenet ligt all‐electric voor de hand in Tilburg Zuid. Logische eerste stappen: - gebouwen isoleren, daken vol met PV‐panelen - warmtepompen realiseren en grondwaternetten/bodemwisselaars aanleggen - Op termijn kunnen kleinschalige bi‐directionele warmtenetten alsnog een belangrijk onderdeel worden, in combinatie met zonneboilers. Grootschalige windenergie is niet in de energieconcepten voor de gebouwde omgeving opgenomen. Omdat de exploitatie nu rendabel is wordt geadviseerd de ontwikkeling van windenergie op te pakken en parallel aan de transitie in de gebouwde omgeving te laten verlopen. Ook als de gebouwde omgeving in de toekomst energieneutraal is, kan windenergie een belangrijk aandeel leveren aan de energievoorziening voor industrie en mobiliteit.
Eerste stappen Voor Tilburg zijn er uit de quickscan een aantal eerste stappen af te leiden: -
Tilburg: Noord: haalbaarheidsonderzoek geothermie, haalbaarheidsonderzoek biomassaverbanding Geertruidenberg.
-
Inventarisatie kwaliteit warmtenet, en resterende technische levensduur. Onderzoeken betrouwbaarheid en levering van duurzame warmte van Geertruidenberg, mate van bijstook met gasketels door de diverse ketelhuizen in de stad. ‐13‐
-
Tilburg Zuid: ruimte in de infrastructuur voor aanleggen warmtenet
-
Tilburg Zuid: kansenkaart voor WKO‐systemen
-
Bewoners in buitenwijken stimuleren dakvullende zonneboilers en zonnepanelen toe te passen (zie ook volgend hoofdstuk).
-
Hele stad: strategie gericht op woningbezitters om energievraag te beperken. Ten minste op alle “natuurlijke” momenten zeer goede thermische isolatie, LTV, luchtdicht bouwen en een deugdelijk vraaggestuurd ventilatiesysteem toepassen, of HR‐WTW.
-
Kansen voor grootschalige windturbines in samenspraak met de omliggende gemeenten uitwerken, uitgaande van mede‐eigenaarschap bevolking.
-
Studie en eerste experimenten met kleinschalige warmtenetten, daar waar nog geen warmtenet aanwezig is. Hoe deze warmtenetten te organiseren naar de eigenschappen van de woningen/gebouwen in de wijk en de wensen van bewoners? Wat zijn opties voor de oprichting en organisatie van een warmte‐hub voor uitwisseling van warmte tussen verschillende duurzame bronnen (restwarmte Amer, zonnewarmte, geothermie, biomassa) en vragers? Hoe kan een bi‐directioneel warmtenet worden opgezet zodat zonnecollectoren op woningen het warmtenet voeden?
‐14‐
III. Proces voor klimaatneutraal Tilburg Klimaatneutraal is meer dan techniek Het voorgaande ging voornamelijk in op veranderingen in techniek om een stad klimaatneutraal te maken. Er zal echter veel meer veranderen. Mensen worden meer bewust van energie, omdat opwekking zichtbaar in de omgeving plaatsvindt en het energieverbruik real‐time inzichtelijk is. Van consument worden ze prosument: ze consumeren én produceren energie. De duurzame energiebronnen zijn lokaal op te wekken. Daarnaast is de warmte en de koude alleen lokaal te verkopen. De economie van deze duurzame bronnen zal dan ook een sterk lokaal karakter kennen. Collectieven zullen een grote rol spelen bij het organiseren van de energiesystemen. De kwaliteit van de nieuwe oplossingen zal voor Tilburgers een belangrijkere afwegingscriterium zijn dan “klimaatneutraal”. Criteria als comfort, gezondheid, gebruiksgemak, eigenaarschap en verbruik spelen een belangrijke rol. Daarom zullen nieuwe oplossingen vooral ook hieraan voldoen. Ook de kwaliteit van de stad als geheel zal positief beïnvloed worden, bijvoorbeeld op het gebied van luchtkwaliteit, gezondheid, lokale economie, innovatiekracht en leefomgeving.
Omslagen in organiseren en denken De weg naar een klimaatneutraal Tilburg zal niet verlopen volgens gebaande paden, de ambitie wordt zeker niet gehaald bij “business as usual”. Het vergt inzet van veel verschillende partijen en omslagen in gangbare manieren van organiseren en denken. De belangrijkste benodigde omslagen zijn van korte termijn winst naar lange termijn waarde, van fragmentatie naar integratie en van top‐ down naar mobiliseren & verbinden. Deze worden hieronder beschreven en in het volgende hoofdstuk verwerkt in aanbevelingen voor zowel de aanpak van gebiedsontwikkeling en het Klimaatschap.
Van top‐down naar mobiliseren & verbinden Veel verschillende beslissers spelen een belangrijke rol: van woningeigenaar tot onderhoudsmonteur, van boer tot supermarktmanager. Ieder heeft eigen belangen, en klimaat en energie zijn voor hen niet per se relevante onderwerpen. Hoe hen toch te stimuleren keuzes te maken die bijdragen aan een klimaatneutraal Tilburg? En hoe de initiatieven die er al zijn te versterken en te laten optellen? Aandachtspunten zijn: -
Maak het makkelijk te kiezen voor duurzame opties. Ontzorgen is daarbij het toverwoord. Vraagcoalitities brengen beweging in de markt en beperken de individuele rompslomp voor deelnemers. Aanbodcoalities bieden samenhangende diensten voor verduurzaming, zodat de consument niet alles zelf hoeft uit te zoeken. Door bijvoorbeeld renovatieconcepten niet voor individuele huizen, maar gelijk voor een buurt uit te werken kunnen aanloopkosten worden verminderd.
-
Sluit aan bij de motivatie van mensen. Wat is voor hen belangrijk, en hoe past dat bij de ambitie klimaatneutraal Tilburg? Ook zonder klimaat belangrijk te vinden kan iemand keuzes maken die de ambitie ondersteunen. Plaats daarom de ambitie in een breder verhaal over de stad (zie ook verderop). ‐15‐
-
Begin bij een kleine maar diverse groep koplopers als aanjagers en wegbereiders voor nieuwe manieren van denken, doen en organiseren. Gebruik deze kopgroep als startpunt voor verbreding. Versterk door uitwisseling en ondersteuning de verschillende initiatieven en geef ze meer richting door te werken aan een overkoepelende gezamenlijke ambitie.
Van fragmentatie naar integratie De ambitie kent geen eenduidige oplossing en vraagt om inzet van en afstemming tussen verschillende disciplines en actoren. Ondanks alle aandacht voor integraal werken bestaan er grote verschillen in denkwijzen. Er is een neiging tot optimalisatie van deelaspecten in plaats van het grotere geheel, door de structuur van organisaties, de cultuur van loyaliteit en afrekenbaarheid die beperkt is tot de eigen afdeling en simpelweg omdat het moeite kost synergie te vinden en gezamenlijke afwegingen te maken. Bovendien blijven vernieuwende initiatieven te vaak op zichtzelf staan, zonder dat ze de opschaling naar de “reguliere” praktijk vinden. Aandachtspunten zijn: -
Bouw aan een netwerk van intrinsiek gemotiveerde mensen, dwars door alle sectorale grenzen heen. Laat deze vernieuwende projecten ondersteunen en monitoren.
