TRADE FOR DEVELOPMENT
EERLIJKE EN DUURZAME HANDEL IN OEGANDA 1
Inhoud OEGANDA, DE PAREL VAN AFRIKA De geschiedenis van Oeganda De Oegandese economie Koffie, het zwarte goud van Oeganda
5
EERLIJKE HANDEL IN OEGANDA Eerlijke handel, wat is dat?
10
DE EERLIJKE HANDEL IN KOFFIE IN OEGANDA Ankole Coffee Producers Cooperative Gumutindo Coffee Cooperative Enterprise Mirembe Kawomera: eerlijke koffie, bio, koosjer en halal UNEX Union Export Services Ltd
12
DE EERLIJKE HANDEL VAN THEE IN OEGANDA Mabale Growers Tea Factory Mpanga Growers Tea Factory Igara Growers Tea Factory Limited Kayonza Growers Tea Factory Limited
21
INITIATIEVEN VOOR DE HANDEL IN EERLIJK FRUIT EN GROENTE UIT OEGANDA Fruits of the Nile duurzame en rechtvaardige innovatie Ndali Estate
30
DE OEGANDESE SECTOR VAN HET EERLIJKE ARTISANAAT National Association of Women Organisation (NAWOU) Uganda Crafts 2000 Limited Bead for life
34
INITIATIEVEN VOOR DUURZAME HANDEL IN OEGANDA Uganda Organic Certification Ltd. (UgoCert) KAWACOM Het ‘Bukonzo Organics’-Label NUCAFE, de algemene coöpératie Duurzame visvangst op het Victoriameer Trees for Global Benefit Kampala Jellitone Suppliers
41
ALGEMEEN BESLUIT
51
2
Verantwoordelijke uitgever Carl MICHIELS COÖRDINATIE Piezo - Samuel Poos (BTC) REDACTIE Dan AZRIA CONCEPT Julie RICHTER Foto cover BeadforLife © BTC, Belgisch ontwikkelingsagentschap, april 2010. Alle rechten voorbehouden. De inhoud van deze publicatie mag enkel vermenigvuldigd worden mits toestemming van BTC en mits bronvermelding. De inhoud van deze publicatie van het Trade for Development Centre vertegenwoordigt niet noodzakelijk het standpunt van BTC.
3
ALGEMENE INLEIDING De westerlingen die Oeganda tijdens hun zoektocht naar de mythische bronnen van de Nijl hadden ontdekt, beschouwden het land tijdens heel de koloniale periode als «de Parel van Afrika». Schitterende landschappen, een rijk gevarieerde fauna en flora, een vruchtbare bodem, bloeiende plantages en een bemiddelde boerenstand: toen Oeganda in 1962 onafhankelijk werd, had het sterke troeven om zich tot een modern land te ontwikkelen. Tot de oorlog uitbrak. Revolutie, burgeroorlog, de bloedige dictaturen van Idi Amin Dada en later Milton Obote, etnische en godsdienstige conflicten, buitenlandse invasie, gewapende opstanden, ... Oeganda kende bijna 25 jaar lang, tot ruim halfweg de jaren ‘80, alleen maar oorlog. De «Parel van Afrika» takelde af tot één van de armste landen ter wereld. Sinds 1986 en met de politieke stabilisering van het land onder Yoweri Museveni gaat de toestand in Oeganda er weer op vooruit, al blijven de onlusten in het noorden aanhouden. De economie herstelt zich beetje bij beetje, en ook de levensstandaard verbetert. Ondanks zijn territoriale insluiting heeft Oeganda vandaag bewust de weg van moderniteit en mondialisering gekozen. Het ontwikkelt activiteiten met grote toegevoegde waarde, zoals de biologische landbouw, die kunnen inspelen op de toenemende behoeften van grote markten. Zoals uit deze brochure zal blijken, eist de eerlijke en duurzame handel resoluut zijn plaats op in dit ontwikkelingsproject.
4
OEGANDA, DE PAREL VAN AFRIKA DE GESCHIEDENIS VAN OEGANDA De eerste koninkrijken De eerste sporen van menselijke aanwezigheid in het Afrika van de Grote Meren gaan terug tot de verre Oudheid. Vanaf de 15e eeuw van onze tijdrekening ontstaan grote koninkrijken met als bijzonder kenmerk een zeer gecentraliseerd politiek model dat bijzonder uitgestrekte gebieden bestrijkt. Zo komen meer bepaald de koninkrijken Bunyoro-Kitara, Ankole, de Sese-eilanden en Buganda tot stand. De periode van de 17e tot de 19e eeuw wordt vooral gekenmerkt door de expansie van het koninkrijk Buganda, dat de controle verovert over de belangrijkste handelswegen die de grote meren verbinden met de Indische Oceaan. De koningen van Buganda, met als bekendste Kabaka Suna (‘kabaka’ betekent koning) profiteren van het verval van de aangrenzende koninkrijken om de lokale volkeren te onderwerpen, hun territoria te veroveren en hun bevolking te assimileren. Buganda, die in het begin van de 17e eeuw nog een klein koninkrijk was, werd bij de aanvang van de 19e eeuw de grote mogendheid in het gebied van de Grote Meren. Voor historici is de geschiedenis van Buganda vanaf dan ook de geschiedenis van Oeganda.
De prekoloniale periode De eerste vreemdelingen die doordringen tot in het koninkrijk Buganda zijn Arabische handelaren. Ze zijn vanaf 1830 welkom aan het hof van de Kabaka. In hun spoor volgen omstreeks 1860 de eerste Britse ontdekkingsreizigers, op zoek naar de bronnen van de Nijl. Tot de belangrijkste namen behoren Richard Burton, John Speke, James Grant en Henry Morton Stanley. Daarna komen andere avonturiers uit heel Europa, gelokt door dit immense land dat politiek zeer ontwikkeld is. De schitterende landschappen wekken bewondering. Sir Winston Churchill noemt het koninkrijk «de Parel van Afrika». Vanaf 1877-1879 is er sprake van duurzame aanwezigheid van Europeanen in het land, met de komst van protestantse en later katholieke missionarissen. Zij storten zich in een grootscheepse evangelisatiecampagne,
5
eerst in Buganda en vervolgens in de kleinere koninkrijkjes in de omgeving. De beweging van de christelijke kerken botst echter met de veel oudere aanwezigheid van Arabische handelaren en mohammedaanse Swahili die zich verzetten tegen de bekering van de lokale bevolkingen. In tegenstelling tot zijn onderdanen, die zich massaal tot het katholicisme of het protestantisme bekeren, toont Kabaka Mutesa I (heerser van 1852 tot 1884) geen enkele intentie om over te stappen naar één van de drie monotheïstische godsdiensten die de Arabieren en later de Europeanen invoeren. De organisatie van het koninkrijk en de geschiedenis van Buganda en later Oeganda worden diepgaand gekenmerkt door deze religieuze factor, die meer bepaald een rol speelt bij de uitbarsting van de burgeroorlogen van 1889 tot 1895.
Van de postkoloniale crisissen tot vandaag Het komt tot hoogoplopende spanningen tussen de Nijlvolkeren in het noorden, die opkomen tegen de economische en politieke overheersing van de Buganda over het land, en de Bantoevolkeren in het zuiden. In mei 1966 stuurt premier Milton Obote, zelf afkomstig uit het noorden, het leger naar Buganda om de centralisatie op te leggen. Met de hulp van zijn stafchef, Idi Amin Dada die tot de mohammedaanse minderheden in het noordwesten behoort, zet Milton Obote koning Kabaka Mutesa II af. Hij laat een nieuwe grondwet afkondigen die de koninkrijken afschaft en een presidentieel regime invoert.
Koloniaal Oeganda Groot-Brittannië, dat met Duitsland wedijvert voor de controle over Oost-Afrika, komt militair tussenbeide in het koninkrijk Buganda om een einde te maken aan de etnische en religieuze conflicten die het land verscheuren. In 1894 slagen de Britten erin om Kabaka Mwanga, zoon van Mutesa I, een akkoord te laten ondertekenen dat zijn koninkrijk officieel als protectoraat opneemt in het Britse koloniale imperium. Bij de ondertekening van een tweede akkoord in 1900, het «Uganda Agreement», worden Buganda en de kleine koninkrijkjes die het Britse leger eerder al inpalmde, verenigd onder de naam Oeganda.
De dekolonisatie Ondanks de sterke aanwezigheid van katholieke en protestantse missionarissen heeft Oeganda nooit een massale inwijking van Britse of Europese kolonisten gekend. De jaren tussen de ondertekening van het protectoraatakkoord en de eerste aanspraken op onafhankelijkheid worden vooral gekenmerkt door de opkomst van een bemiddelde boerenstand en de ontwikkeling van de landbouw. Zoals in de meeste kolonies begint de onafhankelijkheidsbeweging zich ook hier vooral na de Tweede Wereldoorlog te manifesteren. In 1953 wordt Kabaka Mutesa II voor drie jaar naar Londen verbannen omdat hij zich heeft uitgesproken voor onafhankelijkheid. Na lange en moeizame onderhandelingen wordt Oeganda op 9 oktober 1962 uiteindelijk erkend als een onafhankelijke staat. Zeer snel duiken daarna problemen op met betrekking tot de politieke en territoriale organisatie van de nieuwe staat.
6
In 1971 grijpt Idi Amin Dada met een bloedige staatsgreep de macht. Hij bouwt het leger verder uit, laat zijn politieke tegenstanders vermoorden en voert een terreurbewind, zowel tegen de Baganda, de belangrijkste volksgroep in Buganda, als tegen de Nijlvolkeren in het noorden. Het aantal slachtoffers van zijn bloedig regime – mannen, vrouwen en kinderen – wordt op 200.000 geraamd. Wanneer het land op de rand van de financiële afgrond staat, krijgt het Oegandese bewind de financiële steun van de Arabische staten, die achter Amin Dada staan. In november 1978 valt het Tanzaniaanse leger Oeganda binnen als vergelding voor Oegandese strooptochten in het grensgebied. Het schaart zich achter de Oegandese rebellen en verjaagt dictator Idi Amin Dada, die naar Saoedi-Arabië vlucht. Hoewel in Oeganda opnieuw een burgerregering wordt geïnstalleerd, blijven de onlusten ook na het vertrek van het Tanzaniaanse leger voortduren. Drie presidenten volgen elkaar op enkele maanden tijd op, tot Milton Obote opnieuw aan de macht komt en een nog bloediger bewind voert dan zijn voorgangers. Begin jaren ‘80 is de toestand van het land ronduit catastrofaal. De inflatie is hallucinant, hongersnood decimeert het noorden van het land. Alle oppositie wordt brutaal onderdrukt; gewapende rebellen drijven zowel in het noorden (aanhangers van Amin Dada) als in het zuiden (Nationaal Verzetsleger) de strijd tegen de regering op. In januari 1986 neemt Yoweri Museveni, leider van het Nationaal Verzetsleger, de macht over. Het is de start van de wederopbouw van een land dat zwaar geleden heeft door jarenlange onlusten en oorlogen. De nieuwe regering lanceert tal van hervormingen om het land de weg van de ontwikkeling te laten inslaan. Economisch gezien verbetert de toestand fors (stabilisatie van de inflatie, duurzame groei, enz.), maar vooral in het noorden blijft het moeilijk: de gewelddadige rebellen van het Verzetsleger van de Heer (Lord’s Resistance Army) voeren met steun van het islamitische Soedan een terreurbewind. Op politiek niveau is een pluri-etnische regering van nationale eenheid gevormd die zich inspant om het machtsevenwicht tussen de oude koninkrijken te stabiliseren.
DE OEGANDESE ECONOMIE Tot zijn onafhankelijkheid in 1962 werd Oeganda vaak beschouwd als één van de parels van het Britse imperium, vooral door zijn sterk ontwikkelde landbouwsector. Buganda en de omliggende koninkrijkjes stonden lange tijd model voor landelijke welvaart, dankzij een dynamische boerenstand en een zeer productieve landbouw, vooral in de koffie en de thee. Een kwarteeuw van dictaturen en burgeroorlogen hebben het land echter totaal geruïneerd: Oeganda behoort nu tot de armste landen ter wereld. Pas tegen het einde van de jaren 80 is het gestart met de wederopbouw van zijn economisch potentieel en heeft het de eerste stappen naar de ontwikkeling gezet. Ondanks belangrijke geografische verschillen (het noordoosten van het land blijft lijden onder etnisch en religieus geweld) kent Oeganda vandaag een opmerkelijke groei (van ongeveer 10 % per jaar). Deze wordt in geruime mate ondersteund door een vrij bekwaam economisch beleid. Sinds de machtsovername door Yoweri Museveni in 1986 heeft Oeganda zich ondanks de nadelen van zijn geografische insluiting opengesteld voor buitenlandse investeringen. Het land heeft ook een belangrijke immigratie aangemoedigd, vooral vanuit India.
Een hoofdzakelijk op landbouw gerichte economie Landbouw blijft de belangrijkste nijverheid in Oeganda. Mede dankzij het ideale klimaat, de vruchtbare bodems en het uitgestrekte akkerland heeft de landbouwactiviteit zich geconcentreerd op de productie van koffie, thee, katoen, rietsuiker, fruit en groente. Vandaag is de landbouw goed voor bijna 80 % van de werkgelegenheid en het leeuwendeel van de instroom van buitenlandse deviezen. Visvangst Oeganda heeft lang geprofiteerd van een belangrijk ontwikkelingspotentieel voor visserij rond het enorme Victoriameer en het Albertmeer (met vooral de nijlbaars). De visstand is echter opvallend geslonken en het ecologische evenwicht van deze meren is totaal ontwricht. Deze factoren bedreigen het potentieel en vragen om nieuwe visserijtechnieken. Grondstoffen: ontginning in kinderschoenen In 2006 werden in de streek van het Albertmeer ondergrondse olielagen ontdekt. Dankzij de belangrijke investeringen die hier werden gedaan om de ontginning mogelijk te maken, zouden de eerste vaten in 2010 op de markt moeten komen (6.000 tot 10.000 vaten/dag)1. Er werden ook delfstoffen ontdekt, vooral koper en kobalt, maar die blijven nog grotendeels onontgonnen. Deze bodemschatten zouden de buitenlandse investeringen in infrastructuur kunnen versnellen.
7
Industrie, handel en diensten De grote industriesectoren en ook de belangrijkste commerciële netwerken van het land zijn in grote mate in handen van grote families van Indiase afkomst. Zij dragen sterk bij tot het dynamisme van de nationale economie en zijn nadrukkelijk aanwezig in veel tertiaire activiteiten (toerisme, financiën, verzekeringen, enz.). En toen kwam de financiële crisis… De Oegandese economie heeft de financiële en economische crisis die in de zomer van 2008 uitbrak, in het algemeen vrij goed doorstaan.2 Het land realiseerde dat jaar nog een groeicijfer van bijna 7 % en overleefde de internationale economische onrust en de politieke instabiliteit in de regio. Terwijl de groei tot dan toe vooral voortkwam uit de landbouw, wijzen de recentste groeicijfers op een stagnatie van deze sector en een sterke ontwikkeling van de diensten en van de industriële productie. De politieke crisis in buurland Kenia, de uitputting van de visreserves en de recente evolutie van de olieprijzen zullen normaal tot een verflauwing van de groei leiden. Voor 2009 en 2010 wordt niettemin nog op een groei met ongeveer 6 % gerekend.