-
Laat kruisbestuiving ontstaan door aan de hand van specifieke thema’s of opgaven diverse expertises, belangen en achtergronden samen te laten werken. Zorgen dat hierbij verschillen in begrippenkader worden overbrugd en vanuit inzicht in elkaars perspectief wordt gewerkt aan integrale oplossingen. Zoek naar nieuwe werkwijzen, coalities en onverwachte rolverdelingen om voorbij gevestigde belangen en ingesleten manieren van werken te komen.
-
Geef ruimte aan experimenten of doorbraakprojecten om vernieuwende resultaten te boeken en alternatieve werkwijzen te ontwikkelen. Vanaf het begin moet aandacht zijn voor verbreden en opschalen. Zorg voor een koppeling tussen strategisch en operationeel niveau, om barrières te slechten en succesvolle werkwijzen te borgen.
-
Voorkom suboptimalisatie en het afdoen van negatieve effecten met compensatie, streef naar een ontwikkeling waarin verschillende deelthema’s elkaar versterken. Breng dit ook tot uiting in de afrekencultuur: niet afrekenen op het bereiken van resultaten van de eigen afdeling, maar op wat afdeling bijdraagt aan gezamenlijke doelstellingen.
-
“Schakelen tussen schalen” is essentieel. De uitdaging is in deelgebieden en deelthema’s duurzame ontwikkeling op verschillende schaalniveaus te stimuleren én op te laten optellen tot duurzame stedelijke ontwikkeling. Uiteindelijk ontstaat de energieneutrale stad uit energieneutrale gebieden, terwijl deze gebieden weer onderlinge afhankelijkheden met elkaar hebben.
Van korte termijn winst naar lange termijn waarde Bestuurders, ambtenaren, projectontwikkelaars, installateurs: iedereen wordt afgerekend op zichtbaar resultaat op de korte termijn, waardoor beleid en actie gericht op de lange‐termijn minder aandacht krijgt. Er is een risico dat lange termijn ambities abstract blijven en sneuvelen in de praktische uitwerking of bij tegenslagen. Bovendien is de dominante werkwijze in stedelijke ontwikkeling nog steeds gericht op het beperken van investeringskosten, waarbij amper rekening ‐16‐
wordt gehouden met opbrengsten in de exploitatie door meerinvesteringen gericht op bijvoorbeeld energiebesparing. Aandachtspunten zijn: - Niet alleen de vraag stellen “wat kost dat?”, maar ook “wat levert dat op?”. Investeringen koppelen aan exploitatie via constructies m.b.t. verevening of eigendom, zodat investeren in kwaliteit direct loont. -
Investerende partijen bijeen brengen om fonds op te zetten voor lokale, risico‐arme lange‐ termijn investeringen. Een ander mogelijkheid is een fonds voor financiering van doorbraakprojecten, zowel voor het initiëren als het opschalen.
-
Maak baten expliciet, breng in kaart welke partijen profiteren en betrek hen, bijvoorbeeld als aandeelhouders.
-
Bouw voort op bestaande lokale kwaliteiten en versterk deze.
-
Werk vanuit de ambitie klimaatneutraal aan een wenkend perspectief, een inspirerende visie op de toekomst van de stad.
-
Koppel denken en doen! Vertalen van de visie in leidende duurzaamheidsprincipes voor stedelijke ontwikkeling, waaraan alle ontwikkelingen getoetst worden. De ambitie borgen in diverse beleidsdomeinen en doorwerken tot een agenda op de korte en middellange termijn.
-
Verbind fases: uitvoerende partijen krijgen inbreng bij planvorming, planvormers krijgen een monitorende rol gedurende uitvoering. Geef vroegtijdig aandacht aan exploitatie en overdracht.
‐17‐
IV. Aanbevelingen Aanbevelingen voor gebiedsontwikkeling Het voorgaande benoemt bouwstenen voor duurzame stedelijke ontwikkeling. De bouwstenen zijn verder uitgewerkt in een aantal instrumenten voor duurzame gebiedsontwikkeling. De meest invloedrijke ingrepen in de (fysieke) ontwikkeling van een stad vinden immers plaats op de schaal van gebieden. De grootte van zo’n gebied is afhankelijk van de geformuleerde opgave, in het huidige economische klimaat zal dit eerder een tiental dan een duizendtal gebouwen bevatten. De aanbevelingen voor gebiedsontwikkeling en bijbehorende instrumenten worden hieronder kort geïntroduceerd. In bijlage I is een meer uitgebreide omschrijving te vinden. Er zijn inhoudelijke instrumenten om te zoeken naar wat een duurzame ontwikkeling voor het specifieke gebied is en procesmatige instrumenten om die zoektocht tot een goed einde te kunnen brengen.
Procesmatig -
Bepaal een sturingsstrategie, een globale inschatting van rollen van verschillende partijen (gemeente, ontwikkelaars, bewoners). Dit kan met de quickscan sturingsvormen, aan de hand van een positionering in de assen 'directe invloed' en ‘diversiteit belangen en visies’. Dit is o.a. belangrijk voor de potenties van energieconcepten. Collectieve systemen (grootschalige biomassa, geothermie e.d.) laten zich nu eenmaal anders organiseren dan individuele warmtepompen en zonnepanelen.
-
Voer een actorenanalyse uit, om belanghebbenden en veranderaars in kaart te brengen, nieuwe rollen en samenwerkingen te onderzoeken en verschillende partijen vroegtijdig in de planvorming te betrekken. Zoek hierbij ook naar actoren die in het gebied actief zijn maar nog geen rol lijken te hebben bij de opgave, en naar actoren van buiten het gebied die een inspirerende inbreng kunnen hebben. Deze actorenanalyse houdt verband met de mogelijkheden voor de sturingsstrategie.
-
Organiseer een transitiearena om richting te geven aan de gebiedsontwikkeling. Met deze aanpak komt een selecte maar diverse groep koplopers tot een gezamenlijke toekomstvisie voor het gebied (wenkend perspectief), die ze doorvertalen naar ontwikkelingspaden, leidende principes en een agenda met doorbraakprojecten. Vanuit dit 'smalle en diepe' draagvlak wordt een strategische verbreding ingezet op het moment dat de ambities verder worden uitgewerkt en geoperationaliseerd.
-
Geef voldoende aandacht aan procesmanagement. De ontwikkeling van een gebied zal zich al snel opsplitsen in deelprojecten, die elk in een eigen tempo hebben. Goed procesmanagement is nodig op drie niveaus: (1) de deelprojecten moeten succesvol gerealiseerd worden, (2) de deelprojecten moeten bijdragen aan de doelstellingen op de hogere gebiedsschaal en de lange termijn en (3) de gebiedsontwikkeling moet herijkt worden om in te spelen op nieuwe kansen en veranderingen in maatschappelijke opgaven.
-
Onderzoek tijdig kosten en (maatschappelijk) baten en werk aan financiële arrangementen om split incentives te overbruggen.