KOFFIE, HET ZWARTE GOUD VAN OEGANDA Een beetje geschiedenis In het prille begin van de 20e eeuw ontdekten de Europeanen in Oeganda de kwaliteiten van de Coffea Canephora, een koffieplant die één van de meest gegeerde koffiesoorten ter wereld voortbrengt: de robusta. Deze koffieboon bevat dubbel zoveel cafeïne als de arabica. Op het Afrikaanse continent waren de bijzondere eigenschappen van deze «toverplant» al veel langer bekend. De Oost-Afrikaanse volkeren gebruiken de koffie al sinds mensenheugenis, vooral in de traditionele geneeskunde en bij godsdienstige praktijken en rituelen. In de koninkrijken Buganda, Ankole en Bunyoro (die samen het huidige Oeganda vormen) was koffie synoniem van rijkdom. Vooral tijdens grote ceremonies, huwelijken en rituelen werd er bijzonder royaal mee omgesprongen. Vanaf de 18e eeuw wordt koffie een koloniaal product. De handel in koffie en andere goederen, zoals suiker en specerijen, wordt één van de pijlers van een economie die eerst op slavernij en later op koloniale verdrukking steunt. De naam «Max Havelaar» is oorspronkelijk overigens de naam van het hoofdpersonage in de gelijknamige roman die in 1860 in Nederland verscheen als aanklacht tegen de verschrikkelijke arbeidsomstandigheden waartoe de Nederlandse kolonisten de lokale bevolking op de koffieplantages van het eiland Java dwongen. Tijdens de 19e eeuw nam het aantal plantages van dit type in de koloniale gebieden tussen de Kreeftskeerkring en de Steenbokskeerkring razendsnel toe.
8
De koffie-economie De wereldwijde koffiemarkt kende vanaf het einde van de jaren 80 een belangrijke structurele crisis die de bevolking en de productiestructuren van alle producerende landen diepgaand heeft getroffen. Het aanbod was veel groter dan de vraag, zodat de koffieprijzen een enorme klap kregen: in het begin van de jaren 2000 waren ze tot hun laagste niveau ooit gedaald. De Wereldbank raamt het verlies voor de koffieproducenten over die periode op gemiddeld 4,5 miljard dollar per jaar. In Afrika en Centraal-Amerika heeft deze crisis de nationale financiën zeer zwaar aangetast. Deze hangen immers in ruime mate af van de uitvoer van grondstoffen. De regeringen van deze landen voelden zich daarom verplicht om drastisch te snoeien in de sociale programma’s en in hun strijd tegen armoede. Miljoenen gezinnen van koffieplanters waren het directe slachtoffer. Het einde van het Internationale Koffieakkoord in 1989 heeft deze crisis ingeleid. Tal van factoren speelden mee: de mislukking van de strategieën voor de groei van de productie die het IMF aan de producerende landen oplegde, de ingrepen van koffiemultinationals (zoals Nestlé, Philip Morris, Kraft, enz.) die enorme hoeveelheden in voorraad namen om de prijzen laag te houden, en het dalende verbruik in de rijke landen3. De Afrikaanse producerende landen waren, mede door de concurrentie van Colombia, Brazilië en Vietnam, de eerste slachtoffers van deze crisis. De slecht georganiseerde productieketens bleken niet in staat om zich te verenigen en zich op te werpen als belangrijke spelers in de internationale onderhandelingen. Vanaf 2005 is er enige verbetering te bespeuren. De koffieprijs is gestegen tot een niveau dat meer aanvaardbaar is voor de producenten. De crisis heeft echter de wisselvalligheid van de koersen aangetoond en bewijst de noodzaak van de invoering van een stabieler en eerlijker systeem.
9
EERLIJKE HANDEL IN OEGANDA EERLIJKE HANDEL, WAT IS DAT? Eerlijke handel is ontstaan uit een eenvoudige vaststelling: de armoedekloof tussen de bevolking van de rijkste landen en die van de armste landen blijft maar groeien ondanks de bedragen die in ontwikkelingshulp worden geïnvesteerd. In minder dan een eeuw tijd is de verhouding tussen de inkomens in de 20 % rijkste landen en in de 20 % armste landen gestegen van 11 tegen 1 in 1913 naar 75 tegen 1 vandaag. Oorlogen, natuurrampen, gebrekkige infrastructuur, corruptie, … Er zijn veel oorzaken op te sommen voor dit verstoorde evenwicht, maar er spelen ongetwijfeld ook en vooral fundamenteel structurele economische problemen mee. Grondstoffenspeculatie, de schuldenspiraal, de gesubsidieerde concurrentie van producenten uit de noordelijke landen: al die mechanismen vormen obstakels voor een «take-off» van de armste landen die hun ontwikkeling niet zelf in handen hebben. Hoewel de ongelijkheden in de handel al in de 19e eeuw werden bewezen (vooral vanaf de publicatie, in 1860, van de roman van de Nederlander Edward Douwes Dekker, met Max Havelaar als held), verschenen pas na de Tweede Wereldoorlog de eerste projecten voor eerlijke handel van Amerikaanse en Engelse organisaties (Thousands Villages in de VS; de ngo Oxfam in het VK).
10
In 1999 raken de belangrijkste internationale organisaties voor eerlijke handel (World Fair Trade Organisation, Fair Trade Labelling Organizations - FLO en Network of European World Shops) het eens over een gemeenschappelijke definitie: « Eerlijke handel is een handelsrelatie, gebaseerd op dialoog, transparantie en wederzijds respect, met het oog op een grotere rechtvaardigheid in de internationale handel. Eerlijke handel draagt bij tot de duurzame ontwikkeling door te voorzien in betere handelsvoorwaarden en door de rechten te beschermen van gemarginaliseerde producenten en arbeiders, voornamelijk in het Zuiden. De organisaties voor eerlijke handel (gesteund door consumenten) engageren zich actief tot de ondersteuning van producenten, de sensibilisatie van de opinie, en het voeren van campagnes voor aanpassing van de handelsregels en -praktijken van de conventionele internationale handel ».
Deze organisaties sommen 10 belangrijke principes op als basis voor de aanwending van dit economisch systeem: • Kansen creëren voor de producenten die in een economisch benadeelde situatie verkeren • De transparantie en geloofwaardigheid bevorderen • De individuele capaciteit aanmoedigen • De eerlijke handel promoten • De betaling van een eerlijke prijs garanderen • Waken over de gendergelijkheid • Behoorlijke arbeidsomstandigheden waarborgen • Kinderarbeid uitschakelen • Het leefmilieu beschermen • Handelsrelaties op basis van vertrouwen en wederzijds respect bevorderen.
Concreet garandeert eerlijke handel de producenten uit de armste landen een betere aankoopprijs dan de wereldprijzen, naast een relatieve prijsstabiliteit en gunstigere voorwaarden en betalingstermijnen (zelfs prefinancieringsmogelijkheden), zodat de boeren en ambachtslui niet meer verplicht zijn hun producten tegen dumpingprijzen te verkopen of een beroep te doen op leningen tegen woekertarieven. Over deze billijke prijs wordt onderhandeld. Hij moet alle productiekosten van het product dekken, inclusief de kosten voor het leefmilieu, en hij moet de producenten een menswaardig leven garanderen. Verder ondersteunen de kopers in eerlijke handel meestal sociale programma’s (alfabetisering, toegang tot onderwijs en zorgsystemen, enz.). Zij ondersteunen ook de productie-investeringen van de producentenorganisaties.
11
DE EERLIJKE HANDEL IN KOFFIE IN OEGANDA De geschiedenis van de eerlijke handel is onlosmakelijk verbonden met de geschiedenis van de koffie. Tijdens de crisis van de jaren 90, die de levensstandaard van miljoenen kleine producenten in vele arme landen aantastte, zijn de voordelen van de principes van eerlijke handel voor deze sector overduidelijk geworden. Hogere en gewaarborgde aankoopprijzen, sociale premies, hulp bij productieinvesteringen, advies en opleiding, … Stuk voor stuk structurerende elementen in de werking van de eerlijke handel in koffie die hebben bijgedragen om de problemen voor de producenten te verlichten, maar ook om hen te helpen om zich te structureren om zich beter te wapenen tegen de onzekerheden die de wereldhandel in koffie deze kleine kwekers in de arme landen oplegt.
12
© BTC / Dieter Telemans
ANKOLE COFFEE PRODUCERS COOPERATIVE Het proces van liberalisering van de Oegandese koffiemarkt heeft – gekoppeld aan de wereldwijde crisis in landbouwgrondstoffen in de jaren 90 – belangrijke schokgolven veroorzaakt in de systemen voor productie, beheer en commercialisering van koffie en thee, de belangrijkste activiteiten van het land. Dat ging vaak ten koste van de staatsorganisaties die nog uit het postkoloniale tijdperk stammen. Sommige van deze mastodonten konden hun verplichtingen niet meer nakomen en ging over de kop door hun onvermogen om zich aan te passen aan de marktevoluties en aan de nieuwe eisen van de internationale kopers. Eén van die slachtoffers was Banyakole Kweterana Cooperative Union Limited (BKCU), één van de belangrijkste coöperaties voor de productie van robustakoffie in het zuidwesten van Oeganda: ze legde in 1996 de boeken neer. De kleine lokale producenten die afhankelijk waren van deze centrale hadden in eerste instantie geen andere keuze dan zich tot andere tussenpersonen te wenden voor de centralisatie en commercialisering van hun oogsten op de internationale markten (meestal in de vorm van veilingen die – voor landen van Oost-Afrika – vooral plaatsvinden in het Keniaanse Mombasa). De boeren uit het district Bushenyi gingen dus aankloppen bij UNEX, een gespecialiseerd Oegandees handelskantoor dat in ruil voor een verkoopcommissie diensten verleent zoals beheer en onderhandeling met buitenlandse kopers. De robusta-koffieproducenten van de streek kregen intussen de steun van verscheidene organisaties uit de eerlijke handel, zoals CaféDirect dat in 2000 een PPP (Producer Partnership Programme) opzette om de lokale productieketen te begeleiden bij haar reorganisatieplannen en om de lokale boeren op te leiden. Een tiental lokale groepen die samen ongeveer 4000 producenten vertegenwoordigden en die eind jaren 90 het fairtradelabel hadden gekregen, beslisten om samen een nieuwe, kleinere en flexibelere coöperatie op te richten: de ACPCU (Ankole Coffee Producers Cooperative Union Limited), genoemd naar het oude koninkrijk dat begin 20e eeuw in Oeganda werd geïntegreerd. Met deze samenwerking toonden de producenten hun bereidheid om hun lot in eigen handen te nemen, zelf de rol te spelen die ze vroeger aan het bemiddelende verkoopkantoor toevertrouwden, en werkgelegenheid te scheppen door de activiteiten met toegevoegde waarde in de eigen streek te houden. Met de steun van internationale organisaties voor eerlijke handel, zoals CaféDirect (één van de grootste aankoopcentrales voor eerlijke koffie, die meteen een belangrijke reeks engagementen aanging voor de afname van de komende oogsten en prefinanciering van bepaalde investeringen), kende de coöperatie een snelle groei. John Nuwagaba, general manager van de ACPCU, getuigt: « Wij hebben sinds onze oprichting in 2001 veel hulp gekregen van CaféDirect. Zij kochten onze koffie tegen een zeer mooie prijs, zodat we met dat extraatje veel plannen hebben kunnen uitvoeren. Vanaf de tweede betaling hebben we met de bonus van de eerlijke handel onze oogsters kunnen aanzetten om iets te doen aan het onderwijs van hun kinderen. Onze leden hebben een echte solidariteitscultuur ontwikkeld, zodat de coöperatie nieuw kapitaal kon ophalen. We werden aangemoedigd en gesteund om de coöperatie te ontwikkelen en we kregen hulp bij de onderhandelingen met onze strategische partners. Allemaal goed nieuws! » 4.
13
Met de Premium-premie die CaféDirect stortte, konden effectief zeer concrete projecten voor de hele gemeenschap gerealiseerd worden: •
De bouw van een coöperatiewoning en een bibliotheek in Kashekuro
• De renovatie van de basisschool van Kihumuro en van de woning van de schooldirecteur • De herstelling en renovatie van vier andere dorpsscholen • De bebouwing van nieuwe zaailanden • De herstelling van een brug Met de steun van zijn partners heeft de Ankole Coffee Producers Cooperative Union Limited ook twee mensen kunnen rekruteren die instaan voor het beheer van de coöperatie en voor handelsonderhandelingen met de internationale kopers.
Het plan voor omschakeling naar biologische landbouw De jonge coöperatie heeft zich eind 2008 dankzij internationale financieringen verbonden tot een proces voor biologische certificering van haar productie en haar transformatieprocedés. Dit project kon wat gemakkelijker worden opgezet omdat de robusta koffieplant weinig natuurlijke vijanden heeft en zeer weinig bemesting vraagt. De producenten van de ACPCU gebruiken natuurlijke verrijkingsmiddelen voor de bodem en nauwelijks pesticide of herbicide. De landbouwgrond wordt vruchtbaar gemaakt met compost van bananenbladeren en mest van runderen die vrij grazen op de plantages. Ook pesticiden worden op natuurlijke wijze gefabriceerd met extracten van Bird-Eyes pepers, een variëteit die tussen de koffieplanten groeit. De koffieplanten worden omringd door bananenbomen, yamwortel, bonenplanten en andere voedingsgewassen die de beschaduwde bodems verrijken. Het programma voor omschakeling naar biologische landbouw dat in januari 2009 werd gestart, is ambitieus. Het wil de 4.000 producenten van de coöperatie vanaf 2011 tot 800 ton gecertificeerd eerlijke en biologische koffie laten opbrengen. De managers van de coöperatie hopen dat de hogere inkomsten uit de verkoop van deze zeer hoogwaardige koffie andere producenten zal aansporen om toe te treden en de huidige leden zal aansporen om hun productie van biologische en eerlijke koffie te verhogen. De beheerders van de Ankole Coffee Producers Cooperative Union Limited hebben de grote middelen ingeschakeld om deze resultaten te bereiken. Er werden namelijk 13 mensen gerekruteerd: een coördinator en twaalf «field officers» die werden toegewezen aan elk van de tien dorpsgemeenschappen die samen de coöperatie vormen. Deze field officers zijn opgeleid door experts van Nogamu, het Oegandese Agentschap voor Biologische Certificering. Zij doorkruisen de plantages op de fiets om de groei van de jonge planten te controleren en de telers te adviseren. De uitvoering van het programma verloopt gespreid over drie jaar. Het ambieert de certificering van minstens 95 % van de producenten van de coöperatie. Het economische model van dit programma, opgesteld met de steun van Agriterra, een Nederlandse ngo die landelijke gemeenschappen steunt, is absoluut opmerkelijk. Het totale budget van de biologische omschakeling van de coöperatie – een totaalbedrag van ongeveer 160.000 euro over drie jaar – wordt geraamd op ongeveer 2 euro per jaar per directe begunstigde (uitgaand van gemiddeld 7 gezinsleden per gezin).
Meer weten? www.cafedirect.co.uk/our_partners/africa/uganda/acpcu www.flo-cert.net www.fairtrade.org.uk
14
GUMUTINDO COFFEE COOPERATIVE ENTERPRISE (PARTNER VAN BTC) De Gumutindo-coöperatie Coffee Cooperative Enterprise werd in 2000 opgericht op de restanten van het oude Oegandese coöperatiesysteem. Zoals de meeste Afrikaanse landen organiseerde Oeganda zijn landbouwproductie vanaf de jaren 60 namelijk rond reusachtige coöperatieve verenigingen met zeer zware structuren die grotendeels van de Staat afhingen. Met de liberalisering van de koffiemarkt in de jaren 90 ontstonden ook in Oeganda nieuwe organisaties die hun productie en hun commerciële activiteit zelf konden organiseren, ten nadele van de oude Bugiso Cooperative Union (BCU) die de koffieproductie tot dan domineerde maar die er niet in slaagde zich aan te passen aan dit nieuwe systeem. De BCU was met zijn honderdduizenden aangesloten producenten het archetype van de Afrikaanse productiestructuur, als centrale voor de commercialisering voor honderden basiscoöperaties, de zogenaamde Primary Societies. Dit logge, al te sterk geëtatiseerde systeem, had absoluut geen antwoord op de internationale koffiecrisis van het begin van de jaren 90. De megacoöperaties die weinig of geen dynamiek uitstralen, waren niet in staat in te spelen op de vragen van grossiers en buitenlandse importeurs die na de liberalisering van de markt hun opwachting maakten op vele Afrikaanse markten. De Gumutindo-coöperatie (“Goede boer” in de Bugisu-taal) werd opgericht door vier van de meest actieve en transparante basiscoöperaties (Primary Societies) binnen de BCU, met als doel kwaliteitskoffie te produceren waarvoor een goede prijs gevraagd kon worden. Gumutindo werd in 2000 opgericht met de technische steun van TWIN, de Britse ngo voor eerlijke handel, en de financiële steun van alternatieve fondsen zoals Shared Interest. Bij de oprichting verenigde de coöperatie bijna 3000 producenten die eerst bij de BCU aangesloten waren. Snel volgden andere basiscoöperaties die eveneens wilden genieten van de distributiestructuren van deze tussenorganisaties.
15
Het ging in de eerste plaats om rationalisering van de productie, organisatie van het transport en oprichting van kleine verwerkingsentiteiten, aangepast aan de markt evoluties. De beheerders van de coöperatie begrepen echter al snel dat ze om te overleven en te groeien de hele keten van productie tot export moesten leren beheersen. In 2003 werd daarom de Gumutindo Coffee Cooperative Enterprise opgericht die een jaar later het fairtradelabel bemachtigde. Dankzij de steun van het Gumutindo Management Agency, een adviescel die gespecialiseerd is in certificering en interne marketing voor de coöperatie, zijn alle producten van de aangesloten boerderijen vandaag biologisch gecertificeerd of op weg om dat te worden. Deze boerderijen liggen in het district Mbale, in het oosten van Oeganda, bij de grens met Kenia, op de glooiingen van Mount Elgon, een uitgedoofde vulkaan die het hoogste punt van het land vormt. Het subtropische klimaat en de vruchtbare vulkanische bodem vormen een ideale omgeving voor koffieproductie. Tussen de koffiestruiken zijn bananenbomen, andere geselecteerde fruitbomen, maar ook bonen en maïs aangeplant. Met de hulp van experts werd gezocht naar het beste evenwicht tussen plantensoorten. Er worden anti-eroderende technieken toegepast om de best mogelijke rendementen te halen zonder de omgeving te schaden. Vandaag bestaat de Gumutindo Coffee Cooperative Enterprise uit 6 grote dorpscoöperaties: Busamaga (422 boeren), Bumayoga (428 boeren), Buginyanya (690 boeren), Nasufwa (553 boeren), Konokoyi (745 boeren) en Peace Kawomera (976 boeren). Dankzij de eerlijke handel krijgen deze boeren prefinanciering voor hun oogsten. De basiscoöperaties leveren hun productie aan het centrale magazijn van Gumutindo dat instaat voor verpakking in zakken van 60 kg. Deze wachten in de opslagplaatsen van de coöperatie op transport naar de haven van Mombasa in Kenia waar ze worden verscheept naar Europa en de Verenigde Staten. De lijst van geslaagde collectieve verwezenlijkingen van de Gumutindo-coöperatie – dankzij het eerlijke systeem – wordt indrukwekkend: aankoop van nieuwe opslagplaatsen en moderne kantoren in 2006, omschakeling van de boerderijen naar biologische landbouw, uitbreiding van het ziekenhuis, bouw van drie basisscholen en een vestiging voor middelbaar onderwijs, oprichting en vestiging van twee lokale gezondheidscentra, levering van elektriciteit in de dorpen, enz. De importeurs van de eerlijke handel, bijvoorbeeld CaféDirect of Equal Exchange, betalen de «Premium»-prijs voor de uitstekend bevonden koffie van de producenten van de Gumutindo-coöperatie. De boeren krijgen 2,7 dollar per kilo terwijl de gemiddelde prijs op de wereldmarkten over de zes voorbije jaren gemiddeld 1,6 dollar/kilo bedroeg. Difasi Namisi, een producent die bij Gumutindo aangesloten is, vertelt: « Met het geld dat ik vorig jaar heb verdiend dankzij de premie (Fairtrade Premium) heb ik het schoolgeld voor mijn dochter kunnen betalen. Ik blijf erop hameren bij mijn vrienden en mijn kinderen: we moeten er alles aan doen om koffie van zeer goede kwaliteit te produceren. En sinds de andere boeren weten dat wij die premie krijgen, proberen ze te werken zoals wij en verbetert ook bij hen de kwaliteit ». Deze aandacht voor de kwaliteit van het eindproduct vormt één van de kenmerken van het Gumutindo-systeem, dat de aangesloten boeren sterk aanmoedigt om zich ervoor te engageren: zij moeten beseffen dat alleen de uitstekende kwaliteit van hun product de hogere aankoopprijs rechtvaardigt. Lydia Nabulumbi, kwaliteitsmanager van de Gumutindo-coöperatie, beheert het technisch laboratorium, adviseert en vormt de producenten van de basiscoöperaties en begeleidt de degustatieateliers.
Meer weten?
DE STEUN VAN HET TRADE FOR DEVELOPMENT CENTRE Het Trade for Development Centre van de BTC steunt de promotieen marketingactiviteiten van de Gumutindo-coöperatie om haar productie te valoriseren, meer bepaald bij de Europese en de Noord-Amerikaanse importeurs en consumenten. Het TDC ondersteunt dit project (in samenwerking met TWIN, de Britse ngo voor eerlijke handel, die instaat voor de technische assistentie) dat een nieuw gamma producten van topkwaliteit wil uitbouwen en de promotie en commercialisering van deze nieuwe fijnproeverkoffie wil ondersteunen. De realisatie van het project moet worden gespreid over twee jaar. • In het eerste jaar gaat de prioriteit naar de identificatie van de koffievariëteiten die op het terrein bestaan en naar het zoeken van specifieke commerciële kansen op de verschillende doelmarkten. Er wordt materiaal ter ondersteuning van de verkoop uitgewerkt, en er moeten contacten worden gelegd om de eerste proefverkoop te realiseren. • Het tweede jaar zal, na evaluatie van de geboekte vooruitgang, worden gewijd aan de ontplooiing van acties voor de commercialisering van producten uit het fijnproevergamma van Gumutindo. Het doel moet enerzijds zijn de commerciële relaties met de eerste kopers te bestendigen tot duurzame partnerschappen, en anderzijds cliënteel te werven door nieuwe kopers te ontmoeten. Dit project geniet de steun van het Fair Trade Centre voor een bedrag van 26.250 euro.
www.omdm.be/ouganda/gumutindo.html www.maxhavelaar.be/fr/mh/producer/detail/106/profile www.cafedirect.co.uk/our_partners/africa/uganda/gumutindo www.fairtrade.org.uk/producers/coffee/gumutindo_coffee_cooperative_uganda/default.aspx www.flo-cert.net
16
Joab Jonadav Keki, Initiatiefnemer van het project
MIREMBE KAWOMERA: HEERLIJKE VREDE EERLIJKE KOFFIE, BIO, KOOSJER EN HALAL Het klinkt misschien verrassend, maar de geschiedenis van de coöperatie Mirembe Kawomera begint bij de wat aparte religieuze geschiedenis van Oeganda.
Het verhaal wil dat Kakungulu – die al van kindsbeen de zijde van de Britse kolonisator had gekozen in de hoop ooit vicekoning van Buganda te worden – zich na lezing van het heilige boek meer aangetrokken voelde tot de leer van het Oude dan die van het Nieuwe Testament. De missionaris zou hem geantwoord hebben: « In dat geval bent u geen christen maar een jood ».
Het begin van de 20e eeuw was de periode dat vooral Britse protestantse missionarissen de lokale volkeren massaal tot bekering wisten te overhalen. In 1919 kreeg de charismatische krijgsheer Semei Kakungulu uit de stad Mbale, een bondgenoot van de Engelsen, een bijbel van een missionaris.
En Semei Kakungulu, overigens intussen al min of meer gedumpt door de Britse bezetters die hem hinderlijk begonnen te vinden, besliste om zich samen met zijn drieduizend aanhangers en hun gezinnen te bekeren tot het Jodendom. De nieuwe gemeenschap deed er jarenlang alles aan om de voorschriften van de Thora te volgen, zonder enig reëel contact met “het Volk van Israël”. Pas in 1926 kwam Semei Kakungulu voor het eerst in contact met een Joodse handelaar in Kampala die hem meer vertelde over de actueel toegepaste riten en praktijken.
17
Deze gemeenschap, die naar de streek van Abayudaya vluchtte, neemt in de geschiedenis een unieke plaats in, als enige endogeen ontstane Joodse religieuze gemeenschap. Ze blijft ook voortbestaan na de dood van haar historische leider, maar kent zeer moeilijke periodes, vooral tijdens het tirannieke regime van Idi Amin Dada die hen bloedig vervolgt, waardoor een groot aantal zich onder druk bekeert tot islam of christendom. In 1979 blijven nog amper driehonderd volgelingen over, maar met de hulp van de staat Israël (die nochtans wat verveeld zit met de erkenning van deze absoluut unieke gemeenschap) en de Joodse diaspora, kent de groep een revival en godsdienstige erkenning met de steun van Israëlische en Amerikaanse rabbijnen.
DRIE GEMEENSCHAPPEN, ÉÉN PROJECT Begin jaren 2000 besliste Joab Jonadav Keki, de leider van de Joodse gemeenschap in de streek van Mbale, boer en muziekliefhebber, om te gaan aankloppen bij alle producenten van de streek, ongeacht hun geloofsovertuiging, om samen een oplossing te vinden voor de crisis die de koffiesector al enkele jaren teistert. Deze wereldwijde crisis van overproductie heeft de levenstandaard van Oegandese producenten ernstig aangetast, en sommigen hebben zelfs het land dat ze al decennia bebouwden, moeten verkopen of hun kinderen van school moeten halen om ze op de plantages te laten werken. « Ons grootste probleem is van religieuze aard », stelde Joab Jonadav Keki5 die verwees naar de zware spanningen tussen de gemeenschappen, vooral sinds het tijdperk van Idi Amin Dada toen de joden werden beledigd, gepest en publiek uitgescholden voor « moordenaars van Christus » door de christenen, en voor « Godvergetenen » door de moslims. De oproep tot openheid en tolerantie van Joab Jonadav Keki werpt uiteindelijk vruchten af. In 2002 wordt hij verkozen voor de Raad van het subdistrict Namanyonyi met de steun van de drie religieuze gemeenschappen die hem als geloofwaardig leider erkennen. Na lang gezamenlijk overleg wordt in 2004 de coöperatie Mirembe Kawomera (« Heerlijke Vrede » in het Luganda, één van de talen van Oeganda) opgericht, met als doelstelling de gemeenschappen dichter bij elkaar te brengen en te ijveren voor hun ontwikkeling. « We hebben lang nagedacht, » stelt Joab Jonadav Keki, « en ons geconcentreerd op wat ons bindt. We hebben gezocht naar al die gemeenschappelijke punten in onze heilige boeken, bijvoorbeeld het feit dat wij elkaar allemaal begroeten met het woord ‘Vrede’: Shalom, Salaam, Mirembé. »
« Ik koop alles, ik wil heel die handel » Zodra die gezamenlijke waarden erkend en aanvaard waren, werd een economisch project opgezet en werd begonnen met een zoektocht naar nieuwe markten. De nieuwe coöperatie kreeg hiervoor steun uit vele hoeken, bijvoorbeeld van de Amerikaanse zangeres Laura Wetzler, die sinds het midden van de jaren 90 belangstelling had voor de traditionele HebreeuwsAfrikaanse muziek van de Oegandese Joodse gemeenschap.
18
Dankzij haar hulp kreeg de coöperatie Mirembé Kawomera ook de steun van Paul Katzeff, executive director van de Thanksgiving Coffee Company. Hij beloofde de productie van de coöperatie op te kopen tegen een prijs die de marktprijs met ongeveer 30 % overtrof, en hij zou ook helpen bij de stappen naar certificering. « Ik koop alles », zei Katzeff. « Alles of niets, ik wil heel die handel. Ik wil dit verhaal aan de hele wereld vertellen. » De coöperatie Mirembé Kawomera, die vandaag bijna 1000 kleine producenten en hun families telt, maakt zelf deel uit van de belangrijkere coöperatie Gumutindo. De drie grote religieuze gemeenschappen zijn vertegenwoordigd in de Uitvoerende Raad: de huidige voorzitter is Joods, de vicevoorzitter is christen en de penningmeester is moslim.
« Wij hopen onze coöperatie nu te laten uitgroeien tot een model voor ontwikkelingsprojecten tussen gemeenschappen », stelt Joab Jonadav Keki. En hij voegt eraan toe: « We hopen dat andere coöperaties zich voor dit model van vreedzaam samenwonen zullen engageren. Samen leven we veel beter. U kunt zich niet voorstellen welke harmonie en vrede in onze grote gemeenschap heerst sinds de oprichting van de coöperatie. »
DUBBELE CERTIFICATIE: BIO EN FAIR TRADE De koffiestruiken van deze boeren groeien op de flanken van Mount Elgon. Hun koffie, een variëteit van zachte arabica, heeft certificaten van eerlijke handel en bio, en is koosjer en halal. Hoewel de geteelde hoeveelheid relatief beperkt is (ongeveer 50 ton) wordt de productie van de coöperatie Mirembé Kawomera erkend voor haar kwaliteit, zachtheid en smaak. Dankzij de certificeringen voor eerlijke handel (Fair Trade Certified) en biologische teelt, brengt de koffieverkoop de coöperatie niet alleen voldoende op om de producenten behoorlijker te vergoeden maar ook om een deel van de opbrengst
Meer weten? www.mirembekawomera.com www.thanksgivingcoffee.com www.yesmagazine.org/issues/spiritual-uprising/java-justice
19
opnieuw te investeren in projecten voor sociale en economische ontwikkeling, de opleiding van de telers en de start van duurzame projecten. De fairtradecertificering garandeert de producenten bovendien toegang tot krediet en aanbetaling van een deel van hun productie vóór de oogst. De voorbije jaren hebben de leden van deze coöperatie samen een dynamische gemeenschap gesticht en een reeks concrete acties opgezet ten voordele van de boeren en hun gezinnen: de bouw van scholen, een betere toegang tot drinkwater en elektriciteitsvoorziening in de dorpen.
UNEX - UNION EXPORT SERVICES LTD. UNEX (Union Export Services Ltd.) is een exportbedrijf dat de commercialisering van de koffieproductie van vele Oegandese producentenorganisatie beheert. UNEX ontstond op wat restte van het oude monopolie in handen van de Coffee Marketing Board. UNEX werd door FLO-CERT voor het fairtradelabel gecertificeerd wegens de gunstige commerciële voorwaarden die het deze producentengroepen aanbiedt, vooral in termen van aankoopprijs en prefinanciering. Dankzij dit systeem worden de telers betaald bij levering van hun productie; ze hoeven niet te wachten tot deze verkocht geraakt op de veiling van Mombasa. Vandaag is UNEX één van de belangrijkste commerciële gesprekspartners van de importeurs van eerlijke handel die niet rechtstreeks willen (of kunnen) samenwerken met de coöperaties en de koffieproducentengroepen.