‐18‐
Inhoudelijk -
Werk aan een systeemanalyse. Dit resulteert in een scherpe analyse van de historie en maatschappelijk dynamiek in en rond het gebied, plus de hardnekkige problemen en uitdagingen voor de toekomst. Een ander belangrijk element is de identificatie van kerngebiedswaarden en hun onderlinge verbanden. De analyse vormt een startpunt voor verdere discussie en geeft een gemeenschappelijke kennisbasis en begrippenkader, wat de samenwerking tussen verschillende partijen en disciplines ten goede komt.
-
Werk een wenkend perspectief en de leidende principes voor het gebied uit (bijv. met bovengenoemde transitiearena aanpak en met gebruik van de inzichten uit de systeemanalyse). Toets de verdere ontwikkelingen hieraan.
-
Breng lokale en regionale energiepotentie in kaart met energiepotentiekaarten. Communiceer over de resultaten. Maak de bewoners en bedrijven in de stad en regio tot trotse bezitters van deze energiebronnen. Maak ze enthousiast om tot een zinvolle ‘exploitatie’ van deze energiebronnen te komen.
-
Analyseer de gebiedskenmerken om globaal in te schatten wat de kansen van verschillende energieconcepten zijn. Dit kan met de quickscan gebiedskenmerken, een instrument dat aan de hand van een aantal vragen de potenties en barrières voor energieconcepten inschat. Het te beschouwen gebied dient door de gebruiker zelf vooraf, los van dit instrument, te worden bepaald. Aanwezige infrastructuur van warmteleidingen, KWO‐systemen en elektriciteitsnetwerken kunnen prima dienst doen in de energieneutrale energieconcepten. Ook aspecten als de beschikbaarheid en de oriëntatie van de daken, de bouwkundige staat van de gebouwen en de fragmentatie van eigendom beïnvloeden keuzes.
-
Gebruik de Gebied Energie Tool om de lokale energievraag en ‐aanbod uit te werken. Deze tool geeft een indicatie van de ingrepen om het gebied naar energieneutraal te transformeren, en de daartoe benodigde investeringen en jaarlijkse financiële besparing. In dit instrument worden de aspecten als woningaantallen, isolatiegraad en installatievoorzieningen ingevoerd. Op basis hiervan wordt een inschatting gemaakt van de benodigde duurzame energieopwekking, de investeringskosten en de toekomstige energielasten.
Figuur 11 Afbeeldingen uit instrumenten: actoranalyse, systeemanalyse en energiepotentiekaarten
‐19‐
Aanbevelingen voor het Klimaatschap Tilburg heeft een hoge klimaatambitie en maakt daar werk van. Eerder dan andere steden heeft Tilburg zich gerealiseerd dat een brede maatschappelijke inzet nodig is. De start van het Klimaatschap maakt duidelijk dat de ambitie onderschreven wordt door diverse partijen, die gezamenlijk willen optrekken om de ambitie te realiseren. Belangrijk van het Klimaatschap is dat het “eigenaarschap van de opgave van de klimaatneutrale stad” bij alle deelnemers ligt. Het Klimaatschap kan het begin zijn van een groeiende beweging die effectief toewerkt naar klimaatneutraal Tilburg. Daarom zijn hiervoor specifieke aanbevelingen opgesteld.
Start selectief, geef ruimte aan vernieuwers Volg de energie van mensen die een verschil willen maken. Gebundelde motivatie werkt wederzijds versterkend. Niet gelijk alles en iedereen hoeft in het Klimaatschap betrokken te worden, dat brengt het risico op polderen en nadruk op behartigen van belangen, funest voor het bereiken van echte ambities. Start selectief, een smal maar diep draagvlak biedt een sterkere basis. Natuurlijk is het voor het Klimaatschap ook belangrijk dat zo veel mogelijk partijen aansluiten. Dit kan worden ondervangen door het opstellen van een actieve kern en afwachtende partijen daarbuiten een meer symbolische of ondersteunende positie te geven. Diversiteit in deze kern is wel noodzakelijk, alleen onder die voorwaarde kan synergie ontstaan. Beslissers en beïnvloeders zijn benoemd als primaire doelgroep van het Klimaatschap. Dit is zeker een belangrijke doelgroep, maar beslissers en beïnvloeders zijn gebonden aan de huidige structuren en hebben lang niet altijd de ruimte voor vernieuwing. Daarom is er veel te winnen met een parallelle aanpak gericht op vernieuwers. Hun ideeën en initiatieven kunnen van groot belang zijn voor de toekomst maar hebben vaak beperkte invloed. Door vernieuwers te verbinden staan ze samen sterk, door ze ook te koppelen aan beslissers en beïnvloeders worden hun initiatieven sneller succesvol en hun ideeën sneller opgeschaald. Acties Klimaatschap: - Zorg voor kruisbestuiving tussen de allianties en haal externe inspiratie binnen. Voor een omslag naar klimaatneutraal Tilburg kunnen ook onverwachte actoren opeens relevant blijken, of nemen partijen nieuwe rollen aan. De allianties moeten er dus voor waken zich niet beperken tot de huidige betrokkenen, en bovendien buiten hun eigen domein zoeken naar kruisbestuiving. -
Werk aan een vernieuwingsnetwerk met mensen die zich vanuit een intrinsieke motivatie inzetten voor de toekomst van Tilburg én tevens buiten hun eigen kaders kunnen denken en openstaan voor ideeën van anderen. Zorg voor een mix van typen macht: klassiek (resource holders), innovatief (vernieuwende ideeën) en transformatief (mobiliseren om nieuwe wegen in te slaan). Het netwerk moet divers zijn in achtergronden en competenties. Figuur 12 geeft een overzicht van eigenschappen die niet iedereen in het netwerk hoeft te hebben, maar die wel in het netwerk aanwezig moeten zijn.
-
Gebruik dit netwerk om vernieuwers onderling te verbinden en zet kennis en het netwerk van het Klimaatschap in om hen te ondersteunen. Voedt de beslissers en beïnvloeders en de allianties met vernieuwende ideeën.
-
Werk met het vernieuwingsnetwerk aan een wenkend perspectief (zie volgende punt)
‐20‐
Process competences
Substance competences
Strategic
Networking skills Communication skills Decisiveness Determination Leadership Vision Negotiation skills Communication and consensus building Thinking in terms of co‐production Open to new combinations Coalition building skills
Systems thinking Creativity and imagination Problem structuring skills General knowledge Large network Abstract thinking Strategic thinking Analytic ability Specific knowledge Innovative ideas
Tactical
Figuur 12 – Overzicht van benodigde competenties voor een transitieproces (Loorbach, 2007)
Werk aan een wenkend perspectief Een wenkend perspectief, een inspirerend lange‐termijn verhaal, is nodig om richting te geven. Klimaatneutraal is te abstract, het begrip moet nog geladen worden. Wat is klimaatneutraal Tilburg? Hoe leven Tilburgers dan, verplaatsen ze zich, verdienen ze hun geld? Een wenkend perspectief plaatst de klimaatambitie in bredere context. Het voorspelt niet in detail de toekomst, maar beschrijft in grote lijnen belangrijke aspecten. Dit motiveert mensen en kan bundelt ontwikkelingen. Het proces om te komen tot zo’n gezamenlijk perspectief is net zo waardevol als de resulterende “stip op de horizon”. Door op zoek te gaan naar gemeenschappelijke punten komen verschillen in ideeën en terminologie boven tafel. Zo wordt het mogelijk om verschillen te overbruggen en elkaar aan te vullen. De toekomst lijkt ver weg, maar is niet vrijblijvend. Hoe gaan de deelnemers aan het Klimaatschap – en andere Tilburgers ‐ dat persoonlijk invullen? Ook de verschillende allianties kunnen wenkend perspectief nader uitwerken. Vanuit de gezamenlijkheid geeft ieder zijn eigen kleur aan het verhaal. Mogelijke acties Klimaatschap: -
Werk met een gemotiveerde groep van een tiental mensen van verschillende achtergronden aan een wenkend perspectief. Het proces kan gebaseerd worden op de arena‐aanpak. Deze groep zal bestaan uit deelnemers van de verschillende allianties, aangevuld met vernieuwers van buitenaf om de diversiteit te vergroten.