Meer weten? www.triodos.com
20
DE EERLIJKE HANDEL VAN THEE IN OEGANDA Oeganda staat met productie die geraamd wordt op 35.000 ton in 2007 op de 8e plaats van alle theeproducenten6 wereldwijd, en op de 3e plaats in Afrika. In tegenstelling tot koffie of cacao wordt thee uitsluitend verkocht via privétransacties of via de veilingverkoop in Mombasa (Kenia) waar zowat alle productie van Oost-Afrika passeert. Voor thee bestaat er geen termijnmarkt. De Oegandese overheid is zich bewust van de structurele troeven van het land wat landbouwproductie aangaat (vruchtbare bodem, weinig gebruik van synthetische meststoffen), en werkt daarom aan de dynamisering van de sector door te voorzien in relatief belangrijke investeringen, vooral in de verwerkingsactiviteiten (drogen, enz.) en in projecten die de ketens organiseren.
21
Dat de Oegandese overheden de productie wel degelijk willen valoriseren, uit zich ook in de steun die ze verlenen een gecertificeerde biologische keten op te zetten en in de manier waarop fairtradeorganisaties er onthaald worden. Een voorbeeld: TraidCraft, één van de belangrijkste Britse thee-importorganisaties, bevoorraadt zich vooral in Oeganda bij productiecoöperaties die de voordelige voorwaarden genieten die het fairtradesysteem hen waarborgt. De sites waar de thee wordt verwerkt – een erfenis van het postkoloniale tijdperk – waren vroeger in handen van grote staatsorganisaties. Ze zijn geleidelijk aan collectief eigendom geworden van kleine producenten die graag meewerken aan de ontwikkeling van de eerlijke handel in Oeganda.
MABALE GROWERS TEA FACTORY De coöperatie Mabale Growers Tea Factory Ltd, opgericht in 1994 in het district Kyenjojo, verenigt bijna duizend kleine telers die samen een coöperatieve industriële site voor de productie van groene thee beheren. De belangrijkste variëteiten zijn Broken Pekoe, Pekoe Fannings en Pekoe Dust.
22
Deze coöperatieve productiesite ligt midden in één van de belangrijkste theecultuurgebieden van Oeganda, op de hogere Rwenzori Mountains (ook wel de Maanbergen genoemd), in de buurt van Fort Portal, één van de grootste agglomeraties van het westen van het land. De site bestaat vandaag uit een verwerkingsfabriek, twee grote theeplantages en een eucalyptusplantage die de brandstof voor de fabrieksoven levert. De site werd opgericht in 1969 en aanvankelijk beheerd door de Oegandese staatsdiensten, maar raakte in verval tijdens het bloedige regime van Idi Amin Dada. Pas veel later, in de jaren 90, waneer de overheid een programma voor kleine thee-exploitaties lanceert, wordt de site overgenomen, gerenoveerd, opgeknapt en geprivatiseerd door een vereniging van 950 aandeelhouders, overwegend eigenaren van kleine exploitaties (gemiddeld minder dan twee hectare) die met hun oogsten de fabriek bevoorraden.
De site van Mabale wordt collectief beheerd door de theeplantersvereniging en telt vandaag ruim honderd vaste medewerkers en evenveel tijdelijke krachten. Ze worden vooral ingeschakeld voor het drogen, verwerken en verpakken van de thee. De plantages van Nyamasoga en Mparo, eveneens in handen van de coöperatie, bezorgen werk aan nog eens ruim honderd mensen. Met uitzondering van de productie die bestemd is voor de fairtradeketen of (voor een zeer klein gedeelte) voor de lokale markt, wordt het grootste deel van de hier verwerkte thee op de veiling van Mombasa (Kenia) verkocht aan internationale kopers. De coöperatie Mabale Growers Tea Factory Ltd werkt nauw samen met haar «zusterorganisatie» Mpanga Growers Tea Factory die volgens een vergelijkbaar systeem werkt. In dit landelijke gebied van Oeganda waar landbouw de belangrijkste werkverschaffer is, leveren de twee coöperaties een zeer aanzienlijk bijdrage aan de ontwikkelingskansen voor de lokale bevolking. Deze bestaat vooral uit kleine boeren die amper in staat zijn hun gezinnen in leven te houden. Hoewel de omgeving zich uitstekend leent voor landbouw, is de streek straatarm, is er in de meeste dorpen nog geen elektriciteit. De meeste mensen hebben zelfs geen fiets. De site van de coöperatie speelt dus een fundamentele rol voor de lokale economie. Zij biedt de producenten immers afzetmarkten die des te interessanter zijn omdat ze deels passen in het systeem van eerlijke handel. De aangesloten producenten krijgen niet alleen een kiloprijs die ongeveer 25 % hoger ligt dan de marktprijs, deze aankoopprijs wordt ook op langere termijn gegarandeerden de coöperatie verbindt zich er contractueel toe de volledige oogst van de producent te kopen (voor zover de kwaliteit constant blijft). In 1997 kreeg de coöperatie van theeproducenten Mabale Growers Tea Factory Ltd het fairtradelabel van de organisatie Fairtrade. De opbrengsten van deze certificering waren snel voelbaar en werden even snel opnieuw geïnvesteerd in het productiesysteem, met de installatie van moderne productielijnen, de aanleg van wegen en de organisatie van opleidingssessies voor de producenten.
Er is nu een opwaartse spiraal ingezet. De verbeterde kwaliteit leidt tot hogere verkoopprijzen op de veilingen en dus een toename van de inkomsten. De hoofdmoot hiervan wordt verdeeld over de producenten-aandeelhouders. Slechts een fractie van de productie (minder dan 5 %) wordt verkocht via de circuits van eerlijke handel, maar de fairtradepremie die de importeurs van de fairtradeketen betalen, vormt een belangrijke extra voor de site, de coöperatie en haar leden. Deze fairtradepremie (Fairtrade Premium) bestaat uit een extra bedrag, berekend op basis van het in het eerlijke-handelscircuit verkochte volume van de verkopen in het eerlijke-handelcircuit, dat systematisch wordt besteed aan rendabele investeringen of aan steun voor gezamenlijke economische of sociale projecten. Een speciaal comité van vertegenwoordigers, verkozen door de aandeelhouders en werknemers, beslist over de besteding van deze bedragen. Silver Kasoro-Atwoki, exploitant en comitélid, getuigt: « Dankzij het fairtradesysteem hebben wij de kwaliteit en kwantiteit van onze theeproductie aanzienlijk verbeterd. We hebben nieuwe wegen aangelegd in de streek, een zorgcentrum opgericht, een gebouw toegevoegd aan de secundaire school. De eerlijke handel draagt zeer duidelijk bij tot de sociale ontwikkeling van onze gemeenschap. Wij kunnen nu écht dromen van een betere toekomst voor onze kinderen. »7 In 2008 bemachtigt de fabriek van de theeproducentencoöperatie Mabale Growers Tea Factory Ltd als eerste theeverwerker in Oeganda de HACCP-certificering (Hazard Analysis Critical Control Point). Dit certificaat homologeert de in de fabriek toegepaste methodes en principes voor voedselveiligheidsbeheer, en bevestigt de bereidheid van de coöperatie om zich te wagen aan een kwaliteitsbenadering voor haar producten.
Meer weten? www.mabaletea.com www.cofta.org www.flo-cert.net www.fairtrade.org.uk/producers/tea/mabale_growers_tea_factory/default.aspx www.cafedirect.co.uk/our_partners/africa/uganda/mabale
23
MPANGA GROWERS TEA FACTORY De theeverwerkingsfabriek van de Mpanga Growers Tea Factory ligt in het district Kabarole in het westen van Oeganda. Het is één van de vier sites (naast Mabale, Igara en Kayonza) die vroeger toebehoorden aan de UTGC (Uganda Tea Growers Corporation), een organisatie die in februari 1966 werd opgericht door de overheid. Deze grote industriële sites werden oorspronkelijk gebouwd om de oogsten van de lokale producenten te verwerken en hun een brede waaier aan diensten te verlenen. Tijdens het regime van Idi Amin Dada werden ze echter lange tijd verwaarloosd en aan hun lot overgelaten. De fabriek zelf werd tussen 1971 en 1976 gebouwd, maar begon pas echt te werken vanaf 1988, onder de vleugels van de UTGC. In 1995 werd de site van Mpanga in het zog van de liberalisaringsgolf op de Afrikaanse thee- en koffiemarkten geprivatiseerd ten voordele van de lokale producenten die samen aandelen verwierven in de nieuwe entiteit: Mpanga Growers Tea Factory Limited. Het door de Europese Unie gesteunde liberalisaringsproces dat Oeganda in de jaren 90 oprichtte, trachtte de kleine theeproducenten te stimuleren om samenwerkingsprojecten te starten, hun productie te ontwikkelen en hun investeringen te delen. Sinds het jaar 2000 zijn de 200.000 aandelen van het bedrijf integraal in handen van bijna 500 lokale producenten. Zij hebben gekozen voor een coöperatieve organisatie, onder leiding van een comité van directeurs. Deze worden verkozen door de Algemene Vergadering van Aandeelhouders, allemaal theeboeren. De Mpanga Growers Tea Factory Limited heeft op de site en in de productiezones ruim 460 werknemers in dienst, en zorgt dus rechtstreeks voor toekomstperspectief voor bijna 4700 mensen.
24
De Mpanga Growers Tea Factory Limited bezit naast de theeverwerkingsfabriek nog vier theeplantages, aansluitend op de zones die individueel worden gerund door de boeren-aandeelhouders. Het gaat in totaal om bijna 1300 hectare, waarvan 16 % eigendom van de onderneming. Net zoals de zusterorganisatie van Mabale, commercialiseert de Mpanga Growers Tea Factory Limited haar verwerkte productie op drie markten: verkoop aan internationale kopers op de veilingen van Mombasa (Kenia), de lokale markt en tot slot de fairtradeketen. Deze laatste markt vormt slechts 2 % van het totale verkoopvolume maar betekent veel voor de directie van het bedrijf die dit type van verkoop verder zou willen ontwikkelen. Martin Odoch, één van de managers van Mpanga Growers Tea Factory Limited, beklemtoonde tijdens de Fairtrade Fortnight (veertiendaagse van eerlijke handel) in het district Devon (Engeland): « De theeproducenten die eigenaar zijn van de fabriek van Mpanga, doen op de tropische glooiingen van het Rwenzori-gebergte méér dan thee oogsten en verwerken. Wij bewerken onze oogst met de grootste zorg, en wij verhandelen hem met de glimlach omdat we weten dat we dankzij eerlijke handel ‘s nachts niet meer hoeven te liggen piekeren of de markt onze inspanningen wel zal belonen. Wij weten nu dat we een eerlijke prijs krijgen. Ik wil hier echt benadrukken hoe belangrijk wij de consumenten van de eerlijke handel vinden: dankzij hen blijven de producenten in Oeganda met de glimlach werken. »8
Met de premies van CaféDirect en andere eerlijke-handelimporteurs waren op de site van Mpanga enkele productie-investeringen mogelijk, zoals de aankoop van een moderne industriële zakvulmachine en de bouw van een kantine en sanitair voor de werknemers op de site. Voor de Mpanga Growers Tea Factory Limited was het belangrijkste voordeel van zijn bevoorrechte relaties met zijn klanten uit de fairtradeketen echter de invoering van het HACCP-systeem in 2006, met de internationale hygiëne- en veiligheidsstandaarden voor de voedselproductie. De HACCP-norm werd ingevoerd in het kader van het Producer Partnership Program van CaféDirect. Dit was een schitterende vooruitgang voor de werknemers op de site (die nu over nieuw sanitair beschikken en betere arbeidsomstandigheden kennen), maar heeft ook bijgedragen tot een verbeterde kwaliteit van het eindproduct. Dit betekent meteen belangrijke waarborgen voor alle klanten van de onderneming (in het bijzonder de Britse importeurs). Gezien de kenmerken van de internationale theemarkt helpt dit soort initiatieven echt om tot een hogere verkoopprijs te komen voor een product dat kwaliteitsgaranties van internationaal niveau aanbiedt. Patrick Tiberondwa, één van de productiemanagers en houder van het Certificaat voor Voedselveiligheid dat in het kader van dit project werd verkregen, getuigt: « Dankzij de invoering van het HACCP-systeem, de BRC-voedingsnormen (British Retail Consortium) en de opleidingen, konden we het hele productieproces verbeteren. Onze thee is nu duidelijk van betere kwaliteit. »9
Meer weten? www.mpangatea.com www.cofta.org www.flo-cert.net www.cafedirect.co.uk/our_partners/africa/uganda/mpanga www.teanewsdirect.com
25
IGARA GROWERS TEA FACTORY LIMITED De UTGC (Uganda Tea Growers Corporation) werd in 1966 door het Oegandese parlement opgericht om de productieketen van thee te organiseren. De UTGC ligt aan de basis van de bouw van vier grote industriële sites, o.a. de fabriek van Igara die in 1969 werd voltooid. Meer dan 20 jaar lang bleef de theeproductie in Oeganda georganiseerd rond deze grote overheidspijlers, die instonden voor de verwerking, verpakking en verhandeling van de thee. Net als de rest van de economie heeft ook deze keten verschrikkelijk geleden onder de jarenlange dictatuur en oorlog die het land teisterden van eind jaren 60 tot midden jaren 80. Na de liberalisering van de thee- en de koffiesector in 1995 werd het kapitaal van Igara Growers Tea Factory Limited opengesteld voor de lokale producenten. Zij werden aangemoedigd om aandelen te verwerven in de nieuwe entiteit, door het bedrag van deze aandelen af te houden van de oogst die ze aan de onderneming leverden. Igara ligt in het district Bushenyi, een gebied met lage heuvels, 350 km ten zuidwesten van de hoofdstad Kampala, in de buurt van de grenzen met Rwanda en de Democratische Republiek Congo. Ongeveer 200 mensen verwerken er de zwarte thee die door de ongeveer 4.000 aangesloten boeren wordt geleverd. De fabriek biedt hun een hele reeks technische diensten (productiemiddelen, opleiding, enz.). De streek van Igara is zeer arm en vele producenten moeten hun oogsten – bij gebrek aan berijdbare wegen – te voet naar de fabriek brengen.
26
De onderneming Igara is georganiseerd volgens een participatief coöperatief model. Het staat in voor de verwerking van zwarte thee, de specialiteit van deze streek. De verwerking verloopt in meerdere fasen: de bladeren worden gedroogd, fijngestampt, gefermenteerd en gekookt, en vervolgens verpakt en naar Kampala of naar Mombasa in Kenia vervoerd. De aandeelhouders-producenten zijn gestructureerd in comités van ongeveer dertig leden, rond verzamelcentra die verspreid liggen over het hele territorium van de onderneming. De leiders van het directiecomité worden democratisch verkozen tijdens jaarlijkse algemene vergaderingen. Sommige van hen worden benoemd op het niveau van de Uganda Tea Development Agency Limited, een beheersorgaan dat samen met het zusterbedrijf in Kayonza werd opgericht om bij te dragen tot de globale kwaliteit van de productie van zwarte thee in Oeganda. Zoals de meeste coöperaties voor theeproductie in Oeganda verhandelt Igara Growers Tea Factory Limited slechts een klein deel van zijn productie op de «eerlijke markten». Het grootste gedeelte wordt verkocht via de veilingen in Mombasa (Kenia), waar enkele van de belangrijkste opslagplaatsen van Oost-Afrika liggen. Igara Growers Tea Factory Limited is sinds 1998 leverancier van CaféDirect, een van de belangrijkste Europese fairetrade-importeurs van thee en koffie. Het bedrijf besteedt de extra inkomsten uit de verkoop via eerlijke handel aan belangrijke investeringen ten voordele van de aangesloten boeren.
Meer weten? www.ugatea.com www.solidarmonde.fr/prod_igara.pdf www.flo-cert.net www.cafedirect.co.uk/our_partners/africa/uganda/igara
27
Zo werden ruim 30 lokale verzamelcentra opgericht om de meest afgelegen producenten tegemoet te komen. De fairtradepremie die de klanten uit de fairtradeketen storten, wordt beheerd door een premiecomité met 3 vrouwen en 10 mannen: vertegenwoordigers van de producenten-aandeelhouders maar ook van de arbeiders op de site en van de directie van de organisatie. Met de verworven premie konden diverse belangrijke projecten voor de bevolking worden uitgevoerd. De eerste uitgaven gingen naar de aankoop van schoolmateriaal (boeken, pennen, potloden) voor de kinderen van theeboeren en fabrieksarbeiders. Het comité besliste ook een kraaminrichting te bouwen en kreeg daarvoor extra subsidies van de overheid. Vroeger moesten de vrouwen – vaak te voet – een reis van 60 km maken om te bevallen in het dichtstbijzijnde ziekenhuis. (Problemen onderweg waren de oorzaak van een hoog sterftecijfer.) In 2004 zijn bijna 1000 vrouwen bevallen in de nieuwe kraaminrichting. De premies van de eerlijke handel werden ook gebruikt voor de uitvoering van een drinkwaterproject (bescherming van de waterbronnen), om computermateriaal te kopen en Igara op het internet aan te sluiten. Robert Ejiku, een van de productiemanagers in de fabriek, vertelt: « De verkoop van onze productie aan CaféDirect heeft onze commerciële opties verruimd. Het belangrijkste voordeel is echter de premie die we krijgen en die we gebruiken voor projecten voor onze gemeenschap. »10
KAYONZA GROWERS TEA FACTORY LIMITED In 1959 startte de theecultuur op de site van Kayonza met de aanleg van de eerste kwekerijen door de Uganda Development Corporation. Samen met Mabale, Igara en Mpanga behoort de productie- en verwerkingssite voor zwarte thee van Kayonza tot de eerste agro-industriële projecten van het postkoloniale tijdperk. Deze grote productiesites, die oorspronkelijk werden beheerd door de UTGC (Uganda Tea Growers Corporation), hebben tijdens de jarenlange dictatuur en oorlogen zwaar geleden en waren in het begin van de jaren ‘90 in gedoemd om failliet te gaan, omdat ze niet opgewassen waren tegen de veranderde situatie op de wereldmarkt. De hele Oegandese theeketen was overigens bedreigd. Met royale steun van de Europese Unie werd een liberaliseringsproces gestart dat de producenten van de verschillende sites de kans gaf om mede-eigenaar te worden.
28
Tussen 1995 en 2000 verwierven de 4.000 theetelers van de site van Kayonza in het district Kanungu (in het zuidwesten van het land) alle aandelen van de fabriek en de bijbehorende plantages. Dat was in de meeste gevallen mogelijk dankzij voorschotten op de komende oogsten. Het grootste gedeelte van de zwarte thee die in Kayonza wordt geoogst en verwerkt, wordt verkocht op de veilingen van Mombasa in Kenia. De oogsters-eigenaren (met meer dan 15 % vrouwen) hebben een duidelijke doelstelling vastgelegd: « Uitgroeien tot een rendabel, duurzaam bedrijf dat thee van uitstekende kwaliteit produceert, dankzij efficiënt beheer ten voordele van de kleine producenten. » De fabriek van Kayonza heeft het HACCP-certificaat. Ze wordt geleid door een directiecomité van zes leden die worden verkozen tijdens de jaarlijkse algemene vergadering. Het dagelijks beheer en management van de site werd toevertrouwd aan het UTDA (Uganda Tea Development Agency) dat ook Igara beheert. Het UTDA, dat werd opgericht in overleg tussen de twee sites, levert beide coöperaties o.a. diensten op administratief, financieel en marketingdomein. Het agentschap is gevestigd in de hoofdstad Kampala en heeft ervaren managers in dienst die voor het grootste deel werden opgeleid op de twee productiesites.
29
Kayonza is vandaag de grootste producent van zwarte thee in Oeganda. In 2008 werd bijna 2,2 miljoen ton verhandeld. Slechts een klein gedeelte hiervan wordt verkocht aan de internationale kopers van de eerlijke handel. Dankzij de partnerschappen met fairtradeorganisaties (meer bepaald met CaféDirect, in het kader van een Producer Partnership Programme) die vanaf 1998 werden opgezet, kon Kayonza profiteren van fairtradepremies voor een totaalbedrag van ongeveer 250.000 euro over zeven jaar. Hiermee werden vele gemeenschaps- en sociale projecten gerealiseerd, zoals de bouw van 13 basis- en middelbare scholen waar al ruim 5000 kinderen uit de streek school liepen. Daarnaast werden drie lokale zorgeenheden en een kraaminrichting opgericht in een streek waar zwangere vrouwen vroeger vijf tot zeven dagen moesten stappen om te kunnen bevallen in de dichtstbijzijnde kliniek. Er werden wegen aangelegd om de toegang tot bepaalde plantages te vergemakkelijken, en er werd een telefoonlijn getrokken tot in de fabriek.
INITIATIEVEN VOOR DE HANDEL IN EERLIJK FRUIT EN GROENTE UIT OEGANDA 30
FRUITS OF THE NILE DUURZAME EN RECHTVAARDIGE INNOVATIE De coöperatie Fruits of the Nile werd in 1991 opgericht door Kate Sebag, Angello Ndyaguma en Adam Brett om Oegandese producenten van fruit en groente te helpen hun producten beter te commercialiseren. Het belangrijkste probleem dat de coöperatie vanaf de start heeft trachten op te lossen, was de toegang van deze producenten tot de groeimarkten. Dat was een enorme uitdaging voor een ingesloten land (geen toegang tot de zee) dat over niet de minste aangepaste bewaarinfrastructuur beschikte (bijvoorbeeld conservenblikken of glazen bokalen voor vruchtensap). Omstreeks die tijd hadden vele producenten geen enkele mogelijkheid om hun fruit en groente op te slaan of van de hand te doen, zodat alles verloren ging bij gebrek aan toegang tot de markt. Om dit netelige probleem op te lossen, ontwierpen en ontwikkelden Kate Sebag, Angello Ndyaguma en Adam Brett met behulp van muskietennetten (vrij gemakkelijk verkrijgbaar op de lokale markt) en een frame van zeer sterk plastic een nieuw model van zondroogsysteem. Met de steun van de lokale economische agentschappen konden ze hun nieuw systeem voor natuurlijke bewaring testen bij lokale producenten. De eerste vruchten en groenten die met dit revolutionair procedé werden gezondroogd, werden onder de naam «Tropical Wholefoods» verhandeld op de Britse markt. Het eerste experiment kende een mate van commercieel succes en de verantwoordelijken van Fruits of the Nile waagden zich aan een breed opgevatte sensibilisatie- en opleidingscampagne bij de Oegandese producenten van fruit en groente voor deze natuurlijke bewaarmethode. Dat gebeurde met workshops, ondersteund door het Britse Institute of Natural Resources en vervolgens door de Afrikaanse Raad voor Wetenschappelijk en Industrieel Onderzoek. Nu de coöperatie de basisbenodigdheden levert om dergelijke zondroogsystemen te vervaardigen, laten veel producenten hun bananen, ananassen en papaja’s volledig natuurlijk en ecologisch drogen. Dorothy en David Mugabe, een echtpaar van lokale producenten, drogen 200 à 300 kilo bananen per jaar. De verkoop van deze productie aan de coöperatie levert hen meer dan 70 % van hun inkomsten op.
31
Geleidelijk aan kwam er een organisatie tot stand. Vandaag zorgen bijna 700 boeren in ruim 60 dorpen, vooral in het zuiden en het zuidwesten van het land, voor de bevoorrading van de «zonneboerderijen». De coöperatie Fruits of the Nile ondersteunt heel deze keten door opleidingen te organiseren, vooral met het oog op kwaliteit, hygiëne, commercialisering en uitwisseling van goede praktijken. Voor de producenten waren de economische voordelen zeer snel voelbaar. Noraj Kagimu, een producente uit de streek van Mbarara, getuigt: « Ik ben medestichter van een lokale vrouwenorganisatie. In Masha hoorde ik voor het eerst praten over die zondroogsystemen. Ik heb dat besproken met mijn vriendinnen in onze vereniging. Vroeger runde ik een winkel en een restaurant, maar toen ik mijn inkomsten uit die activiteiten vergeleek met wat die zondroogsystemen opleverden, wist ik snel dat ik me kon verbeteren. We hebben de handen ineen geslagen en vandaag beschikt onze groep over drie droogcentra. Deze activiteit heeft mij een nieuwe inkomstenbron opgeleverd, en dat kwam van pas aangezien mijn man overleden is. Met het geld dat ik verdien door fruit te drogen, kan ik het schoolgeld van mijn kinderen, gezondheidszorg, kleren, … betalen. Het is allemaal mogelijk geworden dankzij de opbrengst van de verkoop van ons gedroogd fruit. En bovendien haal ik belangrijke meerinkomsten uit mijn productie van bananen. Met het afval voer ik mijn kleine kudde, en dat levert dan weer meer melk op. Ik heb vandaag vijf vrouwen voltijds in dienst voor mijn droogactiviteiten, en ik koop voor hen fruit in bij mijn vriendinnen. Zonder de coöperatie Fruits of the Nile zou ik verplicht zijn te gaan bedelen bij mijn schoonfamilie, zeker na het overlijden van mijn man. »11 De volledige productie van zongedroogde vruchten en groenten wordt volgens de regels van de eerlijke handel opgekocht door de coöperatie Fruits of the Nile. Deze helpt de lokale populaties om aan alternatieve financieringen of voordelige leningen te geraken voor hun ontwikkelingsprojecten. Dankzij de bemiddeling van Fruits of the Nile konden nieuwe financieringsbronnen aangeboord worden, zoals het Europees Fonds voor Ontwikkeling van Microprojecten, het Agency for Co-operation and Research in Development, de Gatsby Trust en de Shell-stichting.
Dankzij al die steun kan de coöperatie Fruits of the Nile elk jaar bijna 80 ton gedroogd fruit (vooral ananas en bananen) uitvoeren. De inspanningen van de coöperatie mondden in 2005 uit in een opleiding voor alle betrokkenen in de productieketen over biologische teeltmethodes en de certificering ervan (HACCP). De handelsopbrengsten van deze certificering hebben de coöperatie in staat gesteld om opnieuw te investeren, meer bepaald in een nieuwe opslagplaats die volledig beantwoordt aan de HACCP-normen, en dit vlakbij de bronnen van de Nijl. In 2008 sleepte Fruits of the Nile de Ashden Award voor duurzame economie in de wacht. Deze prijs beloont de coöperatie voor het innoverende en herproduceerbare karakter van haar systeem en voor de oplossing die ze de producenten aanreikt om zonne-energie te beheersen en te exploiteren. Jane Nawuliro, een producente van de coöperatie, geeft een alleszeggend voorbeeld: « Toen ik begon met zondrogen, begreep ik al snel dat dit me veel meer opleverde dan mijn vroegere activiteit met de naaimachine. Ik heb mijn vriendinnen van de Vereniging voor de Vrouwen van Tukolelere Wamu (waarvan ik secretaresse ben) gemobiliseerd en we hebben samen een zondroogtoestel gekocht. Ik heb er geen spijt van. Ik heb een stukje grond kunnen kopen, heb een bergruimte gebouwd en vandaag ben ik tevreden. En mijn gezin ook. Mijn huis profiteert van de zonne-energie: overdag werken de drooginstallaties, en ‘s nachts hebben we elektriciteit voor licht, televisie en radio. Ik geef tegenwoordig zelfs werk aan verscheidene vrouwen uit de buurt. »12
Meer weten? ww.fmfoods.co.uk/tw/fon.htm w www.cofta.org www.ashdenawards.org/files/reports/fruits_of_the_nile_case_study_2008_0.pdf
32
NDALI ESTATE Ndali Estate is een tropische boerderij die wordt geleid door Lulu Sturdy, een Britse die het bedrijf geërfd heeft. Ndali Estate produceert vanille op de glooiingen van Mount Ndali, te midden van uitgedoofde vulkanen en de meren van het Maangebergte in het westen van Oeganda. Het bedrijf cultiveert zijn eigen productie van biologische vanille en vult die aan door de oogst van een 600-tal vanilleproducenten in de streek op te kopen tegen fairtradevoorwaarden. De aankoopprijs wordt berekend op basis van de prijzen van de keten, verhoogd met een extra marge en de Fairtrade Premium, die meteen opnieuw wordt geïnvesteerd in de gezamenlijke projecten van de lokale gemeenschap (zoals meer bepaald de bouw van een school). Deze vergoedingsvoorwaarden zijn des te interessanter voor de lokale producenten gezien de forse daling van de wereldprijzen van vanille in de jaren 2003 en 2004. De vanille die Ndali Estate commercialiseert, heeft het FLO-CERT-certificaat en is ook biologisch. Geen pesticide, geen herbicide, geen chemische meststoffen, geen additieven: de vanille van Nadali Estate is 100 % natuurlijk en van superieure kwaliteit. Dat heeft alles te maken met de bijzondere exploitatieomstandigheden en met de specifieke eigenschappen van de vulkanische bodem van het Maangebergte.
Meer weten? www.fmfoods.co.uk/tw/ndaliestate.htm www.flo-cert.net
33
DE OEGANDESE SECTOR VAN HET EERLIJKE ARTISANAAT
34
NATIONAL ASSOCIATION OF WOMEN ORGANISATION NAWOU De NAWOU (National Association of Women Organisations in Uganda – nationaal verbond van vrouwenorganisaties) werd opgericht in 1992. Deze ngo overkoepelt meer dan duizend Oegandese lokale vrouwenverenigingen met als doelstellingen de levensomstandigheden van Oegandese vrouwen te verbeteren en een « groep te vormen van sterke en gelijkgestemde vrouwen, die beschikken over kennis en ervaring, en die de emancipatie van vrouwen beogen. » Het verbond werd oorspronkelijk opgericht om deze verenigingen op nationaal en internationaal niveau te coördineren en te vertegenwoordigen, maar heeft geleidelijk aan nieuwe competenties en nieuwe opdrachten naar zich toegetrokken. Vandaag organiseert de NAWOU opleidingen voor Oegandese vrouwen; het verbond begeleidt economische projecten van zijn leden, beheert microkredietprogramma’s en projecten voor alfabetisering, toegang tot gezondheidszorg en sensibilisatie van vrouwen voor de gevaren van het hiv-virus. De NAWOU heeft sinds zijn oprichting een aanzienlijk krediet opgebouwd. Zijn invloed strekt zich momenteel uit tot in de sferen van de openbare actie. Meerdere leden zijn verkozen in het nationale Parlement of in lokale of provinciale instanties. De NAWOU is ook aangesloten bij de Internationale Vrouwenraad en bij de Internationale Raad voor Maatschappelijk Welzijn, en werkt mee aan vele internationale programma’s in partnerschap met grote ngo’s, agentschappen voor ontwikkelingssamenwerking en verenigingsnetwerken. En tot slot heeft de NAWOU de status van raadgevend orgaan afgedwongen bij ECOSOC, de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties.