-
Organiseer “backcasting”‐sessies om de bovenliggende visie uit te werken tot een strategieën en een agenda.
Sluit aan bij maatschappelijke dynamiek Energie en klimaat is voor veel mensen geen belangrijk onderwerp. De ambitie klimaatneutraal hangt echter wel samen met andere onderwerpen die veel dichterbij hen staan, bijvoorbeeld het streven naar een gezonde stad, een leefbare stad, een bereikbare stad of een ondernemende stad. Het Klimaatschap kan ambities veel beter bereiken door inzicht te krijgen in drijfveren en perspectieven van (heel) andere mensen zijn. Wat is voor hen urgent en waardevol?
‐21‐
Vanuit een breder begrip kan gewerkt worden aan een breder bereik. Probeer “veranderaars” uit diverse domeinen en netwerken mee te krijgen. Iemand pikt immers een idee veel makkelijker op als deze komt van een ander met soortgelijke achtergrond. Mogelijke acties van het Klimaatschap: -
Voer een systeemanalyse uit om inzicht te krijgen in de maatschappelijke dynamiek en de samenhang met de ambitie klimaatneutraal.
-
Breng bij initiatieven steeds drijfveren en keuzecriteria van de doelgroep in kaart.
-
Zoek veranderaars in verschillende domeinen op. Dit zijn mensen die succesvol anderen mobiliseren voor hun ideeën. Ga in gesprek over hun motivatie en tast af hoe dat linkt aan de ambitie klimaatneutraal. Belangrijk is hen niet het gevoel geven voor een karretje gespannen te worden. Bespreek de mogelijkheden voor samenwerking om hun netwerk te bereiken.
-
Stel ambassadeurs aan, mensen die in de publieke aandacht staan en vanuit hun voorbeeldfunctie duurzaam gedrag vanzelfsprekend kunnen maken.
Leren en opschalen Het Klimaatschap kan een sleutelrol vervullen in het overdragen van kennis en daaraan gerelateerd het opschalen van ontwikkelingen. Enerzijds draait leren en kennisoverdracht om bepaalde ontwikkelingen te ondersteunen. Zo kunnen binnen het netwerk ervaringen worden uitgewisseld tussen partijen die met soortgelijke vraagstukken worstelen. Of kan het Klimaatschap als onderdeel van de “makelaarsfunctie” specifieke kennis en ervaring proberen te brengen waar dat nodig is. Ook kunnen verschillende achtergronden en expertises elkaar aanvullen als vragen worden voorgelegd aan het netwerk. Anderzijds kan er geleerd worden op strategisch niveau. Aan de hand van de van ervaringen op “projectniveau” worden barrières aangekaart en bestaande manieren van denken en handelen ter discussie gesteld. Zo creëert het Klimaatschap de randvoorwaarden voor vervolgsuccessen en opschaling. Het Klimaatschap zet geen eigen projecten op, maar kan inspelen op initiatieven binnen het netwerk, zowel nieuw als lopend. Daartoe kan het Klimaatschap: -
Voor zo’n initiatief leerdoelen stellen, structureel succes‐ én faalfactoren vastleggen en met interviews en discussiesessies uitdagen tot reflectie. Deze lessen en aanbevelingen kunnen vervolgens gedeeld worden in het netwerk.
-
Een multi‐disciplinaire aanjaagteam instellen met leden uit het netwerk, om actief kennis in te brengen en bovendien de lessen op strategisch niveau terug te brengen in hun eigen organisaties en het politieke domein.
-
Met een ambtelijk team de condities beïnvloeden binnen gemeente zelf, op basis van ervaring in initiatieven, en een lobbyfunctie vervullen naar andere overheden om belemmeringen weg te halen.
-
Een klankbord‐groep op te zetten met ervaren ondernemers als adviseur voor pioniers.
‐22‐
Zichtbaarheid Het Klimaatschap fungeert als aanjager en katalysator voor een ontwikkeling naar een klimaatneutraal Tilburg. Het is geen projectorganisatie, maar eerder een makelaar en intermediair. De initiatieven en successen die hieruit voortkomen zijn in eerste instantie van partijen binnen het netwerk, deze hebben niet het label “Klimaatschap”. Toch is het van groot belang om herkenbaar te zijn en successen te vieren, om de inzet van aangesloten partijen vast te houden en nieuwe partijen te interesseren zich aan te sluiten. Daarom de volgende adviezen: -
Verspreid testimonials van succesvolle aangesloten partijen en initiatieven. Hun verhaal inspireert andere mensen, hierin wordt ook de rol van het klimaatschap expliciet.
-
De boodschap van het Klimaatschap moet gemakkelijk door te vertellen zijn. Zorg voor een powerpoint‐dia of filmpje die aangesloten partijen kunnen opnemen in hun presentaties, een gadget als aanleiding voor een toelichting op het Klimaatschap of een gezamenlijk logo.
-
Ben erop voorbereid dat partijen en mensen zich willen aansluiten. Maak duidelijk welke voordelen het biedt om deelnemer te worden in het Klimaatschap (o.a. onderdeel van beweging, nieuwe contacten, ondersteuning, inspiratie). Biedt handelingsperspectief voor diverse doelgroepen.
-
Start samenwerking met enkele festivals, kroegen of andere populaire zaken die nog “niets” met duurzaamheid hebben, om hen zichtbaar te verduurzamen.
‐23‐
‐24‐
ACHTERGROND De ontwikkeling van een energieneutraal gebied steunt op twee pijlers. Ten eerste is er inzicht nodig in passende energieconcepten; is het gebied bijvoorbeeld geschikt voor restwarmte in combinatie met zonnepanelen of is het beter geschikt voor warmte-koude opslag in combinatie met windenergie? Ten tweede is een wezenlijk andere manier van werken nodig: de ontwikkeling van een energieneutrale wijk vergt een ander proces dan nu gangbaar is (zie ook de brochure Transitie in energie en proces voor duurzame gebiedsontwikkeling).
gebiedsontwikkeling. Een nadere uitwerking is te vinden op de website www.duurzamegebiedsontwikkeling.nl. Om de ontwikkeling van een energieneutrale toekomst voor een specifiek gebied in gang te zetten zijn zeven instrumenten ontwikkeld om gemeenten te assisteren. We onderscheiden twee typen instrumenten:
Deze brochure Toolbox energie in duurzame gebiedsontwikkeling bevat een selectie en samenvatting van de belangrijkste instrumenten die ontwikkeld zijn in het project Transitie in energie en proces voor duurzame
Deze toolbox is ontwikkeld door de samenwerkende partijen van het project Transitie in energie en proces voor duurzame gebiedsontwikkeling. Dit zijn Projectgroep Duurzame Energie Projectontwikkeling Woningbouw, ECN, TNO, IVAM, Erasmus Universiteit (DRIFT), TU Delft, Hogeschool Zuyd, BuildDesk en Cauberg-Huygen. Het project valt onder de EOS-LT subsidieregeling. 2
-
Meer procesmatige instrumenten. In deze brochure zijn opgenomen de Quickscan Gebiedskenmerken, de Pasfoto Sturingsvormen, de Actorenanalyse Gebied en Transitiearena
-
Meer technische instrumenten. In deze brochure zijn opgenomen de Concepten voor Energieneutrale Gebieden, De Gebied Energie Tool en de Financiële Arrangementen.
OVERZICHT INSTRUMENTEN In deze brochure worden de zeven belangrijkste instrumenten uit de toolbox voor energie neutrale gebiedsontwikkeling beschreven. Deze instrumenten kunnen u helpen bij het ontwikkelen en uitvoeren van een visie op een energie neutrale wijk. In deze brochure worden de belangrijkste instrumenten kort beschreven , op de website is een verdere uitwerking te vinden.
De volgende instrumenten zijn energieneutrale wijken opgenomen:
in
de
toolbox
0. Energiepotentiekaarten; 1.
Quickscan Gebiedskenmerken;
2.
Pasfoto Sturingsvormen;
3.
Actorenanalyse Gebied;
4.
Transitieanalyse gebied
5.
Energieconcepten
6.
Gebied Energie Tool
7.
Financiële Arrangementen.
8.
Transitiearena
Deze toolbox is ontwikkeld door de samenwerkende partijen van het project, te weten Cauberg-Huygen, ECN, IVAM, DRIFT, TNO, Builddesk, en de Hogeschool Zuyd op basis van onderzoek naar praktijkervaringen in koploperprojecten. Verder zijn met een literatuurstudie inzichten uit andere onderzoeken verwerkt en hebben de projectpartners ieder hun ervaring ingebracht.
3
Instrument 0 Energiepotentiekaarten, voor steden die op eigen kracht willen functioneren De methode van Energy Potential Mapping (EPM) is door de TU Delft ontwikkeld toen nieuwe energieperspectieven moesten worden gezocht voor Noord-Nederland (en later alleen de Provincie Groningen) na het opraken van fossiele energie, aardgas in het bijzonder. Daarvoor bleek het nuttig om de lokaal aanwezige energie in kaart te brengen, om die optimaal te kunnen inzetten in plannen voor de toekomst. Inmiddels is de EPM-methode naast in Noord-Nederland en Groningen ook toegepast in Almere, Schiphol, Hoogezand-Sappemeer en Amsterdam, op de schaal van buurten tot hele regio's. EPM vormde de basis voor de warmtekaart van Nederland (van Agentschap NL) en enkele details daaruit (bijv. Figuur 2). Bij EPM worden alle relevante bronnen bestudeerd die iets kunnen zeggen over de energiepotenties van een bepaald gebied. Denk daarbij aan topografie, klimaat, bodemgebruik, ondergrond en ook door de mens geïntroduceerde elementen. Hieruit wordt gedestilleerd welke energiebronnen kunnen worden aangesproken: zon, wind, water, biomassa, geothermie, restwarmte etc.
Figuur 2. Warmtekaart van het centrum van Rotterdam: holle kokers beelden warmtevraag weer
4
De energiebronnen worden vervolgens vertaald in energiepotenties in de vorm van brandstoffen, warmte/koude of elektriciteit. Deze worden in kaart gebracht in de zogenoemde energiepotentiekaarten. Tegenwoordig wordt de uitkomst van zo'n studie gepresenteerd in een energiepotentiestapel (zie Figuur 3), waar de potenties op bepaalde lagen worden weergegeven en uitgerekend. Zo is snel duidelijk hoeveel energie kan worden gewonnen in een bepaald gebied, en hoe plaatsgebonden dat is, wat essentieel is om een plan ruimtelijk goed af te stemmen op een optimale benutting van aanwezige energie. Middels EPM kunnen daarom 'energielandschappen' worden verbeeld: sommige delen in Nederland zijn energetisch arm, andere rijk, en het type energie dat voorhanden is, is ook telkens anders. Het is niet eerder gebruikelijk geweest, maar voor de ruimtelijke ordening is het, vooral vanwege het opraken van fossiele energiebronnen (en de eindigheid van een andere uitheemse energiebron: uranium), noodzakelijk dat energie als een nieuwe dimensie en ordeningsparameter wordt meegenomen. Dit is precies de reden dat Agentschap NL van Nederland een warmtekaart heeft laten maken en waarom er binnenkort ook een EnergieAtlas van Nederland wordt gemaakt.
Figuur 3. Energiepotentiestapel van de uitbreidingswijk De Groene Compagnie, in Hoogezand-Sappemeer
5
Instrument 1 Quickscan Gebiedskenmerken
QuickScan Results - Version: Test very good conditions for the concept
De Quickscan Gebiedskenmerken is een instrument om een snelle inschatting te maken van de kansrijke energieconcepten (zie instrument 1) voor een specifiek gebied op basis van een vragenlijst over gebiedskenmerken. De quickscan geeft op basis van de ingevulde gebiedskenmerken een globaal idee van de toepasbaarheid van verschillende energieconcepten. Deze concepten (Geo-hub, Bio-hub, Zon-hub en All–electric) worden toegelicht bij instrument 1.
good conditions for the concept there are barriers for the concept the concept is not feasible
Geo hub
Bio hub
Zon hub
All electric
Figuur 4: Voorbeeld van ranking van energieconcepten. De quickscan kan voorafgaand aan een uitgebreidere analyse worden uitgevoerd. Ook kan het gedurende een gebiedsontwikkelings- en realisatieproces worden toegepast ter herijking van de uitgangspunten.
Voorbeelden van de eigenschappen uit de quickscan zijn de woningdichtheid, de huidige bebouwing, de beschikbaarheid van biomassa, fragmentatie van het grondeigendom, de fase van de ontwikkeling en de positie van de overheid. De quickscan wordt uitgevoerd door per factor aan te geven of deze van toepassing is. Aan de hand van de antwoorden wordt een ranking opgesteld, zoals in figuur 4 is aangegeven. Hoe hoger de score, hoe beter een energieconcept lijkt te passen bij de uitgangssituatie in het gebied.