35
Een afdeling van de NAWOU legt zich specifiek toe op de handwerksnijverheid. De activiteiten staan hier in nauw verband met de eerlijke handel. Dit belangrijke departement van het nationale verbond stelt zich tot doel opleidingen te organiseren voor typisch vrouwelijke handwerkberoepen en deze vrouwen de nodige technische assistentie en hulpmiddelen te leveren voor de lancering van hun projecten. NAWOU komt ook tussenbeide om de productie, de promotie en de commercialisering van deze ambachtelijke creaties op lokaal en internationaal niveau te ondersteunen. De aangesloten vrouwen kunnen bij NAWOU leningen afsluiten, krijgen advies en worden in contact gebracht met internationale kopers. De handwerkafdeling telt nu bijna 200 handwerksters die actief zijn binnen het tiental ateliers dat de NAWOU in het hele land beheert. Een groot aantal van deze vrouwen zijn hiv-positief en hebben alleen dankzij deze organisatie toegang tot gezondheidszorg. Alle kunstvoorwerpen die deze ambachtsvrouwen creëren, zijn gemaakt met respect voor de traditionele technieken. Er worden ook uitsluitend natuurlijke kleurstoffen gebruikt voor de creatie van juwelen, speelgoed, muziekinstrumenten, kleren, manden en korven. Al deze voorwerpen worden gecommercialiseerd door de NAWOU-vrouwen, zowel op lokale als op internationale markten (vooral Australië, Nieuw-Zeeland, Verenigde Staten, Spanje en het Verenigd Koninkrijk). De NAWOU is op basis van zijn sociale en economische begeleidingsactiviteiten lid van de IFAT (die in 2009 overging in de WFTO, de World Fair Trade Organisation) en sinds 1995 van de COFTA. Sinds de geslaagde eerste deelname aan een beurs voor eerlijke handel in Duitsland (in 1998) neemt de organisatie geregeld deel aan dit soort evenementen. De handgemaakte voorwerpen oogsten er succes en de verantwoordelijken ontmoeten internationale kopers, zien de trends evolueren en bestuderen de vraag van de importeurs, vooral Oxfam en Ten Thousands Villages.
Marketingverantwoordelijke Pamela Kyagera: « Eerlijke handel brengt ons een grote stap verder in de strijd tegen de armoede. De vrouwen die nu ambachtelijke voorwerpen aanleveren, zouden dat nooit doen via de traditionele markten. Zij zouden niet verkopen op de markten die een heel eind van hun huis liggen. Ze zouden onvoldoende informatie krijgen en uitgebuit worden. »13 De grote meerderheid van de handwerksters gebruiken deze inkomsten om hun bestaansmiddelen te verbeteren en hun gezinnen te laten overleven. Het verhaal van Joyce Nakazi schept duidelijkheid over de moeilijke levensomstandigheden van deze vrouwen die instaan voor het overleven van hun familie. Joyce Nakazi maakt kleurrijke manden en korven die ze verkoopt via het NAWOU-afhaalcentrum in Kampala. Zij is weduwe, moeder van drie jonge kinderen en gehandicapt als gevolg van een ongeval. Toen haar man in 1998 stierf, had ze niets meer. Ze kon zelfs de huur van haar woning niet meer betalen. Dankzij de NAWOU heeft ze zich kunnen redden: « De verkoop van deze korven heeft me veel opgeleverd: met mijn spaargeld heb ik zelfs een huisje kunnen bouwen. Ik heb ook de studies betaald van mijn oudste zoon, die nu geslaagd is voor zijn ingangsexamen aan de universiteit. Vroeger werkte ik ook nog als assistente in een kleuterschool bij onze kerk, maar ik verdiende niet genoeg. Ik heb ontslag genomen om meer korven te kunnen maken. »14 De NAWOU-begeleidsters beperken hun tussenkomst echter niet tot sociale of economische hulp aan vrouwen in moeilijkheden. Ze leren ze ook hoe belangrijk kwaliteitswerk is voor de waarde van hun creaties. Pamela Kyagera werkt met bijna 70 vrouwen uit verschillende streken van Oeganda aan dit vraagstuk: « Het is niet gemakkelijk om deze vrouwen te doen inzien wat de kwaliteitseisen zijn. Met de loop der jaren hebben ze het wel begrepen. Omgekeerd hebben we onze verbruikers ook moeten leren begrijpen dat er bepaalde variaties kunnen bestaan: deze ambachtelijke producten zijn nu eenmaal mensenwerk. »15 Tot slot passen deze ambachtelijke producties van NAWOU uiteraard in een resoluut milieuvriendelijke aanpak. De korven en manden worden gemaakt van bananenbladeren en –vezels die na de oogst van het fruit worden verzameld. Dat betekent niet alleen dat de handwerksters geen geld hoeven uit te geven voor hun grondstoffen, maar ook dat hun producten natuurlijk en duurzaam zijn.
Meer weten? www.nawouganda.org www.nawou.interconnection.org www.cofta.org www.tenthousandvillages.ca www.infosdelaplanete.org
36
UGANDA CRAFTS 2000 LIMITED Dankzij de financiële en technische steun van Oxfam geeft Uganda Crafts vandaag werk aan bijna 300 ambachtslui, waarvan 85 % vrouwen. De groep Uganda Crafts, met hoofdkantoor nog altijd in Kampala, is eigenaar van een winkel waar uitsluitend gehandicapten werken en waar een gedeelte (ongeveer 42 %) van de productie van de leden wordt verkocht. De rest vertrekt naar de internationale markten (vooral de winkels van de eerlijke handel).
Ondanks enkele recente economische successen en een relatief hoog groeicijfer blijft Oeganda een arm land, met moeilijke levensomstandigheden voor de armsten, zeker voor alleenstaande vrouwen en al wie zwaar te lijden had onder twintig jaar oorlog en repressie. Voor al deze mensen hebben Betty Kienne, een Oegandese zakenvrouw, en Marylin Dodge, een UNICEF-vrijwilligster, in 1983 Uganda Crafts opgericht. Deze organisatie helpt alleenstaande vrouwen en hun gezinnen, gehandicapten, wezen en mensen die besmet zijn met hiv of aids, om een handwerkvak te leren, om ambachtelijke producten te fabriceren en deze te verkopen. Het project wilde oorspronkelijk vooral tussenbeide komen bij gebrek aan openbare voorzieningen voor de armsten in de Oegandese samenleving. Uganda Crafts was in die tijd niet meer dan een kraampje in de buurt van het Grand Hotel van Kampala.
Uganda Crafts geeft zijn leden de mogelijkheid om hun creaties (vooral originele juwelen en kleurrijke geweven voorwerpen) te verkopen maar biedt hen ook technische opleidingen voor productontwerp, design en handel. De handwerk(st)ers van Uganda Crafts krijgen ook toegang tot de gezondheidszorg en tot transportdiensten. Ze kunnen rekenen op een lening in noodgevallen, en op hulp bij de lancering van nieuwe producten. De organisatie ontwikkelde zich in de jaren 90 mede dankzij de steun van internationale organisaties zoals Ten Thousands Villages, en haar faam oversteeg de landsgrenzen. Sinds 1988 is een aanzienlijk deel van de productie bestemd voor de export. In juni 2000 werd Uganda Crafts een privébedrijf met de naam Uganda Crafts 2000 Limited. De oorspronkelijke ambitie blijft echter overeind: werk creëren voor de minstbedeelden; deze mensen opleiden tot ambachtelijke bedrevenheid, creativiteit en innovatie aanmoedigen, de Afrikaanse cultuur handhaven in traditionele creaties, en dit alles conform de principes en waarden van de eerlijke handel. In 2007 werd de onderneming lid van de IFAT die intussen WFTO is geworden (World Fair Trade Organization), en van COFTA. Vanaf zijn oprichting heeft Uganda Crafts geijverd voor de toepassing van de principes van de eerlijke handel door de aangesloten handwerkers behoorlijk (en snel) te vergoeden, maar ook door het respect voor leefmilieu en tradities aan te moedigen. Milly is 28 jaar. Ze is wees en ongehuwde moeder, en ze staat alleen in voor de zorg voor haar 4 kinderen. Milly is echter ook één van de meest bedreven handwerksters van de winkel van Uganda Crafts in Kampala. Ze is een kei in de creatie van originele geweven en handgekleurde korven. Jarenlang heeft ze korven en manden geproduceerd binnen Uganda Crafts, maar tegenwoordig geeft ze opleiding aan de nieuwelingen, meestal kinderen en kind-moeders. Milly is zeer trots op wat ze heeft verwezenlijkt met de hulp van Uganda Crafts. Ze heeft een huisje kunnen bouwen en haar kinderen lopen school.
Meer weten? www.ugandacrafts2000ltd.org www.cofta.org www.tenthousandvillages.ca http://awava.blogspot.com/2009/04/fair-trade-feature-uganda-crafts-2000. html
37
BEAD FOR LIFE De niet-gouvernementele organisatie BeadforLife (Parel voor het Leven) werd in 2004 opgericht door drie Amerikanen die onder de indruk waren van de kwaliteit en schoonheid van de papieren parels die werden gefabriceerd door Oegandese vrouwen. De ngo ijvert voor een verbetering van de levensstandaard van de armste vrouwen: weduwen, verstotenen, vaak besmet met hiv, door hun artisanale productie te verhandelen op de lokale markten maar ook in de winkels die de organisatie sinds april 2009 heeft geopend in de Verenigde Staten (Boulder, Colorado) en in Europa (Parijs). BeadforLife wil de Oegandese vrouwen uit de armoede halen. Dat begint met een opleiding van de vrouwen in de creatie van juwelen en van tassen op basis van geverfde of geverniste parels van gerecycleerd papier. Zodra ze voldoende vakkennis hebben opgebouwd, begeleidt BeadforLife hen bij de oprichting van hun eigen bedrijfje. BeadforLife engageert zich blijvend tot de aankoop van hun producties tegen prijzen die hen in staat zullen stellen te voldoen aan hun behoeften en die van hun gezin. De organisatie biedt de onderneemsters ook aanvullende opleidingen in handel en design en toegang tot aanvullende financieringen om hun microbedrijfjes te starten en te ontwikkelen.
38
Jennifer Rowell-Gastard, coördinatrice van BeadforLife in Europa, vat de filosofie van haar organisatie als volgt samen: « BeadforLife ijvert voor de uitroeiing van extreme armoede door ‘bridges of understanding and commerce’ (bruggen van begrip en handel) te bouwen tussen de armste Afrikanen en burgers uit de hele wereld die zich betrokken voelen. Deze Oegandese vrouwen verwerken kleurrijk papier tot vrolijke parels, en de attente mensen openen hun hart, hun woning, hun gemeenschap om deze parels te kopen en te verkopen. Zo ontpoppen deze parels zich tot inkomsten, voedsel, gezondheidszorg, schoolgeld en hoop. Het is een klein mirakel dat ieder van ons verrijkt. »16 En ze vervolgt: « Onze parelkunstenaars en naaisters zijn zeer arme vrouwen die moeten rondkomen met minder dan twee dollar per dag. Ze werken erg hard, zijn intelligent en ongelooflijk sterk in hun verlangen om zich uit de nesten te werken. » BeadforLife doet meer dan het kopen en verkopen van de creaties van deze vrouwen: de organisatie steunt vele lokale ontwikkelingsprojecten in de domeinen van gezondheid, beroepsopleiding voor jongeren, onderwijs en huisvesting. Deze projecten worden integraal gefinancierd met de verkoop van de parels en juwelen. Ze helpen niet alleen het dagelijks bestaan van deze handwerksters te verbeteren, maar ook dat van andere
39
behoeftigen in Oeganda. BeadforLife heeft daartoe een subsidieprogramma opgezet ter ondersteuning van andere organisaties zonder winstoogmerk die aan armoedebestrijding doen. Jennifer Rowell-Gastard benadrukt dit punt: « Al onze winsten worden opnieuw geïnvesteerd in onze ‘Community Development Projects’. BeadforLife beschikt over een eigen programma om andere non-profitorganisaties te helpen te ijveren voor de uitroeiing van extreme armoede. Via deze samenwerkingsverbanden verveelvoudigen wij onze capaciteit om extreme armoede te bestrijden. Momenteel geven wij financiële steun aan een twaalftal organisaties. » De werkjes van de creatieve vrouwen van BeadforLife zijn echt schitterend. Ze maken met de hand parels van allerlei grootte op basis van gekleurd papier dat ze verven of vernissen met natuurlijke kleurstoffen alvorens ze te verwerken tot halssnoeren, tassen, armbanden of oorhangers. De creatie van deze parels die uitsluitend uit gerecycleerd papier bestaan, draagt bovendien zeer concreet bij tot de milieubescherming. De parelkunstenaressen knippen driehoeken uit bladzijden van kleurrijke magazines, oude kalenders, strooibiljetten, zelfs dozen van ontbijtgranen, rollen deze met de hand en lijmen ze tot parels die vervolgens worden verfraaid met ecologische en reukloze acrylvernis.
De commercialisering van de parels en juwelen die deze Oegandese vrouwen creëren, verloopt zeer origineel, zoals Jennifer Rowell-Gastard uitlegt: « Wij overhalen honderden vrouwen wereldwijd om gastvrouw te zijn voor ‘BeadParties’ (Parelparty’s) in hun huis of kantoor, of zelfs in hun kerk of club. Een BeadParty in huis halen, of parels leveren voor gemeenschapsevenementen is prettig en het is een gemakkelijke manier om armoede te helpen bestrijden. Wij maken het nog gemakkelijker met onze kleine gidsjes, met ons pedagogisch materiaal, en met de vrolijke parels die wij deze vriendelijke vrijwilligers wereldwijd als attentie schenken. »
De opbrengst van een van 10 US dollar dat BeadforLife verkoopt, wordt als volgt verdeeld: 17 • 1,10 dollar wordt gebruikt voor de financiering van de operaties in Oeganda • 2,00 dollar gaat rechtstreeks naar de ambachtsvrouw • 2 ,60 dollar wordt besteed aan de kosten voor commercialisering op de Noord-Amerikaanse markt (inclusief transport-, promotie- en andere kosten) • d e resterende 4,30 dollar wordt geïnvesteerd in ontwikkelingsprojecten voor de lokale gemeenschap in Oeganda. Iets minder dan 3/4 van de omzet die BeadforLife realiseert op verkopen in de Verenigde Staten, keert dus terug naar Oeganda. De balans van de acties die de organisatie BeadforLife tussen 2004 en 2009 heeft gevoerd, is indrukwekkend: 18 • Opleiding
voor meer dan 660 handwerksters voor de fabricage van papierparels • Begeleiding
bij de oprichting van meer dan 150 ambachtelijke microbedrijfjes door vrouwen die werden opgeleid tot parelkunstenares; deze hebben intussen op hun beurt bijna 1300 mensen in dienst • Steun
bij de bouw van meer dan 110 woningen voor de parelkunstenaressen en hun gezinnen • Oprichting
van een gemeenschapshuis en aanleg van twee waterputten • Lancering van een programma
voor beroepsopleiding voor verpauperde jongeren • Financiering
van scholingsseminaries voor de leerlingen van het beroepsonderwijs • Ontwikkeling van een subsidie-
programma ter ondersteuning van andere organisaties die de armoede bestrijden.