6
Instrument 2 Pasfoto Sturingsvormen In de praktijk komen verschillende manieren van sturen voor. Op basis hiervan zijn zes kenmerkende sturingsvormen nader uitgewerkt (zie hiervoor de website www.duurzamegebiedsontwikkeling.nl). Iedere sturingsvorm beschrijft op hoofdlijnen welke actoren betrokken zijn en hoe hun onderlinge verhoudingen liggen. Gemeenten kunnen de sturingsvormen gebruiken om zich te bezinnen op de (on)mogelijkheid van verschillende manieren van sturen in hun situatie. Wat een passende sturing is, is niet alleen afhankelijk van de posities van de betrokken partijen maar ook van de fase van ontwikkeling en de diversiteit van belangen. Met het invullen van de vragenlijst wordt in een Excel-grafiek aangegeven waar de ontwikkeling te positioneren is in het vlak 'directe invloed gemeente' en “diversiteit belangen en visies” (zie figuur 5). Aan de hand hiervan kan een discussie worden aangegaan over de passende sturingsvormen.
Figuur 5: Sturingsvormen gerelateerd aan “directe invloed gemeente” en “diversiteit belangen en visie.
7
De actoren kunnen op verschillende manieren worden geclassificeerd. Voor een transitie traject is de clustering van actoren gebaseerd op competenties en perspectieven in plaats van belangen en middelen. De belangrijkste clusteringen zijn:
Instrument 3 Actorenanalyse Gebied Een actorenanalyse is een noodzakelijk deel van de voorbereiding voor de visie en strategie. Met de analyse wordt systematisch in kaart gebracht wat de relevante actoren voor een ontwikkeling zijn. Zo wordt duidelijk welke actoren een direct belang hebben, beïnvloed worden door de ontwikkeling of een vernieuwende inbreng kunnen hebben. Een krachtenveldanalyse is hierop een vervolg. Dit gaat in op de belangen, onderlinge afhankelijkheden en machtsbronnen van de actoren.
-
-
Gebruik daarbij een wijde blik: zoek ook naar actoren van buiten het gebied die een inspirerende inbreng kunnen hebben, en actoren die in het gebied actief zijn en nog geen rol lijken te hebben bij de opgave. Schat bijvoorbeeld in wie profiteren van de (duurzame) gebiedsontwikkeling, maar nog niet betrokken zijn.
Type macht: klassieke macht (de positie binnen de dominante hiërarchie) / innovatieve macht (de kracht van vernieuwende ideeën) / transformatieve macht (partijen kunnen mobiliseren om nieuwe wegen in te slaan) Organisatorische achtergrond Koploper competenties (buiten kaders denken, openstaan voor andere ideeën, gedreven, etc.)
Met de analyse wordt de volgende vragen beantwoord: -
wie zijn direct belanghebbenden? wie worden beïnvloed? wie hebben (externe) invloed? wie laten een vernieuwende inbreng horen?
Figuur 6: Voorbeeld classificatie van actoren
8
worden diverse invalshoeken meegenomen, van zowel experts als betrokkenen.
Instrument 4 Transitieanalyse Gebied -
Een transitieanalyse is een methode om de eigenschappen van een gebied vanuit verschillende invalshoeken (economie, ecologie, sociaal-cultureel) te inventariseren te analyseren, relevante historische trends in kaart te brengen en inzicht te krijgen in de complexe dynamiek van het gebied. De analyse bestaat uit vier stappen: -
Allereerst worden de systeemgrenzen gedefinieerd (geografisch en thematisch) en de aanpak van de systeemanalyse uitgewerkt.
-
Dan wordt het systeem gestructureerd: wat zijn de belangrijkste elementen om nader te onderzoeken?
-
De derde stap is het verzamelen van data. Kwantitatieve en kwalitatieve gegevens uit studies, beleidsdocumenten en databanken worden geïntegreerd om een goed inzicht te krijgen in de eigenschappen van een systeem en de onderlinge samenhang. Door interviews en discussies onderdeel te maken van de analyse
De laatste stap is het maken van een scherpe analyse. De huidige staat van het gebied wordt beschreven en geanalyseerd vanuit historisch perspectief en bredere maatschappelijke dynamiek. Ook wordt ingegaan op krachten van het gebied, de dominante denk- en werkwijze die de gang van zaken bepalen, plus opkomende alternatieven en belangrijkste externe invloeden.
De transitieanalyse resulteert in een presentatie of rapport met een duidelijk overzicht van relevante inzichten en een scherpe analyse van de dynamiek en de krachten van het gebied, plus hardnekkige problemen en uitdagingen voor de toekomst. Het plaatst de ontwikkeling in historisch perspectief zodat verder vooruit kijken ook makkelijker wordt. De analyse vormt een startpunt voor verdere discussie. Bovendien bevordert de methode een integrale denkwijze en een lange-termijn perspectief. De analyse geeft een gemeenschappelijke kennisbasis en begrippenkader, wat de samenwerking tussen verschillende partijen en disciplines ten goede komt.
9
Instrument 5 Concepten voor Energieneutrale Gebieden
In het onderstaande overzicht staan de energieprestaties van de ontwikkelde energieconcepten. Een belangrijke rol is weggelegd voor de energy-hub waarin afstemming van energiestromen tussen energievragers en aanbieders plaats heeft, alsmede de sturing van energieconversie en opslag.
Voor een partij betrokken bij de ontwikkeling van een energieneutrale wijk is het belangrijk om een idee te krijgen van het meest geschikte energieconcept voor de specifieke situatie. Voor de toolbox zijn daarom zes energieconcepten ontwikkeld waarmee gemeenten gebiedsspecifieke eindbeelden kunnen samenstellen. Elk concept beschrijft een samenhangend geheel van energievraag, -opwekking, -opslag en -infrastructuur die nodig zijn voor de energievoorziening in de gebouwen van een gebied (alle elektriciteit, warmte voor ruimteverwarming en tapwater en koude voor ruimtekoeling).
Tabel 1. Overzicht van de zes energieconcepten en energieprestatie
De zes energieconcepten zijn eindbeelden voor een energieneutrale situatie. In de praktijk zullen mengvormen ook voorkomen. De eindbeelden geven een richting waaraan de huidige situatie en de komende beslissingen getoetst kunnen worden met het eindbeeld voor ogen maar biedt nog geen pasklare oplossingen. Voor elk gebied is een specifieke uitwerking noodzakelijk waarvoor instrument 5 en 6 uit de Toolbox ter beschikking staan.
10
Energievraag
Instrument 6 Gebied Energie Tool
De invoer voor de energievraag bestaat uit: - aantal woningen, bouwjaar, woningtypes en utiliteitsgebouwen 2 in m BVO, fasering van het bouw/renovatieplan in jaren.
Om een energieconcept verder uit te werken is een specifiek beeld in de tijd nodig van de te verwachten van de vraag naar energie van een wijk en het mogelijkheden voor opwekking van duurzame energie in de betreffende wijk zelf. Het rekeninstrument Gebied Energie Tool geeft partijen de mogelijkheid voor een gebied van verschillende plannen de balans tussen vraag en aanbod van verschillende energie concepten te berekenen. Tevens kan de ontwikkeling in fases over een aantal jaren in worden beoordeeld.
Energieaanbod De invoer voor het energieaanbod bestaat uit: potentie van duurzame energiebronnen voor grootschalige windenergie, urban windturbines, geothermie, WKO, zonne-energie en biomassa Met het deel voor het aanbod van duurzame energiebronnen bepalen we het potentieel binnen de wijk. Voor de meest kansrijke concepten (Quick-scan gebiedskenmerken, Instrument 1 en 4) kan de ontwikkeling van de energieprestatie in de tijd beoordeeld worden. De fasering van de ontwikkeling is over een meerjarige periode op te geven. Er ontstaat een beeld tussen de maatregelen om de energievraag te beperken en het potentieel van aanbod van duurzame energie te benutten. Hoe beter beide op elkaar zijn afgestemd hoe hoger de energieprestatie van het gebied.
Figuur 7. Overzicht van de Gebied Energie Tool 11
worden de geschatte investeringskosten in kaart gebracht. Voor de bewoners worden de woonlasten door de jaren heen van verschillende concepten geschat (zie Figuur 8 hieronder).
Instrument 7 Financiële Arrangementen De ontwikkeling van energieneutrale gebieden kenmerkt zich daarmee door hogere initiële investeringen die pas later worden terugverdiend. Er wordt daarom gezocht naar nieuwe vormen van organisatie en financiering voor gebiedsontwikkeling gericht op energieneutrale wijken. Voor deze nieuwe vormen is het van belang dat:
Woonlasten grondgebonden woning € 10.000 € 9.000 € 8.000 € 7.000 € 6.000 € 5.000
1. De kosten en opbrengsten in de gehele levensduur centraal staat bij planvorming en investeringsbeslissingen; 2. Er voorbeelden zijn van aantrekkelijke businesscases die gebaseerd zijn op deze levensduur benadering; 3. Er financiële arrangementen worden ontwikkeld om de problemen met ‘split incentives’ te omzeilen; 4. Er voorbeelden zijn van financiële instrumenten om de risico’s van duurzame gebiedsontwikkeling te verminderen.
€ 4.000 € 3.000 € 2.000 € 1.000
REFERENTIE HR ketel
HR ketel
WKO
STADSWARMTE
LUCHT WP
2040
2039
2038
2037
2036
2035
2034
2033
2032
2031
2030
2029
2028
2027
2026
2025
2024
2023
2022
2021
2020
2019
2018
2017
2016
2015
2014
2013
2012
2011
2010
€-
GROENFINANCIERING
Op basis van deze resultaten kunnen de financiële vooren nadelen van verschillende energie concepten grof worden ingeschat. Verder kan er door de betrokken actoren worden gediscussieerd over financiële arrangementen om eventuele split incentives op te lossen.
De Gebied Energie Tool voor de ontwikkeling van energieneutrale wijken maakt het mogelijk de kosten en baten van energieconcepten in de gehele levensduur op basis van kengetallen grof te berekenen. De resultaten van de berekening zijn voor verschillende partijen bruikbaar. Voor de projectontwikkelaars en investeerders
Aangevuld met energie-exploitatieberekeningen kan een afweging tussen woninggebonden en gebiedsgebonden maatregelen tot stand komen. 12
Een transitiearena is een proces om te komen tot een vernieuwend, ambitieus toekomstperspectief en dit vervolgens uit te werken naar ontwikkelingspaden. Het proces legt tevens de basis voor een vernieuwingsnetwerk, waardoor de ambitie breed gedragen kan worden. Kenmerkend voor een transitiearena is de selectieve participatie, gericht op het bijeenbrengen van vernieuwers en veranderaars, en de verbinding tussen visie, strategie en actie.
Instrument 8 Transitiearena Om richting te geven aan een gebiedsontwikkeling moet gewerkt worden een integrale toekomstvisie, die wordt doorvertaald naar ontwikkelingspaden en leidende principes. Daarnaast moet een strategie worden ontwikkeld deze visie leidend te maken en om partijen in beweging te krijgen. Vanwege de diversiteit aan partijen en disciplines is een proces nodig waarin een omgangsvorm en begrippenkader is geschept waardoor alle betrokkenen hun perspectief in kunnen brengen. Daarom kan gewerkt worden met een selecte maar diverse groep. Vanuit een 'smal en diep' draagvlak wordt een strategische verbreding ingezet op het moment dat de ambities verder worden uitgewerkt of geoperationaliseerd. De transitiearena is een aanpak die hierbij past. Deze aanpak is vooral geschikt als de ambities hoog zijn en/of als de belangen en perspectieven ver uiteenlopen. De website www.duurzamegebiedsontwikkeling.nl bevat ook een korte beschrijving van andere methoden voor visievorming.
Figuur 9: Koplopersbijeenkomst voor Stadshavens Rotterdam De kern van de arena bestaat uit een groep van 8 tot 15 vernieuwers en veranderaars, die in een beperkt aantal 13
sessies bijeenkomen. De veranderaars hebben een rijk netwerk en kunnen deze ook aanzetten tot daadkracht en beweging. De vernieuwers verdienen hun invloed niet door hun machtspositie, maar door hun onverwachte en aansprekende ideeën.
3. Backcasting & agendavorming: transitiepaden, strategiebepaling en agendasetting. 4. Implementeren & experimenteren: beleidsvertaling en doorbraakprojecten. Start verbreding, met nieuwe coalities en netwerken. 5. Monitoren & evalueren (doorlopend): reflectie, bijstelling proces, verbreden en opschalen.
De arenadeelnemers zijn geen belangenbehartigers, maar brengen wel hun ervaring en netwerk in. In een beschermde omgeving ontstaat het vertrouwen dat nodig is voor de uitwisseling van perspectieven en de zoektocht naar vernieuwing en gezamenlijkheid. De arena is niet alleen een denktank, maar ook een doetank. Projecten in de praktijk testen en verlevendigden het toekomstperspectief. De arenadeelnemers zullen het toekomstbeeld doorvertalen naar hun eigen organisatie en naar nieuwe en bestaande initiatieven op korte termijn.
Een klein team van mensen begeleidt de arena, werkt de ontstane ideeën verder uit tussen de bijeenkomsten en zoekt aansluiting bij andere lopende (beleids)processen.
Vanuit een “smal en diep” draagvlak - het vernieuwingsnetwerk, wordt in een later stadium gewerkt aan verbreding en borging. De stappen zijn globaal: 1. Verkenning & voorbereiding: gebiedsanalyse, selectie actoren, uitwerking procesaanpak 2. Visievorming & probleemstructurering: leidende principes en wenkend perspectief voor gebied
Figuur 10: Verbeelding van het transitie raamwerk door VITO
14
AAN DE SLAG Deelproces Analyse
We onderscheiden vijf deelprocessen bij duurzame gebiedsontwikkeling. Bij ieder deelproces passen een aantal instrumenten uit de toolbox om partijen te helpen energieneutrale wijken in de praktijk te brengen. Een beknopt overzicht is opgenomen in onderstaande tabel.
Visie & strategie
Gemeenten en andere partijen kunnen per specifiek project inventariseren welke vragen zijn hebben en welke instrumenten daarbij hulp kunnen kiezen. Kijk op de website www.duurzamegebiedsontwikkeling.nl voor een nadere uitwerking van de instrumenten.