40
Het verhaal van Fatuma, een van de parelkunstenaressen van BeadforLife, opgetekend door journaliste Theresa Morrow van de Seattle Times19, illustreert hoe extreem hard het leven is voor vele Oegandese vrouwen, en hoe belangrijk organisaties zoals BeadforLife zijn. Dergelijke organisaties zijn de enige reddingsboei voor wie door iedereen verstoten wordt. Fatuma was 13 jaar toen ze werd ontvoerd door de rebellen van het Verzetsleger van de Heer, die haar dorp in het noorden van het land binnenvielen toen zij en de andere kinderen op school waren. « Zij vielen het dorp binnen toen wij in de klas zaten, om 10 uur ‘s morgens. Toen de bel klonk voor de pauze, merkte één van de schoolmeesters dat we omsingeld waren. » De rebellen lieten de jongste kinderen ongemoeid maar namen de oudere mee. Ook Fatuma die – uit schrik en omdat dit de enige kans was om te overleven – zo weinig mogelijk weerstand bood. « Vanaf dan ben je eigenlijk dood. Onteerd, gebrandmerkt. Je leven is niets meer waard. Velen zijn gedood. Al wie weerstand bood of probeerde te ontsnappen werd op een gruwelijke manier afgeslacht. » Fatuma verbleef twee jaar lang bij de rebellen, tot ze op zekere dag wist te ontsnappen: 15 jaar oud, zwanger van één van de vele rebellen die haar hadden verkracht. Haar familie dreigde haar baby te doden, en daarom vluchtte ze opnieuw. Nog later trouwde ze, maar haar echtgenoot stierf toen ze zwanger was. Ze bleef alleen achter, met vier kinderen. Fatuma werd opgevangen door BeadforLife. Ze leerde het vak van parelkunstenares en juweelontwerpster. Ze vond onderdak in het Friendship Village, een onthaaldorp dat wordt beheerd door BeadforLife en Habitat for Humanity, een andere ngo die zich toelegt op de bouw van woningen voor de armste bevolkingsgroepen in ontwikkelingslanden. Dankzij deze steun kon Fatuma een eigen huisje bouwen waar ze nu met haar gezin woont. Haar vier kinderen gaan naar school. BeadforLife is aangesloten bij de Fairtrade Federation.
Meer weten? www.beadforlife.fr
INITIATIEVEN VOOR DUURZAME HANDEL IN OEGANDA 41
INITIATIEVEN VOOR DUURZAME HANDEL IN OEGANDA De consumenten zijn sinds de VN-milieutop in Rio de Janeiro (de ‘Earth Summit’ van 1992) alsmaar gevoeliger geworden voor wat er op ecologisch vlak op het spel staat en voor de levensomstandigheden van de armste bevolkingsgroepen. Als antwoord op deze toenemende bewustwording volgen de initiatieven elkaar op om de consumenten van de 21e eeuw alternatieven uit duurzame handel aan te bieden die het leefmilieu en kwetsbare menselijke wezens maximaal respecteren. Door het woord ‘duurzaam’ te gebruiken leggen de initiatiefnemers van deze praktijken de klemtoon niet alleen op fatsoenlijke werkomstandigheden maar ook op de bescherming van de werknemers en op het feit dat dit handelsverkeer plaatsvindt met maximaal respect voor de natuurlijke rijkdommen en een bezorgdheid tot behoud en herstel van de grondstoffen. We spreken dus over duurzame handel indien dit handelsverkeer van goederen en diensten sociale, economische en ecologische voordelen genereert volgens de basisregels van de duurzame ontwikkeling: • • •
economische waardecreatie; vermindering van armoede en ongelijkheid; regeneratie van natuurlijke rijkdommen.
Deze principes zijn des te noodzakelijker omdat de ontwikkelingslanden de eerste slachtoffers zijn van de klimaatveranderingen en van de milieuaantasting. De droogte en overstromingen die ze veroorzaken, zijn rampzalig voor de boeren, nog altijd de meerderheid van de bevolking in deze landen. Om tegemoet te komen aan deze belangrijke uitdagingen hebben de overheid en organisaties in Oeganda zich maximaal ingezet op de ontwikkeling van biologische landbouw en duurzame handel. Zoals in vele landen in het zuiden wordt het concept van duurzame ontwikkeling in Oeganda minder begrepen als een morele verplichting of een schuld ten opzichte van toekomstige generaties maar als een spil voor de economische en sociale ontwikkeling van het land en van de hele regio. Concreet gaat het erom te onderzoeken in welke mate deze milieuactie een directe impact kan hebben op de economie van het land en op zijn sociale structuur. Deze bedenkingen scheppen een beter inzicht in de enorme inspanningen die de Oegandese overheid levert om in Oeganda een gecertificeerde keten voor biologische productie tot stand te brengen en te ondersteunen. Het land is overigens de koploper in Afrika in termen van de oppervlakte die bestemd is voor productie van dit type (296 000 hectare), vóór Tunesië (158 000 hectare), Ethiopië (140 000 hectare) en Tanzania (62 400 hectare)20. Ook de andere duurzame initiatieven die wij hebben waargenomen passen in deze logica van creatie van ontwikkeling en waarde. Het kan daarbij gaan om – zoals bij het bedrijf Fruits of the Nile – de conceptie en distributie van systemen voor het verwerken (drogen) van fruit met behulp van zonne-energie, of om – zoals bij Ndali Estate – de aanpassing van de verbouwde gewassen, in het kader van een bestudeerde mix van houtsoorten en planten die elkaar onderling kunnen verrijken. Elk van deze projecten beantwoordt aan de specificaties van duurzame ontwikkeling en bevordert een onmiddellijke verrijking van de producenten.
Meer weten? www.riaed.net
42
UGANDA ORGANIC CERTIFICATION LTD. UGOCERT Het plan om een Oegandees programma voor Biologische Certificering tot stand te brengen, ontstond in 1998 in het kader van de eerste, in Oeganda georganiseerde, internationale conferentie voor exploitanten van biologische landbouw. De oprichting van de NOGAMU (National Organic Agricultural Movement of Uganda) in 2001 werd gekenmerkt door een dynamiek voor de vereniging van alle betrokken partijen in de sector. Zo werd het mogelijk een nationaal certificeringprogramma te ontwikkelen dat werd geconcretiseerd met de definitie van nationale standaarden (Uganda Organic standards - UOS) en de oprichting van een agentschap dat zou instaan voor de certificering van Oegandese biologische producten. Zo ontstond UgoCert, het Oegandese Agentschap voor Biologische Certificering. In 2001 installeerde UgoCert op zijn beurt het Organic Standards Committee dat de opdracht kreeg de certificeringscriteria te definiëren. Een jaar later werd een certificeringsprogramma gelanceerd met advies van Grolink AB, een gespecialiseerde Zweedse organisatie, en met de financiële steun van het EPOPA-programma. UgoCert werd in 2004 erkend als certificeringsorganisme. Het maakt deel uit van de NOGAMU-groep die alle spelers in de Oegandese biologische keten verenigt: privébedrijven, consumentenorganisaties, ngo’s maar ook de Uganda Coffee Development Authority. De oprichting van UgoCert kwam tegemoet aan de intentie van deze spelers om een certificeringsagentschap te installeren dat in staat was alle diensten aan te bieden die de Oegandese operatoren van de biologische keten nodig hebben, en dat zich tegelijk ook geloofwaardig kon profileren tegenover de internationale kopers van diezelfde biologische keten. UgoCert heeft zich daarom tot hoofddoel gesteld « bij te dragen tot de ontwikkeling en de versterking van productiesystemen die geïntegreerd zijn in een duurzame omgeving (environmentally sustainable production systems) door standaarden en richtlijnen te ontwikkelen en door het vertrouwen in de biologische productie te bevorderen. UgoCert zal actief ijveren voor productiesystemen die geïntegreerd zijn in een duurzame omgeving, in Oeganda en in de rest van de wereld. »21 Tot slot kreeg UgoCert nog een reeks aanvullende opdrachten van de Oegandese overheid: informatie verstrekken aan de operatoren, vertegenwoordigen bij internationale instanties, deelnemen aan coöperatieprogramma’s en promotie van de nationale keten.
Meer weten? www.ugocert.org
43
KAWACOM Het bedrijf Kawacom, opgericht in 1996, heeft zich zeer snel geprofileerd als één van de belangrijkste exportbedrijven voor Oegandese robustakoffie. Het bedrijf heeft zich vanaf 1998 toegelegd op de internationale handel van biologische koffie, en was daarmee het eerste Oegandese exportbedrijf met specialisatie in Oegandese biokoffie. Kawacom heeft faam verworven door deel te nemen aan de hulpprogramma’s voor de conversie naar biologische teelt bij lokale koffieproductieketens, zoals in het district Bushenyi. Hiervoor werden partnerschappen aangegaan met Krav Control en AgroEco Conseil, twee oorspronkelijk Europese agentschappen die dit soort omschakelingen begeleiden. Een koffieteler uit de streek van Mount Elgon legt uit waarom hij heeft deelgenomen aan dit programma: « Een van mijn vrienden vertelde me over het bioproject en over Kawacom. Dankzij de hogere prijs kon ik mijn kinderen naar een betere school sturen. »22 Met de hulp van een adviseur van Kawacom begon hij de opleidingen van het programma te volgen en voerde hij de eerste aanpassingen door op zijn gronden. Zijn boerderij kan volgend jaar de biocertificering bemachtigen. Vandaag onderhouden meer dan 10.000 producenten contact met Kawacom om biologische koffie te produceren en te verkopen. Oeganda is nu de grootste producent van biokoffie in Subsaharaans Afrika.
Meer weten? www.kawacom.com www.forumducommerce.org
HET ‘BUKONZO ORGANICS’-LABEL Dit project van een consortium van ngo’s, gecoördineerd door de organisatie Kiima Foods, wil een label voor de biologische certificering van Oegandese koffie, fruit en vanille creëren en invoeren. Het zal ook de banden tussen verspreide landbouwers versterken en hen helpen hun producten te commercialiseren. Zes ngo’s, verenigd onder de naam Bukonzo Organics, ontwikkelen dit programma met opleidingen voor landbouwers en een reeks ondersteuningsacties voor kleine bedrijven. De bedrijven krijgen hulp om zich te verenigen in basiscoöperaties, interne controlesystemen (ICS) in de praktijk te brengen en zich te organiseren om lokale verwerkingsentiteiten te beheren. De meer specifieke doelstelling van dit project was een samenwerking op gang te brengen tussen de lokale ngo’s en deze op te leiden rond methodes om een ICS te installeren en op te volgen. Vandaag heeft Bukonzo Organics inspecteurs in dienst die instaan voor de controle en de opleiding van de boeren om de normen van hun interne controlesysteem na te leven. Hoewel ze worden gesubsidieerd door organisaties voor ontwikkelingshulp, is dit proces om een biologisch label te verwerven lang en duur. Er is echter belangrijke vooruitgang geboekt. De producenten moeten zich concentreren op de certificering van koffie en op de vorming van een coöperatie in hun eigen naam en niet langer onder de naam van Bukonzo Organics. Met de steun van de zes ngo’s die het project hebben gelanceerd, en van het Kabarole Research Centre in Kasese, ijveren de boeren die bij dit programma betrokken zijn, om te voldoen aan de certificeringsvoorwaarden (UGOCERTnorm) en om hun productiecapaciteit te verhogen.
44
NUCAFE, DE ALGEMENE COÖPÉRATIE Organisatie van de productieketens NUCAFE (National Union of Coffee Agribusinesses and Farm Enterprises) bestaat in feite al sinds 1995, maar heette tot 2003 UCFA (Uganda Coffee Farmers Association). De naamverandering kwam er om het strategische project dat de leden-producenten hadden ontwikkeld, kracht bij te zetten. NUCAFE telt 125 aangesloten verenigingen, verspreid over het hele grondgebied van Oeganda. Deze organisatie stelt zich tot doel «een duurzaam systeem te ontwikkelen dat georiënteerd is op de markten van verenigingen van koffieproducenten, en dat een stijging van de inkomsten van hun exploitaties bevordert». Deze logica past in het beleid van ondersteuning voor producenten die kwetsbaar zijn geworden door de crisis op de koffiemarkten en door de ziektes die de plantages vanaf het midden van de jaren 90 hebben geteisterd. Om deze uitdagingen te beantwoorden en om de koffieproductiesector te ondersteunen, ontwikkelt NUCAFE steunprogramma’s voor boeren en coöperaties. Het moedigt hen aan om te investeren en zich alle schakels in de koffieproductieketen eigen te maken, vanaf de teelt tot de commercialisering, met inbegrip van de transformatie- en verpakkingsprocedés. NUCAFE levert de producenten en de organisaties van producenten daartoe een pakket van diensten en materialen waarmee zij hun strategische positie in de globale koffievalorisatieketen (coffee value chain) kunnen verbeteren, hun marges kunnen verhogen en de activiteiten met hogere toegevoegde waarde kunnen beheersen. Sommige verenigingen die aangesloten zijn bij NUCAFE, bestaan zelf uit producentengroeperingen. Samen vertegenwoordigen al die verenigingen meer dan 100.000 gezinnen van producenten (of bijna 6 % van het totale aantal plantages in Oeganda). NUCAFE moedigt hen aan om zelf een greep te krijgen op het grootst mogelijke aantal functies binnen het productie- en globaal commercieel systeem in Oeganda, om op die manier een netwerk te vormen dat in staat is transversale projecten in deze sector te dragen, de verspreiding van nieuwe praktijken te garanderen, en via onderlinge steun investeringen en innovatie mogelijk te maken. NUCAFE ijvert vooral op het domein van de verbetering van de productiekwaliteit. De organisatie heeft nieuwe gamma’s van producten met hoge toegevoegde waarde ontwikkeld die ze voor rekening van de leden-producenten aan buitenlandse kopers aanbiedt.
45
Duurzame en eerlijke koffie De organisatie investeert sinds 2007 in de productie van gecertificeerd duurzame en eerlijke koffie, en dit met de hulp van westerse partners zoals Agricord, Agriterra, USAID en Oxfam International. In het kader van zijn Strategisch Plan 2008 – 2012 heeft NUCAFE zich met name tot doel gesteld om tijdens deze periode « de eerlijke handel te certificeren, UTZ Certified en biologisch, en 10 % van zijn aangesloten leden te controleren » en erop toe te zien « dat 70 % van zijn globaal systeem duurzaam mag worden beschouwd. » De certificering met UTZ Certified UTZ Certified is een wereldwijd certificeringprogramma – nadrukkelijk aanwezig in Oost-Afrika – dat ijvert « voor verantwoordelijke productie en aankoop van koffie » door « de garantie van sociale en milieukwaliteit in de koffieproductie » aan te bieden. Het UTZ Gedragscharter, beheerd door de UTZ Foundation (een onafhankelijke organisatie zonder winstoogmerk, gevestigd in Nederland en in Guatemala), dekt drie domeinen: goede praktijken in landbouw en handel, de maatschappelijke criteria ten opzichte van de conventies van de Internationale Arbeidsorganisatie, en de milieucriteria. Certificering: een moeilijk parcours De kwestie van de UTZ-certificering illustreert goed welke moeilijkheden de kleine bedrijfjes en de coöperaties van producenten ondervinden om in te stappen in programma’s voor duurzame certificering. Onderzoek in dit verband bevestigt inderdaad dat het meestal grotere exploitaties zijn, of bedrijven waarvan de managers al werden gesensibiliseerd voor certificeringsvraagstukken, die vandaag het best gewapend zijn om deze programma’s te integreren. Anders gezegd: zelden degene die het hard nodig hebben.