Planvorming Uitvoering
Gebruik beheer
15
Instrumenten Energiepotentiekaarten Quickscan Gebiedskenmerken Actorenanalyse Gebied Transitie-analyse Gebied Pasfoto Sturingsvormen Transitie Arena Concepten Energieneutrale Gebieden Financiële Arrangementen Gebied Energie Tool Financiële Arrangementen Pasfoto Sturingsvormen Gebied Energie Tool
&
Gebied Energie Tool
Bijlage II. Ingevuld instrument quickscan gebiedskenmerken
All electric
x
1
1
0
0
Woningdichtheid [w o/ha] ≥ 30 w oningen/ha
x
2
2
-1
0
Verkaveling: dakvlak maatgevend gericht op Z of ZW
x
0
0
2
1
Protected area. No solar-installations on roofs allow ed
0
0
0
0
Warmte/ koude-bronnen aanw ezig [Pmax,GJ/jr, Temp]
0
0
0
0
Biomassa beschikbaar
0
-2
0
0
Tuinbouw in gebied
0
-1
0
0
Kw aliteit bebouw ing: vooral A-label/ EPC=0,40
0
0
0
0
-1
Aardgas+zon
Zon hub
Aantal w oningen ≥ 2500 à 3000 stuks
Waterstof
Bio hub
Aankruisen indien antw oord bij item sterk van toepassing is.
Geo hub
Tilburg Zuid Aankruisen indien van toepassing
QuickScan Results - Version: 2.0
1
1
Omgevingsfactoren Occupatie
infrastructuur Uitgebreid Gasnet beschikbaar
x
-1
1
-1
-1
1
Capaciteit Elektranet beschikbaar
x
0
0
2
2
1
Capaciteit Warmte/koudenet beschikbaar
0
0
0
0
Capaciteit Waterstof (H2) beschikbaar
0
0
0
0
Capaciteit Biogas beschikbaar
0
0
0
0
Capaciteit afvalverw erkingsinstallatie beschikbaar
0
0
0
0
1
bodem Bodemverontreiniging aanw ezig
-1
0
0
-1
Grondw aterbeschermingsgebied in omgeving
0
0
0
0
Boringsvrije zone in omgeving
0
0
0
0
2
0
0
0
Kustgebied of gebouw hoogtes>20m
0
0
0
0
Ruimte voor plaatsing grote w indmolens in gebied
0
0
0
0
x
0
0
2
1
1
Een aanzienlijk deel vd betrokkenen tonen zelf initiatief mbt DuBo
x
1
1
1
1
1
Een aanzienlijk deel vd betrokkenen onderschrijft het belang van DuBo
x
1
1
1
1
1
De betrokkenen hebben zeer diverse belangen en w ensen
x
-1
-1
-1
1
0
0
0
0
> 1/3 verdeeld over enkele partijen (bijv. gem, WoCos, projectontw ikkelaars)
x
-1
-1
-1
-1
Versnipperd particulier / privaat / publiek bezit
x
-1
-1
1
1
1
x
-1
x
Diepe geothermie mogelijk (bodemgeschiktheid)
x
klim aat
Minimaal 1000 zonuren per jaar
1
Factoren mbt samenwerking Betrokkkenen (m.n. bew oners en gevestigde bedrijven)
Eigendom grond en vastgoed > 2/3 verdeeld over enkele partijen (bijv. gem, WoCos, projectontw ikkelaars)
1
Overig Veelal bestaande bouw
-1
1
-1
-2
Fasering bouw vlekken niet aaneengesloten in tijd of plaats
0
0
0
0
1
1
Sloopverw achting binnen 15 jaar
0
0
0
0
-1
1
Sum of barrier criteria
6
4
5
3
Sum of knock-out criteria
0
1
0
1
Sum of priority criteria
3
5
3
6
Sum of high priority criteria
2
1
3
1
‐25‐
Waterstof
Aardgas+zon
All electric
Aankruisen indien van toepassing
Zon hub
Aankruisen indien antw oord bij item sterk van toepassing is.
Bio hub
Tilburg Noord
Geo hub
QuickScan Results - Version: 2.0
1
1
Omgevingsfactoren Occupatie Aantal w oningen ≥ 2500 à 3000 stuks
x
1
1
0
0
Woningdichtheid [w o/ha] ≥ 30 w oningen/ha
x
2
2
-1
0
Verkaveling: dakvlak maatgevend gericht op Z of ZW
x
0
0
2
1
0
0
0
0
Protected area. No solar-installations on roofs allow ed Warmte/ koude-bronnen aanw ezig [Pmax,GJ/jr, Temp]
0
0
0
0
Biomassa beschikbaar
0
-2
0
0
Tuinbouw in gebied
0
-1
0
0
Kw aliteit bebouw ing: vooral A-label/ EPC=0,40
0
0
0
0
-1
x
infrastructuur Uitgebreid Gasnet beschikbaar
0
-1
0
0
1
Capaciteit Elektranet beschikbaar
x
0
0
2
2
1
Capaciteit Warmte/koudenet beschikbaar
x
2
0
1
0
Capaciteit Waterstof (H2) beschikbaar
0
0
0
0
Capaciteit Biogas beschikbaar
0
0
0
0
Capaciteit afvalverw erkingsinstallatie beschikbaar
0
0
0
0
1
bodem Bodemverontreiniging aanw ezig
x
0
0
0
-1
Grondw aterbeschermingsgebied in omgeving
x
0
-1
0
-1
0
0
0
0
2
0
0
0
Kustgebied of gebouw hoogtes>20m
0
0
0
0
Ruimte voor plaatsing grote w indmolens in gebied
0
0
0
-2
0
0
2
1
Boringsvrije zone in omgeving Diepe geothermie mogelijk (bodemgeschiktheid)
x
klim aat
Minimaal 1000 zonuren per jaar
x
1
1
Factoren mbt samenwerking Betrokkkenen (m.n. bew oners en gevestigde bedrijven) Een aanzienlijk deel vd betrokkenen tonen zelf initiatief mbt DuBo
x
1
1
1
1
1
Een aanzienlijk deel vd betrokkenen onderschrijft het belang van DuBo
x
1
1
1
1
1
De betrokkenen hebben zeer diverse belangen en w ensen
x
-1
-1
-1
1
> 2/3 verdeeld over enkele partijen (bijv. gem, WoCos, projectontw ikkelaars)
0
0
0
0
> 1/3 verdeeld over enkele partijen (bijv. gem, WoCos, projectontw ikkelaars)
0
0
0
0
x
-1
-1
1
1
1
x
-1
Eigendom grond en vastgoed
Versnipperd particulier / privaat / publiek bezit
1
Overig Veelal bestaande bouw
-1
1
-1
-2
Fasering bouw vlekken niet aaneengesloten in tijd of plaats
0
0
0
0
1
1
Sloopverw achting binnen 15 jaar
0
0
0
0
-1
1
Sum of barrier criteria
3
5
3
2
Sum of knock-out criteria
0
1
0
2
Sum of priority criteria
3
4
4
6
Sum of high priority criteria
3
1
3
1
‐26‐