NUCAFE, de National Union of Coffee Agribusinesses and Farm Enterprises, is erin geslaagd een beheerssysteem te ontwikkelen waarmee deze hinderpalen overwonnen konden worden. Tijdens de Nationale Conventie van de Oegandese Boeren in 2008 maakte de organisatie een Oegandese primeur bekend: een aangesloten coöperatie, Kibinge Coffee Farmers Association, had als eerste de UTZ-certificering bemachtigd.
Meer weten? www.nucafe.org www.omdm.be www.fao.org www.utz-certified.org
46
Op dit niveau wordt het nut van een organisatie als NUCAFE het duidelijkst, door begeleiding te verlenen aan certificeringsprojecten voor relatief grote groepen van producentenverenigingen, met de steun van agentschappen voor de promotie en certificering van eerlijke, biologische en duurzame handel. De agentschappen zijn zich namelijk bewust van die situatie. Ze beseffen dat veel obstakels moeten worden opgeruimd om producentenorganisaties naar de certificering te loodsen: De kosten van de certificering: ze zijn grotendeels afhankelijk van het beoogde type certificering, maar in het algemeen verplicht de overstap naar gecertificeerde productie de producentenorganisatie tot relatief belangrijke kosten. Dat betreft zowel directe kosten (documentatie, onderzoek, certificering, verplichte investeringen, enz.) als indirecte kosten (tijd besteed aan opleiding, langere rentabiliteitstermijnen, conformiteit met de sociale en milieuwetgeving, enz.). Organisatorische veranderingen: in sommige opzichten vormt de verandering van gewoonten en methodes vaak een belangrijk obstakel voor de certificering. Zowel op het vlak van productie als op dat van commercialisering verplicht de certificering de producenten immers om nieuwe praktijken in te voeren waarvan de voordelen niet altijd meteen duidelijk worden ervaren. Opgeven van gemakkelijke oplossingen: om een certificering voor duurzame, verantwoordelijke of biologische productie te verkrijgen, moet men pesticiden en kunstmest (waarvan het gebruik overigens weinig verspreid is in Oeganda) vervangen door natuurlijke oplossingen die vaak meer inspanningen van de telers vragen of zelfs een aanpassing van de plantages eisen (bijvoorbeeld de aanplanting van gemengde soorten om de bodems op een natuurlijke manier te verrijken).
DUURZAME VISVANGST OP HET VICTORIAMEER Het Victoriameer is met een oppervlakte van 68.800 km² het tweede grootste zoetwatermeer ter wereld. Het ligt ingesloten tussen drie Oost-Afrikaanse landen: Tanzania (51 % van de kust), Oeganda (43 %) en Kenia (6 %). In Europa raakte het Victoriameer vooral bekend in 2005, toen in de bioscopen de documentaire film « De Nachtmerrie van Darwin » van Hubert Sauper liep. Deze film beschrijft de alarmerende toestand van de bevolkingsgroepen die rond het meer wonen en die alsmaar meer afhankelijk worden van een tegelijk kostbare en roofzuchtige inkomstenbron: de nijlbaars, een vis die bijzonder goed in de smaak valt bij de consumenten in de ontwikkelde landen. Die nijlbaarsvisvangst is tamelijk winstgevend: ze genereert meer dan 100 miljoen dollar aan inkomsten per jaar, en ze verschaft werk aan bijna 700.000 mensen. Deze economische activiteit genereert helaas echter ook tal van perverse neveneffecten op ecologisch vlak, vooral verbonden met overexploitatie van de voorraden en met de vastgestelde enorme verstoring van het evenwicht in de biodiversiteit van het meer en zijn oevers. De Katosi Women Fishing Group is een vrouwenorganisatie die aan het eind van de jaren 90 werd opgericht om verbetering te brengen in de levensomstandigheden van de vrouwen van Katosi, een dorp met een paar duizend inwoners op de oever van het Victoriameer. De vrouwen van deze organisatie vissen al decennia lang op het meer. De vis die ze vangen, is voor het merendeel bestemd voor export naar de rijke landen. De laatste jaren gaat het echter allemaal moeizamer: het visbestand krimpt en de markt evolueert slecht. De vrouwen van Katosi wilden daarom hun activiteiten diversifiëren door zich ook toe te leggen op de verwerking (het drogen) van vis en door samen te investeren in domeinen zoals veeteelt en handwerk. De vrouwen van Katosi ijveren dus om niet langer uitsluitend af te hangen van de vis.
47
Margaret Nakato is een van de drijvende krachten van de Katosi Women Fishing Group. Ze is ook vicevoorzitster van het World Forum of Fishermen. In die context ijveren zij en haar vriendinnen voor de toepassing van de regels van de eerlijke handel in de visserijsector, specifiek in Oeganda. Haar uitleg: « Wij moeten druk uitoefenen om betrokken te worden bij de beslissingen. Anders zijn al onze inspanningen tevergeefs. De prijzen moeten omhoog. De prijs van brandstof en de prijs van de visnetten stijgen, maar de prijs die de vissers krijgen voor hun vis, blijft gelijk. Dat is niet rendabel en het is gevaarlijk. De overbevissing van het meer heeft het visbestand al teruggedrongen. Om meer te verdienen gebruiken de vissers nu ook netten die zelfs de jonge visjes vangen. Zo raakt de voorraad uitgeput. Als er niet snel gereageerd wordt, is er binnenkort geen vis meer. De vissersgemeenschappen rond het meer moeten zich in een netwerk organiseren: niet alleen om hun levensvoorwaarden te verbeteren, maar ook om de visreserves te vrijwaren. We hebben nog geen geld om een dergelijk netwerk op te zetten, maar het is essentieel voor het overleven van de gemeenschappen. » De vrouwen van de Katosi Women Fishing Group leveren baanbrekend werk. Ze zijn gestart met het ontwikkelen van gezamenlijke projecten en acties om de problemen aan te pakken. De groep heeft toenadering gezocht bij financieringsorganismen om kredietplannen uit te werken om nieuwe activiteiten te starten en om steun te krijgen voor productiviteitsinvesteringen. En de groep heeft nog meer plannen: « Wij denken na over grote projecten voor de vrouwen van de streek, projecten die ook banen opleveren. We willen een boot met een koelruim kopen en in Katosi een verwerkingsfabriek bouwen, zodat we de vis zelf kunnen klaarmaken voor de export in plaats van hem onbewerkt te verkopen. (…) Met dit project zouden de vrouwen van de streek toegang krijgen tot de wereldhandel. Dat schept werkgelegenheid en komt tegemoet aan onze industrialiseringsbehoeften. De visverwerkingsfabrieken in Oeganda zijn vandaag voor het grootste gedeelte in handen van buitenlandse investeerders. »23 De vrouwen van Katosi ijveren voor eerlijke en duurzame visvangst op het Victoriameer. Ondanks de vele hinderpalen beginnen hun inspanningen vrucht af te werpen. Zo werd de vereniging Katosi door diverse internationale stichtingen (zoals de Fondation Charles Léopold Mayer en ADEPA, de West-Afrikaanse visserijorganisatie) gekozen om met de kustgemeenschappen van Tanzania te overleggen over het beheer van de visstand op het Victoriameer. Vertegenwoordigers van deze gemeenschappen moeten elkaar in Europa ontmoeten om tot een vergelijking te komen met de verbruikersverenigingen, het maatschappelijke middenveld en de distributieketens. Op die manier wil men de situatie doen evolueren en de visserij op het Victoriameer duurzaam maken.
Meer weten? www.altermondes.org www.icsf.net www.fph.ch
48
TREES FOR GLOBAL BENEFIT Trees for Global Benefit («Bomen voor wereldwijd voordeel») is een certificeringsproject van Plan Vivo dat in mei 2003 tot stand kwam met de steun van de landelijke gemeenschappen van het district Bushenyi in het zuidwesten van Oeganda. Het concept Plan Vivo werd in 1994 opgezet in de Mexicaanse regio Chiapas, in het kader van een internationaal onderzoeksprogramma, gestuurd door het Edinburgh Centre for Carbon Management en de Universiteit van Edinburgh, om een wereldwijd systeem voor beheer van de CO2-uitstoot door landelijke gemeenschappen te ontwerpen. Het project Trees for Global Benefit wil landelijke gemeenschappen originele middelen aanreiken om voordeel te halen uit hun omgeving en tegelijk de herbebossing van hun streek te bevorderen. Door de bevolking aan te sporen om boomkwekerijen met gemengde soorten aan te planten en te exploiteren, mikt het project op het terugdringen van de uitstoot van koolstofgassen door de gemeenschappen en door de landbouwuitbatingen, die meer dan 90 % van de gasuitstoot van het land veroorzaken. Het project Trees for Global Benefit past duidelijk in een benadering die rendabel wil zijn voor de gemeenschappen. De bevolking wordt niet alleen opgeleid in duurzame praktijken maar krijgt ook adviezen om dankzij de plaatselijke biodiversiteit de productie op een commerciële manier uit te baten. Het project Trees for Global Benefit wordt beheerd door het agentschap EcoTrust (Environment Conservation Trust Uganda), met de medewerking van het Edinburgh Centre for Carbon Management. Het geniet ook de steun van Rainforest Alliance, dat de evaluatie door derden voor zijn rekening neemt.
Meer weten? www.treesftf.org/projects/uganda.htm www.planvivo.com/fx.planvivo/scheme/uganda.aspx
49
KAMPALA JELLITONE SUPPLIERS Het gebruik van hout als brandstof draagt bij tot ontbossing. Overal ter wereld zoeken projecten alternatieve oplossingen die geschikt zijn voor de ontwikkelingslanden. Kampala Jellitone Suppliers won in 2009 de Ashden Price voor hernieuwbare energie. Dit systeem gebruikt afgedankte reststoffen uit de landbouw voor de productie van brandbare briketten op basis van zaagsel van gedroogd en samengeperst hout, pellen van aardnoten en reststoffen van de koffieteelt. De aldus geproduceerde brandstof vervangt hout en houtskool dat door een groot deel van de Oegandese bevolking wordt gebruikt.
50
De oplossing van Kampala Jellitone Suppliers is concreet en vrij gemakkelijk te realiseren. Ze oogst veel succes in Oeganda. Scholen, ziekenhuizen en fabrieken in het hele land kopen en verbruiken de briketten. De productie bedraagt momenteel ongeveer 130 ton per maand en de aankoopprijs is lager dan die van hout of houtskool (in verhouding tot de geproduceerde energie). Deze activiteit recycleert dus afval en heeft grote voordelen voor het milieu. Volgens onderzoek van de ingenieursfaculteit van de universiteit van Makarere helpt het systeem van Kampala Jellitone Suppliers om bijna 6,1 ton CO2 te besparen per geproduceerd ton briketten. Dat komt overeen met ongeveer 9.300 ton CO2 per jaar. Het door Kampala Jellitone Suppliers ontwikkelde fabricageproces voor brandbare briketten wordt ondersteund in het kader van diverse internationale projecten (waaronder één van de Deense overheid). Het belangrijkste voordeel is dat het past in de acties voor de verspreiding en de toepassing van duurzame brandstoftechnologie in een groot aantal Afrikaanse landen, vooral waar er geen gebrek is aan de grondstof.
Meer weten? www.ashdenawards.org/winners/ KJS09
ALGEMEEN BESLUIT Tientallen jaren oorlog en dictatuur hebben het productiesysteem en het evenwicht tussen de gemeenschappen van het einde van het koloniale tijdperk grotendeels verwoest. Oeganda keert nu terug naar de economische wereldorde en mikt daarbij op sectoren met een sterk groeipotentieel en op activiteiten met een grote economische en ecologische toegevoegde waarde. Deze initiatieven dragen bij tot de ontwikkeling van de rijkdom van het land, verhogen het onderwijsniveau van de bevolking en spannen zich in om de uitzonderlijke natuur van het land te vrijwaren. Ze bevestigen dan ook het streven van Oeganda naar eerlijke, duurzame en biologische handel en de ontwikkeling van regionale voorzieningen in deze verschillende domeinen. Op termijn zou deze investering vruchten moeten afwerpen. Laten we hopen dat Oeganda opnieuw de Parel van Afrika wordt.
51
BRON, REFERENTIES 1
Bron: Atlaseco 2009
2
Bron: African Economic Outlook
3
Bron: Oxfam-Wereldwinkels. Voor meer informatie: www.omdm.be/analyses
4
Bron: Geciteerd in CaféDirect PLC Annual Report 2007-2008
5 Bron:
Dee Axelrod , «Muslim, Jewish and Christian coffee farmers make mirembe kawomera—delicious peace», in Yes Magazine, 8 november 2005 - www.yesmagazine.org/issues/spiritual-uprising/java-justice
6 Bron:
FAO, geciteerd in «Le secteur du thé dans les relations commerciales UE-ACP», synthesenota Agritrade, april 2009.
7 Bron:
Interview met Silver Kasoro-Atwoki, met de medewerking van Fairtrade Foundation www.fairtrade.org.uk/producers/tea/mabale_growers_tea_factory/silver_kasoro_atwoki.aspx
8 Bron:
Jon Wills, « Ugandan Tea Grower On Fairtrade Mission », in Tea News Direct, 24 maart 2008 www.teanewsdirect.com/2008/03/ugandan-tea-grower-on-fairtrade-mission
9
Bron: www.cafedirect.co.uk/our_partners/africa/uganda/mpanga3
10
Bron: www.cafedirect.co.uk/our_partners/africa/uganda/igara2
11
Bron: www.fmfoods.co.uk/tw/ugandaprofile.htm
12
Bron: www.fmfoods.co.uk/tw/ugandaprofile.htm
13
Bron: http://lacurieusehistoiredumonde.centerblog.net/rub-la-planete-des-femmes-2.html
14 Bron:
Wambi Michael (IPS - Inter Press Service – Zuid-Afrika), «Des femmes manient les outils du commerce équitable pour combattre la pauvreté» - www.infosdelaplanete.org/4621/des-femmes-manient-les-outils-du-commerce-equitable-pour-combattre-la-pauvrete.html
15
Idem
16
Interview door het agentschap Piezo, 25 november 2009
17
Bron: http://vertes-et-mures.blogspot.com/2007/07/quid-du-commerce-quitable.html
18
Bron: www.beadforlife.fr en Evaluatierapport «2008 BeadforLife Evaluation Summary.pdf»
19
« Connected by a string of beads through the BeadforLife Program », in The Seattle Times, 7 december 2008. Lees ook op http://seattletimes.nwsource.com/html/travel/2008470060_trbeadforlife07.html
20
Bron: www.organic-market.info
21
Bron: www.ugocert.org
22 Bron:
Camilla Ohlsson en Alex Kasterine, Centre du commerce international, «Ouganda: Les agriculteurs bio séduisent l’Europe», www.forumducommerce.org/news/fullstory.php/aid/1071
23
Bron: www.icsf.net
52
Fotocredits Andy Carlton - Twin Ashden Awards BeadforLife Domenico Cafarchia Cafe Direct Cooperative Coffees Dave Clark - SmugMug Ethnic Supplies Fairtrade Wales FindTarget.com Gumutindo Luchetti Damiano Mirembe Kawomera One World Hull Organic Exchange PEPLA - Peer Education Program of Los Angeles Rhett A. Butler / mongabay.com Stefan Gara Thanksgiving Coffee UFL USADF UTZ Certified World of Good Inc
53
BTC - Belgisch ontwikkelingsagentschap TRADE FOR DEVELOPMENT centre HOOGSTRAAT 147 1000 BRUSSEL T +32 (0)2 505 19 35 www.btcctb.org www.befair.be 54